Werkdocument deelplan CO 2 -neutraliteit

Transcriptie

1 Werkdocument deelplan CO 2 -neutraliteit FACULTEIT INGENIEURSWETENSCHAPPEN EN ARCHITECTUUR EA15 Civiele Techniek Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning Onderzoeksgroep Milieu- en Ruimtebeheer Auteur: dr. ir. Tom Maes Doelstelling van het deelplan CO 2 -neutraliteit Elk bedrijventerrein in Vlaanderen waarvoor subsidies worden aangevraagd voor de (her)aanleg en waarbij nieuwe kavels worden aangelegd, dient de CO 2 -emissies op het terrein te beperken. Bij de subsidieaanvraag voor elk dergelijk bedrijventerrein dient de ontwikkelaar een deelplan CO 2 -neutraliteit bij te voegen. Dit plan dient de maatregelen te bevatten die de ontwikkelaar neemt om de CO 2 - emissiereductie van het terrein te waarborgen, inclusief de aanduiding van de (nieuwe) kavels waarop de verschillende maatregelen gelden en de implicaties van die maatregelen voor het inrichtings-, uitgifte- en terreinbeheerplan, met inbegrip van de hierop van toepassing zijnde clausules die de ontwikkelaar opneemt in de verkoopsovereenkomst of een andere overeenkomst om een kavel ter beschikking te stellen aan een onderneming. Elk zich nieuw te vestigen bedrijf dient CO 2 -neutraal te zijn, minstens in de zin van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen, i.e. minimum CO 2 - neutraal op gebied van het elektriciteitsverbruik door het verbruik van groene stroom en/of compensatie van de CO 2 -emissies. Naast deze kwantitatieve verplichting tot CO 2 -neutraal elektriciteitsverbruik, is het opportuun, zeker in het kader van de Europese doelstellingen en het aankomende Europese kader voor een koolstofarme en grondstofefficiënte samenleving voor 2050, verdere maatregelen ter bevordering CO 2 -emissiereductie te nemen, zoals bovendien kwalitatief opgenomen in de richtlijnen voor het inrichtingsplan, uitgifteplan en beheerplan in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen: in het inrichtingsplan: o de maatregelen leidende tot intensief en flexibel ruimtegebruik; o de landschappelijke inplanting van het bedrijventerrein in zijn landschappelijke omgeving onder meer op het gebied van het stratenpatroon, de groenaanplanting en de buffering; o de duurzame maatregelen onder andere met betrekking tot het gebruik van materialen, de bedrijfsprocessen en de mobiliteit (ecologie); o de veiligheidsmaatregelen met onder meer betrekking tot de vestiging van Sevesobedrijven, de brandveilige aanleg, de verkeersveiligheid en de preventie criminele activiteiten; o de beeldkwaliteit garanderende architectonische en stedenbouwkundige maatregelen. in het uitgifteplan o de bezwarende maatregelen met betrekking tot de kavels inzake een rationeel en zuinig ruimtegebruik; o de evaluatiecriteria van de kandidaat-kopers en Sevesobedrijven; o de stedenbouwkundige verplichtingen; o de aspecten van het (her)inrichtingsplan met weerslag op de uitgifte van de kavels. Dat de CO 2 -emissiereductie een bijzondere plaats bekleedt, blijkt bovendien uit het feit dat indien elementen uit het inrichtingsplan, het uitgifteplan of het beheerplan de oprichting van groene stroomproductie-installaties zouden hinderen, de aktes van terbeschikkingstelling hiervan mogen afwijken. Werkdocument deelplan CO 2-neutraliteit - 10/08/12 - p.1

2 Naarmate de uitstoot van broeikasgassen sterker gepenaliseerd wordt, zullen bedrijven de kwaliteit van het bedrijventerrein en de ruimere regio steeds sterker correleren aan de energieperformantie van elke bedrijfsruimte. Terreinontwikkelaars nemen vanouds een faciliterende rol op; dit is ook in deze context belangrijk, met name via het ter beschikking stellen van performante bedrijfsruimte, operationeel, concurrentieel én strategisch in pole position voor een koolstofarmere economie. Een bedrijventerrein bepaalt door zijn fysieke maar ook sociale context immers de kansen en barrières voor gevestigde bedrijven op vlak van een emissie-arme energievoorziening, op heden en in de toekomst. De voornaamste bijdrage die bedrijventerreinen kunnen leveren aan een CO 2 -armere werking van bedrijven is inderdaad de energievoorziening. In analogie met duurzame ontsluiting op vlak van mobiliteit, is ook de duurzame ontsluiting op vlak van energie vergroeid met de ruimtelijke ordening en op termijn bepalend voor het economisch groeipotentieel. De aanvoer van hernieuwbare energie (van op de site, vanuit de omgeving en via lange afstandsnetwerken) is een van de niches die het bedrijventerrein typeert. De bouwstenen voor een CO 2 -arme en duurzame energievoorziening zijn verspreid over de verschillende ontwikkelingsfasen van een bedrijventerrein, en kunnen ingedeeld worden onder vijf thema s: 1. Het formuleren van een evolutief ambitieniveau inzake CO 2 -emissies en het toetsen van de ontwikkeling van het terrein aan dat ambitieniveau in elke fase. 2. Het lokaliseren van activiteiten in correlatie met de hernieuwbare energetische draagkracht van de locatie. 3. Het voorzien van performante nutsvoorzieningen en een compatibele ruimte voor lokale productie, opslag en uitwisseling van energie. 4. Het reduceren van het energiegebruik en het voorkomen van CO 2 -emissies op bedrijfsniveau en in de realisatie van het bedrijventerrein. Integrale aanpak van een CO 2-arme energievoorziening op bedrijventerreinen 5. Het stimuleren en faciliteren van interbedrijfssamenwerking om optimalisatie van de energieen emissieperformantie mogelijk maken. Sectoroverkoepelende energie-efficiëntiemaatregelen in gebouwen, processen en inzake hernieuwbare energieproductie kunnen deel uitmaken van een verplicht maar evenzo stimulerend, ondersteunend en zelfs participerend terreinbeheer. Het technisch potentieel en het bereikbare dienstverleningsniveau via het koepelmanagement op het terrein worden geoptimaliseerd via de locatieselectie van nieuwe bedrijventerreinen, gevolgd door een slim (her)ontwerp en collectieve uitrusting van bestaande en nieuwe terreinen. Duurzaam en CO 2 -arm energiegebruik ontrolt zich als een fundamentele sturende ambitie in alle fasen van de ontwikkeling en herontwikkeling van bedrijventerreinen. Werkdocument deelplan CO 2-neutraliteit - 10/08/12 - p.2

3 Concept van de aanpak van de CO 2 -emissie op het bedrijventerrein Algemene aanpak CO 2 -neutraliteit op het bedrijventerrein De aanpak van de CO 2 -emissies op een bedrijventerreinen kan vormgegeven worden op basis van verschillende deelkeuzes. De voornaamste onder deze keuzes situeren zich in drie richtingen: 1. De definitie van het begrip CO 2 -neutraliteit in het kader van de duurzame aanleg en het duurzame beheer van het bedrijventerrein. 2. De opzet van de benadering van de bedrijven en de interbedrijfssamenwerking ter stimulering van de CO 2 -neutraliteit. 3. De wijze waarop het CO 2 -emissiemanagement op het bedrijventerrein en de strategievorming tot CO 2 -emissiereductie gevoerd wordt. Onderstaande figuur geeft deze keuzes schematisch weer. Werkdocument deelplan CO 2-neutraliteit - 10/08/12 - p.3

4 Werkdocument deelplan CO 2-neutraliteit - 10/08/12 - p.4

5 Vooreerst is de omschrijving van het begrip CO 2 -neutraliteit noodzakelijk ter toepassing voor en op bedrijventerreinen. Het gaat erom de emissiebronnen die vallen onder de CO 2 -neutraliteit te definiëren, via het aanwijzen van specifieke bronnen of via het aangeven van eerder gedefinieerde scopes van emissies - ISO of Bilan Carbone bijvoorbeeld. De toegelaten maatregelen om tegemoet te komen aan de CO 2 -neutraliteit dienen eveneens omschreven te worden: het effectief neutraliseren van CO 2 -emissies via interne maatregelen of compensatiemaatregelen, het reduceren van de CO 2 - emissies/het energiegebruik, of het analyseren (energie-inventaris / carbon footprint). Laatst dient de groep van bedrijven omschreven te worden die vallen onder de CO 2 -neutraliteitsregeling. Hierbij dient dan ook het aanvangsmoment van de CO 2 -neutraliteitsverplichting gedefinieerd te worden. Verschillende modaliteiten kunnen naast elkaar bestaan voor nieuwe en bestaande bedrijven, maar tevens afhankelijk van de emissiebronnen en de toegelaten maatregelen. Keuzes op deze vlakken hebben in se te maken met het vastleggen van een ambitieniveau voor het bedrijventerrein en de bedrijven. Hierin wordt voor onderhavig project een evenwicht gezocht zodat het ambitieniveau tegelijkertijd realistisch is, maar ook de mogelijkheid inhoudt om door te gaan op lange termijn. Vandaar dat een ambitieniveau in 2 fases is gedefinieerd. Ten eerste wordt er een ambitie voorop gesteld bij uitgifte van het terrein, bepaald door de ontwikkelaar doch uiteindelijke invulling door de zich te vestigen bedrijven. Het initiële ambitieniveau houdt in dat het terrein CO 2 -neutraal dient te zijn op gebied van elektriciteitsverbruik en dat rationeel energiegebruik (REG) en lokale hernieuwbare energieproductie zo ver mogelijk dienen doorgedreven te worden. Wat betreft de focus van emissiebronnen wordt aldus voorgesteld minimum de CO2-emissies door toedoen van het elektriciteitsen warmtegebruik te analyseren, alsook zoveel als mogelijk te reduceren. CO 2 -neutraal elektriciteitsverbruik is uiteraard verplicht. De andere emissiebronnen, van scope 1 of zelfs scope 3, kunnen al dan niet eveneens geïnventariseerd worden; de keuze ligt bij het bedrijf doch dit kan gestimuleerd worden door ernaar te informeren in de vestigingsaanvraag voor het bedrijventerrein en door te belonen. Het tweede ambitieniveau is gericht op de lange termijn. Hier ligt de ambitie van de ontwikkelaar op een 100% dekking van het energiegebruik door lokale hernieuwbare energieproductie. Bovendien wordt er blijvend gekeken naar potentiële REG-maatregelen en kan er tijdens de exploitatiefase bekeken worden of een uitbreiding van de scope naar scope 1 en scope 2 mogelijk is. Dit lange termijntraject wordt uiteraard in samenspraak met de gevestigde bedrijven doorlopen. De benadering van de bedrijven en de interbedrijfssamenwerking inzake de effectieve toepassing van de CO 2 -emissiereductie dient vervolgens vormgegeven te worden. Bedrijven en interbedrijfssamenwerking kunnen ondersteund worden, door informatievoorziening, door het aanleveren van de nodige instrumenten, door het aangeven van concrete maatregelen tot optimalisatie van de energie- en emissieperformantie, en door het verhogen van de rendabiliteit van energie- en emissiemaatregelen. Ondernemingen kunnen verder aangezet worden tot het nemen van energie- en emissiemaatregelen, door het opstellen van minimumeisen of door financieel of praktisch belonen. In samenhang met verplichte of beloonde uitvoering van maatregelen staat controle en handhaving. Controle kan gebeuren door de uitvoering van concrete maatregelen te verifiëren en door de energieinventaris of het CO 2 -emissieprofiel (carbon footprint) te verzoeken. Bedrijven zullen in onderhavig project inderdaad gesensibiliseerd, ondersteund én beloond worden inzake energie en emissies, alsook onderworpen worden aan basisverplichtingen. De gekozen aanpak werd gestructureerd in drie pakketten. Een basispakket bevat de maatregelen die de ontwikkelaar uitvoert ter ondersteuning van de bedrijven. Minimale eisen aan de bedrijven werden vastgelegd in een vestigingspakket. Een pluspakket is een optioneel pakket van meer ambitieuze duurzaamheidsdoelstellingen met product- en procesinnovaties en duurzaamheid op vlak van de bedrijfsinrichting. Des te meer maatregelen bedrijven doorvoeren, des te groter de korting op de Werkdocument deelplan CO 2-neutraliteit - 10/08/12 - p.5

6 kavelprijs wordt, tot maximum 15%. De controle/opvolging van alle maatregelen en het energie- /emissiebeheer ligt in handen van een energie-/emissiemanager. Basispakket Het basispakket omvat de maatregelen die de ontwikkelaar uitvoert ter ondersteuning van de bedrijven in het duurzame energiegebruik. Het bedrijventerrein wordt ingericht en aangelegd conform de kennis inzake het te verwachten energiegebruik en de mogelijke energieduurzame maatregelen op het terrein. De ontwikkelaar voorziet in de oprichting van een structuur die het nazorgmanagement (hierna parkmanagement genoemd) op zich neemt. De ontwikkelaar en het parkmanagement stellen expertise ter beschikking aan de zich te vestigen bedrijven op gebied van energiegebruik en besparing. Zij zijn ook verantwoordelijk voor de uitvoering van het vestigingspakket en de controle op de correcte toepassing van het pluspakket. Het uitvoeren van een energiescan door of in opdracht van de ontwikkelaar. De oprichting van een energiemanagementsysteem waarop het verbruik van alle energiedragers van elk gevestigd bedrijf (minimum elektriciteit en gas) kan gemeten worden, aangevuld met meters voor lokale energieproductie om de CO 2 -neutraliteitscontrole te ondersteunen. Dit systeem zal een basis bieden voor installatie van eventuele bijkomende (sub)metering dat het bedrijf zelf wenst te installeren. De ontwikkelaar werft actief subsidies voor eventuele ontwikkeling van energieprojecten op het terrein. Er wordt medewerking verleend bij de aanleg van eventuele energie-infrastructuur en het parkmanagement kan mogelijk een rol spelen bij het beheer en het onderhoud van dergelijke voorzieningen. In de uitgiftefase kunnen bedrijven met complementaire energieprofielen of potentieel collectief te voorziene energieprofielen bij elkaar gebracht worden in een workshop. Op deze wijze kan gedetecteerd worden welke bedrijven grotere kans hebben om samen te werken of een grotere bereidheid daartoe tonen. Dit kan de concrete uitgifte van kavels ondersteunen. De workshop kan geleid worden door ervaren energiemanagers. Een of meerdere kavels worden vrijgehouden voor collectieve projecten (dit hoeft niet enkel voor energiedoeleinden te zijn). Wanneer tijdens de uitgiftefase geen projecten naar voor komen kan er alsnog voor gekozen worden om de kavels uit te geven aan individuele bedrijven of men kiest ervoor om ze toch vrij te houden voor toekomstige projecten (bv. door wissel van bedrijven/activiteiten kunnen er alsnog opportuniteiten opduiken). Op het terrein worden stroken op de private kavels vrijgehouden om fysieke interconnecties voor interbedrijfssamenwerking mogelijk te maken. Indien er potentie bestaat tot het oprichten van een collectieve warmtevoorziening, zal de ontwikkelaar haar acquisitiebeleid mede richten op bedrijven die een grote hoeveelheid restwarmte kunnen leveren of gebruiken. De ontwikkelaar stelt een energie- en emissiemanager aan die de CO 2 -neutraliteit en energie-efficiëntie helpt ondersteunen en monitoren. Naast deze ondersteunende taken, zal er ook actief gezocht worden Werkdocument deelplan CO 2-neutraliteit - 10/08/12 - p.6

7 naar nieuwe opportuniteiten aan de hand van de verschillende rapporteringen en regelmatig overleg met alle stakeholders. Vestigingspakket In dit pakket worden minimale duurzaamheidseisen opgelegd aan de bedrijven waaraan zij zelf dienen te voldoen. Er wordt hier een onderscheid gemaakt tussen de uitgiftefase en de beheersfase. Uitgiftefase: Bedrijven dienen een energie-inventaris op te stellen waaruit de energiebehoeften en belangrijkste energiegebruiksposten en -stromen blijken. Verder dient deze energie-inventaris ook een beschrijving van het energiemanagementplan te bevatten. Gebouwen dienen aan strengere energieprestaties te voldoen: minimum E50 en K25 voor kantoren en bedrijfswoningen, minimum K35 voor bedrijfshallen, minimum E70 en K35 voor kleine kantoren tot 300 m³. De afdwingbaarheid van deze maatregelen wordt gegarandeerd door opname van een opschortende voorwaarde in het compromis voor het verlijden van de akte van terbeschikkingstelling van de kavel. Deze bepaalt dat de verkoop pas doorgaat na goedkeuring van volgende documenten: architectuurplan, plan van de installaties, energie-inventaris en incl. energiemanagementplan, voorlopig EPB-verslag. Verdere afdwingbaarheid wordt voorzien doordat de kopers een waarborg dienen te storten bij het verlijden van de akte. Na de bouwfase wordt de uitvoering van conform bovenstaande documenten gecontroleerd. Bij niet conformiteit zal een sanctie worden voorzien onder de vorm van het niet terugbetalen van de waarborg. Beheerfase CO 2 -neutraliteit voor elektriciteitsverbruik (én bij voorkomen van lokale elektriciteitsproductie door het gevestigde bedrijf of een derde partij in opdracht van het bedrijf) is verplicht, en kan behaald worden door het verbruik (de productie) van groene stroom of door de compensatie van CO2-emissies bij het gebruik van grijze stroom (en de productie van blauwe stroom). De productie van grijze stroom op het bedrijventerrein is niet toegelaten. Elk bedrijf zal minimum zijn verbruik van elektriciteit en gas laten bemeten, alsook van eventueel aanwezige lokale energieproductie. Op deze wijze kan een CO2-emissieprofiel van het bedrijventerrein opgemaakt worden, alsook de CO2-neutraliteit voor elektriciteit vlot gecontroleerd worden. De controle gebeurt verder via de contracten voor energielevering en eventuele andere bewijsdocumenten indien bedrijven alternatieve opties dan de aankoop van groene stroom hanteren om de CO2-neutraliteit te bereiken. Een reglement voor het rapporteren van de CO2-neutraliteit wordt toegevoegd aan de akte van terbeschikkingstelling. Dit reglement kan door veranderende reglementering op de energiemarkt of in samenspraak met de gevestigde bedrijven gewijzigd worden door de terreinbeheerder. Wanneer de subsidie (in de zin van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen en het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 houdende de uitwerking van CO2-neutraliteit op de bedrijventerreinen, gewijzigd bij ministerieel besluit van 5 juni 2009 tot wijziging van artikelen 5, 6, 8, 10 en 11 van het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 houdende de uitwerking van CO2-neutraliteitop de bedrijventerreinen) door Werkdocument deelplan CO 2-neutraliteit - 10/08/12 - p.7

8 schuld van een bedrijf niet toegekend of teruggevorderd wordt, dan zal de beheerder op zijn beurt dit bedrag op het in gebreke gebleven bedrijf verhalen. Bedrijven hebben inspraak in het parkmanagement zowel wat betreft de maatregelen opgenomen in het basispakket als de maatregelen in het vestigingspakket. Maatregelen kunnen extra door bedrijven zelf aangebracht worden in het vestigingspakket. Opname in het vestigingspakket kan wanneer een gekwalificeerde meerderheid van de bedrijven hiermee instemt, dit om potentieel freerider gedrag het hoofd te bieden. Pluspakket Het pluspakket is een optioneel pakket van meer ambitieuze duurzaamheidsdoelstelling met producten procesinnovaties en duurzaamheid op vlak van bedrijfsinrichting. Opnieuw wordt een onderscheid gemaakt tussen de uitgifte- en de beheersfase. Uitgiftefase Bedrijven die extra maatregelen nemen ter bevordering van de duurzaamheid dan de maatregelen opgenomen in het vestigingspakket, worden financieel beloond. Des te meer maatregelen bedrijven doorvoeren, des te groter de korting op de kavelprijs wordt, tot maximum 15%. Met volgende maatregelen kunnen punten worden verdiend die aanleiding geven tot de korting: Het maximale elektrisch verbruik van alle verlichtingstoestellen samen (incl. de hulpcomponenten zoals voorschakelapparatuur) die in een kantoorlokaal geplaatst zijn, moet beperkt worden tot maximaal 2 W/m²/100 lux (de referentie-oppervlakte heeft de grootte van de vloeroppervlakte geplaatst op 85 cm hoogte boven de vloer) (moeilijkheidsgraad laag). De toepassing van lage temperatuurverwarming (moeilijkheidsgraad laag tot gemiddeld). Een voldoende sterke uitvoering van het dak en eventueel de constructie van de gevels zodanig dat (latere) plaatsing van een zonne-installatie (elektrisch of thermisch) mogelijk is (moeilijkheidsgraad laag). Verdere verbetering van E-peil en het K-peil van de gebouwen (moeilijkheidsgraad laag tot gemiddeld). De uitvoering van REG-maatregelen (rationeel energiegebruik) met een IRR 10% (moeilijkheidsgraad laag). De uitvoering van REG-maatregelen (rationeel energiegebruik) met een IRR 5% (moeilijkheidsgraad gemiddeld). De dekking van het energiegebruik van de processen door lokale hernieuwbare energie of gebruik van restwarmte van buurbedrijven (moeilijkheidsgraad laag tot gemiddeld). De levering restwarmte aan een buurbedrijf (moeilijkheidsgraad hoog). Het evenwicht brengen van lokale hernieuwbare elektriciteitsproductie en het elektriciteitsverbruik op maandbasis (moeilijkheidsgraad hoog). Het in bezit zijn van een CO2-emissieprofiel van scope 1 en 2, alsook van een emissiemanagementplan en emissiereductieplan (moeilijkheidsgraad gemiddeld). Werkdocument deelplan CO 2-neutraliteit - 10/08/12 - p.8

9 Het in bezit zijn van een CO2-emissieprofiel van scope 1, 2 en 3 (scope 3 enkel deel aangekochte materialen), alsook van een emissiemanagementplan en emissiereductieplan (moeilijkheidsgraad gemiddeld). Het in bezit zijn van een CO2-emissieprofiel van scope 1, 2 en 3 (scope 3 enkel deel aangekochte materialen), alsook van een emissiemanagementplan en emissiereductieplan, plus de volledige CO2-neutraliteit van scope 1 en 2 (moeilijkheidsgraad hoog). De maximale korting die bereikbaar is met alle maatregelen met lage tot gemiddelde moeilijkheidsgraad bedraagt 5 tot 6,22% afhankelijk van de aanwezigheid van een kantoor en/of bedrijfswoning. Beheerfase Bedrijven die zelf voorzien in de CO 2 -neutraliteitseis worden beloond via een korting die zij ontvangen op de parkmanagementvergoeding. Bij niet-uitvoering van de aangegane engagementen uit het pluspakket, zullen Gold Standard emissiekredieten aangekocht worden ten belope van de extra uitstoot die deze niet-uitvoering met zich meebrengt. Deze kredieten zullen dan door het parkmanagement via de parkmanagementvergoeding doorgerekend worden aan het in gebreke gebleven bedrijf. Bijlage Emissiebronnen onder CO 2 -neutraliteit Het begrip CO 2 -neutraliteit slaat op een netto nuluitstoot van ofwel CO 2 in enge zin ofwel de voornaamste broeikasgassen (CO 2, CH 4, N 2 O, FK, PFK, SF 6 ) in ruime zin. Een cruciaal fundament voor de betekenis van dit begrip wordt echter gelegd door de grenzen die gesteld worden aan de inventarisatie van alle CO 2 /broeikasemissies, bepaald door zowel de grenzen van de organisatie (bv. inclusief alle entiteiten waarover operationele of financiële controle bestaat) als in de in rekening gebrachte emissiebronnen. Deze laatste worden in de internationale norm voor emissieprofielen - ISO onderverdeeld in verschillende zogenaamde scopes: Scope 1 (bronnen die in eigendom zijn of gecontroleerd worden door het bedrijf) emissies veroorzaakt door eigen productie van energie (warmte, koude, stoom, elektriciteit, perslucht, etc.), emissies veroorzaakt door fysische en chemische processen, emissies veroorzaakt door transport van materialen, producten, afval, personeel of klanten door eigen of gecontroleerde vervoersmodi, emissies veroorzaakt door lekken. Scope 2 (aangekochte utilities) alle emissie in scope 1, emissies veroorzaakt door de productie van aangekochte elektriciteit, warmte. Scope 3 (overige bronnen) alle emissies in scope 2, Werkdocument deelplan CO 2-neutraliteit - 10/08/12 - p.9

10 emissies veroorzaakt door ontginning en productie van aangekochte materialen en brandstoffen, emissies veroorzaakt door transportgerelateerde activiteiten, zoals van aangekochte materialen, brandstoffen, verkochte goederen of afval, personeelsvervoer, woon-werkverkeer, emissies gerelateerd aan de aankoop van utilities die niet tot scope 2 behoren, bijvoorbeeld ontginning, productie en transport van brandstoffen, transport- en distributienetverliezen gepaard gaande met het vervoer van de aangekochte elektriciteit, emissies veroorzaakt door geleasde activa, uitbestede activiteiten, emissies veroorzaakt door gebruik van verkochte producten en diensten, afvalbehandeling van de verkochte goederen, van het afval afkomstig uit het bedrijf, van het afval dat gepaard gaat met de productie van aangekochte goederen en brandstoffen. Het staat een bedrijf vrij de grenzen van het emissieprofiel te kiezen en hierover publieke verklaringen te maken. Het toont echter de noodzaak om dergelijke beweringen ook te baseren op standaarden, zowel voor de berekening als voor de communicatie, om niet onderbouwde beweringen te vermijden en misbruik tegen te gaan. De Britse norm PAS 2060 is bovendien de eerste norm dewelke een standaard stelt aan de uitspraken van CO 2 -neutraliteit. Deze norm stelt dat minstens alle emissies uit de ISO scope 1 en 2 meegenomen dienen te worden emissieprofiel, alsook alle emissies verbonden met aangekochte materialen (deel van scope 3), om tot erkende CO 2 -neutraliteit te komen. In het besluit voor de subsidiëring van bedrijventerreinen wordt onder CO 2 -neutraliteit echter enkel scope 2 verstaan - excl. scope 1 en enkel het elektriciteitsverbruik wordt bedoeld. Dit betekent dat de gevestigde bedrijven hiermee zich toch niet CO 2 -neutraal mogen noemen. Het betekent tegelijk dat nog vele emissiebronnen onaangeroerd blijven, en kosten en risico s voor de ondernemingen kunnen inhouden. Een uitbreiding van de focus van de emissie is zowel vanuit de problematiek van klimaatverandering alsook vanuit de kostenreductie en het risicobeheer in een onderneming een zeer interessante oefening. Werkdocument deelplan CO 2-neutraliteit - 10/08/12 - p.10