Wat is nu de relatie tussen deze thema's uit de casuïstiek en het begrip 'zelfregulering'? Laten we enkele mogelijkheden de revue passeren.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wat is nu de relatie tussen deze thema's uit de casuïstiek en het begrip 'zelfregulering'? Laten we enkele mogelijkheden de revue passeren."

Transcriptie

1 4. VERKENNING VAN PERSOON EN SITUATIE In het vorige hoofdstuk zijn we begonnen met het bestuderen van enkele cognitieve aspecten van zelfregulering. De nadruk lag op het streven van cliënten en maatschappelijk werkers om in hun gedrag bewust of onbewust te 'kiezen' voor doelen of referentiewaarden. In het nu volgende hoofdstuk wordt op deze cognitieve aspecten verder ingegaan. We gaan onderzoeken hoe de persoon en situatie van de cliënt wordt waargenomen en verklaard, wat betrokkenen daarin veranderd zouden willen zien en op welke manier de maatschappelijk werkers aan deze veranderingen een bijdrage proberen te leveren. Deze verkenning van persoon en situatie komt als een tweede kernthema van de methodiek uit het onderzoek naar voren. Het is een aspect dat ook in vrijwel elke methodiektheorie als belangrijk aandachtspunt wordt beschreven. Dikwijls wordt het zelfs voorgesteld als een aparte fase in de hulpverlening (Donkers, 1998, 73). Het thema is een samenvoeging van twee taken, die uit de analyse van de casuïstiek naar voren komen: 'het functioneren van de persoon waarnemen en verklaren' en 'invloed van omgeving in verhouding tot eigen invloed in de situatie inschatten'. De eerste taak is: Het functioneren van de persoon waarnemen en verklaren. Volgens de meeste forumleden van de eerste vier casestudies is het aannemelijk, dat deze taak voldoet aan de vereisten van sensitiviteit, overeenstemming met de data, workability en relevantie voor het maatschappelijk werk. Enkele forumleden vulden 'weet niet' in. Dit gebeurde vooral bij de casus-tonny. Meestal betekende dit 'weet niet', dat zij het niet goed konden beargumenteren vanwege een tekort aan informatie vanuit de casus. Verder is er in de formulering van de taak in de loop van de casestudies een kleine wijziging aangebracht. Aanvankelijk luidde de taak 'Inzicht hebben in zichzelf'. 'Inzicht hebben' duidde echter vooral op het resultaat van de handeling, terwijl we de activiteiten van werker en cliënt in de taakformulering centraal wilden zetten. Vandaar de verandering. Ook in de daarop volgende vier casestudies komt deze taak helder uit de data naar voren. Bij elke casus is er ten tijde van de hulpverlening duidelijk sprake van een probleemveld bij de cliënten, worden er op dit punt door cliënt en werker verbeteringen geconstateerd en komt de werkwijze van de maatschappelijk werker helder naar voren. Bij casus-ans bleek op dit punt bij de intake geen duidelijk probleem te liggen. Later in de hulpverlening bleek dit echter wel het geval te zijn. De tweede taak is: Invloed van omgeving in verhouding tot eigen invloed in de situatie inschatten. Ook deze taak voldoet volgens de forumleden aan de vereisten van een adequate taakformulering. Voor het maatschappelijk werk, dat primair gericht is op het sociaal functioneren van het cliëntsysteem, wordt het gezien als een kenmerkende taakstelling. "Ik denk zelfs van levensbelang", zo zegt een forumlid. Bij casus-ans bleek hier aanvankelijk bij de intake geen duidelijk probleem te liggen. Later in de hulpverlening bleekt dit ook hier echter wel het geval te zijn. Wat is nu de relatie tussen deze thema's uit de casuïstiek en het begrip 'zelfregulering'? Laten we enkele mogelijkheden de revue passeren. Allereerst kan meer kennis en inzicht in persoon en situatie een doel van de hulpverlening zijn. Zo is de hulpvraag van Henk: 'Ik wil inzicht in waar mijn gokken mee te maken heeft; wat de reden is dat ik iedere keer weer bij die gokkast terecht kom". Henk stelt zich dus ten doel om meer inzicht te krijgen in de oorzaken van zijn gokgedrag. Verkenning van persoon en situatie kan in de hulpverlening verder nodig zijn voor het ontwikkelen van een adequate doelrichting in het handelen of ter toetsing van een eenmaal 'gekozen' doelrichting (zie hoofdstuk 3). Met name in sterk reflexieve situaties zoals in de hulpverlening, waarin men zo veel als zinvol is doelbewust wil handelen, is een dergelijke analyse vóóraf en tijdens het hulpverleningsproces onmisbaar. De noodzaak van persoon-en-situatie verkenning begint al bij het duidelijk krijgen van wat de hulpvraag van de cliënt is. Wat de hulpvraag is en wat de cliënt met de hulpverlening wil bereiken, ligt aan het begin van de hulpverlening vaak niet voor het oprapen. Bij zes van de acht cases blijkt de precieze hulpvraag van de cliënt aan het begin van het contact voor de maatschappelijk werker niet duidelijk te zijn. Pas na verdere analyse en gesprekken wordt de hulpvraag helder. Bij Maria, Tonny en Mieke is er sprake van min of meer gedwongen of van buitenaf (door kinderrechter, bedrijfsgeneeskundige dienst of hulpinstelling zelf) opgelegde hulpverlening. Deze cliënten hebben in eerste instantie geen hulpvraag. Pas in de loop van de gesprekken, na verdere analyse van de noodsituatie, komt die duidelijker naar voren. Bij Ans speelt als vraag dat ze van haar gespannenheid af wil komen, want die wordt alleen maar erger. Volgens de werker is dit een negatief geformuleerd doel. Wat Ans positief wil, wordt pas geleidelijkaan helder. Het kunnen formuleren van een positieve hulpvraag blijkt bij Ans direct samen te hangen met het kunnen verklaren van de probleemsituatie. Ans zegt: "Toen ik door de huisarts naar Marlène werd verwezen, had ik geen hulpvraag. Nee, want ik wist niet waarom ik dat 145

2 had. (..) Er gebeurde iets met me en ik had er geen greep op en ik wist toen eigenlijk niet hoe dat kwam" (170). Dat het eigenlijke probleem en de concrete hulpvraag van Gül pas in het derde gesprek duidelijk werd, heeft er volgens de hulpverlener mee te maken dat de cliënt zich bij de werker eerst veilig moet voelen en het gevoel moet hebben dat de werker haar en de situatie kan begrijpen. Afhankelijk van hoe men de situatie begrijpt, zal vervolgens de aard van de hulpvraag eruit zien. Zo is het eerste probleem van Inge gericht op de school waar ze werkt. Daar ervaart ze dat ze geen gehoor krijgt voor haar verdriet dat ze heeft vanwege het overlijden van haar beide ouders. De werker focust in eerste instantie, naar eigen zeggen, echter alle aandacht op de persoon van Inge zelf en niet op noodzakelijke veranderingen op de school. Achteraf concludeert de werker dat het belangrijk zou zijn geweest om de hulpvraag in het contact met Inge duidelijker dan zij heeft gedaan, vast te stellen en daarna nog eens uitdrukkelijk na te gaan of dit inderdaad ook de echte hulpvraag van Inge was. Twee cliënten stellen aan het begin van het hulpverleningscontact wel een duidelijke en expliciete hulpvraag. Astrid heeft een financieel probleem dat ze opgelost wil zien en Henk zit met een gokprobleem waar hij meer inzicht in wil krijgen. In deze situaties blijkt een analyse van persoon en situatie onder meer als functie te hebben om de in de hulpvraag reeds 'gekozen' doelrichting te toetsen. De doelrichting in het handelen wordt nu als gegeven beschouwd. Ter discussie staat de vraag of de doelrichting wel voldoende is overwogen en adequaat is afgestemd op het eigen functioneren als persoon en op de relatie tot de omgeving. En inderdaad blijkt na verdere verkenning en analyse van de situatie, dat er bij beide cliënten onderliggende immateriële problemen en hulpvragen naar boven komen. Analyse van persoon en situatie lijkt in het kader van zelfregulering echter niet alleen nodig te zijn ter ontwikkeling en toetsing van een doelrichting in het handelen, maar ook voor het realiseren van een eenmaal gekozen doelrichting. Het komt naar voren als een inherent aspect van elk doelgeoriënteerd handelen. Cliënten zijn niet alleen in reflexieve situaties, zoals tijdens gesprekken met de maatschappelijk werker, bezig met verklaringen zoeken voor de situatie; ook in het alledaagse handelen zijn mensen bewust en onbewust voortdurend bezig met waarom-vragen. Steeds zijn cliënten en maatschappelijk werkers bezig om gedragssituaties waarin ze verzeild geraakt zijn, uit te leggen en te verklaren. Hoe mensen gedragssituaties en gebeurtenissen uitleggen, is het onderzoeksobject van attributietheorieën. Volgens deze theorieën schrijven mensen gedragssituaties toe aan bepaalde factoren. Ze beoordelen de oorzaken van gebeurtenissen. Ze maken attributies. Allerlei verschillende hypothesen en modellen zijn hierbij in omloop (Stevens, 1996, 106). De attributies die mensen maken, hebben invloed op de doelen die zij zich bewust of onbewust stellen en op het realiseren van die doelen. Zo zal iemand die zijn prestatie toeschrijft aan zijn harde werken (een interne variabele factor), zich ook de volgende keer waarschijnlijk veel inspanning getroosten, terwijl iemand die zijn succes toeschrijft aan het aardig gevonden worden door een docent (externe attributie) zich de volgende keer mogelijk wat minder zal inspannen. Vanuit het soort attributie dat men maakt, worden referentiewaarden voor volgend gedrag opgesteld en wordt bepaald of men na mislukking al of niet door zal gaan met te proberen de gestelde doelrichting te realiseren. Aangetekend moet worden, dat men zich in het kader van zelfregulering ook te bewust kan zijn en dat men te veel bezig kan zijn met het zoeken naar verklaringen en het uitleggen van situaties. Zelfregulering omvat meer dan doelbewuste zelfsturing, zo zagen we in paragraaf 3.1 en zullen we nog zien in de paragrafen 5.2 en 6.1. In dit hoofdstuk gaan we ons afvragen, aan welke factoren in de persoon (4.1) en situatie (4.2) cliënten het gedrag van zichzelf en andere mensen toeschrijven en welke invloeden maatschappelijk werkers op dit attributieproces proberen uit te oefenen Persoonswaarneming Aan welke factoren in de persoon men iemands gedrag toeschrijft, hangt volgens moderne cognitieve theorieën samen met persoonsschema's van zichzelf en anderen die mensen hanteren. Volgens De Vries en Van der Pligt (1991, 159) ondersteunen onderzoeksgegevens de opvatting dat mensen er een impliciete persoonlijkheidstheorie op nahouden, zowel met betrekking tot zichzelf als tot anderen. Kenmerken van zichzelf of van anderen kan men daardoor zien als voorkomend in clusters of schema's. Als we een deel van het cluster bij iemand waarnemen, dan hebben we de neiging om de rest er maar aan toe te voegen. Zo kan een astrologische theorie al van alles over iemand beweren als men zijn geboortetijdstip kent of we menen al van alles over iemand te weten als we veronderstellen dat iemand extravert is. Op grond van een dergelijke theorie kan men belangrijke conclusies trekken uit een kleine hoeveelheid informatie. Deze theorieën worden 'impliciet' genoemd, omdat mensen zich van het gebruik ervan vaak niet bewust zijn. Vijf soorten kenmerken komen vooral uit factoranalytisch onderzoek steeds weer als belangrijke dimensies in persoonlijkheidstheorieën van mensen naar voren, aldus Peabody en Goldberg (1989): 1. surgency (bedeesd-doortastend) 146

3 2. agreeableness (koud-warm) 3. conscientiousness (nonchalant-zorgvuldig) 4. emotional stability (nerveus-ontspannen) 5. culture (onwetend-verstandig) De persoonsschema's zijn niet alleen een bruikbaar hulpmiddel bij het uitleggen van een gedragssituatie, ze kunnen ook leiden tot allerlei onjuiste conclusies met betrekking tot zichzelf of andere personen, d.w.z. tot persoonsvertekeningen (voor perceptuele fouten, zie 7.2). Persoonsvertekeningen komen ook in de casuïstiek naar voren. Toegepast op het waarnemen van het eigen persoonlijk functioneren van de cliënt zelf zien we twee soorten problemen optreden: - men is zich te weinig bewust van het intrapsychisch functioneren - men is zich te weinig bewust van het functioneren in situaties en verhoudingen - er is een gebrekkig sociaal-historisch inzicht in het persoonlijk functioneren. De eerste twee problemen verwijzen naar twee aspecten van de persoon: zijn intrapsychisch functioneren en zijn functioneren in situaties en verhoudingen. Deze twee aspecten zijn enigszins herkenbaar in het onderscheid tussen privaat en publiek zelfbewustzijn, een onderscheid dat we tegenkomen in cognitieve theorieën (zie Carver en Scheier, 1981, 8 en De Vries en Van der Pligt, 1991, 183). Bij privaat zelfbewustzijn is men zich bewust van wat er zich in de eigen persoon zelf afspeelt. 'Wat ervaar ik nu zelf?' of 'Wat wil ik eigenlijk zelf?' Mensen die hoog scoren in privaat zelfbewustzijn, blijken vooral bezig te zijn met hun eigen gedachten en gevoelens, behoeften en gedragsneigingen. Ze hebben de neiging om gedragssituaties vooral toe te schrijven aan intrapsychische factoren. Bij publiek zelfbewustzijn bekommert men zich meer om de manier waarop men bij andere mensen overkomt, welke indrukken men op anderen maakt. Men wil vooral een goede indruk maken - niet dom of inconsistent lijken - en daarom rapporteert men opinies die in de lijn liggen van zijn voorafgaande publieke handeling. Bewustwording van intrapsychisch functioneren Een zich te weinig bewust zijn van het intrapsychisch functioneren treffen we bij alle cliënten in het onderzoek aan. Zo is Astrid zich, volgens de budgethulpverlener (20), over het algemeen te weinig bewust van haar neiging tot zorgen en van haar negatief gevoel ten opzichte van het feit dat haar gehandicapte zoon levenslang van haar afhankelijk zal blijven. Mieke moet het verband leren zien tussen het inslikken van negatieve ervaringen en het zich vervolgens depressief voelen. Henk moet inzien wat er met hem gebeurt als hij gaat gokken en hoe dat bij hem van binnen werkt. Inge moet zich meer bewust worden van de eigen gevoelens van verdriet. Ans (13) voelt wel de lichamelijke symptomen waar ze last van heeft (bijvoorbeeld hyperventileren), maar denkt bij zichzelf: "Wat belachelijk. Stel je niet zo aan! Die lichamelijke klachten moeten weg". Ze onderneemt vervolgens actie om een symptoom te verminderen. Ze stelt zich ten doel om dat symptoom van haar ziekte te elimineren. Ze stelt zich niet ten doel om de ziekte zelf aan te pakken. Als het lichamelijk symptoom dan weggaat, neemt ze aan dat ze genezen is en kan ze de neiging krijgen om met de hulpverlening te stoppen. Als het symptoom niet weggaat, raakt ze ontmoedigd. In feite berust het probleem, aldus de werker, op een verkeerde diagnose van het eigen functioneren, een waarnemingsfout. Ans ziet niet dat bijvoorbeeld het proces van 'zich spaans benauwd voelen' op haar werk al lang bij haar aan de gang is en de gevolgen zich aan het opstapelen zijn, waardoor ze op een gegeven moment inderdaad begint te bibberen en de lichamelijke symptomen krijgt. Het probleem van Ans berust dus op een niet adequate afstemming van haar zelfinzicht op de innerlijke realiteit van haar persoonlijk functioneren. In hoofdstuk 6 zullen we uitvoerig ingaan op de normen die maatschappelijk werkers en cliënten aanleggen voor 'intern adequaat functioneren'. Een niet adequaat inzicht in de intrapsychische werkelijkheid blijkt in de casuïstiek samen te hangen met het gegeven dat veel cliënten hun aandacht te weinig focussen op het private 147

4 zelf op momenten dat dit eigenlijk wel nodig is. Zo constateert Inge, dat zij nogal eens de neiging heeft om 'spontaan als een flapuit' te reageren op andere mensen. Ze richt dan niet eerst de aandacht op haar private zelf om te controleren of ze wel echt zo wil handelen. Ze lijkt zich dan in eerste instantie meer te bekommeren om de indrukken die ze op anderen maakt of wil maken, voor haar publieke zelf. Dit geldt ook voor haar zorgzaam gedrag. Ze moet, volgens eigen zeggen (38), haar direct opwellend gevoel om iets voor een ander te doen en daarmee aardig door anderen gevonden te worden, even inslikken. Ze moet in zo'n situatie eerst de aandacht even richten op haar private zelf en nadenken: 'Wat wil ik eigenlijk?'. Verschillende maatschappelijk werkers wijzen er echter op, dat men ook te veel de aandacht kan richten op het private zelf. Zo veronderstelt de hulpverlener van Maria dat, als ze zich bewust zou worden van een mogelijk latent aanwezig schuldgevoel rond haar incestervaringen, dit haar proces van zelfhandhaving in de omgeving en haar handelingsbekwaamheid zou kunnen verstoren of afremmen. Schuldgevoelens moeten soms verdrongen zijn, omdat men anders niet meer kan handelen, zo veronderstelt de werker. De hulpverlener van Gül geeft aan, dat het voor de persoon van de cliënt verlichtend kan zijn, als ze soms de oplossing van het probleem aan de omgeving kan toeschrijven. Voor Gül is dat een meer gemakkelijke en minder bedreigende weg dan al de aandacht te focussen op haar private zelf. Zelfkennis wordt in de ogen van de hulpverleners bovendien niet alleen vergroot door alle aandacht te richten op het private zelf. Juist ook door de aandacht te richten op het eigen functioneren in situaties en verhoudingen kan de zelfkennis van de persoon worden vergroot, zo zullen we nog zien. De vraag wanneer men de aandacht focust op het private zelf en wanneer juist op het publieke zelf, herkennen we als een belangrijk thema in de zelfreguleringstheorie van Carver en Scheier (1981). In situaties waarin sprake is van zelfrapportage - denk bijvoorbeeld aan supervisie en intervisie -, blijken volgens hen veel fouten in die zelfrapportage gecorrigeerd te kunnen worden, als mensen wordt gevraagd op het moment van rapporteren de aandacht te focussen op hun private zelf in plaats van hun publieke zelf. Accent op het private zelf is volgens Carver en Scheier met name ook belangrijk bij mensen die vatbaar zijn voor suggestie, bij mensen die de neiging hebben gehoorzaam te zijn aan autoriteiten en bij hen die gemakkelijk aanwijzingen en instructies van anderen opvolgen of slechts via sociale vergelijking hun gedragsstandaarden bepalen. Op welk aspect van het zelf men zijn aandacht richt, hangt volgens de auteurs samen met de situatie waarin men zich bevindt. Als iemand bijvoorbeeld pijn heeft en hij concentreert zich op muziek - iets in de omgeving wat zijn aandacht trekt -, dan vermindert dit de gewaarwording van de pijn. De aandacht op het zelf concentreren wordt overigens niet altijd wenselijk gevonden. Volgens Claxton (1998, 174) hindert het zelfbewustzijn mensen om onbewust opgedane informatie waar te nemen. Naarmate mensen hun aandacht meer richten op hun zelfbewustzijn, naarmate zij minder in staat blijken te zijn om zich open te stellen voor de enorme hoeveelheid onderbewuste pre-conceptuele informatie waarvan het bewustzijn zich bedient. Gericht bewustzijn houdt volgens Claxton verband met de concentratie van een beperkt gebied van 'activiteit' in een kleiner deel van het geheugennetwerk. Het is in zijn ogen juist de zelfverleiding van de indirecte, ontspannen, geduldige en langzame geest, die het onderbewuste de kans geeft om een creatieve oplossing aan te dragen voor een probleem dat moet worden opgelost of opgehelderd (zie 6.1). Maar om welke aspecten gaat het nu precies bij het intrapsychisch functioneren en hoe belangrijk zijn die aspecten voor de methodiek van het maatschappelijk werk? In de casuïstiek komen twee verschillende aspecten van het intrapsychisch functioneren naar voren: psychologische en psychoanalytische. Als maatschappelijk werkers spreken van 'psychologische' aspecten, dan wijzen zij op gevoelens, emoties, gedachten, gedragingen, ontwikkelingen hierin en relaties hiertussen. In hoofdstuk 6 zal op de onderling samenhang tussen deze aspecten worden ingegaan. Bij het richten van de aandacht op psychologische aspecten spitst de discussie in de casuïstiek zich toe op de vraag naar de mate waarin psychologische aspecten nadruk moeten hebben in vergelijking met bijvoorbeeld sociologische aspecten. De ene werker legt duidelijk meer accent op psychologische aspecten dan de andere. Verschillende werkers vinden overigens dat men ook te veel de aandacht kan richten op psychologische aspecten; men spreekt dan van 'verpsychologiseren' van problemen. In de volgende 148

5 paragraaf gaan we op deze discussie verder in. Naast psychologische krijgen psychoanalytische aspecten, zoals onbewuste behoeften en verdedigingsmechanismen, bij enkele maatschappelijk werkers de aandacht. Er zijn ook maatschappelijk werkers die beweren, dat zij aan dit aspect van het intrapsychisch functioneren nauwelijks of geen aandacht hebben besteed. In paragraaf 6.1 zullen we verder ingaan op het belang van de psychoanalyse voor de praktijk van het maatschappelijk werk. Bewustwording van functioneren in situaties en verhoudingen Binnen de psychische werkelijkheid van de persoon wijzen maatschappelijk werkers in de casuïstiek op de relatie tot de externe realiteit. Het intern psychisch functioneren van de persoon omvat in hun ogen dus méér dan het intrapsychische als zodanig; het functioneren van mensen speelt zich af in een context van situaties en verhoudingen. Mensen ervaren zichzelf niet alleen als 'losstaande individuen', maar zien zichzelf functioneren in allerlei situaties en verhoudingen, nu en in het verleden. Deze opvatting over het zelf als een concreet zelf - een unieke constructie die te zien is als de vrucht van een samenspel tussen aanleg, milieu en socialisatie - sluit goed aan bij moderne opvattingen over het zelf, aldus Stevens (1996). Met name in de theorie van vrouwenhulpverlening wordt het zelf van mensen opgevat als een 'zelf-in-relaties'. "Hun basis-idee is dat het zelfgevoel van vrouwen wordt opgebouwd door een proces van aangaan en onderhouden van relaties en connecties. Dit in tegenstelling tot het traditionele beeld over het 'zelf', dat geïndividualiseerd is en zich zou ontwikkelen door loslaatprocessen", aldus Jean Baker Miller e.a. (1988, 7). Op deze gedachte, waarin de ervaring van de interne werkelijkheid in de persoon (de intrapsychische werkelijkheid) direct wordt gekoppeld aan de externe afstemming tussen persoon en omgeving, zullen we in dit boek nog vaker terugkomen. In hoofdstuk 7 zullen we bekijken welke normen maatschappelijk werkers aanleggen om de externe adequaatheid van ervaringen en gedragingen van cliënten te bepalen. Cliënten blijken zich, volgens werkers, vaak te weinig bewust van hoe ze als persoon in verschillende verhoudingen en situaties functioneren. Bij deze kennis van het zelf-inverhoudingen gaat het in de casuïstiek om sociaal-psychologische kennis en om historisch inzicht in het eigen functioneren als persoon. Zo is Astrid zich onvoldoende bewust van de invloeden die uitgaan van andere mensen op haar persoonlijk functioneren. Haar op sommige punten gebrekkige zelfkennis in haar relaties tot mannen hangt, volgens de werker (93), samen met onvoldoende inzicht in het feit dat ze door haar ex-man jarenlang werd onderdrukt. Gül is zich, volgens de werker (50), soms niet bewust van haar eigen persoonlijk functioneren en van wat dit te maken heeft met de verhoudingen waarbinnen ze zich bevindt. Ze ziet bijvoorbeeld niet de relatie tussen het op vakantie zijn in Turkije en het vanwege die 'vakantie-situatie' daar geen klachten hebben en het hier in Nederland zijn en weer wel klachten hebben. Maria is zich aanvankelijk weinig bewust van zichzelf in haar verhoudingen met andere mensen, bijvoorbeeld op het punt van kortstondige relaties, waaruit blijkt dat ze zich niet kan binden aan mensen. Ans verbaast zichzelf erover, dat ze zich op het werk zo druk maakt en dat ze thuis de boel zo goed aan anderen kan overlaten. De werker zegt: "Dat is voor haar een grote vraag. 'Ja, dat snap ik eigenlijk ook niet. Hoe kan ik nou zo in elkaar zitten hè'" (11). Zich onvoldoende bewust zijn van het zelf-in-relaties hangt samen met het gegeven dat cliënten vaak te weinig hun aandacht hier op richten. Zo is Astrid er zich niet van bewust, dat het feit dat zowel haar eerste als haar tweede echtgenoot een alcoholist is, ook iets van haar zelf zegt. De werker zegt (20): "Het is een stuk zelfkennis van: 'Als ik altijd alleen maar bezig ben met zorgen, zorgen, zorgen, en die ander alsmaar verwen, dan wordt zoiets alleen maar erger. Als ik veel duidelijker mijn grenzen stel en zeg van: 'dit wil ik 149

6 wel en dat wil ik niet en jij mag ook wel wat doen', dan krijg ik automatisch een hele andere relatie. Ze trok die alcoholisten als het ware aan, omdat ze zo'n behoefte had om te verzorgen. En zo iemand laat zich dat natuurlijk graag aandoen. En dan is ze getrouwd en dan komt ze tot de ontdekking dat het een alcoholist is". Astrid richt haar aandacht te weinig op de manier waarop ze bij mannen óverkomt en hoe zij zelf op mannen reageert. Nadruk op sociaal-psychologische aspecten betekent voor de hulpverlener van Henk (26), dat hij niet alleen moet ingaan op de vraag 'Wat betekent het voor je' en 'Hoe is jouw socialisatieproces verlopen', maar ook zijn aandacht moet vestigen op Henk z'n functioneren in rollen en posities (zie 6.3). Opvallend is, dat dezelfde cliënten die zich vaak te weinig bewust zijn van het eigen intrapsychisch functioneren, zich tegelijkertijd vaak ook te weinig bewust zijn van hun functioneren in situaties en verhoudingen. Kennelijk bestaat er in de casuïstiek een sterk verband tussen de beide soorten proble men. We kunnen ons afvragen, hoe dit sterke verband verklaard zou kunnen worden. De Vries en Van der Pligt (1991, 186) wijzen er op, dat mensen niet alleen belangrijke informatie over hun eigen functioneren krijgen vanuit hun eigen intern functioneren, maar ook vanuit hun extern functioneren in hun sociale interacties met anderen. Ook bij het vaststellen van een eigen standaard voor gedrag (zie hoofdstuk 3) spelen andere mensen, volgens de theorie van de sociale vergelijking, een belangrijke rol. Na vergelijking heeft men de neiging tot aanpassing van de door de groep bepaalde referentiewaarde. En zo blijkt, dat het zelf van mensen geen volledig geïndividualiseerd zelf is, maar een zelf-in-verhoudingen, een zelf dat voortdurend beïnvloed wordt door andere mensen en situaties. Sociaal-historisch inzicht in het eigen functioneren Naast aandacht voor sociaal-psychologische aspecten vinden maatschappelijk werkers ook een sociaal-historisch inzicht in het eigen functioneren als persoon in bepaalde mate belangrijk. De aandacht richten zij vooral op de 'historische aspecten van het huidige functioneren van cliënten'. Zo komt de verzorgende rol van Inge als oudste kind en dochter ten opzichte van haar moeder (verleden tijd) terug in haar verzorgende en helpende rol ten opzichte van haar collega's op school (tegenwoordige tijd). In beide situaties kwam ze en komt ze te weinig voor zichzelf op. En zo zegt de gezinsvoogd van Maria (11), dat Maria zal moeten leren praten over haar incestverleden om de verbindingen te ontdekken met haar huidige functioneren. Dit is met name belangrijk, nu Maria zelf moeder is geworden. Belangrijk is dat ze beseft wat ze aan haar eigen moeder heeft ervaren. Maria zal haar verleden moeten proberen te verwerken en dat verleden een plek in haar leven moeten geven. Deze en andere maatschappelijk werkers veronderstellen dus, dat het huidige functioneren van de cliënt begrijpelijker zal worden, als men teruggaat naar situaties en verhoudingen in het verleden. Inzicht beklijft alleen, als de cliënt aan den lijve gaat ervaren hoe bepaalde processen in het verleden gewerkt hebben, zo vindt de hulpverlener van Mieke. Maar teruggaan naar het verleden kan volgens maatschappelijk werkers ook negatieve kanten hebben. De hulpverlener van Mieke vindt teruggaan naar het verleden negatief, als mensen zich verschuilen achter het verworven inzicht in het verleden en hun eigen aandeel in de probleemsituatie van vroeger niet onder ogen zien. Inzicht hebben in hoe verleden en heden met elkaar samenhangen, is voor een verwerking van ervaringen uit het verleden, volgens de gezinsvoogd van Maria, ook niet voldoende. Voorwaarden voor verwerking is bijvoorbeeld ook, het regelen van zaken in de praktische en emotionele hier-en-nu zorg. Te veel ingaan op het problematisch verleden zal Maria juist belemmeren om zich in het dagelijkse leven staande te houden, zo redeneert de werker. "Als je de cliënt ondersteunt om zich in het dagelijks leven op dit moment staande te kunnen houden, dan is zij op een gegeven moment zelf in staat om de rommel vanuit het verleden op te ruimen, omdat ze dan een basis heeft. Zo verbeter je de voorwaarden waaronder de cliënt zelf hier aan kan gaan werken in plaats van te denken dat deze hulpverlening het eindstation is", aldus de 150

7 gezinsvoogd. Ondanks de zware incestproblematiek vanuit het verleden legt de werker bijgevolg nadruk op het functioneren in het hier-en-nu en komt deze nauwelijks aan de orde. In het forum bleef de vraag overeind of deze keuze van de werker nu wel of niet terecht was. Had de maatschappelijk werker toch niet meer psychodynamisch moeten werken? Had zij bijvoorbeeld toch niet in moeten gaan op de opmerking van de cliënt 'Ik hoop dat het geen meisje wordt'? Een forumlid merkte op, dat de hulpverlener vooral bezig is geweest met de praktische en emotionele hier-en-nu zorg. Aan inzicht krijgen in hoe heden en verleden met elkaar samenhangen, heeft ze te weinig aandacht besteed. Toch zou dit belangrijk zijn geweest om de cliënt meer therapierijp te maken, d.w.z. om eventueel de stap te kunnen maken naar de psychotherapie, aldus het forumlid. Maatschappelijk werkers vinden, dat men in het algemeen niet onnodig in het verleden van de persoon moet gaan zitten graven. Aandacht voor historische aspecten is nodig voorzover dat iets oplevert voor het huidige functioneren. Dit standpunt is reeds in de vroegste geschiedenis van maatschappelijk werk herkenbaar (Waaldijk, 1996, 77). Zo nam Robinson al in de jaren '20 van de psychoanalyse over, dat de actuele betekenis van de herinneringen aan het verleden en niet het verleden zelf geanalyseerd moest worden. Het verleden is op zichzelf als geheel van feiten en gebeurtenissen niet interessant; het krijgt slechts betekenis in het heden, aldus Robinson De wederkerige beïnvloeding van individu en omgeving Analyse van de probleemsituatie houdt volgens de gegevens uit de casuïstiek meer in dan het persoonlijk functioneren van mensen waarnemen en inschatten. Cliënten en maatschappelijk werkers beoordelen ook voortdurend de verhouding tussen de invloed van de omgeving en de eigen invloed in een situatie. In het kader van zelfregulering is het een belangrijk gegeven, dat mensen zichzelf en andere mensen begrijpen als maatschappelijke wezens die in hun handelen mede door invloeden van buitenaf worden bepaald, maar op hun beurt deze omgeving ook mee beïnvloeden. Het gaat hier om een inzicht in menselijke verhoudingen, een inzicht dat vanuit de casuïstiek gezien verder gaat dan kennis van iemands persoon of kennis van het interpsychisch functioneren van mensen. Uit de casuïstiek komt als beeld naar voren, dat een menselijke verhouding méér omvat dan een uitwisselingsproces op mentaal niveau. Een verhouding tussen mensen is niet alleen 'iets psychisch', maar is ingebed in een concrete situatie, bijvoorbeeld de woon-en leefsituatie van een gezin in een bepaalde buurt of de werksituatie van een bedrijf. Dat verhoudingen niet alleen gekenmerkt worden door een interpsychisch maar ook door een materieel aspect, wordt met name in maatschappijkritische theorieën benadrukt. Met de term 'sociaal functioneren' kan men kennelijk doelen zowel op intrapsychische, interpsychische als op materiële aspecten van het functioneren in verhoudingen. In hoofdstuk 7 komen we uitvoerig op dit onderwerp terug. Volgens de attributietheorie is de vraag belangrijk of mensen hun gedrag en dat van anderen veroorzaakt zien door zichzelf of door invloeden vanuit de omgeving. Ziet men zijn gedrag veroorzaakt door zichzelf, dan zal men bijvoorbeeld als doelrichting eerder kiezen voor verandering van het eigen gedrag, dan wanneer men het gedrag veroorzaakt ziet door de omgeving; in dit geval kan men de doelrichting eerder zoeken in verandering van de omstandigheden. Ook op sociaal cognitief gebied kunnen attributiefouten of storingen optreden. De problemen die de cliënten in het onderzoek hebben met het inschatten van de externe verhouding tussen individu en omgeving, blijken ondergebracht te kunnen worden in drie soorten: - zich onvoldoende bewust zijn van de eigen invloed van mensen in situaties - zich onvoldoende bewust zijn van de invloeden vanuit de omgeving - onvoldoende inzicht in de verhouding tussen individu en omgeving. Elk van deze drie aspecten gaan we in deze paragraaf bekijken. Bewustwording van eigen invloed Een eerste hoofdprobleem dat zich in elke casus helder aftekent, is dat cliënten zich in 151

8 bepaalde situaties weinig of niet bewust zijn van de eigen invloed van zichzelf en anderen in situaties. Zij achten de omgeving dermate bepalend dat er weinig of geen sprake is van een keuzesituatie: er valt in hun ogen überhaupt weinig te kiezen. Dit betekent dat zij handelingssituaties vooral toeschrijven aan externe factoren in plaats van aan interne factoren. Bovendien impliceert dit probleem, dat de factoren waaraan zij handelingssituaties toeschrijven, eerder stabiel dan instabiel worden geacht. Laten we deze beide mogelijkheden onder de loupe nemen. Allereerst komt in de casuïstiek naar voren het onderscheid tussen interne en externe verklaringen voor gedrag. Verschillende cliënten hebben de neiging om de probleemsituatie waarin ze verkeren, vooral toe te schrijven aan externe factoren; ze zijn zich bijgevolg te weinig bewust van de eigen invloed. Zo taxeert Maria haar probleem als een volledig door de omgeving bepaald probleem. Haar gezinsvoogd zegt (6): "Eigenlijk was voor haar het probleem dat ze onder toezicht stond. Dit probleem 'verklaarde' zij uit het gedrag van anderen: anderen hadden dit voor haar uitgemaakt. (..) De schuld voor de situatie waarin ze zat, legde ze eerder in de omgeving" (6). Uit deze woorden van de werker komt impliciet naar voren, dat het onder toezicht staan niet alleen verklaard zou moeten worden vanuit de omgeving, maar ook vanuit Maria zelf. Maria richt haar aandacht echter meer op de omgeving dan op zichzelf (34). Alles lijkt haar te overkómen. Ze kan er zelf weinig aan doen. Ze ziet zichzelf vrijwel volledig van buitenaf bepaald door de situatie. Ook Henk geeft aan, dat hij in het begin van de hulpverlening de verklaring voor zijn gokprobleem vooral in de omgeving legt. Henk zegt hierover onder meer: "Dus in het begin was ik me er ook niet van bewust, dat ik een aandeel had. Nee, want we waren aan het zoeken en de schuld liefst ergens anders op schuiven en niet op mezelf" (69). Het onderscheid tussen interne en externe attributies komt ook in attributietheorieën naar voren. Van belang is de vraag naar de plaats van de controle, de locus of control. Als mensen geen relatie zien tussen de uitkomst of opbrengst van het eigen gedrag en het eigen gedrag, dan is de 'locus of control' niet intern, maar extern. De uitkomsten worden dan veroorzaakt door externe omstandigheden, zoals kans, noodlot, taakmoeilijkheid, machtige anderen of maatschappelijke factoren. Ziet men een dergelijke relatie wel, dan zal er eerder sprake zijn van een interne attributie, zoals aan eigen bekwaamheid of inspanning. Maatschappelijk werkers vinden het belangrijk, dat cliënten zich in het algemeen meer bewust worden van de eigen invloed in situaties. Zo zegt de hulpverlener van Inge: "Tijdens het contact met mij heeft ze ontdekt, dat je de situatie wel degelijk kunt sturen" (5). En zo moet Mieke, aldus de hulpverlener (30), zich meer bewust worden van haar eigen aandeel in de probleemsituatie. De werker vestigt op dit eigen aandeel sterk de aandacht als reactie op Miekes neiging om haar eigen invloed te onderschatten en de omgeving als onveranderlijk voor te stellen. Omdat Mieke haar situatie als een moeilijk te veranderen situatie ervaart, heeft zij volgens de werker de neiging om soms in een slachtofferrol te gaan zitten (30). Interessant is hier dat de werker zegt, dat Mieke in een slachtofferrol gaat zitten; het is zowel een passief als een actief proces. Vanuit een systeemperspectief gezien, is Mieke slachtoffer; vanuit een actorperspectief gekeken, heeft ze daar zelf ook een inbreng in. Actor en systeem horen kennelijk bij elkaar. 'Zich bewust zijn van systeeminvloeden' mag, volgens de werker (30), niet inhouden dat de cliënt daarmee elke eigen invloedsmogelijkheid in de situatie ontkent en daarmee alle verantwoordelijkheid voor de situatie afschuift op bijvoorbeeld 'mannen die nu eenmaal zo zijn'. Hoe ernstig de vrouwenonderdrukking door mannen ook mag zijn, Mieke mag haar eigen aandeel in de situatie niet ontkennen en de situatie uitleggen als onveranderbaar. Ook bij andere maatschappelijk werkers zien we ditzelfde beeld. Men gaat er van uit, dat cliënten altijd een eigen invloed op de probleemsituatie hebben. Zo hanteert de bedrijfs- 152

9 maatschappelijk werker (16) als vooronderstelling, dat er in de maatschappij en in elk bedrijf onderdrukkende patronen voorkomen. Het onderdrukkende karakter ervan zal echter afnemen, als mensen zich hier voor openstellen, deze problemen bespreekbaar maken en er een positief beeld over het eigen functioneren op na houden. De werker wijst er tevens op (42), dat cliënten weliswaar sterk door hun omgeving worden bepaald, maar dat deze ervaring zelf tot het persoonlijke invloedsdomein van de cliënt behoort. De werker hanteert hier als vooronderstelling, dat de omstandigheden in de omgeving bepalen dat iemand de dingen in de omgeving niet meer aan kan, maar dat de persoon wel een grote invloed heeft om te veranderen hoe ze zich voelt. Op het niveau van de eigen ervaring kun je in ieder geval veel invloed hebben, aldus de werker. Ook de gezinsvoogd van Maria zegt ervan uit te gaan, dat Maria als incestslachtoffer geen volslagen willoos object van machtsuitoefening is, maar er ook zelf aan heeft meegewerkt of er baat bij heeft gehad. Ook naar de eigen invloed in die incestsituatie is de werker op zoek. Men kan zich hier natuurlijk de vraag stellen, in hoeverre het reëel en verantwoord is om ervan uit te gaan, dat cliënten altijd een eigen invloed op de situatie hebben, zoals in het geval van Maria waarin er volgens de werker toch sprake is van extreme dwang vanwege jarenlange incest van de vader. Kan men een dergelijke problematiek in de verhouding tussen kind en volwassene wel in handelingstheoretische termen beoordelen? Zonder de pretentie te hebben hier een afdoende antwoord op te kunnen geven, willen we wijzen op het gegeven, dat handelingen ('actions), volgens De Vries en Van der Pligt (1991, 113), intentionele gedragingen zijn, die per definitie een interne verklaring behoeven. In die zin gaat bijvoorbeeld de gezinsvoogd er terecht van uit, dat mensen in principe geen willoos object van machtsuitoefening zijn; er is altijd sprake van een zekere handelingsvrijheid (zie 7.1). Van belang is hier natuurlijk wel het onderscheid tussen proactieve en reactieve doelbepaling (zie 3.1): wendt men, bijvoorbeeld in het geval van incest, invloed aan om een tevoren bepaald doel na te streven of wendt men invloed aan als reactie op een ongewilde gebeurtenis. Naast het onderscheid tussen interne en externe attributies komt zowel in theorie als in de casuïstiek het onderscheid naar voren tussen stabiele en variabele attributies als verklaring voor een handelingssituatie. Of men een situatie toeschrijft aan stabiele of aan variabele factoren, blijkt van invloed te zijn op de doelen die men zich stelt. Zo blijkt uit onderzoek, aldus De Vries en Van der Pligt (1991, 118), dat, als mensen na een eerste psychologie-examen hun prestatie toeschreven aan stabiele (niet door hen zelf te manipuleren) oorzaken zoals hun vermogen en de gemakkelijkheid van het examen, ze voor een volgend tentamen slechtere resultaten behaalden dan mensen die minder stabiele oorzaken noemden, zoals de mate waarin ze het tentamen hadden voorbereid. Carver en Scheier wijzen er op (1996, 475), dat verschillende theoretici hebben beargumenteerd, dat het waarnemen van stabiele en permanente redenen voor slechte prestaties in het leven leidt tot depressie. De handelingssituatie toeschrijven aan onveranderlijke en zogenaamde 'natuurlijke' factoren hebben wij omschreven als naturaliserend denken. Naturaliserend denken betekent, dat men zichzelf geen invloed en keuzevrijheid toekent. Stabiele factoren waaraan men de situatie toeschrijft zijn bijvoorbeeld: natuurlijke factoren of structurele omstandigheden. Minder stabiele factoren in de situatie zijn bijvoorbeeld opvattingen of verwachtingen van mensen en toeval. Zo ziet Inge, volgens de werker (6), heel haar probleemsituatie op school aanvankelijk als een soort noodlot dat haar treft, als een situatie die niet te veranderen is. Ze schrijft haar probleemsituatie toe aan natuurlijke, onveranderlijke factoren. Bij Gül treffen we een voorbeeld aan van naturaliserend denken over cultuur, i.c. haar Turkse cultuur. Ze denkt 'Ik kan er toch niks aan doen. Ik zit in mijn positie (als weduwe, gd) vast. Dat is mijn lot' (31). Gül ziet 'cultuur' als iets in haar zelf, ze is er mee verstrengeld. De cultuur is iets dat haar van binnenuit als een soort 'natuurlijk iets' bepaalt. We zouden dit kunnen typeren als een vorm van naturaliserend denken over de eigen cultuur. Gül schrijft haar handelen als Turkse weduwe toe aan onveranderlijke culturele factoren die haar van binnenuit als een soort noodlot bepalen. De hulpverlener van Gül geeft aan, dat cultuur ook gezien kan worden als iets in de omgeving van de persoon, als iets dat ook losstaat van de persoon zelf (scheiding tussen persoon en culturele omgeving). Het kenmerk 'mijn Turkse 153

10 cultuur' trekt Gül echter helemaal door naar zichzelf en naar heel haar verhouding met mensen. Het is een generaliseren van één kenmerk naar de totale handelingssituatie. Gül ziet niet in, dat zij in het zich opstellen tegenover de cultuur een eigen persoonlijke keuze zou kunnen maken. 'Cultuur' wordt door haar dus niet opgevat als een activiteit van personen: het als persoon een eigen zingeving creëren. In het verlengde hiervan ligt dan ook het gegeven, dat Turkse mensen, aldus de maatschappelijk werker, de neiging hebben om bij moeilijkheden een oplossing voor hun problemen in hun omgeving te gaan halen (48). In de loop van de hulpverlening zien we bij Gül op dit punt een verandering: ze gaat meer inzien, dat ze zelf invloed kan uitoefenen op haar culturele omgeving (96). In het naturaliserend denken verschijnt de mens, volgens Freire, nog niet als subject. Men denkt als het ware in het natuurlijke waardensysteem van de mythologie. Er is sprake van een 'mythologisch' bewustzijn. Denk bijvoorbeeld aan de mythe van het moederschap. Vanuit een biologische verklaring noemt men het moederschap de natuurlijke bestemming van elke vrouw. 'Natuurlijke' factoren - ook 'objectieve' feiten kan men als natuurwetmatige factoren opvatten - worden dus gebruikt als een soort hogere macht die mensen dwingend zou voorschrijven wat hoort en wat niet hoort. Naturaliserend denken is in de optiek van de maatschappijkritische benadering een mechanistische manier van denken over menselijke, maatschappelijke verschijnselen. Het betekent maatschappelijke gebeurtenissen beschouwen als verschijnselen die hetzelfde soort wetmatigheden zouden kennen als natuurlijke verschijnselen. Sociologische, psychologische, technologische, politieke en economische verschijnselen in de maatschappij worden niet gezien als het product van individuele en collectieve menselijke arbeid, maar als een soort 'natuurkrachten' waar mensen weinig of geen invloed op kunnen uitoefenen en waaraan ze zich noodzakelijkerwijze maar zouden moeten aanpassen. Dit soort denken treffen we veelvuldig in de casuïstiek aan. De Vries (In: Nijenhuis, 1997, 85) brengt dit verschijnsel in verband met het feit, dat cliënten van het AMW voornamelijk uit de 'lagere' sociaal-economische klassen komen. Volgens de Vries hebben deze mensen een bepaalde cultuur van omgaan met proble men. In deze cultuur worden problemen o.a. gezien als veroorzaakt door factoren die buiten de cliënt liggen. Persoonlijke problemen behoren tot een morele categorie in plaats van tot een psychologische en worden ervaren als welhaast onveranderbaar, aldus de Vries. Maar naturaliserend denken treffen we in de ogen van Norbert Elias (1969) in alle sociale lagen aan. Elias heeft in zijn klassieke socio-historische analyse van het civilisatieproces laten zien, hoe de externe dwang van sociale regels wordt omgevormd in geïnternaliseerde normen en gedragsregels, die door alle leden van een gegeven maatschappij worden onderschreven. Normen die eerst extern worden afgedwongen, bijvoorbeeld tafelmanieren of patronen van bij elkaar slapen, worden geïnternaliseerd en verwerven daarmee de status van natuurlijk en schijnbaar onvermijdelijke voorschriften voor het gedrag van het individu. Ze worden geïnstitutionaliseerde manieren van denken als gegrondvest in de natuur. Dit soort sociale constructies van de realiteit vergemakkelijkt de stabiliteit van het sociaal systeem en voorziet de persoon van een gevoel van zekerheid over een geaccepteerd fundament van zijn eigen gedrag. Terwijl ze aan de ene kant de mogelijkheden tot zelfsturing beperken, bevorderen zij anderzijds juist ook weer deze mogelijkheden. Volgens Staub-Bernasconi (1994, 35 en 36) is naturaliserend denken uiteindelijk een vorm van machtsdenken die klasse - achterstelling en privilegiëring - en hiërarchie (macht) legitimeert. Naturaliserend denken zien we in de casuïstiek overigens niet alleen toegepast worden op situaties, maar ook op de persoon zelf. Sommige cliënten schrijven hun gedrag toe aan een bepaalde dwang van binnenuit, waar ze geen zeggenschap over hebben. Zo schrijft Inge de onveranderbaarheid van de situatie deels toe aan haar eigen persoon. Ze legt dat in de aard van het beestje. Inge ziet zichzelf namelijk niet zo als vragensteller, als prater of als iemand die alle dingen naar zich toetrekt (50). Ze ziet zichzelf als een gevoelsmens (44), als iemand die nooit of niet gauw boos wordt en niet 'zo eentje die van alles vertelt' (36). De ervaren dwang van binnenuit kan sterke vormen aannemen, zo zien we in het voorbeeld van Ans. De werker zegt: "Zij was onvermogend om dat werk goed te doen, maar dat lag niet aan haar, dat was haar overkomen (..) Een soort ziekte had ze. Iets natuurlijks wat ze gewoon niet kan, een soort onvermogen, niet kritisch in de zin van: 'Kennelijk doe ik iets verkeerds, waardoor het niet lukt" (135). Ans legt de oorzaak van haar problemen op het werk dus bij zichzelf, maar ziet niet dat ze hier een keus in heeft: het is meer een soort ziekte, een natuurlijk iets, wat ze heeft. Als persoon staat ze hier buiten. Daardoor wordt ze in haar gevoel door iets in haar zelf gemanipuleerd om zichzelf ten opzichte van de 154

11 buitenwereld te conformeren en als een workaholic te gedragen. Bij Henk functioneert een bepaalde voorspelling als een soort noodlot dat hem treft. Henk zegt: "Ik denk dat een heel belangrijk onderwerp is geweest waar wij over hebben gesproken, dat ik altijd heb gedacht dat ik nooit ouder zou worden dan 32. Dat heeft mij heel lang heel sterk beziggehouden. (..) Want dat was me voorspeld. Ik zou misschien in een rolstoel terecht komen" (70). De voorspelling van een 'waarzegger' functioneert in Henk als een niet-beïnvloedbare gedachte die bewaarheid zal gaan worden, een soort noodlot dat hem zal treffen. De onveranderbaarheid van de situatie toeschrijven aan innerlijke factoren, doen cliënten overigens niet alleen ten aanzien van de eigen persoon. Eenzelfde verklaringsgrond komen we ook tegen, als cliënten het gedrag van andere mensen beschrijven. Zo probeert Inge het gedrag van een vervelende collega waar ze mee moet samenwerken, te verklaren en zegt: "Dus het is de aard van het beestje. Maar jij moet ermee samenwerken. Ik heb er weinig invloed op" (44). Maatschappelijk werkers vinden het belangrijk, dat cliënten ervaren dat ze invloed kunnen uitoefenen op zichzelf en de wereld om hen heen. Deze beïnvloedingscapaciteit hangt echter mede af van hun beeld van veranderbaarheid van interne en externe factoren. Bij veranderbare interne attributies gaat het om niet-stabiele factoren in het individu zoals gevoelens, intenties, motivaties, opvattingen of inspanningen. Als een werkloze zijn werkloosheid bijvoorbeeld toeschrijft aan zijn geringe inspanning om een nieuwe baan te zoeken, is dat een voorbeeld van een interne, variabele attributie. Bij onveranderbare interne attributies gaat het om stabiele factoren in het individu 'buiten de persoon om', zoals hersenprocessen, hormonale gesteldheid, invloed van genen, lichamelijke ziektes, leeftijd, geslacht en min of meer vaste disposities, bijvoorbeeld een bepaalde bekwaamheid. Als bijvoorbeeld een werkloze zijn werkloosheid voornamelijk toeschrijft aan zijn eigen hoge leeftijd, dan is dit een voorbeeld van een interne, stabiele attributie. Dit toeschrijven aan onveranderbare factoren is in de ogen van de cognitieve benadering zeker niet altijd negatief. Door gedragsituaties te veel aan veranderlijke factoren toe te schrijven, kan men te veel verantwoordelijkheid op zijn schouders nemen, aldus Stevens (1996, 50). Zo geeft Toates aan (Stevens, 1996, 54), dat in het geval van verslaafd zijn aan alcohol of drugs men door uitdrukkelijk te accepteren dat men door een hogere macht wordt geleid en er geen invloed op kan uitoefenen, paradoxaal genoeg de weg naar zelfsturing opent. Pas als men erkent dat men geen macht heeft over de alcohol, pas dan kan het herstelproces beginnen. Naast een genetische aanleg wat betreft ontvankelijkheid voor de effecten van alcohol, is het immers een gegeven, dat het zenuwstelsel een herinnering aan drugseffecten vasthoudt en de druggebruiker motiveert om een soortgelijke toestand opnieuw na te streven. Men verwacht een betere toestand, die wordt bereikt als een resultaat van het gedrag. Deze verwachting zelf heeft bij mensen al invloed op hun gedrag ( Ik zal me minder angstig en lekkerder voelen"). Alleen de verwachting van een betere stemming kan iemands stemming al verbeteren, aldus Stevens (1996, 55). Een ander argument waarom het positief is als mensen hun gedrag toeschrijven aan onveranderlijke factoren in zichzelf, heeft te maken met de voorspelbaarheid van de taakprestatie. Als de oorzaak wordt gezien als stabiel - men schrijft zijn prestatie bijvoorbeeld toe aan zijn leeftijd of aan zijn bekwaamheid -, dan kunnen de resultaten van inspanningen in de toekomst duidelijk worden voorspeld en met een grote mate van zekerheid, aldus Carver en Scheier (1981). Het gedrag wordt dan gezien als voortkomend uit 'autonome', uit zichzelf werkzame krachten in het individu, die bijvoorbeeld niet zo afhankelijk zijn van de eigen inspanning. Wanneer oorzaken worden gezien als veranderbaar - men schrijft zijn prestatie bijvoorbeeld toe aan zijn inspanning of aan het toeval -, dan moet er meer twijfel zijn dat een eerste succes of mislukking zich zonder meer zal herhalen. Het gedrag wordt dan gezien als voortkomend uit variabele interne factoren, die niet uit zichzelf werkzaam zijn, maar die afhankelijk zijn van de motivatie en de inzet van de persoon zelf. Zich bewust zijn van de eigen invloed op de situatie, betekent niet de ontkenning van onveranderbare factoren in de omgeving. Voorzover de handelingssituatie moet worden toegeschreven aan onveranderbare factoren in de interne of externe omgeving, is het de opdracht van cliënten om deze stabiele factoren als een gegeven te aanvaarden, zo wordt in de casuïstiek verondersteld. 'Aanvaarden' betekent: de eigen invloedsmogelijkheid ten dele loslaten en tegelijkertijd de eigen invloedsmogelijkheid die wel aanwezig blijft, als zodanig ook erkennen, zich blijven verbinden met de situatie. 'Loslaten' betekent: een zekere scheiding aanbrengen tussen zichzelf als degene die handelt enerzijds en de stabiele omgeving 155

12 anderzijds. Het proces van 'loslaten en verbinden' zullen we in de casuïstiek vaker tegenkomen. Een bij uitstek stabiele factor is de dood. Zo heeft Inge veel verdriet over de dood van haar vader en moeder. Ze stelt vast (41) dat de situatie - de dood van haar moeder - onveranderbaar is en dat ze dus met die dood moet leren leven. 'Ermee leren leven' is kennelijk haar doel. 'Ermee leren leven' betekent hier: het natuurlijk feit als gegeven aanvaarden, 'het verwerken' als een eigen invloedsmogelijkheid erkennen en een zekere scheiding aanbrengen tussen zichzelf als actor en de externe natuurlijke omgeving in de vorm van moeders dood. Zich bewust zijn van de eigen invloed in de probleemsituatie betekent dus het kennen en aanvaarden van het feit dat er stabiele, onveranderlijke factoren in zichzelf en in de situatie zijn, zonder dat men zich hier geheel aan conformeert. Bewustwording van omgevingsinvloeden Tot nu toe komt als beeld naar voren, dat de cliënten in het onderzoek over het algemeen de neiging hebben om de eigen invloed in de situatie te onderschatten. Deze zelfde cliënten blijken echter de eigen invloed in verschillende situaties ook te overschatten en zich onvoldoende bewust te zijn van de invloed van allerlei factoren in de omgeving die hun handelen beïnvloeden en de probleemsituatie mee verklaren. De maatschappelijk werkers vinden, dat de cliënten zich van deze omgevingsinvloeden meer bewust moeten worden. Maar hoe is deze invloedsoverschatting naar beide richtingen tegelijk te verklaren? Nemen we Tonny, die zich niet alleen te weinig bewust is van haar eigen invloed in de probleemsituatie, maar ook van de invloed van de omgeving op haar probleem. De werker zegt: "Ze heeft nu zicht gekregen op het feit dat dat niet alleen aan haar lag, maar aan de context waarin zij werkzaam was. Tonny ziet inderdaad veel beter in, dat haar probleem ook met anderen te maken heeft (..)" (18). Of kijken we naar Maria (36), Inge (45) en Astrid (92), die aan de ene kant aangeven dat ze meer hun eigen invloed zijn gaan zien en tegelijkertijd aangeven dat ze ook het aandeel van de omgeving in hun probleemsituatie meer zijn gaan zien. De hulpverlener van Henk wijst op de directe relatie tussen het kunnen inschatten van de eigen invloed en die van de omgeving. Als iemand zijn eigen aandeel in de situatie niet goed kent, kan hij ook geen adequaat inzicht hebben in het aandeel van de omgeving, aldus de werker (9). Henk zelf geeft aan (69), dat men door zelfinzicht tegelijkertijd ook inzicht in de invloeden vanuit de omgeving verkrijgt. In het verhaal van Ans (174) valt op, dat zij op een gegeven moment de invloed van de omgeving reëler kan inschatten, omdat ze zichzelf beter kent. Ze weet nu dat het probleem - angst, opwinding etc - meer uit haarzelf voortkomt dan uit invloeden vanuit de omgeving. De invloed van de omgeving blijkt bij nadere analyse dus geringer te zijn dan zij aanvankelijk dacht. En daarmee is zij zich meer bewust geworden van de invloed van de omgeving in haar probleemsituatie. De hulpverlener van Inge vindt het belangrijk, dat Inge zich meer bewust wordt van de externe onderdrukkende invloeden, juist om minder 'naturaliserend' over zichzelf te gaan denken en dus meer invloed aan zichzelf toe te schrijven. De werker wil dat Inge meer invloed toeschrijft aan veranderlijke factoren in zichzelf en dat ze haar probleem minder ziet als een soort noodlot dat haar treft. Om die manier wil ze Inge helpen om uit haar slachtofferrol te komen. 'Zich bewust zijn van invloeden vanuit de omgeving' blijkt in de casuïstiek dus dikwijls een voorwaarde te zijn voor een 'zich bewust zijn van de eigen invloed in de situatie'. En omgekeerd: als men zich meer bewust is van de eigen invloed in de situatie, kan men ook beter de invloeden vanuit de omgeving inschatten. Dit interessante gegeven sluit bijvoorbeeld aan bij een sociaal-constructionistische visie (zie 2.2). Zichzelf definiren is ook de aard van de sociale realiteit definiëren. De persoon staat immers niet los van zijn context; het is een sociale constructie, aldus Stevens (1996, 245). Zich onvoldoende bewust zijn van omgevingsinvloeden kan voortkomen uit het feit dat men 156

13 de neiging heeft het eigen aandeel in de probleemsituatie te overschatten. Dit ten onrechte te veel invloed toeschrijven aan het eigen subjectieve aandeel, wordt hier omschreven als personaliserend denken. 'Personaliserend denken' betekent, dat de mens te veel wordt gereduceerd tot slechts een subjectief, zichzelf bepalend wezen. De mens wordt als persoon relatief te veel invloed toegeschreven. Als reactie hierop vestigen maatschappelijk werkers de aandacht op omgevingsinvloeden. Zo heeft Tonny de neiging de problemen op haar werk toe te schrijven aan haar eigen aandeel; zij kan het immers niet meer aan. Het is Tonny die iets mankeert, die ziek is. Mieke voelt zich dikwijls schuldig door hetgeen haar ex-man met de kinderen heeft gedaan en doordat ze daar pas zo laat is achtergekomen (2). Ze had iets van: 'Ik faal als moeder'. Ze heeft de neiging dat aandeel gevoelsmatig te overschatten. De budgethulpverlener vindt dat Astrid niet het onmogelijke van zichzelf moet vragen door de situatie te veel aan zichzelf toe te schrijven. Als je namelijk in een moeilijke situatie zit, moet je je eigen gedrag niet vergelijken met het gedrag van een ander, maar moet je ook de situaties bij die vergelijking betrekken, aldus de werker. Astrid moet volgens hem het verband leren zien tussen haar ervaring dat het moeilijk is (subjectieve factor, gd) en de feitelijke situatie waarin zij leeft die moeilijk is (objectieve factor, gd), zo geeft de werker aan (33). Uit het verhaal van Gül (98) blijkt, dat op het moment dat Gül haar problemen niet meer opvat als een natuurlijk iets - als een interne 'ziekte' in haar zelf -, maar als iets dat veranderbaar is, ze dan ook beter de invloeden van de omgeving op haar kan inschatten. Ze ontdekt dan onder meer als oorzaken van haar problemen: dat de buurt waarin ze woont, niet leuk is, dat mensen niet goed op haar problemen ingaan, dat ze Turkse mensen in de straat niet leuk vindt en dat ze daar niet echt contact mee heeft, dat haar maatschappelijke positie als weduwe in de Turkse cultuur erg veel gevolgen heeft, dat Turkse mensen onder elkaar roddelen en elkaar controleren in plaats van elkaar helpen. De hulpverlener van Ans wijst erop, dat het gewenst is de aandacht op de omgeving te focussen, met name als de cliënt in een kwetsbare positie zit, bijvoorbeeld als kind. Bij het bespreken van de rol van Ans als kind zegt de werker: "Meer de situatie stond dan centraal. Want als kind ergens een aandeel in hebben, dat vind ik dan ook heel moeilijk hoor. Wel als het kind ouder wordt, dan is het meer aanspreekbaar op het eigen aandeel" (136). Nu kunnen cliënten ook zichzelf in eerste instantie in een kwetsbare positie plaatsen. De hulpverlener van Gül vindt (48), dat hij zich in dat geval moet aanpassen aan de cliënt en samen met haar de aandacht moet richten op de invloed van de buitenwereld op de probleemsituatie, vooraleer de cliënt zelf de overstap kan maken naar het zien van haar eigen aandeel en het willen veranderen van de situatie. Het is belangrijk dat de werker het aandeel van de omgeving in de probleemsituatie benadrukt, opdat de cliënt - na erkenning van het leed dat hem door de situatie is aangedaan - zelf zijn eigen aandeel in de probleemsituatie kan erkennen en ermee aan de slag kan gaan. Het leed van de cliënt kan pas worden verwerkt, nadat het door de omgeving is erkend. Focus daarom met name in de beginfase van de hulpverlening op het aandeel van de omgeving en in een latere fase op het eigen aandeel van de cliënt, zo is de overweging van de maatschappelijk werker. De werker zegt: "Dat bespreken van het aandeel van de buitenwereld is voor de cliënt makkelijker. En dat geeft ook wat meer openingen. Praten over het eigen aandeel kan ook weerstand oproepen" (48). Aandacht focussen op de omgeving geeft, aldus de werker, openingen die nodig zijn om vertrouwen en een basisrelatie met de cliënt op te bouwen, zodat je in een latere fase van de hulpverlening over persoonlijke problemen met haar kunt praten. Ook bij andere hulpverleners - de cases Ans en Astrid - zien we, dat zij met name in de beginfase van de hulpverlening de aandacht focussen op omgevingsinvloeden en later, als de relatie tussen werker en cliënt wat meer vorm heeft gekregen, wat meer op het eigen 157

14 aandeel van de cliënt. In de ogen van de hulpverlener van Inge is het aandacht richten op omgevingsinvloeden een basisproces van de hele hulpverlening. Door niet alleen de aandacht te vestigen op de individuele kant van de problematiek maar ook op de maatschappelijke kant ervan, kan de werker, naar eigen zeggen (13), zich minder directief opstellen, spontaner zijn, opener zijn en zich minder gedwongen voelen om het probleem meteen op haar persoonlijk niveau op te gaan lossen. Volgens de werker vergroot deze focus op de omgeving de kans op het bereiken van de doelen van zelfregulatie (13). Ook de maatschappelijk werker van Mieke focust met haar systemische benadering sterk de aandacht op omgevingsinvloeden. De werker zegt: "Door het breder te maken en de rest van de omgeving erbij te halen, haal je er een stuk schuld af. Ik ga er dan vanuit dat er meerdere aandelen zitten bij meerdere mensen" (19). Samenvattend lijkt 'aandacht vestigen op omgevingsinvloeden' vanuit de casuïstiek met name geïndiceerd: als belangrijke rechten van personen in het geding zijn; als de werker een (extern) adequate diagnose wil stellen; als cliënten in een kwetsbare en afhankelijke positie zitten; als cliënten zelf voor een slachtofferpositie hebben gekozen; als cliënten eerst erkenning moeten krijgen voor het leed dat hen door de omgeving is aangedaan; als een cliënt zich té verantwoordelijk voelt voor de problemen van anderen; als een cliënt tijdens het handelen zichzelf of zijn doel steeds te veel in beeld heeft; als de werker een meer maatschappelijk bewustzijn wil bevorderen en als de werker een open en spontane relatie met cliënten wil opbouwen. 'De situatie ten onrechte te veel toeschrijven aan de eigen invloed' doen cliënten overigens niet alleen met betrekking tot zichzelf, maar ook met betrekking tot andere personen. Zo vindt de hulpverlener van Ans het belangrijk, dat Ans het gedrag van mensen met een machtspositie, bijvoorbeeld haar werkgever, niet zozeer verklaart vanuit persoonlijke aspecten (personaliserend). Ze moet dat gedrag meer verklaren vanuit de positie die de werkgever in het bedrijfssysteem inneemt en de belangen en (on)mogelijkheden die dat met zich meebrengt. Daarmee moet ze dit gedrag echter niet reduceren tot een systeemmechanisme en de eigen invloed van de werkgever in die positie ontkennen. Aanvankelijk 'verklaart' Ans het gedrag van haar baas echter uit het feit, dat hij 'een lul van een vent' is. Ze plaatst hem, aldus de werker, niet in een systeem en wijt zijn gedrag geheel aan 'zijn persoontje'. "Nu kan ze meer in een systeem denken, waar ze zelf onderdeel van is", aldus de werker (118). Deze vorm van omgevingsgericht denken past goed binnen de maatschappijkritische benadering. Hierin is immers belangrijk de bewustwording van systeemrestricties die de handelingsvrijheid van de cliënt beperken. Herdefiniëren van de probleemsituatie in de richting van structurele belemmeringen voor zelfsturing is daarom in deze theorieën belangrijk. Payne schrijft (1997, 225): "Het betekent cliënten helpen om de sociaal onderdrukkende structuren die achter hun persoonlijke problemen liggen te begrijpen. Een alternatieve sociale realiteit of definitie van het probleem wordt naar voren gehaald. Alternatieve gezichtspunten, die worden bekrachtigd tegenover onderdrukkende ideën, geeft de cliënt macht ('empower him/her') om situaties op nieuwe manier te zien". Nadruk wordt gelegd op materialistische verklaringen als middel om ideën van mensen te veranderen en in het verlengde daarvan in staat te zijn tot verandering. Want dit laatste is het doel van de maatschappijkritische benadering, aldus Payne. "Dit doel betreft het helpen van mensen om macht en controle over hun eigen leven te verkrijgen" (1997, 232). Voorwaarde hiervoor is echter, dat mensen eerst de institutionele, structurele en culturele levenssamenhang moeten kennen, alvorens zij hun handelen binnen een sociale context kunnen begrijpen en veranderen (Lenk, 1977, 166). In de maatschappijkritische benadering (zie 2.3) wordt het personaliseren van probleemsituaties in verband gebracht met machtsverhoudingen in de samenleving en hoe die zichzelf in stand houden; door maatschappelijke problemen aan individuele personen toe te schrijven worden ze gedepolitiseerd en daarmee ongevaarlijk voor het systeem. Cliënten kunnen dus 'onjuiste' opvattingen hebben over de manier waarop zij en andere mensen door hun maatschappelijke omgeving zijn beïnvloed. Dit thema is ook herkenbaar in cognitieve theorieën. Zo hebben mensen volgens attributietheorieën over het algemeen de neiging om situationele omstandigheden niet als 158

15 reden voor hun eigen gedrag op te geven. Daarom vraagt bewustwording van situatie-invloeden meer tijd en energie van iemand en is deze vatbaarder voor verstoringen dan het eenvoudig toeschrijven van de gedragssituatie aan personen (De Vries en Van der Pligt, 1991, 107). Eén van de mogelijke verklaringen dat mensen de neiging hebben om situationele omstandigheden niet als reden voor het eigen gedrag op te geven, is de behoefte om de situatie te beheersen en te controleren. Vanuit deze behoefte aan controle zullen ze het gedrag eerder toeschrijven aan factoren of oorzaken waarop zij enige invloed kunnen uitoefenen. Tal van studies bevestigen, volgens De Vries en Van der Pligt (1991, 385), dat mensen een sterke behoefte hebben aan controle over de situatie. Een gebrek aan beheersbaarheid, bijvoorbeeld van allerlei aspecten van de werkomgeving, blijkt een belangrijke bron van werkstress. Een gebrek aan controle op de werkplek leidt veelal tot negatieve emoties en aantasting van de gezondheid. We zien dit bijvoorbeeld bij Inge en Tonny. En zo heeft Walster, aldus Jaspers (1983), vastgesteld dat, naarmate de gevolgen van een (verkeers)ongeluk ernstiger zijn, de betrokken chauffeur door mensen als meer verantwoordelijk voor het ongeluk wordt gezien. Walster wijst erop dat mensen blijkbaar moeilijk het idee kunnen verdragen dat ernstige ongelukken het gevolg kunnen zijn van onvoorspelbare factoren. Dit impliceert namelijk dat men zelf ook het slachtoffer van een dergelijk ongeluk zou kunnen worden. Mensen maken als het ware dergelijke gebeurtenissen voorspelbaar en controleerbaar door er iemand veranwoordelijk voor te stellen, door bijvoorbeeld de oorzaken te leggen bij bepaalde eigenschappen of kenmerken van de betrokken personen. Lerner heeft, volgens Jaspers (1983), vastgesteld dat bij de beoordeling van ongelukken vaak wordt aangenomen dat het slachtoffer van een ongeluk zijn lot in zekere mate heeft verdiend. Het slachtoffer wordt min of meer zelf verantwoordelijk gesteld voor hetgeen hem is overkomen. Indien het slachtoffer duidelijk onschuldig is, worden vaak de persoonlijke kwaliteiten van het slachtoffer in negatieve richting vervormd (..) Lerner stelt dat dergelijke vertekeningen in causale attributies verklaard kunnen worden uit de behoefte van mensen de wereld als rechtvaardig te beschouwen, als een wereld waarin mensen 'krijgen wat ze verdienen en verdienen wat ze krijgen'. Dit is de 'belief in a just world' hypothese: goede mensen overkomen goede dingen; slechte mensen overkomen slechte dingen. Gebeurtenissen die hiermee in strijd zijn, vormen een bedreiging voor het gevoel van controle, aldus Jaspers (1983, 70). Mensen kunnen dus moeilijk het idee verdragen dat ongelukken, rampen en maatschappelijke structuren veel invloed op hen kunnen uitoefenen en dat zij hier zelf weinig invloed op hebben. We zien dit ook bij de slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen zelf. Men heeft de neiging de gebeurtenis nog eerder toe te schrijven aan zichzelf dan aan factoren waarover men geen controle heeft. Opmerkelijk zijn in dit verband bijvoorbeeld de schuldgevoelens en de zelfverwijten van veel slachtoffers. Dat mensen in het algemeen geneigd zijn om handelingssituaties eerder aan personen dan aan omstandigheden toe te schrijven, blijkt overigens nog sterker te gelden bij de verklaring van het gedrag van anderen dan bij het eigen gedrag. Maatschappelijk werkers zullen het binnen het hulpverleningscontact naar verwachting dus méér doen dan de cliënt zelf. Actoren zijn, aldus De Vries en Van der Pligt (1991, 107), immers geneigd hun eigen gedrag eerder toe te schrijven aan de omstandigheden waaronder het plaatsvindt, terwijl observatoren geneigd zijn ditzelfde gedrag toe te schrijven aan kenmerken van de persoon. Dit wordt het zelf-ander effect genoemd. Een mogelijke cognitieve verklaring hiervoor is, dat de actor en de waarnemer van elkaar verschillen in de hoeveelheid (achtergrond)informatie die zij hebben. Men weet immers meer over het eigen gedrag en hoe dit wordt beïnvloed door de situaties waarin men zich bevindt dan dat men weet over het gedrag van anderen. Uit onderzoek blijkt ook dat, naarmate men de ander beter kent, men meer situationele verklaringen gaat geven voor het gedrag van de betreffende persoon. Hier speelt ook mee de wens om bepaalde gedrag van zichzelf of een vriend te willen rechtvaardigen. Wil men cliënten helpen om bij andere personen meer situationele verklaringen te geven, dan zou men deze andere meer als persoon zelf tijdens z'n handelen in beeld moeten laten krijgen, bijv. doordat de cliënt zich probeert te verplaatsen in de situatie van die andere persoon. Op die manier kan men leren meer verschillende aspecten van de totale situatie waar te nemen. Als observatoren zich meer inleven in de actor, blijkt dit tot het gebruik van 'meer situationele verklaringen' te leiden, aldus De Vries en Van der Pligt (1991, 108). Van belang is ook hoe de waarnemer de actor als persoon waardeert. In goede vrienschapsrelaties zullen persoon en situaties attributies over en weer wellicht beter met elkaar in evenwicht zijn. Een belangrijke nuancering hierbij is echter, dat negatief gedrag van iemand die men mag, meer situationeel blijkt te worden verklaard dan het gedrag van iemand aan wie men een hekel heeft. De maatschappelijk werkers in het onderzoek zijn er over het algemeen niet op uit om de problemen van cliënten in hun sociaal functioneren te herleiden tot psychische of psychologische problemen. Kennelijk wil men het 'blame the victim' vermijden, d.w.z. men wil niet cliënten verantwoordelijk stellen voor probleemaspecten die een sociale of maatschappelijke oorsprong hebben. Aandacht voor het maatschappelijk karakter van persoonlijke problemen mag echter niet betekenen, dat de eigen invloedsfactoren worden ontkend of weggestopt. Om te spreken met de maatschappelijk werker van Mieke: Het is erg belangrijk dat Mieke 159

16 zich bewust wordt van systeeminvloeden, maar ze mag deze invloeden niet als excuus gaan gebruiken om niets aan de situatie te doen, op een manier van "Ik kan er niets aan doen, want mijn moeder deed altijd zo" (32). Denken in verhoudingen Vatten we de twee voorgaande subparagrafen samen, dan lijkt het er in de kern om te gaan, dat de maatschappelijk werkers in het onderzoek hun cliënten helpen om 'in verhoudingen' te denken: zich zowel bewust te zijn van de eigen invloed in de situatie als van de invloeden vanuit de omgeving. Het inschatten van elks invloed blijkt in verschillende cases als een rode lijn door de hele hulpverlening te lopen. Maar wat houdt dit 'denken in verhoudingen' dan precies in? Een eerste aspect dat in de casuïstiek naar voren komt, is dat 'denken in verhoudingen' betekent: vanuit twee polen kijken. Zo moet Inge, in de ogen van de hulpverlener, zowel oorzaken in zichzelf als in de omgeving zoeken. Ze moet bijvoorbeeld het weggepest worden van school niet alleen verklaren uit foutief gedrag van haar zelf, maar onder andere ook uit het onzorgvuldig gedrag van de directie. Maar 'denken in verhoudingen' betekent in de casuïstiek méér dan 'vanuit twee polen kijken'. Het betekent: denken in interacties tussen beide polen. Het gaat om inzicht in samenhangen tussen individu en omgeving. Zo moet Tonny in de ogen van de werker een relatie leren zien tussen de invloed die vanuit het bedrijf op haar wordt uitgeoefend en de invloed die van haar zelf uitgaat. Het probleem op haar werk heeft onder meer ook te maken met haar negatief zelfbeeld, voortkomend uit het feit dat ze jarenlang op dezelfde werkplek is blijven zitten en met het feit dat ze niet uitspreekt of vraagt hoe mensen over haar denken. Het is een samenspel van invloeden tussen haar en de omgeving. En zo vindt de hulpverlener het belangrijk, dat Gül zich bewust wordt van een mogelijk veroordelende externe instantie die ze in zichzelf heeft verinnerlijkt, een actief proces van de persoon zelf. Juist door het zien van de externe invloeden op de eigen persoon krijgt Gül ook meer inzicht in haar eigen persoonlijk functioneren. Ze moet leren inzien, dat sociale en maatschappelijke omstandigheden inwerken op haar lichamelijke gezondheid en haar psychisch welbevinden. 'Denken in interacties' betekent volgens de gezinsvoogd van Maria, dat de cliënt zichzelf nooit geheel passief ten opzichte van anderen opstelt. In een 'verhouding' is de cliënt nooit alleen maar passieve toeschouwer, maar zelf ook altijd op een of andere manier deelgenoot. De werker zegt: "Zij zag deze en andere problemen van haar in het begin niet in interactionele termen. Als bijvoorbeeld haar vriend anders dacht over opvoeding dan zijzelf en haar zus, dan vond ze hem een lul, want hij wilde gewoon niet naar hen luisteren. Later was het meer van: 'Hoe zullen we dat doen? Hoe denk jij er over? Hoe denk ik er over? En wat doen we nu?'. Ze is dus veel meer gaan luisteren en denken en niet steeds vanuit een standpunt de dingen bekijken. In die zin is ze veel interactioneler gaan denken: minder alleen vanuit zichzelf de dingen bekijken, maar meer samen tot een besluit komen. Op een gegeven moment kon ze bijvoorbeeld een relatie leggen tussen bepaalde uitspraken van mensen en haar verlegenheid. Ze ging dat probleem van haar meer in interactionele termen bekijken" (6). Bij denken in interacties worden interne en externe factoren kennelijk in hun relatieve effect op elkaar bekeken. Beide soorten factoren worden beschouwd als nauw met elkaar samenhangend. Dikwijls impliceert een externe attributie tevens een interne en omgekeerd. Als Astrid ingaat op de vraag waarom ze steun zoekt bij maatschappelijk werk, zegt ze "Ik was gewoon heel kwaad op hem, dat hij mij dat geflikt had" (85). Deze attributie is zowel extern 'mijn man heeft me dat geflikt' als intern: het impliceert een eigen activiteit van de persoon. Het gaat om de samenhang tussen ik en de ander. We kunnen hier spreken van interpersoonlijke attributies: het ligt aan ons beiden, aan onze omgang met elkaar. Dit soort attributies komen, aldus De Vries en Van der Pligt (1991, 121), meer voor bij tevreden dan bij ontevreden personen. 160

17 Het denken in interacties sluit aan bij de zienswijze van de systeembenadering. Systeemdenken betekent niet zozeer bezig zijn met losstaande feiten of handelingen, maar met contexten en soorten van contexten, waarbinnen gedrag van mensen begrijpelijk wordt. Dit soort denken veronderstelt, volgens Bateson (1984, 169), een nieuwe logische orde van leren. We moeten ons in zekere zin buiten het individu plaatsen en de zaak van twee kanten bekijken. Iemand kan zijn verhouding met een ander nooit alleen vanuit zichzelf kennen. Denken in verhoudingen maakt volgens Bateson altijd een dúbbele beschrijving noodzakelijk. Twee partijen in een verhouding kunnen we denken als twee ogen. Elk oog verschaft ons een monoculair (één-ogig) beeld van wat er gebeurt, terwijl de ogen samen een binoculair (twee-ogig) beeld met diepte erin tot stand brengen. Door te kijken vanuit beide ogen zien we dus een nieuwe dimensie in wat er gebeurt, namelijk diepte. Ditzelfde zien we gebeuren, als we kijken naar een verhouding tussen mensen. Elk individu in die verhouding verschaft ons een afzonderlijk beeld van die verhouding, terwijl de twee individuen samen ons een nieuwe dimensie openbaren, namelijk de sociale samenhang van beide beelden. Denken in verhoudingen betekent in de systeembenadering: cliënten ontschuldigen. Deze term komt ook veelvuldig terug in de casuïstiek. Door maatschappelijke beïnvloedingsfactoren te benadrukken ontschuldigen maatschappelijk werkers de cliënt en ook andere personen in de omgeving van de cliënt. Zo benadrukt de hulpverlener van Inge, dat haar moeder niet zo onrechtvaardig heeft gehandeld, omdat ze slecht was. Zij wijst er ook op, dat het niet Inges persoonlijke schuld is dat ze verwaarloosd is. Dit ont-schuldigingsproces zien we ook naar de directeur. Deze handelt niet vanuit persoonlijke rancune maar vanuit het belang in zijn positie binnen het schoolsysteem en als iemand die ook gebruik maakt van die machtspositie (10). Het is dan ook begrijpelijk dat de cliënt zelf concludeert: "Marlène (de maatschappelijk werker, gd) heeft me nooit persoonlijk de schuld gegeven van de probleemsituatie waarin ik zat" (56). 'Niet schuldigend werken' geldt overigens niet alleen in gevallen, dat de cliënt zich schuldig voelt. Ook als de cliënt zich niet schuldig voelt, zoals het geval is bij Tonny en Ans, vinden hulpverleners het belangrijk om niet-schuldigend te werken. Volgens de hulpverlener van Ans (135) kan er pas sprake zijn van een gevoel van schuld, als de cliënt ziet dat zij een keuze heeft en als ze dus niet naturaliserend denkt (zie 4.2). Zolang het 'workaholic zijn' voor Ans iets in haar natuur is, is het voor haar geen kwestie van kunnen kiezen en kan zij dus ook geen eigen aandeel in dat gedrag hebben en zich daarvoor verantwoordelijk voelen. Als de cliënt zich vervolgens meer bewust wordt van het eigen aandeel in de probleemsituatie, dan kan zich een schuldgevoel ontwikkelen, maar dat hoeft niet. Nog sterker: de werker vindt het 'denken in termen van schuld' niet wenselijk. De werker wil de cliënt geen schuldgevoelens aanpraten. In die zin werkt de maatschappelijk werker 'niet-schuldigend'. Als je iets niet lukt of als je, naar je zin, iets niet goed doet, dan hoef je je, volgens de werker, nog niet schuldig te voelen. Je kunt je eigen falen gewoon als een reëel gegeven onder ogen zien, het accepteren en het proberen te veranderen. Zo sterk hoef je jezelf dat niet aan te trekken, dat je er een schuldgevoel van krijgt. Een schuldgevoel is, volgens de werker, een overdreven reactie op eigen falen, waarbij men zichzelf te veel concentreert op het eigen aandeel in de situatie en de situatie te veel als een eigen keuze ziet. Het is een verantwoording op je hals halen die gewoon zinloos is. De zaken worden daardoor nog ingewikkelder gemaakt dan ze al zijn, omdat het gevoel iets in zich draagt dat niet reël is. De term 'ontschuldigen' vindt de maatschappelijk werker van Gül echter geen adequate term. Ontschuldigen is prima, zo stelt hij (49), als je de aandacht ook maar uitdrukkelijk op het eigen aandeel gericht houdt. De cliënt moet nooit helemaal ontschuldigd worden, want 'waarom heb jij juist die feiten gezocht en wat is jouw persoonlijk aandeel in die feiten waar jij slachtoffer van bent'? In plaats van de term 'ontschuldigen', zoals onder meer gebruikt in de systeembenadering, spreekt de maatschappelijk werker van Gül, maar ook de andere maatschappelijk werkers, in meer neutrale zin over 'niet schuldigen'. Dat is de norm waar de maatschappelijk werkers het met elkaar over eens zijn. Dit 'niet schuldigen' heeft dan betrekking op het denken in verhoudingen. Het is de ander ontschuldigen door het aandeel van de omgeving te erkennen, maar dan zonder de eigen invloed weg te poetsen. 161

18 In dit verband is interessant wat uit cognitieonderzoek naar 'self-blame' volgens Steinmetz (1990, 48) naar voren komt, namelijk dat het bij slachtoffers van geweld niet ongebruikelijk is dat zij een deel van de schuld bij zichzelf leggen. "Onderzoek naar dit 'normale' proces van de schuld geheel of gedeeltelijk bij zichzelf leggen, laat zien dat slachtoffers daar soms baat bij kunnen hebben. Janoff-Bulman (1979) laat voor slachtoffers van zwaar seksueel geweld zien dat schuld die geformuleerd wordt in termen van gedragingen, het slachtoffer het idee geeft dat toekomstig slachtofferschap te voorkómen is. Dit geldt niet voor slachtoffers die denken dat zij de 'verkrachting verdiend hebben'. Slachtoffers die de schuld in hun persoonlijkheid zoeken, profiteren niet van 'self-blame' aangezien de eigen persoonlijkheid niet eenvoudig te veranderen is". Met 'ontschuldigen' moet men kennelijk voorzichtig zijn; het lijkt adequater om te spreken van 'niet-schuldigen'. Janssen schrijft (1995, 28): "Verantwoordelijkheid houdt in dat je wellicht anders had kunnen handelen. Schuldig zijn aan iets houdt in, dat je anders had moeten handelen. Dat is een wereld van verschil". Met de herijking van de term 'ontschuldigen' in de richting van 'niet-schuldigen' kan indirect worden gewezen op een gevaar dat in het algemeen aan het systeemdenken kleeft, namelijk dat men het belang van de verhouding als zodanig (het systeem) stelt boven de rechten en plichten van het individu in dat geheel, te veel neutraal tussen de partijen probeert te gaan staan en de eigen verantwoordelijkheid van de persoon ontkent. In hoofdstuk 7 zal op deze discussie verder worden ingegaan. Maar 'denken in verhoudingen' gaat verder dan handelingssituaties verklaren in termen van wederkerige invloeden tussen individu en omgeving; het heeft ook te maken met het waarnemen en toekennen van patronen of structuren in die verhoudingen. Een patroon kan bijvoorbeeld duiden op een gemeenschappelijk kenmerk van mensen. Zo ontdekt Tonny (75) dat er 'meer mensen zijn met zulke problemen als zij heeft'. Een patroon in verhoudingen tussen mensen ontdekken betekent voor verschillende hulpverleners en cliënten ook: zien dat er tussen mensen sprake kan zijn van machtsverhoudingen. We zouden dit de politieke dimensie in de menselijke verhoudingen kunnen noemen (zie 7.2). Zo bevestigt Maria (36) dat ze meer 'in verhoudingen' is gaan denken en geeft aan, dat ze ontdekt heeft dat er in haar gezin sprake was van machtsverhoudingen. De bedrijfsmaatschappelijk werker (17) wijst op het patroon tussen mensen van de selffullfilling prophecy. Tonny veronderstelt namelijk dat haar chefs een negatief beeld van haar hebben en haar niet waarderen. Vervolgens gaat ze zich zó negatief gedragen, dat chefs inderdaad een negatief beeld van haar krijgen en geen waardering uitspreken. Wat Tonny veronderstelt, wordt dan ook bevestigd. "Als je heel minderwaardige gedachten hebt over je eigen aanwezigheid binnen een bepaalde werkplek, dan wordt dat alleen maar bevestigd en beaamd", aldus de werker. Opvallend bij zo'n zichzelf waarmakende voorspelling is, volgens haar, dat de betrokken persoon niet ziet dat zij het gedrag mede uitlokt. In dit voorbeeld van Tonny speelt mogelijk meer mee dan de maatschappelijk werker in de gaten heeft. Zichzelf bevestigende voorspellingen treden, volgens De Vries en Van der Pligt (1991, 87), alleen dan op als: 1) het doel van een contact, bijvoorbeeld de chef overtuigen van de eigen bekwaamheden, bij voorbaat al overeenstemt met de verwachte reactie van de chef (bijvoorbeeld afwijzend of overheersend gedrag) en 2) als het om een minder belangrijk doel gaat of als men niet over de geschikte middelen beschikt om het doel te bereiken; ook dan wordt de verwachting waargemaakt. De chef reageert op het ten opzichte van Tonny vertoonde gedrag en zal veelal corresponderend gedrag vertonen, bijvoorbeeld ook afwijzend of overheersend gedrag. Als het doel voor de persoon voldoende belangrijk is en deze meent over geschikte middelen te beschikken om het doel te bereiken, dan zal hij pogen door extra vriendelijkheid de ander tot vriendelijk gedrag te brengen; in dat geval probeert men de eigen verwachting te ontkennen of te vernietigen. Tonny vindt haar doel erg belangrijk, maar schat kennelijk in dat ze niet over geschikte middelen beschikt om de chefs tot vriendelijk gedrag te brengen. Bijgevolg gaat ze 'niet vriendelijk' gedrag vertonen. 'Denken in verhoudingen en patronen' zouden we tenslotte kunnen samenvatten als denken vanuit het geheel van persoon-en-situatie. Zo vindt de hulpverlener van Mieke (28), dat de hele persoon in het sociaal systeem in het centrum van de aandacht moet staan en pleit daarom (5) voor een combinatie van persoonsgericht en systeemgericht werken. Ze vergelijkt zich op dit punt met andere maatschappelijk werkers en zegt: "Ik wil de hele persoon in zijn systeem in de gaten houden. Want ook al werk je met de persoon alleen, 162

19 dan heb je nog te maken met de rest van het systeem. De hele persoon in zijn systemen, zijn context. En dat deden zij dus juist helemaal niet. Zij zien de persoon niet in zijn verhoudingen" (28). De schuldhulpverlener noemt het: "Meer denken in verhoudingen, de situatie er ook meer bij betrekken en niet alles op de persoon spelen" (33). Het veronderstelt, aldus de bedrijfsmaatschappelijk werker, dat men zichzelf als levend in verhoudingen ziet en inzicht heeft in 'het geheel van persoon en situatie'. Cliënten moeten leren hun handelen niet alleen te verklaren vanuit persoonlijke eigenschappen of vanuit natuurlijke wetmatigheden, maar dit handelen in een sociaal systeem te plaatsen, waar de actor zelf ook een onderdeel van is. Het gaat maatschappelijk werkers om inzicht in de wisselwerking tussen degene die handelt en het systeem (intern en extern systeem). Theoretisch gezien worden hier verschillende theorieën door elkaar gehutseld. Een onoverzichtelijke mengelmoes en wirwar van inzichten in persoon en situatie, die in een bepaalde samenhang moeten worden geplaatst. In het handelingsconcept van de maatschappelijk werkers lijken tegenstellingen tussen actortheorie n en systeemtheorieën te moeten worden 'opgeheven' om juist de wisselwerking tussen beide te kunnen onderzoeken. Juist in de combinatie van actorbenadering en systeembenadering lijkt de kern van het handelingsmodel van maatschappelijk werk te liggen Conclusies Aan het einde van het vorige hoofdstuk concludeerden we, dat zelfregulering primair moet worden opgevat als een 'doelgeoriënteerd handelen-in-verhoudingen'. Door het op deze manier te definiëren, kon het begrip aansluiten bij de casuïstiek. Aangegeven werd, dat het niet alleen ging om de formele voorwaarde, dat de cliënt 'het zelf op een bepaalde manier moest doen', maar ook en vooral om de inhoudelijke voorwaarde, dat het 'zelf doen' gebaseerd en gericht moest zijn op een adequate interne afstemming in de persoon en op een adequate externe afstemming tussen individu en omgeving. Als cognitieve kern van zelfregulering werd genoemd: een (intern en extern) adequate doelrichting waarnemen of een dergelijke doelrichting zelf bepalen op grond van een reële inschatting van persoon-en-situatie. Actor- en systeemperspectieven bleken op deze manier door elkaar heen te gaan lopen. In dit hoofdstuk wordt dit beeld opnieuw bevestigd. Als uitgangspunt van theorieontwikkeling zouden we het formele proces van cognitieve informatieverwerking kunnen nemen. Dan gaat het onder meer om de vraag aan welke factoren cliënten en maatschappelijk werkers de vaak problematische gedragssituaties toeschrijven: aan interne, externe, variabele of stabiele factoren in persoon en situatie. Dit verklaren en uitleggen van gedragssituaties lijkt in het alledaagse handelen en in de reflexieve praktijk van het maatschappelijk werk belangrijk te zijn voor zelfregulering, d.w.z. voor het ontwikkelen, toetsen en realiseren van doelen. De informatieverwerkende activiteiten lijken subjectief van aard en verwijzend naar een intersubjectieve inbedding in een bepaalde cultuur. Maar de centrale invalshoek in de casuïstiek lijkt toch wat anders dan deze formele benadering van zelfregulering; ze is meer inhoudelijk van aard. Het gaat maatschappelijk werkers zeker niet alleen om het begeleiden van cognitieve processen als zodanig. Voortdurend verwijzen zij met termen als 'juist' en 'reëel' immers naar een soort interne of externe 'objectieve' grondslag van cognities. De subjectieve activiteiten dienen in hun ogen kennelijk overeen te stemmen met een of andere object-werkelijkheid, waarnaar die activiteiten verwijzen. Daardoor wordt niet elke uitleg of verklaring van een gedragssituatie geaccepteerd of wenselijk geacht. De gedragssituatie zodanig interpreteren, dat men zichzelf in een slachtofferrol zet, wordt bijvoorbeeld niet getolereerd en onwenselijk gevonden. In feite bepalen allerlei normen van afstemming op een interne en externe werkelijkheid, welke vormen van zelfregulering wenselijk of onwenselijk zijn. Anders gezegd: de drie centrale normen - cognitieve zelfsturing van gedrag, adequate interne afstemming tussen delen van het zelf en adequate externe afstemming tussen individu en omgeving - komen in de casuïstiek voortdurend in samenhang voor en kunnen niet geheel van elkaar worden gescheiden. Uit hoofdstuk 2 kwam naar voren, dat cognitieve gedragstheorieën vooral accent leggen op de manier waarop informatie in het geheugen van mensen wordt verwerkt. Maatschappelijk werkers en cliënten in het onderzoek daarentegen blijken juist nadruk te leggen op de inhoud van wat men waarneemt, de inhoud van iemands zelfbeeld en van iemands maatschappijbeeld. Cognitieve problemen zijn in de casuïstiek steeds van inhoudelijke aard, wat iemand vindt is bijvoorbeeld niet afgestemd op wat hij voelt. De cognitieve gedragsbenadering komt vooral tevoorschijn als een procestheorie: ze bestudeert het verwerken van informatie, waarbij de vraag wat die informatie precies is, slechts van secundair belang is. De maatschappelijk werkers daarentegen hanteren meer een inhoudstheorie. Ze vragen naar de inhoud van de problemen die zich in het cognitief handelen van cliënten 163

20 vóórdoen, waarbij de vraag hoe deze cognitieve vaardigheden functioneren, van secundair belang is. Zo vinden zij 'inzicht of bewustwording van het eigen innerlijk functioneren' belangrijk, maar bedoelen daarmee niet zozeer - wel enigermate - dat de cliënt de eigen manier van waarnemen en gevolgtrekkingen maken moet leren doorzien (formeel gezien), maar dat hij de eigen persoon en situatie (materieel gezien) leert begrijpen. Niet het 'hoe' van het cognitief handelen staat centraal dan wel het 'wat', de inhoud ervan. Cognitieve theoretici en praktijkwerkers verwijzen m.i. in feite naar twee verschillende aspecten van cognitief handelen, waarvan in redelijkheid kan worden aangenomen dat ze bij elkaar horen en elkaar aanvullen. Soms wordt inzicht in het informatieverwerkingsproces noodzakelijk geacht voor verbetering van het sociaal-cognitief functioneren. Maar cliënten hoeven natuurlijk geen cognitieve psychologen te worden om inzichtsproblemen op te lossen. De nadruk op formele, sociaal-technische kennis wordt in het boek 'Veranderkundige modellen' (Donkers, 1998) vooral aan de sociaal-technologische benadering toegeschreven. De relevantie van inhoudelijke c.q. normatief inhoudelijke kennis komt nadrukkelijker in de persoonsgerichte en maatschappijkritische theorieën naar voren. In de sociaal-technologische benadering bestaat de neiging om dit als een te ideologische en te weinig neutrale visie op mens, samenleving en maatschappelijk werk af te wijzen. Voor de praktijk van het maatschappelijk werk lijkt het wenselijk, dat de cognitieve benadering in twee inhoudelijke opzichten wordt aangevuld. Vanuit de persoonsgerichte benadering kan nader worden aangegeven, wat een intern adequaat inzicht is in het functioneren van een persoon (4.1). Vanuit de maatschappijkritische en systeemgerichte benaderingen kunnen de eigen invloedsmogelijkheden worden afgewogen tegen de talrijke invloeden vanuit de externe maatschappelijke omgeving (4.2). Opvallend is, dat in de cognitieve benadering nadruk ligt op gedragsverklaringen en niet zozeer op maatschappelijke verklaringen van gedrag. Deze geringe aandacht voor omgevingsinvloeden in de cognitieve benadering hangt mogelijk samen met haar procesgerichte benadering van cognities. Door de nadruk op het proces van informatieverwerking legt men onwillekeurig ook meteen het accent op de eigen invloedsmogelijkheden van de persoon in de situatie. 164

ATTRIBUEREN OF TOESCHRIJVEN

ATTRIBUEREN OF TOESCHRIJVEN ATTRIBUEREN OF TOESCHRIJVEN De meeste mensen, en dus ook leerlingen, praten niet alleen met anderen, maar voeren ook gesprekken met en in zichzelf. De manier waarop leerlingen over, tegen en in zichzelf

Nadere informatie

Emoties, wat is het signaal?

Emoties, wat is het signaal? Emoties, wat is het signaal? Over interpretatie en actieplan dr Frits Winter Functie van Emoties Katalysator, motor achter gedrag Geen emoties, geen betrokkenheid, geen relaties Te veel emoties, te veel

Nadere informatie

In de eeuwigheid van het leven waarin ik ben is alles volmaakt, heel en compleet en toch verandert het leven voortdurend. Er is geen begin en geen

In de eeuwigheid van het leven waarin ik ben is alles volmaakt, heel en compleet en toch verandert het leven voortdurend. Er is geen begin en geen 14 In de eeuwigheid van het leven waarin ik ben is alles volmaakt, heel en compleet en toch verandert het leven voortdurend. Er is geen begin en geen einde, alleen een voortdurende kringloop van materie

Nadere informatie

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg Informatie voor cliënten Cliënten en geestelijke gezondheidszorg Slachtoffers van mensenhandel hebben vaak nare dingen meegemaakt. Ze zijn geschokt

Nadere informatie

WAAR KAN IK HULP VINDEN? Informatie over geestelijke gezondheidsproblemen

WAAR KAN IK HULP VINDEN? Informatie over geestelijke gezondheidsproblemen WAAR KAN IK HULP VINDEN? Informatie over geestelijke gezondheidsproblemen Tekst: Aziza Sbiti & Cha-Hsuan Liu Colofon: Deze brochure is totstandgekomen met hulp van het Inspraak Orgaan Chinezen. De inhoud

Nadere informatie

KINDEREN LEKKER IN HUN VEL

KINDEREN LEKKER IN HUN VEL KINDEREN LEKKER IN HUN VEL 1. Welkom wij zijn Karin Hallegraeff en Noelle van Delden van Praktijk IKKE Karin stelt zich voor en er komt een foto van Karin in beeld. Noelle stelt zich voor en er komt een

Nadere informatie

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken Mensen zoeken hulp omdat ze overhoop liggen met zichzelf of met anderen. Dit kan zich op verschillende manieren uiten. Sommige mensen worden

Nadere informatie

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster [PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster! Hoofdzaken Ster Copyright EffectenSter BV 2014 Hoofdzaken Ster SOCIALE VAARDIGHEDEN VERSLAVING DOELEN EN MOTIVATIE 10 9 8 10 9 8 7 6 4 3 2 1 7 6 4 3 2 1 10 9

Nadere informatie

LEEFREGELS EN IK-BEN OPVATTINGEN HERKENNEN

LEEFREGELS EN IK-BEN OPVATTINGEN HERKENNEN In deze huiswerkopdracht wordt uitgelegd wat leefregels en ik-ben-opvattingen zijn en het belang ervan bij het doorbreken van gewoontepatronen. Een voorbeeld van Marjolijn illustreert hoe leefregels en

Nadere informatie

Familie aan tafel. Een werkvorm voor individuele coaching of intervisie.

Familie aan tafel. Een werkvorm voor individuele coaching of intervisie. Familie aan tafel. Een werkvorm voor individuele coaching of intervisie. De cliënt krijgt een groot vel papier en kleurkrijt. De opdracht is: Teken je gezin van herkomst rond de etenstafel. Een werkvorm

Nadere informatie

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

Doorbreek je belemmerende overtuigingen! Doorbreek je belemmerende overtuigingen! Herken je het dat je soms dingen toch op dezelfde manier blijft doen, terwijl je het eigenlijk anders wilde? Dat het je niet lukt om de verandering te maken? Als

Nadere informatie

NVAB-richtlijn blijkt effectief

NVAB-richtlijn blijkt effectief NVAB-richtlijn blijkt effectief Nieuwenhuijsen onderzocht de kwaliteit van de sociaal-medische begeleiding door bedrijfsartsen van werknemers die verzuimen vanwege overspannenheid, burn-out, depressies

Nadere informatie

Emoties, wat is het signaal?

Emoties, wat is het signaal? Emoties, wat is het signaal? Over interpretatie en actieplan dr Frits Winter Functie van Emoties Katalysator, motor achter gedrag Geen emoties, geen betrokkenheid, geen relaties Te veel emoties, te veel

Nadere informatie

<prikkelaar toevoegen> Compaen pakt aan.

<prikkelaar toevoegen> Compaen pakt aan. Compaen pakt aan. Ik weet hoe ik jou kan bereiken Versterk je leerkracht: Hoe bereik ik de kinderen in mijn klas? 19 maart 2014 Jelte van der Kooi trainer/ adviseur schoolbegeleider

Nadere informatie

Oefening 3: Keuzes maken

Oefening 3: Keuzes maken Oefening 3: Keuzes maken In oefening 2 heeft u gezien dat keuzes gemaakt kunnen worden op basis van belangrijkheid en urgentie. Wat belangrijk is wordt deels extern bepaald en is deels persoonlijk. De

Nadere informatie

http://toelatingsexamen.110mb.com

http://toelatingsexamen.110mb.com Arts-patiëntgesprek Dit onderdeel bestaat uit meerkeuzevragen met 4 antwoordmogelijkheden, waarvan je er meestal al meteen 2 kan elimineren omdat ze te extreem zijn. Je moet eigenlijk op je gevoel afgaan

Nadere informatie

Inhoud Inleiding Een nieuw beroep, een nieuwe opleiding Een nieuwe start bouwt voort op het voorgaande Relaties aangaan Omgaan met gevoelens

Inhoud Inleiding Een nieuw beroep, een nieuwe opleiding Een nieuwe start bouwt voort op het voorgaande Relaties aangaan Omgaan met gevoelens Inhoud Inleiding 9 1 Een nieuw beroep, een nieuwe opleiding 11 1.1 Het beroep Social Work 11 1.2 Beelden over leren mentale modellen 15 1.3 Competentiegericht leren 16 1.4 Een open leerhouding 17 1.5 Leren

Nadere informatie

De Budget Ster: omgaan met je schulden

De Budget Ster: omgaan met je schulden De Budget Ster: omgaan met je schulden Budget Ster Copyright EffectenSter BV 2014 Budget Ster MOTIVATIE EN VERANTWOORDELIJKHEID STRESS DOOR SCHULDEN BASISVAARDIGHEDEN STABILITEIT FINANCIEEL ADMINISTRATIEVE

Nadere informatie

1. Ik merk vaak dat ik probeer iets te bereiken wat op de een of andere manier op een mislukking uitloopt. -----

1. Ik merk vaak dat ik probeer iets te bereiken wat op de een of andere manier op een mislukking uitloopt. ----- Test: Je persoonlijke afweerprofiel Met de volgende test kun je bepalen welk afweermechanisme je het meest gebruikt. Iedereen gebruikt alle afweervormen, maar er bestaan verschillen in de frequentie waarmee

Nadere informatie

Denkfouten. hoofdstuk 6. De pretbedervers. De zwarte bril

Denkfouten. hoofdstuk 6. De pretbedervers. De zwarte bril hoofdstuk 6 Denkfouten We hebben al gezien dat sommige van onze brandende automatische gedachten ons in de weg zitten. Ze geven ons een onprettig gevoel of weerhouden ons ervan dingen te doen. Het probleem

Nadere informatie

STOP MAAR MET FEEDBACK GEVEN. HET HEEFT GEEN ZIN

STOP MAAR MET FEEDBACK GEVEN. HET HEEFT GEEN ZIN E-blog STOP MAAR MET FEEDBACK GEVEN. HET HEEFT GEEN ZIN In samenwerken Het is tijd voor een next level feedback geven; gewoon kijken naar het resultaat i.p.v. het gedrag. In dit blog 5 gedachtenkronkels

Nadere informatie

Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige.

Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige. Burn out Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige. Ik was al een tijd druk met mijn werk en mijn gezin. Het viel mij zwaar, maar ik moest dit van mezelf doen om aan de omgeving te laten zien

Nadere informatie

Relaties. HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website: www.hdyo.

Relaties. HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website: www.hdyo. Relaties HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website: www.hdyo.org Relaties kunnen een belangrijke rol spelen bij het omgaan

Nadere informatie

Boek en workshop over het verlies van een broer of zus. Een broertje dood. Door Corine van Zuthem

Boek en workshop over het verlies van een broer of zus. Een broertje dood. Door Corine van Zuthem Het overlijden van een broer of zus is een ingrijpende gebeurtenis. Toch wordt het onderwerp in de rouwliteratuur doodgezwegen. Tot verbazing van Minke Weggemans. De pastoraal therapeute schreef er daarom

Nadere informatie

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft) De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft) Inleiding Veel mensen ervaren moeilijkheden om werk te vinden te behouden, of van baan / functie te veranderen. Beperkingen, bijvoorbeeld

Nadere informatie

Deze gevoelens en emoties blijven bestaan totdat jij er aan toe bent om ze te uiten.

Deze gevoelens en emoties blijven bestaan totdat jij er aan toe bent om ze te uiten. Ik wil EmoKnallen. Sjoelen en uiten van emoties en gevoelens met jongeren en volwassenen. Benodigdheden: een sjoelbak en sjoelschijven. Te spelen op school, in jongeren en opvangcentra, in het gezin, bij

Nadere informatie

Kwaliteitszorg. Test jezelf.

Kwaliteitszorg. Test jezelf. Kwaliteitszorg. Test jezelf. Pagina 1 Weet jij hoe je je deskundigheid of die van je collega s kunt bevorderen of professionaliseren? Kun je goed samenwerken? Kun je kwaliteitszorg leveren? Doe de testjes

Nadere informatie

Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008

Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008 Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008 Gevoel en emoties / definitie Emoties: in biologische zin: affectieve reacties. Prikkeling van dit systeem geeft aanleiding tot allerlei lichamelijke reacties.

Nadere informatie

OEFENINGEN: NEEM UW GEDACHTEN ONDER DE LOEP

OEFENINGEN: NEEM UW GEDACHTEN ONDER DE LOEP OEFENINGEN: NEEM UW GEDACHTEN ONDER DE LOEP Denken, voelen en doen staan sterk met elkaar in verband. Via uw gedachten kunt u invloed uitoefenen op hoe u zich voelt. Op deze manier kunt u ongewenste gevoelens

Nadere informatie

Paranormaal of psychisch gestoord? Wat te doen als er problemen zijn?

Paranormaal of psychisch gestoord? Wat te doen als er problemen zijn? Paranormaal of psychisch gestoord? Wat te doen als er problemen zijn? door Kees Aaldijk transpersoonlijk coach en therapeut 06-142 742 93 www.transpersoonlijk.nl gepubliceerd in Spiegelbeeld januari 2010

Nadere informatie

ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau 3. 2.3 Begeleiden op sociaal/maatschappelijk gebied Antwoordmodellen

ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau 3. 2.3 Begeleiden op sociaal/maatschappelijk gebied Antwoordmodellen ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau 3 2.3 Begeleiden op sociaal/maatschappelijk gebied Antwoordmodellen Inhoudsopgave 1 Een zorgvrager begeleiden 5 1.1 Het sociale netwerk begeleiden 5 Praktijk: Ik zie bijna

Nadere informatie

Luisteren en samenvatten

Luisteren en samenvatten Luisteren en samenvatten Goede communicatie, het voeren van een goed gesprek valt of staat met luisteren. Vaak denk je: Dat doe ik van nature. Maar schijn bedriegt: luisteren is meer dan horen. Vaak luister

Nadere informatie

Deel 12/12. Ontdek die ene aanpak waarmee je al je problemen oplost

Deel 12/12. Ontdek die ene aanpak waarmee je al je problemen oplost Beantwoord eerst de volgende vragen: 1. Welke inzichten heb je gekregen n.a.v. het vorige deel en de oefeningen die je hebt gedaan? 2. Wat heb je er in de praktijk mee gedaan? 3. Wat was het effect op

Nadere informatie

Adviezen in een hulpverlenend gesprek: zegen of vloek? Door: Johan Clarysse, stafmedewerker Tele-Onthaal West-Vlaanderen

Adviezen in een hulpverlenend gesprek: zegen of vloek? Door: Johan Clarysse, stafmedewerker Tele-Onthaal West-Vlaanderen Adviezen in een hulpverlenend gesprek: zegen of vloek? Door: Johan Clarysse, stafmedewerker Tele-Onthaal West-Vlaanderen Adviezen in een hulpverlenend gesprek: zegen of vloek? 1 Advies is vaak iets anders

Nadere informatie

Februari 2012 Workshop Eviont

Februari 2012 Workshop Eviont Het Brein heeft een doel nodig! Februari 2012 Workshop Eviont Het Brein heeft een doel nodig! Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE...2 LEESWIJZER...3 INLEIDING...4 STAP 1: HET KADER...5 STAP 2: STATE, GEDRAG EN

Nadere informatie

Stap 6. Stap 6: Deel 1. Changes only take place through action Dalai Lama. Wat ga je doen?

Stap 6. Stap 6: Deel 1. Changes only take place through action Dalai Lama. Wat ga je doen? Stap 6. Changes only take place through action Dalai Lama Wat ga je doen? Jullie hebben een ACTiePlan voor het experiment gemaakt. Dat betekent dat je een nieuwe rol en andere ACTies gaat uitproberen dan

Nadere informatie

Assertiviteit. BOL 1 e jaars AG studenten

Assertiviteit. BOL 1 e jaars AG studenten BOL 1 e jaars AG studenten In de beroepspraktijk verwacht men van je dat je kunt opkomen voor jezelf en voor je opvattingen over je stage, de hulpverlening etc. Men verwacht tegelijkertijd dat je dit op

Nadere informatie

6.2.1 Dealen met afleiding onderweg

6.2.1 Dealen met afleiding onderweg Stap 6: Deel 2 6.2.1 Dealen met afleiding onderweg In het tweede deel van jullie experiment ga je verder met het ondernemen van ACTies die je met de anderen hebt afgesproken te doen. Daarnaast krijg je

Nadere informatie

Affirmaties, welke passen bij mij?

Affirmaties, welke passen bij mij? Affirmaties, welke passen bij mij? Veel mensen maken gebruik van affirmaties, om hun gevoel, zelfbeeld en gedachten positief te beïnvloeden. Regelmatig hoor ik van cliënten, dat hoe vaak ze ook affirmeren,

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 7. Deel 1

Inhoud. Inleiding 7. Deel 1 Inhoud Inleiding 7 Deel 1 1 Niet-functionerende ouders 15 2 Het ongewenste kind 21 3 Dominante ouders 27 4 Parentificatie 35 5 Symbiotische ouders 41 6 Emotionele mishandeling 49 7 Lichamelijke mishandeling

Nadere informatie

Module TA 3 Strooks Het belang van bekrachtiging van het goede bij het werken met mensen.

Module TA 3 Strooks Het belang van bekrachtiging van het goede bij het werken met mensen. Module TA 3 Strooks Het belang van bekrachtiging van het goede bij het werken met mensen. In de TA wordt gesproken over het begrip strook. Een strook is een eenheid van erkenning. Mensen hebben een sterke

Nadere informatie

Online Titel Competentie Groepsfase Lesdoel Kwink van de Week

Online Titel Competentie Groepsfase Lesdoel Kwink van de Week onderbouw Les 1 Online Dit ben ik! Besef van jezelf Forming Ik kan mezelf voorstellen aan een ander. Ken je iemand nog niet? Vertel hoe je heet. Les 2 Online Hoe spreken we dit af? Keuzes maken Norming

Nadere informatie

Vragenlijst Depressie

Vragenlijst Depressie Vragenlijst Depressie Deze vragenlijst bestaat uit een aantal uitspraken die in groepen bij elkaar staan (A t/m U). Lees iedere groep aandachtig door. Kies dan bij elke groep die uitspraak die het best

Nadere informatie

Motiverende gespreksvoering

Motiverende gespreksvoering Motiverende gespreksvoering Naam Saskia Glorie Student nr. 500643719 SLB-er Yvonne Wijdeven Stageplaats Brijder verslavingszorg Den Helder Stagebegeleider Karin Vos Periode 04 september 2013 01 februari

Nadere informatie

1 Ben of word jij weleens gepest?

1 Ben of word jij weleens gepest? Onderzoeksresultaten TipHorstaandeMaas.nl Pesten Pesten is van alle generaties. Het kan bijna overal plaatsvinden en is daarom dichterbij dan mensen soms denken 8 1 Ben of word jij weleens gepest? 7 6

Nadere informatie

Stellingen en normering leerlingvragenlijst

Stellingen en normering leerlingvragenlijst Stellingen en normering leerlingvragenlijst Expertsysteem ZIEN! voor het primair onderwijs 3.0 oktober 2014 ZIEN! is een product van, in samenwerking met ParnasSys ZIEN!PO leerlingvragenlijst 3.0 Stellingen

Nadere informatie

Drie domeinen van handelen: Waarnemen, oordelen en beleven

Drie domeinen van handelen: Waarnemen, oordelen en beleven Drie domeinen van handelen: Waarnemen, oordelen en beleven Situatie John volgt een opleiding coaching. Hij wil dat vak dolgraag leren. Beschikt ook over de nodige bagage in het begeleiden van mensen, maar

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 8 Ten geleide 10 Inleiding 12. Hoofdstuk 1 Persoonlijke grenzen: Wat we eronder verstaan en hoe ze worden gevormd 16

Inhoud. Voorwoord 8 Ten geleide 10 Inleiding 12. Hoofdstuk 1 Persoonlijke grenzen: Wat we eronder verstaan en hoe ze worden gevormd 16 Inhoud Voorwoord 8 Ten geleide 10 Inleiding 12 Hoofdstuk 1 Persoonlijke grenzen: Wat we eronder verstaan en hoe ze worden gevormd 16 Hoofdstuk 2 Hypnotherapie: Een reis naar binnen 30 Hoofdstuk 3 Het behandelplan:

Nadere informatie

Rijksuniversiteit Groningen

Rijksuniversiteit Groningen De adolescentiefase: over puberen, hersenontwikkeling, studiekeuze, risicogedrag en de relatie met ouders. Dr. Saskia Kunnen i.s.m. Dr. Anna Lichtwarck-Aschoff Afdeling Ontwikkelingspsychologie Rijksuniversiteit

Nadere informatie

WORK EXPERIENCE PROFILE

WORK EXPERIENCE PROFILE WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat

Nadere informatie

Wat er ook aan de hand is, de gevolgen zijn hetzelfde. Je bent een aantal lichamelijke functies, die je voorheen als vanzelfsprekend aannam, kwijt.

Wat er ook aan de hand is, de gevolgen zijn hetzelfde. Je bent een aantal lichamelijke functies, die je voorheen als vanzelfsprekend aannam, kwijt. Hoofdstuk 7 Emoties Nu is het tijd om door te gaan. Je hebt je dwarslaesie, je bent hopelijk klaar met al de medische dingen, nu is het tijd om ook je gevoelens aandacht te geven. Dus: ga lekker zitten,

Nadere informatie

Dit boekje is van... Mijn naam is: Mijn gezinsvoogd heet: Het telefoonnummer van de gezinsvoogd is:

Dit boekje is van... Mijn naam is: Mijn gezinsvoogd heet: Het telefoonnummer van de gezinsvoogd is: Dit boekje is van... Mijn naam is: Mijn gezinsvoogd heet: Het telefoonnummer van de gezinsvoogd is: Mijn gezinsvoogd werkt bij de William Schrikker Jeugdbescherming. Wat een toestand, zeg! Wat gebeurt

Nadere informatie

EMOTIONELE INTELLIGENTIE

EMOTIONELE INTELLIGENTIE EMOTIONELE INTELLIGENTIE drs. S. van den Eshof 1 SITUATIE Wat zijn emoties en welke invloed hebben ze op ons leven? Sommige mensen worden bestempeld als over-emotioneel, terwijl anderen van zichzelf vinden

Nadere informatie

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen VWO 2007 tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur Nederlands Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 20 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 50 punten

Nadere informatie

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken? Werkblad: 1. Wat is je leerstijl? Om uit te vinden welke van de vier leerstijlen het meest lijkt op jouw leerstijl, kun je dit simpele testje doen. Stel je eens voor dat je zojuist een nieuwe apparaat

Nadere informatie

Is een klas een veilige omgeving?

Is een klas een veilige omgeving? Is een klas een veilige omgeving? De klas als een vreemde sociale structuur Binnen de discussie dat een school een sociaal veilige omgeving en klimaat voor leerlingen moet bieden, zouden we eerst de vraag

Nadere informatie

CASUS. Het belang van de methode familiezorg voor cliënt, familie en samenleving

CASUS. Het belang van de methode familiezorg voor cliënt, familie en samenleving Het belang van de methode familiezorg voor cliënt, familie en samenleving CASUS Wat is de impact voor een gezin met een moeder die met een ernstige handicap moet leven? SAMENVATTING VAN DE CASUSBESCHRIJVING

Nadere informatie

Patiënteninformatiedossier (PID) (Non) Hodgkin. onderdeel ZIEKTEBELEVING. (NON) HODGKIN Ziektebeleving

Patiënteninformatiedossier (PID) (Non) Hodgkin. onderdeel ZIEKTEBELEVING. (NON) HODGKIN Ziektebeleving Patiënteninformatiedossier (PID) (Non) Hodgkin onderdeel ZIEKTEBELEVING (NON) HODGKIN Inhoud... 3 Emoties... 4 Omgaan met de ziekte... 4 Praten over uw gevoelens... 5 Uw gedachten opschrijven... 5 Andere

Nadere informatie

Thema. Kernelementen. Oplossingsgericht taalgebruik Voorbeeld van communiceren 10 communicatie-tips

Thema. Kernelementen. Oplossingsgericht taalgebruik Voorbeeld van communiceren 10 communicatie-tips Thema Kernelementen Oplossingsgericht taalgebruik Voorbeeld van communiceren 10 communicatie-tips Tips voor de trainer: Doseer je informatie: less is more. Beoordeel wat je gymnasten doen, niet wie ze

Nadere informatie

Workshop overtuigingen

Workshop overtuigingen Workshop overtuigingen Inleiding Overtuigingen zijn vaak automatische gedachten, die de keuze- en handelingsvrijheid van mensen onnodig beperken. Het zijn vaak algemene, sterk emotioneel geladen ideeën

Nadere informatie

FOUT VRIENDJE? PAS OP! Hulp. Internet. Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.: 0900 044 33 22.

FOUT VRIENDJE? PAS OP! Hulp. Internet. Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.: 0900 044 33 22. PAS OP! Hulp Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.: 0900 044 33 22. Internet Wil je meer lezen? Kijk op www.jipdenhaag.nl/loverboys En test jezelf op www.loverboytest.nl Dit is een

Nadere informatie

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben Ik ben wie ik ben Naam: Lisa Westerman Inhoudsopgave Inleiding... 3 De uitslag van Lisa Westerman... 7 Toelichting aandachtspunten en leerdoelen... 8 Tot slot... 9 Pagina 2 van 9 Inleiding Hallo Lisa,

Nadere informatie

Van huidige situatie ------------ naar --------------------------------- gewenste situatie

Van huidige situatie ------------ naar --------------------------------- gewenste situatie Doelen stellen NLP is een doelgerichte, praktische en mensvriendelijke techniek. NLP = ervaren, ervaren in denken, voelen en doen. Middels een praktisch toepasbaar model leren we om de eigen hulpmiddelen,

Nadere informatie

Coöperatie en communicatie:

Coöperatie en communicatie: Nederlandse Samenvatting (summary in Dutch) 135 Coöperatie en communicatie: Veranderlijke doelen en sociale rollen Waarom werken mensen samen? Op het eerste gezicht lijkt het antwoord op deze vraag vrij

Nadere informatie

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Zelf Gevoelens Verbaal en non-verbaal primaire gevoelens beschrijven en uiten. Kwaliteiten Verbaal en non-verbaal beschrijven dat fijne en nare

Nadere informatie

VRAGENLIJSTEN EXPLORATIEFASE

VRAGENLIJSTEN EXPLORATIEFASE VRAGENLIJSTEN EXPLORATIEFASE In de exploratiefase van het onderzoek zijn twee verschillende vragenlijsten gehanteerd: één voor de cliënt en één voor de maatschappelijk werker. Hieronder volgen in het kort

Nadere informatie

Inhoud. Deel 1 Zelf zorgen voor een gezond gevoelsleven 9

Inhoud. Deel 1 Zelf zorgen voor een gezond gevoelsleven 9 Inhoud Deel 1 Zelf zorgen voor een gezond gevoelsleven 9 1 Emotionele verantwoordelijkheid 11 2 Gevoelens analyseren 15 3 Adequate en inadequate gevoelens onderscheiden 19 4 Gevoelens veranderen 24 5 Gedachten

Nadere informatie

Samen spreken over Herstel bij Hersenletsel. Henriette Visser 23-09-2010

Samen spreken over Herstel bij Hersenletsel. Henriette Visser 23-09-2010 Samen spreken over Herstel bij Hersenletsel Henriette Visser 23-09-2010 Werken aan herstel bij hersenletsel Hoe vanzelfsprekend is het? Marjan en Henk: Ze moeten vragen wat we willen. Je moet zelf ook

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie havo I

Eindexamen Filosofie havo I Opgave 2 Denken en bewustzijn 8 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een omschrijving van het begrip bewustzijn 2 argumentatie aan de hand van deze omschrijving of aan Genghis bewustzijn kan

Nadere informatie

1.1 Relatie verslaving

1.1 Relatie verslaving 1.1 Relatie verslaving Typering Iemand wordt relatieverslaafd genoemd als hij denkt niet zonder relatie te kunnen leven. Soms zijn mensen zo afhankelijk van een relatie, dat ze er alles voor doen om die

Nadere informatie

WORD GROTER DAN DAT WAT JOU KLEIN HOUDT. Ann Weiser Cornell en Egbert Monsuur

WORD GROTER DAN DAT WAT JOU KLEIN HOUDT. Ann Weiser Cornell en Egbert Monsuur WORD GROTER DAN DAT WAT JOU KLEIN HOUDT Ann Weiser Cornell en Egbert Monsuur 1 Les één Welkom bij deze e-cursus waarin we je zullen laten zien hoe jij groter kunt worden en je problemen kleiner! Zijn er

Nadere informatie

IOD Crayenestersingel 59, 2101 AP Heemstede Tel: 023 5283678 Fax: 023 5474115 info@iod.nl www.iod.nl. Leiding geven aan verandering

IOD Crayenestersingel 59, 2101 AP Heemstede Tel: 023 5283678 Fax: 023 5474115 info@iod.nl www.iod.nl. Leiding geven aan verandering Leiding geven aan verandering Mijn moeder is 85 en rijdt nog auto. Afgelopen jaar kwam ze enkele keren om assistentie vragen, omdat haar auto in het verkeer wat krassen en deuken had opgelopen. Ik besefte

Nadere informatie

Tot een geloofsgesprek komen. I Ontmoeten

Tot een geloofsgesprek komen. I Ontmoeten Tot een geloofsgesprek komen I Ontmoeten Het geloofsgesprek vindt plaats in een ontmoeting. Allerlei soorten ontmoetingen. Soms kort en eenmalig, soms met mensen met wie je meer omgaat. Bij de ontmoeting

Nadere informatie

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS) Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS) Stel dat dat (te grote wonder) gebeurt, ik betwijfel of dat zal gebeuren, maar stel je voor dat, wat zou je dan doen dat je nu niet doet? (p36)

Nadere informatie

FAALANGST DE BAAS! TRAINING 1. faalangst. de baas! training. www.kinderpraktijklandsmeer.nl info@kinderpraktijklandsmeer.nl

FAALANGST DE BAAS! TRAINING 1. faalangst. de baas! training. www.kinderpraktijklandsmeer.nl info@kinderpraktijklandsmeer.nl FAALANGST DE BAAS! TRAINING 1 faalangst de baas! training www.kinderpraktijklandsmeer.nl info@kinderpraktijklandsmeer.nl 2 KINDERPRAKTIJK LANDSMEER FAALANGST DE BAAS! TRAINING 3 faalangst de Baas! training

Nadere informatie

Stellingen en normering leerlingvragenlijst

Stellingen en normering leerlingvragenlijst Stellingen en normering leerlingvragenlijst Expertsysteem ZIEN! voor het primair onderwijs 2.0 juli 2012 ZIEN! is een product van, in samenwerking met ParnasSys ZIEN!PO leerlingvragenlijst 2.0 Stellingen

Nadere informatie

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S 2 Ik en autisme In het vorige hoofdstuk is verteld over sterke kanten die mensen met autisme vaak hebben. In dit hoofdstuk vertellen we over autisme in het algemeen. We beginnen met een stelling. In de

Nadere informatie

Deel 9/12. Leer je invloed effectief aanwenden om je doelen te bereiken

Deel 9/12. Leer je invloed effectief aanwenden om je doelen te bereiken Beantwoord eerst de volgende vragen: 1. Welke inzichten heb je gekregen n.a.v. het vorige deel en de oefeningen die je hebt gedaan? 2. Wat heb je er in de praktijk mee gedaan? 3. Wat was het effect op

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Antreum RAPPORT PF. Test Kandidaat Administratienummer: Datum: 01 Sep 2011. de heer Consultant

Antreum RAPPORT PF. Test Kandidaat Administratienummer: Datum: 01 Sep 2011. de heer Consultant RAPPORT PF Van: Test Kandidaat Administratienummer: Datum: 01 Sep 2011 Normgroep: Advies de heer Consultant 1. Inleiding Persoonlijke flexibiliteit is uw vermogen om met grote uitdagingen en veranderingen

Nadere informatie

Van meedenken met naar beslissen voor

Van meedenken met naar beslissen voor Van meedenken met naar beslissen voor Morele problemen bij zorgbeslissingen van familieleden en mantelzorgers voor verminderd beslissingsvaardige ouderen in de thuissituatie Een onderzoek i.h.k.v. het

Nadere informatie

Invalshoeken bij beoordelen

Invalshoeken bij beoordelen Invalshoeken bij beoordelen Invalshoeken bij Beoordelen Persoonlijkheidseigenschappen Met persoonlijkheidskenmerken wordt bedoeld: intelligentie, flexibiliteit, aanpassingsvermogen, leiderschap, integriteit,

Nadere informatie

WERKBOEK Loopbaanbegeleiding

WERKBOEK Loopbaanbegeleiding WERKBOEK Loopbaanbegeleiding DOELEN STRATEGIEËN JE CV STERKTES EN ZWAKTES VAARDIGHEDEN SOLLICITATIE BRIEF SOLLICITATIE GESPREK LEREN OMGAAN MET STRESS KOM OP VOOR JEZELF LEREN OMGAAN MET CONFLICTEN Waarom

Nadere informatie

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al:

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al: Niet meer overgeven Vaak is de eerste zin die de klant uitspreekt een aanwijzing voor de hulpvraag. Paula zat nog maar net toen ze zei: ik ben bang om over te geven. Voor deze angst is een mooie naam:

Nadere informatie

Presentatie Tranzo Zorgsalon 29 november 2012 Christine Kliphuis

Presentatie Tranzo Zorgsalon 29 november 2012 Christine Kliphuis Presentatie Tranzo Zorgsalon 29 november 2012 Christine Kliphuis Geachte dames en heren, Zelfredzaamheid is een mooi en positief begrip. Immers, elk kind wil dingen zelf leren doen, jezelf kunnen redden

Nadere informatie

Handleiding voor docenten en opleiders bij de film Verslaafd in het Hoofd

Handleiding voor docenten en opleiders bij de film Verslaafd in het Hoofd Handleiding voor docenten en opleiders bij de film Verslaafd in het Hoofd Door Alie Weerman In de film komen vier mensen aan het woord die hersteld zijn van hun verslaving. Vanwege de variatie aan achtergrond,

Nadere informatie

In gesprek gaan met ouders in verband met een vermoeden van kindermishandeling

In gesprek gaan met ouders in verband met een vermoeden van kindermishandeling In gesprek gaan met ouders in verband met een vermoeden van kindermishandeling 1. Aandachtspunten voor een gesprek met ouders i.v.m. een vermoeden van kindermishandeling: Als je je zorgen maakt over een

Nadere informatie

Verslaving. Deze folder is voor doven en slechthorenden die meer willen weten over verslaving. Als iemand niet meer zonder... kan

Verslaving. Deze folder is voor doven en slechthorenden die meer willen weten over verslaving. Als iemand niet meer zonder... kan ggz voor doven & slechthorenden Verslaving Als iemand niet meer zonder... kan Deze folder is voor doven en slechthorenden die meer willen weten over verslaving Herkent u dit? Veel mensen gebruiken soms

Nadere informatie

Spel: Wat heb ik geleerd dit jaar?

Spel: Wat heb ik geleerd dit jaar? Spel: Wat heb ik geleerd dit jaar? Inleiding Traditioneel staat de decembermaand in het teken van jaaroverzichten en top 100 of top 2000 lijstjes. Allemaal bedoeld om terug te kijken op het afgelopen jaar.

Nadere informatie

communicatie vanuit systeemtheoretisch perspectief Je kunt niet niet communiceren, besef het! (er is geen nooduitgang)

communicatie vanuit systeemtheoretisch perspectief Je kunt niet niet communiceren, besef het! (er is geen nooduitgang) Workshop Taal, veel meer dan praten. Koolhof Coaching en Training Over de complexiteit van communicatie Onderwerp: Uitgangspunt: communicatie vanuit systeemtheoretisch perspectief Je kunt niet niet communiceren,

Nadere informatie

Gezinsinterventie Gezinsgesprekken voor gezinnen waarbij de ouder psychische problemen heeft

Gezinsinterventie Gezinsgesprekken voor gezinnen waarbij de ouder psychische problemen heeft Gezinsinterventie Gezinsgesprekken voor gezinnen waarbij de ouder psychische problemen heeft Inhoudsopgave Klik op het onderwerp om verder te lezen. Zorgen en vragen 1 Gezinsinterventie 2 Tien praktische

Nadere informatie

ecourse Moeiteloos leren leidinggeven

ecourse Moeiteloos leren leidinggeven ecourse Moeiteloos leren leidinggeven Leer hoe je met minder moeite en tijd uitmuntende prestaties met je team bereikt 2012 Marjan Haselhoff Ik zou het waarderen als je niets van de inhoud overneemt zonder

Nadere informatie

https://dementie.nl/dagbesteding/tijdelijke-opvang-respijtzorg-regelen

https://dementie.nl/dagbesteding/tijdelijke-opvang-respijtzorg-regelen 1 2 Odensehuis Hoeksche Waard: Odensehuizen landelijk platform: Dementie.nl: Dementie winkel: Doorleven: Fotofabriek: Handen in huis: Samen Dementievriendelijk: Stichting Alzheimer Nederland: http://odensehuishw.nl

Nadere informatie

Luisteren naar de Heilige Geest

Luisteren naar de Heilige Geest Luisteren naar de Heilige Geest Johannes 14:16-17 En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen,

Nadere informatie

Borderline in het gezin. Koos Krook, sr. preventiefunctionaris GGZ Midden Brabant

Borderline in het gezin. Koos Krook, sr. preventiefunctionaris GGZ Midden Brabant Borderline in het gezin. Koos Krook, sr. preventiefunctionaris GGZ Midden Brabant Inleiding - Stellingen. - Ontstaan psychiatrische aandoeningen. - Wat zien naastbetrokkenen. - Invloed van borderline op

Nadere informatie

De Inner Child meditatie

De Inner Child meditatie De Inner Child meditatie copyright Indra T. Preiss volgens Indra Torsten Preiss copyright Indra T. Preiss Het innerlijke kind Veel mensen zitten met onvervulde verlangens die hun oorsprong hebben in hun

Nadere informatie

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf Ideeën presenteren aan sceptische mensen Inleiding Iedereen heeft wel eens meegemaakt dat het moeilijk kan zijn om gehoor te vinden voor informatie of een voorstel. Sommige mensen lijken er uisluitend

Nadere informatie

DE ROOS VAN AXEN, TOEGEPAST OP LEIDERSSCHAP

DE ROOS VAN AXEN, TOEGEPAST OP LEIDERSSCHAP DE ROOS VAN AXEN, TOEGEPAST OP LEIDERSSCHAP Er zijn verschillende wijzen om met anderen in relatie te treden. Een manier om daarnaar te kijken is de relatieroos of roos van axen (F. Cuvelier). Deze relatieroos

Nadere informatie

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb hoofdstuk 8 Kernovertuigingen Kernovertuigingen zijn vaste gedachten en ideeën die we over onszelf hebben. Ze helpen ons te voorspellen wat er gaat gebeuren en te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit.

Nadere informatie

Ontdek je kracht voor de leerkracht

Ontdek je kracht voor de leerkracht Handleiding les 1 Ontdek je kracht voor de leerkracht Voor je ligt de handleiding voor de cursus Ontdek je kracht voor kinderen van groep 7/8. Waarom deze cursus? Om kinderen te leren beter in balans te

Nadere informatie