Uitwerking besluit doorvaart en medegebruik van windparken op zee. in het kader van Nationaal Waterplan

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Uitwerking besluit doorvaart en medegebruik van windparken op zee. in het kader van Nationaal Waterplan 2016-2021"

Transcriptie

1 Bijlagen bij Uitwerking besluit doorvaart en medegebruik van windparken op zee in het kader van Nationaal Waterplan Datum december 2015 Status definitief 1

2

3 Bijlagen bij uitwerking besluit doorvaart en medegebruik van windparken op zee Colofon Uitgegeven door Ministerie van Infrastructuur en Milieu Uitgevoerd door Rijkswaterstaat Zee en Delta Datum December 2015 Status Definitief 3

4

5 Bijlagen bij uitwerking besluit doorvaart en medegebruik van windparken op zee Inhoud 1 Toezicht en Handhaving, 2 Search and Rescue in windparken bij toelaten van schepen van derden, 3 Evaluatie SARES 3 juni SAR helitest Luchterduinen 5 Kosten aanleg en onderhoud sensoren radar, AIS & VHF 6 Juridisch kader voor doorvaart en medegebruik in windparken 7 Visserij/aquacultuur in relatie tot het medegebruik/doorvaart windmolenparken 8 VisRisc - risicoschatting medegebruik visserij in windparken 9 Risicosessie doorvaart en medegebruik windparken, 27 mei Risico s, betekenis en mogelijke maatregelen 11 Beheer en Onderhoud binnen windparken 12 Navigating windfarms, an inventory of experiences 13 Memo Marsh, Verzekeringsaspecten voor windparken 14 Position paper + risico's en kosteninschatting van exploitanten bestaande parken - Common Position Paper & QRA regarding Open Offshore Wind Park Access - Risk Priority Score Table - QRA matrix sheet 15 Reactie Rijk op Positionpaper en risicoinschatting door de windsector. 16 Aanbeveling voor kleine schepen dien in of in de nabijheid van windturbineparken varen; Koninklijk Nederlands Watersport Verbond Nederlands Platform voor Waterrecreatie, Vereniging voor Beroepschartervaart 17 Test detectie en communicatie in windparken ten behoeve van toezicht en handhaving. 5

6 In dit document zijn de bijlagen opgenomen van testen, onderzoek en analyses die opgesteld zijn om te komen tot de beleidsbeslissing omtrent het toelaten van doorvaart en medegebruik van windparken op zee in het kader van de Beleidsnota Noordzee (bijlage 2 van het Nationaal Waterplan, december 2015). De testen zijn uitgevoerd ter beantwoording van de vraag uit de ontwerp- Beleidsnota Noordzee (bijlage 2 van het ontwerp-nwp2 van december 2014). Daarin is de intentie opgenomen om doorvaart en medegebruik mogelijk te maken onder voorwaarden, indien uit testen met betrekking tot Search and rescue en toezicht en handhaving blijkt dat hieraan geen onoverkomelijke bezwaren kleven. Gedurende het proces om tot het te nemen besluit te komen is gebleken dat er ook veel aandacht nodig was voor het nader analyseren van de risico s van toelaten van doorvaart en medegebruik, omdat voorwaarden voor toelating van doorvaart en medegebruik en maatregelen ter handhaving van die voorwaarden en ter versterking van SAR aangrijpen op deze risico s. 6

7 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Deelrapportage Toezicht & Handhaving Project Doorvaart en Medegebruik windmolenparken op zee Datum 3 december 2015 Status Definitief

8

9 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Colofon Uitgegeven door Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Zee & Delta Datum 3 december 2015 Status Definitief Versienummer 1.0

10

11 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Inhoud Inleiding 8 1 Beleid Doorvaart en medegebruik uitgangspunten Search and Rescue (SAR) Kostenreductie Wind op zee Integraal beheerplan Noordzee Risico`s Toezicht en handhaving 9 2 Huidige situatie Risicozetting in huidige situatie Overtredingen veiligheidszone windmolenparken 11 3 Situatie bij toestaan doorvaart en medegebruik Nautische veiligheid Schade aan elektriciteitskabel Ongewenst gedrag Onderhoud Knelpunten & rol van toezicht en handhaving 14 4 Wat is onderzocht? 15 5 Risico`s & nalevingsschatting Inleiding Risico`s Risicosessie Rijk Risicosessie doorvaart en medegebruik met stakeholders Nalevingsschatting Uitkomst nalevingschatting Deelconclusie risico`s & nalevingsschatting 21 6 Detectie Inleiding Verschillende opties Radar Marifoon/VHF (Very High Frequency) Meldingsplicht Overige opties Cameratoezicht Delen verkeersbeelden (ACCSEAS) Deelconclusie detectie Dekking 30 7 Toezicht en Handhaving Inleiding Bepalingen doorvaart en medegebruik 33

12 7.2.1 Toetsing aan handhaafbaarheid Naleving Toezicht intensiteit Huidige situatie Nieuwe situatie toestaan doorvaart en medegebruik Handhaving Toetsen voorafgaand aan het toepassen van de interventiematrix Toepassen interventiematrix Uitwerking Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) Bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sanctionering Huidige situatie Hoogte boeteregime Overleg met het OM/VenJ Deelconclusie Toezicht en Handhaving 42 8 Conclusies & Aanbevelingen Risicoanalyse Nalevingsschatting Detectie Prioritering dekkingsvraagstuk Kosten Toezicht en handhaving Aanbevelingen 46 Bijlage A Bijlage B Bijlage C Aangewezen windenergiegebieden op zee 47 Stappenschema toepassen Landelijke Handhavingsstrategie + toetsen 48 Uitgangspunten ramingen tbv detectie 49

13

14 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Inleiding Het SER Energie akkoord omvat een doelstelling betreffende de ontwikkeling van 3450 MW aan geïnstalleerd vermogen op het NCP in 2023 bovenop de 1000 MW die nu in bedrijf of in aanbouw zijn. De Routekaart laat zien dat deze nieuwe ontwikkeling plaats zal vinden nabij de kust van Zeeland en Noord- en Zuid-Holland, de nu reeds drukst bevaren en beviste delen van het NCP (zie bijlage A). De ontwikkeling van windenergie op zee dreigt daarmee een geduchte concurrent om ruimte te worden met bestaande functies. Een goede inpassing is van groot belang om voldoende maatschappelijk draagvlak voor deze ontwikkeling te blijven houden. Mede daarom wordt in de Noordzee agenda 2050 ingezet op efficiënt ruimtegebruik, waarin multifunctioneel ruimtegebruik een belangrijke factor is. In het Nationaal Waterplan is een heroverweging van het verbod op doorvaart en medegebruik van windmolenparken aangekondigd. In het ontwerp Nationaal Waterplan is de intentie aangegeven doorvaart en medegebruik mogelijk te maken onder voorwaarden en nadat er nog een aantal zaken nader zijn onderzocht. Ten behoeve van definitieve besluitvorming in het kader van NWP 2 worden testen uitgevoerd ten aanzien van Search and Rescue (SAR), handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid in de praktijk. Deze testen worden in 2015 uitgevoerd. Wanneer de testresultaten geen onoverkomelijke bezwaren opleveren voor Search and Rescue en handhaving zullen de besluiten voor instelling van de veiligheidszones rondom windmolenparken worden toegespitst op het - onder voorwaarden - mogelijk maken van doorvaart en medegebruik. Hierbij is ook aangegeven dat voor innovatieve activiteiten geldt dat niet alle vormen van medegebruik kunnen worden toegestaan. Per initiatief zal beoordeeld worden wat de risico s zijn als het gaat om mogelijke hinder en schade aan het windturbinepark en voor de handhaafbaarheid. Op basis hiervan zijn 4 sporen opgezet om duidelijkheid te geven over handhavingsaspecten, SAR aspecten van doorvaart en medegebruik en toelaatbaarheid van (innovatieve) activiteiten binnen windmolenparken: 1. Onderzoek en testen SAR 2. Onderzoek en testen Toezicht en handhaving 3. Kader voor toelating visserij en aquacultuur in windmolenparken 4. Juridische regulering van doorvaart en medegebruik van windmolenparken Dit rapport presenteert de onderzoeken en testen in het kader van spoor 2; toezicht en handhaving. Pagina 8 van 49

15 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december Beleid 1.1 Doorvaart en medegebruik uitgangspunten Bij de ontwikkeling van dit advies wordt uitgegaan van het ontwerp NWP2 waarin is aangegeven; Voornemen om alleen schepen kleiner dan of gelijk aan 24 meter toe te laten. Geen bodemberoerende visserij met gesleept tuig. Geen doorvaart en medegebruik gedurende de bouw- (en ontmantelingsfase) Anker- en betredingsverbod Vanuit beleid zijn er de volgende uitgangspunten die meegenomen moeten worden bij de invulling van het te ontwikkelen voorstel. Dit zijn: Search and Rescue (SAR) Voor SAR is het beleid verwoord in Nota maritieme en aeronautische noodhulp op de Noordzee Uitgangspunt bij incidenten is de zelfredzaamheid van bemanning. Daarnaast zal indien dit niet volstaat een beroep gedaan worden op vaartuigen in de nabijheid. De overheid verleent (aanvullende) hulp. Hiertoe is de volgende zorgnorm geformuleerd: De basisredding capaciteit voor KNRM schepen is dat de redding capaciteit die tot 40 nm uit de kust uiterlijk in 90 min. na de melding ter plaatse dient te zijn 400 personen bedraagt. De doelstelling is bepaald voor een windkracht tot 8 Bft en met voldoende zicht ter plaatse van het incident. De vliegende capaciteit dient, binnen het grootste deel van het Nederlandse SAR verantwoordelijkheidsgebied, in staat te zijn om uiterlijk 90 minuten na alarmering on-scene te zijn om 16 personen te kunnen redden Kostenreductie Wind op zee De doelstelling van de windsector en de overheid zoals vastgelegd in de Green Deal 2011 en herbevestigd in het SER energie akkoord is om windenergie op zee 40% goedkoper te maken in Integraal beheerplan Noordzee In het IBN is vastgelegd dat een rechtmatig gebruiker van de Noordzee geen alleenrecht heeft op het gebruik van het desbetreffende gebied. In principe is er ruimte voor medegebruik mits de eerste gebruiker hiervan geen onevenredige hinder of schade ondervindt. Activiteiten van nationaal belang, zoals windenergie, mogen dus niet door andere activiteiten worden belemmerd. 1.2 Risico`s Toelaten van doorvaart en medegebruik brengt een aantal risico s met zich mee die kunnen leiden tot directe of indirecte kostenverhoging. Door middel van regulering wordt getracht deze risico s zo klein mogelijk te maken, zodat de kostenverhoging zoveel mogelijk uitblijft. 1.3 Toezicht en handhaving Toezicht en handhaving hiervan vormen een wezenlijk onderdelen van dit beleid; alleen met regels die handhaafbaar zijn en een adequaat niveau van toezicht en handhaving kan doorvaart en medegebruik mogelijk gemaakt worden tegen aanvaardbare risico s. Pagina 9 van 49

16 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Pagina 10 van 49

17 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december Huidige situatie In de huidige situatie geldt een verbod om met een schip in een windmolenpark op zee te begeven. Dit is geregeld in een besluit van algemene strekking (BAS) op basis van artikel 6.10 van de Waterwet en artikel 8 van de Beleidsregels inzake toepassing Wet beheer Rijkswaterstaatswerken op installaties in de exclusieve economische zone. Deze bepaling geldt in verband met de bescherming van windturbines in een windmolenpark en de scheepvaartveiligheid. Daarom wordt een gedeelte van het zeegebied rondom een windmolenpark gesloten voor scheepvaartverkeer. Dit gebied beslaat 500 meter van de buitenrand van het windmolenpark. Het verbod geldt niet voor schepen die zich in opdracht/dienst van een windmolenparkexploitant of de overheid in een windmolenpark begeven. 2.1 Risicozetting in huidige situatie Door de komst van windmolenparken op zee neemt de kans op aanvaringen toe in vergelijking met een situatie zonder windmolenparken op zee. Het aantal aanvaringen tussen schepen onderling verandert niet of nauwelijks met de komst van windmolenparken, wel neemt de kans op aanvaring en aandrijving met windturbines toe. De kans op aanvaring of aandrijving met windturbines voor een gegeven windpark met een specifiek vermogen (bijvoorbeeld 450 MW) neemt af naarmate het vermogen van de individuele windturbines toeneemt. Bij de aanwijzing van de windenergiegebieden is het Afwegingskader voor veilige afstanden tussen scheepvaartroutes en windmolenparken op zee toegepast of is 1.9 NM afstand aangehouden tussen buitengrens veiligheidszone windmolenpark en een scheepvaartroute. 2.2 Overtredingen veiligheidszone windmolenparken De Kustwacht houdt, in de huidige situatie, toezicht op naleving van de veiligheidszone van windmolenparken. Hiervoor wordt op het Kustwachtcentrum steekproefsgewijs toezicht gehouden, als ook door middel van varende en vliegende middelen van de Kustwacht. Uit de registratie van de Kustwacht blijkt dat overtreding van veiligheidszones rond mijnbouwplatforms en windmolenparken al jaren, sinds 2001 schommelt tussen de overtredingen per jaar, de afgelopen paar jaren kenden een dalende trend. De wijze van registreren maakt het achteraf niet mogelijk om een uitsplitsing te geven tussen veiligheidszone mijnbouw en windmolenpark. Het aantal geregistreerde overtredingen is in het licht van het aantal jaarlijks geregistreerde scheepvaartbewegingen op het Nederlandse deel van de Noordzee (EEZ) van circa beperkt. Aangezien in dit aantal de meeste recreatievaart niet wordt meegenomen, doordat het merendeel geen AIS voert. Is het werkelijk aantal scheepvaartbewegingen inclusief recreatievaart, een stuk hoger. Getallen rondom aantallen recreatievaartuigen ontbreken 1. 1 Er zijn geen betrouwbare schattingen van het aantal scheepvaartbewegingen op de Nederlandse recreatievaartuigen dat zich op het Nederlandse deel van de Noordzee begeven (EEZ). Wel is in 2005 een onderzoek uitgevoerd om tot een schatting te komen van het aantal recreatievaartuigen in Nederland (zowel binnenlandse wateren als (geschikt voor) de Noordzee. Dit rapport meldt dat in 2005 het aantal recreatievaartuigen in Nederland in het water geschat op circa en het aantal kleine recreatievaartuigen op de wal op circa Onbekend is welk deel van deze recreatievaartuigen op de Noordzee begeven en hoe vaak. Bron: Waterrecreatie Advies, Onderzoek aantal recreatievaartuigen in Nederland die met enige regelmaat worden gebruikt. September Pagina 11 van 49

18 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Als onderdeel van de vergunningsvoorschriften is specifiek onderzoek naar de scheepvaartbewegingen in het Prinses Amaliapark in uitgevoerd door het MARIN. Op basis van dit rapport is het niet mogelijk om conclusies te trekken aangezien in het rapport geen onderscheid gemaakt is tussen schepen die er wel of niet mogen komen. Het rapport laat echter zien dat vooral doorkruisingen van de buitenste randen van de veiligheidszone plaatsvinden. Daadwerkelijke doorvaart in het windmolenpark varen tussen de turbines heeft in de onderzoeksperiode beperkt plaatsgevonden. Pagina 12 van 49

19 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december Situatie bij toestaan doorvaart en medegebruik Het toelaten van doorvaart en medegebruik door windmolenparken op zee voor schepen kleiner of gelijk aan 24 meter leidt tot een andere situatie. Van een situatie in een windmolenpark waar alleen onderhoudsschepen aanwezig zijn, naar een situatie waar naast de onderhoudsschepen ook zeiljachten, recreatieve vissersschepen, chartervaartuigen, beroepsvissers, offshore vaartuigen, en dergelijke aanwezig kunnen zijn. Dit leidt tot complexere interacties tussen verschillende gebruikersfuncties binnen windmolenparken. 3.1 Nautische veiligheid Doorvaart en medegebruik leidt tot een beperkte toename van risico`s op het gebied van nautische veiligheid. Onderzoek van het MARIN 2 becijfert de kans dat een vissersschip (<24 meter) of een recreatie vaartuig (<24 meter) tegen een turbine botst respectievelijk op eens per 14 jaar en 9,3 jaar (bij realisatie van 4450MW, gehele opgave SER-energieakkoord). Dit risico is beperkt als het afgezet wordt tegen de kans dat een koopvaardijschip aanvaart/drijft tegen een windturbine in het aangewezen windgebied Hollandse Kust; orde grootte eens in de 2-3 jaar (Marin ). Daarnaast leidt het toelaten van doorvaart en medegebruik van kleine schepen ertoe dat de ontmoetingskans in de vaarroutes afneemt, wat een positief effect heeft op de nautische veiligheid aldaar. Door de windmolenparken vindt tegelijkertijd ook verdringing plaats van de grote scheepvaart wat enigszins risicoverhogend is. Ervaringen in omringende landen waar doorvaart (soms onder voorwaarden of via geadviseerde routes) mogelijk is, wijzen niet op onacceptabele risico s voor scheepvaartveiligheid. In tegendeel. Ook Duitsland overweegt nu een overgang van volledige sluiting naar openstelling op de Noordzee onder voorwaarden voor schepen kleiner dan 24 meter Schade aan elektriciteitskabel Een kritisch en kwetsbaar element van een windmolenpark is de elektriciteitskabel die van een turbine naar een transformatorstation en/of naar land loopt. De kavelbesluiten staan toe dat de kabels grotendeels niet meer ingegraven behoeven te worden uit kostenbesparing Ongewenst gedrag Aangezien windmolenparken op zee nu gesloten gebieden zijn, is vandalisme nauwelijks aan de orde. In de nieuwe situatie kan zo`n ongewenste gebeurtenis wel voorkomen door bijvoorbeeld betreding van een windturbine en mogelijk met geweld toegang verkrijgen tot het binnenste van een windturbine. Windmolenparken liggen op de buitengrens van Europa. Doorvaart en Medegebruik verhoogt het risico dat via een windmolenpark ongewenst verkeer van personen en goederen gaat plaats vinden. 2 MARIN 2014, Risicoanalyse: varen en vissen in windmolenparken. Rapport nr MSCN-rev juli MARIN 2013, Risico voor de scheepvaart bij aanwijzing windgebied Hollandse Kust. Rapport nr MSCNrev september 2013 Pagina 13 van 49

20 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december Onderhoud In een windmolenpark wordt onderhoud uitgevoerd. Dit gebeurt doorgaans bij daglicht en gunstige weersomstandigheden. Tijdens bezoeken aan bestaande windmolenparken waren er zo`n 3-8 onderhoudsschepen in een park actief en vond er onderhoud plaats aan de turbines. Voor onderhoud is het van belang dat monteurs veilig en ongestoord hun werk kunnen doen in en om een windturbine. In de huidige situatie is de situatie overzichtelijk. Een windmolenpark is een verboden gebied, behalve voor beheer- en onderhoudsschepen en schepen in dienst van de overheid. Indien doorvaart en medegebruik mogelijk wordt, wordt de situatie complexer. Schepen groter dan 24 meter, behalve onderhouds- en overheidsschepen, mogen niet in een windmolenpark komen. Schepen kleiner dan 24 meter mogen zich wel in windmolenpark begeven. Indien naast doorvaart ook bepaalde vormen van medegebruik mogelijk worden dan leidt dit ook tot verhoging van de complexiteit. 3.2 Knelpunten & rol van toezicht en handhaving Om doorvaart en medegebruik, indien dit toegestaan wordt, op veilige en verantwoorde wijze te kunnen laten plaatsvinden is het van belang dat de regels nageleefd worden. Om toezicht op de naleving te organiseren is het van belang dat er zicht is op wat binnen een windmolenpark gebeurt aan scheepsbewegingen. Als schepen detecteerbaar zijn kan vastgesteld worden of ze in een windmolenpark mogen komen, ze zich houden aan de regels voor doorvaart en medegebruik en kan in geval van schade de veroorzaker getraceerd worden. En indien er zich een voorval voordoet wat niet is toegestaan is het van belang dat opvolging plaats kan vinden door het Bevoegd Gezag met de hiervoor benodigde mensen en middelen. Daarnaast is het van belang dat verschillende gebruiksvormen, waar nodig, op elkaar afgestemd worden indien doorvaart en medegebruik mogelijke gemaakt wordt. Zo is bijvoorbeeld vissen (niet bodemberoerend) rondom een windturbine waar ook onderhoud plaatsvindt een niet gewenste situatie. Pagina 14 van 49

21 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december Wat is onderzocht? Ten aanzien van onderdeel toezicht en handhaving van doorvaart en medegebruik is onderzoek uitgevoerd om te bepalen wat nodig is op het gebied van toezicht en handhaving. Dit is gedaan in 2 sporen 1. Risicoanalyse & nalevingsschatting Doorvaart en Medegebruik a. Risicoanalyse; wat is het risico dat een ongewenste situatie optreedt indien doorvaart en medegebruik mogelijk wordt b. Nalevingsschatting; de nalevingsschatting geeft inzicht in de mogelijke omvang en samenstelling van overtreders en nalevers. Op deze wijze kan de doelgroep van doorvaart en medegebruik trapsgewijs onderverdeelt worden in bepaalde typen en wordt een beeld gevormd van de omvang van de niet-naleving. 2. Test detecteerbaarheid doorvaart en medegebruik a. In praktijktesten is in bestaande windmolenparken onderzocht wat de detecteerbaarheid is van verschillende instrumenten (radar, AIS, VHF, telefonie, etc.) b. Door middel van een quickscan is in beeld gebracht wat aan technisch instrumentarium beschikbaar is om doorvaart en medegebruik in beeld te krijgen Op basis van deze 2 sporen worden conclusies en aanbevelingen gegeven ten aanzien van het toelaten van doorvaart en medegebruik vanuit toezicht en handhavingsperspectief. Ook wordt er een handhaafbaarheidstoets uitgevoerd ten aanzien van de voorgestelde regels of maatregelen en worden aanbevelingen gedaan ten aanzien van eventuele aanvullende voorwaarden voor doorvaart en medegebruik. Pagina 15 van 49

22 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december Risico`s & nalevingsschatting 5.1 Inleiding Om te kunnen bepalen wat de risico`s bij toestaan van doorvaart en medegebruik in windmolenparken zijn en wat de verwachte naleving van de regelgeving zijn expertmeetings georganiseerd om dit te bepalen. De resultaten hiervan en aandachtspunten die daaruit voortkomen worden in dit hoofdstuk gepresenteerd. 5.2 Risico`s Er zijn twee type risicosessies uitgevoerd die wat betreft aard en omvang sterk van elkaar verschillen; Risicosessie Rijk Risicosessie stakeholders De resultaten van deze twee sessies worden hieronder beschreven, waarbij van de risicosessie stakeholders alleen de voor toezicht en handhaving relevante risico`s meegenomen worden Risicosessie Rijk In aanvulling op onderzoek uitgevoerd door het Marin, zijn in een risicosessie met Rijkswaterstaat en de Kustwacht de verschillende mogelijk voorkomende incidenten bij het toestaan van doorvaart en medegebruik (schepen tot 24 meter en niet bodemberoerende activiteiten) gekwalificeerd op basis van expert judgement. Door het toestaan van doorvaart en medegebruik in windmolenparken kunnen nieuwe risico`s die voorheen niet of met een andere frequentie en impact konden optreden. Dit betekent niet dat alle risico`s die hieronder worden benoemd geheel nieuw zijn. Het merendeel kan ook in de huidige situatie voorkomen, maar aangezien het gebruik van de zee bij toestaan van doorvaart en medegebruik verandert, is ervoor gekozen om de algehele risico`s te inventariseren. In het Marin onderzoek is becijferd dat de kans dat een visserij- of recreatieschip (<24 meter) tegen een turbine botst respectievelijk op eens per 14 jaar en 9,3 jaar bij realisatie van 4450MW aan windvermogen op zee. Het resultaat van de risicosessie is weergegeven in tabel 1. De kans dat een incident zich voordoet wordt voor bijna alle incidenten en/of voorkomende gebeurtenissen ingeschat op zelden. Alleen betreding van een turbine door (personen op) recreatievaartuigen wordt de kans als reëel ingeschat met een klein effect. Een incident waarbij een aanvaring tussen een schip en een platform plaatsvindt of waarbij sprake is van brand/explosie aan boord van een schip hebben het grootste effect en vormen de grootste risico`s. Voor brand/explosie bestaat dit risico al deels, aangezien in de huidige situatie ook brand/explosie aan boord van een schip (onderhoudsvaartuig) kan optreden, deels is dit risico anders aangezien dit ook kan optreden bij vaartuigen kleiner dan 24 meter. De kans op een aanvaring tussen een schip en een transformatorstation wordt als klein ingeschat, maar aangezien het transformatorstation het meest kwetsbare onderdeel is van het windmolenpark en herstel of stilleggen van zo`n stations erg kostbaar is wordt dit effect op groot ingeschat (worst case). Pagina 16 van 49

23 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Tabel 1. Ingevulde risicomatrix doorvaart en medegebruik windmolenparken. Het risico dat een vissersvaartuig met bodemberoerend tuig in een windmolenpark vist is niet opgenomen in deze tabel. Kans zelden reeel vaak Effect klein schipbreuk (rv) betreding turbine (rv) aanvaring schip-schip (rv-rv) aanvaring schip-turbine (rv) contact vissersschip met infieldkabels contact recreatievaart met infieldkabels betreding turbine (rv en bv) significant schipbreuk (bv) slagzij/kapseizen (rv en bv) aanvaring schip-schip (bv-bv) aanvaring schip-schip (rv-bv) aanvaring schip-turbine (bv) groot brand/explosie aan boord (rv en bv) Aanvaring schip - transformatorstation rv bv recreatievaart beroepsvaart Deze algemene risicomatrix is nader gespecificeerd voor de verschillende aangewezen windenergiegebieden; op basis van de te verwachtte intensiteit van doorvaart en medegebruik. Geconcludeerd wordt met inachtneming van aanwezigheid of gebruik van marina s, sportvisverenigingen, beroepsvaart, recreatievaart, visserij dat er voor de aangewezen gebieden de volgende ruimtelijke verdeling bestaat voor de kans dat de risico`s optreden (frequentie): 1. Borssele 2. Hollandse Kust (beide gebieden) 3. Ten Noorden van de Waddeneilanden Risico`s als het gevolg van moedwillige overtredingen zijn niet in deze risicosessie meegenomen. Gedacht kan worden aan het effect van een boomkorvisser die met boomkorren binnen een windmolenpark vist. Indien de infieldkabels in een windmolenpark niet ingegraven zijn en de visser ze met een boomkor kapot trekt, heeft dit een grote impact. De kans dat dit zich voordoet is namelijk niet in te schatten op basis van huidige gegevens. Op dit moment zijn er geen incidenten met betrekking hierover bekend Risicosessie doorvaart en medegebruik met stakeholders Naast de hiervoor benoemde risicosessie is ook een risicosessie met stakeholders uitgevoerd 4. De aard en inhoud van deze 2 sessies verschillen van elkaar, waardoor het vergelijken van resultaten niet mogelijk is. In Tabel 2 worden de in de risicosessie stakeholders benoemde risico`s die relevant zijn voor deze rapportage 4 risicosessie doorvaart en medegebruik windmolenparken van 27 mei 2015 Pagina 17 van 49

24 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 weergegeven en aangegeven op welke wijze deze meegenomen zijn in deze rapportage 5. Tabel 2 Relevante risico`s uit risicosessie stakeholders van 27 mei 2015 voor spoor Toezicht en Handhaving. De uitkomst van de risicosessie is geclassificeerd in overeenstemming, twijfel of geen overeenstemming. Het gaat hierbij om de vraag of alle partijen (Windenergie, visserij, recreatie en rijk) het risico (h)erkennen, twijfelen of het een reëel risico is, of het niet eens zijn dat het een risico is. Risico Uitkomst Relevant Toelichting risicosessie voor stakeholders Toezicht en handhaving Openstelling Twijfel. Min of Om te voorkomen dat er meerkosten ontstaan bij van meer van toestaan doorvaart en medegebruik is het onder windmolenpark toepassing andere van belang dat gebruikers zich aan de en leidt tot regels houden. Dit wordt in deze rapportage hogere kosten meegenomen en maakt onderdeel uit van het waardoor 40% advies. kostenreductie mogelijk niet gehaald wordt. Bestaande Twijfel. Min of Hoe om te gaan met bestaande windmolenparken parken zijn niet meer van in relatie tot doorvaart en medegebruik is een ontworpen op toepassing algemene afweging, die niet in het spoort toezicht openstelling en handhaving plaats vindt. In toezicht en handhaving wordt uitgegaan van de voorgestelde maatregelen. Deze voorgestelde maatregelen worden ook in relatie tot bestaande windmolenparken beschouwd. Mentaliteitsvera Overeenstemming Van In spoor toezicht en handhaving wordt ook de ndering, dat een toepassing mogelijkheden van gedragscode gedragscode gedragsverandering/beïnvloeding betrokken tbv risico`s kan naleefgedrag beperken Moorings Overeenstemming Min of Is een (beheers)maatregel om risico op dat moorings, als meer van kabelschade te beperken, daarom niet als zodanig deze er komen, toepassing gewogen in de risicosessie Rijk. het risico op schade door ankeren kan verminderen Zonering Overeenstemming Min of Is niet direct een risico. Is een maatregel om soorten visserij dat zonering meer van risico`s te beperken. Wordt in het vervolg van soorten visserij toepassing deze rapportage beschouwd als een item dat problemen van binnen gedragsregels past mogelijk conflicterende vistuigen kan voorkomen. 5 Niet meegenomen in Tabel 2 zijn de volgende risico`s; verzekering (nr 1), gebrekkige emergency response (nr 3), Risico van gebrek aan coördinatie in een gebied waar extra (veiligheids-)risico s aanwezig zijn (nr 4), Effecten op natuur en milieu en uitkomsten MER (nr 5), SAR vanuit lucht beperkt mogelijk (nr 13) en 40% kostenreductie niet haalbaar (nr 15). Verwijzing staat voor nummer zoals deze in verslag risicosessie doorvaart en medegebruik windmolenparken van 27 mei 2015 zijn benoemd. Pagina 18 van 49

25 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Omvaren Overeenstemming Van Toestaan van doorvaart en medegebruik leidt ertoe onveilig dat doorvaart door toepassing de ontmoetingskans in de scheepvaartroutes windmolenparken afneemt. de ontmoetingskans in de scheepvaartroutes verlaagt. Onderwater- Geen overeen- Van Maakt onderdeel uit van analyse en advies sport stemming over het toepassing risico onderwatersport binnen windmolenparken Toezicht en Overeenstemming Van In het spoor toezicht en handhaving wordt een Handhaving; toepassing advies opgesteld op welke wijze toezicht en niet 100% handhaving adequaat kan plaatsvinden. handhaafbaar Beschadiging Overeenstemming Van Dit risico wordt meegenomen in het advies. Risico kabels toepassing is bekend. In risicosessie Rijk bleek het risico niet te kwantificeren. Het effect zal groot zijn. Daarnaast is uitgangspunt voor visserij dat bij doorvaart van vissersschepen tot 24 meter deze de tuigen zichtbaar boven water hebben, dit ten behoeve van de handhaving. Verliezen Overeenstemming Van Dit risico is niet als zelfstandig risico vistuigen toepassing geïdentificeerd in de risicosessie Rijk. Dit risico is zeer lastig zelfstandig als risico te beoordelen. Dit risico vormt onderdeel van de risico`s aanvaring schepen onderling en aanvaring schip-turbine in risicosessie Rijk. De in de risicosessie stakeholders voorgestelde gedragsregel/code is een maatregel om dit risico te beperken/beheersen. Deze code wordt in het vervolg van de rapportage beschouwd onderdeel uit te maken van gedragsregels/code 5.3 Nalevingsschatting Volgens de systematiek van de Tafel van 11 6 is door middel van een nalevingsschatting een grove kwantitatieve inschatting gemaakt van overtredingspercentages door de doelgroep. De doelgroep is onder te verdelen in typen nalevers en overtreders (onwetend, calculerend, spontaan). Dit is gedaan aan de hand van de volgende 4 categorieën vaartuigen; - Beroepsvisserij (tot 24 meter) volgens registratie bij de ILT zou het gaan om ca 174 visserijschepen; - Recreatie vissend (tot 24 meter) 6 In de grond van de zaak is de Tafel van elf een methode voor effectieve doelgroepenanalyse, geschikt voor onder andere beleidsontwikkelaars, wetgevingsjuristen, uitvoerders en handhavers. Het instrument is een goed hulpmiddel bij (wetenschappelijk) onderzoek, de schatting van beleids- en handhavingseffecten en de voorbereiding en evaluatie van beleid. Met de Tafel van elf wordt een goed kwalitatief en overzichtelijk beeld van de oorzaken van naleving of overtreding binnen een bepaald wetgevingsgebied verkregen. De tafel van 11 is een initiatief van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV) - link Pagina 19 van 49

26 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Hierbij kan gedacht worden aan handlijnvissers en dergelijke. Er is geen informatie beschikbaar over aantal recreatievaartuigen dat wil gaan vissen in windmolenparken. Voor alle recreatievaartuigen (dus vissend en gewoon) ontbreekt het aan gegevens, aangezien het aan een verplichte registratie ontbreekt. 7 - Recreatie gewoon (tot 24 meter) Hieronder vallen alle overige recreatievaartuigen die niet vissend zijn. Hiervoor geldt evenzeer, dat het voor alle recreatievaartuigen (dus vissend en gewoon) ontbreekt het aan gegevens, aangezien het aan een verplichte registratie ontbreekt. 7 - Beroepsvaart (tot 24 meter). Schatting van de Kustwacht, op basis van onder andere registratie bij ILT is dat het om circa schepen gaat. Door het volgen van deze systematiek kan vlug een beeld verkregen worden van een effectieve interventierichting Uitkomst nalevingschatting In Figuur 1 is de uitkomst van de nalevingsschatting weergegeven. Beroepsvissers Recreatie vissend Recreatie - gewoon Beroepsvaart Figuur 1 Nalevingsschatting Doorvaart en Medegebruik Vooral het nalevingsprofiel van de beroepsvisserij is kwetsbaar. Aangezien aangenomen wordt dat alle beroepsvissers de regels kennen, zal hier sprake zijn van bewust overtreden. Met betrekking tot toezicht en handhaving verdient deze categorie prioriteit. Gedacht kan worden aan het ontwikkelen van een strategie die 7 In Nederland zijn er circa jachten die langs de Noordzeekust en het IJsselmeer in jachthavens liggen en die één of meerdere keren, afhankelijk van het weer, op de Noordzee varen. Pagina 20 van 49

27 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 naleving bevorderend is. Aandachtsgebieden zijn: hoogte boeteregime, detectiekans, lik-op-stuk beleid. Daarna is het nalevingsprofiel van recreatie vissend kwetsbaar. Hiervan zal (geschat) 16% van deze doelgroep de regels overtreden, waarvan 7% onbewust. Ingeschat wordt dat een groot percentage van deze doelgroep de regels niet of onvoldoende kent. Een zeer beperkt deel (1%) wordt door (de dreiging van) handhaving afgeschrikt en zal, wanneer zij toezicht ervaren zich aan de regels houden. Voor deze doelgroep zijn de aandachtsgebieden: voorlichting en detectiekans. Bij recreatie gewoon is het nalevingsprofiel vrij goed. Circa 10% van deze groep zal (is de verwachting) de regels overtreden waarvan een klein deel omdat ze de regels niet kennen. Aangezien verwacht wordt dat deze groep de regels goed kent, in tegenstelling tot recreatie vissend, dient toezicht zich voornamelijk te richten op degene die bewust de regels overtreden. Bij beroepsvaart is het verwachte naleefgedrag (zeer) goed. Verwacht wordt dat (vrijwel) de gehele doelgroep de regels kent en zich er aan zal houden. Een klein percentage zal bewust de regels overtreden. 5.4 Deelconclusie risico`s & nalevingsschatting Op basis van de risicoanalyse is er geen aanleiding om te veronderstellen dat het toestaan van doorvaart en medegebruik leidt tot onaanvaardbare risico`s. Wel is het (worstcase) effect van een aanvaring tussen transformatorstation en schip groot, maar komt zelden voor. Beheersing van dit risico verdient aandacht. Daarnaast heeft een brand/explosie aan boord van een schip een groot effect, maar komt zelden voor. Het risico van een (boomkor)visser die met boomkorren vist in een windmolenpark is niet opgenomen aangezien de kans niet berekend kon worden op basis van huidige gegevens. Het effect van zo`n incident is naar verwachting (erg) groot. Ten opzicht van de verwachte naleving van de regels van doorvaart en medegebruik zijn er twee aandachtsgebieden te onderscheiden; 1. Visserij Het verwachte naleefgedrag is kwetsbaar van deze doelgroep. Deze doelgroep dient prioriteit te hebben bij toezicht. Aandachtspunten hierbij zijn detectiekans, hoogte boeteregime en lik-op-stuk beleid. 2. Recreatievaart De recreatievaart en daarvan voornamelijk recreatievaart - vissend kent een hoog percentage onbewuste nalevers. Voor deze doelgroep is het van belang dat er een intensieve communicatiecampagne wordt opgezet om de kennis van de regelgeving te vergroten, aangezien deze doelgroep lastig te bereiken is via georganiseerde kanalen. Pagina 21 van 49

28 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december Detectie 6.1 Inleiding Om te kunnen monitoren en toezicht te kunnen organiseren dienen schepen in een windmolenpark gedetecteerd te kunnen worden. Hier zijn een aantal opties voor die voor- en nadelen kennen, zoals AIS-verplichting voor recreatievaart in combinatie met AIS-dekking in de windmolenparken, radardekking, meldingsplicht en overige optie(s). Doormiddel van een bureaustudie zijn de verschillende opties geïdentificeerd, zijn de voor- en nadelen in beeld gebracht en is een globale kosteninschatting gemaakt. Door middel van een praktijktest is onderzocht wat de dekking van bestaande detectiesystemen, zoals radar, AIS, VHF is. In combinatie met de bureaustudie leidt dit tot inzicht wat de huidige dekking is van bestaande detectiesystemen. 6.2 Verschillende opties AIS-dekking binnen veiligheidszone windmolenparken VHF-dekking binnen veiligheidszone windmolenparken Radardekking binnen veiligheidszone windmolenparken Meldingsplicht bij binnenvaren (en uitvaren) o Voor alle vaartuigen die windmolenpark binnen varen Kustwachtcentrum Private partij o Voor bijzondere activiteiten (sportduiken, vissen) Aan Kustwachtcentrum Aan Windmolenpark exploitant. AIS (Automatic Identification System) Een AIS-transponder (mobiel station) op een schip zendt automatisch op regelmatige tussenpozen informatie uit via een VHF-zender die in de transponder is ingebouwd. Uitgezonden worden positie, snelheid en op de reis betrekking hebbende scheepsgegevens. De informatie komt van de sensoren van het schip zelf. Andere informatie, zoals de naam van het schip en haar VHF callsign, is al geprogrammeerd bij de inbedrijfstelling van de apparatuur aan boord en wordt ook met regelmatige tussenpozen uitgezonden. Op zee is AIS verplicht voor (internationale) beroepsvaart boven de 300 GT (Gross Tonnage) volgens IMO-regels, dit zijn over het algemeen scheper groter dan 24 meter. Voor visserijschepen is AIS verplicht voor schepen vanaf 15 meter. Voor recreatievaartuigen geldt geen verplichting tot het voeren van AIS. Een verplichting tot het voeren van AIS door scheepvaart dat een veiligheidszone van een windmolenpark binnenvaart maakt het mogelijk om schepen te identificeren. Aangezien AIS gemanipuleerd kan worden (door o.a. uitzetten AIS) is het als losstaand systeem echter onvoldoende ten behoeve van handhaving aangezien het niet aangemerkt kan worden als onomstotelijk bewijs. Om een AIS signaal te kunnen ontvangen op het Kustwachtcentrum is een AIS-base station nodig die de uitgezonden signalen van een AIS-transponder aan boord van een schip kan ontvangen. De theoretische dekking van de AIS-basestations is weergegeven in Figuur 2. In de praktijk kan deze dekking afwijken. Het ontbreken van opstelpunten in bepaalde gebieden op zee maakt een optimale indeling niet altijd mogelijk. Pagina 22 van 49

29 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Figuur 2 Geschatte dekking AIS volgens de Kustwacht AIS Klasse A of AIS Klasse B verplichting Bij een verplichting tot het voeren van een AIS kan een verplichting opgelegd worden voor een type A of een type B. Beide type en bijbehorende specificaties zijn weergegeven in Tabel 3. Een AIS klasse A kent een groter bereik dan een klasse B. Het signaal van een AIS klasse A heeft prioriteit boven klasse B. Indien het in een gebied erg druk is, dan kan het voorkomen dat het signaal van een AIS klasse B niet doorkomt. Deze situatie wordt vooralsnog niet verwacht bij de windmolenparken. Een mogelijke AIS verplichting zal voornamelijk implicaties voor de recreatievaart hebben aangezien de ervaring is dat het merendeel van de beroepsmatige vaart al dan niet verplicht reeds uitgerust is met AIS. Pagina 23 van 49

30 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Tabel 3 Verschil AIS klasse A en AIS klasse B AIS klasse A (hoog geplaatste antenne) AIS Klasse B (laag geplaatste antenne) Kosten circa (voor schepen) Circa bereik is Line-of-Sight 1). Bereik is verder afhankelijk van Propagatie 2) en Sea State 3) Signaal 30 mijl 15 mijl Digitaal Digitaal (doorgaans verder bereik als (doorgaans verder bereik als analoge marifoon) analoge marifoon) Het theoretische bereik van een AIS zend- en/of ontvangstinstallatie (een zogenaamd basestation, uitsluitend in beheer bij het bevoegd gezag) is op zee, indien de antennes juist zijn geplaatst, circa 25 nautische mijl (nm). In de huidige theoretische dekking van AIS zijn een aantal gaten in de dekking zichtbaar rond de voor windmolenparken aangewezen gebieden. Dit geldt voor ten westen van Borssele, voor Hollandse Kust en voor Ten Noorden van de Wadden. Voor het te bouwen Gemini-park (Ten Noorden van de Wadden) wordt door de Kustwacht de dekking uitgebreid. Uitkomst test Uit de handhavingstestdag, SAR-test en observaties op het Kustwachtcentrum blijkt dat AIS-dekking in de voor windmolenparken aangewezen gebieden Hollandse Kust en Ten Noorden van de Wadden (na uitbreiding AIS-basestations door de Kustwacht) voldoende is. Voor het windgebied Borssele is de dekking onvoldoende, in het westelijke deel van het windgebied is namelijk geen AIS-dekking. In nader onderzoek kan ook de mogelijkheid betrokken worden voor het delen van verkeersbeeld en kan ook uitgezocht worden in hoeverre er samenwerking met België mogelijk is op het gebied van delen van AIS- en radargegevens. Daarnaast loopt bij Defensie, in samenwerking met TNO, een onderzoek naar radar en AIS dekking op de Noordzee. Naar verwachting wordt dit onderzoek voor de zomer 2016 opgeleverd, de eerste resultaten zullen in december 2015 beschikbaar komen. Kosten De kosten voor uitbreiden van het AIS netwerk per sensor worden geraamd op k 8 (ex BTW), inclusief beheer en onderhoud voor een periode van 25 jaar. Dit zijn de kosten per sensor. Voor het windenergiegebied Borssele kan naar verwachting volstaan worden met 1 sensor (met meerdere antennes). Aanbevolen wordt om nader onderzoek uit te voeren naar opstelpunten en technische- en functionele specificaties voor AIS-dekking en daarbij tevens de resultaten uit het Defensie onderzoek mee te nemen. De kosten voor de scheepvaart, indien een AIS verplicht wordt gesteld, zijn per schip (voor zover nog niet voorzien) circa euro voor een klasse A en euro voor een klasse B Radar Door middel van radar kan een actueel verkeersbeeld gegenereerd worden. Radars 8 Hoog bedrag staat voor kosten exclusief combinatievoordeel, laag bedrag inclusief combinatievoordeel (meerdere sensoren op een platform en/of inkoop), Kosten aanleg (conservatief) geraamd op k, beheer en onderhoud k p/j, groot onderhoud (1x 7 jaar) k. Kosten zijn exclusief BTW. Zie voor uitgangspunten ramingen bijlage C; uitgangspunten ramingen. Pagina 24 van 49

31 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 staan opgesteld langs de kust, veelal op vuurtorens, om verkeersbegeleiding naar zeehavens mogelijk te maken. Het theoretische bereik van radarinstallaties op vuurtorens, met een gemiddelde opstelhoogte van 50 meter ten opzichte van zeeniveau, is circa 40 nm. Dan zijn grote doelen te detecteren, maar onbekend is het bereik met betrekking tot schepen van maximaal 24 m lengte 9. Bekend is dat polyester jachten moeilijk te detecteren zijn. Door middel van radardekking binnen windmolenparken kan nagenoeg al het scheepvaartverkeer binnen een windmolenpark, mits dekking voldoende is, gezien worden. Voordeel van radardekking is dat het niet uit gezet kan worden zoals bij bijvoorbeeld AIS het geval is. Schepen, mits radardekking en reflecterend oppervlak schip voldoende is, zijn ten alle tijde zichtbaar op de radar. Uitkomst test Uit de Handhavingstest en de SAR-test is gebleken dat de Kustwacht standaard kleine doelen tot circa 6 NM uit de kust op de radar kan detecteren. Ook een zeiljacht van circa 11 meter, wat door windmolenpark Noordzeewind voer (gelegen op 5,4-9,7 nm uit de kust), bleek naderhand goed zichtbaar geweest te zijn op de radar. In het algemeen kan gesteld worden dat radardekking voor schepen tot maximaal 24 meter lengte tot circa 6 NM uit de kust reikt. Op dit moment is er dus geen vaste radardekking van kleine doelen in de geplande windgebieden. Aangezien radardekking in belangrijke mate afhankelijk is van het reflecterende oppervlak van een vaartuig verschilt het (effectieve) radarbereik per type schip. Op dit moment loopt een Defensie onderzoek naar AIS- en radardekking op zee dat naar verwachting voor de zomer 2016 afgerond is en waarvan in december 2015 de eerste resultaten verwacht worden. Dit onderzoek zal meer inzicht opleveren voor de actuele radardekking langs de Nederlandse kust. Kosten De kosten voor uitbreiden van het radarnetwerk per sensor worden geraamd op k 10 (ex BTW), inclusief beheer en onderhoud voor een periode van 25 jaar. Dit zijn de kosten per sensor, uitgaande van plaatsing op een Tennettransformatorplatform. Per platform zijn waarschijnlijk meerdere sensoren nodig, dit is niet meegenomen in de raming. Om vast te stellen of één of meerdere sensoren nodig zijn dient nader onderzoek uitgevoerd te worden. Er wordt aanbevolen om bij dit nadere onderzoek de Defensiestudie te betrekken. Daarnaast wordt aanbevolen om te onderzoeken of er samenwerking met België mogelijk is voor het windenergiegebied Borssele. In het nadere onderzoek dienen ook functionele eisen ten aanzien van dekkingsgraad en onderscheidend vermogen uitgewerkt en een kosten-batenanalyse uitgevoerd te worden Marifoon/VHF (Very High Frequency) Door middel van VHF, in het gewone taalgebruik vaak aangeduid als marifoon, kan op zee gecommuniceerd worden. Een VHF werkt door middel van radiogolven die uitgezonden worden van de zender aan boord van een vaartuig. Het bereik van een VHF is afhankelijk van de omstandigheden nautische mijl. Om een VHF/marifoon aan boord te mogen hebben is een bedieningscertificaat marifonie 9 Radio Holland Veldexperiment verstoring radar, 11 maart Rapport opgesteld als onderdeel van de vergunningsverplichtingen van het Prinses Amaliapark en Noordzeewind 10 Hoog bedrag staat voor kosten exclusief combinatievoordeel, laag bedrag inclusief combinatievoordeel (meerdere sensoren op een platform en/of inkoop). Kosten aanleg geraamd op k, beheer en onderhoud k p/j, groot onderhoud (1x 7 jaar) k. Kosten zijn exclusief BTW. Zie voor uitgangspunten ramingen bijlage C; uitgangspunten ramingen. Pagina 25 van 49

32 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 ( 61 voor basiscertificaat) benodigd. De kosten van een VHF/marifoon aan boord van en schip bedragen tussen de euro, afhankelijk van merk en type. Een VHF maakt het mogelijk om met andere vaartuigen, kustwacht, havenautoriteiten, enzovoort te communiceren. Tevens is een VHF het middel voor noodsituaties. Telefoniedekking op zee is beperkt en daarnaast bereikt een alarmering met een telefoon alleen de hulpdiensten maar niet de (schippers van) vaartuigen in de omgeving. Voor recreatievaart geldt geen verplichting tot het hebben van een marifoon. Een VHF/marifoon geldt als basis uitrusting voor (beroeps) zeevaart. Het bereik van een marifoon is, afhankelijk van de opstelhoogte van de zender aan boord van een schip, weersomstandigheden en obstakels, maximaal 30 nautische mijl. De aangewezen windgebieden Borssele en Hollandse Kust bevinden zich ruim binnen deze grenzen en daar zal voldoende VHF/marifoon dekking zijn. Voor het windgebied Ten Noorden van de Wadden is dit niet het geval, dit windmolenpark ligt circa 40 nautische mijl van de kust. Uitkomst test Tijdens de handhavingstestdag is gebleken dat binnen de bestaande windmolenparken voor de Hollandse kust de marifoondekking op orde is. Kosten De kosten voor uitbreiden van de marifoondekking voor het windgebied Ten Noorden van de Wadden (Gemini) wordt geraamd op k 11 (ex BTW) per sensor, inclusief beheer en onderhoud voor een periode van 25 jaar. Voor het windgebied Ten Noorden van de Wadden kan naar verwachting volstaan worden met 1 sensor (met meerdere antennes). Aanbevolen wordt om nader onderzoek uit te voeren naar opstelpunten en technische- en functionele specificaties voor VHFdekking. Wi-Fi & telefonie op zee Een marifoon is de standaard voor communicatie op het water. Telefonie dekking op zee is niet betrouwbaar. Voor toekomstige ontwikkelingen zoals verkeersbegeleiding op open zee, dat op dit moment in een ontwikkelingsfase zit, wordt nadrukkelijk nagedacht over het genereren van verkeersbeelden door gebruik te maken van sensoren aan boord van een schip. Om deze beelden te kunnen uitwisselen met autoriteiten aan wal is datacommunicatie vereist. Dit kan bijvoorbeeld door middel van Wi-Fi, op basis van telefonie. Andere opties zijn via satellietcommunicatie, W- max of VDES. Uitkomst test Voor de kust in de windmolenparken is het bereik van de geteste providers onvoldoende om in een betrouwbaar gebruik van mobiele telefoon/wifi aan boord van kleine lage schepen te voorzien. Kosten Om op de gehele EEZ Wi-FI te realiseren zijn circa 60 nodes nodig. Indien in de windmolenparken Wi-Fi gerealiseerd wordt dan is een fractie van dit aantal 11 Hoog bedrag staat voor kosten exclusief combinatievoordeel, laag bedrag inclusief combinatievoordeel (meerdere sensoren op een platform en/of inkoop). Kosten aanleg geschat op k, beheer en onderhoud k p/j, groot onderhoud (1x 7 jaar) k /keer. Kosten zijn exclusief BTW. Zie voor uitgangspunten ramingen bijlage C; uitgangspunten ramingen. Pagina 26 van 49

33 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 benodigd. De kosten voor aanleg van Wi-Fi binnen een windmolenpark op zee zijn aanzienlijk Meldingsplicht Als een meldingsplicht ingevoerd wordt dan dient elk schip zich te melden bij de aangewezen autoriteit indien het vaartuig binnen de veiligheidszone van een windmolenpark komt. Een meldplicht houdt verder in: verplicht uitluisteren en communiceren. Op deze wijze is bekend dat een schip binnen een windmolenpark vaart. Door een meldingsplicht is niet bekend waar een schip zich precies bevindt aangezien het alleen meldt dat het een windmolenpark binnenvaart of uitvaart. Daarnaast is het eenvoudig om onopgemerkt te blijven door niet te melden. Een meldingsplicht kan op verschillende wijzen ingevoerd worden; o Voor alle vaartuigen die windmolenpark binnen varen o Voor te benoemen bijzondere activiteiten (b.v. sportduiken, vissen) De meldingen kunnen gericht zijn aan de Kustwacht of aan windmolenpark exploitanten. Ten aanzien van melding aan windmolenpark exploitanten dient nagegaan te worden op welke wijze dit wordt vormgegeven. Als voor elk park bij een aparte organisatie doorvaart en medegebruik gemeld dient te worden wordt het een complexe organisatie die voor een gemiddelde recreant ook niet goed te begrijpen valt. Indien door windmolenparkexploitanten een aparte organisatie opgezet wordt is het werkbaar en herkenbaar. Voor een meldingsplicht is VHF-dekking nodig om communicatie mogelijk te maken. Kosten Voor beroepsvaart geldt een VHF/marifoon verplichting, voor recreatievaart niet. De kosten voor een marifoon variëren tussen de ca euro, afhankelijk van merk en type. Een groot deel van de jachten dat regelmatig op zee vaart is reeds voorzien van een marifoon. Voor het realiseren van een meldingsplicht van doorvaart en medegebruik bij de Kustwacht is een 24/7 bezette desk nodig, of anders indien een ander regime zal gelden (bijvoorbeeld bij nachtelijke sluiting). De kosten voor personeel is geschat op 500 k per jaar (24/7 bezetting, uitgaande van 1FTE bezetting) en voor eenmalige investeringen op 150 k. Kosten voor het inrichten van een meldpunt voor een meldingsplicht bij een commerciële partij voor de 5 huidige en in aanbouw zijnde windmolenparken 13 wordt geraamd op 200 k (inclusief BTW) per jaar en 15 k eenmalige kosten, indien VHF, AIS en radardekking voor de gebieden beschikbaar zijn Overige opties Cameratoezicht Door middel van camera`s kan scheepvaartverkeer in een windmolenpark gedetecteerd worden. Aangezien de camera`s ook geschikt dienen te zijn voor 12 De kosten voor Wi-Fi op zee worden geschat op 100 k per node (connectiepunt), exclusief apparatuur, datacommunicatie naar de wal, beheer en onderhoud. Wi-Fi op zee dient in combinatie met het delen van verkeersbeelden tussen schepen en Kustwachtcentrum plaats te vinden, bijvoorbeeld via ACCSEAS. Deze mogelijkheid bevindt zich op dit moment in een ontwikkelingstraject en is nog geen optie die nu een bruikbare techniek is. 13 Offshore Windmolenpark Egmond aan Zee (Noordzeewind), Prinses Amalia Windmolenpark, Luchterduinen (Q10), Gemini I en II (ZeeEnergie en Buitengaats) Pagina 27 van 49

34 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 handhaving dient de kwaliteit van de beelden hoog te zijn en dient er voldoende dekking in een park te zijn. Dit stelt hoge eisen aan camera`s aangezien men ervan uit kan gaan dat de afstand tussen 2 windturbines in de nieuwe windgebieden ca meter zal zijn. Door het zoute milieu zullen camera`s gevoelig zijn voor beheer en onderhoud. Ook dient er bij cameratoezicht aan de wal een centrum gerealiseerd worden waar de beelden bekeken worden. Daarnaast is specialistische software benodigd die op basis van onder andere bewegingsdetectie, tracking en integratie met radar op het juiste moment een waarnemer naar de juiste beelden laat kijken. Ontwikkeling van software die dit mogelijk maakt is arbeidsintensief en kostbaar. Alleen de personele kosten voor cameratoezicht in windmolenparken wordt geraamd op 500 k per jaar wanneer er 24/7 door 1 medewerker toezicht gehouden wordt. Mogelijk is meer er meer dan één 24/7 bemande stoel nodig. Daarnaast dient slimme software ontwikkeld te worden die automatisch waarneming mogelijk maakt. Dit is zeer complex. De bovenstaande kosten zijn exclusief kosten voor aanleg camera`s, huisvesting, software, beheer en onderhoud, et cetera. De bovenstaande technische complicaties en de kostprijs, in combinatie met dat cameratoezicht op zee voor windmolenparken (nog) geen proven technologie is, maakt deze optie niet geschikt is voor doorvaart en medegebruik Delen verkeersbeelden (ACCSEAS) Elk schip heeft zijn eigen waarnemingsinstrumenten, bij (beroeps)scheepvaart zijn dit meestal radar en AIS; Een schip bouwt zijn eigen radarbeeld op door middel van de eigen scheepsradar Een schip ontvangt ook AIS-signalen van schepen die binnen AIS-bereik van (de AIS-transponder) het schip zijn. Indien deze beeldopbouw aan boord van een schip gedeeld kan worden met de Kustwacht dan wordt het radarbereik vergroot doordat de beeldopbouw van de scheepsradar van een schip aangekoppeld wordt in de systemen van de kustwacht. Hiermee kan het radarbereik, indien er een schip aanwezig is, aanzienlijk worden vergroot zonder dat hiervoor radar-infrastructuur aangelegd dient te worden. De huidige ervaring is dat overdag en bij gunstige weersomstandigheden, gunstige condities voor doorvaart en medegebruik van windmolenparken er bijna altijd meerdere onderhoudsschepen van een windmolenparkexploitant binnen een windmolenpark aanwezig zijn. Wel dienen de signalen verzonden kunnen worden van een schip naar de wal. Hiervoor is een dataverbinding nodig. Aangezien telefoonbereik op zee zeer beperkt en onbetrouwbaar is dient gebruik gemaakt te worden van satellietcommunicatie of dient Wi-Fi op zee aangelegd te worden. Voor aanleg van Wi-Fi binnen windmolenparken kan mogelijk gebruik gemaakt worden van de substations (stopcontacten) van TenneT. ACCSEAS is een innovatie en vergt nader onderzoek en uitwerking voordat dit operationeel ingezet kan worden. Uitkomst test Tijdens de handhavingstestdag is aan boord van het ms Barend Biesheuvel vastgesteld dat de ACCSEAS-software die het delen van verkeersbeelden mogelijk maakt, een werkbare applicatie is. De dataoverdracht naar en terug van het Pagina 28 van 49

35 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Kustwachtcentrum verliep automatisch schakelend over VSAT en hoofdzakelijk de 4G verbinding. De 4G verbinding had een hoog geplaatste antenne. Kosten De kosten voor aanleg van Wi-Fi binnen een windmolenpark op zee is aanzienlijk 12. Om op de gehele EEZ Wi-FI te realiseren zijn circa 60 nodes nodig. Indien in de windmolenparken Wi-Fi gerealiseerd wordt dan is een fractie van dit aantal benodigd. 6.3 Deelconclusie detectie De belangrijkste vereiste voor toezicht en handhaving is dat vaartuigen detecteerbaar zijn. Met AIS zijn schepen identificeerbaar en traceerbaar. Hierdoor kan eenvoudig, op afstand, nagegaan worden of een schip zich legaal binnen een windmolenpark bevindt. Met AIS zijn ook automatische alarmeringen instelbaar op het Kustwachtcentrum, wat bruikbaar is indien een schip zich illegaal in een windmolenpark bevindt. Nadeel van AIS is dat het gemanipuleerd en uitgezet kan worden. Hierdoor is AIS als losstaand bewijs (meestal) niet voldoende ten behoeve van sanctionering. Als aanvulling hierop kan radar bruikbaar zijn aangezien dit niet gemanipuleerd of uitgezet kan worden. AIS in combinatie met radar biedt wel voldoende bewijslast ten behoeve van sanctionering. Radardekking is wel kostbaar om te realiseren, maar de kosten zijn (veel) lager indien realisatie meegenomen wordt bij nieuwbouw van het windmolenpark. Met VHF/marifoon is communicatie mogelijk met vaartuigen binnen windmolenparken. Op basis van AIS gegevens is bekend welk schip (identificatie) zich binnen een windmolenpark bevindt. Door middel van VHF kan een schip aangeroepen worden om bijvoorbeeld gewezen te worden op een gevaarlijke situatie, of om gemaand te worden om een windmolenpark te verlaten indien het schip zich illegaal binnen een windmolenpark begeeft, et cetera. Aangezien binnen een windmolenpark het ruimtegebruik complexer wordt is het van belang dat de verschillende gebruiksvormen met elkaar kunnen communiceren. Zo kan in het geval dat er onderhoud is bij een aantal palen vaartuigen gewaarschuwd worden dat daar geen medegebruik en/of doorvaart mogelijk is. Daarnaast maakt een marifoonverplichting een gedeeltelijke of gehele meldingsplicht mogelijk. Van de gepresenteerde detectie-opties wordt een meldingsplicht voor alle vaartuigen en cameratoezicht als niet wenselijk beschouwd; Cameratoezicht is nog geen proven technology en is kostbaar. Voor cameratoezicht dient een centrum aan de wal ingericht te worden en dient een complex ICT-systeem opgezet worden om automatische beeldherkenning mogelijk te maken. Bij een meldingsplicht voor alle vaartuigen geldt dat de mensen ter goeder trouw zich melden en dat de mensen ter kwader trouw zich niet zullen melden. Dit creëert een schijnveiligheid. Het delen van verkeersbeelden van schepen op zee met het Kustwachtcentrum (ACCSEAS) bevindt zich op dit moment in een pilot-fase, maar de verwachting is dat dit een zeer waardevolle ontwikkeling is voor de verkeersveiligheid op zee in zijn geheel. Door het aankoppelen van de beelden die opgebouwd worden aan boord van een schip (radar en AIS) in het Kustwachtcentrum kan toch radar- en AIS-dekking gerealiseerd worden, zonder dat hiervoor infrastructuur in het windmolenpark aangelegd hoeft te worden. Pagina 29 van 49

36 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Het delen van verkeersbeelden van de vaste opstellingen van radar en AIS tussen kustwachtcentrum en windmolenparkexploitanten is op eenvoudige wijze te regelen. Dit is al langer gemeengoed (AIS) voor de offshore mijnbouwplatforms Dekking In Figuur 3 is de huidige dekking van AIS, Radar en VHF binnen de windmolenparken weergegeven op basis van een worst-case scenario. De radardekking is grofmazig. Nader onderzoek is nodig in combinatie met het opstellen van functionele specificaties ten aanzien van gewenste radardekking om specifieker de (gewenste) dekking van radar te kunnen weergeven. Ten Noorden van de Wadden In windgebied Ten Noorden van de Wadden is na plaatsing en in gebruikname van het AIS basestation in opdracht van de Kustwacht in het Geminipark AIS-dekking, maar geen VHF- en radardekking Hollandse Kust In windgebied Hollandse Kust is AIS- en VHF-dekking, maar geen radardekking Borssele In het windgebied Borssele is VHF- en gedeeltelijke AIS-dekking, maar geen radardekking. Pagina 30 van 49

37 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Figuur 3 Dekking van VHF, Radar en AIS in de huidige parken en de gebieden Ten Noorden van de Wadden (Gemini), Hollandse Kust en Borssele. De zeilschip-symbolen geven de verwachte intensiteit van doorvaart en medegebruik per windgebied aan. Prioritering dekkingsvraagstuk Op basis van de verwachte intensiteit van doorvaart en medegeruik in combinatie met de kosten leidt dit tot de volgende prioritering met betrekking tot het detectievraagstuk; 1. Ten noorden van de Wadden VHF dekking 2. AIS-dekking Borssele 3. Radardekking Borssele 4. Radardekking Hollandse Kust 5. Radardekking Ten Noorden van de Wadden Voor Ten Noorden van de Wadden geldt dat, op basis van de kosten die verbonden zijn aan radardekking in combinatie met de verwachte lage intensiteit van doorvaart en medegebruik, dat radardekking niet kosteneffectief is voor een vaste opstelling. Overwogen kan worden het verkeersbeeld aan boord van het nagenoeg permanent aanwezige werkschip te delen met de Kustwacht (ACCSEAS toepassing), hiervoor is een verkenning nodig met windmolenparkexploitant. Voor Borssele geldt dat naast Pagina 31 van 49

38 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 het voornemen om doorvaart en medegebruik toe te staan ook een doorvaartcorridor door dit windgebied gepland staat. Dit maakt de noodzaak voor AIS- en radardekking in dit windgebied groter. Kosten In Tabel 4 zijn de kosten per sensor weergegeven. Tabel 4 Raming kosten AIS-, VHF- en radarsensoren & kosten voor scheepvaart Overheid (alle kosten ex btw) Totaal (30 jaar) AIS ( ) VHF ( ) Radar ( ) Scheepvaart Sensor (AIS, Marifoon) 2,3 1: Kosten per sensor. Voor uitgangspunten raming zie Bijlage C. Hoog bedrag staat voor kosten exclusief combinatievoordeel, laag bedrag inclusief combinatievoordeel (meerdere sensoren op een platform en/of inkoop). 2: Afhankelijk van merk en type 3: Exclusief certificaat, montage en dergelijke Pagina 32 van 49

39 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december Toezicht en Handhaving 7.1 Inleiding Toezicht en handhaving is erop gericht dat de regels nageleefd worden. Hiervoor zijn verschillende instrumenten beschikbaar. Het bekendste instrument is de klassieke controle en/of inspectie. Maar de toezichthouder kan meer en andere instrumenten inzetten om de naleving te bevorderen zoals bijvoorbeeld het geven van voorlichting, het opstellen van gedragsregels of handhavend optreden. Daarnaast bepalen ook factoren zoals afschrikwekkende werking van boetes en perceptie van pakkans het nalevingsgedrag van de doelgroepen. Om toezicht en handhaving op effectieve en efficiënte wijze te organiseren, is het van belang dat de juiste instrumenten en middelen ingezet worden op elke doelgroep. Want het is een gegeven dat voor het houden van toezicht en het handhavend optreden bij geconstateerde overtredingen een gelimiteerde capaciteit aanwezig is, zodat prioritering en het maken van keuzes altijd noodzakelijk is. In de voorgaande hoofdstukken is door middel van een risicoanalyse en nalevingsschatting in kaart gebracht wat de belangrijkste risico`s en kwetsbare doelgroepen zijn. In het hoofdstuk detectie is beschreven op welke wijze vaartuigen binnen windmolenparken gemonitord en gevolgd kunnen worden. In dit hoofdstuk zullen deze verschillende hoofdstukken gecombineerd worden om te komen tot conclusies en aanbevelingen voor toezicht en handhaving doorvaart en medegebruik. 7.2 Bepalingen doorvaart en medegebruik Het Rijk is voornemens om doorvaart en medegebruik mogelijk te maken onder de volgende voorwaarden; Schepen tot en met 24 meter Geen bodemberoerende activiteiten Ankerverbod Betredingsverbod De volgende specifieke voorwaarden worden overwogen - Doorvaart en medegebruik alleen overdag, bij goed zicht en onder windkracht 8 Bft. - Duikverbod - Verbod op gevaarlijk of hinderlijk gedrag Ten aanzien van het monitoren en detecteren van scheepvaart in windmolenparken worden de volgende instrumenten overwogen - Radar-, VHF-, AIS-dekking windmolenparken - Meldingsplicht o Geheel, o Of alleen voor bijzondere activiteiten Toetsing aan handhaafbaarheid De voorgestelde regelgeving zoals hierboven beschreven, is in het algemeen handhaafbaar. Wel zijn hierbij aandachtspunten; 1. Betredingsverbod Pagina 33 van 49

40 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Indien iemand het eigendom (turbine) betreedt (inclusief aanleggen) zonder daartoe gerechtigd te zijn, is diegene die dat doet strafbaar op grond van artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht. Wel dient dit verbod aangegeven te zijn op dit eigendom. 2. Doorvaart en medegebruik alleen overdag, bij voldoende zicht en onder windkracht 8 Bft Deze bepaling is lastig handhaafbaar. Geadviseerd wordt om deze bepaling als dringend advies op te nemen. Goed zicht is namelijk een ambigu begrip evenals overdag. De vaststelling of de windkracht meer of minder dan 8 bft is ook lastig vast te stellen als hier geen objectieve bron voor is. Indien de formulering van zonsondergang tot zonsopgang luidt is de bepaling voor dit gedeelte beter handhaafbaar. Indien goed zicht helder omschreven wordt dan is dit ook beter handhaafbaar (maar kan op zee snel wisselen en lokaal sterk verschillen). Voor de windkracht wordt aangeraden om te refereren naar een bepaalde meetinstantie en locatie (bij stormwaarschuwing van de Kustwacht op basis van KNMI-gegevens). Gelet op de complexiteit van een bepaling als deze wordt aangeraden om dit te reguleren door middel van gedragsregels. 3. Duikverbod Een algemeen duikverbod voor de gehele veiligheidszone is handhaafbaar. Een specifiek duikverbod voor bepaalde gebieden in een windmolenpark is niet handhaafbaar. Onder water toezicht houden is niet mogelijk of tegen enorme kosten die niet in relatie tot het risico staan. 4. Meldingsplicht Een meldingsplicht, zonder AIS-verplichting is lastig handhaafbaar. In combinatie met een AIS-verplichting neemt de handhaafbaarheid toe. Handhaafbaarheid blijft complex als uitgegaan wordt van een algehele meldingsplicht, aangezien elk vaartuig zich dient te melden bij het invaren en mogelijk ook bij het uitvaren van een veiligheidszone. Indien een schip zich niet meldt dan dient deze aangeroepen te worden door middel van marifoon. Indien dan nog steeds gehoor gegeven wordt dan dient een inspectie plaats te vinden. 5. Detectiemogelijkheid Om toezicht in windmolenparken te kunnen organiseren is het noodzakelijk dat doorvaart en medegebruik in windmolenparken gedetecteerd kan worden (afgezien van veldcontroles m.b.v. schepen en/of vliegtuigen). In hoofdstuk 6 is geconcludeerd dat voor detectie de meest geschikte opties AIS-verplichting en radardekking zijn. Een meldingsplicht heeft minder toegevoegde waarde aangezien de kwaadwillenden zich niet zullen melden, terwijl dat juist de doelgroep is waarop de toezichthouder zicht wil hebben. Voor scheepvaartveiligheid en bedrijfscontinuïteit wordt aanbevolen dat ook een VHF-verplichting geldt voor doorvaart en medegebruik. Voor toezicht en handhaving is dit ook een toevoeging aangezien het mogelijk maakt om te communiceren met vaartuigen. Dit maakt het ook mogelijk om bijvoorbeeld een waarschuwing af te geven. Aangezien AIS uitgezet en gemanipuleerd kan worden, wordt het vaak niet als zelfstandige bewijs door de rechter geaccepteerd. Daarom wordt aanvullend op een AIS-verplichting aanbevolen dat de overheid radardekking in een windmolenpark realiseert. De combinatie AIS en radar Pagina 34 van 49

41 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 is voldoende ten behoeve van handhavend optreden. Het spreekt voor zich dat een combinatie met een visuele waarneming ook mogelijk is en kan volstaan. 7.3 Naleving Op basis van de risicoanalyse en nalevingsschatting van verschillende doelgroepen zijn er twee aandachtsgebieden voor doorvaart en medegebruik; 1. Visserij Het verwachte naleefgedrag is laag van deze doelgroep. Daarnaast is het mogelijk effect groot van een overtreding veiligheidszone door een visserijschip dat bodemberoerend vist. 2. Recreatievaart De recreatievaart en daarvan voornamelijk recreatievaart vissend kent een hoog percentage onbewuste nalevers. De doelgroep visserij dient prioriteit te hebben bij toezicht. Aandachtspunten hierbij zijn detectiekans, hoogte boeteregime en lik-op-stuk beleid. Voor de doelgroep recreatievaart is het van belang dat er een intensieve communicatiecampagne wordt opgezet om de kennis van de regelgeving te vergroten, aangezien deze doelgroep lastig te bereiken is via georganiseerde kanalen. 7.4 Toezicht intensiteit Voor de toezichtintensiteit voor doorvaart en medegebruik zijn in samenwerking met de Kustwacht 2 scenario s opgesteld en geanalyseerd op hun betekenis, zie Tabel 5; 1. Risico- en informatiegestuurd toezicht 2. Proactief toezicht Tabel 5 twee scenario`s voor toezicht Doorvaart en Medegebruik Scenario Monitoring - handhavingsdesk Toezicht in het veld Risico- en Informatiegestuurd toezicht Op basis van doormiddel van risicoanalyse, nalevingsschatting en statistieken geprioriteerde doelgroepen toezicht houden door automatische alarmeringen. Naar aanleiding van informatie (eenheden in het veld, windmolenparkexploitanten, gebruikers zee). Met regelmaat scannen van windmolenparken door Kustwachtcentrum Inzet van eenheden in het veld op basis van alarmering van Kustwachtcentrum (informatiegestuurd). Eenheden in het veld combineren taakuitvoering met controle Proactief toezicht Hoge intensiteit van toezicht op windgebieden vanaf Kustwachtcentrum. Aparte medewerkers voor specifiek toezicht op windgebieden Hoge intensiteit van controles veiligheidszones windmolenparken door eenheden in het veld op proactieve wijze. Pagina 35 van 49

42 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Kosten veiligheidszone windmolenparken Gecombineerd met huidige taakuitvoering. Software aanpassing KWC 500 k euro per jaar voor specifieke windmolenparkdesk k voor eenmalige investering Kosten inzet eenheden circa k per jaar Huidige situatie In de huidige situatie, waarbij veiligheidszones gesloten gebieden zijn, vindt risicoen informatiegestuurd toezicht en handhaving plaats ( reactief ). Naar aanleiding van een signalering op de handhavingsdesk, waarneming in het veld of door een waarneming van een windmolenparkexploitant. Op de handhavingsdesk op het Kustwachtcentrum wordt integraal toezicht gehouden op de naleving van wet- en regelgeving op de Noordzee. Deze desk kent in principe de gehele week een permanente bezetting. Op basis van signalering van de handhavingsdesk worden meldingen doorgezet worden naar Team Maritieme Politie t.b.v. strafrechtelijke sanctionering of worden eenheden in het veld ingezet om een controle uit te voeren, waarna een melding doorgezet kan worden naar Team Maritieme Politie. Er zijn geen aanwijzingen dat in de huidige situatie het slecht gesteld is met naleving van gesloten veiligheidszones windmolenparken. Dit op basis van gegevens die geregistreerd worden door de Kustwacht en het feit dat er geen maatschappelijke onrust is. Getallen van de Kustwacht, zoals in figuur 4 weergegeven wijzen erop dat er jaarlijks tussen de 10 en 35 onderzoeken ingesteld worden naar aanleiding van een signalering van een mogelijke overtreding veiligheidszone van windmolenparken of mijnbouw Overzicht overtredingen veiligheidszone windmolenparken en mijnbouw Figuur 4 overzicht van onderzoeken ingesteld naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding veiligheidszone windmolenparken en mijnbouw voor de periode Bron Kustwacht Nieuwe situatie toestaan doorvaart en medegebruik 14 Gebaseerd op 2 weken inzet Kustwachtschip (Barend Biesheuvel of een Arend) inclusief nautisch personeel, exclusief opstappers. Mogelijkheden voor optimalisaties met andere taken die op de Noordzee uitgevoerd worden zijn niet betrokken. Opleiding en kosten personeel (opstappers) zijn niet meegenomen. Pagina 36 van 49

43 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Bij toestaan van doorvaart en medegebruik van windmolenparken zijn er naar aanleiding van het huidige naleefgedrag, risicoanalyse en nalevingsschatting geen aanwijzingen dat het naleefgedrag zal verschillen in relatie met de huidige situatie. Daarbij worden maatregelen voorgesteld die naleving bevorderend dan wel afschrikwekkend werken; AIS-verplichting voor vaartuigen in windmolenpark VHF-verplichting voor vaartuigen in windmolenpark Complementair radardekking Ook is het van belang dat er een uitgebreide communicatie- en/of voorlichtingsprogramma opgestart wordt die de verschillende doelgroepen, waarvan recreatievaart, en specifiek recreatievaart vissend, de hoogste prioriteit heeft, bekend moet maken met de regelgeving en bewustzijn van een veilige en verantwoorde wijze gebruik te maken van doorvaart en medegebruik door windmolenparken. Daarnaast is het van belang dat doorvaart en medegebruik de komende jaren gemonitord wordt, zodat na enkele jaren een evaluatie plaats kan vinden. Doel van deze evaluatie is om (de bepalingen van) doorvaart en medegebruik te evalueren en eventuele incidenten en naleefgedrag te analyseren. Als gevolg van deze evaluatie kan de toezichtstrategie, en eventueel wetgeving, worden bijgesteld. 7.5 Handhaving Indien er een overtreding geconstateerd wordt door de Kustwacht op het kustwachtcentrum of door eenheden in het veld, zal handhavend opgetreden worden met als uitgangspunt de Landelijke Handhavingsstrategie 15 (LHS). De strategie bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat een viertal toetsen dat uitgevoerd dient te worden wanneer er sprake is van constatering van een (mogelijke) overtreding. Het tweede deel bestaat uit een interventiematrix die de handhaver ondersteunt bij de bepaling van de inzet van een passende interventie Toetsen voorafgaand aan het toepassen van de interventiematrix Indien een overtreding gesignaleerd wordt dan worden de volgende toetsstappen doorlopen; 1. Prioritering Op basis van het toezicht- en handhavingsbeleid wordt getoetst of de bevinding een hoge of lage prioriteit heeft en of er direct dan wel in een later stadium handhavend opgetreden wordt Deze overweging geeft de ruimte om (binnen de grens van doelmatige handhaving) keuzes te maken of er toezicht- en handhavingscapaciteit wordt ingezet op bepaalde (mogelijke) overtredingen. 2. Toets op bevoegdheid 15 De landelijk vastgestelde handhavingstrategie is op dit moment nog niet geïmplementeerd bij RWS. Op dit moment geldt voor RWS de sanctiestrategie RWS uit 2008, maar aangezien binnen afzienbare tijd de LHS bij RWS geïmplementeerd zal worden wordt hier uitgegaan van de LHS. Achtergrond LHS Op 11 april 2013 zijn de grondslagen van het nieuwe stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) voor de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) bestuurlijk vastgesteld. Ten aanzien van de inzet van handhavingsinstrumenten ziet het VTH-stelsel toe op onderling afgestemd en effectief handelen van alle instanties die een rol hebbe in de handhaving van omgevingsrecht, waaronder het maken van afspraken over de afstemming van landelijke en regionale prioriteiten en het zo effectief mogelijk bestuurs- en/of strafrechtelijk handheven ervan. De hierop gebaseerde landelijke handreiking LHS is ontwikkeld vanuit het milieurecht, met oog voor het bredere omgevingsrecht. Toepassing van de LHS leidt tot afgestemd en effectief bestuurs- en/of strafrechtelijk handelen. Pagina 37 van 49

44 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Niet alle overtredingen leiden tot strijd met het recht. Er kunnen situaties voordoen waarin een geconstateerde overtreding niet voor handhaving in aanmerking komt. Dit is bijvoorbeeld aan de orde indien voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond. Klassieke rechtvaardigingsgronden zijn overmacht, noodweer, handelen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift en handelen ter uitvoering van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel. Ook kan het bestuursorgaan niet bevoegd zijn om handhavend op te treden in het geval dat bij een onherroepelijke rechterlijke uitspraak het (eerder) handhavingsbesluit is vernietigd of handhaving is uitgesloten. 3. Weging van belangen Uit de beginselplicht volgt dat in uitzonderlijke situaties tot niet-handhaving kan worden overgegaan. Handhavend optreden kan dan zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Dit kan inhouden dat behoudens nieuwe feiten en omstandigheden die nopen tot handhaving blijvend van handhaving kan worden afgezien. Het afzien van bestuursrechtelijke handhaving op grond van weging van belangen laat de mogelijkheid van strafrechtelijk optreden, onverlet. 4. Tijdelijk afzien van handhaving? Uit het gedoogkader uit volgt dat gedogen aan de orde kan zijn in overgangs- en overmachtsituaties. Tevens dient gedogen in omvang en tijd begrensd te zijn. Uit de beginselplicht en de jurisprudentie volgt dat indien er concreet zicht is op legalisatie (een overgangssituatie) dit aanleiding vormt om tijdelijk- af te zien van handhaving. Afzien van bestuursrechtelijk handhaven (al dan niet tijdelijk) laat de mogelijkheid van strafrechtelijk handhaven onverlet Toepassen interventiematrix De interventiematrix, zie Figuur 5, ondersteunt de handhaver om te komen tot een bij de overtreding passende interventie(s). Bij het bepalen van de betreffende interventie(s) wordt gebruik gemaakt van een stappenschema (5 stappen) (zie ook Bijlage A). 1. De handhaver beoordeelt de gevolgen van de (mogelijke) overtreding (vrijwel nihil, beperkt, van belang of aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar). En bepaalt het gedrag van de overtreder (goedwillend, moet kunnen, calculerend of bewust en structureel / crimineel). a. Correctiefactoren Na de beoordeling van de (mogelijke) gevolgen en de typering van het gedrag van de overtreder, dient gekeken te worden naar zogeheten correctiefactoren. Dat zijn verzachtende of verzwarende argumenten waarmee gekomen wordt tot een aangepaste score. b. Spoedeisende situaties Het facet spoedeisendheid werkt binnen de handreiking op 2 punten door: ten eerste hangt de mate van spoedeisendheid samen met de ernst van de overtreding. Naarmate er sprake is van spoedeisendheid in relatie tot de achterliggende te beschermen belangen, neemt de ernst van de overtreding toe (categorie 3 of 4). Ten tweede speelt de spoedeisendheid mee in de keuze van het in te Pagina 38 van 49

45 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 zetten handhavingsinstrument (LOB of LOD), de begunstigingstermijn (korte of geen termijn) en de op schriftstelling. 2. In stap 2 wordt er bekeken of er verzwarende omstandigheden zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. De volgende aspecten worden gewogen; 1. Verkregen financieel voordeel (winst of besparing) 2. Status verdachte/voorbeeldfunctie (terughoudend mee omgaan vanwege rechtsgelijkheid) 3. Effect van een financiële sanctie: bij geen effect/doelmatigheid, overweging van een ander middel 4. Combinatie met andere relevante delicten 5. Medewerking van deskundige derden aan de geconstateerde bevindingen 6. Normbevestiging, naming, blaming, shaming 7. Waarheidsvinding; dit aspect is een signaalfunctie dat de toepassing van opsporingsbevoegdheden dient te worden ingezet op basis van aanwijzingen, met het oog op strafrechtelijke waarheidsvinding en afdoening. 3. In stap 3 wordt afgestemd of bestuursrechtelijk of strafrechtelijk gehandhaafd wordt. In paragraaf 7.6 zal hier verder op ingegaan worden. 4. Het feitelijk toepassen van de interventiematrix vindt volgens de LHS binnen het onder stap 1 vastgestelde segment plaats van licht naar zwaar. Dit houdt in dat de handhaver kiest voor de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment opgenomen interventies, tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is. Bij voortduring van de overtreding wordt een zwaarder interventiemiddel ingezet. Uitgaande van de in de LHS genoemde van beneden naar boven doorlopen van de instrumenten, wordt er voor wat betreft bestuurrechtelijke herselsancties eerst een informeel instrument ingezet voordat aan een (eventueel) formeel besluit worden toegekomen behoudens gemotiveerde uitzonderingssituaties- en met uitzondering van de segmenten C4, D2, D3 en D4. 5. De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd voldens de binnen de handhavingsinstantie geldende adoorvaart en medegebruikinistratieprocedures en systemen Uitwerking Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) De LHS zal nader uitgewerkt worden in samenspraak met RWS, Kustwacht, OM, VenJ en Politie voor doorvaart en medegebruik windmolenparken op zee. Pagina 39 van 49

46 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Figuur 5 De interventiematrix met, per situatie, de eerste insteek op de interventieladder 7.6 Bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sanctionering Bij overtredingen van de bepalingen voor doorvaart en medegebruik, zoals deze opgenomen zullen worden in het Besluit Veiligheidszone (op grond van de Waterwet), kan zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk gehandhaafd worden. In het bestuursrecht ligt de nadruk op het herstellen van een illegale situatie terwijl bij strafrecht de klemtoon ligt op het bestraffen van gedrag. Overtredingen in het kader van doorvaart en medegebruik zullen (vrijwel) volledig gedragsovertredingen zijn. Voor gedragsovertredingen is het strafrecht het meest effectief. Wel zijn in het strafrecht de bewijsregels zwaarder aangezien (één bewijs is geen). Binnen het bestuursrecht is de bestuurlijke boete het handhavingsinstrument die geschikt is om een gedragsovertreding te sanctioneren. Overtredingen van de Waterwet kunnen evenwel niet bestraft worden met een bestuurlijke boete. Wel is het mogelijk een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang op te leggen. De sancties zijn gericht op het herstellen van de situatie en daarom niet het geëigende middel voor overtredingen doorvaart en medegebruik. Daarnaast is scheepvaart een internationale aangelegenheid. Voor sanctionering van buitenlanders die in Nederland een overtreding begaan is het strafrecht het Pagina 40 van 49

47 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 aangewezen instrument. Bestuursrechtelijk optreden tegen een buitenlands schip dat in Nederland een overtreding begaat is zeer complex. Binnen het strafrecht zijn de bestuurlijke strafbeschikking (BSB) en de geldboete de aangewezen sancties Huidige situatie In de huidige situatie vindt handhaving van veiligheidszone windmolenparken plaats door middel van strafrecht. RWS kan, in de huidige en toekomstige situatie, alleen bestuursrechtelijk handhaven n.a.v. constateringen van de RWS- luchtwaarnemers die aangewezen zijn als toezichthouder Waterwet. Deze zitten enkel en alleen op het kustwachtvliegtuig. Op de handhavingsdesk zijn geen RWS ers actief, maar medewerkers van andere diensten (KMAR, Douane, NVWA, Politie). De medewerkers van de andere diensten zijn allen BOA (met aandachtsgebied Milieu), maar zijn niet aangewezen als toezichthouder voor de Waterwet (of overige regelgeving waar RWS bevoegd gezag voor is). Hierdoor kunnen de waarnemingen van deze Boa s niet gebruikt worden voor bestuursrechtelijke handhaving door RWS. Deze waarnemingen zijn wel bruikbaar voor strafrechtelijke handhaving. Dit is ook de wijze waarop het nu gebeurt. Waarnemingen op de handhavingsdesk worden doorgezet naar team maritieme politie die de verdere (strafrechtelijke) opvolging verzorgt. In het verleden is er een initiatief geweest tot het opzetten van een Kustwacht Toezichts Ambtenaar (KTA), dit dossier werd getrokken door het OM. Dit is niet doorgegaan omdat de in de Kustwacht deelnemende departementen teveel bezwaren zagen Hoogte boeteregime Zoals eerder reeds gesteld is er binnen het bestuursrecht geen passende punitieve interventie voor overtredingen in het kader van doorvaart en medegebruik. Bij afdoening van overtreding onder het strafrecht kan dit plaatsvinden d.m.v. een bestuurlijke strafbeschikking of een geldboete, hiervoor is het boetebedrag: BSB: 150 voor natuurlijke personen en 250 voor rechtspersonen Geldboete: maximaal een boete van de vijfde categorie ( euro). De hoogte van de boete bij afdoening door middel van een bestuurlijke strafbeschikking is zeer gering. Voor de beroepszeevaart en visserij heeft dit bedrag geen afschrikwekkende werking. Er kan gelet op de beperkte hoogte zelfs aanleiding geven tot calculerend gedrag; is het, bijvoorbeeld, goedkoper om door een veiligheidszone heen te varen dan eromheen te varen? Voor recreatievaart zal de hoogte al meer een afschrikwekkende werking hebben, maar is deze nog steeds (zeer) laag met een bedrag van 150. Ook gelet op het feit dat eigenaren van recreatieschepen die zich op zee begeven over het algemeen tot de hogere lagen van de bevolking horen Overleg met het OM/VenJ Op basis van overleg met VenJ over bestuursrechtelijke of strafrechtelijke handhaving van overtredingen veiligheidszones windmolenparken bij het invoeren van doorvaart en medegebruik wordt geconcludeerd dat strafrechtelijke handhaving de meest geëigende wijze is. Voor overtredingen begaan door natuurlijke personen wordt ingezet op Bestuurlijke Strafbeschikking (BSB) en voor overtredingen begaan door rechtspersonen wordt ingezet op een geldboete (PV). Verdere uitwerking van Pagina 41 van 49

48 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 de sanctiestrategie voor doorvaart en medegebruik alsmede de verhoging van het boeteregime voor BSB wordt na besluitvorming nader uitgewerkt. 7.7 Deelconclusie Toezicht en Handhaving Op basis van de risicoanalyse, nalevingsschatting en naleving van regelgeving in de huidige situatie in combinatie met de voorgestelde maatregelen (AIS(B)- verplichting, VHF-verplichting en radardekking) is er geen aanleiding om te veronderstellen dat het toestaan van doorvaart en medegebruik in windmolenparken tot een andere situatie leidt dan de huidige in relatie tot het verwachte nalevingsgedrag. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het toezichtscenario risico- en informatiegestuurd optreden de aangewezen toezichtstrategie is. Ten aanzien van de voorgestelde regelgeving wordt een binnen een veiligheidszone ruimtelijk specifiek duikverbod als niet handhaafbaar aangemerkt, een duikverbod voor de gehele veiligheidszone wordt wel handhaafbaar geacht. Een bepaling doorvaart en medegebruik alleen overdag, bij voldoende zicht en onder windkracht 8 Bft wordt ook niet aangeraden vanwege de complexiteit (uitzondering hiervan is doorvaart en medegebruik overdag). Aanbevolen wordt om dit te reguleren door middel van gedragsregels. Wel zijn er twee aandachtsgebieden, namelijk visserij en recreatievaart. Voor visserij is daarbij het aandachtspunt dat de pakkans voldoende hoog is en dat het boeteregime een voldoende afschrikwekkende werking heeft. Voor recreatievaart dient ingezet te worden om de kennis van de regelgeving te vergroten. Hiervoor dient gedacht te worden aan een intensieve voorlichtingscampagne, mogelijk aangevuld met het in samenwerking met de stakeholders opstellen van gedragsregels. Daarnaast is het van belang dat doorvaart en medegebruik de komende jaren gemonitord wordt, zodat na 2-3 jaar een evaluatie plaats kan vinden. Doel van deze evaluatie is om (de bepalingen van) doorvaart en medegebruik te evalueren en eventuele incidenten en naleefgedrag te analyseren. Als gevolg van deze evaluatie kan de toezichtstrategie, en eventueel wetgeving, worden bijgesteld Indien er bij het toezicht een overtreding geconstateerd wordt dan zal gehandeld worden volgens de Landelijke Handhavingsstrategie. Deze zal specifiek voor Doorvaart en Medegebruik windmolenparken op zee nader uitgewerkt dienen te worden in samenspraak met het Openbaar Ministerie, de Politie, Ministerie van Veiligheid en Justitie, de Kustwacht en Rijkswaterstaat. Ten aanzien van strafrechtelijke of bestuursrechtelijke handhaving kan gesteld worden dat gelet op de aard van de overtredingen en het internationale karakter van de gebruikers op zee strafrechtelijke handhaving het meest passend is. Zeker als meegewogen wordt dat het boeteregime bij bestuursrechtelijke handhaving laag is en onvoldoende afschrikwekkende werking heeft. Daarnaast maakt de huidige organisatiewijze van de Kustwacht het onvoldoende mogelijk om via het samenwerkingsverband Kustwacht door Rijkswaterstaat bestuursrechtelijk op te treden. Pagina 42 van 49

49 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december Conclusies & Aanbevelingen De uitkomsten van de onderzoeken en testen op het gebied van toezicht en handhaving kunnen als volgt worden samengevat. 8.1 Risicoanalyse Uit de risicoanalyse blijkt dat het (worstcase) effect van een aanvaring tussen transformatorstation en schip groot, maar komt zelden voor. Beheersing van dit risico verdient aandacht. Daarom wordt geadviseerd om een veiligheidszone van 500 meter rondom de transformatorstations aan te houden. Daarnaast heeft een brand/explosie aan boord van een schip een groot effect, maar komt zelden voor. Het risico van een (boomkor)visser die met boomkorren vist in een windmolenpark is niet opgenomen aangezien de kans niet berekend kon worden op basis van huidige gegevens. Het effect van zo`n incident kan groot zijn indien een kabel door morfologische dynamiek bloot komt te liggen. Verbod op bodemberoerende visserij binnen windparken is handhaafbaar (in samenhang met andere hieronder aanbevolen maatregelen) door doorvaart tot en met 24 meter toe te staan en door in de regelgeving op te nemen dat vissersvaartuigen alleen toegestaan zijn indien het (bodemberoerende) vistuig zichtbaar boven de waterlijn aanwezig is. Op basis van de risicoanalyse en de voorgestelde regelgeving, die hier is benoemd, is er geen aanleiding om te veronderstellen dat toelaten van doorvaart en medegebruik leidt tot onaanvaardbare risico`s 8.2 Nalevingsschatting Ten opzicht van de verwachte naleving van de regels van doorvaart en medegebruik zijn er twee aandachtsgebieden te onderscheiden; Visserij Het verwachte naleefgedrag is kwetsbaar van deze doelgroep. Deze doelgroep dient prioriteit te hebben bij toezicht. Aandachtspunten hierbij zijn detectiekans, hoogte boeteregime en lik-op-stuk beleid. Recreatievaart De recreatievaart en daarvan voornamelijk recreatievaart kent een hoog percentage onbewuste overtreders. Voor deze doelgroep is het van belang dat er een intensieve communicatiecampagne wordt opgezet om de kennis van de regelgeving te vergroten, aangezien deze doelgroep lastig te bereiken is via georganiseerde kanalen. 8.3 Detectie Om toezicht en handhaving op een effectieve en efficiënte wijze te kunnen organiseren is het van belang dat vaartuigen binnen windmolenparken detecteerbaar zijn, zodat er een verkeersbeeld opgebouwd kan worden van de windmolenparken. Vaartuigen die zich niet legaal binnen een windmolenpark bevinden kunnen op deze wijze getraceerd worden. Voor detectie is het nodig dat schepen 1) gedetecteerd en 2) geïdentificeerd kunnen worden. Op deze wijze kan vanaf het Kustwachtcentrum te Den Helder toezicht uitgevoerd worden op windmolenparken. Gelet op het intensievere ruimtegebruik en het gegeven dat bij toestaan van doorvaart en medegebruik complexere gebruikersinteracties voorkomen is het ook van belang dat er gecommuniceerd kan worden met vaartuigen binnen windmolenparken. Pagina 43 van 49

50 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Op basis van de geïnventariseerde mogelijkheden ten behoeve van detectie, identificatie en communicatie worden de volgende maatregelen voorgesteld; Minimaal AIS klasse B verplichting Met AIS zijn schepen identificeerbaar en traceerbaar. Hierdoor kan eenvoudig, op afstand, nagegaan worden of een schip zich legaal binnen een windmolenpark bevindt. Met AIS zijn ook automatische alarmeringen instelbaar op het Kustwachtcentrum, wat bruikbaar is indien een schip zich illegaal (vissend) in een windmolenpark bevindt. Nadeel van AIS is dat het gemanipuleerd en uitgezet kan worden. Hierdoor is AIS als losstaand bewijs (meestal) niet voldoende ten behoeve van sanctionering. Radardekking uitbreiden Complementair aan AIS organiseren van radardekking in de windmolenparken. Marifoon/VHF verplichting inclusief uitluister- en communicatieplicht Met een VHF (Marifoon in de volksmond) wordt communicatie mogelijk binnen een windmolenpark. Bij een verplichting kan gebruik afgestemd worden, kan het kustwachtcentrum een vaartuig oproepen dat afwijkend gedrag vertoont en kan in het geval van een noodsituatie adequaat gecommuniceerd worden. Binnen de bestaande en toekomstige windmolenparken is de volgende dekking; 1. Ten Noorden van de Wadden (inclusief Gemini) AIS-dekking, maar geen VHF en radardekking 2. Hollandse Kust (inclusief Prinses Amaliapark, Q4 west, en Luchterduinen) AIS- en VHF-dekking, maar geen radardekking 3. Borssele VHF- en gedeeltelijke AIS-dekking, maar geen radardekking Prioritering dekkingsvraagstuk Op basis van de verwachte intensiteit van doorvaart en medegebruik in combinatie met de kosten leidt dit tot de volgende prioritering met betrekking tot het detectievraagstuk; 1. Ten noorden van de Wadden VHF dekking 2. AIS-dekking Borssele 3. Radardekking Borssele 4. Radardekking Hollandse Kust 5. Radardekking Ten Noorden van de Wadden Voor Ten Noorden van de Wadden geldt dat, op basis van de kosten die verbonden zijn aan radardekking in combinatie met de verwachte lage intensiteit van doorvaart en medegebruik, dat radardekking niet kosteneffectief is. Aanbevolen wordt om te verkennen of het delen van het verkeersbeeld (ACCSEAS) tussen windmolenparkexploitant en Kustwacht en vice versa haalbaar is Kosten In Tabel 6 zijn de kosten voor de verschillende sensoren weergegeven. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen hoeveel sensoren er per windgebied nodig zijn. Mogelijk zijn meerdere sensoren nodig om effectieve dekking te krijgen. In nader onderzoek kan ook de mogelijkheid betrokken worden voor het delen van verkeersbeeld en kan ook uitgezocht worden in hoeverre er samenwerking met België mogelijk is op het gebied van delen van AIS- en radargegevens. De kosten weergegeven in Tabel 6 zijn de kosten inclusief synergievoordeel met TenneT, de netbeheerder voor wind op zee. Bij nieuwe windmolenparken (ronde 3) is er voor elk duo van windmolenparken een transformatorstations tussen de parken. Aan deze transformatorstations kunnen de sensoren bevestigd worden. Pagina 44 van 49

51 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Indien er direct meegelift kan worden met de bouw van deze platforms leidt dit tot aanzienlijke kostenbesparingen dan het achteraf aanbrengen. De nadere verkenning voor sensoren, inclusief aanbestedingsvoorbereiding, kan of ondergebracht worden in de MOC-studie van de Kustwacht of kan separaat aan deze MOC-studie uitgevoerd worden. Hiervan heeft de MOC-studie de voorkeur gelet op mogelijke synergievoordelen met andere overheidsdepartementen, maar alleen als de tijd dit toelaat (bouw TenneT-transformatorstations). Tabel 6 Raming kosten AIS-, VHF- en radarsensoren & kosten voor scheepvaart Overheid (alle kosten ex btw) Totaal (30 jaar) AIS ( ) VHF ( ) Radar ( ) Scheepvaart Sensor (AIS, Marifoon) 2,3 1: Kosten per sensor. Voor uitgangspunten raming zie Bijlage C. Hoog bedrag staat voor kosten exclusief combinatievoordeel, laag bedrag inclusief combinatievoordeel (meerdere sensoren op een platform en/of inkoop). 2: Afhankelijk van merk en type 3: Exclusief certificaat, montage e.d. 8.4 Toezicht en handhaving Op basis van de risicoanalyse, nalevingsschatting en naleving van regelgeving in de huidige situatie in combinatie met de voorgestelde maatregelen (AIS(B)- verplichting, VHF-verplichting en radardekking) is er geen aanleiding om te veronderstellen dat het toestaan van doorvaart en medegebruik in windmolenparken tot een andere situatie leidt dan de huidige in relatie tot het verwachte nalevingsgedrag. Geadviseerd wordt om toezicht op een risico- en informatiegestuurde wijze in te steken. Dit kan gecombineerd worden met de huidige taakuitvoering van de Kustwacht en leidt naar verwachting niet tot aanvullende kosten voor het Rijk. Ten aanzien van de voorgestelde regelgeving wordt een ruimtelijk specifiek duikverbod als niet handhaafbaar aangemerkt. Een algemeen duikverbod wel. Een bepaling als doorvaart en medegebruik alleen overdag, bij voldoende zicht en onder windkracht 8 Bft wordt ook niet aangeraden vanwege de complexiteit. Aanbevolen wordt om dit te reguleren door middel van gedragsregels. Wel zijn er twee aandachtsgebieden, namelijk visserij en recreatievaart. Voor visserij is daarbij het aandachtspunt dat de pakkans voldoende hoog is en dat het boeteregime een voldoende afschrikwekkende werking heeft. Voor recreatievaart dient ingezet te worden om de kennis van de regelgeving te vergroten. Hiervoor dient gedacht te worden aan een intensieve voorlichtingscampagne, mogelijk aangevuld met het in samenwerking met de stakeholders opstellen van gedragsregels. Indien er bij het toezicht een overtreding geconstateerd wordt dan zal gehandeld worden volgens de Landelijke Handhavingsstrategie. Deze zal specifiek voor Doorvaart en Medegebruik windmolenparken op zee nader uitgewerkt dienen te Pagina 45 van 49

52 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 worden in samenspraak met het Openbaar Ministerie, de Politie, Ministerie van Veiligheid en Justitie, de Kustwacht en Rijkswaterstaat. Ten aanzien van strafrechtelijke of bestuursrechtelijke handhaving kan gesteld worden dat gelet op de aard van de overtredingen en het internationale karakter van de gebruikers op zee strafrechtelijke handhaving het meest passend is. Zeker als meegewogen wordt dat het boeteregime bij bestuursrechtelijke handhaving laag is en onvoldoende afschrikwekkende werking heeft. Daarnaast maakt de huidige organisatiewijze van de Kustwacht het onvoldoende mogelijk om bestuursrechtelijk op te treden. 8.5 Aanbevelingen Stel minimaal een AIS klasse B- en VHF-verplichting in voor doorvaart en medegebruik van windmolenparken. Combineer de VHF-verplichting met een uitluister- en communicatieplicht. o Voor het windgebied Ten Noorden van de Wadden dient de VHFdekking uitgebreid worden o Voor windgebied Borssele dient de AIS-dekking uitgebreid te worden Breng, complementair en aanvullend aan AIS, de windmolenparken Borssele en Hollandse Kust onder radardekking. Voer voor Ten Noorden van de Wadden een verkenning uit of het delen van verkeersbeelden tussen exploitant en Kustwacht mogelijk is Voer voor AIS, VHF en radar een aanvullende verkenning uit waarin de eisen rond de dekking nader uitgewerkt worden, opstelpunten bepaald worden en samenwerking met TenneT onderzocht wordt. Op basis van deze verkenning kan nadere besluitvorming plaatsvinden. o Er zijn aanzienlijke synergievoordelen en daarmee kostenbesparing te behalen indien deze sensoren op de transformatorstations geplaatst kunnen worden tijdens de bouw hiervan. Daarom wordt aanbevolen om snel keuzes te maken zodat meegelift kan worden met TenneT o De nadere verkenning kan ondergebracht worden in de lopende MOC-studie van de Kustwacht onder regie van de HID in bijzondere dienst voor de moderniseringsopgave van de Kustwacht. Mogelijk zijn er synergievoordelen met andere departementen te behalen die ook behoefte hebben aan radar en/of AIS dekking op zee. o Aanbevolen wordt om de nadere verkenning onder te brengen bij de MOC-studie met de randvoorwaarde dat dit past in het tijdspad van realisatie transformatorstations van TenneT. Indien dit niet past wordt aangeraden om losstaand van de MOC-studie een nadere verkenning uit te voeren. Draag zorg voor monitoring van doorvaart en medegebruik en voer 2-3 jaar na toestaan doorvaart en medegebruik een evaluatie uit Organiseer een brede communicatiecampagne Stel samen met de relevante sectoren gedragsregels voor doorvaart en medegebruik op. Stel een veiligheidszone van 500 meter in rond de transformatorstations waar geen doorvaart toegestaan is. Pagina 46 van 49

53 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Bijlage A Aangewezen windenergiegebieden op zee Figuur 6 Pagina 47 van 49

54 Definitief Deelrapportage Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Bijlage B Stappenschema toepassen Landelijke Handhavingsstrategie + toetsen Pagina 48 van 49

55 Definitief Toezicht en Handhaving 3 december 2015 Bijlage C Uitgangspunten ramingen tbv detectie De uitgangspunten van de ramingen zoals in deze rapportage gegeven zijn; - Kosten per sensor; - Aanlegkosten incl. 10% onvoorzien; - Aanlegkosten exclusief aanpassingen walsystemen (bv integratie in/met systemen Kustwachtcentrum) - Per platform zijn per technologie wellicht meerdere sensoren nodig, dit is niet meegenomen in de raming; - Er wordt hier uitgegaan dat Tennet een technische ruimte beschikbaar stelt. Hier kan een zgn IV-servicepunt worden ingericht tbv faciliteren en dienstverlening naar eigenaren van sensoren; - Inrichten van IV-servicepunt is inclusief; - Beheer van IV-servicepunt (door applicatiemanagement OSR) is exclusief; - Bij aanleg ligt platform in de haven. Bij aanleg op zee zijn de aanlegkosten ca factor 7 tot 10 hoger; - Bedragen ex BTW en in keuro; - Onderhoudsperiode is 30 jaar (tenzij anders aangegeven) met ca. elke 7 jaar groot onderhoud (totaal 4 keer groot onderhoud); - Tennet levert aan RWS fibers, geen dienstverlening door Tennet m.b.t. datacommunicatie; - Er wordt voor beheer&onderhoud en inspecties meegelift op schema van Tennet, dus geen eigen inhuur van een heli of vaartuig; - Geen maatregelen om de beschikbaarheid (van de functie) te verhogen; - Na afloop van de in de berekening meegenomen periode is de apparatuur volledig afgeschreven, geen enkele restwaarde; - Beheer&onderhoud op basis van best-effort, inkoop van spares geeft wat meer beschikbaarheid; - LET OP: Bij aanleg 1 ste platform worden er spares gekocht. Deze zijn inzetbaar bij alle platformen van Tennet waar het genoemde IV-servicepunt aanwezig is. - Raming houdt geen rekening met jaarlijkse indexering van tarieven ed. - Radar voldoet aan eisen van Kustwacht m.b.t. kleine doelen; Pagina 49 van 49

56 BIJLAGE 2 RWS Zee en Delta Lange Kleiweg GK Rijswijk Postbus HV Rijswijk T F Datum 8 december 2015 Search and Rescue in windparken bij toelaten van schepen van derden RWS-ZD 2015 Bijlage(n) Aanleiding In het SER Energieakkoord is afgesproken dat 16% van de energie in 2023 duurzaam moet worden opgewekt. Windenergie op zee moet in 2023 in totaal MW elektriciteit leveren. Dat betekent MW bovenop de MW die al gebouwd of in aanbouw is. Het kabinet heeft in september 2014 in de Routekaart drie gebieden aangewezen waar de komende jaren windparken op zee kunnen worden ontwikkeld. Dit zijn twee gebieden voor respectievelijk de Zuid- en Noord-Hollandse kust en het gebied Borssele voor de kust van Zeeland. Dat zijn nu reeds druk bevaren en beviste delen van het NCP. De ontwikkeling van windenergie op zee dreigt daarmee een geduchte concurrent te worden voor bestaande functies als het gaat om ruimtegebruik. Een goede inpassing is daarom van groot belang om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan alle maatschappelijke functies van de Noordzee. In de Ontwerp- Beleidsnota Noordzee (bijlage 2 van het Nationaal Waterplan) het ontwerp NWP2 van december 2014 is de intentie opgenomen om doorvaart en medegebruik mogelijk te maken onder voorwaarden, nadat er nog een aantal zaken (middels testen) nader is onderzocht. Wanneer de testresultaten geen onoverkomelijke bezwaren opleveren voor Search and Rescue (SAR) en handhaving, dan zullen de besluiten voor instelling van de veiligheidszones rondom windparken worden toegespitst op het - onder voorwaarden - mogelijk maken van doorvaart en medegebruik door derden (geen windpark exploitant zijnde of schepen van, of in opdracht van de overheid). Rijkswaterstaat Zee en Delta heeft in opdracht van DGRW en onder begeleiding van een interdepartementale begeleidingsgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Economische zaken en van de Kustwacht een uitwerking gemaakt van de voorwaarden waaronder openstelling van windparken mogelijk is, met name voor de aspecten SAR en handhaving. Pagina 1 van 8

57 RWS Zee en Delta Datum 8 december 2015 Deze notitie gaat in op de SAR-mogelijkheden binnen windparken. In dat kader zijn twee tests uitgevoerd; Een test op 3 juni waarbij een reddingsoperatie binnen een windpark werd uitgevoerd door KNRM schepen, met helikopterondersteuning buiten het windpark en een test op 3 september waarin de mogelijkheden voor een SAR operatie met een helikopter binnen een windpark zijn bekeken. Verslagen van de tests zijn separaat opgenomen (bijlagen 3 en 4). Deze notitie geeft een overal beeld van de vraag of er onoverkomelijke bezwaren zijn vanuit SAR voor toelating onder voorwaarden van doorvaart en medegebruik van windparken. Beleid Voor SAR is het beleid verwoord in Nota Maritieme en aeronautische noodhulp op de Noordzee en dan met name in de aanvulling: Het opsporen en redden van mensen in nood (kortweg Nota Noodhulp). Dit nationale beleid vormt de uitwerking van internationale afspraken: SAR Convention Hamburg 1979 ICAO Convention 1944 / ANNEX 12 SAR Beschikking 1994 De voor SAR belangrijkste aandachtspunten uit de Nota zijn hieronder weergegeven. Uitgangspunt bij incidenten is de zelfredzaamheid van bemanning. Daarnaast zal, indien dit niet volstaat, een beroep gedaan worden op vaartuigen in de nabijheid. De overheid verleent (aanvullende) hulp. Hiertoe is een zorgnorm geformuleerd, n.l. De basis redding capaciteit voor KNRM schepen is dat de redding capaciteit die tot 40 NM uit de kust uiterlijk in 90 minuten na de melding ter plaatse dient te zijn 400 personen bedraagt. De doelstelling is bepaald voor een windkracht tot 8 Bft en met voldoende zicht ter plaatse van het incident. (bij windkracht 9-10 Bft tegen zullen reddingsschepen 50% trager zijn). De vliegende capaciteit (SAR helikopter) dient, binnen het grootste deel van het Nederlandse SAR verantwoordelijkheidsgebied, in staat te zijn om uiterlijk 90 minuten na alarmering on-scene te zijn om 16 personen te kunnen redden. Het SAR werkgebied betreft de EEZ (Search and Rescue Region) en de Waddenzee, IJsselmeer, en Zeeuwse- en Zuid Hollandse stromen, het FIR Amsterdam inclusief Nederlands grondgebied. Pagina 2 van 8

58 RWS Zee en Delta Datum 8 december 2015 Kaart 1: SAR Werkgebied Nederlandse overheid Pagina 3 van 8

59 RWS Zee en Delta Huidige situatie zonder toelating van doorvaart en medegebruik Datum 8 december 2015 Het aantal SAR-meldingen door incidenten met scheepvaart op de Noordzee bedroeg in de periode gemiddeld 310 meldingen per jaar (Nota MA Noodhulp op de Noordzee). Daarbij was de recreatievaart de grootste veroorzaker. Het aantal Helivluchten voor SAR - taken lag tussen vluchten per jaar, 78% hiervan binnen de 40 NM. De kans op een SAR incident met minder dan 40 personen ligt voor het windenergiegebied de Hollandse kust (buiten de scheepvaart routes) in de orde van eens in de jaar. Binnen de 12 nm is deze veelal eens in de jaar. Voor Borssele ligt per 100 km2 de kans tussen eens in jaar. Voor het Windenergiegebied Ten noorden van de Wadden (TNW) ligt deze direct naast de scheepvaartroute op eens in de jaar. Daarbuiten is die kleiner dan eens in de 1000 jaar. Ook zonder toelaten van doorvaart en medegebruik (DM) kunnen SAR acties binnen windparken niet uitgesloten worden. MARIN (2 rapportages: Risico s voor de scheepvaart bij aanwijzing van windgebied Hollandse kust 2013, en Risico s voor de scheepvaart bij aanwijzing van windgebied Ten Noorden van de Waddeneilanden 2013) schat de incidentkans dat schepen van buiten het windpark (m.n. door driften) in aanvaring komen met een windturbine in op eens in de 35 jr. per park in gebied Hollandse kust. Voor TNW ligt dit op eens in de 65 jr. per park. Daarbij moet opgemerkt worden dat niet ieder incident zal leiden tot een SAR activiteit en dat ook naast de schip-turbine incidenten er situaties zijn waarbij SAR activiteiten nodig zijn. Volgens MARIN (Risico analyse: varen en vissen in windparken, 2014) wordt de kans op een ontmoeting tussen koopvaardijschip en een kleiner vissersschip of recreatievaartuig groter indien deze groep kleine schepen niet in windparken mag varen. Het absolute effect zal klein zijn aangezien er relatief weinig ongevallen gebeuren. Situatie bij uitvoering van het voornemen tot toelaten van schepen kleiner dan 24 m De kans op incidenten binnen een windpark neemt toe met toelating DM. Bij toelaten van doorvaart in windparken van schepen kleiner dan 24m wordt door MARIN de kans op aanvaring door deze schepen op eens in de 80 jr. per park geschat. Dit is een gemiddelde vanuit conservatieve aannames. De verdeling van vaartuigen verschilt sterk over de aangewezen windenergiegebieden. Deze is voor recreatievaartuigen het hoogst binnen de 12 NM, buiten de 12 NM voor de Hollandse kust wat hoger dan in Borssele en zeer laag in het gebied TNW (MARIN, 2014). Voor de vissersschepen is het beeld vergelijkbaar met uitzondering van TNW waar de dichtheiden vergelijkbaar zijn met de Hollandse kust (buiten 12 NM). De vraagt dient zich daarom aan of SAR activiteiten binnen windparken binnen de zorgnorm mogelijk zijn. Pagina 4 van 8

60 RWS Zee en Delta SAR mogelijkheden binnen windparken onderzocht Datum 8 december 2015 Redding met schepen De Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) is de geformaliseerde SAR partner van de Kustwacht. Binnen die overeenkomst kan de Kustwacht te allen tijde beschikken over het operationele materiaal van de KNRM. Na alarmering door de Kustwacht zal een reddingboot binnen 15 minuten varen en opereren onder het operationeel gezag van de Kustwacht. Bij de inzet van varende SAR middelen worden er dus primair KNRM eenheden ingezet. Proefondervindelijk, door er te oefenen, is vastgesteld dat KNRM eenheden onder alle omstandigheden ook kunnen opereren binnen een windmolenpark. De infrastructuur is daarvoor geen beletsel. Wat ze onder bepaalde omstandigheden feitelijk kunnen doen is altijd situationeel, maar dat geldt evenzeer in open water. Redding met helikopter Reddingsoperaties binnen windparken per helikopter zijn niet uitgesloten maar moeten volgens helikopterpiloten wel aan stringente voorwaarden voldoen. Daarbij is het uiteindelijk aan de pilot zelf om te beslissen of hij onder de situationele omstandigheden en windpark binnengaat (gesprek met NHV senior SAR-piloot en NHV basis manager Den Helder) De eisen van piloten zijn: Zicht SAR tijdens daglicht is anders als tijdens de nachtelijke uren. NHV stelt dat rescue (d.w.z. hoisten) binnen een windpark tijdens nachtelijke uren niet acceptabel is. In het donker dient eerst het slachtoffer waar mogelijk met zijn eigen schip of door bijvoorbeeld de KNRM buiten het park te worden gebracht. Eerst dan kan de helikopter s-nachts (of overdag bij slecht zicht) het slachtoffer verantwoord hoisten. Zoeken tijdens de nachtelijke uren is wel mogelijk, maar kent zijn beperkingen in de hoogte van de molens, hoe hoger de heli moet vliegen hoe minder het zicht en des te minder effectief ook de apparatuur aan boord van de heli is. Een hoogte van 200 à 300 voet is nog acceptabel voor zoeken, voor hoisten is dit 150 voet. Bij vliegen boven windparken is vlieghoogte meer dan genoemde 300 voet (c.a.100m) Goed zicht is erg belangrijk, een piloot zal in principe zicht moeten hebben op het volgende obstakel voordat er in een park wordt gevlogen. Aan turbine Turbulentie of zogeheten zog van nog draaiende windmolens heeft effect op de inzet van helikopters. Moderne gondels kunnen vastgezet worden. De wieken van de molens moeten in feather stand geplaatst worden onder een hoek van 90 graden links of rechtsom t.o.v. de heersende wind om de heli zover mogelijk van de rotorbladen te laten vliegen. Linksom of rechtsom is afhankelijk aan welke zijde de hoisting installatie in de helikopter geplaatst is. Bij NHV is de hoisting installatie aan de rechterzijde, bij Duitse helikopters aan de linkerzijde. Van elk park en type molen (gondel en hoogte) dient ook de layout en afmetingen bekend te zijn. De nummering van de molens dient goed zichtbaar van boven en opzij te zijn en zichtbaar te zijn van de eerst volgende molen. Pagina 5 van 8

61 RWS Zee en Delta Volgens algemene regels op basis van de Waterwet zullen vanaf 2016 alle turbines op afstand stilgezet moeten kunnen worden op last van de Minister van Infrastructuur en Milieu (zie kader). Deze maatregel kan ingezet worden als het nodig is in verband met de veiligheid bij reddingsoperaties in bijzondere gevallen. Dit is gewenst om patronen te kunnen vliegen bij zoeken op zee. Datum 8 december 2015 Waterwet algemene regels m.b.t. eisen aan turbines t.b.v. SAR Artikel 6.16k 1. Indien zich een ongewoon voorval voordoet in of in de nabijheid van een windpark, welke een gevaar oplevert voor het milieu of voor de veiligheid op zee, treft de exploitant passende maatregelen ter bescherming van het milieu of de veiligheid. 2. De exploitant beschikt over een actueel plan dat een beschrijving bevat van de in het eerste lid bedoelde maatregelen. 3. Een plan als bedoeld in het tweede lid, bevat in ieder geval: a. een vermelding van de in te zetten materialen; b. de aanwijzing van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die is belast met het verrichten van de in onderdeel a bedoelde werkzaamheden; en c. de aanwijzing van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die is belast is met het toezicht op het verrichten van de in onderdeel a bedoelde werkzaamheden. 4. De exploitant meldt een ongewoon voorval als bedoeld in het eerste lid onmiddellijk aan Onze Minister en het Kustwachtcentrum. 5. Onze Minister kan in geval van gevaar voor de veiligheid van personen een bevel geven tot het stil leggen van het windpark. 6. De exploitant verstrekt een plan binnen vier weken na actualisatie daarvan aan Onze Minister. De toelichting bij voorschrift 6.16k lid 5 geeft aan dat het doel van het voorschrift is om SAR operaties mogelijk te maken. Hierin is aangegeven dat de minister ingevolge het vijfde lid kan in het uiterste geval kan bevelen dat het windpark wordt stilgelegd. Daarbij kan gedacht worden aan de veiligheid bij reddingsoperaties. Wanneer een persoon overboord valt binnen een windpark is zoeken en redden mogelijk met helikopters. Een drenkeling is moeilijk binnen een windpark te vinden. Helikopters moeten laag vliegen om slachtoffers in het water te vinden. Draaiende turbinebladen bemoeilijken de reddingsoperatie. Het is een extra factor waarmee de helikopterpiloot rekening moet houden. Het vergroten van de kans op redden van mensenlevens rechtvaardigt de drastische maatregel om windturbines stil te zetten. In het calamiteitenplan kunnen met de vergunninghouder nadere afspraken worden gemaakt over scenario s die zich kunnen voordoen met de afspraken over bijpassend maatwerk. De aanwezigheid van een SAR-helikopter heeft (zo is ook bij de test van 3 juni 2015 gebleken) zeker toegevoegde waarde als deze niet in het park kan opereren. De helikopter kan onder normale zichtomstandigheden ook van wat grotere hoogte zoeken naar het te helpen vaartuig of persoon. Hij kan de varende Pagina 6 van 8

62 RWS Zee en Delta eenheden voorvliegen of dirigeren, een rol spelen in de onderlinge communicatie, de medic van de heli bemanning aan boord van de reddingboot laten assisteren en iemand die aan boord van de reddingboot is genomen overnemen en snel naar de vaste wal vervoeren. Datum 8 december 2015 Tijdens de SAR-heli-test in Luchterduinen op 3 september, waarbij de windturbines waren stilgezet vanwege eigen werkzaamheden door Eneco, zijn door een SAR helikopter, in samenwerking met een KNRM reddingboot, een aantal testen uitgevoerd. Tijdens deze test waren er buien met onweer, af en toe matig zicht en een windkracht 5 Bft. Hierbij is gebleken dat opereren met een SAR helikopter onder dit soort omstandigheden zonder beperking mogelijk is. Dat geldt eveneens voor het hoisten van personen vanaf de reddingboot of uit het water. Goede radiocommunicatie tussen helikopter en reddingboot was geen probleem. Behoudens op hele lage hoogte (<15 meter) was er ook steeds goede communicatie met het Kustwachtcentrum in Den Helder. De mogelijkheden van elektronische zichtbaarheid De zichtbaarheid en identificatie van schepen binnen windparken met AIS en radar kan bijdragen aan de verbetering van SAR. Ook de aanwezigheid en uitluisterplicht van Marifoon kan hieraan bijdragen. Voorwaarde hierbij is wel dat er binnen de windparken voldoende dekking is van sensoren. Hierop wordt in handhavingskader nader ingegaan. De opsporing van personen te water kan sterk verbeterd worden indien deze een Personal Life Beacon (PLB) bij zich heeft. Een geactiveerde PLB geeft een nauwkeurige positie door aan een satelliet die het zoeken sterk vereenvoudigd, betere kans op snellere redding biedt en daarmee een grotere kans op overleving. De ontvangstmogelijkheden van signalen hiervan binnen een windpark zijn niet onderzocht in beide testen, omdat dit vanwege regelgeving niet mogelijk was. Wel bleek bij een incident de ontvangst van een PLB binnen een windpark goed mogelijk te zijn. Er is op 3 juni en op 3 september een test uitgevoerd met een KNRM oefenpop, voorzien van een AIS SART. Deze blijkt goed volgbaar te zijn; het windpark vorm hiervoor geen beperking. Conclusies Voldoen aan beleid De zorgnorm wordt voor de Ronde 1 en 2 windparken en de tot 2023 voor windparken in ontwikkeling komende gebieden gehaald. Weliswaar is helikopterinzet afhankelijk van de situatie en zullen hiervoor in de ronde 1 parken wellicht meer beperkingen voordoen dan in de moderne parken. Alle parken liggen echter dicht genoeg nabij de kust om tijdig met voldoende capaciteit aanwezig te kunnen zijn en aldaar de benodigde SAR acties uit te kunnen voeren. De kwaliteit van SAR activiteiten Werkende turbines hebben naar verwachting geen invloed op de (on)mogelijkheden van een KNRM reddingboot opererend in een Windmolenpark. Het huidige niveau van varende SAR mogelijkheden binnen een park is voldoende Pagina 7 van 8

63 RWS Zee en Delta en voor de hulp vanaf/door een KNRM reddingboot niet anders dan buiten een park. De mogelijkheden voor een helikopter zijn geringer, m.n. voor de ronde 1 parken. Juist die parken liggen echter zeer dicht bij de kust. Ook kunnen helikopters aanvullend assistentie verlenen aan SAR activiteiten bij de parken indien zij niet inzetbaar zijn in de parken. Uit de testen blijkt ook dat SAR binnen een windpark bij stil zetten van de turbines onder matige weersomstandigheden zeer goed mogelijk is. Uiteraard kunnen uit de beperkte testen geen volledige conclusies getrokken worden of de mogelijkheden tot inzetten van helikopters. Daarbij dient echter bedacht te worden dat de uiteindelijke beslissing om het windpark in te vliegen afhangt van de situatie en de beslissing hierover bij de piloot ligt. Datum 8 december 2015 Daarnaast zijn SAR activiteiten in kwaliteit te verbeteren indien schepen elektronisch zichtbaar en identificeerbaar zijn (Radar, AIS) en indien communicatie tussen het schip in nood en reddingsdiensten mogelijk is (marifoon). Voor personen te water neme de kansen aanzienlijk toe indien deze beschikken over een (geactiveerde) PLB of AIS-SART Door eisen te stellen aan de identificeerbaarheid van turbines (op de kaart en met de juiste nummering en op de turbines met op afstand zichtbare nummering vanaf zee en vanuit de lucht) nemen ook de kansen voor SAR toe. s Nachts, bij slecht zicht en bij storm zijn de inzetmogelijkheden van helikopters in alle windparken zeer beperkt tot onmogelijk. Aanbeveling 1. Additionele middelen om communicatie en detectie te optimaliseren (Radar, VHF, AIS) dragen in positieve zin bij in welke SAR situatie dan ook. Dit geldt ook voor PLB s en AIS-SART. Daarom wordt aanbevolen dat schepen (die in een windpark varen) deze middelen aan boord hebben (AIS, VHF en PLB of AIS-SART) en de overheid zorg draagt voor radar-, AIS en VHF dekking van de windparken. 2. Duidelijke nummering van windturbines (voor helikopter en schepen) en duidelijke zeekaarten dragen eveneens bij aan de mogelijkheden voor SAR. Daarom wordt aanbevolen dat windpark exploitanten zorg dragen voor duidelijke nummering van turbines (waarneembaar vanuit de lucht en vanaf zee) en de overheid voor een goed invulling van zeekaarten met deze nummers. 3. De mogelijkheden voor inzet van helikopters voor SAR bij nacht, slecht zicht en storm binnen windparken is zeer beperkt. Daarom wordt een verbod op doorvaart voor deze omstandigheden aanbevolen. Pagina 8 van 8

64 EVALUATIE EVALUATIE SAREX 3 JUNI IN DEZE EVALUATIE: Inleiding Primaire doel Oefendoelen/test Uitleg evaluatie De oefening/test scenario omstandigheden inzet tijdlijn evaluatie eindconclusie/aanbevelingen dankwoord bijlagen

65 Inhoud Inleiding:... 2 Primaire doel SAREX 3 juni 2015:... 2 Specifieke oefendoelen/testen van de SAREX 3 juni 2013:... 2 Uitleg van de evaluatie:... 3 De oefening/test:... 3 Scenario SAREX:... 3 Omstandigheden:... 3 Inzet:... 4 Tijdlijn:... 5 De evaluatie:... 7 Eindconclusie en aanbevelingen:... 9 Dankwoord:... 9 Bijlagen: Bijlage 1 : AIS beeld van de AIS check met posities waar het beeld even weg valt Bijlage 2 : Posities van de Radiocheck met de reddingsboot Christien Bijlage 3 : AIS track van dummy en het Saris zoekgebied Windcat-25. Voor de oefening werd Windcat-26 gebruikt 1

66 Inleiding: Dit is de definitieve evaluatie van de oefening van 3 juni In deze evaluatie zijn ook de conclusies van andere deelnemende eenheden meegenomen. De Nederlandse Kustwacht houdt per jaar 7 Sarex oefeningen. Dit kunnen zoek- of incidentoefeningen zijn. Er wordt getracht om hier themaoefeningen van te maken. Deze oefening 3 juni was zo n themaoefening. Het thema was SAR in windmolenparken. Tevens werd deze oefening gebruikt om het een en ander te testen in een windmolenpark, zoals AIS, en radioverbindingen. Ook was het de bedoeling op een PLB te testen in een windmolenpark. Helaas ging dat niet door, omdat het in de aanvliegroute van Schiphol ligt. Daarnaast werd het SARIS zoekgebieden programma getest wat in gebruik is bij de Nederlandse Kustwacht. Primair is zo n oefening bedoeld voor de wacht ploegen op het Kustwachtcentrum. Daarom bestaat evaluatie van deze oefening uit 2 gedeeltes: een intern- en een extern gedeelte. Deze evaluatie is het externe gedeelte waar vooral de beperking en oplossing van deze SAR situatie in het windmolenpark en de testen geëvalueerd worden. De interne evaluatie zoals het functioneren van de wacht ploeg zal niet in deze evaluatie genoemd worden. Primaire doel SAREX 3 juni 2015: Voorbereiding van CCC- wachtbezettingen op het coördineren en leiden van echte, daadwerkelijke SAR- acties. Voorbereiding van vliegende en varende eenheden op het uitvoeren van echte, daadwerkelijke gezamenlijke SAR- acties onder coördinatie en leiding van het KWC. Specifieke oefendoelen/testen van de SAREX 3 juni 2013: Het vermogen snel tot andere oplossingen te komen gezien de beperkingen van eenheden die voor kunnen komen in een windmolenpark De zichtbaarheid van eenheden op AIS en/of radar van vaartuigen in windmolenparken Het testen van PLB s in een windmolenpark Het testen van radiocommunicatie in een windmolenpark Het testen of een windmolenpark invloed heeft op de resultaten van het SARIS zoekprogramma. 2

67 Uitleg van de evaluatie: De evaluatie zal per oefendoel/test benoemd en verklaard worden. In verschillende bijlagen zullen AIS opnames het een en ander verduidelijken. In de verklaringen wordt dan ook naar deze bijlages verwezen. De oefening/test: Om de oefen/test doelen te bereiken werden de volgende middelen toegepast Een dummy voorzien van een AIS tracker werd eerder op de middag gedropt in het windmolenpark Een incidentscenario in het windmolenpark Waarnemers aan boord van Ievoli Amaranth Waarnemers op het kustwachtcentrum. Scenario SAREX: Een vaartuig de Windcat-26 krijgt een explosie aan boord in het windmolenpark voor Egmond aan Zee, positie N E. Hierbij vallen verschillende slachtoffers welke geëvacueerd moeten worden. Tevens breekt er brand aan boord uit en maakt het schip water. Het schip is niet meer in staat te manoeuvreren. Er is van te voren afgesproken dat de ingezette helikopter niet het windmolenpark ingaat. Voor de uitvoering van helikopterreddingen op zee is NHV (Noordzee Helikopters Vlaanderen) verantwoordelijk. De inzet van een helikopter is sterk afhankelijk van verschillende factoren. Het weer (het zicht speelt daarin een hele belangrijke factor), Het dagdeel (lichte of donkere uren), De techniek (kunnen de molens op afstand tot stilstand gebracht worden) Vooralsnog is er afgesproken dat de helikopters in donkere uren niet het windmolenpark in gaan. Uiteindelijk is het de piloot die beslist of ze een park invliegen of niet. Omstandigheden: De omstandigheden waren goed. Er stond een noordwesten wind, kracht 3 bf. De golfhoogte was ca 1.5 mtr, het was zonnig weer en het zicht was goed. 3

68 Inzet: Organisation Location Name Role 1 Coastguard (team ) Den Helder Netherlands Coastguard Aircraft SMC 2 NHV Helicopter Den Helder Sarex-6 Hoist 3 Coastguard Aircraft Schiphol (Amsterdam) Vessels Sarex-1 ACO 4 KNRM (lifeboat) IJmuiden Christien Participant (OSC?) 5 KNRM (lifeboat) Egmond aan Zee Adriaan Hendrik Participant 6 KNRM (lifeboat) Wijk aan Zee Donateur Participant KNRM (Lifboat Zandvoort Annie Paulise No participant pictures/film 7 Coastguard (ETV) Den Helder Ievoli Amaranth Drop-off spectators 8 Vestas CTV IJmuiden Windcat Incidentschip Observers Location Number Role SODM/SSM Ievoli Amaranth 2 observer KNRM Incident schip 1 observer NLCG Coastguard Center 3 observer 4

69 Tijdlijn: Tijd: UTC gebeurtenis 13:40: Dummy gedropt in windmolenpark 16:00: Eerste melding van windcat-26. Explosie, brand aan boord, maakt water en heeft gewonden aan boord. Heeft geen motorvermogen en kan het windmolenpark niet op eigen kracht verlaten 16:02: Incident aangemaakt 16:02: Alarm voor reddingsboten IJmuiden (Christien), Wijk aan Zee (Donateur), Egmond aan Zee (Adriaan Hendrik) 16:06: Alarm voor de redding helikopter van De Kooy (Sarex-06) 16:10: Alarm voor Kustwacht vliegtuig CG-01 verandert callsign in Sarex-01 16:12: Windcat-26 geeft details door betreffende de slachtoffers. 16:21: Kustwachtcentrum neemt contact op met emergency-nummer van het windmolenpark en krijgt te horen dat de turbines niet stil gezet kunnen worden. 16:26: Plan 1 kustwacht: De windcat-26 door een reddingsboot uit het windmolenpark slepen en dan de arts er op af laten zetten door de helikopter voor uitvoering triage. 16:31: Het plan aan Windcat-26 door gegeven 16:34: Sarex-01 (Kustwachtvliegtuig) ter plaatse 16:36-16:40: De 3 reddingsboten komen ter plaatse 16:36: Plan 2: Kustwachtcentrum besluit de arts eerst op de reddingsboot Christien af te zetten en die naar de Windcat-26 te laten varen. De reddingsboot Adriaan Hendrik wordt naar de Windcat-26 gestuurd om sleepverbinding te maken. 16:37: Sarex-06 (redding helikopter) ter plaatse en krijgt opdracht arts aan boord van reddingsboot Christien te zetten. 16:40: Sitrep Windcat-26; Het waterniveau in het schip stijgt. Brand niet onder controle, maar geen vuur meer te zien. 16:45: Arts en redding zwemmer door de helikopter aan boord van de reddingsboot Christien gezet. 16:46 Sitrep reddingsboot Christien: Arts en redding zwemmen aan boord van de Christien, varen nu naar de Windcat-26, zodra men ter plaatse is worden de arts en zwemmer aan boord van de Windcat-26 gezet en wordt er een pomp met enkele bemanningsleden van de Christien aan boord van de Windcat-26 gezet. De reddingsboot Adriaan Hendrik is bezig met sleepverbinding te maken. 16:52: De AIS geeft aan dat de Windcat-26 uit het park gesleept wordt. 5

70 16:55: De redding helikopter geeft aan dat hij de reddingsboot Christien wil gebruiken om slachtoffers te hoisten ivm de snelheid die de reddingsboot kan maken. 17:00: Sitrep Christien: arts en redder van de helikopter en 8 bemanningsleden van de reddingsboten aan boord van de Windcat-26 gezet. Er is geen vuur meer maar wel veel rook. Pompen zijn in werking gezet en het waterniveau daalt. 17:07-17:48: De slachtoffers worden van de Windcat-26 naar de Christien gebracht en verder met de helikopter naar de Ievoli Amaranth gebracht (Drop-off schip) 17:48 Laatste 2 slachtoffers naar de Ievoli Amaranth gebracht. Situatie op de Windcat-26 onder controle, men gaat de pompen weer opruimen en aan boord van de reddingsboot brengen 17:51: Einde oefening. Reddingsboot Christien gaat nu in het windmolenpark enkele radiochecks doen met de kustwacht. De Adriaan Hendrik gaat naar de dummy om hem op te pikken. De Sarex-01 heeft de dummy in zicht. 18:15 Dummy opgepikt door reddingsboot Adriaan Hendrik. De Eenheden gaan retour station. Windcat-26 wordt door reddingsboot Adriaan Hendrik uit windmolenpark gesleept, ander reddingsboten begeleiden. (Foto: Sarex-01) 6

71 De evaluatie: Het analyseren van de situatie om tot de meest adequate optie te komen bij een SAR incident in een windmolenpark. Na de eerste melding werd door het KWC snel de operator van het windmolenpark gebeld en was duidelijk dat de windmolens niet stil gezet konden worden. De helikopter kon derhalve niet het windmolenpark in. Dit houdt in dat de arts van de helikopter niet direct aan boord van het incidentschip gezet kan worden en dat er ook geen gewonden vanaf het incidentschip aan boord van de helikopter gehoist kunnen worden. Hierop werd door het KWC onmiddellijk besloten de arts aan boord van een reddingsboot te zetten en deze naar het incidentschip te laten varen. Tevens werd een reddingsboot verzocht naar het incidentschip te varen, sleepverbinding te maken en dan buiten het windmolenpark te slepen. De arts kon dat in de tussentijd triage uitvoeren en beslissen wie welke gewonden er door de helikopter getransporteerd moeten worden. Door de huidige ideale omstandigheden (goed weer, het park dicht bij de kust zodat de reddingsboten snel ter plaatse waren en de positie van het incidentschip aan de rand van het park) was dit de beste optie en werd dan ook zodanig uitgevoerd. Conclusie: Het KWC had voor de beste optie gekozen en in deze omstandigheden was dat goed uitvoerbaar, maar deze omstandigheden hebben we niet altijd op de Noordzee en een verder weg gelegen park onder slechtere weersomstandigheden en een langere aanvaartijd van redding eenheden, zal in zo n geval het hulpverlenen kunnen bemoeilijken. Wel kunnen reddingsboten te allen tijde in een windmolenpark opereren. De zichtbaarheid op AIS (Automatic Identification System) en radar van vaartuigen in windmolenparken (zie bijlage 1 ) Om de AIS te testen in een windmolenpark is er een dummy met een AIS tracker in het park gedropt. Deze is gedropt in positie N E Tussen de molens 17, 18, 25 en 26. De dummy dreef vrij snel het park uit, maar we hebben wel 2 maal een hit op AIS in het park gekregen. De eerste direct na droppen nagenoeg in dezelfde positie en 1 keer nabij paal 32. Tevens hebben we de betrokken eenheden die betrokken waren bij deze oefening continue geobserveerd op AIS en over het algemeen waren deze eenheden goed zichtbaar. In bijlage 1 staan de posities van eenheden waar het AIS signaal even weg viel en posities van de AIS tracker van de dummy. Tevens hebben we de reddingsboot Christien in en rond het park een radiocheck laten doen en ook geobserveerd op AIS/radar. De Christien was in het park continue zichtbaar op AIS op enkele zeer korte onderbrekingen na. Tussen de palen 28, 29, 35 en 36 viel de AIS even weg en nabij paal 12 was er een korte onderbreking. Wat betreft radar: dit was moeilijker te observeren. Regelmatig vielen de radarbeelden van de eenheden weg, maar dat gebeurde ook buiten het park. Toch waren de eenheden welke binnen het park aanwezig waren voor een groot deel zichtbaar op radar. Conclusie: Het AIS beeld in dit park was redelijk stabiel op wat korte onderbrekingen na. Wat radar betreft is het niet mogelijk om daar nu al een conclusie aan te verbinden. 7

72 Het testen van PLB (Personal Live Beacons) in een windmolenpark Voor het testen van PLB signalen en AIS tracker werd er die middag een dummy in het windmolenpark gedropt. Helaas mochten we geen PLB gebruiken ivm met regelgeving Schiphol. Conclusie: niet kunnen testen Het testen van radiocommunicatie in een windmolenpark (zie bijlage 2) De radiocommunicatie in het windmolenpark was tijdens de oefening luid en duidelijk. De reddingsboot Christien van IJmuiden heeft vanuit verschillende posities in en net buiten het windmolenpark radiochecks uitgevoerd en deze waren allemaal heel duidelijk. De checks zijn uitgevoerd tussen de palen 17, 18,25 en 26 en nabij de palen 36, 12, 1 en 30. Hoewel de bijlage anders doet vermoeden zijn deze tests dicht onder de vier hoekpalen gedaan. Tijdens de oefening was hij vrijwel windstil en de molens draaiden nauwelijks. In de middag tijdens het droppen van de dummy was er meer wind en was de communicatie een stuk slechter. Ook bestond bij het KWC de indruk dat de communicatie tussen schepen onderling binnen en buiten het park een stuk minder was. Conclusie: de radioverbindingen tussen de eenheden en het KWC waren tijdens de oefening luid en duidelijk, ook de radiocheck tussen de Christien en het KWC verliep zonder problemen. Echter de communicatie s middags bij slechtere weersomstandigheden en tussen de schepen onderling verliep niet altijd even goed. Het testen van de invloed van een windmolenpark op de bewegingen van drenkelingen in het water ten opzichten van het zoekprogramma SARIS in gebruik bij de Nederlandse Kustwacht. (zie bijlage 3) We hebben continue de pop continue in de gaten gehouden en konden hem ook via zijn AIS track redelijk volgen. We hebben het zoekprogramma laten lopen tot het moment dat de dummy werd opgepikt. Het bleek toch dat de dummy een stuk noordelijker lag dan wat het zoekgebied aangaf. Conclusie: De dummy was sneller afgedreven naar het noorden dan SARIS aangaf, derhalve lag de dummy niet in het zoekgebied. Het is bij deze ene test niet mogelijk om hier de oorzaak bij de windmolens te leggen, hiervoor zullen meerdere testen uitkomst moeten brengen. 8

73 Eindconclusie en aanbevelingen: Het is nog te vroeg om hier echt conclusies aan te verbinden. De omstandigheden van de oefening waren zeer goed en men kan stellen dat over het algemeen de verbindingen en het beeld goed waren. Het scenario was realistisch, want een helikopter kan niet altijd in een windmolenpark komen. Op dit moment gaan ze in de donkere uren niet een park in, dus we zullen het in zo n geval met andere middelen moeten doen. Voor de reddingsboten zijn er geen beperkingen en kunnen altijd ingezet worden in een windmolenpark. Het is daarom aan te bevelen om meer testen uit te voeren om zo een beter beeld te krijgen of de elektronische middelen in verschillende parken en onder verschillende omstandigheden adequaat zijn om ze in te zetten. Verder zullen oefeningen als deze vaker en met verschillende windmolenparken gehouden moeten worden. Dankwoord: Om een oefening/test als deze te organiseren is veel samenwerking en medewerking nodig. In alle opzichten is dat gelukt en hebben we deze oefening/test kunnen houden. Ik dank dan ook iedereen hartelijk, die heeft meegewerkt om deze oefening tot een goed einde te brengen. Kustwacht vliegtuig (Sarex-01 boven windmolenpark) 9

74 Droppositie dummy incidentpositie Kaartje met nummers windmolens, incidentpositie en droppostitie dummy 10

75 Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 : AIS beeld van de AIS check met posities waar het beeld even weg valt : Posities van de Radiocheck met de reddingsboot Christien : AIS track van dummy en het Saris zoekgebied. Ievoli Amaranth NHV redding helikopter 11

76 SAR heli test Luchterduinen 3 september 2015 EVALUATIE

77 Inhoudsopgave Inleiding Luchterduinen Uitvoering (tekstdelen draaiboek) Ervaringsgegevens SAR-helikopter (CG-12) Ervaringsgegevens KNRM reddingboot Koos van Messel Zichtbaarheid op AIS / Radar Weersomstandigheden Conclusies

78 Inleiding In het kader van het Rijkswaterstaat project Doorvaart en medegebruik Windmolenparken zijn recent een tweetal testen gedaan met betrekking tot de mogelijkheden van Search and Rescue operaties (maritieme incidenten) binnen een windmolenpark, zoals die worden uitgevoerd onder de operationele verantwoordelijkheid van de Directeur Kustwacht. Dit is gedaan met daarvoor beschikbaar gestelde eenheden van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) en met een SAR-helikopter van NHV. De door het Kustwachtcentrum geplande SAREX van 3 juni 2015 is gebruikt om voor het eerst een Search and Rescue (SAR) scenario uit te voeren binnen een windmolenpark. In dat geval betrof het de OWEZ wind farm (Egmond), een park van de eerste generatie waarbij het niet mogelijk is de turbines op afstand te stoppen. Omdat er bij die oefening voor gekozen is de turbines, of een deel daarvan, niet op voorhand te stoppen was het toen niet mogelijk om met een SAR-helikopter binnen dit windmolenpark te opereren. Als gevolg daarvan zijn de mogelijkheden en eventuele beperkingen van een SAR-helikopter binnen een windmolenpark tijdens deze SAREX niet onderzocht of getest. Wel is bij die gelegenheid vastgesteld dat de SAR-helikopter opererend boven- of naast een windmolenpark van grote toegevoegde waarde kan zijn bij de uitvoering van een SAR operatie die zich primair binnen een park afspeelt. Ook is vastgesteld dat een reddingboot van de KNRM te allen tijde in een park kan opereren. Wat een eenheid daar feitelijk kan doen blijft altijd situationeel, maar dat is in open zee niet anders. Als gevolg van de wens om ook de mogelijkheden en eventuele beperkingen van een SARhelikopter opererend binnen een park proefondervindelijk vast te stellen, is het aanbod van Eneco om dat op een passend moment te doen in het nieuwe park Luchterduinen, dankbaar aanvaard. Deze test heeft plaatsgevonden in de ochtenduren van 3 september 2015 op de dag dat Eneco z n zogenoemde Pass test hield. Voor de goede samenwerking met de KNRM, NHV, ENECO en KWC ben ik alle betrokkenen erkentelijk. Den Helder, 23 september 2015 Gerrit Miedema, samensteller. 3

79 Luchterduinen 4

80 Eneco Luchterduinen Waterdiepte Afstand tot de kust Lengte offshore export kabel (HV kabel) Aanlanding offshore kabel Aansluiting hoogspanningsnet TenneT Lengte landkabel m 23 km (12 NM) 25.1 km Noordwijk Sassenheim, 150 kv AC 7.8 km / 150 kv AC Afstand OHVS tot aanlandingspunt 24.5 km (hemelsbreed) Oppervlakte (incl. veiligheidszone) [1] km 2 Oppervlakte (excl. veiligheidszone) km 2 Windturbines 43 x Vestas V112, 3 MW Rotordiameter Ashoogte Tiphoogte Minimum afstand tussen rijen Minimum afstand in de rij Diameter monopaal direct onder gondel Diameter monopaal op flenshoogte Diameter monopaal bij zeebodem Diameter OHVS transitiestuk op zeeniveau Maximale diameter OHVS transitiestuk Diameter OHVS monopaal bij zeebodem 112 m 80,8 m 136,8 m 690 m 535 m 3,2 m 4,5 m 5,0 m 4,5 m 5,1 m 5,0 m 5

81 Uitvoering Voorafgaand aan de uitvoering was een draaiboek samengesteld. Navolgend daaruit een aantal tekstdelen van oefendoelen (testen) en het scenario op hooflijnen: Waar, en voor zover de omstandigheden dit mogelijk maken, proefondervindelijk vaststellen wat de mogelijkheden dan wel eventuele beperkingen zijn om met een Search and Rescue (SAR) helikopter te opereren binnen een windmolenpark. Uitgangspunt hierbij is vooralsnog dat helikopter SAR operaties binnen een windmolenpark alleen kunnen plaatsvinden tijdens daglicht en bij voldoende horizontaal- en verticaal zicht. Onderdeel van deze test is ook het vaststellen of er ongestoorde (goede) radiocommunicatie kan plaatsvinden met andere (on-scene) eenheden, zowel vliegende als varende, maar ook met het JRCC (SMC) in het Kustwachtcentrum in Den Helder. In het Kustwachtcentrum dient eventueel gebruik te worden gemaakt van SARIS i.r.t. de AIS track van de pop die vanaf de reddingboot overboord wordt gezet. De participerende KNRM reddingboot Koos van Messel bevindt zich rond 08.30lt ergens in het midden van het park Luchterduinen. Een pop met AIS tracer/tracker wordt overboord gezet en drijft in het park. Bij aankomst van de heli worden op verschillende hoogtes binnen en net buiten het park comms checks uitgevoerd met het KWC. Te denken valt aan 50ft, 100ft, 200ft, 300ft en 500ft. VHF kan 67 + VHF Positie waar pop te water gaat is: N E, dan wel in een positie die op dat moment het meest wenselijk wordt geacht aan boord van de reddingboot Koos van Messel. Helikopter voert meerdere keren hoist uit met reddingboot Koos van Messel. Plaats in het park en de wijze van uitvoering in onderling overleg heli < > reddingboot. Van groot belang is de registratie van de bevindingen door de SAR helikopter. Om een realistisch beeld te krijgen van de mogelijkheden en eventuele beperkingen binnen een park bevliegt de helikopter het park vanuit verschillende hoeken en hoogtes. Manier van werken ter beoordeling van de vliegers. De inhoudelijke betrokkenheid van het JRCC/KWC is beperkt. Het gaat hierbij feitelijk alleen om het vastleggen hoe de kwaliteit van de verbinding is, of het AIS signaal van de pop zichtbaar is en eventueel andere relevante bijzonderheden. Van aansturing in de zin van de SMC taak is geen sprake. Als gevolg van operationele inzet van de geplande SAR-helikopter, kort nadat deze was vertrokken vanuit Den Helder richting Luchterduinen, trad er een vertraging op in het beoogde tijdschema. Door goed anticiperen kon tijdig een alternatieve SAR-helikopter, dit keer komend vanaf de Pistoolhaven (Maasvlakte Rotterdam), worden ingezet. Deze was om 10.08lt op locatie en heeft de testelementen tot 11.25lt uitgevoerd volgens draaiboek. 6

82 Ervaringsgegevens NHV SAR-helikopter (CG-12) In het SAR training report van deze helikopter werd het volgende gemeld: SAR Ex ad hoc, locate rescue dummy using AIS system in aircraft, comms test in windmill park Luchterduinen, ship winch with KNRM Koos van Messel in the windmill park. AIS system in the aircraft worked well and we were able to locate the dummy quickly. Comms OK at 500, 300, 200 and 100ft in all areas but unable to communicate with coastguard at 50ft though comms good with KNRM vessel at that height. Hoisting in the park OK though unable to assess turbulence due to the windmill blades not turning. Conducting SAR operations in conjunction with other agencies within the windmill park would present no extreme problems during the daytime in good visibility. At night and reduced visibility the operations would be more difficult and extra time should be allowed. Winching to and from a moving vessel may be a problem if the wind direction and strength restricts the amount of sea room available when the vessel is on a steady course for winching and cannot manoeuvre. 7

83 Ervaringsgegevens KNRM reddingboot Koos van Messel Hoisten ging zonder problemen zowel volgens heli als de Koos van Messel. Er bleek wel genoeg statische elektriciteit aanwezig te zijn vanwege de vele onweersbuien in het gebied. De Koos van Messel is constant in contact geweest met de Heli ook op de voor de kustwacht moeilijke hoogte van 50 feet hier werden een aantal keer de berichten van de heli doorgezet naar de kustwacht. Alleen in het noordelijke deel van het windmolenpark was het voor ons een enkele keer lastig om contact te krijgen met de kustwacht op kanaal 67. Input schipper Koos van Messel De hoistoefening tussen heli en Koos van Messel bracht geen specifieke door windturbines veroorzaakte problemen met zich mee. Door het onweersachtige weer was er wel een probleem met statische elektriciteit, waardoor de oefening zich beperkte tot het hoisten van de helikopter kikker. Deze werd op dek neergelaten en vervolgens weer opgepikt. Dit gebeurde met een vaart van ongeveer 6 knopen op een koers vaan ongeveer 240 graden. Er was voldoende ruimte tussen de turbines om een bepaalde koers te kunnen vast houden, alhoewel deze koers meer op het zicht dan op het kompas werd vastgesteld. Mogelijk toch een goede zaak om een aarddraad aan boord van de Koos van Messel te nemen, waarmee in voorkomend geval de helikopter mee kan worden ontladen, voordat de sling wordt vastgepakt. Ook met de HI-line methode wordt dit probleem verminder, omdat de ervaring leert dat de elektriciteit via de HI-line gelijkmatiger kan wegvloeien. Tijdens de VHF verbindingstesten viel het op, dat de helikopter op 50 ft meestal geen verbinding met de kustwacht meer kon maken, terwijl wij met een lager antenne standpunt vaak nog wel goed met de kustwacht konden communiceren. Door de buien rondom ons was dat echter ook niet altijd het geval. Het lijkt erop dat de verbindingen met stilstaande windturbines ruimschoots beter zijn dan met draaiende turbines. Bij de vorige oefening in het Egmond windpark was dat goed te bemerken. De wind viel weg en de turbines stopten, waarna de mogelijkheden van VHF verbindingen met de Kustwacht sterk toenamen. Verder geen bijzondere zaken tijdens deze oefening waargenomen. 8

84 Zichtbaarheid op AIS/Radar Het SAR-vaartuig was grotendeels op AIS/Radar zichtbaar door de Kustwacht De pop met AIS-SART was steeds zichtbaar op AIS door het SAR-vaartuig De pop met AIS-SART was niet zichtbaar op AIS door de Kustwacht De pop met AIS-SART was op AIS van de Heli (boven het park) zichtbaar Elektronische kaart aan boord van de reddingboot Koos van Messel: De software is aangepast om de pop met AIS-SART snel te kunnen opsporen. Een pijl geeft op het scherm de vaarrichting naar de pop (rondje met kruis). Op de elektronische kaart ontbreekt de nummering van de windmolens. Operationeel zeer onhandig want er wordt nu gewerkt met een papiertje waardoor men zich blijft afvragen of je wel naar de goede paal vaart. De extra inspanning die de bemanning moet leveren om de juiste paal te vinden gaan ten kosten van het naar buiten kijken naar eventuele slachtoffer. Het schip (er is geen kaartentafel) is ingericht op gebruik van de elektronische kaart. 9

85 Weersomstandigheden Bron: Windfinder, locatie IJmuiden munitiestort Bron: KNMI VERWACHTING VAN 08:00 TOT 20:00 UUR : VLISSINGEN HOEK VAN HOLLAND IJMUIDEN ZUIDWEST 3-4, RUIMEND WEST TOT NOORDWEST. BIJ BUIEN WINDSTOTEN TOT 30 KNOPEN. ENKELE BUIEN, LOKAAL MET ONWEER. ZICHT GOED, IN NEERSLAG MATIG TOT SLECHT. n.b. gedurende de test hebben zich ook daadwerkelijk onweersbuien voorgedaan in het gebied 10

86 Conclusies SAR operaties met een KNRM reddingboot binnen een windmolenpark zijn te allen tijde mogelijk; Wat een reddingeenheid feitelijk kan doen is altijd situationeel, net als in open zee; SAR operaties met een helikopter zijn zonder problemen mogelijk bij daglicht en wanneer de molens gestopt (en geblokkeerd) zijn, mits de zichtomstandigheden er voldoende goed zijn. Bij de test waren de limieten: 3000 m / 800 ft.; Tijdens de test, waarbij de windmolens stil stonden, is geen hinder van turbulentie ondervonden van de palen; Niet uitgesloten wordt dat een SAR helikopter ook binnen een park kan opereren wanneer de turbines niet gestopt zijn. E.e.a. blijft wel afhankelijk van de omstandigheden van dat moment en ter beoordeling van de vlieger; Tijdens de test was er altijd goede communicatie (radioverbinding) tussen de reddingboot en de helikopter; Er was goede communicatie (radioverbinding) tussen het Kustwachtcentrum en de helikopter, behoudens op een hoogte van 50 voet; Draaiende windmolens hebben mogelijk een nadelig effect op de kwaliteit van de radiocommunicatie; Paalnummers van de windmolens opnemen in de elektronische zeekaart is een must. Nummers ook aanbrengen bovenop de turbines ten behoeve van de vliegende eenheden; In het Kustwachtcentrum dient relevante informatie, waaronder ook goede contactgegevens van een windmolenpark, direct beschikbaar te zijn; Turbines in een nieuw (te bouwen) park kunnen individueel, maar ook als geheel in korte tijd worden stopgezet. 11

87 BIJLAGE 5 RWS Zee en Delta Lange Kleiweg GK Rijswijk Postbus HV Rijswijk T F Datum 2 december 2015 Kosten aanleg en onderhoud sensoren radar, AIS & VHF Bijlage(n) In deze bijlage wordt een indicatie gegeven van de kosten (aanleg en onderhoud) van de sensoren Radar, AIS en VHF die voorgesteld worden ten behoeve van toezicht en handhaving bij toelating van doorvaart en medegebruik in windparken. Het betreft een raming voor realistische worst case door RWS-ZD op basis van een quick scan door RWS CIV. Nadere studie in de komende jaren moet het beeld verfijnen van wat nodig is en opties voor kostenreductie uitwerken. Uitgangspunten Bij de raming van kosten per sensor is uitgegaan van de volgende uitgangspunten: Aanlegkosten incl. 10% onvoorzien; Aanlegkosten exclusief aanpassingen walsystemen (bv integratie in/met systemen Kustwachtcentrum); Bij groot onderhoud wordt uitgegaan van een frequentie van gemiddeld een maal per 7 jaar; Er wordt hier uitgegaan dat TenneT een technische ruimte beschikbaar stelt per platform (onderzoek en overleg op dit punt vindt reeds plaats tussen TenneT en RWS CIV). Hier kan een zgn IV-servicepunt worden ingericht t.b.v. het faciliteren van en dienstverlening naar eigenaren van sensoren; Inrichten van IV-servicepunt is inclusief; Beheer van IV-servicepunt (door applicatiemanagement OSR) is exclusief; Bij aanleg ligt platform in de haven. Bij aanleg op zee zijn de aanlegkosten c.a. factor 7 tot 10 hoger; Bedragen ex BTW en in keuro; Onderhoudsperiode is 20 jaar (duur van de windvergunning) TenneT levert aan RWS fibers, geen dienstverlening door TenneT m.b.t. datacommunicatie; Er wordt voor beheer en onderhoud en inspecties meegelift op schema van TenneT, dus geen eigen inhuur van een heli of vaartuig; Geen maatregelen om de beschikbaarheid (van de functie) te verhogen; Na afloop van de vergunningsperiode is de apparatuur volledig afgeschreven, geen restwaarde; Beheer en onderhoud op basis van best-effort, inkoop van reserveonderdelen geeft wat meer beschikbaarheid; Inclusief aanschaf van reserveonderdelen. Deze zijn inzetbaar bij alle platforms van TenneT waar het genoemde IV-servicepunt aanwezig is; Raming houdt geen rekening met jaarlijkse indexering van tarieven ed.; Radar voldoet aan eisen van Kustwacht m.b.t. kleine doelen. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 1 van 4

88 RWS Zee en Delta Datum 2 december 2015 De kosten per sensor Bij de kostenbepaling zijn twee situaties onderscheiden; de situatie waarin één sensor op een platform wordt geplaatst en onderhouden en een situatie waarin meerdere sensoren in combinatie met elkaar op een platform worden geplaatst. In een aanbesteding van de plaatsing van een combinatie van Radar en/of VHF en/of AIS ontstaat er een besparing door het gemeenschappelijk aanleggen van bv datacommunicatie, kastruimte, laagspanningsvoorzieningen etc. en kan er geoptimaliseerd worden bij beheer en onderhoud. Tabel 1. De kosten per sensor aanleg en beheer en onderhoud over een periode van 20 jaar in k aanleg onderhoud (per jaar) groot onderhoud (per 7 jaar) totaal Radar (combi) Radar (enkel) AIS (combi) AIS (enkel) VHF (combi) VHF (enkel) Kosten voor aanleg en beheer en onderhoud van sensoren voor de tot 2023 te ontwikkelen windparken Voor een totale kostenraming is uitgegaan van de lokale situatie voor zover bekend en de behoeften aan extra sensoren die hieruit voortkomt. Ook bij deze kostenraming is op basis van een expertbeoordeling tot een realistische worst case schatting gekomen. Vervolgstudie zal moeten uitwijzen wat lokaal gezien precies nodig is en welke keuzen daarbij gemaakt moeten worden. Lokale situaties waarvan uitgegaan is zijn: Borssele Twee TenneT-platforms te plaatsen. Onvoldoende radardekking. Op de te plaatsen TenneT-platforms in het gebied zijn totaal 3 radarsensoren nodig voor volledige dekking (vanwege schaduwwerking van de platforms). AIS-dekking in Borssele is onvoldoende om in de behoeften van overlappende dekking te voorzien. Daarom per TenneT-platform een sensor nodig. VHF dekking is voldoende. Hollandse Kust (zuid) (tot havenuitgang IJmuiden) Radardekking is onvoldoende; idem Borssele. AIS; idem Borssele. VHF; gedekt. Hollandse Kust (noord) Eén TenneT-platform voorzien. Radardekking onvoldoende: 2 radarsensoren nodig vanwege schaduweffecten van het platform. AIS: één sensor nodig. VHF gedekt. Pagina 2 van 4

89 RWS Zee en Delta TNW Twee platforms aanwezig, maar in andere setting dan toekomstige uitvoering van TenneT-latform (De 2 parken van Gemini hebben samen ongeveer de omvang van twee Ronde 3-parken die op één TenneT-platform worden aangesloten). Radardekking wordt, gezien de geringe risico s van doorvaart vanwege grote afstand tot de kust, niet kosteneffectief gevonden. AIS sensoren in deze parken worden aangelegd. VHF-dekking moet gerealiseerd worden. Eén sensor nodig. Bij de berekening wordt uitgegaan van (worst case) ontbreken van mogelijkheden tot combinatievoordelen. Datum 2 december 2015 Onderstaande tabel geeft de kosten aan, uitgaande van de openstelling onder voorwaarden van alle parken met daar waar nodig aanleg van voldoende sensoren voor de gewenste dekking. Tabel 2. Kostenraming aanleg en onderhoud voor alle gebieden (in k totaal over 20 jaar) Radar AIS VHF (Marifoon) Totaal Borssele 3 x 4065= x 885=1770 gedekt Hollandse Kust 3 x 4065= x 885=1770 gedekt Zuid Hollandse Kust Noord 2 x 4065= gedekt Ten Noorden van de Wadden Optioneel: pilot delen verkeersbeeld kosten? gedekt Totaal Opties Bij de ontwikkeling van het voorstel worden drie opties uitgewerkt: 1. In alle windparken wordt doorvaart en medegebruik onder voorwaarden mogelijk; 2. In alle windparken met uitzondering van bestaande en in aanbouw zijnde parken wordt doorvaart en medegebruik onder voorwaarden mogelijk; 3. Het huidig verbod op doorvaart en medegebruik wordt gecontinueerd. De kosten van de aanleg en beheer en onderhoud van de sensoren daarbij is aangegeven in onderstaande tabel. Gezien de hoge kosten van radardekking met kleine doelenradar is ook in beeld gebracht wat de kosten zijn indien deze radardekking niet wordt meegenomen. Tabel 3. Kosten van de opties in M optie 1 optie 2 optie 3 Kosten Rijk bij 39, gewenste dekking met radar, VHF en AIS Kosten Rijk excl. dekking met radar 6,2 4,5 0 Pagina 3 van 4

90 RWS Zee en Delta Datum 2 december 2015 Kostenverdeling in de tijd Investeringen voor aanleg vinden plaats tussen Deze zijn bij optie 1 met radardekking (m.u.v. TNW) c.a. 13,5 M. Bij aanleg excl. radardekking is dit 1250 k. Investering in optie 1 voor aanleg van de VHF sensor TNW vindt plaats in De kosten zijn c.a. 400 k. Gemiddeld jaarlijkse kosten voor onderhoud totaal (incl. radar) zijn 1,17 M als alle sensoren geïnstalleerd zijn (vanaf 2023). Exclusief radar is dit 250 k. Hierin zitten pieken voor groot onderhoud, gemiddeld om de 7 jaar per installatie. Onderhoudskosten nemen na 2037 (20 jaar na installatie van sensoren voor eerste open te stellen parken) weer geleidelijk af tot 0 in Pagina 4 van 4

91 BIJLAGE 6 RWS Zee en Delta Lange Kleiweg GK Rijswijk Postbus HV Rijswijk T F Datum 2 december 2015 Juridisch kader voor doorvaart en medegebruik in windparken Bijlage(n) Inleiding Hugo de Groot beschrijft het recht op vrije zee in zijn beroemde Mare Liberum. Hij schreef het boek als jonge advocaat om de verovering op een Portugees schip te verdedigen. Vierhonderd jaar later is het recht op vrije zee nog steeds een belangrijk uitgangspunt, maar zorgt de toename van gebruikers voor behoefte aan spelregels. In de lijn van Hugo Groot gaat het internationale zeerecht er nog steeds van uit dat binnen de Exclusieve Economische Zone (EEZ) het beginsel geldt van vrijheid van navigatie en binnen de Territoriale Zone (TZ) het beginsel van onschuldige doorvaart. Kuststaten hebben hier beperkte vrijheid om scheepvaart te beperken. Deze beperkte vrijheid geldt ook voor varen in windparken. Deze notitie beschrijft de volgende juridische kaders voor varen in windparken: Huidige juridisch kader inzake beleid voor varen in windparken; Toekomstig juridisch kader inzake beleid voor varen in windparken; Aansprakelijkheid doorvaart en medegebruik in windparken. Inzake aansprakelijkheid worden de volgende aspecten behandeld: afwenteling schade exploitant op derden; afwenteling schade derden op overheid; privaatrechtelijke schadevergoeding bij niet handhaving. Huidige situatie Op zee mag de kuststaat rondom installaties, zoals olieplatforms en windparken, een zogenoemde veiligheidszone instellen van maximaal 500 meter (art. 60 leden 4 en 5 United Nations Convention on the Law of the Sea, UNCLOS). Binnen de veiligheidszone mag de kuststaat maatregelen treffen gebaseerd op haar nationale belangenafweging om zo goed mogelijk te voldoen aan bescherming van het mariene milieu, waarbij vrije doorvaart van scheepvaart zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. In de Waterwet is in art. 2.1 het kader opgenomen voor de afweging van de waterbelangen. Het recht om een zogenoemde veiligheidszone in te stellen is met betrekking tot de waterbelangen vastgelegd in art lid 2 Waterwet. Met een besluit van algemene strekking (bas) kan het bevoegd gezag de veiligheidszone rondom een installatie instellen en kenbaar maken aan derden. Uit de Waterwet volgt geen verplichting om een veiligheidszone in te stellen of doorvaart te verbieden in een veiligheidszone. In het besluit van algemene strekking kan RWS ZD (bevoegd gezag Waterwet voor de Noordzee) regels stellen die moeten voldoen aan de brede belangafweging van de Waterwet. Om te Pagina 1 van 6

92 RWS Zee en Delta beantwoorden aan het uitgangspunt van vrije zee mogen in het besluit veiligheidszone voorschriften worden opgenomen die beantwoorden aan dit principe en passen binnen de belangenafweging van de Waterwet. Dit betekent dat in de veiligheidszone voorschriften gesteld kunnen worden, zoals de verplichting tot het aan boord hebben van AIS, die buiten de veiligheidszone niet gelden. Het is immers geen verplichting om in een veiligheidszone te varen. In de Waterwet staat niet het beleid voor varen in windparken. Het beleid is opgenomen in twee beleidsregels, één voor de exclusieve economische zone (EEZ) en één voor de territoriale zone (TZ). De meeste windparken bevinden zich in de EEZ. Datum 2 december 2015 Op grond van art. 8 Beleidsregels inzake toepassing Wet beheer Rijkswaterstaatwerken op installaties in de EEZ, is doorvaart in veiligheidszone binnen de EEZ niet toegestaan. In toelichting van de Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op of over rijkswaterstaatswerken staat dat ter bescherming van de scheepvaart doorvaart verboden moet worden in een windpark en aanvullende maatregelen moeten worden genomen op grond van de Scheepvaartverkeerswet. Deze beleidsregel geldt voor de territoriale zee en de binnenwateren. Overigens maakt het zeerecht instellen van een veiligheidszone mogelijk in de TZ rondom een windpark en is het niet noodzakelijk op grond van scheepvaartregelgeving doorvaart te verbieden. Toekomstige situatie In het Nationaal Waterplan geeft de minister opdracht te onderzoeken of medegebruik en doorvaart mogelijk is windparken op zee. Uiteraard mag het bevoegd gezag het beleid wijzigen als blijkt dat doorvaart en medegebruik in de veiligheidszone onder voorwaarden mogelijk is. In het Nationaal Waterplan (NWP 2) is het verstandig de hoofdlijnen van beleid inzake doorvaart en medegebruik in windparken te formuleren, waarbij inspraak wel mogelijk is maar geen bezwaar en/of beroep. Naast deze formulering in het NWP 2 is het aan te raden de bestaande beleidsregels aan te passen of in te trekken en te vervangen door een nieuwe beleidsregel. Als deze beleidsregel wordt vastgesteld door de HID RWS ZD is een aanpassing eenvoudig te realiseren. Aanpassing van een beleidsplan (NWP 2) vereist meer tijd. Zo kan in het NWP (en later de omgevingsvisie) doorvaart in windparken toegestaan worden en voor het inhoudelijk beleid verwezen worden naar een beleidsregel doorvaart en medegebruik. In deze beleidsregel kan de initiële beoogde toegestane maximum lengte van een schip gesteld worden op 24 meter. Als voortschrijdend inzicht noopt tot bijvoorbeeld verruiming van deze lengte, dan is deze wijziging binnen enkele maanden te realiseren. Maatwerk per park is mogelijk door een bas voor de veiligheidszone te nemen dan wel te wijzigen. Deze besluiten zijn vatbaar voor bezwaar en beroep. In 2018 gaat de Waterwet op in de Omgevingswet. Deze wet heeft een andere systematiek. De Noordzee is een zogenoemd beperkingengebied. Dit wil zeggen dat een activiteit alleen met een vergunning is toegestaan. Binnen een zogenoemde beperkingengebiedsactiviteit is nadere regulering mogelijk te maken. Pagina 2 van 6

93 RWS Zee en Delta Aansprakelijkheid Medegebruik en doorvaart kan meer risico s opleveren op letsel en/of schade aan eigendommen van gebruikers. Hier wordt ingegaan op de positie van de windpark exploitant in geval van schade aan het park en/of derden. Daarbij gaat het om: afwenteling schade exploitant op derden; afwenteling schade windmolenexploitanten op overheid; aansprakelijkheid windmolenexploitanten voor schade en letsel van derden (art. 10 Arbowet, art 461 Sr); privaatrechtelijke schadevergoeding bij niet handhaving. Datum 2 december 2015 Er wordt voor de hiervoor genoemde punten uitgegaan van het Nederlandse recht. In de EEZ geldt het Nederlandse Burgerlijk Wetboek echter niet. Hier bepaalt het internationaal privaatrecht in welk land schadeafhandeling plaatsvindt. Het zogenoemde forumshoppen inzake beperking van de aansprakelijkheid en het respecteren van een buitenlandse vordering voor EU-landen (EEX-verordening) wordt niet of zeer beperkt aangestipt. Afwenteling schade exploitant op derden Titel 6 van Boek 8 BW bevat regels omtrent aanvaring. Aanvaring ex artikel 8:541 BW dient ruim te worden geïnterpreteerd. Hier wordt niet alleen de aanvaring van schepen onder verstaan, maar tevens aanvaring van een zeeschip en een andere zaak die geen schip is én als een zeeschip een andere zaak, al of niet een schip, zonder aanraking schade berokkent. Onder de regels van het aanvaringsrecht valt ook de situatie dat een schip een kabel aanvaart en als gevolg daarvan schade ontstaat. Er bestaat geen wettelijk vermoeden van schuld van het schip, waardoor aangetoond moet worden dat er sprake is van schuld. Echter, in geval van fysieke aanraking zoals in de situatie dat een schip tegen een windturbine aanvaart en er als gevolg daarvan schade ontstaat, is de eigenaar van het schip aansprakelijk voor de schade en verplicht deze te vergoeden (art. 8:546 BW). Er is sprake van omkering van de bewijslast. In het BW is een bepaling opgenomen die er op toeziet dat indien de schade is veroorzaakt door toeval, of indien zij is toe te schrijven aan overmacht of indien er twijfel bestaat omtrent de oorzaken der aanvaring, de schade wordt gedragen door hen die haar hebben geleden (art. 8:543 BW). Ditzelfde geldt als de veroorzaker van de schade niet te achterhalen is. Het is overigens belangrijk te beseffen dat de scheepseigenaar op grond van het BW bevoegd is om zijn aansprakelijkheid te beperken, zie artikelen 8:750 en 8:752 BW (voor zeeschepen) en artikelen 8:1060 en 8:1062 BW (voor binnenvaartschepen). De eigenaar van een schip mag zijn aansprakelijkheid limiteren. Wanneer de eigenaar zijn aansprakelijk limiteert in Nederland dan zal voor een zeeschip met een inhoud kleiner of gelijk aan 2000 BT de schadelijdende partij maximaal 1,51 miljoen SDR (koers september 2015 ca. 1,88 miljoen euro) ontvangen uit het zakenfonds. Hiertoe is hij niet gerechtigd indien bewezen is als de schade is ontstaan door eigen opzet of bewuste roekeloosheid van de exploitant. Van dit laatste zal zeer zelden sprake zijn. Pagina 3 van 6

94 RWS Zee en Delta Datum 2 december 2015 Op grond van Regulation 33 hoofdstuk 5 SOLAS moeten schepen in de buurt van een noodlijdend schip hulp bieden. De schade die bijvoorbeeld een onderhoudsschip (in opdracht van de windmolenexploitant) lijdt door het noodlijdende schip te helpen, kan worden verhaald op het noodlijdende schip. De juridische grondslag is gebaseerd op onrechtmatige daad. Is de redding gericht op het schip en de lading, dan kan het hulpverlenende zeeschip beroep op het Internationale verdrag inzake hulpverlening. Beperking van aansprakelijkheid is niet mogelijk door de eigenaar van het noodlijdende schip. Conclusie: de regels omtrent aanvaring zijn vindbaar in boek 8 van het BW. Het begrip aanvaring moet ruim worden geïnterpreteerd. Er is geen wettelijk vermoeden van schuld van het schip, waardoor schuld steeds moet worden aangetoond, behoudens een aantal uitzonderingen. Relevant is dat de scheepseigenaar zijn aansprakelijkheid kan beperken. Haalbaarheid schadevergoeding bij aanpassing beleid Op basis van de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014 kan de Minister van IenM, onder voorwaarden, verplicht worden tot het vergoeden van de onevenredige nadelen die rechtmatige handelingen in het kader van de uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak, bij derden hebben veroorzaakt. Nadeelcompensatie voor het toestaan van medegebruik en doorvaart is afhankelijk van de volgende factoren: Voorzienbaarheid beleidswijziging; Bepalen ondernemersrisico; Hoogte schade voor exploitant door treffen proportionele maatregelen De beleidswijziging om medegebruik en doorvaart toe te staan is te voorzien. Voor de bestaande parken is doorvaart niet toegestaan maar in beleidstukken over windenergie op zee (NWP en ontwerp NWP ) heeft de minister aangeven dat doorvaart en medegebruik in windparken op zee onderzocht moet worden. Voor het bepalen van het ondernemersrisico wordt veelal een drempelbedrag gehanteerd. Indien de schade minder dan 10 tot 15% bedraagt dan de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen drie jaar komt de exploitant niet in aanmerking voor nadeelcompensatie. De windsector is bij dit besluitvormingsproces betrokken als stakeholder en heeft aangegeven dat door doorvaart en medegebruik van windmolenparken de kans op schade aan turbines en/of kabels onacceptabel toeneemt en leidt tot toename van de verzekeringspremie. Ook zouden er hoge kosten zijn verbonden aan het beschermen van de turbines en zal er sprake zijn van imagoschade bij incidenten of ongevallen. In een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) heeft de sector (waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen bestaande (ronde 1 en 2) parken en nieuw te ontwikkelen parken) inzichtelijk gemaakt welke volgens hen de risico s zijn, hoe deze gemitigeerd worden door het maatregelenpakket zoals dit nu in het advies Pagina 4 van 6

95 RWS Zee en Delta aan het IDON is opgenomen, welke aanvullende mitigerende maatregelen naar hun mening genomen zouden moeten worden en welke kosten daaraan verbonden zijn. Voor bestaande parken is door de exploitanten het nadeel becijferd op circa 20 miljoen euro per park over de levensduur van het park. Het geschatte nadeel van 20 miljoen euro per park bedraagt hooguit enkele procenten van de jaaromzet en zal daarmee naar verwachting onder het drempelbedrag vallen. Datum 2 december 2015 Aansprakelijkheid van windpark exploitant voor schade en letsel van derden op grond van art. 10 Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) Artikel 10 van de Arbowet bepaalt, dat als er in een bedrijf of inrichting of in de onmiddellijke omgeving daarvan gevaar kan ontstaan voor de veiligheid of gezondheid van anderen dan zijn werknemers, de werkgever doeltreffende maatregelen moet treffen ter voorkoming van dat gevaar. Overtreding van deze bepaling is strafbaar gesteld in de WED. In het kader van doorvaart en medegebruik is het relevant om op twee aspecten nader in te gaan: 1. wanneer is er sprake van gevaar? En 2. wat zijn doeltreffende maatregelen? Ad 1) Gevaar; Onder gevaar wordt in deze context verstaan: de aanmerkelijke kans die een normaal voorzichtig mens niet zou nemen. Ten aanzien van een windmolenpark en het zeegebied waarin het zich bevindt, is verdedigbaar dat een normaal voorzichtig mens een windturbine, waaronder het bordes en de trap daar naar toe, niet zal betreden. Het zal dan ook niet nodig zijn de trap af te sluiten of van een hekwerk te voorzien. Dit geldt temeer nu de trap en het bordes ook gebruikt kunnen worden door (een) opvarende(n) van een schip in nood. Ad 2) Doeltreffende maatregelen; wat verstaan moet worden onder doeltreffende maatregelen is sterk afhankelijk van het bedrijf of de inrichting en de onmiddellijke omgeving daarvan. In het verlengde van het vorenstaande, kan ten aanzien van een windmolenpark en het zeegebied waarin het zich bevindt, betoogd worden, dat als er niet verwacht hoeft te worden dat een normaal voorzichtig mens een turbine betreedt, de exploitant ook geen doeltreffende maatregelen hoeft te nemen. Er is immers geen gevaar dat voorkomen hoeft worden. Echter is het wel van belang, dat een windturbine zelf voldoende is afgesloten middels een deur die ook van binnen te vergrendelen is, in geval er wel betreding door onbevoegde plaatsvindt. Voorts kan een preventieve werking uitgaan van het plaatsen van een bord waarop zowel met pictogrammen als met tekst (tweetalig) is aangegeven aan welke gevaren een persoon alsdan wordt blootgesteld. In het verlengde van het vorenstaande wordt ook gewezen op artikel 461 Wetboek van Strafrecht. In dit artikel is bepaald, dat het verboden is het privéterrein van een ander te betreden, mits dit op blijkbare wijze is aangegeven. De exploitant kan op velerlei manieren aangegeven dat hij geen pottenkijkers op zijn windturbines wenst. Hij kan dit laten blijken door een bord te plaatsen waarop duidelijk leesbaar en in twee talen is aangegeven dat het verboden is de windturbine inclusief het bordes en de trap daar naar toe te betreden. Pagina 5 van 6

96 RWS Zee en Delta Haalbaarheid privaatrechtelijke schadevergoeding bij niet handhaving Hierboven is gebleken dat het van groot belang is dat de windturbines goed zichtbaar zijn. De vraag is wie de verantwoordelijkheid hiervoor draagt. In de algemene regels Waterbesluit inzake windparken op zee zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de zichtbaarheid van windturbines. Ook zijn de windparken op zeekaarten ingetekend. In dat geval ligt de verplichting om daaraan te voldoen bij windmolenexploitant en zal de Staat niet succesvol kunnen worden aangesproken in geval van een claim. De Staat heeft immers voldaan aan de inspanningsverplichting (het stellen van adequate voorwaarden) om ongelukken te voorkomen. Echter, het stellen van voorschriften in algemene regels heeft ook consequenties voor RWS als bevoegd gezag. Er geldt namelijk een beginselplicht tot handhaving dat inhoudt dat RWS bij een geconstateerde overtreding handhavend dient op te treden, waar slechts in bijzondere omstandigheden van kan worden afgezien. Datum 2 december 2015 Indien er een ongeluk gebeurt en RWS blijkt niet voldoende te hebben gehandhaafd, kan er sprake zijn van falend toezicht. Dit kan vervolgens leiden tot een onrechtmatige (overheid) daad. Bij het beoordelen of hier sprake van is, wordt gekeken naar de ernst van het tekortschieten, hoe er is omgegaan met meldingen of informatie van derden en de bekendheid van de locatie specifieke ernst. Het is in dat kader dan ook relevant om voorschriften duidelijk te formuleren, zodat duidelijk is wat van de exploitant wordt verwacht. Ook is het relevant dat de Staat de mate van toezichthouden en handhaving afstemt op de locatie specifieke omstandigheden en meldingen over eventuele gevaarlijke situaties serieus neemt en naar aanleiding daarvan actie onderneemt. De eisen die voortvloeien uit de bas veiligheidszone zijn primair gericht op de bescherming van het eigendom van windparkexploitant. Het is onwaarschijnlijk dat met succes wordt aangetoond dat aansprakelijkheid op grond van falend toezicht veiligheidszone door het bevoegd gezag wordt gerechtvaardigd door de gevaarlijke situatie. Veelal ontstaat de gevaarlijke situatie door risico s te nemen die een normaal voorzichtig persoon niet zou nemen. Conclusie: falend toezicht kan leiden tot een onrechtmatige daad van de overheid indien de Staat niet handhaaft op de gestelde vergunningvoorschriften. In dat kader is het dan ook van belang om te realiseren wat het formuleren van vergunningvoorschriften inhoudt voor de praktijk. Pagina 6 van 6

97 BIJLAGE 7 RWS Zee en Delta Lange Kleiweg GK Rijswijk Postbus HV Rijswijk T F Datum 2 december 2015 Visserij en aquacultuur in relatie tot het medegebruik/doorvaart windmolenparken (Min. EZ, 2015) Bijlage(n) Op een stakeholdersbijeenkomst, gehouden op 24 maart 2015, is een overzicht besproken met passieve vistuigen c.q. vistechnieken die mogelijk in aanmerking kunnen komen voor gebruik binnen een windpark. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen reeds bestaande (niet bodemberoerende) vistuigen en nieuwe innovatieve vistechnieken vismethoden. Met betrekking tot de reeds bestaande vistuigen is in deze bijeenkomst besproken in hoeverre het wenselijk is, om hiervoor nog een aanvullende risico-analyse m.b.t. het gebruik binnen windparken op te stellen voor het opstellen van het advies aan het IDON. De uitkomsten staan in onderstaande tabel vermeld. Mede op basis van deze informatie is op 23 juli 2015 aan IMARES/Deltares de opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de risico-analyse voor in dit kader geselecteerd vistuig. Bestaande passieve vistuigen (niet bodemberoerend) Vistuig Beschrijving wijze van vissen Afmeting vistuig Doel soorten Beoordelingsaspect Kennisleemten Uitvoering risico analyse voor advies IDON nodig? Staand want Plaatsen van statische netten in de waterkolom (netten komen circa 1 meter in de waterkolom vanaf de bodem) Lengte vistuig: Variabel Zomer: platvis Winter: kabeljauw Effect op de bodem: Vistuig wordt vastgezet met ankers of met gewichten Effecten op ecologie Hoe blijft het vistuig goed op zijn plaats? Risico s voor vogels/zee zoogdieren? Ja Viskooien en korven Plaatsen van korven/kooien op de bodem Ca m3 Krabben, sepia en Kabeljauw (proef) Effect op de bodem: Vistuig wordt vastgelegd met ankers of gewichten Effecten op ecologie Zijn kooien/ korven /manden zwaar genoeg om op zijn plaats te houden? Risico s voor vogels en zeezoogdieren Ja Pagina 1 van 3

98 RWS Zee en Delta Datum 2 december 2015 Jigger/ hengelmachine Meerdere lijnen met kunstaas die overboord worden gehangen. NB.: Hengel kan zo worden afgesteld dat er geen contact is met de bodem Meerdere lijnen met kunstaas Visserij op tong/schol kabeljauw wijting, makreel zeebaars Bodemberoering Neen: In de toekomst praktijktests in een proeftuin Hengel Enkele lijn met kunstaas die overboord wordt gehangen (Geen contact met de bodem) Enkele lijn met kunstaas Zeebaars Bodemberoering Neen: In de toekomst praktijktests in een proeftuin Nieuwe/innovatieve vistechnieken en vismethoden Beschrijving wijze van vissen Afmeting vistuig Doelsoorte n Beoordelingsaspect Kennisleemten Fish farming (EKO-fish groep) Fish farming (EKO-fish groep) Fish Farming (EKO-fish groep) Commerciële vis uitzetten in parken, door licht (of geluid) binnen het park te houden (kabeljauw) n.v.t. Kabeljauw Plan is nog niet concreet (erg experimenteel Afgerichte tamme n.v.t. Plan is nog niet zeeleeuwen of concreet/erg zeehonden als experimenteel herdershonden vis laten drijven in de netten buiten het windpark Gebruik lokvoer n.v.t. Plan is nog niet concreet/ erg experimenteel In de toekomst praktijktests in een proeftuin In de toekomst praktijktests in een proeftuin In de toekomst praktijktests in een proeftuin Mosselzaad- Invang Invang met touwen of netten circa 100 meter Mossel-zaad Effect op de bodem: Verankering van de installatie Plan is nog niet concreet/ erg experimenteel In de toekomst praktijktests in een proeftuin Zeewierlijn Plan is nog niet concreet/ erg experimenteel In de toekomst praktijktests in een proeftuin Pagina 2 van 3

99 RWS Zee en Delta Datum 2 december 2015 Oestermanden Plan is nog niet concreet/ erg experimenteel In de toekomst praktijktests in een proeftuin Pagina 3 van 3

100 VisRisc - risicoschatting medegebruik visserij in windparken Christine Röckmann 1, Amrit Cado van der Lelij 2, Luca van Duren 2, Josien Steenbergen 1 1 IMARES; 2 Deltares Rapport C138/15 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Opdrachtgever: Ministerie van Infrastructuur en Milieu Directoraat Generaal Ruimte en Water Tav. Lisette Groot Kormelink Cc. Rob Gerits Postbus EX Den Haag Publicatiedatum: 06 oktober 2015

101 IMARES is: Missie Wageningen UR: To explore the potential of marine nature to improve the quality of life. IMARES is hét Nederlandse instituut voor toegepast marien ecologisch onderzoek met als doel kennis vergaren van en advies geven over duurzaam beheer en gebruik van zee- en kustgebieden. IMARES is onafhankelijk en wetenschappelijk toonaangevend. Aanbevolen format ten behoeve van citaties: Röckmann et al VisRisc - risicoschatting medegebruik visserij in windparken. IMARES report C138/15 P.O. Box 68 P.O. Box 77 P.O. Box 57 P.O. Box AB IJmuiden 4400 AB Yerseke 1780 AB Den Helder 1790 AD Den Burg Texel Phone: +31 (0) Phone: +31 (0) Phone: +31 (0) Phone: +31 (0) Fax: +31 (0) Fax: +31 (0) Fax: +31 (0) Fax: +31 (0) imares@wur.nl imares@wur.nl imares@wur.nl imares@wur.nl IMARES Wageningen UR IMARES, onderdeel van Stichting DLO. KvK nr , IMARES BTW nr. NL B16. Code BIC/SWIFT address: RABONL2U IBAN code: NL 73 RABO De Directie van IMARES is niet aansprakelijk voor gevolgschade, noch voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van IMARES; opdrachtgever vrijwaart IMARES van aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Dit rapport is vervaardigd op verzoek van de opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag weergegeven en/of gepubliceerd worden, gefotokopieerd of op enige andere manier gebruikt worden zonder schriftelijke toestemming van de opdrachtgever. 2 van 45 Rapportnummer C138/15

102 Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Kennisvragen Mogelijke risico s voor kabels, turbines en fundament Mogelijke risico s voor duikers Mogelijke risico s voor het aantrekken van grote hoeveelheden vogels Mogelijke risico s voor het aantrekken van zeezoogdieren Aanpak Consultatie van experts Passieve visserijtechnieken Staande netten Korven en potten Viskooien Informatie Windparken (WP) Windturbines Elektrische bekabeling Onderhoud Onderhoud op locatie boven water Onderhoud op locatie onder water door duikers Stroming, golfslag en bodembeweging Stroming en golfslag op de Noordzee Sedimentbeweging Risico s Mogelijke risico s voor schade aan kabels, turbines en fundament Beschadiging van kabels in de bodem Averij aan windmolen door aanvaring Mogelijke risico s voor duikers Risico tijdens visserijactiviteiten Risico door losse netten / tuigen Duiken in windparken Mogelijke risico s voor het aantrekken van grote hoeveelheden vogels Visserijpraktijk (staand want) & bijvangsten Vogels in windparken Relatie vogels en staand want visserij in windparken Bijvangst van vogels in passief vistuig, m.n. staand want Mogelijke risico s voor zeezoogdieren Veranderingen in het WP ecosysteem algemeen Verspreiding van zeehonden op de Noordzee, voorkomen in windparken Verspreiding van bruinvissen op de Noordzee, voorkomen in windparken Risico s visserij Rapportnummer C138/15 3 van 45

103 7 Mitigerende maatregelen/oplossingsrichtingen Veilige afstanden voor bekabeling, turbines en fundering Vaste ankerpunten voor tuigen en schepen Alternatieve ankers Selectie visserijlocatie in samenwerking met WP eigenaar Extra Motor boot, en AIS Aanpassingen aan schepen (back-up motor) ter vermijding van averij Duikers Centraal meldpunt timing Visserijverbod Detectie systeem voor duikers en vistuig Vogels Zeezoogdieren Pingers 30 8 Discussie, conclusies en aanbevelingen voor vervolg Kabels, turbines, fundering Duikers Aantrekken van Vogels Zeezoogdieren Tot slot Referenties Verantwoording Bijlage A. Windparken op het Nederlands Continentaal Plat Bijlage B. Overzichtstabellen Nederlandse Windparken Bijlage C. Passieve visserijtechnieken Overzichtstabellen Bijlage D. Bekabeling en turbines OWEZ van 45 Rapportnummer C138/15

104 Samenvatting De Ministeries I&M en EZ hebben IMARES en Deltares gevraagd om op expert judgement basis een verkenning uit te voeren naar mogelijke risico s van het gebruik van passieve vistuigen in Nederlandse windparken. Dit rapport omvat een eerste verkenning en beschrijving van mogelijke risico s van het gebruik van passieve visserij in windparken en van mogelijk te nemen mitigerende maatregelen om de verkende risico s te voorkomen. De verkenning gaat over mogelijke risico s voor: 1. kabels, turbines en fundament 2. duikers 3. aantrekking van grote hoeveelheden vogels binnen windparken, m.n. mantelmeeuwen en zilvermeeuwen. 4. aantrekking van zeezoogdieren Kabels/turbines/fundament Deze eerste verkenning heeft zich toegespitst op vissersschepen met een maximale lengte van 24 meter. De risico s voor schade aan monopiles of aan het fundament van windturbines bv. bij aanvaring door dergelijke schepen zijn zeer gering. Infield kabels binnen windparken worden aangelegd op dieptes die in principe veilig zijn voor ankers van dit soort schepen en van vistuigen. Er zijn echter wel risico s op schade aan bekabeling op locaties waar deze door sedimentbeweging in het park toch aan het oppervlak komen te liggen. Dit risico is bijzonder groot langs de steenbestorting. Op afstand van meerdere tientallen meters van deze randen is de kans aanmerkelijk kleiner, maar in alle parken komen zandgolven voor die door de windparken migreren. Overal waar kabels liggen is er in principe de mogelijkheid dat ze bloot komen te liggen. Het ligt voor de hand om te zoeken naar mogelijkheden om te werken met vaste ankerpunten of visserij te beperken tot locaties waar geen infield kabels liggen. De vissersschepen ankeren normaal gesproken niet tijdens werkzaamheden, maar er kunnen altijd noodsituaties optreden waardoor het toch noodzakelijk is een anker uit te gooien. Om dit risico te verminderen kan ook gedacht worden aan de inzet van extra motoren en waarschuwingsmechanismen. Om manoeuvreren zo precies mogelijk te maken zijn er bovendien verschillende andere aanpassingen mogelijk aan vissersschepen. Duikers Staand want visserij levert serieuze risico s op voor duikers, zowel tijdens visserij activiteiten (m.n. op momenten dat vistuigen worden uitgezet of ingehaald) als t.g.v. verloren vistuigen. Dit risico is groter naarmate het tuig langer is. Aangezien het hier risico s voor leven en gezondheid van mensen betreft moet hier zeer goed naar gekeken worden. Duikers werken slechts op een beperkt aantal dagen binnen de parken. Overwogen kan worden de parken volledig te sluiten voor visserij op duikdagen of om een veilige afstand tussen locaties voor visserij en duiken in te stellen. Wat deze veilige afstand is moet in samenspraak met de onderhoudsmensen worden bepaald. In elk geval dient er een zeer goed communicatiesysteem te komen om duik- en visserijactiviteiten op elkaar af te stemmen en zaken als verloren tuigen te melden. Voor korren (en evt. kooien) zijn de risico s veel geringer. Vogels Er bestaat het risico dat meeuwen afkomen op visserij in windparken. Aalscholvers zoeken windparken op, vooral als rustplaats tijdens langere vliegroutes. Het aantrekken van vogels door visserij heeft niet zo zeer te maken met het aantal tuigen dat gebruikt wordt maar met de manier waarop wordt gevist. Het risico dat meeuwen afkomen op passieve visserij binnen windparken is goed te voorkomen, indien bepaalde maatregelen worden genomen zoals: geen discards of visafval overboord gooien binnen en in de nabije omgeving van een windpark (WP), maar alleen verder weg van een WP. Het risico voor duikende vogels is gering, omdat deze vogels windparken mijden en dus weinig voorkomen, met uitzondering van de aalscholver. Indien de mitigerende maatregelen door elke visser in acht worden genomen, verwachten we dat het aantal vogels (m.n. meeuwen) dat wordt aangetrokken door de visserij, laag is. Belangrijk is dat als er maar één boot is waarvandaan wel binnen of rondom een WP Rapportnummer C138/15 5 van 45

105 bijvangst of stripafval overboord gaat, dan is de kans groot dat meeuwen de in het vervolg wel op vissersschepen afkomen, zij onthouden dat. Zeezoogdieren Wat betreft het voorkomen van zeezoogdieren binnen windparken is de stand van kennis is op dit moment nog veel te laag om harde conclusies te trekken. Er zijn tot nu toe alleen ecologische monitoring gegevens van windparken beschikbaar van 1-2 jaren na aanbouw. Er kan wel worden geconstateerd dat bijvangst van zowel bruinvissen als zeehonden in staand want netten voorkomt, en de kans op bijvangst van deze zeezoogdieren (indien aanwezig) in een bepaald gebied stijgt met de visserijinspanning, dus met het aantal vistuigen/netten. Daarbij is ook de dichtheid van de dieren in de windparken relevant, enkel daarover is momenteel weinig over bekend. Om de bijvangst van zeezoogdieren in staand want te voorkomen kan worden gewerkt met zogenaamde pingers in de netten. Het nadeel van pingers is wel dat ze zijn duur zijn en het is moeilijk om ze op de juiste manier te gebruiken tijdens het vissen. Indien er te weinig pingers worden gebruikt of als er een apparaatje niet werkt, dan kan de bruinvis bijvangst zelfs omhoog gaan. Tot nu toe bestaan er alleen gegevens over de eerste 1-3 jaar. De pionier-flora en fauna die snel en meteen binnen jaar 1 en 2 op het artificieel harde substraat van een WP groeit, zou heel anders kunnen zijn dan de flora en fauna, die pas naar enkele jaren een stabiel ecosysteem binnen een WP kan vormen en zou dus ook een potentieel andere invloed kan hebben qua aantrekkingskracht op zeezoogdieren. Algemene aanbevelingen In deze rapportage zijn de risico s meestal in algemene zin behandeld. Voor risico s per park zijn specifieke model- en/of monitoringgegevens nodig. Om bijvoorbeeld een betere inschatting te kunnen maken van de risico s van bijvangsten per WP, zou het voorkomen van zeezoogdieren en vogels in elke relevant WP en toekomstige WP locatie moeten worden onderzocht. In een kwalitatieve, verkennende studie zoals deze is het helaas moeilijk om een bandbreedte m.b.t. de invloed van de grote van de visserijinspanning (b.v. hoeveelheid netten/schepen) aan te geven. Er kan worden geconstateerd dat incidentele bijvangsten van vogels en zeezoogdieren mogelijk kunnen stijgen, hoe meer vistuigen, m.n. staand want netten, worden ingezet. De kans op bijvangst is waarschijnlijk recht evenredig met de visserijinspanning (lengte van het net * vistijd) en lokale dichtheid van de soorten Juist over het voorkomen van zeezoogdieren in de windparken is erg weinig bekend. Het verdiend dan ook de aanbeveling om in de toekomst in te zetten op een monitoring deze dieren in combinatie met monitoring van de lange termijn ontwikkeling van flora en fauna binnen een WP. De flora en fauna ontwikkeling is afhankelijk van het type steenbestorting (scour protection). Het is daarom belangrijk om de ecologie te monitoren zodra er een nieuw stabiel ecologisch systeem binnen een WP gevestigd is. Pas dan zouden misschien conclusies kunnen worden getrokken met betrekking tot de aantrekkingskracht van het ecologisch systeem binnen een WP voor zeezoogdieren, m.n. als voedselbron voor bruinvissen. Dit soort lange termijn onderzoek zou het beste kunnen starten bij het oudste van de al bestaande Nederlandse windparken: OWEZ. 6 van 45 Rapportnummer C138/15

106 1 Inleiding De Ministeries I&M en EZ hebben IMARES en Deltares gevraagd om op expert judgement basis een verkenning uit te voeren naar mogelijke risico s van het gebruik van passieve vistuigen in Nederlandse windparken. Het gaat met name om drie passieve vistuigen: staand want, korven, kooien (zie hoofdstuk 4). Omdat de risico s per locatie kunnen verschillen, is verder afgesproken om indien mogelijk in deze eerste verkenning op vijf bestaande/ in aanbouw zijnde Nederlandse windparken te focussen, namelijk de twee al bestaande windparken Egmond aan Zee (OWEZ) en Princes Amalia WP (Q10), en drie parken die op dit moment in aanbouw zijn: de twee Gemini windparken en WP Luchterduinen (Q7) (zie donkerblauwe gebieden op kaart Bijlage A; Tabel 1 en hoofdstuk 5). Bovendien is er informatie gebruikt over het in ontwikkeling zijnde WP Borssele, vooral wat betreft stroming, golfslag en bodembeweging (zie 5.1.3). De vraag wordt gesteld in het kader van het Nationaal Waterplan (NWP2). Voor het NWP2 worden de mogelijkheden verkend om offshore WP open te stellen voor doorvaart en medegebruik, waaronder visserij. Momenteel is dat niet toegestaan. Er wordt vanuit gegaan dat bodemberoerende/alle niet-passieve visserij met sleepnetten verboden zal blijven, vanwege de grote risico s voor beschadiging van kabels en andere infrastructuur. Er wordt wel gekeken of bepaalde passieve vistechnieken toegestaan kunnen worden. Voorwaarde voor het gebruik van passief vistuig binnen windparken is dat vaststaat dat er geen schade aan infield kabels en turbines (incl. fundament en beschermingsstenen hiervan) kan worden toegebracht en geen risico s bestaan voor duikers die onderhoud moeten plegen aan het windpark (WP) door bijvoorbeeld verloren vistuig of viswerkzaamheden tijdens duiken. Een andere voorwaarde is dat er geen risico s ontstaan voor het marine ecosysteem, zoals bijvoorbeeld een verhoogd risico op bijvangst van zeevogels en zeezoogdieren. Dit Nederlandstalig rapport omvat een verkenning en beschrijving van mogelijke risico s van het gebruik van passieve visserij in windmolenparken, en waar mogelijk een beschrijving van mogelijk te nemen mitigerende maatregelen om de verkende risico s te voorkomen. Het rapport zal een basis vormen voor de verdere discussies over het openstellen van windparken voor doorvaart en medegebruik, waaronder visserij. Dit rapport is als volgt opgebouwd: - Hoofdstuk 2 beschrijft de kennisvragen van de ministeries EZ en I&M. - Hoofdstuk 3 schetst de methode, hoe IMARES en Deltares met deze vragen aan de slag zijn gegaan. - Hoofdstukken 4 en 5 vatten relevante achtergrondinformatie samen over de drie passieve visserij technieken (H4) en de vijf Nederlandse windparken (H5). - In Hoofdstuk 6 worden de verkende risico s, en in hoofdstuk 7 de mitigerende maatregelen voor de vier van de opdrachtgever gevraagde aspecten (1. kabels, 2. duikers, 3. vogels, 4. zeezoogdieren) beschreven. - Hoofdstuk 8 discussieert de resultaten, ook met oog op de invloed van bandbreedte van de passieve visserijactiviteit op de risico s, en eindigt met aanbevelingen voor de toekomst. Rapportnummer C138/15 7 van 45

107 2 Kennisvragen Doel van deze opdracht is om een eerste stap te zetten ter verkenning van de mogelijke risico s van passieve visserij binnen windparken en indien relevant, eerste ideeën voor mitigerende maatregelen/ oplossingsrichtingen. De Ministeries I&M en EZ stelden vijf concrete onderzoeksvragen en vier specifieke aandachtspunten. IMARES en Deltares hebben, in overleg met de opdrachtgevers, deze vragen en punten samengevat en geclusterd in een nieuwe structuur van vier hoofdvragen, die betrekking hebben op de operation and maintenance van windparken en op het uitoefenen van passieve visserij binnen windparken: 1. mogelijke risico s voor kabels, turbines en fundament 2. mogelijke risico s voor duikers 3. mogelijke risico s voor het aantrekken van grote hoeveelheden vogels binnen windparken, m.n. mantelmeeuwen en zilvermeeuwen 4. mogelijke risico s voor het aantrekken van zeezoogdieren Hieronder volgt een gedetailleerdere beschrijving van de kennisvragen, zoals met de opdrachtgever besproken. 2.1 Mogelijke risico s voor kabels, turbines en fundament a) Kan genoemd vistuig (inclusief verankering) schade aanrichten aan infield kabels in windparken, turbines en/of fundament (uitgaand van bloot gespoelde en mogelijk onder water hangende kabels van 33 kv). - Tijdens aanbrengen en verwijderen van het tuig gedurende normale viswerkzaamheden - Als gevolg van zware weersomstandigheden op drift raken/verlies van het tuig b) Wat kan er worden gedaan om schade kans te verkleinen (aanpassing verankering, suggesties van experts en van deelnemers aan vissen voor de wind) 2.2 Mogelijke risico s voor duikers a) Kunnen genoemde vistuigen een risico vormen voor duikers - Bij normale vissers/-visserij werkzaamheden - Bij driften en verloren gaan van vistuig b) Wat kan er worden gedaan om dergelijk risico te verkleinen en zo nodig weg te nemen. In deze studie wordt geen nieuw modelleerwerk voorzien, maar wordt gebruik gemaakt van beschikbare modelresultaten. Bij Deltares is reeds veel informatie beschikbaar over hydrodynamische condities in de Noordzee. De modelsystemen van Deltares zijn reeds ingezet voor verschillende studies rond windparken. Op basis van overleg met de opdrachtgever, vertegenwoordigers van de visserijsector (specifiek vertegenwoordigers van het project Vissen voor de Wind, VvdW), vertegenwoordigers van de windenergiesector en overleg met de vertegenwoordigers van beroepsduikers die in windparken inspecties en onderhoudswerk onderwater uitvoeren, wordt een inschatting gemaakt van de risico s voor de veiligheid van mensen, het ecosysteem, en infrastructuur. 2.3 Mogelijke risico s voor het aantrekken van grote hoeveelheden vogels binnen windparken, m.n. mantelmeeuwen en zilvermeeuwen Kan uitoefenen van visserij met genoemd tuig, onder nieuwe regelgeving t.a.v. discard ban, leiden tot aantrekking van grote hoeveelheden vogels binnen windpark (m.n. mantelmeeuwen en zilvermeeuwen zijn zorgpunt)? 8 van 45 Rapportnummer C138/15

108 IMARES heeft deze vraag ontleed in de volgende kennisvragen: - Welke soorten bijvangst zijn er te verwachten zijn in de passieve visserij (uitgesplitst per type?), en zijn er verschillen per seizoen? - Welke activiteiten kunnen, naast bijvangsten, mogelijk vogels aantrekken tijdens het vissen - Welke vogels verwachten we (in bepaalde windmolenparken) en in welke seizoenen wat is bekend over deze vogels en risico s windparken? - Is er overlap tussen deze bijvangstsoorten en voedsel van zeevogels en m.n. meeuwen? - Eerste inschatting: Kan de hoeveelheid bijvangst die overboord gaat een extra hoeveelheid meeuwen naar windparken aantrekken? - Staand want specifiek: Wat is er bekend over bijvangsten van vogels in staand want netten en worden vogels aangetrokken door de vissen die zich in netten bevinden? - Wat zijn (mogelijke) mitigerende maatregelen om bijvangsten van vogels in de staand want visserij te voorkomen? Deze vraag (en de deelvragen) zijn beantwoord op basis van deskstudie, bestaande monitoringsgegevens (indien beschikbaar) en expert judgement. Voor de relatie met vogels zijn de vogelexpert Mardik Leopold en bijvangstexpert Bram Couperus geconsulteerd. 2.4 Mogelijke risico s voor het aantrekken van zeezoogdieren Deze vraag is beantwoord op basis van deskstudies en bestaande monitoringsgegevens. Wat betreft de bijvangst van zeezoogdieren in staan want is IMARES betrokken bij/doen wij onderzoek naar: - Migratiepatronen zeehonden - Voorkomen van bruinvissen in windmolenparken - Monitoring bijvangsten zeezoogdieren staand want m.b.v. CCTV - Voorkomen van bijvangsten van m.b.v. pingers Welke mitigerende maatregelen kunnen worden getroffen om te voorkomen dat vogels mogelijk worden aangetrokken door visserij-activiteiten? Voor de risico s voor bruinvissen en zeehonden zijn respectievelijk bruinvisexpert Meike Scheidat zeehondenexpert Sophie Brasseur geconsulteerd. Rapportnummer C138/15 9 van 45

109 3 Aanpak Met de opdrachtgever is afgesproken, dat de kennisvragen als deskstudie en gebaseerd op interviews met de relevante experten worden beantwoord. IMARES en Deltares hebben de vragen gezamenlijk opgepakt als consortium, waarbij Deltares verantwoordelijk was voor het beantwoorden van vragen 1&2, IMARES verantwoordelijk is voor vragen 3&4 en de integratie van alle vier vragen in één rapportage. IMARES en Deltares hebben relevante experts geïdentificeerd bij IMARES, Deltares en collega s uit het bedrijfsleven, m.n. windparkbestuurders en vissers van het project Vissen voor de Wind (VvdW), en vragenlijsten opgesteld. Op basis van de antwoorden van de experts is een kwalitatieve inschatting gemaakt van de risico s, alsmede (indien mogelijk en van toepassing) een voorstel opgesteld voor mitigatie van de risico s voor elk van de vier aspecten. 3.1 Consultatie van experts Voor dit rapport zijn de volgende interne en externe personen geconsulteerd voor expert-informatie: - Bram Couperus, IMARES - Sophie Brasseur, IMARES - Meike Scheidat, IMARES - Mardik Leopold, IMARES - Steve Geelhoed, IMARES - Dirk Luger, Deltares - Jan Joost Schouten, Deltares - Tim Raaijmakers, Deltares - Ben de Sonneville, Deltares - Bas Borsje, Deltares en TU Twente - Arjan Korving, Vissen voor de Wind (VvdW) project * - Rems Cramer, Vissen voor de Wind project* - Eliane Blomen, Offshore Windpark Egmond aan Zee (OWEZ) - Guido Hommel, Netherlands Wind Energy Association (NWEA) * VvdW project: 10 van 45 Rapportnummer C138/15

110 4 Passieve visserijtechnieken Hieronder volgt een beschrijving van de drie geselecteerde visserijtechnieken, zoals die van de opdrachtgever in een bijlage aan de opdracht is aangeleverd. Ter illustratie hebben wij nog figuren toegevoegd. Verder hebben wij in overzichtstabellen vragen en antwoorden over belangrijke visserijdetails opgesteld, zoals de verschillende technieken van de passieve visserijen, de schepen en vistuigen per doelsoort. De vragen zijn met hulp van Arjan Korving (VvdW) beantwoord. De tabellen zijn te vinden in bijlage C. 4.1 Staande netten Een staand want net (voorbeeld Figuur 1) is een vistuig bestaande uit een bovenpees met drijfvermogen en een verzwaarde onderpees met daartussen één (kieuwnet) of meerwandig (schakelnet) netwerk. Het staand want wordt aan beide zijden op de zeebodem verankerd. Een staand want staat loodrecht op de bodem en wordt niet door stroming of enigerlei trekkracht voortbewogen. Afhankelijk van de stroom staat een staand net verticaal overeind of ligt het plat op de bodem. Vissen worden gevangen doordat zij in het net verstrikt raken. Figuur 1: Voorbeeld van een staand want net. Boven laat vooral de lange dimensie van dit soort netten zien. Beneden rechts in detail te zien: bovenpees met boeien, onderpees met lood gewichten, verankeringen rechts en links voorzien met boei ter markering. De lengte van het vistuig wordt gemeten langs de gestrekte bovenpees. Een neteenheid heeft een lengte van ongeveer 50 meter. Netten worden gekoppeld tot netlijnen in lengte variërend van 200 meter (wrakkenvisserij op kabeljauw) tot 10 kilometer (en in uitzondering zelfs langer dan 10 km) bij de visserij op vlakke grond op tong. De dagvissers die voor de Hollandse kust opereren, houden het bij netten (x50m). Echter moet de grootte en het ontwerp van een WP (stroming en lengte park) moeten deze netlengtes wel toelaten om dit neer te kunnen zetten. Ieder park is verschillend dus zal er er goed gekeken moeten worden wat er mogelijk is in een park. Voor de tongvisserij is er wel netlengte nodig. De einden van een netlijn worden gefixeerd met een anker voorzien van een boei. Ankers van deze netten hebben een gewicht van 8-10 kg. Zie voor meer details Bijlage C. Rapportnummer C138/15 11 van 45

111 Netten worden uitgezet in de richting van de stroom. Men laat een want ongeveer 12 uur staan. Een locatie specifieke opstelling van passende staand want opstellingen kan worden gemaakt met input van experts van windparken, vissers en IMARES. Omdat de visserijpraktijk (uitzetten, halen, verwerken van de vangst) grote invloed heeft op het risico voor vogels, is de beschrijving van de staand want visserij praktijk opgenomen onder Doelsoorten voor de visserij langs de Nederlandse kust zijn tong, kabeljauw, tarbot, griet, zeebaars en makreel. Volgens visser Arjan Korving (interview) zijn de meest relevante soorten voor VvdW: tong, kabeljauw, zeebaars en makreel. 4.2 Korven en potten Visserij met korven, of potten is een andere vorm van passieve visserij (van Marlen et al. 2011). Een korf is een vistuig bestaande uit een frame, omkleed met geknoopt netwerk of ander materiaal, al dan niet voorzien van aas en één of meerdere openingen voorzien van een inkeping. Korven kunnen aan elkaar gekoppeld worden tot korflijnen en met verzwaarde lijnen tot een stelsel van meerdere korven. Voor kreeft zouden gekoppelde neteenheden van korven worden gebruikt, voor bruine krab (zie Bijlage C). De onderlinge afstand tussen twee korven bedraagt gemiddeld de helft van (of 1 à 1.5 keer) de waterdiepte. Korven zijn voorzien van ankers (gewicht: 18 kg). Aan de ankers zitten de boeienlijn en de boeien. De visserij met korven is een lokvisserij, d.w.z. een visserij waarbij vis de korf, of pot in gelokt worden door middel van aas of in het geval van sepiavisserij de doelsoort zelf. De operationele cyclus bestaat uit het aanbrengen van het aas, het uitzetten van de pot, een periode waarin de pot autonoom vist, zonder tussenkomst van de visser (soak time) en tenslotte het ophalen en ledigen van de potten (Verhaeghe et al. 2011). Met korven wordt gevist op o.a. Sepia (zeekat), Noordzeekrab en Kreeft. Doelsoorten voor de Nederlandse kust zijn Noordzeekrab en kreeft. Daar dit type visserij uitermate geschikt is voor het vangen van krab en kreeft en er verwacht wordt dat deze dieren aangetrokken worden door de harde substraten van windmolenparken, lijken er bijkomende opportuniteiten te ontstaan voor de pottenvisserij in windmolenparken, en daarenboven zijn de risico s bij het toepassen van deze visserij erg beperkt (Verhaeghe et al. 2011). Omdat de korven van aas voorzien worden, werkt deze visserij dus met geur. De korven kunnen daarom op willekeurige plaatsen binnen een WP worden uitgezet en het is dus niet noodzakelijk deze in de nabijheid van de steenbestorting (waar veel biomassa wordt verwacht) neer te leggen. Figuur 2: Links: Voorbeeld van een medley-korf ( Rechts: Voorbeeld van visserij op sepia. 12 van 45 Rapportnummer C138/15

112 Krabbenkorven visserij (van Marlen et al. 2011) wordt hoofdzakelijk gedaan in Engeland, Ierland en Frankrijk. In Nederland zijn twee vissers (uit Wieringen en Urk) die de visserij op Noordzeekrab hebben uitgeoefend, of nog uitoefenen. Voor het vissen, voornamelijk op de bruine Noordzee krab, wordt gebruik gemaakt van diverse soorten korven en welks. De korven zijn beschikbaar in diverse grootte, ronde en rechthoekige vorm, waarbij de bodem bestaat uit geplastificeerde spijlen, die aan de korf gemonteerd worden met touw en omwikkeld met rubberen banden stroken. Veel zijn nagebouwd van de z.g. medley korven met één of twee brede plastic ringen van verschillende afmetingen met een boven ingang, een aas/vang ruimte en een opslag ruimte. Volgens de vissers worden korven gekoppeld. De visserij op Sepia met korven (van Marlen et al. 2011) wordt momenteel met name toegepast door Franse en Engelse vissers rond het Kanaal, maar ook vanuit de Belgische kust vist men met korven. In Nederland wordt deze visserij voor zover bekend nog niet toegepast. De korf om Sepia mee te vangen bestaat uit een skelet van cilindervormig materiaal, bekleed met netwerk of gaas (zie figuur 2). Twee openingen zorgen ervoor dat de zeekat naar binnen kan zwemmen, de fuik in de opening zorgt ervoor dat zij er niet meer uitkunnen. De potten hebben een doorsnee van ongeveer 80 cm en zijn 45 cm hoog. Ook zijn er vierkante varianten, veelal zelfgemaakt. De openingsfuiken worden van netwerk of gaas gemaakt. Er wordt gevist met 500 tot 1000 potten, waarbij 250 tot 300 potten om de twee dagen worden opgehaald. Eén hoofdlijn wordt gebruikt om sets neer te zetten van 25 a 30 stuks per set. Het seizoen om op Sepia te vissen duurt 4 tot 6 weken, in het voorjaar. Er wordt hoofdzakelijk gevist binnen 2 mijl uit de kust, daar de zeekat dicht onder de kust migreert om de eitjes af te zetten. 4.3 Viskooien Nota bene: Tot nu toe worden viskooien nog niet in Nederland als vistuig ingezet. Dus hier is nu nog geen verdere informatie over beschikbaar, ook niet in Bijlage C. Om viskooien toe te laten en te beschrijven zal er eerst onafhankelijk onderzoek naar de vangbaarheid en de veiligheid moeten worden gedaan en zullen eerst praktijkproeven moeten worden gehouden. Voor viskooien in de visserijzone bestaan er geen technische voorschriften. Hieronder een korte algemene beschrijving van het vistuig (incl. aard en omvang): De beoogde afmetingen zijn ongeveer 1,50 x 1,50 x 1,50 meter. Soms worden viskooien individueel uitgezet. Ook worden viskooien aan elkaar gekoppeld tot kooilijnen met verzwaarde lijnen tot een stelsel van meerdere kooien. De onderlinge afstand tussen de individuele viskooien bedraagt meer dan 1 x de waterdiepte. Figuur 3: Voorbeeld van een viskooi. Bron: yhfishnet.en.alibaba.com. Rapportnummer C138/15 13 van 45

113 5 Informatie Windparken (WP) Tabel 1 vat enkele relevante, openbaar verkrijgbare gegevens samen over de vijf bestaande en in aanbouw zijnde windparken. Meer informatie, over de kabels in de parken is te vinden in Bijlage B. Technische eigenschappen van de parken zijn leidend in de risicoanalyse. Verder is informatie gebruikt over stromingen, golven en bodembeweging in de Noordzee uit een rapportage van het toekomstige WP Borssele (Riezebos, et al. 2015; Hasselaar et al. 2015). Tabel 1. Beschrijving van de twee bestaande (groen) en drie in aanbouw zijnde (bruin) Nederlandse windparken (volgorde van noord naar zuid op het Nederlands Continentaal Plat). NB: Gemini bestaat uit 2 windparken. Windpark Oppervlak Diepte op Kaart Afstand v.d. Kust Capaciteit (Ca p.) Turbine Ca p. Totaale Hoogte Hub Hoogte Rotor Diameter Fundering Gemini 68 km km 600 MW 4 MW 154 m 89 m 130 m Monopile Egmont aan Zee 24km km 108 MW 3 MW 115 m 70 m 90 m Monopile Amalia (Q7) 17km km 120 MW 2 MW 99 m 59 m 80 m Monopile Luchterduinen (Q10) 16km km 129 MW 3 MW 137 m 81 m 112 m Monopile De enige schepen die momenteel Nederlandse windparken mogen binnen varen zijn onderhoudsschepen en schepen met een speciale toestemming van de overheid (bv. een onderzoeksschip). Bovendien is er een zone van 500 meter aan de rand van elke WP, die gesloten gebied is voor al de andere scheepvaart. 5.1 Windturbines Er zijn verschillende manieren hoe een windturbine bevestigd kan worden in zee, waarbij de keuze economisch van aard is en voornamelijk wordt bepaald door de waterdiepte. In het Nederlandse gebied van de Noordzee zijn alle windturbines verankerd in de zeebodem door middel van monopaal-fundering, in het Engels en in deze rapportage monopile genoemd (Figuur 4). De palen worden in de zeebodem geheid. Bovenop de paal is een transitiestuk geplaatst. Deze verbindt de windturbine en de monopile. Ter voorkoming van erosie van de zeebodem rondom de monopaal wordt er in de meeste gevallen stortsteen geplaatst, dit is ook bekend als scour protection. Stortsteen voorkomt dat het zand wegspoelt, wat van belang is voor de stevigheid van de gehele structuur van de bodem en de verankering. Deze beschermingslaag reikt minimaal 18 meter. 14 van 45 Rapportnummer C138/15

114 Figuur 4 Schematische representatie van een monopile windmolen. Monopile wordt in grond geheid, daarop wordt een transitie stuk bevestigd. Transitie stuk verbindt turbine met monopile, de grootte van het transitiestuk verschilt per turbine en per park. Aan bodem is scour protection te zien. Hier is te zien dat bekabeling bovenlangs scour protection verloopt. Bron: Elektrische bekabeling Voor het transport van elektriciteit binnen het park en naar het land worden zeekabels gebruikt. De kabels kunnen variëren in termen van materiaal en grootte. Over het algemeen bestaan ze uit 1 of meerdere aparte koperen geleiders, een glasvezelkabel, met daar omheen een stevige staaldraadbescherming en isolatie (Figuur 5). Onderling zijn de windmolens verbonden met soortgelijke elektriciteitskabels, beter bekend als in-field of array kabels. Array kabels zijn een slag kleiner dan de kabels die verbonden zijn met het vasteland. Kabels die naar het vasteland gaan, hebben een oppervlakte van geleiders tussen de mm 2, waarbij array kabels een minimale oppervlakte van geleiders hebben rond de 50mm 2 (maar ook groter, zie Bijlage B voor gegevens per park). De array kabels worden tussen elk windmolen geplaats. Ze worden op een minimale diepte van 1m ingegraven. Er zijn verschillende manieren waarop array kabels en de turbines met elkaar zijn verbonden. Een array kabel kan grond binnen treden door over of onder scour protection te gaan (Figuur 5). Als kabels over scour protection lopen, komt een fractie van de kabel bloot te liggen, maar is dan wel extra bepantserd om beweging te minimaliseren en ter bescherming van eventuele schade. In verband met efficiëntie van transport van elektriciteit is het nodig om voor WP die ver van de kust liggen, opgewekte energie te transformeren naar een hogere voltage. Dit gebeurt op een hoogspanningsstation, dat alle elektriciteit van de windturbines verzamelt en transformeert het naar volt. Het is van groot belang dat infield bekabeling niet beschadigd raakt. Kosten van schade aan infield bekabeling kunnen oplopen in de miljoenen. Reparatie van de bekabeling is zeer duur, en lastig om uit te voeren. Bovendien resulteert elke dag dat een windmolen geen energie levert in winstderving. Rapportnummer C138/15 15 van 45

115 Figuur 5. Foto van een opgesneden offshore zeekabel met de drie geleiders (links). Schematische weergave van bekabeling. Hier is te zien dat bekabeling onder stortstenen maar boven de filterlaag door het zand binnen treedt (rechts). Bron: Onderhoud Onderhoud op locatie boven water De windturbines, fundaties en de zeekabels hebben regelmatig onderhoud nodig. Eén keer paar jaar worden onderhoudsactiviteiten uitgevoerd. Dit gebeurt met drie tot vier mensen en per windturbine zijn er twee dagen nodig. Een onderhoudsteam wordt vervoerd per schip en meerdere onderhoudsteams zijn tegelijk actief in één park. Daarnaast wordt er rekening gehouden dat er per windturbine gemiddeld drie à vier keer per jaar een storing optreedt die verholpen moet worden. Gedurende een storing worden teams van twee mensen gestuurd om het probleem te verhelpen. Dit houdt in er bijna het hele jaar door onderhoudswerkzaamheden plaats kunnen vinden Onderhoud op locatie onder water door duikers Gezien de omstandigheden in een WP op zee is het uitvoeren van onderwaterwerkzaamheden op zichzelf, een risicovolle bezigheid. Hierbij wordt er gestreefd naar het minimaliseren van het inzetten van duikers. Er is dus geen vaste hoeveelheid dagen voor de inzet van duikers gedefinieerd, dit verschilt per jaar en per park. In het OWEZ windpark zijn duikers zijn minimaal 30 dagen actief (gesprek met Eliane Blomen, OWEZ). Het vastleggen van schema s voor tijden en plaatsen van de inzet van duikers is zeer lastig. Sporadisch is het noodzakelijk om duikers in het veld te sturen voor onderhoud of het verhelpen van storingen. Per keer bevinden zich 2 tot 3 duikers in het water. Ze worden naar een duiklocatie vervoerd met een Dive Support Vessel (DSV). Deze schepen worden met een 4-punts mooring verankerd (verankering op 4 punten om boot zeer stabiel in water te houden ivm veiligheid voor duikers) Bij golfhoogtes van meer dan 1-1,5 meter wordt er niet gedoken. Standaard inspecties worden uitgevoerd met een Remotely Operated Vehicle (ROV op afstand bestuurbare apparatuur), multi-beam en side-scan sonar. Slechts voor speciale gevallen worden duikers ingezet. 16 van 45 Rapportnummer C138/15

116 5.4 Stroming, golfslag en bodembeweging Stroming en golfslag op de Noordzee Om de relevante elementen van water stromingen en golven te omschrijven hebben we als grondslag een rapport gebruikt dat analyses heeft uitgevoerd voor het gebied Borssele. Er zijn nog geen andere studies uitgevoerd met een dergelijk hoog detailniveau voor de andere 4 windparken. Hoewel er regionale verschillen zijn tussen de gebieden in de Noordzee, is voor het kader van dit onderzoek de studie uitgevoerd in Borssele voldoende om een beeld te krijgen over hoe stromingen en golven met de bodem interacteren in windparken (Riezebos, et al. 2015). Golven komen overheersend uit het zuid- en noordwesten. Hetzelfde geldt voor de meest extreme golven. De weersomstandigheden zijn mild tijdens de zomermaanden en het meest extreem tijdens de winter (Figuur 6). De maximale golfhoogte die eens in de 50 jaar kan voorkomen is 8.7m. Figuur 4 laat per maand zien: 1) de richting waaruit golven komen 2) hoe vaak de golven vanuit een bepaalde richting komen 3) de frequentie verdeling van golfhoogte en 4) de maximale golfhoogte. Figuur 6. De maandelijkse golfrichting, -hoogte (m) en frequentie (%) in Borssele WP. Bron: Riezebos et l. (2015). Rapportnummer C138/15 17 van 45

117 5.4.2 Sedimentbeweging Kennis over bodemprocessen helpt bij inschatting van risico s voor bekabeling in windparken. In de Noordzee vinden er verschillende morfologische processen plaats op de zeebodem in termen van tijd en schaal. Als gevolg hiervan ontstaan er complexe interacties tussen sedimenttransport, golven, stromingen (Hasselaar et al. 2015). Op kleine schaal worden er ripples, of te wel zandribbels aangeduid. Voor deze studie is dit kenmerk niet relevant aangezien de beperkte grootte van een zandribbel, die oploopt tot enkele centimeters. Hierna volgen de zogeheten megaribbels. Dit zijn zandribbels die enkele decimeters hoog zijn en op kunnen lopen tot 1m. Dit is een proces dat zich gedurende het hele jaar afspeelt. Zandgolven zijn een slag groter. Ze hebben een maximale hoogte van 25% van de waterdiepte (McCave, 1971), golflengtes van honderden meters (van Dijk & Kleinhands, 2005) en migratiesnelheden van tientallen meters per jaar (Dorst et al. 2009). Zandgolven zijn voor WP het meest van belang, aangezien die de grootste invloed kunnen hebben op de inter-array bekabeling. Zandgolven in de Noordzee kunnen variëren in hoogte, in extreme gevallen meer dan 10m, maar dat is zeer zeldzaam. Variatie in hoogte van meer dan 6 m komt regelmatig voor, zie (figuur 7). In zeer dynamische gebieden, onder invloed van sterke getij-asymmetrie, kunnen ze meer dan 6 meter hoog worden. De meeste gebieden hebben lagere golven. Alle zandgolven bewegen. Op dit moment is er nog geen modelanalyse voorhanden dat accuraat de hoogte en de migratiesnelheid en -richting voorspelt, al ontwikkelt de kennis zich snel. De geo-morfologische kaart uit de Noordzeeatlas geeft wel een redelijke indruk van de dynamiek op de Noordzeebodem, op basis van de classificatie van de zandgolven (Figuur 7). Figuur 7. Locatie van windparken (paars) en concessiegebieden (roze), geplot over de data m.b.t. geomorfologie van de Noordzeeatlas. Zandgolven komen in alle windparken voor, maar verschillen tussen de parken en tevens binnen windparken. Figuur 7 en ook de analyse van Hasselaar et al. (2015) laten zien dat Borssele een zeer 18 van 45 Rapportnummer C138/15

118 dynamische omgeving is waarbinnen een aantal locaties zitten die ook als niet aanbevolen gelden voor ondersteuningsconstructies en elektriciteitskabels vanwege de grote dynamiek. In dit park komen regelmatig zandgolven voor van meer dan 5 meter. De Gemini-deelparken vallen buiten het databereik van de geomorfologische kaart in figuur 5. Vermoedelijk is deze omgeving iets minder dynamisch, vanwege de iets grotere diepte en beperktere stromingspatronen, al komen ook hier zandgolven voor. De parken voor de Hollandse kust (OWEZ, PAWP en Luchterduinen) zijn intermediair wat de dynamiek van de omstandigheden betreft. Door stromingen vind er rondom de rand van het stortsteen van de windmolen edge scour (het uitschuren van sediment rond de randen van de stortsteen) plaats. (Petersen, 2014; Figuur 8). Dit fenomeen is een gevolg van turbulentie veroorzaakt door stromingen rond de monopile en de stortsteen. Waar de heersende stroming opgaat, kunnen er kuilen ontstaan van (orde grootte) 3 meter diep en 3 meter lang (ook wel ontgrondingskuilen genoemd). Aangezien de bekabeling over het stortsteen heen gaat en verbonden is met de windmolen, kan het gebeuren dat een kabel helemaal bloot komt te liggen. In welke richting ontgronding optreedt ten opzichte van de windmolens is moeilijk te zeggen. Gedurende het jaar, zal de stromingsrichting variëren en daarmee dus ook de locatie van erosie. Op basis van de diameter van de stortsteenbescherming (± 10 m) rond een turbine en de orde grootte van de ontgrondingskuilen kan gesteld worden dat het risico op blootspoelen van kabels door ontgronding zeer groot is op een afstand van meter van de monopile. Figuur 8. De 3D bathymetrie rondom een individuele monopile. De kleur van het sediment geeft de diepte weer. Edge scour ontstaat vooral op het punt waar de stroming de rand van de steenbestorting raakt en van richting moet veranderen. Rapportnummer C138/15 19 van 45

119 6 Risico s Bij het inschatten van risico s voor het vissen in windparken moet rekening gehouden worden met twee factoren. Ten eerste de potentiële schade die ontstaat aan materiaal en mensen en ten tweede de kans op het optreden van dergelijke schade. Er moet extreem voorzichtig worden omgegaan met het risico voor verlies aan mensenlevens, zelfs al is de kans op dat risico zeer klein. Voor risico s met beperkte schade, kan een grotere kans op optreden worden geaccepteerd. Voor de ernst van de schade aan materie of mensenlevens is relatief gemakkelijk een inschatting te geven. Materiële schade is uit te drukken in financiële termen, schade aan mensenlevens of gezondheid moeten altijd als zeer zwaar wegend worden gezien. Aangezien het bij duikongevallen altijd gaat om potentieel levensbedreigende situaties, gaan wij er in deze eerste verkenning van uit dat hier geen enkel verhoogd risico (boven de huidige situatie) aanvaardbaar is. Schade aan het ecosysteem is veel moeilijker af te wegen. Hierbij spelen factoren mee zoals: betreft het consequenties voor zeldzame soorten met beleidsdoelstellingen, populaties of individuen. In deze studie wordt geen kwantitatieve inschatting gegeven van frequenties van voorkomen, schade of risico s. Wel wordt er gesteld dat zodra er risico s voor de gezondheid of verlies aan levens van mensen aan de orde zijn, veel scherper gekeken moet worden naar toelatingseisen. In deze eerste verkenning kunnen de risico s niet voor ieder park afzonderlijk worden behandeld, want daar zijn locatie specifieke model- en/of monitoringgegevens voor nodig. Deze zijn nu niet beschikbaar. De vissers hebben aangegeven dat de parken, die relatief dicht bij de kust staan, voor hun aantrekkelijk zijn. De Gemini parken zijn vanwege de verre afstand niet aantrekkelijk voor het uitoefenen van passieve visserij. 6.1 Mogelijke risico s voor schade aan kabels, turbines en fundament Beschadiging van kabels in de bodem De kans op blootspoelen van kabels is bijzonder groot langs de rand van de steenbestorting rond de monopile over een afstand van enkele meters. Deze kans is veel kleiner elders in het WP, maar kan in principe overal voorkomen. Met gerichte modellering kan per WP een inschatting gemaakt worden van de kans per locatie. Blootspoeling is een risico voornamelijk voor de ankers van tuigen, omdat bij de voorgestelde visserij activiteiten de schepen normaalgesproken niet ankeren (alleen in noodsituaties). Bij staand want en korven is het gebruik van ankers noodzakelijk om ervoor te zorgen dat ze niet wegspoelen. De kans dat vissersschepen tijdens het vissen in windparken ankeren is gering, en gebeurt enkel in geval van nood, bijvoorbeeld wanneer de motor van een visserschip uitvalt en geen back-up motor aanwezig is. Uit eigen veiligheid kan een schipper overwegen om te ankeren ter voorkoming van averij met een windmolen. In geval van vissen in een windpark op grote afstand van een haven kan het wel wenselijk zijn om in de buurt van het windpark te ankeren gedurende de tijd dat het net uitstaat. Dit kan echter buiten het park gebeuren. Ankers van schepen zijn groter dan de ankers van de tuigen en wegen meer, en is het dus aannemelijk dat schade groter zal zijn dan bij ankers van vistuig. De kans op schade aan bekabeling wat nog begraven is, is gering. Gezien de beperkte diepte waarop ankers penetreren (Luger, D. en Harkens, M. 2013) en het feit dat vissersschepen normaal gezien niet ankeren is de kans op schade aan begraven kabels klein. De steenbestorting rondom een windmolen is zeer aantrekkelijk voor krabben en kreeften. Echter omdat de korven of potten van aas worden voorzien is het niet noodzakelijk om deze tuigen in de onmiddellijke omgeving van de steenbestorting op te stellen. 20 van 45 Rapportnummer C138/15

120 6.1.2 Averij aan windmolen door aanvaring De kans op frontale aanvaring tussen een vissersschip en een windmolen (averij) is zeer klein. Uit onderzoek is gebleken dat schepen boven de 1000GT de kans hebben om een windmolen te laten bezwijken bij een frontale aanvaring (Risicoanalyse: varen en vissen in windparken, 2013 en Verhaeghe et al. 2011). Dit is een zeer extreem en zeldzaam geval. Aangezien vissersschepen die worden gebruikt voor de passieve visserij maximaal circa 5 ton wegen, lijkt het risico op significante schade aan monopiles bij averij zeer klein. Dit wordt onderschreven door een vergelijkbare studie, uitgevoerd voor Vlaamse windparken (Verhaeghe et al. 2011). Deze eerste verkenning betreft primair de risico s op schade door visserij aan windparken. Bij aanvaringen tussen vissersschepen is het belangrijk om te bedenken dat dit zeker ook risico s voor bemanning van het schip en het vissersschip zelf zal opleveren. Deze risico s zijn hier niet specifiek beschouwd, maar gezien er hier ook gevaar voor leven en gezondheid van mensen in het geding is, zal daar zeker aandacht aan besteed moeten worden. De kans op averij aan de turbine waarbij een vissersschip een windmolen schampt is ook klein. De schade is dan beperkt (Bulder et al. 2014). Uit onderzoek blijkt een maximale deuk van 1.15m in een monopile mogelijk is. Tijdens de analyse zijn schepen gebruikt die vergelijkbaar zijn in omvang en grootte als de vissersschepen van 24m. Hierbij zijn extreme aannames gedaan over de overdracht van bots-energie (alle energie komt in de turbine en niets in het schip) en weersomstandigheden. Een deuk van 1.15m is daarbij een gevolg van windsnelheden van 24m/s, stroming snelheden van 1.2m/s, en golfhoogte van 3.63m. Dit zijn omstandigheden waarin vissersschepen normaal gesproken niet de zee op gaan. 6.2 Mogelijke risico s voor duikers Voor duikers houden netten en andere onderdelen van tuigen altijd een gevaar in van verstrikking. Dergelijke incidenten kunnen leiden tot zeer gevaarlijke situaties waarbij de kans op zwaar letsel of overlijden een reëel is. Dit zijn dus zaken waar zeer voorzichtig mee omgegaan moet worden. Twee situaties worden hier onderscheiden: de risico s op ongelukken tijdens visserijactiviteiten en de risico s die ontstaan door verloren tuigen of netten Risico tijdens visserijactiviteiten De kans op ongelukken wordt sterk beïnvloed door afstand tussen de locaties voor duiken en visserijactiviteit of windmolenconstructies. Ook bij andere duikactiviteiten op zee (buiten windparken) is het gebruikelijk dat begeleidingsschepen kenbaar maken dat er duikers in het water zijn en dat andere schepen daar rekening mee houden. Er zijn anekdotische meldingen van ongelukken met lijnvisserij omdat lijnen een lengte tussen de 60 en 70 meter kunnen hebben en er dus behoorlijke afstand kan zitten tussen een vissersschip en de lijnen onderwater. In deze studie wordt lijnvisserij echter niet beoordeeld. Voor staand want visserij geldt dat netten worden gekoppeld tot netlijnen van grote lengte, variërend van honderden meters tot kilometers (zie sectie 4.1). Ook hier kan er dus een grote afstand zitten tussen de locaties van vistuigen onderwater en bijbehorende vissersschepen. Hoe langer de tuigen, hoe groter het risico op ongevallen. De kans op ongelukken is relatief gering wanneer een tuig eenmaal geplaatst is en vast blijft zitten en duikers tevens goed op de hoogte zijn van de exacte locatie van de tuigen. Echter, tijdens plaatsen van netten en het plaatsen van ankers voor netten zijn de kansen op ongelukken significant. In principe moet gesteld worden dat het extreem risicovol en daarmee ongewenst is om duikers en visserijactiviteiten in dezelfde omgeving te hebben. Het is moeilijk om op basis van de verkregen informatie een veilige afstand te definiëren. In elk geval zal elke veilige afstand een veelvoud moeten zijn van de lengte van de netten en lijnen die gebruikt worden. Voor visserij met korven lijkt het risico op duikongevallen veel kleiner (Verhaeghe et al. 2011). Rapportnummer C138/15 21 van 45

121 Windparken zijn uiteraard vele kilometers lang. Het is dus misschien technisch wel mogelijk om met goede communicatie te komen tot een relatief veilige manier van werken, waarbij vissers actief zijn in een windpark op grote afstand van aanwezige duikers, maar dit moet verder onderzocht worden. Daarbij zullen verschillende aspecten aan bod moeten komen, waaronder de flexibiliteit in planning van duikwerkzaamheden en de tijdspanne tussen het plannen en het daadwerkelijk uitvoeren van plotselinge werkzaamheden. Dit zal dus moeten gebeuren in nauw overleg met de mensen die dit onderhoudswerk doen en die dit plannen. Uit gesprekken met Eliane Blomen (OWEZ) is gebleken dat het animo van de windparkeneigenaren om hier aan mee te werken niet bijzonder groot is. Dit blijkt ook uit de position paper die door de industrie geschreven is over dit onderwerp (Hoefakker et al. 2015) Risico door losse netten / tuigen In zeldzame gevallen kan het zijn dat een net losraakt en niet meer binnen te halen is. Tot nu toe zijn er nog geen gegevens beschikbaar over het aantal keren dat netten verloren gaan. De frequentie van losraken zal zeker verschillen tussen het type netten, bijvoorbeeld staand want en boomkor. Losse netten kunnen ertoe leiden dan een duiker daarin vast komt te zitten in een net, en daardoor geen invloed meer heeft op zijn eigen beweging in het water. Het zelfde geldt voor lijnen die los raken. De kans dat een duiker in contact komt met een lijn is klein, maar op het moment dat het gebeurt, kan het dodelijk zijn. Ook hier voor geldt dat de risico s van verloren korven veel kleiner is dan van staand want netten. Duikers kunnen niet in de korven verstrikt raken, hoogstens in de lijnen, en die liggen vaak op de bodem. In het geval netten zijn losgeraakt van ankers bestaat het gevaar dat deze zich door de stroming verplaatsen door het gebied. De locatie waar een net verloren gegaan is, hoeft dus niet de locatie te zijn waar het terecht komt. Deze onvoorspelbaarheid is een factor waarmee de kans op incidenten sterk wordt verhoogd. Wanneer ervaren duikers weten dat er netten, lijnen of ander materiaal in de buurt is, is het risico een stuk kleiner dan wanneer men onderwater onverwacht met netten wordt geconfronteerd. Markering maakt netten beter zichtbaar voor duikers, echter, met verloren gegane netten die langere tijd onderwater liggen zullen ook de markeringen begroeid gaan raken met algen en sessiele fauna. Dit vermindert de zichtbaarheid en vergroot het risico voor duikers Duiken in windparken Op dit moment hebben wij alleen een grove indicatie voor de mate van inzet van duikers in het windpark van Egmond aan Zee OWEZ, namelijk orde grootte van 30 dagen per jaar. Voor de andere locaties, en zeker voor de locaties die nog niet operationeel zijn, is dit niet bekend. Dit is uiteraard belangrijke informatie voor vissers die gebruik willen maken van windparken. Als visserij niet kan worden toegestaan wanneer duikers actief zijn en duikactiviteiten plaatsvinden op een groot aantal dagen per jaar dan zou het kunnen zijn dat er relatief weinig dagen beschikbaar zijn voor visserij. De mate waarin energiemaatschappijen gebruikmaken van duikers wisselt. Er wordt (ook in het buitenland) steeds meer gebruikgemaakt van ROVs en van Autonomous Underwater Vehicles (AUVs autonoom bewegende apparatuur). Het ligt in de lijn der verwachting dat dergelijke apparatuur ook in Nederlandse windparken steeds vaker ingezet gaat worden in plaats van duikers, zeker in de windparken die op grotere afstand van de kust liggen. Daar zijn de standaardrisico s voor duikers (los van visserij) al groter en is ook de afstand tot ziekenhuizen en decompressietanks groter. Ook voor dergelijke apparatuur zou dan een inschatting van risico s plus eventuele mitigerende maatregelen moeten komen, maar in elk geval is de schade in die gevallen beperkt tot materiële schade. 6.3 Mogelijke risico s voor het aantrekken van grote hoeveelheden vogels binnen windparken, m.n. mantelmeeuwen en zilvermeeuwen Visserijpraktijk (staand want) & bijvangsten De duur van het haalproces in de staand want visserij is heel verschillend en afhankelijk van de netlengte. Er kan worden gekozen om de vangst tijdens het halen uit het net te verwijderen, dit gaat 22 van 45 Rapportnummer C138/15

122 dan ten koste van de snelheid van het halen. Ook de hoeveelheid (bij) vangst is van invloed, want het kost tijd om vangst uit het net te halen. Het halen van een net gaat dan in de orde van 0.5 1m/s. In de spiegelnetvisserij wordt er vaak voor gekozen om het net eerst te halen en de vangst pas later te verwijderen, waardoor het halen veel sneller gaat (2m/s). In dat geval wordt het net pas naderhand soms in de haven leeggehaald en schoongemaakt. Nadat de vis uit het net is gehaald en de netten eventueel weer terug zijn gezet, wordt de vangst gestript - dit geldt voor alle vissoorten, behalve bot. Strippen gebeurt over het algemeen drijvend, vaak in de buurt van de vangstlocatie, maar in elk geval op een plek waar weinig verkeer is. Soms wordt de vangst in de haven gestript. Bij het strippen, wordt de buikholte open gesneden en de ingewanden verwijderd. Deze worden meestal ter plekke overboord gegooid. Soms wordt het afval eerst opgevangen in een viskist, waarna het alsnog overboord wordt gegooid. Een kenmerk van spiegelnetten in het algemeen is dat deze weinig selectief zijn. Er worden een relatief groot aantal soorten gevangen. Voor de Nederlandse spiegelnetvisserij geldt dat de voornaamste doelsoort kabeljauw is, maar andere soorten worden ook bewaard. Met name zwartvis (tarbot en griet) is een zeer welkome aanvulling op (bulk)vangst van kabeljauw. Het type net dat wordt gebruikt voor tong, is heel laag en heeft geen drijflijn. Hierdoor is de effectieve vishoogte heel laag en wordt er vooral platvis gevangen. Er vind monitoring van bijvangsten in staand want plaats in de Nederlandse kust, hier is echter nog geen rapport over verschenen. Het percentage discards wordt geschat op 1 10% gewicht van de totale vangst. De discards bestaan voornamelijk uit beschadigde vaak aangevreten exemplaren van de doelsoorten of uit ondermaatse vis. Het aandeel discards van een staand want kotter zijn laag vergeleken bij trawlers (Kirkegaard & Poulsen, 1990 in (Garthe et al. 1996)). Dit wordt nog eens versterkt door het gegeven dat ook de aangelande vangsten van staand want kotters, veel lager zijn dan die van boomkorkotters. Het overgrote deel van deze discards, bestaat uit vissen die bij het leeghalen van het net overboord worden gegooid en uit visafval (ingewanden) van het strippen. Dit kan in principe buiten het windpark plaatsvinden. Naast de reguliere (bij)vangst, kunnen zich incidentele bijvangsten voordoen van verschillende soortgroepen (vogels, zeezoogdieren zie ook en en 6.4.2). Deze zijn per definitie zeldzaam, maar kunnen van belang zijn, wanneer de betrokken soort zeldzaam is en/of een bedreigde/beschermde status heeft Vogels in windparken Veel zeevogels mijden windparken, een enkele soort (de aalscholver) wordt er juist door aangetrokken, een paar meeuwensoorten lijken zich er niets tot weinig van de aanwezigheid van windparken aan te trekken. Vogels die windparken tot op zekere hoogte mijden zijn duikers, alkachtigen en Jan van Gent. Aalscholvers worden door windparken op zee aangetrokken, vooral om te rusten op de fundaties van de molens (drogen er hun veren) (Leopold et al. 2013). Aalscholvers vliegen o.a. heen en weer tussen de UK en Nederland. Op open zee is alles wat in zee staat, dus ook een WP, een potentiele rustplek. Hoe beter zichtbaar een park is, hoe groter de kans dat er vogels heen vliegen. Dat betekent dat op windparken die binnen het zicht van vogels vanaf de kust liggen, zoals Q10 en OWEZ, een grotere dichtheid van aalscholvers kan worden verwacht dan op locaties die buiten zicht zijn. Voor WP-mijdende vogels geldt tevens: hoe dichter de molens op elkaar staan, hoe groter het vermijdende effect van de parken. Op verre offshore locaties is een lagere dichtheid van duikende vogels te verwachten dan dichtbij de kust. Aangezien tot nu toe de meeste windparken zich dicht bij de kust bevinden en/of gepland zijn, zou dat een risico van potentieel habitat verlies kunnen betekenen. Tijdens het broedseizoen in de zomer is de kleine mantelmeeuw gebonden aan de kolonie en vliegt met een maximale radius van ca. 50km. Dan is de kans klein dat deze vogels een offshore WP opzoeken. Als zij foerageren kunnen zij echter verre afstanden vliegen. Op de twee offshore Gemini WP locaties wijzen tellingen van zeevogels, zoals zeekoeten in de zomer, op lagere dichtheden. Rapportnummer C138/15 23 van 45

123 6.3.3 Relatie vogels en staand want visserij in windparken Visserij trekt vogels aan, doordat prooidieren - met name vis, maar ook andere organismen zoals krabben en schelpdieren beschikbaar komen. Het gaat hierbij om vogelsoorten die hun voedsel aan de oppervlakte vinden, zoals meeuwen, (pijl)stormvogels en Jan van Genten. Op verschillende momenten tijdens het proces van vissen met staand want komt voor vogels vis/visafval beschikbaar: 1. Bij het halen, valt een deel van de vangst uit het net voordat het aan boord komt. 2. Bij het leeghalen van het net, indien vangst die niet commercieel aantrekkelijk is, overboord wordt gegooid. 3. Bij het strippen van de vangst wordt het afval overboord gegooid. De vraag of visserij in windparken extra vogels aantrekt is met name relevant voor die vogels die in de parken worden aangetroffen; meeuwen en aalscholvers. Meeuwen volgen vissersschepen, ook schepen van hengelaars en staand want vissers, als daarop vis wordt gestript. De aandacht van de meeuwen is dan sterk gericht op het verstrekte voedsel, waardoor de kans op aanvaringen met een turbine hoog lijkt. Wanneer meeuwen in een windpark afkomen op visserij, dan is er risico op meeuwensterfte door aanvaringen, ook s nachts. Er is een verschil in aanwezigheid per seizoen tussen de zilvermeeuw en de kleine mantelmeeuw verschillen. In de zomer, in het broedseizoen, gaan kleine mantelmeeuwen vanuit de broedkolonies veel verder de Noordzee op om te foerageren dan de zilvermeeuw. In de winter bevinden de kleine mantelmeeuwen zich merendeels ten zuiden van de Noordzee, buiten bereik van onze windmolens, terwijl zilvermeeuwen dan juist veel verder op de Noordzee worden aangetroffen. Hierdoor is, in de zomer, sprake van overlap tussen het verspreidingsgebied van kleine mantelmeeuwen en van offshore windmolenparken en in de winter juist sprake van overlap met de zilvermeeuwen en offshore windmolenparken. Aalscholvers in de Nederlandse kustwateren zijn ook volgers van vissersschepen geworden. Visserij in een park zal daarom de aalscholvers van de palen lokken, naar het vissersschip toe, zeker als dit schip zich gedraagt als een kotter. Door hengelaars, en visserij met korven/kooien zullen aalscholvers naar verwachting niet of nauwelijks worden aangetrokken. Naar alle waarschijnlijkheid worden ze eerder door een stroom discards aangetrokken. Het is niet bekend of aalscholvers ook stripafval eten. Deze vorm van voedsel zullen ze naar verwachting niet prefereren. Parkbewonende aalscholvers zijn vermoedelijk wel goed bekend met de situatie ter plaatse en daardoor wellicht minder gevoelig voor aanvaringen met turbines dan vogels die minder bekend zijn in een park (zoals passerende meeuwen) Bijvangst van vogels in passief vistuig, m.n. staand want Wereldwijd worden vogels bijgevangen in staand want (Žydelis et al. 2013). Voor het gebied voor de Nederlandse kust is dit niet gericht onderzocht. Van de andere passieve vistuigen, die behandeld worden in dit rapport (korven en kooien), is tot nu toe niet bekend dat ooit vogels zijn bijgevangen. De openingen van deze tuigen zijn zeer klein en daarmee ook het risico op bijvangst van vogels. Verschillende incidenten laten zien dat bijvangsten van vogels in staand want netten zich wel voordoen (bijvoorbeeld: Staand want vormt een risico voor duikende vogels. Duikers, futen, zeekoeten, futen en duikeenden zwemen stukken onder water, zoekend naar vis en in het geval van duikeenden ook bodemdieren. Hierbij lopen ze kans dat ze verstrikt raken in het net, dat als een onzichtbare muur boven de bodem staat. Het is aannemelijk dat de kans op bijvangst in staand want, groter wordt naarmate het net hoger is. Daarnaast is kans op bijvangst van duikende vogels wellicht ook groter als deze dicht boven de bodem zwemmen. Door hun geringe effectieve vanghoogte, zijn er in tongnetten weinig bijvangsten van vogels te verwachten, hetgeen bevestigd wordt door een waarnemersonderzoek, uitgevoerd in Nederlandse kust- en deltawateren (Klinge, 2008). Indien op andere doelsoorten wordt gevist, zoals bijvoorbeeld kabeljauw, dan worden hogere netten gebruikt (1,5-3m). Daarmee neemt de kans op bijvangst van vogels ook toe. 24 van 45 Rapportnummer C138/15

124 In een onderzoek met behulp van CCTV (Electronic Monitoring) aan boord van een staand want kotter vissend vanuit Scheveningen, werden gedurende 34 dagen in de periode december 2010 t/m oktober 2011, drie vogels een zeekoet en twee futen/duikers bijgevangen, de zeekoet in zeebaarsnetten en de futen/duikers in spiegelnetten (Helmond & Couperus, 2012). Het is niet bekend of zeevogels actief worden aangetrokken door vis die verstrikt is in staande netten terwijl het net nog staat. Het ontbreken van beschrijving, wijst er op dat vogels dit gedrag niet of nauwelijks vertonen. Aalscholvers worden wel vaak beschuldigd van het roven van vis uit netten (Craven & Lev, 1987; Milton et al. 1995), maar dit betreft in de praktijk gevallen waarin ze vis pakken uit open visvallen, ringzegen of viskwekerijen (Milton et al. 1995). Duikers, alken en zeekoeten zijn met name kwetsbaar voor staand want. Juist deze vogels mijden de windparken. Vissen met staand want in een gebied met verlaagde dichtheden van deze vogels, zou dus als positief effect een verminderde bijvangst van deze soorten kunnen hebben. Wel moet een slag om de arm worden gehouden. Deze vogels mijden de parken weliswaar, maar niet volledig (Leopold et al. 2013). Bovendien zijn er geen ongestoorde waarnemingen van het gedrag van deze vogels in het park. We weten niet goed hoe ze zich gedragen ten opzichte van de molens binnen het park. Als deze vogels binnen het windpark met name de molens mijden en als de visnetten eveneens op enige afstand tot de molens worden neergezet, kan de effectieve dichtheid aan vogels ter hoogte van de netten veel hoger zijn dan berekend voor het hele park. De winst van de verlaging van de aanwezigheid van vogels is daardoor waarschijnlijk marginaal. Als netten echter direct rond de molens (op het stortsteen bed) worden gezet, én als de vogels de molens binnen het park mijden, zal de bijvangst (nagenoeg) nul zijn. Ook aalscholvers lijken gevoelig voor verstrikking in staand want: jaarlijks worden bij strandvondsten in Noord-Holland tientallen verdronken aalscholvers gevonden. Deze vogels foerageren (ook) aan de bodem en (ook) binnen windparken: onder de aalscholvers zijn dus wel slachtoffers te verwachten bij staand want visserij in windparken die binnen bereik (voor de vogels) van de kust liggen. Voor de andere vistuigen zijn duikers, zeekoeten en alken niet gevoelig: daarvan valt geen bijvangst te verwachten. Samengevat: Als gevolg van visserij kunnen vogelwolken van m.n. meeuwen door vissersschepen een windpark worden ingelokt. Dit brengt een verhoogd risico met zich mee voor sterfte van vogels door botsing met de rotorbladeren of door bijvangst in passieve vistuigen, zoals staand want netten, korven of viskooien. Voor zover staand want visserij vogels aantrekt, gaat het om niet-duikende soorten die hun voedsel aan het oppervlak zoeken en afkomen op vis(afval) dat overboord gaat. Dit risico kan echter tot een minimum worden beperkt door de visserspraktijk dusdanig aan te passen dat er geen vis(afval) in parken wordt geloosd, zodat de vogels niet aan makkelijk verkrijgbaar voedsel wennen en het vooral niet verwachten. Bijvangsten van vogels doen zich voor in staand want voor de Nederlandse kust, maar het is niet bekend om hoeveel dieren het gaat. Voor staand want geldt, dat aalscholvers een verhoogd risico vormen om te worden bijgevangen en dat de bijvangst van duikers, alken, en zeekoeten sterk zal afhangen van hoe de netten zullen worden geplaatst ten opzichte van de micro-verspreiding van deze vogels binnen het park. 6.4 Mogelijke risico s voor zeezoogdieren Veranderingen in het WP ecosysteem algemeen Het ecologische systeem binnen een WP zal waarschijnlijk met de tijd veranderen. Hierover is tot nu toe echter heel weinig bekend. Potentiele effecten van offshore windparken zijn: een verhoogde biodiversiteit en verhoogde biomassa van prooidieren voor zeezoogdieren en andere predatoren vanwege het toegevoegde (artificiële) harde substraat (fundamenten van turbines en de bescherming rondom de fundamenten) aan een voor de rest vooral zandige zeebodem (Petersen & Malm, 2006). Het sluiten van een WP voor de sleepnetvisserij, zorgt voor een verminderde bodemberoering, wat ook weer invloed heeft op het ecosysteem. Door een verhoogd voedselaanbod zouden de parken zeezoogdieren Rapportnummer C138/15 25 van 45

125 kunnen aantrekken. Er zijn echter geen studies die dit aantonen, want ook al worden zeezoogdieren in windparken gezien, het is niet bekend of dit gerelateerd is aan het voedselaanbod. Het generieke verbod van scheepsvaart binnen een WP zou kunnen leiden tot een rustigere zones binnen een druk offshore gebied. Aan de andere kan er door een WP meer vaarbewegingen komen dan daarvoor, indien windparken worden neergezet waar geen andere activiteiten zijn. Na de bouw van het WP blijven er verhoogde bewegingen in relatie tot onderhoud, inspectie etc Verspreiding van zeehonden op de Noordzee, voorkomen in windparken Zeehonden zwemmen overal in de Noordzee rond en er is sprake van grote individuele variatie in gedrag en voorkomen. Bovendien hebben ze een zeer divers dieet. Door deze variatie zijn er vooralsnog geen duidelijke zeehondengebieden gedefinieerd. Daarbij is niet bekend hoe zeehonden omgaan met ruimte en of zij bewust de keuze maken om een WP binnen te zwemmen of juist te mijden. Met behulp van telemetrie (zenders) is het mogelijk om zeehonden op zee te volgen. Van deze gezenderde zeehonden is bekend dat het merendeel niet de windparken in gaan, maar er langs zwemmen. Slechts een enkeling wordt ook in het park aangetroffen. Op basis van deze waarneming is het echter niet vast te stellen of zeehonden een WP actief mijden. Het is vooralsnog niet gelukt die individuen te typeren die wel in een WP gaan. In Russell et al. (2014) wordt een van ~150 dieren beschreven die wel door Nederlandse windparken heen zwemt. In de UK was de afstand van windparken tot de ligplaats kleiner en gingen er meer dieren door windparken heen zwemmen. Het aanbod aan voedsel is op dit moment voor zeehonden in de Noordzee niet limiterend. D.w.z. dat zeehonden op dit moment in de Noordzee overal redelijk makkelijk voedsel kunnen vinden Verspreiding van bruinvissen op de Noordzee, voorkomen in windparken In het algemeen worden bruinvissen aangetroffen in gebieden waar zij geschikt voedsel vinden. Een aantrekkelijke locatie voor bruinvissen is bijvoorbeeld de Dogger Bank vanwege het voorkomen van veel zandspiering waar bruinvissen op foerageren. Over het voorkomen van bruinvissen binnen of buiten windparken, en hoe/of dit verschilt, is weinig bekend. Lange termijn studies over bruinvis verspreiding/voorkomen in windparken ontbreken tot nu toe. In milieueffect studies (EIA) voor windparken is o.a. naar het voorkomen van bruinvissen gekeken, echter de focus van dit soort assessments ligt op de korte termijn. Er zijn monitoringgegevens beschikbaar over het voorkomen, de verspreiding en de seizoensgebonden migraties van bruinvissen in het zuidelijke deel van de Noordzee. De schaal waarop deze programma s plaatsvinden is echter te groot om specifiek een conclusie te trekken over het voorkomen van bruinvissen binnen en rond om windparken, en of er een verschil in hun verspreiding is binnen en buiten windparken. Het geluidsniveau van een WP tijdens de operationele fase is laag en het is onwaarschijnlijk dat dit lage niveau het gehoor van bruinvissen beschadigd. Tijdens de operationele fase zijn wel bruinvissen binnen een WP aangetroffen. Zoals al aangegeven ontbreken er lange termijn studies. Gebaseerd op korte termijn monitoring programma s zijn tot nu toe drie verschillende scenario s gevonden: 1. Verhoogd aantal bruinvissen binnen een WP na aanbouw: Dit is het geval voor het Nederlandse WP Egmond aan Zee (OWEZ; Scheidat et al. 2009; Lindeboom et al. 2011). 2. Geen verschil in lokale dichtheden bruinvissen binnen en buiten het WP, voor en na aanbouw: Dit is het geval voor het Deense WP Horns Rev I (Blew et al. 2006, Tougaard et al. 2006a) en voor het Nederlandse WP Princes Amalia (Polanen Petel 2012). 3. Verlaagd aantal bruinvissen tijdens de operationele fase in vergelijking met daarvoor: Dit is het geval voor het Deense WP Nysted (Tougaard et al. 2006a, Blew et al. 2006). De conclusies zijn in dit geval heel onzeker vanwege de in het algemeen heel lage dichtheden van bruinvissen in dit gebied. Bovenstaande conclusies zijn gebaseerd op waarneming kort na afronding van de bouw van de windparken. Om meer informatie te krijgen zijn monitoringprogramma s met andere monitoringmethodes nodig waarbij ook op langere termijn word gekeken naar het voorkomen van 26 van 45 Rapportnummer C138/15

126 bruinvissen in windparken. Daar komt bij dat het ook nog steeds onbekend is hoe het ecosysteem binnen een WP op langere termijn verandert, en dus, of de aantrekkingskracht op bruinvissen van dit ecosysteem door verhoogd voedselaanbod over tijd nog mee zou kunnen vergroten. Mikkelsen et al. (2013) laten wel zien, dat stony reef structures, zoals die kunnen voorkomen binnen een WP, bruinvissen aantrekken Risico s visserij In het algemeen geldt: De kans op bijvangst van zeezoogdieren in staand want is recht evenredig met de visserijinspanning (lengte van het net * vistijd) en de aanwezige lokale dichtheid van de dieren. Dus: hoe hoger de visserijinspanning (b.v. hoe meer/ hoe langere netten in een bepaald gebied), hoe groter de kans op bijvangsten, indien er bruinvissen/zeehonden voorkomen. Bruinvis/zeehond bijvangst in korven/potten is tot nu toe nog niet gedocumenteerd, en viskooien worden tot nu toe nog niet in Nederland ingezet. De openingen van deze tuigen zijn zeer klein en daarmee ook het risico op bijvangst van zeezoogdieren. Voor zeehonden is er een risico om bijgevangen te worden in staand want (Reijnders 1985, 2005; Read 2008). In tegenstelling tot bruinvissen kunnen zij wel achteruit weg zwemmen als zij in een net zijn gezwommen, niettemin komt verstrengeling van zeehonden in staand want netten wel voor. Er is momenteel geen gericht programma om bijvangst van zeehonden te registreren en daarmee is niet duidelijk hoe vaak dit voorkomt. Zeehonden worden onmiskenbaar aangetrokken door verstrikte vissen in staande netten. Dit verschijnsel is beschreven in Australië (Arnould et al. 2003), Ierland (Cosgrove et al. 2015), de VS (Rafferty et al. 2012), Chili (Goetz et al., 2008) en (vooral) het Oostzee gebied (Fjälling 2005; Jounela et al. 2006; Kauppinen et al. 2005; Königson et al. 2009; Lunneryd et al. 2003; Suuronen et al. 2006). Er zijn geen publicaties die refereren naar het aanvreten van vis door zeezoogdieren in de Noordzee, maar voor wat betreft de staand want visserij voor de Nederlandse kust, klagen vissers veel over dit probleem. IMARES waarnemers aan boord van staand want vissers die vissen met spiegelnetten, treffen altijd aangevreten exemplaren van kabeljauw aan. Of zeehonden ook zullen worden aangetrokken door vissen in staand want netten in de windparken is heel moeilijk te voorspellen, maar m.n. op individueel niveau is het niet uit te sluiten. Er is tot nu toe ook niets bekend over een verhoogde kans op bijvangst van bruinvissen in een bepaald gebied of op een bepaald tijdstip/seizoen op het NCP. Theoretisch kan bijvangst van bruinvissen optreden als zij in de buurt van vissersschepen voorkomen, en dat zal het geval zijn, als er prooi voor hen als voedsel beschikbaar is. Dit zou kunnen gebeuren rond ecologisch productieve gebieden met verhoogde biodiversiteit en verhoogde biomassa, waar hard substraat beschikbaar is en niet wordt gevist, zoals rond wrakken, en theoretisch ook binnen windparken. In een lopend project bij IMARES wordt onderzocht hoe veel bruinvissen in de Nederlandse staand want visserij worden bijgevangen. De resultaten worden in 2016 verwacht. De staand want visserij is een visserij met de hoogste incidenten van bruinvis bijvangsten. Vanwege de lengte van de staand want netten raken in deze passieve visserij regelmatig bruinvissen in netten verstrengeld. Eenmaal in een net kan een bruinvis niet meer ontsnappen. De staand want visserij heeft daarom een urgente prioriteit in nationale en internationale verdragen voor de bescherming van bruinvissen (Bruinvis Beschermingsplan, North Sea Harbour Porpoise Conservation Plan). Rapportnummer C138/15 27 van 45

127 7 Mitigerende maatregelen/oplossingsrichtingen Hieronder volgt een eerste verkenning en beschrijving van ideeën, om risico van schade aan windparken, mens en ecosysteem in relatie met passieve visserij te verminderen. 7.1 Veilige afstanden voor bekabeling, turbines en fundering Hoewel de kansen op schade door visserij aan bekabeling en kansen dat er ongelukken met duikers ontstaan niet groot zijn, zijn de risico s zeker niet verwaarloosbaar. In deze eerste verkenning kan niet kwantitatief op risico s worden ingegaan, maar het is duidelijk dat met een risico op ongevallen met duikers gelijk mensenlevens zijn gemoeid. Het risico op blootspoelen van kabels is zeer substantieel in de rand van enkele meters rond de steenbestorting, i.v.m. het ontstaan van ontgrondingskuilen. Het ligt voor de hand om in dit gebied geen schepen en zeker geen ankers van tuigen toe te staan. De afstand tot de monopiles zal moeten worden vastgesteld met een zekere veiligheidsmarge, rekening houdend met de precisie waarmee schepen op zee kunnen manoeuvreren. Aangezien steenbestorting een minimale straal heeft van 18m en ontgrondingskuilen 3 meter lang kunnen zijn, is een minimale afstand van enkele tientallen meters verstandig Vaste ankerpunten voor tuigen en schepen Een logische oplossing zou zijn om vaste anker punten te hebben voor zowel schepen als tuigen. In termen van veiligheid zouden dan de meest ideale locaties gekozen kunnen worden. Voor elke park zijn de locaties van de bekabeling bekend. Ankerpunten kunnen dus zeer nauwkeurig geplaatst worden. Voor deze ankerpunten moet dan wel rekening gehouden worden met het feit dat er zich met enige regelmaat zandribbels over de bodem bewegen. De verankering moet voldoende diep zijn om uitspoelen van ankerpunten te vermijden. Onderzocht zou kunnen worden of het mogelijk is om één ankerpunt buiten het WP te plaatsen zodat het geen risico vormt voor de kabels. Het vistuig kan dan buiten een WP bevestigd worden, waar de afwezigheid van array kabels de risico s tot schade verminderd Alternatieve ankers De problemen die ankers met zich mee brengen, van zowel vissersschepen als vistuig, zijn zeer lastig om op te lossen. In geval van nood zal een schip altijd zijn anker moeten kunnen gebruiken. Netten of korven zullen altijd bevestigd moeten worden, om te voorkomen dat ze wegspoelen. Een eventuele maatregel die schade aan de bekabeling kan verminderen, is een alternatief soort anker. Er zijn hierover wel ideeën bij VvdW vissers maar deze zullen verder moeten worden uitgewerkt. Er zijn al meerdere ontwerpen bedacht (bron: Gesprek met visser Arjan Korving). De ankers moeten nog ontwikkeld worden en getest, maar ze bieden wel een mogelijkheid. Het nieuwe anker gebruikt geen weerhaken om zich vast te graven in het sediment. Hierdoor vermindert de kans dat een anker achter een kabel blijft haken Selectie visserijlocatie in samenwerking met WP eigenaar De gangbare praktijk van vissen met staand want, korven en kooien, zoals beschreven in hoofdstuk 4, zal moeten worden aangepast aan de omvang en de inrichting van het desbetreffende WP. De maximale afmetingen/lengtes, onderlinge afstand tussen korven/kooien, netmateriaal, toegang, en plaatsing van de te gebruiken tuigen en lijnen dienen van te voren planmatig voor elk specifiek WP te worden bepaald en vastgelegd. Een opzet hiervoor kan worden gemaakt met input van experts van windparken, vissers en IMARES. Er zijn ook plekken in een park waar geen bekabeling is (Bijlage D). In overleg met WP eigenaren zouden gebieden aangewezen kunnen worden waar wel veilig geankerd kan worden. Als vissers op de hoogte zijn waar de locaties zijn van kabelvrije zones, kan er slim geankerd worden, zelfs tijdens een situatie waarin de motor uitvalt. 28 van 45 Rapportnummer C138/15

128 7.1.4 Extra Motor boot, en AIS Vaste ankerpunten of gebieden zijn handige oplossingen, maar in geval dat een motor uitvalt, zal het lastig zijn om bij een ankerpunt te komen. In een dergelijk noodgeval zal toch geankerd moeten worden. Hoe eerder een schip wordt gevonden en verwijderd uit een WP, hoe korter de afstand waarover een anker moet slepen in het park. Een extra motor aan boort vermindert de kans aanzienlijk om in nood een anker te gebruiken. Hiernaast kan het verplichten van een AIS op elk schip de kans tot schade aan bekabeling verminderen. De AIS gegevens zouden gecombineerd moeten worden met gegevens van bekabeling. De gecombineerde gegevens moeten beschikbaar zijn in de controlekamer van het WP. Evt. kan er een monitorsysteem ontwikkeld worden waarbij AIS gegevens, kabellocatie gegevens en recente multi-beam informatie waar mogelijk kabels dicht aan het oppervlak liggen in worden verwerkt. Daarmee kan een automatische waarschuwing aan het schip wordt afgegeven wanneer men zich in risicovol gebied bevindt Aanpassingen aan schepen (back-up motor) ter vermijding van averij Bij het risico tot averij geldt ook dat een extra motor aan boord de veiligheid zal doen verbeteren. Een minder technische oplossing zou zijn om vissersschepen te verbieden binnen een bepaalde radius te komen van een windmolen. Het verplichten van een AIS kan ook in dit geval zeer gunstig zijn, aangezien de beweging van schepen in WP dan nauwkeurig gevolgd kan worden. Onachtzame schippers zouden dan tijdig geïnformeerd kunnen worden op het moment dat ze te dicht bij een windmolen komen door een automatische herkenning systeem. Ook kan kustwacht geïnformeerd worden dat schepen te dicht bij de windmolens komen. Zij kunnen dan zelf contact opnemen met een visser. 7.2 Duikers Er zijn maatregelen denkbaar die de kansen op ongelukken met bekabeling of duikers kunnen verminderen. Hieronder worden een aantal oplossingsrichtingen aangereikt die verder onderzocht kunnen worden Centraal meldpunt timing Het belangrijkste middel om risico s te verminderen in het geval van duikers is communicatie. Alle betrokken partijen moeten op de hoogte zijn wanneer er duikers en vissers actief in het windpark. Kustwacht, WP eigenaren en vissers zullen geplande en ongeplande activiteiten met elkaar moeten delen. Dit zou kunnen door een centraal meldpunt, zoals een website of een app. Een dergelijk meldpunt kan ook gebruikt worden om eventuele verloren tuigen te melden Visserijverbod Het integraal verbieden van visserijpraktijken wanneer er duikers actief in een WP zijn, garandeert dat duikers geen letsel op lopen tijdens visserijactiviteiten, al blijven verloren netten ook risicovol als er geen vissersschepen aanwezig zijn. Het aantal dagen dat er gedoken wordt, verschilt per park, en per jaar. Een alternatief op een integraal verbod op vissen in een park wanneer er duikers actief zijn, is het instellen van een minimale afstand tussen vissersschepen, vistuigen en duikers. De staand want netten zijn vele tientallen meters lang. Er moet ten allen tijde voorkomen worden dat een net tijdens plaatsen of tijdens inhalen losraakt en zich in de richting van duikers beweegt. Een veilige marge is dus minimaal een veelvoud van de lengte van het tuig en normering op dit gebied moet zeer goed overlegd worden met de sector. Dit zal dus vrijwel altijd neerkomen op een afstand van honderden meters. Hierbij geldt uiteraard dat het risico afhangt van de lengte van het tuig. Een voor de hand liggende maatregel voor staand want visserij kan dan ook zijn het beperken van de maximale lengte van dit soort tuigen. Voor korven zijn de risico s veel geringer en minder afhankelijk van de lengte van de lijnen waaraan de korven zijn bevestigd. Rapportnummer C138/15 29 van 45

129 7.2.3 Detectie systeem voor duikers en vistuig Maar het kan nog altijd voorkomen dat vistuig los raakt en mee gevoerd wordt met de stroming. Op een dergelijk moment is er dan weinig te doen. Wat wel kan is dat op het moment dat een net los raakt, er een automatische melding over komt. Dit is een eerste idee, de details moeten hiervoor nog verder worden uitgewerkt. Hierdoor zouden duikers weten wanneer het wel of niet veilig is om hun werkzaamheden te doen. Een net kan dan makkelijker worden getraceerd en binnen gehaald. 7.3 Vogels Om te voorkomen dat vogels aangetrokken worden door visserijpraktijk in windparken zal moeten worden vermeden dat zowel bijvangst als stripafval in de parken over boord gaan. Er mag dan niet binnen het park worden gestript (althans: er mag niets overboord), maar ook niet buiten het park, voorafgaand aan het binnenvaren van het park. Zeker bij slecht weer, als de meeuwen moeilijk zelf aan voedsel kunnen komen, kunnen ze dagenlang een vissersschip volgen, waarvan ze weten of verwachten dat dit op enig moment vis(afval) overboord zal worden gezet. Iedere hint dat dit zal kunnen gebeuren moet dus worden vermeden, als men meeuwensterfte wil tegengaan, want meeuwen hebben een goed geheugen. Voor het vistuig zelf zijn meeuwen niet gevoelig: het gaat bij deze groep alleen om de aanlokking door het overboord zetten van bijvangst en snij-afval, of om vis die uit de netten ontsnapt. Wat het vermijden van vogelbijvangsten in de staand want visserij betreft; er zou positieve ervaring zijn met het gebruik van in bariumsulfaat gedrenkte netten (Trippel et al. 2003), maar in de praktijk zal de oplossing toch eerder liggen in het aanpassen van het visgedrag, zoals het tijdstip van zetten (Melvin et al. 1999). Visserij met hengels, korven en kooien is voor vogels onschadelijk, zolang de vangst niet binnen het park en ook niet buiten vlakbij het park wordt gestript. 7.4 Zeezoogdieren Pingers Een methode om bijvangst van bruinvissen in staand want te vermijden is het gebruik van zogenaamde pingers in de netten. Pingers zijn kleine akoestische apparaatjes, die aan staand want netten kunnen worden bevestigd. De pingers verspreiden een bepaald geluid dat bruinvissen afschrikt en waardoor zij niet in de buurt van de netten komen. Er zijn verschillende ontwerpen van pingers verkrijgbaar op de markt, die volgens verschillende studies succesvol bleken in het verminderen van het aantal aan bijgevangen bruinvissen (bv. Kraus et al. 1997; Trippel et al. 1999; Gönener & Bilgin 2009). Er zijn echter ook nadelen van het gebruik van pingers. Ze zijn duur en ze moeten op de juiste manier worden toegepast. Indien de afstand tussen de pingers te groot is of als er een apparaatje niet werkt bijvoorbeeld doordat de batterij op is -, dan kan de bruinvis bijvangst zelfs omhoog gaan. Pingers leiden tot een additionele bron van geluid in de marine omgeving. Verder zouden zeehonden door de pingers juist kunnen worden aangetrokken, omdat zij snel kunnen leren, dat er staand want netten bij de pingers zijn, met een hoog aanbod van gevangen vissen waarop de zeehonden kunnen foerageren (Larsen et al. 2013). Het risico is echter dat bij grootschalige (effectieve) toepassing van pingers in een voor bruinvissen belangrijk gebied het risico aanwezig is dat bruinvissen geheel uit dit gebied worden verdreven. Indien bruinvissen structureel uit aantrekkelijke gebieden worden verdreven zou dit een effect kunnen hebben op hun populatieomvang. Er is echter nog niet bekend òf een WP op lange termijn aantrekkelijk is voor bruinvissen door bijvoorbeeld verhoogd voedselaanbod. Indien het wel zo is dan zijn er twee scenario s voor het gevolg van het gebruik van pingers aan staand want netten binnen een WP: 30 van 45 Rapportnummer C138/15

130 - de bruinvissen worden verdreven van een gebied waar zij veel voedsel zouden kunnen vinden; - de bruinvissen wennen aan de pingers en blijven vanwege het verhoogde voedselaanbod binnen het WP, en daardoor vergroot de kans op bijvangst van bruinvissen in de staand want netten. Deze twee scenario s gelden ook voor zeehonden. Andere ideeën manieren om bijvangst van bruinvissen te vermijden/verminderen (bv. aanpassingen van het vistuig of gebruik van netten met bariumsulfaat, een stof die bruinvissen goed kunnen detecteren) zijn niet kansrijk geweest. Daar waar meer bekend is over de tijd en het gebied wanneer en waar bruinvissen voorkomen (zoals in de Golf van Maine), kan wel een gebiedssluiting (time-area closure) worden toegepast, om overlap van bruinvissen en vissersschepen te vermijden. In de Noordzee is daar tot nu toe echter te weinig over bekend. Rapportnummer C138/15 31 van 45

131 8 Discussie, conclusies en aanbevelingen voor vervolg Hieronder bediscussiëren we de belangrijkste uitkomsten en conclusies van deze eerste risicoverkenning per onderwerp (kabels/turbines, duikers, vogels, zeezoogdieren), ook met het oog op de vraag naar de invloed van bandbreedte zoals de hoeveelheid visserijinspanning. Verder noemen wij kennislacunes, die leiden tot aanbevelingen voor vervolgstudies. 8.1 Kabels, turbines, fundering De bodem voor de Nederlandse kust is in beweging en op alle locaties (bestaande locaties en ook nieuw aangewezen locaties) beweegt sediment en kunnen kabels bloot komen liggen. De kans hierop is bijzonder groot in de directe omgeving van de steenbestorting. Buiten de directe invloedssfeer van de steenbestorting liggen kabels meestal op een dusdanige diepte dat er weinig risico is voor ankers. Echter, blootspoelen van kabels op grotere afstand van de turbines komt wel voor en dit blijft een risico waarmee rekening gehouden dient te worden. Risico s voor de fundering van de turbines zelf zijn verwaarloosbaar en de te verwachten schade aan monopiles bij aanvaring door vissersschepen kleiner dan 24 meter is extreem klein. Kennislacunes/Aanbevelingen: In ieder geval is het aan te bevelen om schepen en tuigen uit de buurt van de steenbestorting te houden. Op basis van bodemprofielen rond steenbestortingen die wij tot onze beschikking hadden is, lijkt een veiligheidsmarge van orde grootte meter tot de rand van de steenbestorting redelijk, maar dit moet beter onderbouwd worden. Mogelijk verschilt dit niet alleen tussen parken, maar ook tussen monopiles die aan de rand van een park liggen en turbines die midden in een park liggen. Het is goed mogelijk hier aan te modelleren, maar dit was binnen de scope van een eerste verkenning niet mogelijk. Er zijn verschillende richtingen denkbaar die schade aan infield kabels buiten de invloedssfeer van de steenbestorting kunnen verminderen. Zoals aangegeven zijn vaste ankerpunten voor tuigen binnen parken, of specifieke concessiezones voor visserij in delen waar geen kabels lopen allemaal denkbaar, maar zal er nadere studie moeten worden verricht naar de praktische haalbaarheid hiervan. Dit zal zeker moeten gebeuren in overleg met vissers en exploitanten van windparken. Verder zou AIS op elk schip de kans tot schade aan bekabeling verminderen, indien de AIS gegevens gecombineerd worden met gegevens van bekabeling. Het is in principe mogelijk met de huidige techniek een dergelijk systeem te ontwikkelen. 8.2 Duikers Duikers zijn beperkt actief binnen windparken. Gezien de potentieel grote impact (levensbedreigende risico s) voor duikers ligt het zeer voor de hand om duikactiviteiten en visserijactiviteiten ruimtelijk ver en tijdelijk van elkaar te scheiden. Kennislacunes/Aanbevelingen: Uit deze eerste verkenning is het moeilijk om een veilige afstand te definiëren, behalve dat een veilige afstand minimaal meer dan éénmaal de totale lengte van het tuig moet beslaan, van duiklocatie tot het dichtstbij zijnde ankerpunt. Een redelijke en werkbare veilige afstand zal in overleg tussen onderhoudsbedrijven, windparkexploitanten en vissers tot stand moeten komen. Indien echt geen veilige werkafstand gedefinieerd kan worden dan is de andere optie om op duikdagen het park te sluiten voor visserij. Zowel vissers als duikers maken van relatief kalme dagen gebruik (voor visserij golfhoogte < 2m, voor duikers <1-1.5m). Dat betekent dat er een grotere kans is dat deze activiteiten in dezelfde periode plaatsvinden en dus de veilige afstand van belang is. 32 van 45 Rapportnummer C138/15

132 Tijdens deze eerste verkenning is tevens naar voren gekomen dat de windparken regelmatig gebruik maken van ROV s. Dit was een risico dat niet eerder in beeld was en ook niet specifiek deel heeft uitgemaakt van deze eerste verkenning. In het buitenland wordt ook gebruikgemaakt van AUV s. Deze apparatuur beweegt zelfstandig door een windpark voor inspectiedoeleinden. Wij hebben momenteel geen informatie of dergelijke apparatuur vistuigen kan waarnemen. Hier zal apart goed naar gekeken moeten worden om te voorkomen dat materiaal (zowel ROV s als vistuigen) beschadigd raken. Het is duidelijk dat hiervoor staand want tuigen een serieus risico vormen. Korven (en eventueel kooien) zullen voor dergelijke inspectieapparatuur een minder groot risico vormen. 8.3 Aantrekken van Vogels Het aantrekken van vogels door visserij heeft niet zo zeer te maken met het aantal tuigen dat gebruikt wordt maar met de manier hoe er wordt gevist. Het risico dat meeuwen afkomen op visserij in windparken is aanwezig, maar tegelijkertijd is dit risico ook goed te voorkomen, indien bepaalde maatregelen worden genomen zoals: niets overboord gooien binnen en rondom een WP, maar alleen verder weg van een WP. Het risico voor duikende vogels is gering, omdat deze vogels windparken mijden en dus weinig voorkomen, met uitzondering van de aalscholver. Indien de mitigerende maatregelen door elke visser in acht worden genomen, verwachten we dat het aantal vogels (m.n. meeuwen) dat wordt aangetrokken door de visserij, laag is. NB: Als er maar één boot is die wel binnen of rondom een WP discard/bijvangst of stripafval overboord gooit, dan zullen de meeuwen wel aangetrokken worden en dat ook in de toekomst blijven doen. Indien meeuwen wèl worden aangetrokken door de visserij dan bestaat ook de kans op meeuwensterftedoor aanvaring. Om hoeveel meeuwen het dan gaat is niet te zeggen, en dus ook niet of dit een bedreiging zal vormen voor de (gezonde) meeuwenpopulatie. Net zoals voor zeezoogdieren geldt ook voor vogels de algemene regel: de kans op bijvangst in een bepaald gebied stijgt met de visserijinspanning, dus met het aantal vistuigen/netten en met de dichtheid van de vogels. Hoe meer netten, en hoe hoger de dichtheid van de vogels hoe meer kans op bijvangst. Kennislacunes/Aanbevelingen: Om een betere inschatting te kunnen maken van de risico s van bijvangsten per WP, zou het voorkomen van vogels in elk relevant WP en toekomstige WP locatie moeten worden onderzocht. De implementatie van de voorgestelde mitigerende maatregelen is cruciaal voor het slagen van deze oplossing. Er zou rechtstreeks met de vissers moeten worden samengewerkt, om gezamenlijk over de urgentie van het probleem te spreken, en om de haalbaarheid van de mitigerende maatregel aan boord te bespreken, praktische oplossingen te vinden en te oefenen. Hoe dan ook kunnen we concluderen dat voor het toepassen van visserij in de windparken regels en afspraken moeten worden gemaakt. Een pilot studie zou nu een zinvolle vervolgstap zijn: een kleine groep vissers die een WP in gaat, om de onzekerheden en alle andere mogelijke issues uit te zoeken en hoe er in de praktijk mee om te gaan. 8.4 Zeezoogdieren Tot nu toe zijn er alleen ecologische monitoring gegevens van windparken beschikbaar van 1-2 jaren na aanbouw. Verder is er tot nu toe nog heel weinig bekend over het voorkomen en de kleinschalige verspreiding van zowel zeehonden als bruinvissen in de Noordzee. De stand van kennis is dus op dit moment nog veel te laag om harde conclusies te trekken wat betreft het voorkomen van zeezoogdieren binnen windparken. Er kan wel worden geconstateerd dat bijvangst van zowel bruinvissen als zeehonden in m.n. staand want netten voorkomt, en de kans op bijvangst van zeezoogdieren (indien aanwezig) in een bepaald gebied stijgt met de visserijinspanning, dus met het aantal vistuigen/netten. Verder stijgt de kans op bijvangst met een hogere lokale dichtheid van zeezoogdieren. Over bijvangsten van zeezoogdieren in korven is weinig bekend, door de kleine openingen schatten we in dat bijvangst risico minimaal is. Rapportnummer C138/15 33 van 45

133 Kennislacunes/Aanbevelingen: De grootste kennislacune is dat we niet weten hoe bruinvissen windparken gebruiken: zijn er meer dieren binnen of juist buiten een WP en indien er een verschil is, wat is de oorzaak? Enkele kennisvragen, waar verder onderzoek nodig is: - Zijn windparken een belangrijk habitat voor bruinvissen? - Fungeren windparken voor bruinvissen als stilte-refugium van het lawaai van buiten? - Vinden bruinvissen binnen een WP meer en/of makkelijker voedsel dan buiten? Zonder meer te weten te komen over hoe bruinvissen windparken gebruiken, kan er geen schatting gemaakt worden over het potentiele risico van bijvangst. In de toekomst zou ingezet moeten worden op meer monitoring van het voorkomen en de verspreiding van bruinvissen, dus een monitoring van de bruinvispopulatie, bijvoorbeeld met akoestische- of visuele monitoringprogramma s. In het kader van andere projecten is inmiddels veel data over de verspreiding van zeehonden verzameld, alleen zijn de gegevens tot nu toe nog niet systematisch en in combinatie geanalyseerd (Russel et al. 2014) De bestaande gegevens van zeehonden zouden opnieuw moeten worden geanalyseerd met de specifieke vraag of er zeehonden hotspots zijn. Verder zou een analyse van welke specifieke individuen naar windparken heen gaan grote kennisleemtes kunnen opvullen. 8.5 Tot slot In een kwalitatieve, verkennende studie zoals deze is het helaas moeilijk om een bandbreedte m.b.t. de invloed van de omvang van de visserijinspanning (b.v. hoeveelheid netten/schepen) aan te geven. Er kan in het algemeen worden geconstateerd dat incidentele bijvangsten van vogels en zeezoogdieren mogelijk kunnen stijgen, naarmate er meer vistuigen m.n. staand want netten worden ingezet. De kans op bijvangst zou recht evenredig moeten zijn met de visserijinspanning (lengte van het net * vistijd * dichtheid) en de aanwezige lokale dichtheid van de dieren. De conclusie is daarom: Hoe groter de visserijinspanning, en de dichtheid van de zeezoogdieren hoe groter de kans op bijvangsten. Een ander belangrijk punt waar nog te weinig over bekend is, is de lange-termijn ontwikkeling van flora en fauna binnen een WP. Tot nu toe bestaan er nu gegevens over de eerste 1-3 jaar. De pioniers-flora en fauna die meteen binnen jaar 1 en 2 op het artificieel harde substraat van een WP verschijnt, groeit snel en zou heel anders kunnen zijn dan de flora en fauna, die pas naar enkele jaren een stabiel ecosysteem binnen een WP kan vormen. Bovendien zal de flora en fauna ook verschillen afhankelijk van het type steenbestorting (scour protection). Daarom is het belangrijk om ook de ecologie te monitoren zodra er een nieuw stabiel ecologisch system binnen een WP gevestigd is. Pas dan kunnen misschien conclusies worden getrokken met betrekking tot de aantrekkingskracht van het ecologisch systeem binnen een WP voor zeezoogdieren, m.n. als voedselbron voor bruinvissen. Dit soort lange termijn onderzoek zou het beste kunnen starten bij het oudste van de al bestaande Nederlandse windparken: OWEZ. Passieve vormen van handlijnvisserij met jig en hengel, zoals ook beschreven in Verhaege et al. (2011), is in deze opdracht niet behandeld. In een vervolg zou zeker ook naar deze twee vangstmethodieken moeten worden gekeken. 34 van 45 Rapportnummer C138/15

134 Kwaliteitsborging IMARES beschikt over een ISO 9001:2008 gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem (certificaatnummer: AQ-NLD-RvA). Dit certificaat is geldig tot 15 december De organisatie is gecertificeerd sinds 27 februari De certificering is uitgevoerd door DNV Certification B.V. Daarnaast beschikt het chemisch laboratorium van de afdeling Vis over een NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005 accreditatie voor testlaboratoria met nummer L097. Deze accreditatie is geldig tot 1 april 2017 en is voor het eerst verleend op 27 maart 1997; deze accreditatie is verleend door de Raad voor Accreditatie. Deltares hanteert het ISO 9001 kwaliteitssysteem en is ISO 9001 gecertificeerd. Rapportnummer C138/15 35 van 45

135 Referenties Arnould, J.P.Y., Trinder, D.M. & McKinley, C.P Interactions between fur seals and a squid jig fishery in southern Australia. Marine and Freshwater Research 54, Blew J, Diederichs A, Grünkorn T, Hoffmann M & Nehls G, Investigations of the bird collision risk and the responses of harbour porpoises in the offshore wind farms at Horns Rev, North Sea and Nysted, Baltic Sea, in Denmark. Status report 2005 to the Environmental Group. Hamburg, BioConsult SH. Bulmer, B.H., Peeringa, J.M. & de Winkel, G.D Quick scan effects of small ship collision with a wind turbine on the North Sea. ECN. Camphuysen C.J A historical ecology of two closely related gull species (Laridae): multiple adaptations to a man-made environment. Proefschrift, Univ. Groningen. Cosgrove, R., Gosch, M., Reid, D., Sheridan, M., Chopin, N., Jessopp, M. & Cronin, M Seal depredation in bottom-set gillnet and entangling net fisheries in Irish waters. Fisheries Research 172, Craven, S.R. & Lev, E Double-Crested Cormorants in the Apostle Islands, Wisconsin, USA: Population Trends, Food Habits, and Fishery Depredations. Colonial Waterbirds 10, Dorst, L.L., Roos, P.C., Hulscher S.J.M.H. & Lindenbergh, R.C The estimation of sea floor dynamics from bathymetric surveys of a sand wave area. Journal of Applied Geodesy 3(3), Fjälling, A The estimation of hidden seal-inflicted losses in the Baltic Sea set-trap salmon fisheries. ICES Journal of Marine Science 62, Garthe, S., Camphuysen, K.C.J. & Furness, R.W Amounts of discards by commercial fisheries and their significance as food for seabirds in the North Sea. Marine ecology progress series 136, Geelhoed S, Scheidat M, & van Bemmelen R 2013b. Marine mammal surveys in Dutch waters in Research Report IMARES Wageningen UR - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies, Report No. C038/13. Geelhoed S, Scheidat M, & van Bemmelen RSA, 2014a. Marine mammal surveys in Dutch waters in Research Report IMARES Wageningen UR - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies, Report No. C027/14. Geelhoed S, Scheidat M, Aarts G, van Bemmelen R, Janinhoff N, Verdaat H & Witte R Shortlist Masterplan Wind Aerial surveys of harbour porpoises on the Dutch Continental Shelf. Research Report IMARES Wageningen UR - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies, Report No. C103/11. Geelhoed SCV, Scheidat M, van Bemmelen RSA & Aarts G 2013a. Abundance of harbour porpoises (Phocoena phocoena) on the Dutch Continental Shelf, aerial surveys in July 2010-March Lutra 56(1): Geelhoed SCV, van Bemmelen RSA & Verdaat JP 2014b. Marine mammal surveys in the wider Dogger Bank area summer Research Report IMARES Wageningen UR - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies, Report No. C016/14. Goetz, S., Wolff, M., Stotz, W. & Villegas, M.J Interactions between the South American sea lion (Otaria flavescens) and the artisanal fishery off Coquimbo, northern Chile. ICES Journal of Marine Science 65, Hassselaar R., Raaijmakers, T., Riezebos, H,J., Borsje, B., van Dijk, T. & Vermaas, T. Morphodynamics of Borssele Wind Farm Zone WFS-I and WFS-II - final report - prediction of seabed level changes between 2015 and Deltares. Helmond, v., A.T.M. & Couperus, A.S Elektronische monitoring van kleinschalige staandwantvisserij. IMARES, IJmuiden, p. 25. Hoefakker B, Don J, Blomen E, Chivers A & Oppentocht M Common Position Paper & QRA regarding Open Offshore Wind Park Access in response to Verslag risicosessie doorvaart en medegebruik windparken, 27 mei 2015, Stakeholder advice DM, Ontwerp beleidsnota Noordzee 36 van 45 Rapportnummer C138/15

136 and Eindversie kennisdocument Varen en vissen in windparken. Editor:- Alan Chivers (NZW). ICES Report of the Workshop on Bycatch of Cetaceans and other Protected Species (WKBYC). ICES CM 2013/ACOM 36, 55. Jounela, P., Suuronen, P., Millar, R.B. & Koljonen, M.L Interactions between grey seal (Halichoerus grypus), Atlantic salmon (Salmo salar), and harvest controls on the salmon fishery in the Gulf of Bothnia. ICES Journal of Marine Science 63, Kauppinen, T., Siira, A. & Suuronen, P Temporal and regional patterns in seal-induced catch and gear damage in the coastal trap-net fishery in the northern Baltic Sea: Effect of netting material on damage. Fisheries Research 73, Klinge, M Ecologische inpasbaarheid staand want visserij kustwateren (exclusief Noordzeekustzone) - Onderzoek naar bijvangst watervogels en zeezoogdieren. Witteveen & Bos/Aquaterra-Kuiperburger, Rotterdam, p. 15. Königson, S., Lunneryd, S.G., Stridh, H. & Sundqvist, F Grey seal predation in cod gillnet fisheries in the central Baltic sea. Journal of Northwest Atlantic Fishery Science 42, Kraus SD, Read SJ, Solow A, Baldwin K, Spradlin T, Anderson E & Williamson J Acoustic alarms reduce porpoise mortality. Nature 388: 525. Larsen, Finn; Krog, Carsten; Eigaard & Ole Ritzau Determining optimal pinger spacing for harbour porpoise bycatch mitigation. In: Endangered Species Research, Vol. 20, No. 2, 2013, p Leopold M.F., Booman M., Collier M.P., Davaasuren N., Fijn R.C., Gyimesi A., de Jong J., Jongbloed R.H., Jonge Poerink B., Kleyheeg-Hartman J., Krijgsveld K.L., Lagerveld s., Lensink R., Poot M.J.M. van der Wal J.T. & Scholl M Building blocks for dealing with cumulative effects on birds and bats of offshore wind farms and other human activities in the Southern North Sea. IMARES Report C166/14. Leopold M.F., van Bemmelen R.S.A. & Zuur A.F Responses of local birds to the offshore wind farms PAWP and OWEZ off the Dutch mainland coast. IMARES Report C151/12. Lindeboom, HJ et al Short-term ecological effects of an offshore wind farm in the Dutch coastal zone; a compilation doi: / /6/3/ Luger, D. & Harkens, M Anchor tests German Blight. Deltares. Lunneryd, S.G., Fjälling, A. & Westerberg, H A large-mesh salmon trap: A way of mitigating seal impact on a coastal fishery. ICES Journal of Marine Science 60, Madsen P T, Wahlberg M, Tougaard J, Lucke K & Tyack P L Wind turbine underwater noise and marine mammals: implications of current knowledge and data needs Mar. Ecol. Prog. Ser McCave, I.N., (1971). Sand waves in the North Sea off the coast of Holland. Marine Geology 10, Melvin, E.F., Parrish, J.K. & Conquest, L.L Novel tools to reduce seabird bycatch in coastal gillnet fisheries. Conservation Biology 13, Milton, G.R., Austin-Smith, P.J. & Farmer, G.J Shouting at Shags: A Case Study of Cormorant Management in Nova Scotia. Colonial Waterbirds 18, Petersen J K & Malm T Offshore windmill farms: threats to or possibilities for the marine environment Ambio Petersen, T.U. (2014). Scour around Offshore Wind Turbine Foundations. PhD-Thesis, Technical University of Denmark, Department of Mechanical Engineering. Polanen Petel, T. van, Geelhoed, S. & Meesters, E Harbour porpoise occurence in relation to the Prinses Amaliawindpark Report / IMARES C177/10. Rafferty, A.R., Brazer, E.O. & Reina, R.D Depredation by harbor seal and spiny dogfish in a Georges Bank gillnet fishery. Fisheries Management and Ecology 19, Read, A.J. (2008) The looming crisis: interactions between marine mammals and fisheries. Journal of Mammalogy, 89, Reijnders, P.J.H. (1985) Verdrinking van zeehonden in fuiken RIN-rapport pp. 10. Rijksinstituut voor Natuurbeheer, Texel. Rapportnummer C138/15 37 van 45

137 Reijnders, P.J.H., Brasseur, S.M.J.M., Leeuwen, P.W.v. & Smit, C.J. (2005) Onderzoek naar vermindering van bijvangst van zeehonden in fuiken; risicoanalyse voor de Oosterschelde en algemene maatregelen in Nederlandse kustwateren. pp. 30. Alterra, Wageningen. Riezebos, H.J., R. de Graaff & J. Schouten, Metocean study for the Borssele Wind Farm Zone, HYE Deltares Risicoanalyse: varen en vissen in windparken: MSCN-rev. 2. (2013). Marin Russell, D.J.F., Brasseur, S.M.J.M., Thompson, D., Hastie, G.D., Janik, V.M., Aarts, G., McClintock, B.T., Matthiopoulos, J., Moss, S.E.W. & McConnell, B. (2014) Marine mammals trace anthropogenic structures at sea. Current Biology, 24, R638-R639.Scheidat M, Aarts G, Bakker A, Brasseur S, Carstensen J, Leeuwen PW van, Leopold M, Polanen Petel T van, Reijnders P, Teilmann J, Tougaard J & Verdaat H Assessment of the Effects of the Offshore Wind Farm Egmond aan Zee (OWEZ) for Harbour Porpoise (comparison T0 and T1). IMARES Texel. Scheidat M, Tougaard J, Brasseur S, Carstensen J, Van Polanen-Petel T, Teilmann J & Reijnders P Harbour porpoises (Phocoena phocoena) and wind farms: a case study in the Dutch North Sea Environ. Res. Lett Scheidat M, Verdaat H & Aarts G Using aerial surveys to estimate density and distribution of harbour porpoises in Dutch waters. Journal of Sea Research 69: 1-7.Geelhoed, S.C.V., Scheidat, M., van Bemmelen, R.S.A. (2014)a Marine mammal surveys in Dutch waters in Research Report IMARES Wageningen UR - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies, Report C027/14. Suuronen, P., Siira, A., Kauppinen, T., Riikonen, R., Lehtonen, E. & Harjunpää, H Reduction of seal-induced catch and gear damage by modification of trap-net design: Design principles for a seal-safe trap-net. Fisheries Research 79, Tougaard J, Carstensen J, Bech NI & Teilmann J. 2006a. Final report on the effect of Nysted Offshore Wind Farm on harbour porpoises. Annual report to EnergiE2. Roskilde, Denmark, NERI. Tougaard J, Carstensen J, Wisz MS, Teilmann J, Bech NI & Skov H 2006b. Harbour porpoises on Horns Reef in relation to construction and operation of Horns Rev Offshore Wind Farm. Technical report to Elsam Engineering A/S. Roskilde, Denmark, National Environmental Research Institute. Tougaard J, Henriksen O D & Miller L A Underwater noise from three offshore wind turbines: estimation of impact zones for harbor porpoises and harbor seals J. Acoust. Soc. Am Trippel EA, Strong MB, Terhune JM, Conway JD Mitigation of harbour porpoise (Phocoena phocoena) bycatch in the gillnet fishery in the lower Bay of Fundy. Can J Fish Aquat Sci 56: Trippel, E.A., Holy, N.L., Palka, D.L., Shepherd, T.D., Melvin, G.D. & Terhune, J.M., Nylon Barium Sulphate Gillnet Reduces Porpoise and Seabird Mortality. Marine Mammal Science 19, Van Dijk, T.A.G.P. & M.G. Kleinhans Processes controlling the dynamics of compound sand waves in the North Sea, Netherlands. Journal of Geophysical Research 110(F04S10). van Marlen, B., Vandenberghe, C., van Craeynest, N., Korving, A., Cramer, R. & Reker, E VIP project Passieve Visserij Ontwikkeling. IMARES Rapport C117/11, 86p. Verhaeghe, D. Delbare, D. & Polet, H Haalbaarheidsstudie. Passieve visserij en maricultuur binnen de vlaamse windmolenparken? ILVO mededeling nr. 99, 146p. Website: Žydelis, R., Small, C. & French, G The incidental catch of seabirds in gillnet fisheries: A global review. Biological Conservation 162, van 45 Rapportnummer C138/15

138 Verantwoording Rapport C138/15 Projectnummer: Dit rapport is met grote zorgvuldigheid tot stand gekomen. De wetenschappelijke kwaliteit is intern getoetst door een collega-onderzoeker en het betreffende afdelingshoofd van IMARES. Akkoord: Ruud Jongbloed Onderzoeker Handtekening: Datum: 7 oktober 2015 Akkoord: Nathalie Steins Hoofd afdeling Visserij Handtekening: Datum: 7 oktober 2015 Rapportnummer C138/15 39 van 45

139 Bijlage A. Windparken op het Nederlands Continentaal Plat Figuur Bijlage A: Windparken op het Nederlands Continentaal Plat. In donderblauw: bestaande parken en parken in aanbouw. Bron: 40 van 45 Rapportnummer C138/15

140 Bijlage B. Overzichtstabellen Nederlandse Windparken Tabel 1 Specificaties van elk windpark (WP), van noord tot zuid. Tabellen zijn verdeeld in (a) Locatie en omgeving, (b) Energie en Turbines en (c) Kabels. Niet voor alle windparken en turbines is evenveel informatie beschikbaar. Bron: Locatie en Omgeving WP Oppervlakte (km 2 ) Diepte (m) Afstand van Kust (km) WP Gemini 1+2 (Gem) Offshore WP Egmond aan Zee (OWEZ) Princes Amalia WP (Q7) Luchter Duinen WP (Q10) Energie en Turbines (Turb) WP Project Capaciteit Turb. Capaciteit (Mw) # Turb. Hoogte (m) Hoogte Hub Diameter Rotor Diameter Beam (m) Type fundering (Mw) (m) (m) Gem Monopile OWEZ ,6 Monopile Q N.A. Monopile Q Monopile Kabels WP # export Oppervlakte array kabels Lengte array Voltage array Array Kabel kabels (mm 2 ) kabel (km) Nominale (kv) Diepte (m) Gem 2 N.A OWEZ 3 120/300/500 20, Q7 1 N.A Q10 1 N.A Rapportnummer C138/15 41 van 45

141 Bijlage C. Passieve visserijtechnieken Overzichtstabellen Tabel 1, Bijlage C: Technische details over visserijen met staand want, hengel, jiggers. Doelsoort: Tong Kabeljauw Tarbot/Griet Zeebaars Makreel Visserij Techniek Staandwant Staandwant/ Hengel Staandwant Staandwant/ Hengel Hengel/ Jiggers Welk seizoen (maand=hoofdseizoen) Mrt-Okt Nov-Jun (kan hele jaar) Feb-Mei Apr-Nov Apr-Sep Welk tijdstip? Dag/nacht? 's nachts 24 uur Langer dan 24 staan. overdag hengel, snachts netten overdag Max. golfhoogte? (uitgaande van boot tot 12 m / 30 meter) 1,2 / 2 1,2 / 2 1,2 / 2 1,2 / 2 1,2 / 2 Invloed van stroming/getij op de visserij Nauwelijks, Zie notities Nodige ruimte tijdens uitzetten, binnenhalen netten (ivm risico raken van fundering/turbine) Buffer zone van 20m Buffer zone van 20m Buffer zone van 20m Buffer zone van 20m Buffer zone van 20m Schip Wat voor schepen? Type/ gewicht? Min/meer dan 1000 GT/ 1600 GT? (Verhage 2011 p.27) staandwant: kg; hengel: kg K; Staandwant en Hengel: kg kg staandwant: kg; hengel: kg staandwant: kg; hengel: kg Lengte van het schip? min: 6. Max: Heel Groot min: 6. Max: Heel Groot min: 6. Max: Heel Groot min: 6. Max: Heel Groot min: 6. Max: Heel Groot Motorkracht / HP 6-12 knopen pk knopen pk 6-12 knopen pk knopen pk knopen pk Nauwkeurigheid van stuur? Thrusters/Boegschroef? Zelden. Zeer manoeuvreerbaar Zelden. Zeer manoeuvreerbaar Zelden. Zeer manoeuvreerbaar Zelden. Zeer manoeuvreerbaar Zelden. Zeer manoeuvreerbaar Ankers nodig voor het schip? Moet schip ankeren tijdens uitzetten/ binnenhalen? Nee. Ankers zijn nodig om markering te verankeren Kan, maar niet nodig. Ankers nodig voor markering. Nee. Ankers zijn nodig om markering te verankeren Kan, maar niet nodig. Ankers nodig voor markering. Kan, maar niet nodig. Ankers nodig voor markering. Auto Pilot aan bord? groot deel wel groot deel wel groot deel wel groot deel wel groot deel wel Dynamic Postioning Systeem? Nee Nee Nee Nee Nee Backup als een moter uitvalt? Nee Nee Nee Nee Nee AIS (Automatic Identification System)? Soms Soms Soms Soms Soms Vistuig lengte van neteenheid 50 meter staandwant m per stuk 50 meter staandwant m per stuk aantal van gekoppelde neteenheiden ; wettelijk max 500 max. 8 van deze netten ca stuk max. 8 van deze netten Hoe lang blijft net in het water? Als het net 12 uur in water moet blijven hangen, wat doet het schip in de tussentijd? Blijven aan wal Blijven aan wal Blijven aan wal Blijven aan wal Gewicht Ankers van Netten? 8-10 kg 8-10 kg 8-10 kg 8-10 kg Zijn ankers van schip nodig tijdens het vissen? Voor zowel Staandwant als Lijnen? Nee Nee Nee Nee Nee Op welke diepte vist het net? In NL, altijd op de bodem In NL, altijd op de bodem In NL, altijd op de bodem In NL, altijd op de bodem Ecologisch - vissers perspectief Waar/ wanneer worden de vissen gestript? - wat wordt met stripafval gedaan? Gestript en ter plekke gedumpt Niet gestript Gestript en ter plekke gedumpt Niet Gestript Niet Gestript Welke discards/bijvangst? met staandwant zeer gering Hengel: geen bijvangst met staandwant zeer gering met staandwant zeer gering met staandwant zeer gering Wanneer worden discards of resten vis over bord gegooid? Ter plekke N.V.T Ter plekke Ter plekke Ter plekke 42 van 45 Rapportnummer C138/15

142 Tabel 2, Bijlage C: Technische details over visserijen met korven/kooien. Bruine Krab Kreeft Visserijtechniek Korven Korven/Kooien Welk seizoen (maand=hoofdseizoen) hele jaar (Okt-Mrt), niet zeker Vooral zomer Welk tijdstip? Dag/nacht? max om de 48 uur aas verversen max om de 48 uur aas verversen Maximum windkracht? Golfhoogte? (uitgaande van boot tot 12 meter)/ (uitgaande van boot tot 30 meter) 1,2 / 2 1,2 / 2 Invloed van stroming/getij op de visserij Hoeveel ruimte is nodig tijdens uitzetten, binnenhalen netten visserij (ivm risico raken van fundering/turbine) Buffer zone van 20m Hoeveel schepen kunnen we in het park verwachten??? Schip Wat voor schepen? Type/ gewicht? Min/meer dan 1000 GT/ 1600 GT? (Verhage 2011 p.27) staandwant: kg; hengel: kg staandwant: kg; hengel: kg Lengte van het schip? min: 6 min: 6 Motorkracht / HP 6-12 knopen pk 6-12 knopen pk Nauwkeurigheid van stuur? Thrusters/Boegschroef? Zelden. Zeer manoeuvreerbaar Zelden. Zeer manoeuvreerbaar Ankers nodig voor het schip? Moet het schip ankeren tijdens het uitzetten/ binnenhalen van het let? Niet nodig Niet nodig Auto Pilot aan bord? Nee Nee Dynamic Postioning Systeem? Zo ja, welke klasse? Nee Nee Backup als een moter uitvalt? Nee Nee Business plan van Arjan stelt voor om boten te hebben met 2 motoren, ivm veiligheid. AIS (Automatic Identification System)? Soms Soms Verplicht vanaf 15m. Sommigen wel sommige niet. Vistuig lengte van neteenheid 1 korf 1 unit lengte tussen korf = half diepte aantal van gekoppelde neteenheiden korven 150 netten max in windpark Hoe lang blijft net in het water? Max 48 uur Max 48 uur Als het net 12 uur in water moet blijven hangen, wat doet het schip/de schepen in de tussentijd??? Gewicht ankers van netten? 8-10 kg 8-10 kg Diepte van het vistuig? Op de grond? Of hangend in het waterkolomn? In NL, altijd op de bodem Ecologisch - vissers perspectief Waar/ wanneer worden de vissen gestript? - wat wordt met stripafval gedaan? Niet Gestript Niet Gestript Welke discards? Doolsoort Notities Zeer weinig bijvangst, schelpdieren en andere kleine organismen Rapportnummer C138/15 43 van 45

143 Algemene notities over visserijtechniek van VvdW: Grootte van een schip kan zeer uiteenlopen. Voorstel is om max. schepen van 24 meter toe te laten. o Snelheid en pk hangt af van de grootte van het schip. o Max windkracht/ Max golf hoogte: hangt af van grootte schip o AIS: Verplicht vanaf 15m. Sommigen wel sommige niet Gewicht anker van 24m boot: 50kg Gewicht ankers van netten/korven: 8-10 kilo(ankers zijn nodig om markering(boei) vast te zetten. VvdW wil samenwerken met managers van de WP. Gezamenlijk monitoren van de WP. o VvdW business plan: boten met 2 motoren, i.v.m. veiligheid. Business plan met meerdere vissers; combinatie tussen vissers/ onderhoudt/ passagiers; enerzijds vissen, anderzijds onderhoudt/ monitoren WP. Staand want: Staand want netten: o Net grote: 50cm - 180cm. o Wettelijk maximaal 25 km netwerk, 300 netten gebruikelijk. In een windpark: Afhankelijk van welke vissoort, niet meer dan 150 netten aan 1 stuk. o Net wordt uitgezet in de richting van de stroom en in een keer opgehaald. o Pesen (onderkant net) van netten zijn zwaar. o Bij inhalen hebben de schepen een max. buffer zone van 20m aan beide kanten nodig. o Staand want netten word altijd weg gezet parallel aan de stroming. o Voorstel voor identificatie netten: AIS voor boeien van staand want netten (mag echter niet, want ze hebben geen MMSI (Maritime Mobile Service Identity); of netten binnen WP van bepaalde kleur maken. Aantal staand want vissersboten: 65, waarvan 35 zeer actief knopen. Gewicht 6m boot: 1500 kilo; 8m boot: 3 ton; 20m boot: ton pk. Bijvangst: Zeer weinig, schelpdieren en andere kleine organismen. Tarbot vangst: netten moeten langer blijven staan i.v.m. paaien. Vrouwtjes lokken de mannetjes. Getijden: alleen bij extreme springtij wordt er gestopt met netten. Geen ghost netten in park, want netten worden niet weg gevist door kotters. Korven/ potten: Kreeft visserij vindt nog niet plaats in NL, maar zou misschien kunnen in WP Aantal kreeft vissers: 3 actief Gewicht per korf: 35 kilo Gewicht per 50 meter net: 5 kilo (ankers 18 kilo); ankerlijn: 8mm Hengelen/ Jiggen: Hengel visserij kan ankeren en dan lijnen uitgooien, maar het schip kan ook met stroming mee varen Getijden: Hengel visserij kan altijd door gaan Aantal Hengel vissers: 60 actief knopen. Ton - 5 ton pk Literatuur: ; 44 van 45 Rapportnummer C138/15

144 Bijlage D. Bekabeling en turbines OWEZ Figuur Bijlage D: Windturbines en bekabeling tussen de turbines in het Egmond aan Zee WP (OWEZ). Rapportnummer C138/15 45 van 45

145 Bijlage 9 Risicosessie doorvaart en medegebruik windparken, 27 mei 2015 Aanwezigen: dagvoorzitter, Min I&M DGRW, RWS-ZD, Kustwacht, Vissersbond, NL Charterbootvereniging, Watersportverbond/BBZ), Sportvisserij NL, Visned, Vissen voor de Wind, exploitanten van de Ronde 1 en 2 windparken Doel van de bijeenkomst in het NWP1 is het beleidsvoornemen opgenomen om windparken open te stellen voor doorvaart en medegebruik. Achtergrond voor dit voornemen is de wens en noodzaak voor multifunctioneel ruimtegebruik in verband met de toenemende drukte op zee. In het Energieakkoord is een forste toename van windparken op zee voorzien. Het huidig verbod op doorvaart vraagt vooral tol van visserij en recreatie. Daarom is de vraag om te kijken wat mogelijk is als het gaat om bij te dragen aan multifunctioneel ruimtegebruik. Op 1 september vindt een brede stakeholderbijeenkomst plaats. Er wordt binnen het project nu gewerkt aan testen in het kader van SAR en handhaving om te bezien onder welke voorwaarden windparken kunnen worden opengesteld. Doel is het beleidsvoornemen vast te leggen in het NPW2 eind dit jaar, uiterlijk 22 december Per sector (windenergie, recreatie, visserij en rijk) worden de risico s in kaart gebracht en toegelicht. Zie tabel hierachter voor de weergave. Samenvatting: De aanwezigen spreken hier niet namens hun gehele sector. Over veel risico s bestaat overeenstemming dat het een risico is. De twijfels spelen met name op zaken die tussen windsector en Rijk verder gebracht moeten worden. De risico s, percepties en uitkomsten van het gesprek zijn vertaald in actiepunten en aanvullende voorwaarden (zie de tabel). OV = overeenstemming, TW = twijfel, Geen GOV = geen overeenstemming. Het gaat hierbij om de vraag of alle partijen het risico (h)erkennen, twijfelen of het een reëel risico is, of het niet eens zijn dat het een risico is. Groen = windsector, geel = sportvisserij/hengelcharters, roze = Rijk, blauw = visserijsector Risico/issue Toelichting, discussie OV, TW GOV 1 Verzekering (eigen risico 10 mln ) voor windsector Toelichting windsector: Exploitanten hebben een eigen risico van 10 mln per schade. Op dit moment bestaat een knock-forknock regime waarbij de windparkeigenaar alle kosten voor schades betaalt, tenzij er een contractuele overeenkomst is afgesloten met alle schepen die in het park komen. Ook kijken naar verzekering voor schepen die doorvaren, niet alleen naar verzekering voor windsector. OV Actie Verplichting WAverzekering recreatiesector tot 2,4 mln. Aanvullende voorwaarden 1

146 OV = overeenstemming, TW = twijfel, Geen GOV = geen overeenstemming. Het gaat hierbij om de vraag of alle partijen het risico (h)erkennen, twijfelen of het een reëel risico is, of het niet eens zijn dat het een risico is. Groen = windsector, geel = sportvisserij/hengelcharters, roze = Rijk, blauw = visserijsector Recreatievaart is niet verplicht verzekerd en als zij verzekerd zijn, dan is dat tot 2,5 mln. Hoe vaak een aanvaring voorkomt, is niet bekend. Verzekeraar ziet extra risico en verhoogt mogelijk de premie voor exploitanten. Hoeveel dat kan zijn, is nog niet bekend. De windsector heeft het gesprek met de verzekeraars nog niet gevoerd. Er is meer informatie nodig om de kans op schade en het risico te kunnen schatten. De windsector heeft daar het Rijk voor nodig. Discussie: UK en Denemarken hebben al toelatingsbeleid, Duitsland heeft dit op een beperkte schaal (vgl. met Nederlandse intentie); de ontwikkelingen in NL worden wel met belangstelling gevolgd. Het ECN-rapport is uitgegaan van een aanvaring door een Eurokotter. Worst case (zware storm) kan de schade in de miljoenen lopen, maar blijft ook in zo n geval altijd lager dan 10 mln. Als de windsnelheden afnemen, gaat de schadeomvang snelomlaag. Een recreatievaartuig zal bij een aanvaring geen of nagenoeg geen schade aan de turbine veroorzaken. Aanvaringskans van een turbine ligt (MARIN 2014) bij toelaten van doorvaart voor schepen, kleiner dan 24m in de orde van eens in de 80 jaar een aanvaring per park. Schade door kleine schepen zal volgens ECN 2014 meestal onder deze grenswaarde van te verzekeren bedrag zijn en bij recratievaartuigen vrijwel nihil. Het materiaal van een schip kan van invloed zijn op de schadeomvang. Onderscheid maken in het toelaten van schepen op basis van materiaal (polyester of ijzeren schepen) is moeilijk ivm handhaving. Alle schepen onder 12 m, zoals de schepen waar de vischarters mee varen, zijn van polyester. Chartervaart wil niet over één kam geschoren worden met Eurokotters, omdat zij nooit 10 mln. schade zullen veroorzaken. Recreatiesector merkt op dat schepen ook buiten het park op drift kunnen raken. Als in een drukke scheepvaartroute langs een park een schip op drift raak, dan komt deze binnen 4 minuten in een windpark. 2 Openstellen van park leidt tot hogere kosten, waardoor 40% kostenreductie mogelijk niet gehaald wordt. Toelichting windsector: Opgave is 40% kostenreductie voor offshore wind tot Openstellen van windpark leidt tot meerkosten (hogere kans op ongelukken, hogere kosten voor verzekering etc.) De windsector zou dan in bestaande parken extra maatregelen moeten nemen als AIS, radar, verlichting op palen, fences voor iedere turbine etc. Risico dat kostenreductie niet bereikt wordt. Discussie: Het Rijk heeft als voorwaarden bij openstelling opgenomen dat er geen bodemberoerende visserij activiteiten in het park mogen plaatsvinden en er niet geankerd mag worden. De windsector vraagt hoe handhaving gegarandeerd kan worden; er is al eens schade ontstaan. Het Rijk geeft aan te verwachten dat handhaving goed mogelijk is, maar er geen 100% waterdicht systeem zal zijn. De windsector ziet als mogelijke maatregel het verhogen van de strafmaat bij overtredingen door overtredingen als economisch delict te behandelen. Handhaving dat er niet gevist wordt, zou ter plekke en niet alleen vanaf de kust moeten TW Gesprek verzekeringsmaatschappij. Dit door Rijk en windsector samen op te pakken in een breder kader; nadeelcompensatie. Handhaving vertrouwenwekkend Strafmaat verhogen bij overtredingen bijvoorbeeld door aan te merken als economisch delict 2

147 OV = overeenstemming, TW = twijfel, Geen GOV = geen overeenstemming. Het gaat hierbij om de vraag of alle partijen het risico (h)erkennen, twijfelen of het een reëel risico is, of het niet eens zijn dat het een risico is. Groen = windsector, geel = sportvisserij/hengelcharters, roze = Rijk, blauw = visserijsector plaatsvinden. De kosten voor handhaving door AIS, radar en uitbreiding capaciteit liggen bij het Rijk. 3 Gebrekkige emergency respons 4 Risico van gebrek aan coördinatie in een gebied waar extra (veiligheids-)risico s aanwezig zijn. 5 Effecten op natuur en milieu en uitkomsten MER 6 Bestaande parken zijn niet ontworpen op openstelling Toelichting windsector: Onderhoudsmensen moeten hulp verlenen aan schepen in problemen, maar zijn daar niet voor opgeleid. Betekent ook extra risico voor henzelf. In de bestaande gesloten parken vindt communicatie op één kanaal plaats met alle mensen die in het windpark zijn. Bij doorvaart is de communicatie met doorvarende schepen gebrekkig en er zijn geen gegevens bekend van de personen aan boord. Discussie: Bij een schip in de problemen moet er hulp verleend worden, maar alleen binnen de grenzen van wat kan. Dat geldt ook voor boten die (vlak) buiten het park in de problemen komen. Toelichting windsector: Er zullen extra kosten gemaakt moeten worden voor coördinatie in verband met dagelijks onderhoud, duikwerkzaamheden etc. Het wordt te druk in het windpark wat mogelijk tot aanvaringen tussen schepen of schepen met turbines kan leiden. De kans op vertraging van onderhoudswerk neemt toe. Onderhoud vindt plaats bij goed weer (100 dagen per jaar), dagelijks. Discussie: M.b.t. drukte: verwacht wordt dat het gaat om 4 of 5 (onderhoud)schepen van de windleverancier en enkele recreatieboten in een gebied met een oppervlakte van 50 km2. De windsector geeft aan dat zij geen controle hebben over wat mensen gaan doen; het kost geld als onderhoudsmensen bijvoorbeeld een uur ergens niet bij kunnen. Dat is nog niet te kwantificeren, omdat nog niet bekend is hoeveel (extra) boten er door het park zullen varen. Het is wel een zorg voor de windsector. Per marifoon kan contact opgenomen worden met boten en als er echt iets bijzonders moet gebeuren kan een veiligheidsbericht verstuurd worden. Met AIS is bekend wie er in de buurt is. In het kader van handhaving kan monitoring plaatvinden. Afspraken maken dat je het gaat meten en hoe je het gaat meten. NB: er is verschil tussen parken dicht bij de kust en de Geminiparken die verder uit de kust liggen. Toelichting windsector Betekent het openstellen van de parken dat de positieve effecten op natuur en milieu teniet gedaan worden? En daarmee ook het MER aangepast moet worden? Rijk geeft aan dat dit niette verwachten is Toelichting windsector Bij het ontwerp van de bestaande windparken is geen rekening gehouden met openstelling. De kabels liggen niet diep wat risico kabelschade meebrengt, er is geen rekening gehouden met de hoogte van de rotorbladen, er is geen afscherming op de turbines, er is geen rekening gehouden met operator controls zoals AIS, CCTV, verlichting, radar etc). Discussie: Onderkant rotor is minimaal 20 m - Zeiljachten kunnen een hoge mast hebben, maar moeten dan TW TW TW TW Uitzoeken aansprakelijkheid voor hulpverlening op zee. Duidelijkheid over verwachtingen. Monitoring extra kosten voor windsector Uitzoeken of een nieuwe MER-plicht ontstaat. Uitzoeken kosten fysieke beveiliging turbines. Dit inbrengen in de discussie over nadeelcompensatie. Veiligheidszone 50 m om turbines Park sluiten tijdens nacht, bij slecht zicht en bij vorst (ivm ijs op de rotorbladen) 3

148 OV = overeenstemming, TW = twijfel, Geen GOV = geen overeenstemming. Het gaat hierbij om de vraag of alle partijen het risico (h)erkennen, twijfelen of het een reëel risico is, of het niet eens zijn dat het een risico is. Groen = windsector, geel = sportvisserij/hengelcharters, roze = Rijk, blauw = visserijsector wel vlak langs de turbine varen om in aanraking te komen met een rotorblad. Kabels: inzet is om bodemberoerende activiteiten de verbieden. Het aanbrengen van bijvoorbeeld een hek op de turbines zal qua materiaalkosten wellicht meevallen, maar offshore arbeidskosten zijn wel hoog. Sportvisserij vraagt zich af of het nodig is zoveel kosten te maken. Is het niet beter eerst te monitoren hoe vaak betreding van turbines voorkomt en wat de mogelijke schade kan zijn. Wellicht zijn er geen maatregelen nodig als mensen goed voorgelicht worden mensen goed voorlichten, bijvoorbeeld via de organisaties die nu aan tafel zitten. Misschien zelf een stap verder gaan, n.l. gedragscode afspreken. De windsector geeft aan dat de kans op schade toeneemt door openstelling door toename van scheepsactiviteiten en verlaging van de drempel. Een veiligheidszone van 50 m zou kunnen helpen. Dan hoeft de windsector geen hekken te plaatsen op toegangen van turbines en zijn er ook meer mogelijkheden om overtreders aan te spreken. Dat zou mogelijk ook voor de verzekeraars een optie kunnen zijn. De windsector geeft aan dat veiligheid voorop staat. Als het risico op een ongeval hoog is, dan heeft de eigenaar de verantwoordelijkheid om extra maatregelen te nemen. Als er een hek staat en iemand klimt daar overheen, dan is de eigenaar formeel niet aansprakelijk. Maar als er ongelukken gebeuren in een windpark, dan is dat niet goed voor het imago van windenergie. Op land staan ook hekken rondom hoogspanningsstations. Windpark Amalia heeft geen verlichting op de turbines binnenin het park en geen AIS en is daarmee lastig te zien voor schepen. Openstelling betekent dus dat er extra kosten gemaakt moeten worden. Het voldoet wel aan de IALA-regels (om de 2 mijl en op de hoekpunten verlichting, waaraan bepaalde eisen gesteld worden). Optie om ongevallen te voorkomen: s nachts, bij slecht zicht en bij temperaturen onder het vriespunt windparken sluiten. Nagaan handhaafbaarheid en wat dat voor recreatievaart betekent. 7 Mentaliteitsveranderin g, gedragscode Toelichting sportvisserij/hengelcharters In de sportvisserij gaat het om maximaal enkele duizenden sportvissers die met bootjes de zee op gaan (orde van grootte 5000). Voor hengelcharters om maximaal 100 boten. De risico s voor de sportvissers/hengelcharters zijn in een windpark niet anders dan buiten het windpark. De sportvissers hebben 2 mln leden en daarmee een naam te verliezen. Zij kunnen helpen met voorlichting via hun media en contacten. Risico s van varen en sportvissen in windparken kunnen teruggebracht worden door een mentaliteitsverandering te bewerkstellingen. Gedragscodes en controles kunnen daarbij de middelen zijn. Voor de chartervissers geldt dat kapiteins ook een goed imago te verliezen hebben. De hengelcharters vissen niet bij slecht weer. Zij varen met kleine polyester boten bij windsnelheden onder 5 Beaufort tussen en uur. Het gaat om max 100 dagen per jaar. Zij vissen stroomafwaarts van de turbine (die minimaal c.a. 500 m uit elkaar staan), driftend met OV 4

149 OV = overeenstemming, TW = twijfel, Geen GOV = geen overeenstemming. Het gaat hierbij om de vraag of alle partijen het risico (h)erkennen, twijfelen of het een reëel risico is, of het niet eens zijn dat het een risico is. Groen = windsector, geel = sportvisserij/hengelcharters, roze = Rijk, blauw = visserijsector draaiende motor. Zij kunnen dus rekening houden met een veiligheidszone om een turbine. Zij geven aan dat zij aan de rood-witte vlag kunnen zien waar gewerkt wordt. Ook voor sportvissers gaan imago en veiligheid voor alles. Zij vinden het prima om buiten een bepaalde zone rondom de palen te blijven (kunnen dat ook waar maken met AIS). Er is enig onderscheid tussen charters en kleine bootjes: charters zijn wat groter dan de bootjes van sportvissers. Maar charters hebben een maximum lengte van 12 m. Charters zijn wat vaker op zee dan kleine bootjes van sportvissers Aanmelden is geen probleem, dat doen ze nu ook. M.b.t. de kabels: het vistuig van deze vissers kan geen schade veroorzaken; het gaat om hooguit een tiental kilo s trekkracht. De schade die een polyesterboot aan een turbine kan aanbrengen is minimaal. Bij een aanvaring zal de boot eerder beschadigd raken dan de turbinepaal. SAR is naar de mening van de sportvissers niet veel anders dan buiten park. Discussie: De windsector geeft aan dat op een zomerse dag aan veel turbines gewerkt wordt, er vindt iedere dag onderhoud plaats, waarvoor veel transfers in het park nodig zijn (18 teams op 60 palen bijvoorbeeld). Hoe weten kleine vissers dat er onderhoud gebeurt en waar dat gebeurt? 9 Moorings Toelichting sportvisserij/hengelcharters: De sportvisserijsector wil graag moorings hebben in windparken om vanaf een vaste locatie te kunnen vissen. Er hoeft dan niet geankerd te worden. Er kunnen meerdere schepen aanleggen aan een moorings. Discussie: In het advies van vorig jaar is de wens om moorings te plaatsen, opgenomen. Er moet nog gesprek gevoerd worden wie de moorings betaalt en de vraag aan de windsector zou dan nog zijn welke plekken geschikt zijn. De kosten van aanschaf zijn enkele en euro s, waar nog onderhoud bijkomt. Ook voor sportvisserij is nog niet bekend of moorings daadwerkelijk interessant zijn. Wat vang je daar dan en voor wie is het interessant? De windsector geeft aan dat moorings als voordeel zouden kunnen hebben dat je daarmee de aanwezigheid van sportvissers in het park kunt reguleren. Moorings hebben een ankerlijn van 3 x de waterdiepte. De boei draait mee met het tij en heeft dus geen echt vaste positie. Daar moet dus nog wel aan gerekend worden; de moorings kunnen niet te dicht bij de turbine liggen. De windsector vraagt aandacht voor de kabels bij het aanleggen van eventuele moorings. Het Rijk geeft aan dat, mochten er daadwerkelijk moorings komen, deze in overleg met de windsector en andere belanghebbenden worden geplaatst. Aandachtspunt: achterblijvende vishaken kunnen gevaarlijk zijn voor duikers. OV Afmeerboeien tbv sportvisserij 10 Zonering soorten Toelichting sportvisserij/hengelcharters: OV Afstemming beroeps- 5

150 OV = overeenstemming, TW = twijfel, Geen GOV = geen overeenstemming. Het gaat hierbij om de vraag of alle partijen het risico (h)erkennen, twijfelen of het een reëel risico is, of het niet eens zijn dat het een risico is. Groen = windsector, geel = sportvisserij/hengelcharters, roze = Rijk, blauw = visserijsector visserij Om tegemoet te komen aan het probleem van mogelijk conflicterende vistuigen (lijn en staand want bijvoorbeeld) zou zonering een optie kunnen zijn. Anderzijds wil de sportvisserij ook de vrijheid hebben om te kunnen vissen waar zij willen. Rijk en beroepsvisserij zouden naar eventuele zonering moeten kijken. Discussie: Als buiten het windpark een plek met hard substraat gemaakt wordt, kan dat voor alle vissers voordeel opleveren. Of door een plek te maken buiten het park om daar de vis te vangen die uit het windpark komt. Voorstel Project Vissen voor de Wind om gesprek te organiseren met sportvisserij en beroepsvissers over regulering vissen in parken. Sportvisserij geeft aan wel te willen praten, maar ook vrij te blijven in waar het hoe zij vissen. M.b.t. ecologie: trekt recreatievisserij vogels aan? Overwegen verbod om vis(afval) overboord te zetten in windparken (aanvullende voorwaarde). 11 Omvaren onveilig Toelichting recreatievaart (namens Watersportverbond, Platform Waterrecreatie): OV Bij recreatievaart gaat het om motorboten en zeilboten die langs de kust varen, maar ook om schepen die oversteken naar Engeland (18-30 uur). Bij slecht weer willen schippers zo snel mogelijk naar de haven. Als de parken gesloten zijn/worden, dan moeten zij soms uren (kruisend) omvaren om het park. Dat betekent veel uren langer op zee en noodgedwongen ook in de nabijheid van grote scheepvaartroutes. Recreatievaart wil grote scheepvaart vermijden. Als alles volgebouwd wordt, bestaat het gevaar dat de recreatievaart in verkeersknooppunten terecht komt. Grote golfslag door professionele scheepvaart vormt een gevaar voor kleine schepen. Recreatievaart wil geen gedoogsituatie, maar duidelijkheid. Het gaat om schepen onder 24 m. Motorboten kunnen wel groter dan 24 m zijn, maar zij kunnen wel makkelijker omvaren. Geschat wordt dat het bij het begin van de vakantieperiode om max 30 schepen gaat die willen oversteken. Kustwacht beaamt dat het moeilijk in te schatten is. Het zullen er niet veel zijn en het gaat om een aantal dagen per jaar. Discussie: Recreatievaart wil alleen uit veiligheidsoverwegingen door een windpark kunnen varen. Zeilers zullen niet bij een groot object willen komen, dat betekent dat zij niet met opzet dicht bij turbines gaan varen. Een veiligheidszone van 50 m is wat hen betreft dan ook prima. Er wordt gekeken of er corridors kunnen komen tussen de windparken. Deze zijn ook open voor beroepsvaart en schepen die langer zijn dan 24 meter, maar er zullen wel eisen aan de max. lengte gesteld worden. Voor recreatievaart is doorvaart door het hele park belangrijk, omdat zij bij het kruisend oversteken zo uit kunnen komen dat de kortste weg naar de haven door het park loopt. In principe wil de recreatievaart alleen doorvaren in voorkomende gevallen. Maar wel vaker dan alleen in noodgevallen. Voor schepen die langs de kust varen (bruine vloot) wordt doorvaart ook een issue als er toch windparken binnen de 12 NM-zone zouden komen. en sportvisserij Vis(afval) ver buiten windpark 6

151 OV = overeenstemming, TW = twijfel, Geen GOV = geen overeenstemming. Het gaat hierbij om de vraag of alle partijen het risico (h)erkennen, twijfelen of het een reëel risico is, of het niet eens zijn dat het een risico is. Groen = windsector, geel = sportvisserij/hengelcharters, roze = Rijk, blauw = visserijsector De windsector geeft aan dat er beperkt tijd is om eventuele voorzieningen in verband met doorvaart te realiseren. Het windpark moet energie leveren en is geen attractie in hun visie 12 Onderwatersport Toelichting namens de duikers: GOV Duikers willen graag toegang tot het park om te kunnen duiken bij hard substraat. Het gaat hierbij om geplande activiteiten, bij goed weer en kalme zee. Discussie: Duiken in windparken is voor de windsector een no-go. Als er werkzaamheden moeten plaatsvinden in windparken door duikers, dan moet dat 24 uur tevoren gemeld worden aan SODM in verband met Arbowetgeving. Het is niet uit te leggen als recreatieduikers dan wel buiten deze regulering om mogen duiken. Daarnaast is het niet te combineren met (onverwachte) onderhoudswerkzaamheden. 13 SAR vanuit lucht beperkt mogelijk Toelichting Rijk (EZ, IenM, Kustwacht en RWS): Zoeken binnen een windpark met helikopters is beperkt mogelijk. Hoisten van personen die overboord zijn geslagen in de buurt van een turbine is niet mogelijk. Piloten helikopters hebben aangegeven dat zij het windpark niet in zullen gaan als de turbines niet stilgezet kunnen worden. Met boten zoeken en redden kan wel. Bij zoeken is echter vaak luchtsteun met helikopers nodig. Deze kunnen hun zoekpatroon niet voldoende laag uitvoeren en moeten boven 250 m blijven. Bijna alle bestaande windparken en de komende windparken dicht bij de kust voldoen aan beleidsnormen (zorgnorm), omdat deze parken vanaf de kust binnen 90 minuten met een boot bereikt kunnen worden. Voor de Geminiparken en toekomstige parken verder uit de kust speelt het probleem wel. OV 14 Toezicht handhaving niet 100% handhaafbaar 15 40% kostenreductie niet haalbaar Toelichting Rijk (EZ, IenM, Kustwacht en RWS): Handhaving kan redelijk dichtgetimmerd worden, maar 100% handhaafbaarheid is niet mogelijk of veel te kostbaar. Discussie: Hulpmiddelen als AIS kunnen helpen, maar moedwillige overtreders pak je er niet mee. Gemini heeft geen vsf-dekking. Maar de windsector kan wel de ogen en oren in het gebied zijn voor handhaving door het Rijk. Het Rijk blijft aansprakelijk. De windparkeigenaar zal altijd proberen om incidenten te voorkomen, ook met het oog op imago. Als 100% handhaafbaarheid niet mogelijk is, dan zou een intentieovereenkomst tussen Rijk en windsector met een maximale inspanningsverplichting een mogelijkheid kunnen zijn, juist omdat het buiten de controle van de eigenaar valt. Er worden afwegingen gemaakt binnen het Rijk, hoe zeker te stellen dat je middelen inderdaad gaat inzetten. Signaal van de windsector is: neem het serieus. Als het een voorwaarde is, dan moet er een overeenkomst gemaakt worden, een intentieverklaring dan niet voldoende. Toelichting Rijk: (EZ, IenM, Kustwacht en RWS): Maatregelen die windsector mogelijk moet nemen ivm verzekeringen en schadeclaims en de doorberekening ervan in de biedingen, kunnen ertoe leiden dat 40% kostenreductie niet gehaald OV OV Zie boven bij hetzelfde risico, genoemd door wind-sector Intentieverklaring inspanningsverplichting handhaving Overeenkomst handhaving windsector/rijk 7

152 OV = overeenstemming, TW = twijfel, Geen GOV = geen overeenstemming. Het gaat hierbij om de vraag of alle partijen het risico (h)erkennen, twijfelen of het een reëel risico is, of het niet eens zijn dat het een risico is. Groen = windsector, geel = sportvisserij/hengelcharters, roze = Rijk, blauw = visserijsector wordt. 16 SAR bij calamiteiten Zie hierboven punt 13 OV 17 Beschadiging kabels Toelichting beroepsvisserij: Voornemen is nu dat grote schepen (boven 24 meter) door corridor kunnen varen en kleinere vaartuigen wel door het park mogen varen, maar niet mogen vissen met gesleept tuig en niet mogen ankeren. Er wordt onderzocht door Deltares/Marin op welke manier vistuig als staand want en korven verankerd kunnen worden. Daar zouden ook kleine vaartuigen gebruik van kunnen maken. Plaatsing van de ankers zou in overleg met de operator moeten plaatsvinden. Ieder vissersschip is verzekerd voor $500 mln, met een eigen risico van $ aldus de vissers. In de praktijk kan de dekking echter veel lager uitvallen; in de orde van enkel miljoenen (afhankelijk van het scheepstonnage). Discussie: OV Er zijn geen wettelijke eisen m.b.t. dekking van kabels binnen windparken. In de vergunning is wel vastgelegd dat inspectie moet plaatsvinden van de dekking van kabels. Praktijk in Amalia: kabels zijn 1,5 m ingegraven, maar komen soms bloot te liggen door zandgolven. Voor de exportkabel is er wel een voorschrift m.b.t. diepte van ingraven. 18 Verliezen vistuigen (haken, netten) Toelichting beroepsvisserij: Visnetten zijn gemerkt. Er is een wettelijke plicht om verlies van vistuig te melden. Vissen voor de wind werkt aan visserijmanagementplannen met daarin de garantie dat er geen netten kwijtraken. In de plannen is ook een voorstel opgenomen voor vissen met potten fish traps en staand want (net tot 12 km lang, lengte afhankelijk van doelsoort). Vissen voor de wind verwacht veel vis in de windparken en komt met een voorstel voor netlengte en soortennet, aangepast aan wat ecologisch wenselijk is. Boeien volgens wettelijke regeling moeten goed aangeven waar het vistuig zich bevindt. Discussie: Risico MER: MER moet aantonen dat er geen negatieve ecologische effecten zijn. Hoe verhoudt zich dat tot de kans dat de kraamkamerfunctie van de parken verdwijnt als er weer gevist wordt? Vissen voor de wind heeft NGO s betrokken (Vereniging Kust en Zee en St. Noordzee). Idee is om bijvoorbeeld grote vis in de goede tijd te vissen. Beheerst en beheerd vissen. Vissersbond wil bij voorkeur wel gesleepte visserij, maar ziet de risico s ervan wel. Vraag is of dat te verzekeren is. Bij grotere schepen is het pijnpunt de afname visgronden. Hoe wordt de beroepsvisserij gecompenseerd voor het verlies aan areaal? Een compromis kan zijn: passieve visserij wel in het park toe te staan en grote schepen doorvaart te bieden door corridors. Windsector vindt de voorgestelde samenwerking zoals geschetst door Vissen voor de wind een goed initiatief, maar vraagt zich af wat de economische opbrengst is van de grotere visserij ten opzichte van de kosten om het mogelijk te maken (ingraven kabels). Reactie beroepsvisserij is dat nog niet bekend is hoe de visstand zich gaat ontwikkelen. De vissers die niet meer in het gebied Borssele bijvoorbeeld mogen vissen, moeten uitwijken naar andere visgronden wat de druk op die gebieden weer verhoogt. Vissen voor de wind is van mening dat de opbrengst van visserij in het OV Veilige ankers/tuigen toetsen (Deltares/Marin) Gedragscode beroepsvisserij vistuig/vismaat Gedragscode beheerst en beheerd vissen Doorvaart voor vissersschepen tot 24 meter met tuigen zichtbaar boven water 8

153 OV = overeenstemming, TW = twijfel, Geen GOV = geen overeenstemming. Het gaat hierbij om de vraag of alle partijen het risico (h)erkennen, twijfelen of het een reëel risico is, of het niet eens zijn dat het een risico is. Groen = windsector, geel = sportvisserij/hengelcharters, roze = Rijk, blauw = visserijsector park in het niet valt bij de kosten voor het ingraven van kabels en dat je dat niet moet willen. Daarom heeft hij EZ gevraagd om met een alternatief plan te kunnen komen. Je kunt ook zeggen dat de vloot meer ruimte krijgt, omdat nieuwe vormen van visserij in windparken meer ruimte oplevert voor andere vissers buiten het park. Chartervisserij merkt op dat lijnvisserij en vissen met netten niet goed samengaat. Is er in het plan van Vissen voor de Wind plaats voor sportvisserij? De sector wil zelf bepalen waar zij gaan vissen. Vissen voor de Wind geeft aan dat sportvisserij/chartervisserij bij deze is uitgenodigd voor gesprek. Windsector merkt op dat de schepen van de energiemaatschappijen moeten voldoen aan bepaalde eisen om in het windpark te kunnen varen. Hij wil de eisen aan het materiaal ook graag opgenomen zien in de gedragscode. 9

154 BIJLAGE 10 RWS Zee en Delta Lange Kleiweg GK Rijswijk Postbus HV Rijswijk T F Datum 2 december 2015 Risico s, betekenis en mogelijke maatregelen RWS juni 2015 Bijlage(n) Uit de risico sessie van 27 mei 2015 met stakeholders is een aantal risico s naar voren gekomen. De volgens RWS relevante risico s hieruit zijn gegroepeerd en hiervoor is bekeken wat het verschil is tussen wel en niet toelaten van doorvaart en medegebruik (DM) en hoe aansprakelijkheid volgens Nederlands recht hierbij zeer waarschijnlijk ligt (waarbij zo nodig de uiteindelijke beslissing op dit punt bij de rechter kan liggen). Enkele risico s zijn buiten beschouwing gelaten omdat ze naar de mening van RWS niet relevant zijn. Herziening van de MER is niet aan de orde omdat de beslissing waarmee DM geregeld wordt (besluit veiligheidszone) niet MER-plichtig is. SAR-mogelijkheden passen binnen bestaand beleid. Eventuele extra kosten die vergroting van de kans dat beheerder betrokken wordt bij SAR-inzet t.b.v. derden zijn opgenomen in de hergroepering (schade door hinder). Zonering van visserijvormen is een mogelijke oplossing voor een probleem dat buiten deze kaders valt. De hergegroepeerde risico s zijn: Risico van schade voor parkexploitant binnen eigen risico; Verzekeringspremie stijgt; Extra kosten beheer door aanvaringsrisico schip beheerder met derde; Extra kosten beheerder door hinder door derden (incl. oproep t.b.v. SAR voor derden); Schade aan derden door falen park (idem voor letsel aan sportduiker). Tabel 1. Risicofactoren voor kostenverhoging voor windpark exploitanten Effecten (kwal.) zonder toestaan DM met toestaan DM aansprakelijkheid schade aan turbine (en productieverlies) door aanvaring door kleine schepen schade bij aannemers door aanvaring schade bij aannemers door hinder niet uit te sluiten niet uit te sluiten niet uit te sluiten kans neemt toe, wordt gemiddeld eens per 80 jaar per park Schade veelal gering (binnen dekking van de verzekering van het schip) kans neemt toe. Mogelijk zal aannemer met claim naar opdrachtgever komen aannemer kan met hogere aanbesteding komen kans neemt toe. Mogelijk zal aannemer met claim naar opdrachtgever komen idem ligt bij eigenaar schip. Zonder aanvullende maatregelen niet altijd dader te achterhalen wordt bepaald op basis van vaargedrag conform verkeersregels; kan dus bij aannemer liggen ligt bij veroorzaker hinder. Niet altijd te verhalen. Pagina 1 van 3

155 RWS Zee en Delta Datum 2 december 2015 Effecten (kwal.) zonder toestaan DM met toestaan DM aansprakelijkheid schade aan turbine door vandalisme niet uit te sluiten kans neemt toe ligt bij veroorzaker. Niet altijd te verhalen schade aan kabel door ankeren of vissen niet uit te sluiten kans neemt toe ligt bij veroorzaker. Niet altijd te achterhalen schade aan derden door falen van turbine niet uit te sluiten kans neemt toe, maar blijft zeer gering waarschijnlijk bij windpark exploitant letselschade bij sportduikers niet uit te sluiten kans neemt toe in eventueel claim op aannemer of exploitant afhankelijk van de situatie imagoschade bij schade of ongevallen niet erg waarschijnlijk risico wordt groter nvt. Aanvullende mogelijke maatregelen zijn: 1. Verplichting tot het aan boord hebben van AIS (A of B) voor schepen die windpark binnenvaren en deze ook in werking hebben; 2. Verplichting tot het aan boord hebben van marifoon (VHF) voor schepen die windpark binnenvaren en deze ook in werking hebben; 3. Radardekking binnen windparken; 4. Meldingsplicht algemeen voor alle schepen die windpark in-uit varen; 5. Meldingsplicht voor bijzondere activiteiten; 6. Uitwisseling verkeersbeelden tussen Kustwachtcentrum en windparkexploitant; 7. Doorvaartverbod bij nacht en slecht zicht (b.v. vanaf de ene turbine de andere niet kunnen zien) en slecht weer (b.v. windkracht boven 7 Bft) (dit is conform Duitse maatregelen voor doorvaart in Oostzee-park); 8. Ankerverbod binnen windpark; 9. Verbodzone van 50m rondom turbine binnen veiligheidszone; 10. Benoemen van toelaatbaar vistuig; 11. Instellen van verbod op gevaarlijk of hinderlijk gedrag; 12. Aanlegboeien per kustnabij windpark aanbrengen; 13. Voorlichting; 14. Toezicht en handhaving; 15. Verhoging boetes; In onderstaande tabel is aangegeven voor welke risico s de maatregelen deze inzetbaar zijn. Tabel 2. Maatregelen met de risico s waarop ze aangrijpen AIS verplichting bij binnenvaren veiligheidszone (achterhalen van veroorzaker) 1.Kabelschade 2.Aanvaring aannemer 3.Hinder aannemer 4.Turbine schade X x x x x 5.Letselschade sportduikers 6.Schade aan derden door turbine falen Marifoon verplichting bij binnenvaren van een windpark (achterhalen van veroorzaker) X x x x x x Pagina 2 van 3

156 RWS Zee en Delta Datum 2 december 2015 Radardekking binnen windparken (achterhalen van veroorzaker) Meldingsplicht algemeen (achterhalen van veroorzaker en voorkomen van incidenten) Meldingsplicht voor bijzondere activiteiten (achterhalen van veroorzaker en voorkomen van incidenten) Uitwisseling verkeersbeelden tussen Kustwacht centrum en windparkexploitant Ankerverbod Verbod op bodem beroerende visserij Benoemen van toelaatbaar vistuig 1.Kabelschade X 2.Aanvaring aannemer 3.Hinder aannemer 4.Turbine schade x 5.Letselschade sportduikers X x x x x x X x x x x x X x x x x x x x x x x 6.Schade aan derden door turbine falen Voorlichting x x x x x x Toezicht en handhaving x x x x Verhoging boetes x x aanlegboeien x x x x Doorvaartverbod bij x x x x slecht weer Doorvaartverbod bij x x x slecht zicht Verbod zone van 50m x x x x x x binnen veiligheidszone Instellen van verbod op gevaarlijk of hinderlijk gedrag x x x x N.B. Toegangsverbod tot installatie volgens wetboek van strafrecht is geen nieuw te benoemen maatregel; deze kan reeds van toepassing worden verklaart op alle windturbines op het NCP Overweging Er is een groot aantal maatregelen denkbaar waarmee risico s verminderd kunnen worden. Wat hier niet in beeld komt is de effectiviteit van maatregelen. Deze is moeilijk in te schatten bij gebrek aan ervaring. Vanuit expertinzicht is duidelijk dat veel maatregelen als zelfstandige maatregel onvoldoende effectief zijn; het gaat om een pakket van maatregelen om de risico s te verminderen, deels omdat ze op verschillende aspecten van het risico aangrijpen en deels omdat ze elkaar in hun samenhang versterken. Pagina 3 van 3

157 BIJLAGE 11 RWS Zee en Delta Lange Kleiweg GK Rijswijk Postbus HV Rijswijk T F Datum 2 december 2015 Beheer en onderhoud binnen windparken Bijlage(n) Notitie van RWS op basis van gesprek (12 mei 2015) tussen RWS en medewerkers van Gemini - en Prinses Amalia Windpark Inleiding Kosten van beheer en onderhoud liggen in de orde van ¼ tot 1/3 van de totale kosten van een windpark op zee. Het betreft dus een serieus belang, waarmee goed rekening gehouden moet worden in beslissingen over toelaten van doorvaart en medegebruik binnen windparken. Binnen Ronde 1- en 2-parken is uitgangspunt voor ontwerp en beheer en onderhoud programmering dat doorvaart en medegebruik niet is toegestaan. Het beheer en onderhoud betreffen een groot aantal onderdelen, zoals (niet-volledige opsomming); turbine (met de diverse onderdelen), boven en onder water, cathodische bescherming, trap/aanlandingsplatform, funderingsbescherming, kabel in de bodem en in de turbine, offshore substations, kabelaansluiting op de turbine. Voor een risico-analyse bij het openstelling conform ontwerp NWP2is het van belang een beeld te hebben van hoe het beheer en onderhoud van een windpark op zee eruit ziet. Hieronder wordt dit beeld in vogelvlucht geschetst. Planning van werkzaamheden en risico beheersing Onderhoudsprojecten zijn normaliter op projectbasis ruim van te voeren ingepland. Bij de voorbereiding van deze werkzaamheden worden werkplannen en risico analyses gemaakt. Nadat de plannen en analyses zijn geaccepteerd door de eigenaar, vindt planning van dag bij dag werkzaamheden plaats door een of meer coördinatoren. De exacte planningen van locaties van werkzaamheden (op welke turbines) zijn vaak pas een dag voor / of op de dag van de werkzaamheden zelf bekend en kunnen gedurende de dag nog aangepast worden in overleg met de coördinatoren. De scheepvaartbewegingen zijn bekend bij de coördinatoren en er zijn interne procedures met permits voor de risico beheersing. Een goede planning van de werkzaamheden tussen veel verschillende aannemers in het korte werkseizoen is een zeer kritische factor in het efficiënt uitvoeren van onderhoud. Het binnenvaren en uitvaren van het besloten gebied wordt gecoördineerd door de work vessel control, inclusief aan en afmeld procedures, zodat te allen tijde bekend is welke schepen zich in het besloten gebied bevinden en om de om eventuele interfaces met andere schepen goed te managen Er is, in de bestaande parken, geen coördinatie centrum waar 24/7 toezicht hierop vanuit windpark operator. Aan bemanningen van schepen en onderhoudspersoneel worden eisen gesteld voor wat betreft medische geschiktheid, scholing ten aanzien van Pagina 1 van 3

158 RWS Zee en Delta veiligheidsaspecten en persoonlijke beschermingsmiddelen (overlevingspak, reddingsvest, PLB e.d.). Verder zijn er robuuste emergency response plannen met protocollen voor crises beheersing. Met behulp van UHF/Tetra radio s is geborgd dat alle teams in het park elkaar altijd direct kunnen bereiken. Datum 2 december 2015 Bij verandering van werkomstandigheden voor de eigenaar als gevolg van toelaten van doorvaart kan deze geconfronteerd worden met vertragingen of extra werkzaamheden. Dit zal tot mogelijke claims leiden. Onderhoud met behulp van schepen Regulier beheer en onderhoud vinden binnen huidige parken (naar verwachting ook voor in aanbouw zijnde ronde 2 parken) veelal dagelijks plaats. Hoe het dagelijks beheer en onderhoud eruit ziet hangt af van de hiervoor gekozen werkwijze. Bij Gemini is een groot hotelschip (90m lengte) voorzien van waaraf ploegen op turbines afgezet worden. Dit schip blijft gedurende een maand nabij het windpark en vaart overdag het park in. Eén maal per maand gaat deze naar de haven. Bij PAWP wordt personeel met kleine schepen (met daarop een schipper en bootsman en maximaal 12 passagiers) vanaf de haven dagelijks op en neer gevaren. Daarbij kunnen per dag meerdere turbines bezocht worden. Per dag kunnen meerdere (variërend van 1 in voor- en naseizoen, tot 10 in hoogseizoen) kleine schepen in het park hiervoor actief zijn. Elke schipper is verantwoordelijk voor zijn passagiers; er wordt niet gewisseld tussen passagiers en schepen (samen uit, samen thuis). Reguliere werkzaamheden worden grotendeels overdag (daglicht) uitgevoerd bij geschikt weer (tot een significante golfhoogte van 1,5m/2.5m indien er gebruikt wordt gemaakt van een wave compensated platform), goed zicht en geen onweer). In zomerseizoen dus meer dan in winter (ook de voor recreatie vaart aantrekkelijke omstandigheden). Voor sommige werkzaamheden zijn speciale vaartuigen in te brengen, bijvoorbeeld jack-ups. Werkzaamheden kunnen spectaculair zijn, bijvoorbeeld het werk op hoogte aan de bladen, en aandacht trekken van recreanten, maar stellen juist extra eisen aan veiligheid. Daarnaast kunnen er ook nog duikwerkzaamheden plaatsvinden op 1 of meer locaties Elk schip, groot of klein, wat zich in het besloten gebied kan bevinden in opdracht van de eigenaar van het windpark, moet voldoen aan de eisen die gesteld zijn door de eigenaar. Kabelinspectie is in vergunning geregeld. Bij PAWP vindt dit jaarlijks plaats met vaartuig en onder water apparatuur. Intensiteit neemt na aantal (5) jaren af volgens huidige vergunningen maar blijft waarschijnlijk gehandhaafd door de parkeigenaar. Reparaties zijn slechts zelden aan de orde. Rol van helikopter Bij PAWP evenals Luchterduinen kan eventueel een helikopter worden ingezet om Pagina 2 van 3

159 RWS Zee en Delta personeel te winchen op het Offshore High Voltage Station voor het verhelpen van kostbare storingen. Dit is tot nu toe slechts 1 keer aan de orde geweest. Spoedreparaties kunnen bij G. plaatsvinden (als storing zich daartoe leent) door personeel per helikopter op de turbine te winchen. In hoeverre helikopters bij beheer en onderhoud van toekomstige windparken een grotere rol gaan spelen is niet duidelijk. Grotere turbines zullen hoge eisen stellen aan reactietijd vanwege de hoge inkomstenverliezen bij storingen. Aan de andere kant zijn helikopters minder veilig voor afzetten van personeel dan schepen. In de afweging van inzet van middelen speelt ook mee dat de nieuwe windparken nog dicht bij de kust gepland worden en daarmee snel per schip bereikbaar zijn. Datum 2 december 2015 Contractors Windpark beheerders werken met onderhoud contractors (Dit zijn meerdere aannemers en onderaannemers). Uit veiligheidsoverweging is er de principe afspraak (bij PAWP) dat er nooit meer dan één contractor gelijktijdig aan één turbine mag werken. Bij verandering van werkomstandigheden voor contractor als gevolg van toelaten van doorvaart kan deze geconfronteerd worden met vertragingen of extra werkzaamheden. Dit zal tot claims naar windpark beheerder leiden. Een aandachtspunt is hierbij de SAR ondersteuning die gevraagd/wettelijk vereist zal worden in geval er zwaar incident is met derde partij in of nabij windpark. Dit kan de contractor beletten geplande werkzaamheden volgens planning uit te voeren, en brengt extra risico s met zich mee voor het onderhoudspersoneel dat hier niet voor is opgeleid en getraind. Pagina 3 van 3

160 1 Navigating wind farms An inventory of experiences (commissioned by the National Public Works and Water Management Directorate, Zee en Delta department) Chris Westra Consulting BV Amsterdam, July 2015

161 2 introduction The Zee en Delta department of the National Public Works and Water Management Directorate contributes to the National Water Plan 2 that will be approved at the end of this year. The National Public Works and Water Management Directorate is responsible for the nautical management of the Dutch part of the North Sea and contribute to the licensing procedure for the offshore wind farms. Under current regulations, the wind farms are not navigable. In the National Water Plan, two lines will be included on the navigation through, and shared use of, wind farms. The leisure sector, the Watersportverbond (Dutch Water Sports Association), the Platform Waterrecreatie en Vereniging voor beroepschartervaart (BBZ) (Platform for Water and Association for Professional Charter Business), supported by Sportvisserij Nederland (Sports Fishing Netherlands) and the HISWA Association propose an amendment of the regulations to make the wind farms navigable. In this context, they are looking at, among other things, good examples abroad. For example, in the interest of safe navigation, vessels up to 24 m are permitted in the German part of the North Sea. In the Danish wind farm Anholt, it is possible for ships to sail between the wind turbines; however, it will not be permitted to cast anchor or use bottom trawls in the area. This matter is a regular topic of discussion between the National Public Works and Water Management Directorate and the offshore wind sector. This leads to questions about how this is regulated in neighbouring countries and what the experiences there are. While the rules of each country are established and known, it is less clear what the daily practice is and what the experiences are. This report will attempt to give an impression of them on the basis of information from the Internet and through or phone contact with relevant people. The focus was primarily on the experiences of the wind farm operators, insurance companies and regulators in the United Kingdom (UK). There, wind turbines are located near the coast, where there is a relatively high level of recreation and other shipping activity. Questions that the National Public Works and Water Management Directorate wanted answered in particular were 1. How many vessels (subdivided into summer and winter) pass a wind farm per time unit (e.g. in summer 1-10 per day or per day...)? 2. What types of vessels are those? 3. Is there the impression that the farm attracts recreational sailing? 4. Have there been any reports of damage to turbines and/or cables caused by navigation by fishery, anchoring or vandalism? 5. Have there been any reports of drug dumping (trans-shipment)? 6. Do organised excursions like those to Scroby Sands sail via fixed routes? Do they pass through the wind farm and how is this regulated (obligation to report, weather conditions?) 7. Have there been any cases of rescue operations in wind parks, and if so, were there any impediments and what role have helicopters been able to play? 8. Who monitors the passage and how it is regulated? 9. Have there been any practical experiences with fishing activities (as a thoroughfare, shared use) in the farms?

162 3 methodology used This study included the following five steps 1. An online Internet survey with related search terms. 2. Initial and telephone contact with involved persons within our own network (reputation survey) to identify relevant persons 3. Interviews with selected and recommended persons by phone and Organising, evaluating and reporting of the information found (draft report) 5. Discussion of the collected information and final report.

163 4 results Introduction Offshore wind energy is all about safety. Safety for the people who work in the farms and safety for shipping in general, for both commercial and recreational shipping. In assessing whether wind farms should or should not be navigable, safe working and safe recreation would appear to be at loggerheads. A factor among the managers of the parks is the fear that intentional or unintentional damage may be caused to the farms, above and below water. The intention of this study was to get a picture of the daily practice and experiences with regard to the navigation through wind farms, particularly in the UK. Therefore, questions were addressed to relevant parties such as: insurers, managers, supervisors, sailors, fishermen and enforcers. Conclusions The first round of this study generated general information, and names of relevant persons. In addition, the information from the Internet was reviewed and classified. A number of reports were found on the Internet which were related to navigation, such as ship movements, safety in farms and for sailors and at offshore wind farms. The information found is extensively displayed in the appendixes, enabling the conclusions to be verified. Ultimately, selected persons were asked specific questions based on the needs of the National Public Works and Water Management Directorate. The appendix lists the names and organisations of those approached. Based on the questions of the National Public Works and Water Management Directorate, the results of this inventory will be presented. Thereafter, additional comments and observations will be given. Findings in response to questions by the National Public Works and Water Management Directorate: What kind of boats are sailing trough wind farms (sailing yachts, fishing vessels etc.)? Are they causing any problems? Sailing through the farms is permitted in the UK, but is not done very much. The Maritime & Coastguard Agency (MCA) does not collect or record information on the type of vessels sailing through wind farms. The types of vessels sailing through wind farms are leisure, motor and sailing boats, fishing vessels, small commercial craft, and government agency patrol craft. These are all relatively small ships. Commercial shipping vessels have no business at offshore wind farms, and never will. They will adhere to the traffic system. Professional fishermen (= larger fishing boats >24m )and commercial shipping avoid wind farms. Some fishing vessels are navigating through or in some cases fishing in such areas but the National Federation of Fishermen s Organisations (NFFO) do not have a full picture on the extent of fishing and it is will vary from site to site. NFFO advise their members not to sail through the farms. Some of the local fishermens organisations made agreements with operators of wind farms and receive a fee as compensation for the loss of income. According to a manager, the risk of them causing damage for which they can subsequently be held responsible keeps them away from the farms. They are currently completing a research study for the Crown Estate on changes to fishing practice within wind farms in the eastern Irish Sea, which will be published later this year. Key factors affecting access include mentioned by the NFFO are: Risk aversion due to unfamiliarity of operating within a wind farm array and concerns that seabed-snagging hazards may exist. Some fisheries are highly unlikely to be compatible e.g. seine netting due to the area they need to operate is greater than turbine spacing will allow.

164 5 To my knowledge, we have never had a problem at our farm (Vattenfall) with cables that was attributable to navigation. What is the amount and frequency of crafts per unit of time (summer vs. winter) entering wind farms? It is likely that the number of craft passing through wind farms will increase as the number of wind farms increases, and those wind farms are built in areas where small craft have habitually operated. Fewer leisure craft are likely to pass through and around wind farms during the winter months, i.e. October to March. Does shipping by operation vessels create a nuisance in wind farms? This is unknown by almost all of the repsondents. Although there is a 500m safety zone around the turbines, according information of the NFFO, in some cases there has been problems with wind farm vessels conflicting with static fishing gears. This can usually be prevented by agreeing access corridors in such areas, good communications in advance of maintenance activities or surveys for example and agreeing protocols for any relocation of fishing gear or recovery of gear that may enter a safety zone (NFFO) Have there been any reports of damage to turbines from vandalism, or caused by recreational fishermen? The wind farm operators or coast guard do not record this information. MCA have had no known reports of such activity. None of the respondents claimed to have heard of this (damage or vandalism) being the case. The MCA Marine Guidance Note does clearly state that: Mariners should be aware that there is no right of access to any type of Offshore Renewable Energy Installations (REI). They are private property and appropriate warning signs are displayed. In any event access requires skill and is limited by sea state, and should only be undertaken in controlled circumstances by trained personnel. Exercise ARGO. Emergency services from North Wales and the North West took part in a major mock emergency exercise at Gwynt y Môr Offshore Wind Farm. Exercise ARGO used dummies instead of real people to test rescue procedures and recovery times from the offshore site. RAF Valley, the Maritime and Coastguard Agency at Holyhead, Rhyl RNLI, North Wales Ambulance Service and North West Ambulance Service worked with Gwynt y Môr s construction staff and specialist Emergency Response Team (ERT) to carry out the exercise.

165 6 Are there indications that wind farms are attractive to recreational vessels and/or (recreational) fishing vessels? Respondents have no fact-based opinions about this. Only anecdotal information. It is likely that wind farms close to shore may attract tourist boats, recreational fishing boats (due to the turbines becoming reefs for marine life), daytrip leisure boaters, etc. They may also become waypoints for boat races. It would appear that anglers consider wind farms to be attractive locations. Feedback from sailors shows that the wind farms are only appealing to experienced sailors who know what they are doing. Uncertain sailors avoid the farms. Remarkably, the wind turbines are perceived as impressive, which command respect and automatically cause people to keep their distance. Yet it cannot be ruled out that thrill seekers will attempt to climb a wind turbine. An operator therefore wonders who will be responsible when accidents happen and whether assistance should be provided. Noteworthy is feedback from a sailor who sees turbines at sea as traffic islands, which he believes only makes the sea safer. In the event of emergency, I know I ll be safe on a wind turbine. In the MCA Marine guidance note this is permitted: Mariners may, in extreme emergency, seek refuge on wind turbine towers. Access is via vertical ladders, which may be encrusted with marine growth in the inter-tidal zone. Boarding turbines is hazardous and difficult, but the towers can provide refuge if the circumstances require. Very limited shelter from the elements can be obtained pending rescue, as internal access to the turbine tower will not be possible. Have there been any experiences with rescue operations at wind farms? There have only been a handful of incidents involving search and rescue in wind farms and with the size of them increasing, it is expected this will increase. Most of the small number of incidents were rescues of wind farm personnel who needed medical attention. MCA has no record of rescues to a boat in danger in a wind farm yet, however The MCA expects this to increase as the number of wind farms grows. It is also likely that the number of rescue operations in wind farms will increase for vessels in difficulty that have drifted into a wind farm (due to wind and tide) from outside a wind farm, whilst waiting for rescue/assistance to arrive.

166 7 From the website of Coastal Voyager Rescue on Saturday 4 July 2015 A man was taken to hospital after being rescued by the Royal National Lifeboat Institution (RNLI) at Redcar when a trip out in a supermarket-bought inflatable boat nearly ended in tragedy. He had set out from the South Gare before being carried by the wind and tide towards the Teesside Wind Farm, and then towards the beach in Coatham Bay. A member of the Redcar RNLI crew had to pull the man from the surf when his kayak capsized close inshore, approximately half a mile from the Majuba car park. The 35-year-old man from Middlesbrough had bought the inflatable kayak from a discount supermarket for less than 40, intending to go fishing with it. He was spotted struggling to make headway by a member of the public, who contacted UK Coastguard when they became concerned for the man s wellbeing. Two RNLI lifeboats from Redcar launched at 5.15pm and began searching between Redcar and the South Gare. When the man was rescued he was found to be extremely cold and became unwell. He was transferred to the Redcar lifeboat station, and given emergency care until ambulance crews arrived. He was taken to James Cook University Hospital in Middlesbrough by ambulance for treatment for hypothermia. AWB Service call 30 14th 13:52 AWB launched to a 17ft angling boat with 2 persons on board, West of the Thanet Offshore Windfarm with battery failure and unable to start engine. AWB towed the casualty into Ramsgate Harbour. Service Call 41 5th 10:48 AWB launched to the assistance of a local fishing boat with engine problems, 7.1 NM from Ramsgate, near the Thanet Offshore Wind Farm. AWB towed casualty into Ramsgate Harbour. ILB Services Call 61 & 62 4th 13:54 Both ILB & AWB launched to a 30ft motor boat, just off the Thanet Offshore Wind Farm, Taking in water. ILB arrived on scene first and transferred a crewmember onboard the casualty, along with the salvage pump. The casualty boat was then pumped clear of water and a further 2 crew members from the AWB were transferred onboard to assess the condition of the vessel and to make fast the AWB tow line. The AWB then proceeded to tow the vessel back to Ramsgate with the ILB standing alongside in case it became necessary to abandon ship. Once under way our crew members checked to make sure that the vessel wasn t taking in too much water and remained onboard in case the salvage pump was required again. Once they were happy that all was well, the ILB was released from service and returned to station The all-weather lifeboat will be called AWB and the inshore lifeboat ILB

167 8 What is the procedure for excursion trips to wind farms, such as to Scroby Sands? Is a report made to the service centre? Are fixed routes followed? MCA does not have a specific procedure. The Master and vessel operating company are responsible for passage planning and ensuring the safety of the vessel, crew and any passengers. MCA would wish to encourage passenger boats to report their passage to the Coastguard and/or to the wind farm control centre so that there is some active monitoring of boats with larger numbers of people on board. The provision of AIS and radar on wind farms (which Coastguard services can access) helps to provide surveillance for such activities. The excursions by coastalvoyager.uk, which operate from Blackshore, Southwold Harbour, Suffolk, go to Scroby Sands Offshore Wind Farm with Ribs (Rigid Inflatable boats) and follow the shortest way. They run trips from April to September with a maximum of 8 visits per month. Always at 8 or 9am. Previously Coastal voyager contact the wind farm owners. They not contact the Coast Guard. Obviously if there are divers working or other operations that may not be apparent on our approach we would be informed of where to avoid. We stay well out of the way of any vessels working on the turbines, we do not land on the turbines and we only visit the outside edge closest to our route when watching the seals near by (Marcus Gladwell). Facebook Coastal Voyager Seal And Wind Farm Trip We have grey and common seals living at Scroby Sands. Regular trips take vistors out to watch them relaxing on the sand bank and on most occasions the more inquisitive ones swim over to see what we are up to! Then visit the Scroby sands wind farm and experience what it is like to get close to the vast wind turbines before we head into Lowestoft harbour for a comfort break and a delicious cup of legendary Coastal Voyager hot chocolate before heading off back to Southwold Harbour.

168 9 General conclusions and comments The stakeholders or interested parties, can be grouped into the authorities, the operators of the wind farms, and the commercial and non-commercial users of the sea. Based on the experiences their points of views as conclusions of this inventory are presented here. The Maritime & Coastguard Agency (MCA) as an important institute concerning maritime safety and emergency response at sea provide guidance for sailing in and around Offshore Wind farms. MCA published the Marine guidance note: Guidance to Mariners Operating in the Vicinity of UK, Offshore Renewable Energy Installations (OREI s). At the time of publishing this Guidance Note there were a few temporary exclusion zones in place around some UK offshore wind farms currently under construction. However, it is likely that safety zones will be introduced at other wind farm sites in the near future, and will be monitored and policed. MCA stated that safe navigation in, around and through offshore wind farms essentially comes down to proper passage planning and the responsibility for the safety of the vessel and crew lies with the Master and operating company. The UK s line is that OREIs are not closed to vessels. With the size and number of wind farms increasingly getting larger, to close them would reduce the amount of available sea space which is not in line with the UNCLOS freedom of navigation clause but may even increase the risk to mariners if the safest route would be through a wind farm. MCA stated in this respect: If this was our policy there would be a requirement for the operators to provide adequate equipment and resources to monitor activity of vessels on a 24/7 basis. Policing an exclusion or safety zone around a wind farm would also be difficult and potentially costly. However, MCA is increasingly seeing wind farm operators dedicating more resources to this effect for future sites currently still in planning and due for construction over the next few years e.g. AIS, radar, VHF and CCTV. Other UK government departments have various interests in wind farms e.g. Department for Energy and Climate Change, Crown Estate, Scottish Government, Environment Wales, Dept. of Environment, Northern Ireland. The UK Fishing community (NFFO) is the representative body for the professional fishermen s organisations. The NFFO works on many fronts to promote safe working practice and demonstrate and realise a sustainable future. Some fisher s men vessels are navigating through or in some cases fishing in such areas but we do not have a full picture on the extent of fishing and it is will vary from site to site. There are no problems so far. In general fishermen avoid sailing through wind farms concerning seabed-snagging hazards. NFFO are currently completing a research study for the Crown Estate on changes to fishing practice within wind farms in the eastern Irish Sea, It will be published later this year. The Royal Yachting Association (RYA) is the national body for all forms of boating under power or sail, including dinghy and yacht racing, motor and sail cruising, RIBs and sports boats, powerboat racing, windsurfing, inland cruising and narrowboats, and personal watercraft. They are charged with looking after the interests of individuals, clubs, training centres and affiliates and the recognised governing body for sailing in all its forms in the UK. As a conclusion of their questionnaire (see Appendix 3), about navigation wind farms, one can drawn the conclusion that it is only done by experienced and well-informed sailors. Most of the sailors are avoiding wind farms because they don t know that it is allowed or they are impressed by the huge constructions; much bigger than they ever thought. Operators of wind farms have problems with trawling and anchoring, and are interested in appointments about responsibilities of visitors and passers in offshore wind farms. They experienced no major problems so far with navigation wind farms of small vessels (<24 meter). To my knowledge, we have never had a problem at our farm (Vattenfall) with cables that was attributable to navigation. Insurance companies. Insurance company Codan, involved in 80 % of the offshore wind farms in Europe stated: Fishing should not be allowed inside areas with turbines. Ships should only be allowed to enter areas with turbines, if they are small ships and have anchors weighting less than 2t. (see scheme below). If ships has anchors weighting more than 2t the risk of a cable being damaged is a possibility, and this should not be allowed after our opinion. You cannot say, that a ship can enter the area if they do not use anchor, because if something unforeseen happens - the ship perhaps has to use the anchor as emergency action. (Codan) For the insurance company AON, passing through a wind farm or not is not an issue. It makes no difference to the

169 10 premiums whether a farm is or is not open for passage with the restrictions mentioned above. Although most of the claims in the insurance policy have to do with cables, this is not attributed to the co-users (i.e. activities of third parties) of the farm. As a general conclusion of this inventory, the categories of fellow users, (professional) fishermen, sailors, and recreation (motor) vessels, do not cause significant problems in opened wind farms because they are reticent in sailing through wind farms. Based on all inventoried experiences and opinions, there are no indications that opening up wind farms for small vessels will lead to unacceptable risks. This conclusion is also supported by the attitude of the insurance companies that do not distinguish between open or closed wind farms for insurance premiums.

170 11 appendix 1 Safety in the farms An important organization for safety in the offshore wind energy sector is the G9 Offshore Wind Health and Safety Association ( In 2010, this organisation was established by nine of the world s largest offshore wind developers like DONG Energy, E.on and Vattenfall. This group places health and safety at the forefront of all offshore wind activity and development in their newly-formed organisation: the G9 Offshore Wind Health and Safety Association (G9). The primary aim of the G9 is to create and deliver world class health and safety performance across all of its activities in the offshore wind industry. In order to achieve this aim, senior executives of the G9 member companies have committed resources from their own company teams, and have also met under the auspices of the G9 Board to actively lead the industry in finding solutions to the safety challenges that offshore wind projects face. The G9 is working in partnership with the Energy Institute (EI) and the Crown Estate to develop a programme of good practice guidance on health and safety issues in the offshore wind sector. The first Annual Incident Data Report, based on the figures of 2013, mentions 616 incidents taking place while working in the offshore wind energy industry. The data comes from 35 offshore wind projects in Europe. There were no fatalities, although 30 people required medical treatment after an incident.

171 12 The highest number of incidents was recorded as occurring during marine operations (131), with 84 occurring on operational sites and 47 on project sites. Marine operations identified in the incident data include maritime operations, transfer by vessel, vessel mobilisation and vessel operations. The majority of marine operations incidents occurred on the vessels themselves (106). Of the total number of incidents recorded, 56% were classified as near hits and 24% as hazards. There were a total of eight incidents resulting in lost work days which occurred during marine operations These reports should lead to best practice guidelines and the G9 hope that these guidelines will become the standard in the industry. No mention is made in the report of persons passing through the farm, while the UK wind farms are essentially open to passage.

172 13 appendix 2 Shipping Movements The Marine Management Organisation published a report in June 2014 about shipping movements around England: Mapping UK Shipping Density and Routes from AIS. Automatic Identification System, abbreviated as AIS, is a system based on transponder technology which increases the safety of navigation at sea and inland waters. It is intended to provide an overview and information via interaction between the ships themselves and with authorities ashore. It was introduced in 2003 for maritime shipping. An overview includes all ship movements and the high intensity at the shores is visible. Fig 3. (next page) Sub-maps show the different categories of ships. Figure 12 of the report shows the movements of fishing vessels and recreational vessels. One must realise that having an AIS system onboard is voluntarily, so the observations are undervalued. In practice, the movements will be greater in this category. Figure 9 of the report displays the movements by passengers and fast boats. The majority of these are involved in crew transfers to offshore construction sites, predominantly associated with wind farms. In the report, no further conclusions can be drawn from the wind farms in relation to shipping. Fig 12. Fig 12.

173 Fig 3. 14

174 15 appendix 3 sailors Sailors are a large group of recreational users of the sea. In the UK, The Royal Yachting Association (RYA) is the national body for all forms of boating under power or sail, including dinghy and yacht racing, motor and sail cruising, RIBs and sports boats, powerboat racing, windsurfing, inland cruising and narrowboats, and personal watercraft. They are charged with looking after the interests of individuals, clubs, training centres and affiliates and the recognised governing body for sailing in all its forms in the UK. In 2012 the RYA held a survey among its members about their experiences sailing through wind farms. The survey demonstrated that despite some concerns about travelling through wind farms, most of the sailors experienced no difficulty and indeed found the experience a pleasant one. The survey s key findings were as follows: More than 80% of those who sailed through a wind farm had no difficulty, with almost a third rating the experience as pleasant. About 75% of the sailors who have sailed through a wind farm said that they would not alter passage plans in the future to avoid a wind farm. Of those who chose to navigate around a wind farm, 50% said it was not because of the wind farm itself but rather that it didn t suit the passage plan to navigate through it. A further 34% went around it, as they were either not aware they could pass through or because there was an exclusion zone preventing them from going through the wind farm due to construction or maintenance work taking place at that time. More than two thirds of respondents said they sail through a wind farm up to five times a year, and a quarter of respondents up to 10 times a year. Whilst the experiences were overwhelmingly positive, the RYA continues to work at a national and strategic level to ensure that future proposed wind farm developments in UK waters: Avoid squeeze of craft towards shipping lanes and dangerous coastlines, Minimise diversion from the safest and most efficient, habitual and traditional routes. Allow the passage of recreational craft through the site, except where temporary construction and maintenance works are taking place. The RYA answers some of the questions about wind farms I could not find any documentation that gave me factual confirmation that I could sail between the wind turbines. Sometimes feel that I should not pass through if maintenance boats are moving around. A number of people have encountered similar problems. During construction and maintenance works, all vessels are required to stay at least 500m from both wind farm vessels and turbines. Once the wind farm is in operation, you are free to travel through, taking appropriate safety considerations into account as you would with any other passage. The only exception is the Greater Gabbard wind farm, off the coast of Suffolk, where an operational safety zone is in place requiring vessels to keep at least 50m from turbines and offshore structures associated with the wind farm. Just recently, the RYA objected to a proposed operational safety zone by Thanet Offshore Wind Limited in the Thanet wind farm off the north east coast of Kent. This proposal was to create a 50m exclusion zone around each offshore structure associated with the wind farm. The Maritime and Coastguard Agency (MCA) supported our objection and has advised DECC to reject the application for the operational safety zone. I presumed they were linked by cables underwater, so I went around them. Even if they are not linked, I m still not sure how much clearance you should give each one s base. Wind turbines are linked by cables under water, but the cables are either buried or on the surface of the seabed and then covered. As such, there is no reason you cannot travel between turbines, within a wind farm. With regards to how close you can travel to a turbine, the RYA calls for a minimum underwater clearance of 4 metres below chart datum, regardless of how the foundations of the monopole are constructed. Similarly, the RYA believes that the threat to recreational yachts can be minimised by specifying a minimum rotor height clearance of 22 metres above highest astronomical tide.

175 16 Danish wind industry Below follow some comments from the RYA wind farm survey I think it is vital to our interests that the RYA continues to campaign to keep passage through wind farms available for us. It is the equivalent of tacking up a narrow channel but in the open sea. I would have gone around but had a problem starting my engine so I decided it was safer to sail through than try and sail around against the tide. I would be happy to sail through again as the passage was very pleasant. I was called up on VHF by one of the guard vessels as I was originally headed directly into the wind farm. They just wanted to verify my intentions. All very polite. I look forward to sailing through the London Array in the future. I found wind turbulence downwind of the farm annoying I have been round all the wind farms in the Thames estuary throughout the summer in different conditions and have not found it a problem. I have encountered several wind farms in the North Sea and Baltic Sea without experiencing inconvenience. They are normally in pretty shallow water. I have used my radar around wind farms, and despite the literature, I have found no problems in obtaining a totally normal display of each generator. I have sailed past Kentish Flats since they were erected as well as Gunfleet and Thanet. I understand the exclusion is only during the construction period. In fact a Thames Barge runs trips to the Kentish Flats farm out of Whitstable. They are a magnificent sight to get close to; I have come to use them as a navigation aid. The website of Yachting and Boating World Forums features a forum listing the experiences of sailors who have sailed through wind farms. The discussion began in 2006 in response to the question: Ever sailed through a wind farm? Below a breakdown of the responses: Not really ever been an issue for me as I never go far but

176 17 wind farms seem to be everywhere now... Do you just sail through them? Or around them? And is it dangerous to sail through them in high winds? Just wondering... As far as I know you are allowed free reign in wind farms provided you stay 50 metres away from each turbine. The only time you are required to keep clear of the whole area is when it is under construction. I sailed through Thanet last summer and had a guard boat accost me on the other side to inform me that I had just sailed though a wind farm and that I shouldn t have done so. A friend of mine sails out of West Mersea, and apparently the guard boats hold similar opinions. Obviously it is worth checking the Notices to Mariners before sailing though areas with wind farms but it seems by and large the guard boats are quite content to push everyone out of the area whether they have a right to or not. Personally it is not a situation that I find particularly satisfying. Sailed through the Gunfleet WF last year. Boy, those things are huge! No problems at all... Went through the south end of Knock deep last year. Looks worse than it is. Guard boats want 500m around construction although the reality is they get nervous as soon as they see you. Reassure them that you are keeping clear and all will be well. If antifoul doesn t stop fouling then it s expensive gravy. Have sailed through the Kentish Flats farm a couple of times - no worries. Kept the regulation distance from the turbines (Marmalade). We crossed from Arklow (Eire) to Fishguard (Wales) mid September 2012 and decided to go south of Arklow bank... a bit shallow through the middle! (Scotty Tradewind 2005). You never get to where you want to go if you only travel on sunny days. The wind farms off the Belgian coast are explicitly no-go areas. You have to go round them (Westhinder). What might be of more interest to a racing yachtsman is what effect it has on the wind. Deflection? Attenuation? Turbulence? I was involved with the RYA and the consultation over one of the first wind farms, and the design was altered to make sure that the masts of sailboats under 50 ft loa could not be touched by the turbine blades and so it would be safe for all but the biggest yachts to sail through the farm. I ve no way of knowing whether this applies to all UK wind farms. My thoughts were much more about what it would be like dodging the things in a lively sea, maybe at force 6 and with a strong tide - sometimes you end up getting pushed down onto things - ducking behind them and next thing you are not clearing the next one - etc. etc.... Having been inside wind farms, whilst working, in poor weather and at night despite being an experienced skipper with a professional crew, survey standard nav equipment, radars, etc. I find them intimidating. It can be a heavy work load in less than perfect conditions so why subject yourself to it unless really necessary? I would say this is generally correct, ignoring times of both low and high wind speeds when the turbines don t generate (although more recent designs have pushed up the high wind cut-off point). It s a bit like trying to overtake another sailing boat leeward: the dirty air contains less energy. I ve just tested this! Windsurfed out from the beach at Clacton (Holland Haven) straight to control tower in middle of Gunfleet Windfarm. There has been a very constant NE all day. Leaving the beach right up to the wind farm, the wind was the same all the way, a constant F5, but as soon as I got to the first turbine there was a noticeable dip - still a good solid Force 4 but definitely less windy. I gybed at the control tower to head back and once I got out of the turbine zone the wind came back - solid 5 all the way back to Clacton. It was a pretty quick sail, so unlikely to face changing wind conditions. It would have been interesting to keep going beyond the turbines to see if the wind switched back on further out, but it was already a long way out for a windsurfer though... Didn t see anyone patrolling out there today, but on a light wind day I went out I was clearly about to get intercepted so - unsure about my rights out there - made an early exit before reaching the control tower. In a recent meeting with the developers of the Navitus farm (the one SSW of the Needles) they were at pains to accommodate the needs of yachts sailing within the farm and much discussion ensued about marking, sending chartlets to Reeds etc. The distance between turbines depends on the size (bigger turbine -> further apart) but is typically 1km so actually it shouldn t be that difficult to sail through so long as one doesn t get disoriented. I ve gone through the London Array at Foulger s Gat. The scale of that installation is simply immense. Whatever the rights and wrongs of them, it s an impressive piece of work. Likewise. It s a spooky experience, especially with some of

177 18 the tides that set through there. The buoyage is carp, three safe water marks trying to guide you through a long dog-leg course. So much simpler to paint large red and green patches on the relevant turbines with the appropriate night marks. The situation was hopeless, now it is merely desperate. The cross tide which runs through Foulger s plus dirty air off the upwind turbines makes sailing through there a none too pleasant experience. I sailed through Gunfleet Sands wind farm earlier this year. Proof! See the picture below. ( Richard Brooksby) Wind turbines are huge! Approaching Gunfleet Sands Wind Farm July 25, 2014 This picture was taken to proof his passage trough the wind farm. There were temporary exclusions around specific towers only when diving operations were taking place. These were announced on channel 16. Someone locally told me that the RYA had lobbied to ensure that wind farms were open to sailors. The RYA published an article and interview with YM about wind farms and the RYA s policy and lobbying: rya.org.uk/newsevents/new...ngmonthly.aspx. In this interview Yachting Monthly s Deputy Editor Rob Peake asked RYA s Cruising Manager Stuart Carruthers about the continued development of wind farms in UK waters and their impact on recreational boating. (interview) Stuart Carruthers commented: There is no doubt that the waterscape has changed and will continue to change for us. Our commitment is to keep working to ensure that Government and the developers take into account, at every stage, the safety of navigation for recreational boating.

178 19 MARINE GUIDANCE NOTE MGN 372 (M+F) Offshore Renewable Energy Installations (OREIs): Guidance to Mariners Operating in the Vicinity of UK OREIs Notice to other UK Government Departments, Offshore Renewable Energy Installation Developers, Port Authorities, Ship owners, Masters, Ships Officers, Fishermen, Rescue Organisations and Recreational Sailors. PLEASE NOTE:- Where this document provides guidance on the law it should not be regarded as definitive. The way the law applies to any particular case can vary according to circumstances - for example, from vessel to vessel and you should consider seeking independent legal advice if you are unsure of your own legal position. Summary This Marine Guidance Note (MGN) highlights the issues to be taken into account when planning and undertaking voyages in the vicinity of offshore renewable energy installations (OREIs) off the UK coast. Key Points Offshore renewable energy installations present new challenges to safe navigation, but proper voyage planning and access to relevant safety information should ensure that safety is not compromised. At present most OREIs are wind farms, though prototype installations using wave or tidal power have been established off the UK coast. Information is provided to enable appropriate voyage planning decisions to be made. The Guidance Note should be read in conjunction with MCA s other MGN entitled Offshore Renewable Installations (OREI) Guidance on UK Navigational Practice, Safety and Emergency Response Issues. 1 Introduction: 1.1 The number of offshore renewable energy installations (OREIs) around the UK coast is increasing. At present most are wind farms, though tidal and wave energy installations are being developed and some prototype installations have been established which may be close to shipping routes. 1.2 In June 2008 five offshore wind farms were operational, with a further twenty four in construction or at various stages of planning. These are mainly located in three strategic areas East Irish Sea, the Greater Wash and the Thames Estuary. There are also sites -1-

179 20 in other English, Welsh, Scottish and Northern Irish areas. In the future, other strategic wind farm sea areas may be designated. 1.3 Wind farms can be very large, some approaching 100 square nautical miles. The sites may be irregular in shape and adjacent developments can be in close proximity to each other. In addition single wind turbines may be established as isolated units. 1.4 Wave and tidal energy devices are currently sited on an ad hoc basis, where wave or tidal stream conditions are optimum but where interference with other marine activities is, as far as practicable, minimised. 1.5 This Guidance Note will enable masters and skippers to make an informed risk assessment for the intended voyage. This should be taken into account together with the guidance on voyage planning found in other publications, relating to the implementation of SOLAS V Regulation 34 ( Voyage Planning ). Reference should be made to the MCA publication Safety of Navigation, Implementation of SOLAS Chapter V, 2002 (Second Edition with amendments - June 2007) which is also accessible on the MCA website. MCA and IMO Guidance on Voyage Planning are contained in Annexes 24 and 25 of that publication. Further reference to MCA s other MGN entitled: Offshore Renewable Energy Installations (OREI) Guidance on UK Navigational Safety and Emergency Response Issues is recommended. 1.6 Mariners are reminded of the requirement to navigate safely at all times and this Guidance Note aims to assist mariners in carrying out that obligation. OREIs are a new development and this guidance is of a general nature, based on the information available to date. It should be noted that specific details of individual sites may vary. As additional information becomes available in the light of experience, the guidance may be reviewed and updated. Notes on United Kingdom Hydrographic Office (UKHO) charts and Sailing Directions should be studied. Details will be included in the next edition of NP100, The Mariner s Handbook. 1.7 Any urgent Maritime Safety Information relating to OREIs will be promulgated by Notices to Mariners and Radio Navigation Warnings. 1.8 The ANNEX to this MGN contains illustrations of various OREIs and their markings. 2 Wind Farms: 2.1 Visibility and appearance: Wind Farms are readily identifiable both visually and by radar from a considerable distance in good meteorological conditions. The turbines typically comprise: a foundation below sea level, a yellow transition section not less than 15 metres high measured above the Highest Astronomical Tide (HAT), above which is a platform forming the base of the turbine tower, which may be typically metres in height. At the top of the turbine tower is the nacelle, a box shaped structure housing the generator. The turbine blades are located opposite the nacelle. Each turbine blade can be more than 60m in length. The structures above the yellow transition section are usually painted matt grey. (See illustrations in ANNEX) The total height of a turbine and rotors is currently up to about 150 metres. Theoretically an observer with a height of eye 3 metres would be able see the tips of the blades at 28 nautical miles. The more substantial nacelle would, if 70m high, be visible to the same observer at 20 nautical miles in clear visibility. 2.2 Navigational Aids: Wind farms are marked by aids to navigation as specified by the General Lighthouse Authorities (GLA). The International Association of Lighthouse Authorities (IALA) Recommendation O-117 on the Marking of Offshore Wind Farms requires offshore wind turbines to be marked so as to be conspicuous by day and night, with consideration given to prevailing conditions of visibility and vessel traffic. In certain cases cardinal marks may also be permanently placed adjacent to wind farms. During construction standard cardinal marks will be used around the area A corner structure, or other significant point on the boundary of the wind farm, is called a Significant Peripheral Structure (SPS). The SPS will be marked with lights visible from all directions in the horizontal plane. These lights should be synchronized to display simultaneously an IALA special mark characteristic, flashing yellow, with a range of not less than five (5) nautical miles. Aids to navigation on individual structures are placed below the arc of the rotor blades, typically at the top of the yellow section. -2-

180 As a minimum, each SPS will show synchronised flashing characteristics. In some cases there may be synchronisation of all SPSs. In the case of a large or extended wind farm, the distance between SPSs should not normally exceed three (3) nautical miles Selected intermediate peripheral structures (IPS) on the boundary of a wind farm between SPSs will be marked with flashing yellow lights which are visible from all directions horizontally. The characteristics of these lights areas differ from those displayed on the SPSs, and have a range of not less than two (2) nautical miles. The distance between such IPS or the nearest SPS should not exceed two (2) nautical miles. The characteristics of the lights and marks will be shown on the chart Single structures, not part of a group of turbines, are marked, according to the IALA Recommendation O-114 on the marking of offshore structures, with a white light flashing Morse code U. 2.3 Other illumination and identification aids: In addition to the navigational aid lights marking the SPSs and selected IPS of a wind farm, IALA permits: a) Illuminating of peripheral structures and all structures within the wind farm b) Racons, which may have the Morse characteristic "U". c) Radar Reflectors and Radar Target Enhancers; and/or d) AIS as an Aid to Navigation (as per IALA Recommendation A-126). Mariners should consult the largest scale chart available for details. 2.4 Sound signals: Where required on a wind farm, the typical range of such a sound signal shall not be less than two (2) nautical miles. Details will be given on the chart. 2.5 Markings: Individual turbines will be marked with a unique alphanumeric identifier which should be clearly visible at a range of not less than 150 metres. At night, the identifier will be lit discretely, (e.g. with down lighters), enabling it to be seen at the same range. Wind turbines are therefore readily visible in good conditions; however it should be remembered that they may not be so easily seen at night or in reduced visibility from the wind farm interior. Fixed red aviation lights on the tops of the nacelles may be visible to surface craft, and care must be taken not to confuse these with vessels sidelights or marine navigational aids, despite the possibility of them appearing to have a flashing characteristic when seen through rotating turbine blades. 2.6 Charting: All wind farms off the UK coast will be charted by the UKHO either by a group of black wind turbine chart symbols, or an outer limit with an encircled black wind turbine symbol. The outer limit will be in black dashed line, or a magenta T- shaped dashed line if there are navigational or other restrictions in the area; see Admiralty Chart 5011(INT1) - Symbols and Abbreviations used in Admiralty Charts. Whether all submarine cables associated with wind farms will be charted depends upon the scale of the chart. As with all submarine cables mariners should note the hazards associated with anchoring or trawling near them. Heed should also be taken of any chart notes relating to wind farms. 2.7 Effects of Wind Farms and Wind Turbines on routeing options In planning a voyage mariners must assess all hazards and associated risks. The proximity of wind farms and turbines should be included in this assessment. This section provides information on the effects of wind farms and their turbines, which should be taken into account: Spacing: Turbines within a wind farm are generally spaced 500 metres or more apart depending on the size of the turbine. In order to make best use of the wind resource, turbine spacing is proportional to the rotor size and the down-wind wake effect created. In general terms, the larger the rotor the greater the spacing. Small craft may be able to navigate safely within the wind farm boundaries, while larger craft will need to keep clear Depth of water: The majority of wind turbines now operating or planned are located in relatively shallow water, e.g. on shoals or sand banks. The limited depth of water therefore provides a natural constraint between larger vessels and turbines. However it is expected that new generations of wind farm will be constructed in deeper water, where navigable channels in the vicinity may restrict vessels to a particular route passing close to a wind farm boundary. -3-

181 Seabed changes: Wind farm structures could, over time, affect the depth of water in their vicinity. In dynamic seabed areas with strong tidal streams, changes in the scouring of the seabed may occur. This may result in depth information being unreliable. Once a wind farm has existed for a few years there will be a better appreciation of any tidal scour or changes of depth. Wind farm developers are required to make an assessment of any potential changes in sedimentation that may occur as a consequence of their plans. Development may be permitted where the assessed effect is considered tolerable. In practice though the actual effect could differ, so mariners should bear this in mind and allow sufficient under-keel clearance with a suitable margin of safety. Some wind turbines have scour protection in the form of boulders and/ or concrete mattresses placed around their base Tidal streams: Wind farm structures may obstruct tidal streams locally, creating eddies nearby. Mariners should be aware of the likelihood of such eddies which are only likely to be significant very close to the structures Small craft: Vessels involved in turbine maintenance and safety duties may be encountered within or around a wind farm. Fishing vessels may also be operating in the area. Mariners should be alert to the likely presence of such vessels and be aware that the structures may occasionally obscure them. This is particularly relevant at night. Large vessels may also become obscured, for example if they are on the opposite side of a wind farm. A good lookout should be therefore be maintained at all times by all available means, as required by the International Regulations for Preventing Collisions at Sea (COLREGS) Shore marks: In coastal areas shore marks may also become obscured by wind farm structures. Mariners should be particularly alert to this. In particular, the characteristics of lights at night may need careful verification if turbines temporarily mask them. The ship s position should be checked by other means when a wind farm obscures coastal marks Transformer stations: In or adjacent to larger wind farms offshore electrical transformer-stations may be present. These are of similar appearance to small offshore production platforms. Submarine cables link turbines to this substation from where the generated power is exported to the shore. Whether all submarine cables are charted depends upon the scale of the chart; in some cases only the export cable may be shown. All craft operating within a wind farm should therefore avoid anchoring except in emergencies as the anchor could easily become fouled. 2.8 Effects on Communications and Navigation systems In 2004 the MCA and Qinetiq conducted trials at the North Hoyle wind farm to determine any impact of wind turbines on marine communications and navigations systems. The results from the full report, available on the MCA web site, are summarised below The trials indicated that there is minimal impact on VHF radio, Global Positioning Systems (GPS) receivers, cellular telephones and AIS. UHF and other microwave systems suffered from the normal masking effect when turbines were in the line of the transmissions The turbines produced strong radar echoes giving early warning of their presence. At close range, however, the trials showed that they may produce multiple reflected and side lobe echoes that can mask real targets. These develop at about 1.5 nautical miles, with progressive deterioration in the radar display as the range closes. Where a shipping lane passes within this range considerable interference may be expected along a line of turbines.target size of the turbine echo increases close to the turbine with a consequent degradation of target definition and bearing discrimination. These effects were encountered on both 3cm and 10 cm radars Similar effects were found during the BWEA-funded trials undertaken off the Kentish Flats wind farm in Radar antennae which are sited unfavourably with respect to items of the ship s structure can enhance these effects. Careful -4-

182 23 adjustment of radar controls can suppress some of these spurious radar returns but mariners are warned that there is a consequent risk of losing targets with a small radar cross section, which may include buoys or small craft, particularly yachts or GRP constructed craft, therefore due care should be taken in making such adjustments If these interfering echoes develop, the requirements of the COLREGS Rule 6 Safe speed are particularly applicable and must be observed with due regard to the prevailing circumstance. In restricted visibility Rule 19 Conduct of vessels in restricted visibility applies and compliance with Rule 6 becomes especially relevant. In such conditions mariners are required, under Rule 5 Lookout to take into account information from other sources which may include sound signals and VHF information, for example from a VTS, or AIS. Mariners should bear in mind though that not all vessels are equipped with AIS Where adequate safe water exists it may be prudent in planning the voyage of larger vessels to set tracks at least 2nm clear of turbine fields. -5-

183 Rotor effects Offshore wind turbines located around the UK are required to have the lowest point of the rotor sweep at least 22 metres above Mean High Water Springs. This clearance should be ample for the majority of small craft. Those with a greater air draught should be aware of this height, and take appropriate care. It would, in any case, be imprudent for larger vessels to be this close to a turbine, other than in an emergency In harvesting energy turbines de-power the wind. Research indicates that a 10% reduction in wind velocity in the lee of a wind turbine may be expected. This wind-shadow effect is predicted to exist within the vertical air column up to heights of 15 metres. The impact of the wind-shadow reduces with distance in the lee of a turbine. The inter-turbine spacing affects the impact of rotor wash or wake. The width of the rotor wake is about 150 metres, which is broadly similar to the rotor diameter. As the rotor wake interacts with the sea surface further shadow effects are predicted. The wind, having changed its flow through the rotors, will be expected to recover downwind of the turbine. Consequently, wind-sheer may occur as the wind back fills In simple terms, the effect of a turbine rotor harvesting the wind can be pictured as a horizontal cone, centred on the rotor hub with the approximate diameter of the rotor. The cone extends down-wind, attenuating to a point at a distance proportional to the wind velocity. This down-wind effect will also be dependent upon the azimuth of the rotor. The impact on a vessel will be proportional to its windage area and, for a sailing vessel, the mast height Mariners, particularly yachtsmen, need to be aware of these effects. By day the normal visual clues should be noted and changes in leeway or the balance of tidal stream to wind power anticipated. Extra care should be taken at night, when visual clues are not so easily detected. 3 Offshore Wave and Tidal Energy Installations: Unlike Wind Farms, systems using wave or tidal energy may not be clearly visible to the mariner. 3.1 Wave energy convertors (WECs) capture kinetic energy carried by waves Wave energy convertors are likely to be located at or near the surface from an attachment or mooring point on the seabed. WECs may be visible or semi-submerged. The following definitions are used: Attenuator: An attenuator is a floating device which works in parallel to the wave direction and effectively rides the waves. Movements along its length can be selectively constrained to produce energy One example consists of large linked floating cylinders which are connected by a hydraulic system. Potential energy is stored via hydraulic rams, which operate as the hinged units move in the waves. The generated pressure is used to drive turbine generators inside the cylinders Point absorber: A point absorber is a floating structure which absorbs energy in all directions through its movements at/near the water surface Oscillating Wave Surge Converter: An arm oscillates as a pendulum mounted on a pivoted joint in response to the movement of water in the waves Oscillating water column: An oscillating water column is a partially submerged, hollow structure. Waves cause the water column to rise and fall allowing trapped air to flow to and from the atmosphere via a turbine the rotation of the turbine is used to generate electricity Overtopping device: This type of device relies on physical capture of water from waves which is held in a reservoir above sea level, before being returned -6-

184 25 to the sea through conventional low-head turbines which generates power. An overtopping device may use collectors to concentrate the wave energy Submerged pressure differential: These devices are typically located near shore and attached to the seabed. The motion of the waves causes the sea level to rise and fall above the device, this pressure differential being used to generate electricity. Other devices may have unique and very different designs to the more wellestablished types of technology. 3.2 Tidal energy convertors (TECs) capture potential energy from the movement of large bodies of water as the tides ebb and flow. TEC devices may be surface or sub surface structures incorporating a generator fixed or moored to the sea bed, which captures the potential energy present in the moving body of water associated with a tidal stream. Power take-off is normally via cables to an electrical terminal Horizontal axis turbine: This type of device extracts energy from moving water in much the same way as wind turbines extract energy from moving air using a vertical rotor plane Horizontal axis turbine (enclosed blade tips): The funnel-like collecting device, usually with Venturi effect to accelerate water column, sits submerged in the tidal current. The flow of water can drive a turbine directly or the induced pressure differential in the system can drive an air-turbine Vertical axis turbine: This device extracts energy from moving in a similar fashion to that above, however the turbine is mounted on a vertical axis, i.e. Using a horizontal rotor plane Oscillating Hydrofoil. A hydrofoil attached to an oscillating arm and the motion is caused by the tidal current flowing either side of a wing, which results in lift. 3.3 Methods for fixing WECs and TECs to the seabed From the mariner s perspective it is important to realise that there are various methods by which devices can be fixed to the seabed, which will affect their visibility above the surface Seabed Mounted / Gravity Base Devices: physically sit on the seabed by virtue of the weight of the combined device/foundation. In some cases there may be additional fixing to the seabed Pile Mounted: This principle is analogous to that used to mount most large wind turbines, whereby the device is attached to a pile penetrating the ocean floor Floating Flexible Mooring: The device is tethered via a cable/chain to the seabed, allowing considerable freedom of movement. This allows a device to swing as the tidal current direction changes with the tide Floating Rigid Mooring: The device is secured into position using a fixed mooring system, allowing minimal movement Hydrofoil Inducing Down force The device uses a number of hydrofoils mounted on a frame to induce a positioning down force from the tidal current flow. -7-

185 Transformer Station or Hub A special structure containing power conversion equipment either within or outside the wave / tidal; energy array to which individual generators are connected via a power cable. A submarine cable transfers the power ashore from the hub. A hub may be a separate fixed or floating platform. Note: Animated illustrations of current and proposed wave and tidal devices can be seen on Visibility and Marking of Wave and Tidal Energy Installations: Visibility will depend on the device type. Some installations are totally submerged while others may only protrude slightly above the sea surface. Marking will be based on IALA Recommendation on the marking of offshore wave and tidal energy devices, which states that: Wave and Tidal energy extraction devices should be marked as a single unit or as a block or field as follows: a. When structures are fixed to the seabed and extend above the surface, they should be marked in accordance with the IALA recommendations contained in the marking of offshore wind farms O-117. b. Areas containing surface or sub-surface energy extraction devices (wave and/or tidal) should be marked by appropriate navigation buoys in accordance with the IALA Buoyage System, fitted with the corresponding topmarks and lights. In addition, active or passive radar reflectors, retro reflecting material, racons and/or AIS transponders should be fitted as the level of traffic and degree of risk requires. c. The boundaries of the wave and tidal energy extraction field should be marked by lit Navigational Lighted Buoys, so as to be visible to the mariner from all relevant directions in the horizontal plane, by day and by night. Taking the results of a risk assessment into account, lights should have a nominal range of at least 5 (five) nautical miles. The northerly, easterly, southerly and westerly boundaries should normally be marked with the appropriate IALA Cardinal mark. However, depending on the shape and size of the field, there may be a need to deploy intermediate lateral or special marks. d. In the case of a large or extended energy extraction field, the distance between navigation buoys that mark the boundary should not normally exceed 3 (three) nautical miles. e. Taking into account environmental considerations, individual wave and tidal energy devices within a field which extend above the surface should be painted yellow above the waterline. Depending on the boundary marking, individual devices within the field need not be marked. However, if marked, they should have flashing yellow lights so as to be visible to the mariner from all relevant directions in the horizontal plane. The flash character of such lights should be sufficiently different from those displayed on the boundary lights with a range of not less than 2 nautical miles. f. Consideration should be given to the provision of AIS as an Aid to Navigation (IALA Recommendation A-126) on selected peripheral wave and/or tidal energy devices. g. A single wave and/or tidal energy extraction structure, standing alone, that extends above the surface should be painted black, with red horizontal bands, and should be marked as an Isolated Danger as described in the IALA Maritime Buoyage System. h. If a single wave and/or tidal energy device which is not visible above the surface but is considered to be a hazard to surface navigation, it should be marked by an IALA special mark yellow buoy with flashing yellow light with a range of not less than 5 nautical miles, in accordance with the IALA Buoyage System. It should also be noted that many tidal concepts have fast-moving sub-surface elements such as whirling blades. -8-

186 27 i. The Aids to Navigation described herein should comply with IALA Recommendations and have an appropriate availability, normally not less than 99.0% (IALA Category 2). j. The relevant Hydrographic Office should be informed of the establishment of an energy extraction device or field, to permit appropriate charting of same. k. Notices to Mariners should be issued to publicise the establishment of a wave and/or tidal energy device or field. The Notice to Mariners should include the marking, location and extent of such devices/fields. Contingency Plans Operators of wave and/or tidal energy extraction devices or fields should develop contingency plans and emergency response plans which address the possibility of individual devices breaking loose and becoming floating hazards. Automatic location and tracking devices should be considered. Developers and/or operators should have a reliable maintenance and casualty response regime in place to ensure the required availability targets are met. This will include having the necessary A to N spares on hand, with provision made at the design stage, where necessary, to ensure safe access. However it should be noted that surface buoys used to mark wave or tidal energy devices may not be visible, at all states of the tide due to the nature of the tidal stream. 4 Safety Zones or Exclusion Zones 4.1 At the time of publishing this Guidance Note there are a few temporary exclusion zones in place around some UK offshore wind farms currently under construction. However, it is likely that safety zones will be introduced at other wind farm sites in the near future, and will be monitored and policed. 4.2 Temporary Safety Zones may be established (upon successful application to the Department for Business Enterprise and Regulatory Reform (BERR) and the MCA) during the construction, major maintenance and decommissioning of OREIs. Such Safety Zones will be promulgated by Notices to Mariners and Radio Navigation Warning broadcasts. Safety Zones will be monitored by support craft which may include fishing vessels employed by developers as Guard Vessels. Mariners should give such zones a wide berth. Skippers of fishing vessels operating in the area should make themselves aware of any information promulgated by the local OREI Fishing Liaison Officer. 4.3 Permanent Safety Zones are not expected to be established around entire wind farm arrays, as compelling risk-assessed arguments would be required for their establishment. However, applications for the establishment of safety zones around single installations or several installations making up an array will be considered on a case by case basis by BERR and the MCA, taking site specific conditions into account. An electronic version of the BERR guidance note on applying for Safety Zones around OREI can be found on the BERR website at The nominal safety zone around an operational wind turbine is expected to have a 50 metre radius however the UKHO may not be able to show a limit of this size on charts or ENCs due to scale of coverage. Additionally, it may be necessary to limit access for specific activities (such as trawling) where the infrastructure requires restriction of such activity. In such cases the requirements will be promulgated separately. The UKHO will publish information for specific sites on charts and in their publications when the extent of this change is known. 4.5 With respect to other types of OREI, the establishment of safety zones may be more proscriptive, since wave and tidal devices may not be fixed in position, may extend horizontally for considerable distances on or below the sea surface, and may have potentially dangerous moving parts. Their low profiles may make them difficult to detect visually or by radar. Operational developments will include research and trial units whose positions may vary at short notice. 4.6 Access Mariners should be aware that there is no right of access to any type of OREI. They are private property and appropriate warning signs are displayed. In any event access -9-

187 28 requires skill and is limited by sea state, and should only be undertaken in controlled circumstances by trained personnel. 4.7 Emergencies In emergencies such as engine or steering failures close to or within OREI, mariners should immediately inform HM Coastguard and be prepared to use anchors if necessary, being aware of submarine cables and other seabed obstructions Mariners may, in extreme emergency, seek refuge on wind turbine towers. Access is via vertical ladders which may be encrusted with marine growth in the inter-tidal zone. Boarding turbines is hazardous and difficult, but the towers can provide refuge if the circumstances require. Very limited shelter from the elements can be obtained pending rescue, as internal access to the turbine tower will not be possible If taking refuge on a turbine tower mariners are warned that the rotors will continue to turn until others become aware of their plight. In such circumstances mariners should alert HM Coastguard by the best means available, remembering that the turbine tower may obscure line of sight communications, so they may need to adjust their position on the platform Once alerted, HM Coastguard can contact the wind farm operations control room which can remotely shut down individual turbines. Wind farms have an active Safety Management System requiring them to park rotor blades in a suitable configuration to permit helicopter operations, although there may be occasions when the prevailing conditions preclude helicopter rescue from turbines. In such conditions distressed mariners may have to wait for evacuation by sea, when sea conditions permit Mariners in extreme emergency are unlikely to be able to use wave or tidal turbines as places of refuge When responding to a distress call or alert from within a wind farm or other OREI mariners should make a careful assessment of the risks associated with entering the area, taking into consideration the guidance outlined above. Large vessels may be unsuitable for requisitioning but all mariners should initially respond as required by international law and immediately relay the details to the nearest Coastguard Station. 4.8 Options In taking account of this guidance there are, in simple terms, three options for mariners: (a) Avoid the OREI area completely, (b) Navigate around the edge of the OREI, or (c) In the case of a wind farm, navigate, with caution, through the wind farm array The choice will be influenced by a number of factors including the vessel s characteristics (type, tonnage, draught, manoeuvrability etc), the weather and sea conditions, Mariners should be aware that radar targets may be obscured when close to a wind turbine field These notes do not provide guidance on a safe distance at which to pass an OREI, as this depends upon individual vessels and conditions. However where there is sufficient sea room it is prudent to avoid the area completely (option (a) above) In some sea areas, additional information may be promulgated by Vessel Traffic Services. 5 Way ahead

188 29 This guidance may be updated in the future as more experience of offshore wind farms and other OREIs has been gained. Problems of an urgent nature relating to all OREI types should be reported immediately to HM Coastguard. Mariners may wish to report effects or other problems they experience to the Navigation Safety Branch of the MCA. 6 Conclusion Although offshore renewable energy installations present new challenges to safe navigation around the UK coast, proper voyage planning, taking into account all relevant information, should ensure a safe passage and the safety of life and the vessel should not be compromised. More Information Navigation Safety Branch Maritime and Coastguard Agency Bay 2/

189 30 Spring Place 105 Commercial Road Southampton SO15 1EG Tel : +44 (0) Fax : +44 (0) navigationsafety@mcga.gov.uk General Inquiries: infoline@mcga.gov.uk MCA Website Address: File Ref: MNA/053/010/0626 Published: August 2008 Please note that all addresses and telephone numbers are correct at time of publishing Crown Copyright 2008 Safer Lives, Safer Ships, Cleaner Seas Printed on material containing minimum 75% post-consumer waste paper

190

191 32

192 33 sources Literature Mapping UK Shipping Density and Routes from AIS, june 2014, MMO Project No: 1066 MMO (2014). Mapping UK Shipping Density and Routes from AIS. A report produced for the Marine Management Organisation, pp 35. MMO Project No: ISBN: June G9 Offshore wind health and safety association 2013 annual data report, the Energy Institute, London, 2014, London Gezamenlijk Standpunt van de Recreatieve Scheepvaart ten aanzien van Windenergieparken op het Nederlandse Deel van de Noordzee februari Marine Guidance Note, MGN 371+ MGN 372 (M+F), Offshore Renewable Energy Installations (OREIs) - Guidance on UK Navigational Practice, Safety and Emergency Response Issues, MCA. Risk Alert, navigation in the vicinity of offshore renewable Energy installations, Stemship Mutual, Ship Safety Trust. Contacted persons Huub den Rooijen, Head of Offshore Wind at The Crown Estate, London. Dr. Anne Westwood Consents Manager, at The Crown Estate, London. Marcus Gladwell Coastal Voyager, Director Sail Southwold Ltd and Southwold Sea Training Ltd. Maarten De Wit Manager Operations; Ampelmann OperationsMaarten Ampelmann operations, Delft, Johan Dekkers Project lead licensing and spatial planning offshore NL at TenneT (former employed Eneco & Nuon). John Watt Industry Advisor (Scottish Fishermen s Federation), York Barrie C. Deas, Chief Executive (National Federation of Fishermen s Organisations) Dale Rodmell Assistant Chief Executive, (National Federation of Fishermen s Organisations) Willem van Dongen Director Construction Offshore, Engineering & Construction, BA Wind, Vattenfall (former director O&M) Jan Willem Hoogeboezem Industry Director Energy, Aon Risk Solutions (former Senior Client Executive Marsh) Philip Ford, Senior Stakeholder Advisor Stakeholder Relations, DONG Energy UK Nick Salter, Offshore Renewables Advisor, Navigation Safety Branch, Maritime and Coastguard Agency, Neil Clarkson Managing Director at Windcat Workboats U.K. Dirk Dewettinck Service Director-Benelux, MHI Vestas Offshore Wind.

193 34 Remco Streppel Head of Operations at OutSmart BV. (OutSmart has its own Operations Control Centre at Emden airport. They monitor wind farms in the German North Sea.) Alan Price Lead Communications Advisor at DONG Energy (with Scottish Power Renewables operator of in West Dundon Sands) Sjaco Pas Hoofd nautisch beheer en operationele zaken bij Kustwacht, (Netherlands Coastguard). Jacob Strijker, Renewable Energy Practice Leader - Senior Vice President at Marsh B.V. Internet sites nffo.org.uk keyassets.timeincuk.net/inspirewp/live/wp-content/uploads/sites/19/filebank/windfarms-pp32-33.pdf (Websites of UK operators of offshore wind farms and websites of offshore wind farms such as )

194 Scheepvaartbewegingen BIJLAGE 13 1L4 R5 1 1 Marsh Nederland Postbus AE Rotterdam jacob.strijker@marsh.com www. marsh. fl1 MEMO AAN: Rijkswaterstaat Zee en Delta DATUM: 10 september 2015 VAN: Jacob Strijker 0N0ERWEP: Project Doorvaart en Medegebruik Inleiding: Naar aanleiding van de verstrekte opdracht van 20 augustus jl en de daarop volgende bespreking van 3 septemberjl doen wij u, op basis van onze quick scan, onderstaand onze visie toekomen ten aan zien van de verzekeringsaspecten voor het project Doorvaart en Medegebruik. Binnen het project wordt onderzocht of en hoe de ruimte tussen windturbines (binnen een offshore windpark) ook ge bruikt kan worden voor bijvoorbeeld recreatievaart en bepaalde vormen van visserij. Uitgangspunten: Om te komen tot onze visie hebben wij de navolgende documenten ter beschikking gekregen: ECN Rapport - Quick scan effects of small ship collision with a wind turbine on the North Sea gedateerd juni 2014 Marin Rapport Risicoanalyse: Varen en Vissen in Windparken gedateerd 31juli 2014 Marin Rapport Prinses Amalia windpark gedateerd 19 september 2013 Risicoinventarisatie doorvaart en medegebruik wind parken gedateerd 27 mei 2015 Uitwerking besluit doorvaart en medegebruik van windparken op zee gedateerd 27 augustus 2015 Common Position Paper & QRA regarding Open Offshore Wind Park Access gedateerd 26 augustus 2015 Bij de uitwerking van onze visie zijn wij uitgegaan van het navolgende: Toegestaan binnen de windparken zijn schepen (pleziervaartuigen en commerciële schepen) kleiner dan of gelijk aan 24 meter. Bodemberoerende visserij met gesleept tuig is niet toegestaan. Ankeren binnen de windparken is niet toegestaan. Bij de vergunningverlening voor Ronde 1-en 2-windparken is het uitgangspunt geweest dat er geen sprake zou zijn van doorvaart en medegebruik. Visie: Deze ziet op de bestaande vergunde windparken in Ronde 1 en 2 aangezien de exploitanten van de ze windparken geen rekening hebben kunnen houden met doorvaart en medegebruik en de daaruit voortvloeiende risico s. Deze risico s zijn onder te verdelen in: Oez,,ekadres Marh S V. Groot Handeisgeboow Conradstraat 1 S 3013 AF Rotterdan, Bank ABN-Amro BAN NL17 ASNA BIC ABNANL2A Handelsregister Rotterdam nr AFM oergunn,ng nr SOLUTIONS...DEFINED, DESIGNED, AND DELIVERED. MARSH & McLENNAN COMPANIES

195 Pagina 2 10september 2015 Rijkswaterstaat Zee en Delta Aansprakelijkheid van de windparkexploitant to.v. doorvarende c.q. medegebruiker. Schade aan de eigendommen (zaakschade), met als gevolg eventuele bedrijfsschade, van de windparkexploitant veroorzaakt door de doorvarende c.q. medegebruiker. Aansprakelijkheid: De aansprakelijkheid van de exploitant wordt vergroot doordat (onder)delen van het windpark schade veroorzaken aan de toegestane schepen en eventueel haat bemanning. Dit kan worden veroorzaakt doordat (onder)delen van bijvoorbeeld de windturbine vallen, maar ook ijsafzetting welke los komt van de turbinebladen. Daarnaast zou de exploitant aansprakelijk gehouden kunnen worden indien er voldoende veiligheidsmaatregelen zijn genomen, waardoor de individuele windturbines onvoldoende zichtbaar c.q. herkenbaar zijn voor de toegestane schepen, met een?anvaring als gevolg. Zaakschade: De kans op zaakschade en daaruit voortvloeiende bedrijfsschade wordt vergroot ten gevolge van het beschadigen van objecten welke eigendom zijn van de windparkexploitant. Als hoofdoorzaken wor den gezien: Aanvaring met objecten (monopiles, transition pieces); Het ankeren van objecten (infield cables). Verzekeringspositie: Gebruikelijk is dat een eigenaar exploitant van een offshore windpark minimaal beschikt over de volgende verzekeringen (voor zover relevant voor deze notitie): Aansprakelijkheidsverzekering voor Bedrijven (AVB), met als verzekerde hoedanigheid eige naar, exploitant van een offshore windpark; Property Damage en Business lnterruption (PD/Bl) verzekering ter dekking van materiële schade aan de verzekerde objecten, alsmede de daaruit voortvloeiende bedrijfsschade. Deze verzekeringsvormen kennen uiteraard een eigen risico, veelal bestaande uit een vast bedrag ingeval van materiële schade (property damage) en ingeval van bedrijfsschade (business interruption) een aantal wachtdagen, dat door de verzekeringnemer zelf van iedere schade wordt gedragen. Voor de offshore windsector kent de verzekeringsindustrie de navolgende minimale eigen risico s: EUR per claim in geval van aansprakelijkheid; EUR per gebeurtenis voor offshore schaden in geval van property damage; 30 wachtdagen per gebeurtenis voor business interruption c.q. bedrijfsschade. De genoemde minimale eigen risico s kunnen uiteraard op basis van de risicoperceptie en risicobe reidheid in de praktijk hoger liggen. De verzekeringen voor offshore wind projecten zijn over het algemeen voor meerdere jaren afgeslo ten via verzekeraars, welke dekking geven gedurende de constructiefase als de operationele fase. De betreffende verzekeraars hebben deze verzekeringen geaccepteerd op basis van een risicoprofiel met als uitgangspunt dat er geen doorvaart of medegebruik zou plaatsvinden van het offshore wind park. Indien doorvaart en medegebruik worden toegestaan zullen de bestaande verzekeraars dit kun nen kwalificeren als een risicowijziging c.q. verzwaring met als gevolg dat zij premie, condities en/of eigen risico s kunnen aanpassen. on na

196 raars. passing van de verzekeringen. de offshore windparken, vanwege de van toepassing zijnde eigen risico s en mogelijke aan Conclusies: bestaande offshore windparken en daaraan gerelateerd dus ook voor de betrokken verzeke afspelen beneden de van toepassing zijnde eigen risico s en dus primair het belang raken van de ei genaren/exploitanten van de offshore windparken. Uiteraard zal er een (financieel) belang ontstaan herstelkosten en de herstelduur dan waarschijnlijk het eigen risico in bedrag en in tijd zullen over hebben met het risico van een schip dat op drift raakt. een windpark zullen ook daadwerkelijk tegen een monopile-constructie aan drijven. Dus niet alle inci denten leiden tot een ongeval. Het aantal ongevallen waarbij een schip (visserij en recreatie), dat in gaande van totaal ca MW op het NCP er naar schatting maximaal 1,23 incidenten per jaar zekeringsvoorwaarden ruimer zijn geworden. Pagina 3 10september2015 Rijkswaterstaat Zee en Delta Vanuit een technische beoordeling zal een eventuele verhoging van de premie naar onze mening be perkt zijn tot een aantal procenten, echter commercieel gezien zullen verzekeraars terughoudend zijn met aanpassingen. De reden hiervoor is dat een dergelijke aanpassing (premie, condities en/of eigen risico) de verzekeringnemers de gelegenheid geeft om de aanpassing niet te accepteren en elders dekking te realiseren (wellich tegen verbeterde verzekeringscondities en een gunstiger premie). Dit als gevolg van het feit dat er sprake is van overcapaciteit op de verzekeringsmarkt voor het verzeke ren van offshore windparken, waardoor de premies in de afgelopen jaren fors gedaald zijn en de ver De conclusie van Marin in de rapportage Risicoanalyse: Varen en Vissen in Windparken is; dat uit plaatsvinden in een windpark. In dit geval is een incident een gebeurtenis waarbij een schip averij op loopt en dus niet meer onder controle is en richting windpark drijft. Niet alle schepen met averij in het windpark vaart, tegen een turbine aan drijft wordt geschat op 0,179 per jaar, eens in de 5,6 jaar. Hierbij zal gemiddeld eens in de 14 jaar een vissersschip betrokken zijn en eens in de 9,3 jaar een recreatievaartuig. Volgens de conclusies in het rapportage van ECN Quick scan effects of small ship collision with a wind turbine on the North Sea, gedateerd juni 2014, zal de impact van het merendeel van de recrea tievaartuigen niet of nauwelijks leiden tot schade aan de monopile-constructie. Uiteraard zullen aan varingen met een monopile-constructie door grotere schepen tot omvangrjkere schaden lijden. Op basis hiervan zijn wij van mening dat het merendeel van de zaak- en bedrijfsschaden zich zullen voor de verzekeraars op het moment dat er een groter schip op drift raakt bij ongunstige omstandig heden, waardoor er een volledige en directe impact is op een monopile-constructie, aangezien de schrijden. De vraag is of verzekeraars bij de acceptatie van de verzekering reeds rekening gehouden Er is sprake van een risicoverzwaring c.q. wijziging voor de eigenaren/exploitanten van de De risicoverzwaring c.q. -wijziging heeft een primair effect op de eigenaren/exploitanten van De risicoverzwaring c.q. wijziging ziet zowel op de eigendomen als de aansprakelijkheden t.o.v. die partijen die het offshore windpark mogen doorvaren en medegebruiken. De directe premie-impact voortvloeiende uit de risicoverzwaring c.q. wijziging zal naar onze mening beperkt blijven.

197 Common Position Paper & QRA regarding Open Offshore Wind Park Access in response to Verslag risicosessie doorvaart en medegebruik windparken, 27 mei 2015, Stakeholder advice DM, Ontwerp beleidsnota Noordzee and Eindversie kennisdocument Varen en vissen in windparken. INTRODUCTION This paper has been prepared by representatives of 4 offshore wind parks namely OWEZ, PAWP & Luchterduinen, and Gemini, which are owned and operated by Vattenfall / Shell, Eneco / Mitsubishi & Gemini respectively. The paper states the collective intelligence and associated advises which have been collated by expert representatives from each owner, and supported by a quantified risk assessment The intention is to provide data to Rijkswaterstaat to inform risk analysis & decision making in respect of regulating for open access to offshore wind parks during operational phase only. Participant authors: - Bart Hoefakker & Jesse Don (Gemini); Eliane Blomen & Alan Chivers (NZW); Marjolein Oppentocht (Eneco). Editor:- Alan Chivers (NZW) OPENING STATEMENT All wind park owners are aligned in the opinion that the structures in a wind farm are hazardous to vessels operating within or transiting through the park, and that primarily consideration of navigational risks need to be considered. All owners question the need for any transit through wind parks given the layout and orientation of park boundaries and designated shipping routes, and the increased risks to vessel owners. All owners would like to draw attention to the following matters and quantified risks which require mitigation BASIC ASSET DATA Offshore wind parks are renewable energy power plants, which convert wind energy into high voltage electricity, which is transmitted to shore eventually for public and industrial consumption. The common assets include, above the water- line:- Wind turbines (nacelle, blades and tower). Intermediate platforms. Boat landing, cable entry and ladder access systems. High voltage substations. Wave buoys. Meteorological masts. Navigation aids. Crew transport and bespoke operational vessels. And, below the water-line:- Transition pieces. Subsea foundations. Cathodic protection systems. Cable entry structures (J-tubes). Scour protection. HV Inter array cables (with varying degrees of burial, notably at connection points). HV Export cables (with varying degree of burial and associated protective

198 structures at connection and crossing points. At both project viability and design stage for all four wind parks, open access was not considered; the parks have been financed on the basis of closed access, and are designed for trained and competent vessel masters and specialist offshore technicians. Current site rules, managed by the owners/operators specifically bias against public and non-wind park related commercial access. The design and proportionality of cost expended to achieve ALARP in these wind parks have been based on a Wbr permit legislating for public safety, and workplace controls (Arbowet / Arbobesluit) being established for safe working within the safety zones, by qualified and competent personnel. For future wind parks, should the concept of open access be expressed in any license condition, it will influence design (specifically matters reflecting public safety) and management of the assets and inevitably cost and insurance. GENERIC HAZARDS The following hazards are likely to be experienced by anyone entering the wind park during operations phase i.e. matters they would not experience in open water. Direct perpendicular entry into designated shipping zones. Increased risk of collision with significant offshore structures (including rotating wind turbine blades which overhang the platforms and may prove a hazard to taller ships). Disorientation within the wind park. Simultaneous operations with crew-boats, diving operations and survey vessels. Ice throw from blades. Exposed high voltage cables adjacent to structures, and at crossing points. Anchor snagging on high voltage cable networks within the wind park and along export cable routes. Physical damage and integrity erosion of the wind farm assets. Unauthorized access to ladder systems and platforms, and potential unauthorized access to wind turbines, and offshore HV substations, exposure to falling as well as mechanical and electrical equipment. These hazards are currently controlled by: Exclusion zones to protect public and other commercial traffic. Vessel procedures that mitigate potential collision risk with commercial traffic outside the wind park. For the operators - detailed risk assessments, access permits / procedures, vessel and master specific attributes and competences, manned (during office hours) marine traffic control center, intensive training, robust emergency response plans and crisis management protocols. Potential damage / generation losses through asset damage are covered by the insurance of the owners and based on the present working procedures for access. Consideration should be given to how members of the public and other commercially interested parties are protected from the above mentioned hazards, and how in the event of an emergency, or indeed injury through unauthorized access to a structure is dealt with. Also how the wind park owner / operator would be compensated in the event of asset damage and associated lost electricity generation revenues. Some items that have to be considered in this respect are: Awareness raising by published information charts (such as the Kingfisher service operated in the UK). Employment of a wind-park master 24/7 (much akin to a harbor master). Specific communication protocols and means for all vessels, to enable proper communication before vessels are

199 allowed into the wind farm, while they are in the wind park and when they are leaving the wind park. No liability / responsibility for the owner / operator while covering vessel control, for a safe guidance of vessels (which leave the wind park) and cross nearby vessel traffic lanes. Specific PPE requirements (life vests, PLB), vessel approval and information on people (NOK forms etc.). Specific performance requirements for vessels entering a wind park. Specific training requirements for masters taking their vessels into a wind park. Vessel monitoring systems such as enhanced radar / CCTV. Lighting, number and AIS signature on each turbine, not only on outside turbines. Enforcement / remedies for breach of rules / protocols. Strict definition of what vessels and what activities will be permitted. AIS signatures introduced on all vessels entering the wind parks. Safety zone of at least 50m around wind turbines, offshore substations, work vessels and cable routes - such that vessels can be clearly distinguished from assets. Clarity on responsibility and liability for control and management of external vessel, installation / maintenance of mooring Clear liabilities in case of incidents, asset damage etc.; any change might not result in an increase for liabilities for the owner / operator / contractor(s). Needless to say there are considerable cost and insurance implications stemming from these mitigations that are detailed in the QRA. OPINION ON VESSELS & ACTIVITIES In considering the potential hazards that may be experienced, and the types of leisure or commercial activity that could be envisaged, the following four scenarios have been compiled subjectively by the authors. It is assumed that no person will ever transfer from a leisure or commercial vessel to a wind park structure, will never moor or tie-up to a wind park asset, will never anchor within the park confines or over export cable corridors. An exclusion zone of minimum 50m will be establish around all wind farm assets, including turbines, cables & substations. 1) Probably able to operate safely: Qualified and trained workboat master experienced in wind park operations. KNRM / Coastguard and qualified mariners experienced in the wind parks with knowledge of inherent dangers. 2) Probably able to operate safely with full supervisory control restriction enforced by the Coastguard or wind park operator: Appointed powered pleasure / sightseeing vessels, sailing to pre-defined routes which avoid higher hazard potential areas such as a minimum 50m restriction zone around fixed assets and over cables. Fishing vessels under 24m utilizing methods that do not intrude upon the sea-bed, and observing a 50m safety zone around all visible fixed assets, and assets exposed on the sea-bed. 3) Unsafe to operate: All third party vessels during construction stage or during construction activities during O&M stage (as defined in Arbobesluit). All vessels exceeding 24m. Vessel that employ techniques where there is a risk of loss of power / entanglement of equipment giving rise to loss of headway /maneuverability. Sailing vessels. Leisure activities such as jet-ski, wind / kite surfing / diving. Any racing activities. Any vessel carrying hazardous material. 4) Vessels / activities that may cause significant damage to assets:

200 Tugs with heavy bollard pull capabilities. Vessel anchoring either for work activity or in emergency scenarios. Fishing by bottom towed gear and midwater trawling. Transit of marine aggregate dredging vessels with full cargos. In the event that such discrimination was adopted, then the risk of issues between permitted and non-permitted parties would require consideration and proactive management. In the event of proposals arising in these regards, the above matters would require further quantified risk, cost and liability assessment to determine likelihood, severity and associated costs conclusively. Testing of each permitted scenario would be necessary to prove concept taking into account the testing that has already been carried out (controlled fishing in the OWEZ wind park area) by wind park owners and any cost that may be incurred in the process. It is noted that in case of testing, this will be (or has been) done in a well-prepared and controlled way including proper work preparation, risk assessment and overview. A successful test on itself is not a guarantee for a successful implementation if control measures are not / limited available. CONCLUSION This paper and QRA endeavors to give a guiding statement, based on information available, as to degree of leniency that may be safe, noting that the solution will be different for existing parks as opposed to wind parks that are to be developed under open access specifications 1. Whilst current consultations (See RWS notes dated 27 th May 2015) have significantly helped to define real issues, there are still liabilities and unmitigated costs to the 4 existing wind park owners that are quantified in the attached valued risk analysis. The impact in terms of design and cost addition for future wind parks has not been evaluated, but it is fair to conclude that open access will require detailed consideration at design stage, and will yield either a neutral or additional impact on cost of energy for offshore wind in the future. All potential solutions will require robust testing in both summer and winter conditions, taking into account the testing that already has been done. Any solution will require robust management discriminatory solutions will require proactive management. Following such testing, the risk analysis will need detailed review if regulatory change (NWP 2) is to be inclusive and realistic in addressing the safety, commercial and reputational issues 1 It is crucial to take open access to offshore windparks into account from the start of the development work. The projects Borssele I & II are already in a further stage and no measures regarding this new regulation have been incorporated so far.

201 COMMON STATEMENT IN SUMMARY RWS proposal is to allow third party access in offshore wind parks by vessels up to 24m for various activities. 1. The Owners assess that there are several significant risks that have not been mitigated, these include, but are not limited to, safety, liability & insurance issues, and reputation damage, and these are quantified in the attached QRA, noting that the final assessment can only be done after RWS final proposals are available and before NWP2 is promulgated. 2. These additional risks do require mitigation, which entails additional costs, especially as the parks have not been designed for third party access indicative costs are included in the QRA where they are able to be estimated. 3. Points 1 and 2 need to be thoroughly mitigated, and both the QRA and position paper updated with any changes to the owners understanding before the owners can come to a conclusive accord with RWS, and with respect to RWS NWP 2 proposal. 4. Implementing these measures will have significant negative financial impact on business case for existing offshore wind farms thereby contradicting the government s aspiration for lower cost of energy.

202 Ref Description of Relaxation / Imposition Pre RWS Control measures - Risk Assessment Relaxation / Imposition Enables Example event Event & Risks Arising P S R Cost Barrier 1 Methods to eliminate/reduce taken by RWS L Requires Min. 1 x Barrier M Requires Min. 2 x Barriers H Requires Min. 3 x Barriers Cost to park Owner Cost Owner Barrier 2 Cost to park Owners Residual Risk Assessment - Post RWS description of remaining risk to park owners P S R Cost Barrier 1 Cost to Park owner Barrier 2 Cost to Park Owner Barrier 3 Cost to Park Owner Residual Risk Assessment - Post RWS P S R Cost (Euro mio) Cumulative Cost Calculation Description of Residual Risk to Park Owners & Notes For Updated Position Statement on Existing Parks Description of NWP 2 Imposition (Cost Explanation) Insurance Excess (Higher deductable) 1 Safety Zone Removed Entry of non-work vessels Fatalities and asset damage not covered by insurance. Reputational and environmental Loss of power - Collision by vessel and damage. drifting - with anchor deployed. Possible high voltage impact on vessel - fires / Article 10 liabilities, including electrocution. ALARP proportionailty factors applied at design stage, or used as part of civil action case. C 4 M <100mio RWS proposed measures package contained within document 27/05/2015 Nil RWS 50m exclusion zone around all assets Nil C 4 M <100mio Enhanced WVC Service & enhanced Specific costs are not available, and communication systems, from sunrise to can only be assessed when specific sunset - to protect owner from article 10 Increase insurance underwriting to measures are known. Impact will be Arbowet liability. Estimated at 8 x FTE include all provisions of final co-use on premiums and level of over 4 wind parks = Euro 0.8m pa x av 15 and crossing in NWP2 deductables. (Cost Not Included In years. summary) (NZW 10; Amailia 10; Luchterduinen 20 and Gemini 20). 48 mio Enhanced Work vessel control would also need enhanced communication syste at all 3rd party vessels. Public injury Actual violations WVC enhancement Potential Wbr & / or Arbowet Violation To be assessed C 4 M 48 mio ,00 Residual risk of no insurance cover for any third party vessel having incident within the wind park. Also damage by unidentified vessel. Minimum safety zove around assets to be further assessed. Insurance Excess (Higher deductable) Enhanced WVC Service & enhanced Public injury Specific costs are not available, and communication systems, from sunrise to Clear specification Actual violations 2 Safety Zone Removed Isolated damage due to unauthorised fishing vessels. Vessel damages array cable - anchor Asset damage not covered by insurance D 3 M <100mio RWS proposed measures package contained within document 27/05/2015 Nil RWS 50m exclusion zone around all assets Nil D 3 M <100mio can only be assessed when specific sunset - to protect owner from article 10 Increase insurance underwriting to measures are known. Impact will be Arbowet liability. Estimated at 8 x FTE include all provisions of final co-use on premiums and level of over 4 wind parks = Euro 0.8m pa x av 15 and crossing in NWP2 deductables. (Cost Not Included In years. 48 mio and control on type of fishing to be carried out and how fishermen are Blank D 2 L 48mio, but noting is a duplication of item 1 coverage. WVC enhancement Potential Wbr & / or Arbowet Violation 0,00 Lack of enforcement summary) (NZW 10; Amailia 10; Luchterduinen 20 authorised. Residual risk of no insurance cover for any third and Gemini 20). party vessel having incident within the wind park. Also damage by unidentified vessel. 3 Reduced Coastguard Service Deficient emergency response No wind park vessel gets into problems - park Technician or crew member gets owner and technicians and CTV crews has to injured. Further public injury due intervene / support / coordinate until KNRM to poor communications. & Coastguard arrives. C 3 M <10mio RWS proposed measures package contained within document 27/05/2015 Nil RWS 50m exclusion zone around all assets Nil C 3 M <10mio Specific costs are not available, and Train CTV crews and technicians in can only be assessed when specific Increase insurance underwriting to higher emergency response / crisis Training / drills / lost measures are known. Impact will be include all provisions of final co-use management / incident management. time 100 persons x on premiums and level of and crossing in NWP2 Addtion of numbering to = deductables. (Cost Not Included In snd enhance OWEZ summary) Develop enhanced ERP procedures for self. Open question regarding wind farm response to marine or public incident C 0 L Specific additional cost of < Euro 1 mio Park owners to step up emergency first aid cover may also lead to delay and disruption costs which ,00 may be very significant and difficult to preestimate. 5 No fly into wind parks whilst WTG operational SAR helicopters cannot enter the park. Twigs will not be locked "bunny ears" serious injury treatment delayed Death C 4 M <10mio 90 minute response time anywhere - Ministry of I&M Policy Nil RWS Blank Nil C 4 M <10mio (Gemini) requires helio SAR and onsite facilities for refuelling - this is available for aircraft maximum 8.4T take off wieght and rotor diameter of 18.1m. Gemini will have own first aid room and medic, but will not employ full time doctor - therefore no 10k per event Blank Blank Blank Blank A 4 M Euro 2 mio ,00 doctor available for public / marine incident at park site. Enhanced WVC Service & enhanced 6 Safety Zone Removed Risk for lack of coordination in an area where Vessel collisions due to over crowding work / vessel and environmental damage extra (safety) risks are present. non-work vessels and death D 4 H <100mio RWS proposed measures package contained within document 27/05/2015 Nil RWS Spill response Nil D 4 H <100mio Specific costs are not available, and communication systems, from sunrise to can only be assessed when specific sunset - to protect owner from article 10 Increase insurance underwriting to measures are known. Impact will be Arbowet liability. Estimated at 8 x FTE include all provisions of final co-use on premiums and level of over 4 wind parks = Euro 0.8m pa x av 15 and crossing in NWP2 deductables. (Cost Not Included In years. summary) (NZW 10; Amailia 10; Luchterduinen 20 8 x FTE over 4 wind parks = 0.8 mio Contract spill response capability on standby to mitigate potential access restrictions due to pollution. 15 years x 4 parks X C 4 M 22, but noting is a duplication of item 1 coverage. Cost added for extra spill response provision. Insurance Excess Public injury Actual violations ,00 WVC enhancement Enhanced spill response capability. Wbr violation and Gemini 20). CCTV cameras / 7 Safety Zone Removed Risk for lack of coordination in an area where extra (safety) risks are present. Concurrent vessels cause time extensions. A delay to maintenance activities an example vessel moored / close to WTG. due to over crowding and delayed Delays due to A-Flag (diving flag) being access to turbines (charges by displayed. O&M contractor) E 2 M <100k RWS proposed measures package contained within document 27/05/2015 Nil RWS Blank Blank E 2 M <100k Blank Blank Enhanced WVC Service from sunrise to sunset - to protect owner from article 10 Arbowet liability. 8 x FTE over 4 wind parks = 0.8 mio coverage in wind parks and on vessels to help with identification of 300 x euro plus monitoring systems E 2 M Specific additional cost for CCTVs Non insurable ,00 Violations - park owner suffers. Claims from O&M Contractor. violators 8 Safety Zone Removed Effects on nature, environment end results MER Breach of project permits due to pollution and nuisance events Fishing gets depleted and all studies therefore deficient and need reproducing E 3 H <10mio RWS proposed measures package contained within document 27/05/2015 partially mitigates. Nil RWS Blank Blank E 2 M Blank Blank Blank Potential of having to rework the MER 100k - 1mio Blank Blank E 2 M Wind park owners "reputational" contribution to mitigations Farms empty of fish - loss of breeding ground - severe local environmental impacts ,00 Reputation impact on park owner - mitigated by proactive publicity. 9 Safety Zone Removed Skin diving Diver dies either through diving cause or loss Article 10 liabilities, including in current or impacted by vessel / contact with ALARP proportionailty factors high voltage and possible noise damage to applied at design stage, or used as hearing. part of civil action case. B 4 M <100mio RWS proposed measures package contained within document 27/05/2015 partially mitigates. Nil RWS Blank No Diving A 4 M Blank Specific costs are not available, and can only be assessed when specific Increase insurance underwriting to Enhanced WVC Service from sunrise to measures are known. Impact will be include all provisions of final co-use sunset - to protect owner from article 10 on premiums and level of and crossing in NWP2 Arbowet liability. deductables. (Cost Not Included In summary) 8 x FTE over 4 wind parks = 0.8 mio Blank Blank A 4 M Liability specific to sport diving ,00 Violation - failure to display A Flag - park owner suffers reputational damae Monitoring enforcement not 100% possible - park owner has to 10 Safety Zone Removed Blank Inadequate policing arising be more proactive. Article 10 liabilities, including ALARP proportionailty factors C 3 M <10mio Blank Blank Blank Blank Blank C 3 M <10mio Park Owner has to pursue own civil claims for damages Blank Blank Blank Blank Blank C 3 M Unpaid claims and legal costs - 4 parks x 15 years * ,00 Impact of violations - park owner suffers applied at design stage, or used as part of civil action case. 11 Safety Zone Removed Fishing / loss of equipment and subsequent recovery necessary to keep park safe Disruption to regular O&M Losing fishing tackles (hooks, nets) C 3 M <10mio Blank Blank Blank Blank Blank C 3 M <10mio Park Owner has to pursue own civil claims for damages Blank Blank Blank Blank Blank C 3 M Cost of clean-ups - lost fishing gear ,00 Impact of violations - park owner suffers 12 Safety Zone Removed Damage due to vandalism, One or more persons climb on a turbine injuries due to unawareness of Entry of OHVS and turbines by unauthorized or OHVS out of curiousity, to make a electrical and height risks, persons picture, to show off etc. liaibility of owner following from C 4 M <1M Blank Blank Blank Blank Blank C 4 M <1M Install fence on OHVS entrances. Post 'no entrance' and risk warning signs on all boatlandings. Re-assess windfarm key management plan. <1mio Develop and spread advisory folders in all nearby coastal villages, stating the do's and don'ts /risks in the windfarms <1mio Blank Blank B 4 M ,00 NEN 3840/3140 and article 10. Install more CCTV cameras. Summary Nett additional costs envisaged for NZW / ENECO / Gemini ,00 14 Summary Cost Rounded - Covering 4 wind parks - NZW / PAWP / Gemini & Luchterdinan - Total 300 WTG Assets (Excluding insurance matters and excluding any disruption / delay claims fromoperations contractrors) Euro 81,05 Million

203 Risk Priority Score Table For each identified risk item assess one level of Probability (P) and one level of Severity (S, as the maximum of any category) Category Description < Low SEVERITY (S) High > None Minimal Mediate Important Severe Catastrofe Consequence on People's health / safety. Security No health effect / injury Slight health effect / injury Minor health effect / injury Major health effect / injury PTD / or 1 to 3 fatalities Multiple fatalities Description Effect on Environment (HSE & CEM) Impact on Reputation Damage on Assets / Loss of Revenues (Euro) One time incident Returnal incidents Level P S None Slight Minor Localised Major Massive None Slight Limited Considerable National International < 10 k < 100 k < 1 M < 10 M < 100M > 100 M < High ---- PROBABILITY (P) ---- Low > Never heard of in industry Has occured in industry Has occured in Company Happens several times per year in our company Happens several times per year on location < 1 % < 1 in 10 year A L L L L M M < 10% 1 in 10 year B L L L L M H < 25% 1 in 3 year C L L L M M H < 50% 1 a year D L L M M H H > 50% 1 a month E L M M H H H note: above 50% is not a probability but an event.! "! #

204 BIJLAGE 15 RWS Zee en Delta Lange Kleiweg GK Rijswijk Postbus HV Rijswijk T F Datum 3 december 2015 Reactie op QRA Bijlage(n) In de QRA wordt een elftal risico s geschetst en aan de hand van een tabel ingedeeld (kolommen Pre RWS Control measures Risk assessment ). Vervolgens worden in de kolommen Measures to eliminate/reduce taken by RWS de maatregelen zoals door RWS voorgesteld toegevoegd, gevolgd door de kolommen Residual Risk Assessment Post RWS waarin het resterende risico is opgenomen. Ten aanzien van laatstgenoemde kolommen is het opvallend dat de risico s (behalve 8 en 9) niet gemitigeerd worden door de door RWS voorgestelde maatregelen en de bedragen die in de kolommen Cost zijn opgenomen zijn niet gewijzigd. Wij veronderstellen dat u hiermee bedoelt, dat de door RWS voorgestelde maatregelen niet voldoende acht om de geïdentificeerde risico s te mitigeren. Ten aanzien van het instellen van een zone van 50 meter om iedere turbine, opgenomen als 2e barrière in de kolommen Measures to eliminate/reduce taken by RWS heeft u desondanks aangegeven dat dit zeer wenselijk is. Ten eerste vanwege de afschrikwekkende werking die hiervan uit zou gaan en daarnaast omdat dit zou helpen om de risico inschatting voor verzekeraars te verlagen. Aan uw wens om de 50 meter-zone toch in het maatregelenpakket op te nemen, wordt tegemoet gekomen doordat tijdens het overleg op 19 oktober jongstleden is aangegeven dat de verbodszone zal worden heroverwogen. Mogelijk dat het dan geen veiligheidszone zal worden maar een andere vorm van sluiting. Onder welke wetgeving dat dan zou moeten gebeuren, maakt onderdeel uit van de heroverweging. Vervolgens worden per risico maatregelen geïntroduceerd om de risico s (verder) te mitigeren (kolommen description of remaining risk to park owners ). Als alle door u voorgestelde maatregelen genomen zouden worden, dan worden de kosten hiervoor door u begroot op (gedurende de totale/resterende levensduur van een park) ,-. Daarin is de incidentele schade die niet op de schadeveroorzaker verhaald kan worden nog niet meegenomen. Ook zijn eventuele verhoging van verzekeringspremie en financiering (door risico verhoging) niet meegenomen omdat deze volgens u door onduidelijkheid over de maatregelen niet te becijferen zijn in dit stadium. Alvorens op de opgegeven punten nader in te gaan, wordt opgemerkt, dat de wens van de exploitanten van de bestaande windparken om met geen enkele toename van kosten ten gevolge van doorvaart en medegebruik geconfronteerd te worden, gelet op het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht juridisch gezien niet realistisch wordt geacht. De kans bestaat immers, dat een veroorzaker van Pagina 1 van 4

205 RWS Zee en Delta schade, ondanks de getroffen maatregelen, niet te achterhalen is, of dat een schade groter is dan de limiet van de aansprakelijkheid van een. Voor een uitgebreide motivering van dit standpunt verwijzen wij naar de notitie die in dit kader in juni 2015 aan u gezonden is. In het verlengde hiervan nog het volgende: Ten aanzien van de individuele turbines geldt een betredingsverbod. Om dit verbod (artikel 461 Wetboek van Strafrecht) op een adequate wijze te kunnen handhaven, is het noodzakelijk is dat er een duidelijk bord wordt geplaatst waaruit dit verbod blijkt. Uit oogpunt van handhaafbaarheid van dit artikel is het niet nodig de ladders en/of bordessen af te sluiten met bijvoorbeeld een hekwerk, omdat het gevaar van de installatie voldoende aangegeven is als het betredingsverbod voldoende duidelijk aangegeven is. Ten aanzien van mogelijke aansprakelijkheid op grond van artikel 10 van de Arbeidsomstandighedenwet is tijdens het overleg van 19 oktober jongstleden verduidelijkt dat dit artikel zo moet worden gelezen, dat als er, op het moment dat arbeid wordt verricht waarbij of in rechtstreeks verband waarmee in de windturbine of in de onmiddellijke omgeving daarvan gevaar kan ontstaan voor derden, de werkgever dan doeltreffende maatregelen moet nemen om dat gevaar te voorkomen. Het moet dus gaan om gevaar dat optreedt ten gevolge van die arbeid en niet of er sprake is van een (voor derden) gevaarlijke werkplek. Buiten de momenten waarop arbeid wordt verricht, is artikel 10 Arbowet niet van toepassing. Dat dit artikel mogelijkerwijs niet geschreven is voor (praktische) toepassing op zee, doet niet af aan het feit dat dit in de EEZ onverkort geldt. Datum 3 december 2015 De QRA is geschreven vanuit het perspectief van de operators van de bestaande windmolenparken. Daarbij blijkt dat er tussen Rijk en windpark operators een verschil is in het niveau van risicoperceptie en -acceptatie. Dat heeft gevolgen voor het al dan niet opvoeren van bepaalde risico s en de wens of de noodzaak om deze risico s te mitigeren. Dat wij beiden een andere visie hebben is inherent aan het feit dat wij een verschillende positie hebben in het besluitvormingsproces en de kosten van de risico s bij de sector komen te liggen. De door u aangeleverde informatie geldt als uw standpunt en is als zodanig betrokken bij de besluitvorming. In de besluitvorming worden ook de belangen van de overige belanghebbenden betrokken. Vertrekpunt voor deze belangenafweging is artikel 2.1 van de Waterwet, waarin voor zover hier relevant is bepaald wordt, dat de toepassing van die wet gericht is op de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen, in dit geval de zee. Welke functies dit zijn en hoe deze worden afgewogen is uitgewerkt in het Integraal Beheerplan Noordzee In het onderhavige kader is relevant, dat onder andere scheepvaart en windenergie maatschappelijke functies zijn die door de zee worden vervuld. Het feit dat met scheepvaart een maatschappelijke functie van de zee wordt vervuld, betekent dat door het Rijk belang wordt gehecht aan (onder meer) vlotte en veilige afwikkeling van het scheepvaartverkeer langs de Nederlandse kust en van en naar Nederlandse havens. Het feit dat met windenergie op zee een maatschappelijke functie van de zee wordt vervuld, betekent dat door het Rijk belang wordt gehecht aan het opwekken van windenergie door middel van windmolens op zee, omdat daarmee voorzien kan worden in duurzaam opgewekte energie als alternatief voor energievoorziening door verbranding van fossiele brandstoffen. Dìt zijn de Pagina 2 van 4

206 RWS Zee en Delta belangen die worden beschermd. Het is dan ook in deze context dat het bepaalde in artikel 60, lid 4 van het VN zeerechtverdrag moet worden beschouwd. In die bepaling staat dat de kuststaat binnen de veiligheidszone passende maatregelen kan nemen ter verzekering van de veiligheid van zowel de scheepvaart als van de installatie. Hiervan moet worden onderscheiden dat de exploitant van een windmolenpark een eigen belang heeft bij het beschermen van zijn eigendom (de windmolens, infieldkabels en eventueel OHVS) tegen invloeden van buitenaf. Hieruit vloeit voort dat verschillende maatregelen die zijn opgenomen in het maatregelenpakket mede of zelfs grotendeels ten doel hebben het windmolenpark te beschermen, zoals de beperking van toelating van schepen tot 24 meter, het verbod op bodemberoerende activiteiten, waaronder ankeren en het verbod op sportduiken. Datum 3 december 2015 In de besluitvorming wordt uitgegaan van de beginselplicht tot handhaving, waarbij het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de mogelijke overtredingen en de ernst daarvan. Zoals hierboven reeds opgemerkt is, verschillen wij in het niveau van risicoperceptie en -acceptatie. Het feit dat u, handelend vanuit uw eigen belang, bepaalt welke maatregelen u nodig acht om uw eigendommen te beschermen, is vanzelfsprekend aan u. Zonder op de besluitvorming door de Minister in dezen vooruit te lopen, zijn wij van mening dat met de uitwerking van de maatregelen zoals die er op dit moment ligt, doorvaart en medegebruik van windmolenparken op een veilige manier mogelijk gemaakt kan worden. Op basis van de voorgestelde maatregelen wordt een acceptabel niveau van handhaving en SAR gehaald. Het nemen van bepaalde maatregelen zoals door u voorgesteld is naar onze mening dan ook (voor het overgrote deel) onnodig vanuit de risicoperceptie en acceptatie door het Rijk: Risico s 1, 2, 6, 7 en 9 (alle posten samenhangend met 24/7 monitoring van de windparken): naar onze mening is het maken van alle kosten die hiermee samenhangen niet nodig. De kustwacht ziet 24/7 toe op het veilig en ordelijk verloop van het scheepvaartverkeer. Hieronder is het houden van toezicht op de bestaande windmolenparken en het handhaven naar aanleiding van overtredingen van de besluiten waarmee de bestaande veiligheidszones zijn ingesteld reeds begrepen. Door de Kustwacht is aangegeven dat zij binnen de bestaande capaciteit toezicht kan houden op het scheepvaartverkeer binnen de windmolenparken, dus met inbegrip van de toename van het aantal schepen die zich in het windpark bevindt alsmede de toename van het aantal windparken. Voor zover de bestaande apparatuur moet worden aangepast, zal dit op kosten van het Rijk plaatsvinden. Tijdens de periode waarin gemonitord wordt zal blijken of op dit punt bijstelling van de maatregelen nodig is. Risico 3 (hulpverlenings- en EHBO training); Naar onze mening heeft het enkele feit dat de kans op ongevallen en incidenten door doorvaart en medegebruik groter is geen invloed op de verplichtingen zoals die op grond van SOLAS V/31, V/32 en V/33 al gelden. Ongeacht hoe vaak het nodig zal blijken hulp te verlenen, gelden de vereisten moeten het varend personeel getraind zijn om dit te kunnen doen. Risico 5 (SAR helikopter in windpark); Zoeken en redding met helikopters Pagina 3 van 4

207 RWS Zee en Delta binnen windparken is mogelijk indien de turbines stilgezet worden (zo is uit een test gebleken). Turbines dienen (op last van de Minister) stilgezet te worden indien daartoe een noodzaak (SAR) bestaat. Inzet van helikopters bij nacht en bij slecht zicht in de windparken is meestal uitgesloten. Doorvaart bij nacht zal verboden worden en bij slecht zicht en slecht weer ontmoedigd. De uiteindelijke beslissing om wel of niet in een windpark te vliegen ligt bij de helikopterpiloot. Uit de test is eveneens gebleken dat de windturbines bij SARoperaties in parken voor (KNRM) schepen geen beletsel vormen. Ook bleek daarbij dat helikopters aanvullend assistentie kunnen verlenen aan SARactiviteiten bij de parken indien zij niet inzetbaar zijn in de parken. Ook ten aanzien van de Gemini Windparken kan de zorgnorm gehaald worden. De restrisico s zijn acceptabel en extra maatregelen zijn volgens het Rijk niet nodig. Risico 8 (MER); De MER vormt een basis voor de besluitvorming over Ronde 1 en 2 vergunningen (en de kavelbesluiten). De activiteit van de windpark exploitant wordt niet veranderd door wijziging in toelating van schepen binnen windparken, het kavelbesluit wordt niet anders. Wel is het meegenomen in de belangenafweging (doorvaart wordt mogelijk gemaakt op basis van aanpassing besluit veiligheidszone). Aanpassing van de MER is niet nodig. De invloed op bodem- en onderwaterleven is afhankelijk van welke vormen van doorvaart en medegebruik toegestaan worden. Duidelijk is in ieder geval dat er door doorvaart wat meer onderwatergeluid komt. Dit houdt in dat de situatie, waar deze nu vermoedelijk iets beter is als gesloten park, deze dan gelijk wordt aan de omringende zee. In de vergunningverlening destijds is dit echter niet meegewogen, dus voor de besluitvorming ook niet relevant geweest en hoeft dus niet in de MER. Ook om die reden is het niet nodig om (een deel van) de MER over te doen; Risico 9 (sportduiken); Aan het IDON wordt geadviseerd om sportduiken in windmolenparken in het geheel niet toe te staan. Dit betekent dat de kans op een ongeval met een sportduiker in een windpark drastisch zal verminderen. Ten aanzien van de radardekking in de Gemini Windparken is tijdens het overleg op 19 oktober jongstleden aangegeven dat een besluit hierover nog niet genomen is. De overweging op dit punt heeft te maken met de kosten die zeer hoog zijn in relatie tot het te verwachten risico bij geringe doorvaart. Datum 3 december 2015 Overigens constateren wij dat, kijkend naar de Risk Priority Score Table, een aantal risico s in de QRA anders wordt ingedeeld qua kosten dan zoals in de tabel vermeld staat. Het betreft risico s 2, 5, 7 en 12. Pagina 4 van 4

208 AANBEVELINGEN VOOR KLEINE SCHEPEN DIE IN OF IN DE NABIJHEID VAN WINDTURBINEPARKEN VAREN Opgesteld namens: Koninklijk Nederlands Watersport Verbond Nederlands Platform voor Waterrecreatie Vereniging voor Beroepschartervaart Auteurs: C.M. Koomen, KNWV P.H. Paternotte, NPvW KNWN/NPvW/BBZ versie 1, mei

209 1. Inleiding Samenvatting Wettelijk kader a. Van toepassing zijnde wet en regelgeving... 5 i. Internationaal... 5 ii. Nationaal Het varen door, verblijven in en uitvaren van windturbine parken a. Algemeen... 5 b. in de parken navigatie bij het uitvaren van windturbine parken en oversteken van vaarwegen tussen de diverse parken... 8 a. Algemeen... 8 b. verkeersscheidingsstelsel... 9 c. niet gedefinieerd vaarwater...10 KNWN/NPvW/BBZ versie 1, mei

210 1. Inleiding Het Nederlandse deel van de Noordzee wordt in de nabije toekomst voor m.n. de westkust nagenoeg volgebouwd met windturbine parken. De consequenties voor de recreatievaart zijn groot. Een klein schip op weg naar overzeese bestemmingen wordt tegen de tijd dat de werkzaamheden voltooid zijn niet alleen belemmerd door de gecompliceerde routeringmaatregelen voor de Nederlandse kust, maar ook door de daar verrijzende windturbine parken. Indien de plannen voor het bouwen van windturbineparken binnen de 12-mijls zone doorgaan zal ook het kustverkeer daarmee te maken krijgen. Het Watersportverbond (KNWV), het Platform Waterrecreatie (NPvW), en de Vereniging voor de Beroepschartervaart (BBZ), gesteund door Sportvisserij Nederland en branchevereniging HISWA hebben er voor gepleit (Position Paper Gezamenlijk Standpunt van de Recreatieve Scheepvaart ten aanzien van Windenergieparken op het Nederlandse deel van de Noordzee, uitgegeven door KNWV, NPvW en BBZ in februari 2014) dat schepen met een lengte <24 meter ongehinderd door windturbine parken op het Nederlandse Continentale Plat mogen varen. Daarbij het aan goed zeemanschap van de schipper over latend hoe hij op de voor hem meest veilige wijze door de windturbineparken heen vaart en/of dat hij als alternatief in de routes tussen de windturbine parken zijn weg vervolgd. In deze aanbeveling worden de toepasselijke wettelijke regels en de gevolgen voor de veilige navigatie voor de schipper op een rijtje gezet. Tevens worden aanbevelingen gedaan voor een veilige vaart in de nabijheid van en binnen (door) windturbineparken. Daarbij is ook aandacht besteed aan de aanbevelingen zoals ontvangen van de Scheepvaart Advies Groep Noordzee (SAN) welke naar aanleiding van het gezamenlijke standpunt zijn opgesteld. De aanbevelingen van de SAN voor de veilige navigatie van kleine schepen in en bij windturbineparken zijn ook besproken met en onderschreven door de Nederlandse Kustwacht. Ook de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij (KNRM) acht doorvaart veiliger dan het noodgedwongen in elkaars nabijheid moeten varen van beroeps- en recreatievaart. Noot Deze aanbevelingen zijn samengesteld op verzoek van Rijkswaterstaat Zee en Delta. Voor de zowel de huidige als Nederlandse windturbine parken gelden deze aanbevelingen daarom op dit moment nog als discussiestuk. Voor bijvoorbeeld windturbineparken in het Verenigd Koninkrijk zijn dergelijke aanbevelingen al gedaan door de Cruising Association en zijn de aanbevelingen hier gedaan in hoofdstuk 2 en de toelichting daarop in de volgende hoofdstukken, direct toe te passen. KNWN/NPvW/BBZ versie 1, mei

211 2. Samenvatting Met een goede reisvoorbereiding en goed zeemanschap is het door een windturbine park varen voor een klein schip geen probleem als je daarbij het volgende in acht neemt: Stel je van te voren op de hoogte van de actuele situatie m.b.t. de windturbineparken waar je doorheen wilt varen; te denken aan delen van parken die afgesloten kunnen zijn wegens werkzaamheden of ander gebruik, zoals vis en zeewier kwekerijen en eventueel staand want; Let op de vrije hoogte tussen de onderzijde van de turbine rotors en het wateroppervlak en denk aan de minimum afstand tot de turbinepalen; Houdt je positie goed bij, dat is extra belangrijk want door de opstelling van de windturbines raak je gauw gedesoriënteerd; Houdt voortdurend goede uitkijk; Zorg dat je boot goed manoeuvreerbaar is en blijft; Zorg er voor dat de zeilvoering grote koerswijzigingen (snel) mogelijk maakt; Luister voortdurend uit op VHF kanaal 16 en ga indien nodig over op werkkanaal 13; Let er op dat er voldoende zicht is bij het in- en doorvaren van het park; N.B. Als je gewend bent aan nachtelijke tochten, is het s nachts bij goed zicht door een windturbine park varen geen probleem; Blijf goed vrij van werkvaartuigen die in het park varen; Anker niet in het park, meer niet af aan de turbines; Als je in een noodgeval toch moet ankeren bedenk dan dat er vele kabels vlak onder de zeebodem liggen. Bij ankerop gaan liever het anker laten slippen dan een kabel beschadigen; Houdt bij het uitvaren van het park rekening met in wat voor soort vaarwater je terecht komt, hoe je zichtbaar bent voor de schepen die daar varen en wat de wettelijke consequenties zijn; Houdt er rekening mee dat, in geval van nood, hulverlening binnen het windturbinepark langer op zich kan laten wachten. KNWN/NPvW/BBZ versie 1, mei

212 3. Wettelijk kader. a. Van toepassing zijnde wet en regelgeving i. Internationaal Internationaal zijn schepen, voor het gebied gelegen in en buiten de 12mijls zone gehouden aan internationale wetgeving voor zover die voor hen door de vlag van de staat waaronder zij varen van toepassing zijn verklaard. Dat zijn voor Nederlandse niet commerciële vaartuigen: IMO Solas met daaraan verbonden de International Regulations for Preventing Collisions at Sea 1972 (ColRegs) zoals gewijzigd, vertaald als de Bepalingen ter Voorkoming van Aanvaringen op Zee (BVA); United Nations Convention on the Law Of the Sea (1982) (UNCLOS) Voor het Nederlands Continentaal plat vastgelegd in de Rijkswet Exclusieve Economische Zone (1999) Hierin wordt de bescherming geregeld van op zee gebouwde installaties. Het recht van plaatsing en exploitatie De beschermde vrije zone rond dergelijke installaties Het recht van beperking van medegebruik De Marine Polution Convention (Marpol) in het geval van verontreiniging van het zeewater door olie, chemicaliën, gevaarlijke stoffen, huishoudelijk afval en afval water. Verder zijn internationaal nog geregeld de markering van gevaren en objecten via IALA (International Association of Lighthouse Authorities) en IATA (International Air Transport Association) Solas V is voor Nederlandse niet commerciële vaartuigen nog niet van kracht verklaard, maar bijvoorbeeld wel van toepassing op Nederlandse jachten die in de wateren van het Verenigd Koninkrijk(UK) varen. ii. Nationaal Regelgeving weer te geven in het Nationaal Waterplan 2 Scheepvaartreglement Territoriale zee 4. Het varen door, verblijven in en uitvaren van windturbine parken. a. Algemeen Een windturbine park is geen groter gevaar voor de navigatie dan elk ander obstakel dat zich op zee bevindt. De gevaren die windturbine parken opleveren voor de veilige navigatie kunnen door zorgvuldige reisplanning gereduceerd, zo niet vermeden worden. De individuele turbines zijn in de oudere parken met relatief kleine turbines op minimaal 400 meter van elkaar geplaatst en in de laatste en toekomstige parken waar turbines met zeer grote vermogens worden geplaatst is de onderlinge afstand 500 tot 800meter. De ervaringen met het doorvaren van windturbineparken door kleine schepen zijn in het UK verzameld door de Royal Yachting Association (RYA), dit onderzoek wijst uit dat er geen bijzondere problemen zijn met het in-, door- en uitvaren van windturbineparken i. Ook de Cruising Association (CA) geeft aan dat met goed zeemanschap de veilige doorvaart van een windturbinepark geen probleem hoeft op te leveren. KNWN/NPvW/BBZ versie 1, mei

213 Bij het varen door of in de nabijheid van de parken kunnen zeilschepen aan de benedenwindse zijde van de turbines hinder ondervinden van turbulenties Het grootste probleem en gevaar is niet de navigatie in en nabij de parken, maar de zichtbaarheid van kleine scheepvaart door grote schepen, die zich voor onderhoudswerkzaamheden in de parken bevinden of schepen die nabij de parken in de scheepvaartroutes varen. Zowel met het oog als op de radar zijn kleine schepen voor hen slecht zichtbaar. Door installeren en het juiste gebruik van actieve AIS apparatuur aan boord van kleine schepen kan een groot deel van dit bezwaar ondervangen worden. In geval van nood kan dit ook search and rescue acties vereenvoudigen. Het bereikbaar zijn via de aangewezen VHF kanalen kan ook bijdragen tot de eigen veiligheid en de veiligheid van de navigatie. Op dit moment is er nog geen wettelijke basis, die op zee, voor niet commerciële schepen < 24meter lengte het aan boord hebben van VHF en/of AIS verplicht kan stellen. b. in de parken Schippers van kleine schepen die binnen windturbineparken varen doen er goed aan vooraf, bij het opstellen van hun vaarplan met geplande en alternatieve routes, studie te maken van alle relevante gegevens voor de veilige navigatie binnen de betreffende windturbineparken. Helaas is er daarvoor ook nog geen uniforme Europese regelgeving. Voor zeilschepen is het van belang te letten op de doorvaarthoogte tussen de onderzijde rotor en het water oppervlak. In het algemeen wordt hiervoor een norm gehanteerd van minimaal 22 meter tussen het niveau van Highest Astronomical Tide en de laagste stand van de tip van de rotorbladen. In oudere parken kan dit anders zijn. Figuur 1 bij benadering zijn hier de afmetingen van een 5 MW turbine getoond (CMK) Binnen een windturbinepark kan sprake zijn van ander medegebruik door sportvissers en beroepsvissers, evenals sportduikers. Verder kunnen delen van het park in gebruik zijn voor staand want visserij, vis- en zeewier kwekerijen. Te allen tijde dient een goede uitkijk te worden gehouden waarbij AIS informatie van de omringende scheepvaart behulpzaam kan zijn. Delen van het park kunnen afgesloten zijn wegens bouw of onderhoudswerkzaamheden. Dit wordt bekend gemaakt in de Berichten aan zeevarenden en Notices to Mariners. Ook KNWN/NPvW/BBZ versie 1, mei

214 wordt relevante informatie regelmatig gemeld in uitzendingen van de kustwacht en bekend gemaakt via Navtex en de geëigende internet sites. Bij werkzaamheden kunnen er vele soorten vaartuigen ingezet worden: Zogenaamde Jack-up barges, vaartuigen die hetzij gesleept hetzij zelfstandig varend naar hun werkplek gaan en tijdens hun werkzaamheden aan een turbine op poten staan; Onderzoeks(survey)schepen, die via een opname patroon de diepte opmeten en sonderingen doen om te zien wat de kwaliteit van de zeebodem is. Kabelleggers Snel varende Personeelsvaartuigen(Person Tranfer Vessels, PTVs) die onderhoudsmonteurs van en naar de turbines transporteren Waar nodig zullen zij de dagmerken en verlichting van een beperkt manoeuvreerbaar schip tonen. Je moet goede uitkijk blijven houden en zeer ruim vrij blijven van deze schepen. Figuur 2 PTV zet personeel over bij een turbine (foto wingline) Het varen in de parken hoeft ook s nachts geen problemen op te leveren. De turbines zijn goed verlicht. De positie moet je wel goed bijhouden omdat je bij het varen tussen de turbines snel gedesoriënteerd kan raken. Voldoende zicht om door de parken te varen is onontbeerlijk. Je zult tenminste 2 turbines ver moeten kunnen kijken om veilig je weg te vervolgen. In de windturbine parken liggen net onder het bodem oppervlak veel kabels. Daarom is er een ankerverbod. Als je in geval van nood, bijvoorbeeld om een aandrijving met een turbine te voorkomen, toch het anker hebt laten vallen, probeer dat dan niet met veel kracht weer thuis te halen, als het euvel verholpen is en je weer ankerop gaat. Laat de ankerlijn of -ketting dan liever slippen (meld het wel met de positie aan de beheerder). Voorschriften met betrekking tot het houden van een veilige afstand tot de individuele turbines binnen het park, een verbod tot afmeren aan en een verbod tot het betreden van de turbines dienen te worden opgevolgd. Schippers van kleine schepen die zich binnen windturbine parken bevinden, dienen er rekening mee te houden, dat in geval van nood de mogelijkheden voor Search & Rescue beperkter zijn. Het is moeilijker en in het park maar beperkt mogelijk om helikopters in te zetten. Veelal zal er dus in plaats daarvan - ook voor de verder uit de kust gelegen parken - voor de inzet van een reddingboot gekozen worden. Daardoor zal er meer tijd verlopen voordat hulp aanwezig is in vergelijking met de situatie van een klein schip dat zich op enige afstand van een park bevindt. KNWN/NPvW/BBZ versie 1, mei

215 Figuur 3 vlnr. jachten met een lengte van resp. 20m, 12m en 24m getekend in een windturbine park met 5MW turbines die 500m uit elkaar staan.(cmk) 5. navigatie bij het uitvaren van windturbine parken en oversteken van vaarwegen tussen de diverse parken a. Algemeen Kleine schepen 1 hebben maar een beperkte zichtbaarheid. Deze is afhankelijk van de grootte van het vaartuig, de kleuren van de romp en/of de zeilen, de atmosferische omstandigheden en de toestand van de zee. s Nachts is de zichtbaarheid niet meer dan de zichtbaarheid van de voorgeschreven navigatie verlichting. Volgens de Bepalingen ter Voorkoming van Aanvaringen op Zee(BVA) Voorschrift (Vs)22 dient die minimaal te zijn: Zichtbaarheid in zeemijlen Rondom Lengte L boordlicht heklicht toplicht zichtbaar licht L<12m m<L<20m m<L<50m De zichtbaarheid van een schip op de radar is sterk afhankelijk van het materiaal waarvan de romp gemaakt is, de grootte van het schip, de vorm van de romp en opbouw, het voeren van een radar reflector, de atmosferische omstandigheden en de toestand van de zee. Hoewel de zichtbaarheid op de radar bij ideale omstandigheden veel groter zal zijn, zal de gemiddelde zichtbaarheid van een polyester of houten schip met een lengte <12 meter, ondanks dat een goede radar reflector is aangebracht, niet veel meer zijn dan 3 zeemijlen (vergelijkbaar met het meeste betonningsmateriaal). Dit heeft gevolgen voor de toepassing van de BVA. Dit reglement kent voor wat betreft het uitwijken 3 omstandigheden. Deel B, afdeling I, Gedrag van schepen bij elk soort zicht. Deel B, afdeling II, Gedrag van schepen die in het zicht van elkaar zijn. 1 De Bepalingen ter Voorkoming van Aanvaringen op Zee kennen geen onderscheid tussen kleine en grote schepen. Wel worden oa in voorschrift 9 en 10 apart genoemd zeilschepen (van alle afmetingen) en schepen geen zeilschip zijnde met een lengte van minder dan 20 meter. In deze aanbevelingen wordt met een klein schip bedoeld elk schip met een lengte kleiner dan 24 meter waarvoor het toegestaan is dat het door een windturbinepark heen vaart. KNWN/NPvW/BBZ versie 1, mei

216 Deel B, Afdeling III, Gedrag van schepen bij beperkt zicht (die niet in het zicht van elkaar zijn). In zicht van elkaar zijn, betekent dat volgens BVA, Vs 3k, alleen wanneer het ene vanaf het andere met het oog kan worden waargenomen Veelal zullen er omstandigheden zijn waarop het kleine schip het grotere schip met het oog waarneemt, maar het omgekeerde nog niet het geval is. Voor deze omstandigheid is er in het BVA geen passende oplossing voor handen. In dat geval treedt voorschrift 2a in werking. Het kleine schip zal, als er gevaar voor aanvaring is, een voorzorgsmaatregel moeten treffen, die volgens het gewone zeemansgebruik of door de bijzondere omstandigheden waarin het schip zich bevindt, geboden is. Met name zeilende schepen met een lengte kleiner dan 12m zullen s nachts, als alleen de boordlichten te zien zijn voor een schip waarvan zij de koers kruisen, geen beroep kunnen doen op BVA, Vs 18, dat aangeeft dat een werktuigelijk voortbewogen schip moet wijken voor een zeilschip. Aleer het grote schip in het geval dat er gevaar voor aanvaring is het kleine schip met het oog kan opmerken, zal het al zo dicht bij zijn dat een aanvaring door het schip dat moet uitwijken alleen niet of nauwelijks meer vermeden kan worden. Ook het kleine zeilschip zal dan (Vs 17b) maatregelen moeten nemen die het beste kunnen bijdragen tot het vermijden van een aanvaring Hetzelfde geldt uiteraard voor een kleine motorboot, alleen is die wat beter zichtbaar omdat de zichtbaarheid van het witte toplicht aanzienlijk beter is dan de zichtbaarheid van het groene of rode boordlicht. Bij het uitvaren van een windturbine park zullen de omstandigheden waarbij het kleine schip het grote schip al ziet, maar zelf nog niet zichtbaar is nog veel vaker voorkomen. Dit wordt mede veroorzaakt, omdat het kleine schip als het zich nog tussen of nabij de windturbines bevindt, bijna niet op de radar te detecteren is. Visueel zal s nachts de verlichting van het kleine schip verdwijnen in de achtergrond van verlichting van de turbines ii. b. verkeersscheidingsstelsel Bij verkeersscheidingsstelsels die ingesloten worden door windturbine parken, wordt extra ruimte gecreëerd tussen de verkeersbanen en de 500 meter grens tot de turbines. Teneinde geen verwarring te veroorzaken, dienen schepen die geen gebruik maken van het verkeersscheidingsstelsel het met een zo ruim mogelijke marge als uitvoerbaar is te mijden. (Vs 10 h.) In het algemeen wordt onder zo ruim mogelijk een afstand tussen 0,5 en 1 zeemijl verstaan. De overige ruimte tot de 500meter grens is dan vrij bevaarbaar voor alle schepen. Die kunnen er van alle richtingen en kriskras doorheen varen. Alleen als deze ruimte aangemerkt wordt als zone voor kustverkeer mogen uitsluitend schepen met een lengte kleiner dan 20 meter, zeilschepen, vissersschepen en schepen die een bestemming binnen het park hebben van deze ruimte tussen de verkeersbaan en de 500meter zone rond de turbine parken gebruik maken. Bij het uitvaren van een turbinepark nabij een verkeersscheidingsstelsel zal een schip: Eerst maatregelen ter Figuur 4 Verkeersscheidingsstelsel naast een windturbinepark. De afstand tussen d verkeersbaan en de windturbines is afhankelijk van het grootste schip dat gewoonlijk gebruik maakt van de verkeersbaan.(cmk) voorkoming van aanvaring moeten treffen voor schepen die in de KNWN/NPvW/BBZ versie 1, mei

217 zone buiten het verkeersscheidingsstelsel varen, gelijk beschreven onder 4a Algemeen; Dan het verkeersscheidingsstelsel oversteken conform voorgeschreven in BVA, Vs 10c waarbij die Verkeersbanen gekruist dienen te worden met een voorliggende koers die zoveel mogelijk een rechte hoek ten opzichte van de algemene richting van de verkeersstroom benadert, als uitvoerbaar is en volgens BVA, Vs 10j een schip geen zeilschip zijnde met een lengte van minder dan 20meter of een zeilschip de veilige doorvaart van een werktuiglijk voortbewogen schip dat een verkeersbaan volgt niet mag belemmeren. Dan weer terecht komt in de zone tussen het verkeersscheidingsstelsel en het windturbine park aan de andere zijde van het verkeersscheidingsstelsel. c. niet gedefinieerd vaarwater Niet gedefinieerd vaarwater zijn de zogenaamde clearways die tussen de turbine parken doorlopen en de verkeersscheidingsstelsels verbinden. De enige voorwaarde waar deze clearways aan voldoen is een overeenkomst dat daar geen obstakels voor het scheepvaartverkeer gebouwd worden. Niet gedefinieerd zijn ook eventuele corridors die tussen de bebouwde kavels van de turbine parken doorlopen. Deze wateren mogen door alle schepen in alle richtingen bevaren worden. Schepen kleiner dan 24 meter lengte die een windturbine park uitvaren en willen oversteken, dienen er dus rekening mee te houden dat er van alle zijden verkeer kan komen en dat ze pas laat opmerkt opgemerkt worden. Alleen als deze vaarwateren smaller zijn dan 2 zeemijlen zouden ze aangemerkt kunnen worden als een nauw vaarwater. Datzelfde geldt voor de Diep Water Route die langs de geplande windturbine parken loopt. Dan dient bij het oversteken BVA voorschrift 9 in acht genomen te worden: Vs 9a, Als de richting van een nauw vaarwater of vaargeul gevolgd wordt, dient het de buitenzijde van de vaargeul aan zijn stuurboordzijde te houden, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is. Vs 9b, Een zeilschip of een schip geen zeilschip zijnde met een lengte van minder dan 20 meter mag de doorvaart van een schip dat slechts in het nauwe vaarwater of de vaargeul veilig kan varen niet belemmeren. Vs 9d, Een schip mag een nauw vaarwater niet kruisen indien dit kruisen de doorvaart belemmert van een schip dat slechts in zulks een vaarwater of vaargeul veilig kan varen. Vs 9g, Indien de omstandigheden zulks toelaten, dient een schip het ankeren in een nauw vaarwater te vermijden. KNWN/NPvW/BBZ versie 1, mei

218 i Een opvallende en dringende aanbeveling van de RYA is wel dat gestreefd moet worden naar een zo uniform mogelijke opstelling van turbines binnen afzonderlijke windturbineparken; daarmee is de veilige vaart gediend omdat niet iedere keer weer uitgezocht moet worden hoe de turbinepalen ten opzichte van elkaar gepositioneerd staan. Ook wordt sterk afgeraden om met z.g. curved arrays te werken, daarmee wordt met name de zeilvaart gedwongen bij koersen aan de wind veelvuldig koers te veranderen (overstag manoeuvres) waarmee de veiligheid niet gediend is. Verlichting en markering van parken en turbines zou moeten voldoen aan uniforme internationale bepalingen. ii Eventuele meldplicht bij in en/of uitvaart dient in de zeekaart vermeld te worden. Nabij de doorgaande routes dient vermeld te worden dat uit de parken schepen kleiner dan 24meter tevoorschijn kunnen komen teneinde het vaarwater over te steken of zich bij het overige verkeer te voegen. KNWN/NPvW/BBZ versie 1, mei

219 Rijkswaterstaat Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving ten behoeve van het project "Doorvaart en medegebruik windparken" 7 december 2015

220 Afbeelding voorblad: Zeiljacht varend in windpark NoordzeeWind. Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 2

221 Colofon Uitgegeven door Rijkswaterstaat Zee & Delta Datum december 2015 Status Definitief Versienummer 1.0 Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 3

222 Voorwoord Dank aan de vele mensen en organisaties die het schrijven van dit rapport hebben mogelijk gemaakt, met name het Kustwachtcentrum, KNRM, SAAB, Dirkzwager, Windparkbeheerders en Rijkswaterstaat was onontbeerlijk. Is nu alles bekend en bewezen? Nee, daarvoor zijn er te veel variabelen. Het verslag is daarom een moment opname van de situatie "as it is". Veel zal duidelijker worden als, na openstelling van de windparken "Hollandse Kust", de evaluatie van "doorvaart en medegebruik" over een periode van 2 hoogseizoenen gepresenteerd gaat worden. De dan al historische AIS- en radardata, opgeslagen bij het MARIN, aangevuld met rapportages van het Kustwachtcentrum, KNRM, Rijkswaterstaat en eventueel van de beheerders van windparken, zijn daarvoor de belangrijkste bronnen. Het is aan de gezagvoerders en schippers van schepen, mogelijk bijgestaan door organisaties aan de wal, zorg te dragen dat voldaan wordt aan een tekst op een fraai gelakt houten bordje op de brug van een schip: "Speed and economy are important, but second to safety." Rijswijk Dec Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 4

223 Inhoud 1. Inleiding Doelstelling test detectie en communicatie in windparken Uitvoering onderzoeken Samenvatting resultaten onderzoeken Debriefing bemanning RHIB AID-9 op 26 mei Samenvatting bereik mobiele telefoons en WiFi (zie hoofdstuk nr. 11) Samenvatting RADAR (zie hoofdstuk nr. 10, 12, 14, 15 en 16) Samenvatting AIS (zie hoofdstuk nr. 10, 14 en 17) Samenvatting VHF (zie hoofdstuk nr. 10) Samenvatting SAR-dag 3 juni 2015 (zie hoofdstuk nr. 14) VMS (zie hoofdstuk nr. 21) NARCIS (zie hoofdstuk nr. 19) ACCSEAS (zie hoofdstuk nr. 20) Zichtbaarheid nummers op windmolens (zie hoofdstuk nr. 22) Zeiljacht en recreatievissersvaartuig in windpark (zie hoofdstuk nr. 13) Testen in windpark Luchterduinen (zie hoofdstuk nr. 16) MCC monitoring windpark Luchterduinen (zie hoofdstuk nr. 18) Conclusies onderzoek/testen in de 3 windparken Windparken Noordzee Veiligheidszone windparken Windpark NoordzeeWind Windpark Prinses Amalia Windpark Luchterduinen Gegevens ms. Barend Biesheuvel en RHIB Saab portable AIS klasse-b unit Dagrapporten onderzoek Bereik mobile telefoons Kustwacht AIS en radarbeelden KWC AIS en radarbeelden RHIB AID Zeiljacht en recreatievissersvaartuig in windpark KWC AIS klasse B en radarbeelden zeiljacht in windpark NoordzeeWind SAR oefening windpark NoordzeeWind KNRM oefenpop KWC AIS en radarbeelden SAR oefening windpark NoordzeeWind SAR oefening windpark Luchterduinen 3 september KWC AIS en radarbeelden SAR oefening windpark Luchterduinen AIS klasse B test in het windpark Luchterduinen Resultaten onderzoek KWC, AIS en radarbeelden AIS test in windpark Luchterduinen NARCIS, AIS beelden AIS klasse B test in windpark Luchterduinen MarineTraffic, AIS beelden in windpark Luchterduinen MCC monitoring windpark Luchterduinen MCC ROAM systeem RWS NARCIS RWS NARCIS en windpark Luchterduinen (26 mei 2015) KWC waarnemingen in en nabij windpark Luchterduinen ACCSEAS Vessel Monitoring System Nummering op windmolens Aanbevelingen Geraadpleegde internetsites Afkortingen en verklaringen Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 5

224 1. Inleiding Het SER Energie akkoord omvat een doelstelling betreffende de ontwikkeling van 3450 MW aan geïnstalleerd vermogen op het NCP in 2023 bovenop de 1000 MW die nu in bedrijf of in aanbouw zijn. De Routekaart laat zien dat deze nieuwe ontwikkeling plaats zal vinden nabij de kust van Zeeland en Noord- en Zuid-Holland, de nu reeds drukst bevaren en beviste delen van het NCP. De ontwikkeling van windenergie op zee dreigt daarmee een geduchte concurrent om de ruimte te worden van bestaande functies. Een goede inpassing is van groot belang om voldoende maatschappelijk draagvlak voor deze ontwikkeling te blijven houden. Mede daarom wordt in de Noordzee agenda 2050 ingezet op efficiënt ruimtegebruik, waarin multifunctioneel ruimtegebruik een belangrijke factor is. In het Nationaal Waterplan (in het vervolg afgekort tot NWP 1) is een heroverweging van het verbod op doorvaart en medegebruik van windparken aangekondigd. In het ontwerp Nationaal Waterplan (in het vervolg afgekort tot NWP 2) is de intentie aangegeven doorvaart en medegebruik mogelijk te maken onder voorwaarden en nadat er nog een aantal zaken (middels testen) nader zijn onderzocht. Ten behoeve van definitieve besluitvorming in het kader van NWP 2 worden testen uitgevoerd ten aanzien van Search and Rescue (SAR), handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid in de praktijk. Deze testen worden in 2015 uitgevoerd. Wanneer de testresultaten geen onoverkomelijke bezwaren opleveren voor Search and Rescue en handhaving zullen de besluiten voor instelling van de veiligheidszones rondom windparken worden toegespitst op het - onder voorwaarden - mogelijk maken van doorvaart en medegebruik. Hierbij is ook aangegeven dat voor innovatieve activiteiten geldt dat niet alle vormen van medegebruik kunnen worden toegestaan. Per initiatief zal beoordeeld worden wat de risico s zijn als het gaat om mogelijke hinder en schade aan het windturbinepark en voor de handhaafbaarheid. Op basis hiervan zijn 4 sporen opgezet om duidelijkheid te geven over handhavingsaspecten, SAR aspecten van doorvaart en medegebruik en toelaatbaarheid van (innovatieve) activiteiten binnen windparken: 1. Onderzoek en testen SAR 2. Onderzoek en testen Toezicht en Handhaving 3. Kader voor toelating visserij en aquacultuur in windparken 4. Juridische regulering van doorvaart en medegebruik van windparken Dit rapport presenteert de testen in het kader van spoor 2; toezicht en handhaving. Leeswijzer: Hoofdstukken 2-4 geven doelen en opzet van de testen weer. Hoofdstuk 5 is de samenvattingen van de uitkomsten uit de testen. Hoofdstuk 6 geeft de conclusies. De verdere hoofstukken zijn bijlagen. Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 6

225 Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 7

226 2. Doelstelling test detectie en communicatie in windparken Doelstelling van het onderzoek was te testen of vaartuigen kleiner dan of gelijk aan 24 meter lengte in een windpark kunnen communiceren met, detecteerbaar zijn en/of identificeerbaar door het Kustwachtcentrum (KWC) in Den Helder, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van "Toezicht, Handhaving en Search and Rescue (SAR)" in de windmolenparken op het Nederlands Continentaal Plat (NCP). Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 8

227 Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 9

228 3. Project planning Op maandag 11 mei 2015 is voorafgaand aan de uitvoering van het project aan boord van het visserijinspectievaartuig Barend Biesheuvel een bijeenkomst geweest om de voor het onderzoek opgestelde functionele eisen met de bij het project betrokkenen te bespreken. Afgesproken is daarbij: - Als "kleinste vaartuig" de RHIB AID-9 (8,66 meter lang) van de Barend Biesheuvel in te zetten, die is uitgerust met een AIS klasse B; - De toevallig aanwezige werkschepen in de windparken met een lengte van circa meter mee te nemen in het onderzoek tijdens de test Handhaving dag; - Schepen met een lengte van circa 10 tot 20 meter die zijn betrokken bij de geplande SAR oefening op woensdag 3 juni 2015, mee te nemen in het onderzoek; - Het Netherlands AIS Realtime Consolidated Information System (NARCIS) van Rijkswaterstaat aan boord van de Barend Biesheuvel te gebruiken om het verkeersbeeld tijdens het onderzoek te bekijken(hoofdstuk 19); - Het "ACCSEAS" test bed te gebruiken om het verkeersbeeld van het KWC en de Barend Biesheuvel te vergroten tijdens het onderzoek (hoofdstuk 20); - Het Vessel Monitoring System (VMS) volgsysteem van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) operationeel te maken aan boord van de AID-9 (hoofdstuk 21). Bij de bijeenkomst was een medewerker van de firma SAAB uit Apeldoorn aanwezig, die informatie gaf over de installatie en het gebruik van de door hun ter beschikking gestelde portable SAAB AIS klasse B systeem (type "Carrier Sense"), waarmee de RHIB AID-9 zal worden uitgerust. Een AIS klasse B is bedoeld voor gebruik aan boord van pleziervaartuigen of andere schepen waar geen AIS klasse A uitrustingsverplichting voor op rust. Op donderdag 21 mei 2015 is voorafgaand het AIS klasse B (carrier sense) systeem aan boord van de Rigid Hull Inflatable Boat (RHIB) geïnstalleerd en op de goede werking getest door het KWC. De RHIB AID-9 had voor het onderzoek de tijdelijke AIS naam HITT-TEST-B en MMSI nummer Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 10

229 Op dinsdag 26 mei 2015 is het onderzoek uitgevoerd met het patrouillevaartuig Barend Biesheuvel. Dit vaartuig, in beheer bij de Rijksrederij van Rijkswaterstaat Zee en Delta, is uitgerust met twee circa 9 meter lange RHIB's. Tot de uitrusting van een RHIB behoren o.a. radar en communicatie apparatuur. Additioneel voor communicatie met het Kustwachtcentrum Den Helder had de bemanning van de AID-9 de beschikking over een mobile telefoon. Na de briefing en een veiligheidsinstructie met de opstappers is vanuit Scheveningen vertrokken en koers gezet naar het windpark Luchterduinen. Om te onderzoeken of de AID-9 bij het Kustwachtcentrum in de kustzone zichtbaar zou zijn, is de AID-9 in het ankergebied Scheveningen te water gelaten en zelfstandig naar het windpark Luchterduinen gevaren. Op de brug van de Barend Biesheuvel is de AID-9 gevolgd met de aanwezige navigatie- en communicatiesystemen, waaronder AIS, radar, mobile telefoon en VHS, alsmede het Vessel Monitor System (VMS) van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) en het Netherlands AIS Realtime Consolidated Information System (NARCIS) applicatie van Rijkswaterstaat. De overige 3 onderzoeken zijn uitgevoerd op 3 juni, 3 september en 17 oktober Deze onderzoeken staan uitgebreid beschreven in de bijlagen, vanaf hoofdstuk 7. Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 11

230 4. Uitvoering onderzoeken Voor het uitvoeren van de onderzoeken in de 3 windparken is vooraf contact opgenomen met de beheerders van de windparken. Tijdens het eerste onderzoek op 26 mei 2015 is door de Barend Biesheuvel en een RHIB binnen de veiligheidszone van de windparken gevaren. De Barend Biesheuvel voer in de veiligheidszone van de windparken op een veilige afstand van circa 250 meter buiten langs de windmolens. Door de bemanning van de AID-9 is in de windparken een aantal willekeurige tracks gevaren, waarvan de vaarsnelheid en vaarrichting varieerden. Er is zowel direct langs als op geruime afstand tussen de windmolens gevaren. In ieder windpark is getracht telefonisch contact op te nemen met het Kustwachtcentrum. Dit was slechts in 1 windpark mogelijk. Al varende heeft de AID-9 bemanning hun bevindingen middels VHS en UHF doorgegeven aan de Barend Biesheuvel. Nadat het onderzoek in het meest noordelijk gelegen windpark NoordzeeWind was beëindigd, is de AID-9 aan boord van de Barend Biesheuvel genomen en is koers gezet richting Scheveningen. Na passage van de druk bevaren IJ-Geul is de AID-9 wederom te water gelaten en is in de kustzone naar Scheveningen gevaren. Doel hiervan was om in de kustzone het AIS B signaal en de radardekking van de RHIB verder te onderzoeken. Ter hoogte van de boulevard van Scheveningen is de AID-9 aan boord van de Barend Biesheuvel genomen en is koers gezet richting Scheveningen haven. Gedurende het onderzoek is een dagrapportage bijgehouden, welke is ingevoegd in dit rapport. Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 12

231 Overzicht gevaren route ms. Barend Biesheuvel en RHIB AID-9 Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 13

232 5. Samenvatting resultaten onderzoeken 5.1 Debriefing bemanning RHIB AID-9 op 26 mei 2015 De bemanning gaf aan dat: - In de windparken Luchterduinen en Prinses Amalia het niet mogelijk is om een telefonische verbinding (Vodafone) te maken met het Kustwachtcentrum; - In het windpark NoordzeeWind men wel verbinding had; - De VHF verbinding van de AID-9 met de Kustwacht en Barend Biesheuvel goed was; - In de 3 windparken de windmolennummers, zowel op enige afstand als dichtbij, redelijkof niet leesbaar zijn; en - Dat slechts aan één zijde van een windmolenpaal een windmolennummer staat. 5.2 Samenvatting bereik mobiele telefoons en WiFi (zie hoofdstuk nr. 11) Tijdens de testdag is aan boord van de Barend Biesheuvel zowel op de brug als beneden op het dek, het mobiele bereik in de bezochte windparken getest. Alleen in het dichter onder de kust gelegen windpark NoordzeeWind was enig contact met de wal mogelijk en is sterk afhankelijk van de provider. WiFi ontbrak. De vast opgestelde KPN 4G-verbinding van de Barend Biesheuvel, met de antennes hoog in de mast, gaf een goede verbinding van de applicatie ACCSEAS met het Kustwachtcentrum. Test Handhaving Mobiele telefoons Gevaren route Vodafone T-Mobile KPN KPN 4G Van Scheveningen naar windpark Luchterduinen geen signaal geen signaal 2 streepjes goede verbinding In windpark Luchterduinen 1 streepje 1 streepje 1 streepje goede verbinding Van Luchterduinen naar windpark Prinses Amalia RHIB aan boord Barend Biesheuvel In windpark Prinses Amalia 1,5 streepje 1 streepje 2 streepjes goede verbinding Van Prinses Amalia windpark naar NoordzeeWind RHIB aan boord Barend Biesheuvel In windpark NoordzeeWind 1 streepje 1 streepje 2 streepjes goede verbinding Van NoordzeeWind naar Scheveningen geen onderzoek Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 14

233 5.3 Samenvatting RADAR (zie hoofdstuk nr. 10, 12, 14, 15 en 16) Op 26 mei 2015 is tijdens de testdag onderzocht of de RHIB detecteerbaar is doormiddel van de radar van de Barend Biesheuvel en doormiddel van de radarsystemen langs de Nederlandse kust, die in verbinding staan met het Kustwachtcentrum. Op 3 juni 2015 is door het Kustwachtcentrum in samenwerking met de KNRM een SAR oefening uitgevoerd in het windpark NoordzeeWind. Op 3 september 2015 is door het Kustwachtcentrum in samenwerking met de KNRM een SAR helikopter test uitgevoerd in windpark Luchterduinen, met een vaartuig van circa 19 m. Op 17 oktober 2015 is in samenwerking met de KNRM een test op radardekking van de Kustwacht uitgevoerd in windpark Luchterduinen, met een vaartuig van circa 10 m. Test Handhaving Gevaren route Van Scheveningen naar windpark Luchterduinen In windpark Luchterduinen Van Luchterduinen naar Prinses Amalia windpark In windpark Prinses Amalia Van Prinses Amalia naar NoordzeeWind In windpark NoordzeeWind Van NoordzeeWind naar Scheveningen Van IJmuiden naar windpark Luchterduinen Van Zandvoort naar windpark Luchterduinen Radar RHIB RHIB KNRM SOV door BB door KWC door KWC door KWC (8,66 m) (8,66 m) (ca.10m) (ca.19 m) (ca. 20 m) + - n.v.t. n.v.t. n.v.t RHIB aan boord BB n.v.t. n.v.t. n.v.t. + - n.v.t. n.v.t + RHIB aan boord BB n.v.t. n.v.t. n.v.t /- n.v.t n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t n.v.t n.v.t. + + n.v.t. n.v.t. +/- n.v.t. n.v.t. Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 15

234 5.4 Samenvatting AIS (zie hoofdstuk nr. 10, 14 en 17) Het gebruik van AIS klasse A voor identificatie van schepen door de Kustwacht is goed mits de AIS antenne aan boord van schepen zo hoog mogelijk en correct is gemonteerd. Er is geen dekking van het AIS-netwerk van de Kustwacht van AIS Klasse B in de windparken Prinses Amalia en Luchterduinen en beperkt in windpark Noordzeewind. Test Handhaving Gevaren route Van Scheveningen naar windpark Luchterduinen In windpark Luchterduinen Van Luchterduinen naar Prinses Amalia windpark In windpark Prinses Amalia Van Prinses Amalia naar NoordzeeWind In windpark NoordzeeWind Van NoordzeeWind naar Scheveningen Van IJmuiden naar windpark Luchterduinen Van Zandvoort naar windpark Luchterduinen AIS RHIB RHIB KNRM SOV door BB door KWC door KWC door KWC (8,66 m) (8,66 m) (ca.10m) (ca.19 m) (ca. 20 m) + - n.v.t. n.v.t. n.v.t /- + + RHIB aan boord BB n.v.t. n.v.t. n.v.t. + - n.v.t. n.v.t. + RHIB aan boord BB n.v.t. n.v.t. n.v.t / /- n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. + + n.v.t. n.v.t. +/- n.v.t. n.v.t. RHIB AID-9 varend naar windpark Luchterduinen Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 16

235 AIS klasse A dekking op het Nederlands Continentaal Plat (NCP) AIS klasse A dekking NCP (bron RWS CIV) Voor AIS klasse B dient rekening te worden gehouden dat deze alleen zendt indien "dit mogelijk" is. Een AIS klasse A heeft voorrang op AIS klasse B, wat een beperking is. Eén van de marktpartijen heeft meegedeeld dat een AIS klasse B zonder deze beperking medio 2016 op de markt komt. Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 17

236 5.5 Samenvatting VHF (zie hoofdstuk nr. 10) Tijdens de testdag op 26 mei 2015 is onderzocht of in alle bezochte windparken contact gelegd kon worden met de RHIB doormiddel van VHF (Very High Frequency), marifoon en UHF (Ultra High Frequency). UHF wordt standaard gebruikt als communicatie tussen de Barend Biesheuvel en de RHIB. Het UHF signaal is gescrambled om afluisteren door derden tegen te gaan. Het gebruik van VHF voor contact met het Kustwachtcentrum is goed in de 3 windparken. Op de overige 3 testdagen was in alle gevallen die VHF communicatie tussen het vaartuig en het Kustwachtcentrum goed. Test 26 mei 2015 Gevaren route Van Scheveningen naar windpark Luchterduinen VHF/Marifoon RHIB door Barend Biesheuvel UHF met RHIB VHF met RHIB RHIB door Kustwacht + + n.v.t. In windpark Luchterduinen Van Luchterduinen naar windpark Prinses Amalia RHIB aan boord Barend Biesheuvel In windpark Prinses Amalia Van Prinses Amalia windpark naar NoordzeeWind RHIB aan boord Barend Biesheuvel In windpark NoordzeeWind Van NoordzeeWind naar Scheveningen + + n.v.t. Windpark Luchterduinen Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 18

237 5.6 Samenvatting SAR-dag 3 juni 2015 (zie hoofdstuk nr. 14) Voor het project "Doorvaart en medegebruik windparken" is op 3 juni 2015 een Search and Rescue (SAR) oefening in het windpark NoordzeeWind gehouden. Voor de oefening is een pop ingezet die was voorzien van een AIS Search-And-Rescue-Transponder (S.A.R.T.). Dit systeem zend een AIS signaal uit dat vergelijkbaar is met een regulier AIS signaal van een vaartuig. Het gebruik van een AIS-S.A.R.T. ten behoeve van "Search and Rescue" van personen te water is bruikbaar gebleken. Tevens is gekeken naar de radar en AIS dekking van de tijdens de oefening aanwezige KNRM reddingsvaartuigen. Deze vaartuigen hebben een groter reflecterend oppervlak (radar cross-section) dan de RHIB van de Barend Biesheuvel en de antenne van de AIS transponder staat optimaler opgesteld. De resultaten van AIS en radar tijdens de SAR oefening bevestigen het beeld van de handhavingstestdag dat de Kustwacht een optimalisatie slag moet maken om kleine schepen met weinig "radar cross-section", zoals bijvoorbeeld een RHIB in windparken te kunnen waarnemen. Een permanente oplossing zou kunnen zijn: - het plaatsen van een steunradar/ais base station in of nabij windparken. - het delen van radar en AIS data van/met externe partijen. Als tijdelijke oplossing zou men schepen kunnen inzetten welke zijn voorzien van de ACCSEAS applicatie, waarmee ze hun radar en AIS data ter beschikking kunnen stellen aan de Kustwacht. P2000 alarmering Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 19

238 5.7 VMS (zie hoofdstuk nr. 21) De applicatie Vessel Monitoring through Satellite (VMS) is een volgsysteem dat wordt gebruikt door Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voor het monitoren en handhaving van (beroeps) visserijschepen met een lengte van >12 meter over alles. VMS communicatie gebaseerd op Inmarsat C satellieten en is onderzocht op eventuele verstoring van de datalink door de windmolens. Aan boord de Barend Biesheuvel is VMS als webapplicatie via de VSAT-verbinding beschikbaar. Bij het NVWA zijn die dag slechts 8 waarnemingen van de RHIB AID-9 vastgelegd. Test 26 mei 2015 Gevaren route Van Scheveningen naar windpark Luchterduinen In windpark Luchterduinen Van Luchterduinen naar windpark Prinses Amalia In windpark Prinses Amalia Van Prinses Amalia windpark naar NoordzeeWind VMS + Geen NVWA data RHIB aan boord Barend Biesheuvel Geen NVWA data RHIB aan boord Barend Biesheuvel In windpark NoordzeeWind + Van NoordzeeWind naar Scheveningen + Kustwacht SAR helikopter OO-NHV achter ms. Ievoli Amaranth Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 20

239 5.8 NARCIS (zie hoofdstuk nr. 19) Het NARCIS systeem (Netherlands AIS Realtime Consolidated Information System) is bedoeld voor onder meer patrouillevaartuigen en verkeersposten van Rijkswaterstaat. NARCIS geeft een meer vollediger, betrouwbaarder en real-time verkeersbeeld en biedt daarnaast mogelijkheden om een groter gebied dan het radargebied van een verkeerspost of schip te bekijken. In de afspeelmode van dit systeem kan een historisch verkeersbeeld worden opgevraagd. De NARCIS data wordt iets langer dan een maand bewaart. In totaal staan er 45 base stations van klasse IV en hoger langs de Nederlandse vaarwegen opgesteld en wordt samengewerkt met het Havenbedrijf Rotterdam, de Schelde Radar Keten en de Kustwacht. Aan boord de Barend Biesheuvel is NARCIS als webapplicatie via de VSAT-verbinding beschikbaar. Test 26 mei 2015 Gevaren route Van Scheveningen naar windpark Luchterduinen NARCIS + In windpark Luchterduinen + Van Luchterduinen naar windpark Prinses Amalia In windpark Prinses Amalia Van Prinses Amalia windpark naar NoordzeeWind RHIB aan boord Barend Biesheuvel + (na herstart NARCIS) RHIB aan boord Barend Biesheuvel In windpark NoordzeeWind + Van NoordzeeWind naar Scheveningen + Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 21

240 5.9 ACCSEAS (zie hoofdstuk nr. 20) ACCSEAS is een EU-project met als doel de ontwikkeling van een test-bed ten behoeve van e-navigation. Met ACCSEAS kunnen Kustwachtcentrum en schepen het verkeersbeeld verrijken door hun eigen radar en AIS data met elkaar te delen en aanvullen. Tijdens de Handhavingstestdag is de applicatie ACCSEAS bruikbaar gebleken. Het verkeersbeeld aan boord van de Barend Biesheuvel kon worden aangevuld met radar en AIS data van het Kustwachtcentrum van een gekozen gebied, waarin de drie windparken in liggen. Andersom kon het verkeersbeeld van de Kustwacht verrijkt worden met radar en AIS data van de Barend Biesheuvel. Tijdens het onderzoek was er geen applicatie beschikbaar voor de Handhavingsdesk bij de Kustwacht, om de data op de ACCSEAS server te bekijken. De verkregen data is op de ACCSEAS server veilig gesteld, zodat achteraf de track van o.a. de RHIB zichtbaar kan worden gemaakt hetgeen de Kustwacht zou hebben kunnen zien. De data op de ACCSEAS server bevat geen gegevens van de zogenaamde "kleine doelen radar", maar uitsluitend radar gegevens die ontvangen worden van de lokale Vessel Traffic Service (VTS) posten langs de Nederlandse Kust en de radar gegevens van de Barend Biesheuvel. Test 26 mei 2015 ACCSEAS Waarneming RHIB aan boord Barend Biesheuvel Gevaren route ACCSEAS AIS ACCSEAS radar Van Scheveningen naar windpark Luchterduinen In windpark Luchterduinen Van Luchterduinen naar windpark Prinses Amalia In windpark Prinses Amalia Van Prinses Amalia naar windpark NoordzeeWind In windpark NoordzeeWind Van NoordzeeWind naar Scheveningen RHIB aan boord Barend Biesheuvel + + RHIB aan boord Barend Biesheuvel Foto ARAMIS scherm met ACCSEAS data. Zichtbaar zijn de Barend Biesheuvel en de RHIB AID-9. Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 22

241 5.10 Zichtbaarheid nummers op windmolens (zie hoofdstuk nr. 22) De zichtbaarheid van nummering van de windmolens vanaf de schepen is onvoldoende. Geconstateerd werd dat in de betreffende zeekaarten de windmolensymbolen niet van een windmolennummer zijn voorzien. Hierover is contact opgenomen met de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine. Inmiddels zijn de windmolennummers opgenomen in de ENC data Zeiljacht en recreatievissersvaartuig in windpark (zie hoofdstuk nr. 13) Op 11 mei 2015 is door een patrouillevliegtuig van de Kustwacht een zeiljacht opgemerkt dat door het windpark NoordzeeWind voer. Om de AIS en radargegevens van het zeiljacht nader te bekijken is informatie bij het Kustwachtcentrum opgevraagd. Uit deze gegevens blijkt dat het zeiljacht in het windpark zowel met radar als met AIS is gedetecteerd. Op 14 oktober 2015 is in het windpark Luchterduin een klein recreatievaartuig (, 10 m) waargenomen dat niet op radar door de Kustwacht detecteerbaar was Testen in windpark Luchterduinen (zie hoofdstuk nr. 16) Uit de onderzoeken is gebleken dat de Kustwacht de testschepen RHIB AID-9 en de Annie Poulisse, beiden uitgerust met AIS klasse B, niet kan waarnemen op radar en AIS MCC monitoring windpark Luchterduinen (zie hoofdstuk nr. 18) Gedurende de aanleg van het offshore windpark Luchterduinen is het windpark bewaakt door het Marine Coordination Center (MCC), dat is ingericht door Dirkzwager Offshore & Pilotage in opdracht van Van Oord Offshore Wind Project. In het in IJmuiden gevestigde MCC wordt door middel van het Remote Offshore Asset Monitoring (ROAM) systeem op 24/7 basis door maritiem coördinatoren de offshoreactiviteiten gemonitord en wordt toezicht gehouden op de scheepvaart activiteiten en personen in en rond het werkgebied gedurende de aanleg van het windpark. Met het ROAM systeem worden radar en AIS gegevens ingenomen en gepresenteerd op een ENC. De verkregen radarbeelden zijn afkomstig van een eigen radarscanner die op het gebouw van de Koninklijke Verenigde Scheeps Agenturen (KVSA) van Halverhout & Zwart en Zurmühlen B.V. in IJmuiden staat. Het radarbereik bedraagt in theorie circa 20 zeemijlen, wat in principe ruim voldoende zou moeten zijn om het windpark te monitoren op scheepsbewegingen. Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 23

242 6. Conclusies onderzoek/testen in de 3 windparken Het uitgevoerde onderzoek bevestigd het volgende in en rondom de 3 onderzochte windmolenparken Luchterduinen, Prinses Amalia en NoordzeeWind: - Radardetectie van een klein vaartuig van circa 8 10 meter lengte, met een beperkte "radar cross section" in de windparken is momenteel vanaf de wal niet mogelijk. - AIS klasse A voor identificatie van schepen in de windparken is mogelijk vanaf de wal. - AIS klasse B (carrier sense) ontvangst van een klein vaartuig in windparken op 12 mijl afstand uit de kust is momenteel niet mogelijk vanaf de wal. - In de windparken is communiceren met de Kustwacht middels marifoon (VHF) mogelijk. - In de windparken is bellen met in de hand gehouden mobile telefoon niet of nauwelijks mogelijk. Het bereik is sterk afhankelijk van de gebruikte provider. - De KPN 4G antennes die hoog in de mast van de Barend Biesheuvel staan opgesteld geeft buiten de parken een goede verbinding met de wal. - In de windparken is geen WiFi bereik. - Een AIS-S.A.R.T. ten behoeve van "Search and Rescue" van personen te water is binnen windparken goed bruikbaar waar AIS dekking is. - De applicatie VMS is in windparken mogelijk bruikbaar. - De applicatie NARCIS is bruikbaar. - De zichtbaarheid van de windmolennummers vanuit verschillende richtingen is onvoldoende. Niet onderzocht is de Personal Locater Beacon (PLB), waarvoor geen toestemming werd verkregen. Een AIS-S.A.R.T. (wel getest) is geen vervanging van een PLB. Een AIS-S.A.R.T. signaal wordt alleen ontvangen in een omgeving waar AIS dekking is. Een PLB signaal wordt nagenoeg wereldwijd via satellieten ontvangen (zie hoofdstuk 14). Samenvatting conclusies Radar +/- AIS klasse A + AIS klasse B - VHF + Hand held mobile telefonie 3G/4G verbinding en WiFi - Hoog opgestelde 4G verbinding + AIS-S.A.R.T. + VMS +/- NARCIS + ACCSEAS + Zichtbaarheid nummering op windmolens en ENC s - Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 24

243 Windpark Luchterduinen Transformator station windpark Luchterduinen Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 25

244 7. Windparken Noordzee Op het Nederlands deel van het continentaal plat (NCP) zijn op dit moment 3 windparken in bedrijf. Dit zijn op bouwjaar geordend de windparken NoordzeeWind, Prinses Amalia en Luchterduinen. In aanbouw zijn 2 Gemini windparken op circa 80 kilometer uit de kust van de provincie Groningen en worden er voorbereidingen getroffen voor de bouw van windpark Borssele, zo'n 20 km uit de kust van Walcheren. 7.1 Veiligheidszone windparken Rondom offshore olie-, gas-,en subsea-installaties zoals windparken op de Noordzee geld een wettelijk gestelde veiligheidszone van 500 m. Deze gebieden zijn verboden vaargebied voor alle schepen met uitzondering van onderhoudsvaartuigen in opdracht van de windparkbeheerder, vaartuigen van de Nederlandse overheid of die in opdracht van de overheid varen. Windpark Prinses Amalia Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 26

245 7.2 Windpark NoordzeeWind Gegevens windpark NoordzeeWind Inbedrijfname 2008 Aantal windmolens 36 Vermogen per windmolen 2 MegaWatt Oppervlakte windpark 27 km 2 NCP blok Q8 Afstand uit de kust 10 kilometer Eigenaar Shell, Nuon De 36 windmolens staan opgesteld in 4 rijen Rijnummer Aantal windmolens Windmolennummers Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 27

246 7.3 Windpark Prinses Amalia Gegevens windpark Prinses Amalia Inbedrijfname 2008 Aantal windmolens 60 Vermogen per windmolen 2 MegaWatt Oppervlakte windpark 14 km 2 NCP blok Q7 Afstand uit de kust 23 kilometer Eigenaar Eneco De 60 windmolens staan opgesteld in 9 rijen Rijnummer Aantal windmolens Windmolennummers Offshore transformatorstation Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 28

247 7.4 Windpark Luchterduinen Gegevens windpark Luchterduinen Inbedrijfname 2015 Aantal windmolens 43 Vermogen per windmolen 3 MegaWatt Oppervlakte windpark 25 km 2 NCP blok Q10 Afstand uit de kust 23 kilometer Eigenaar Eneco, Mitsubishi Corporation Navigation AIS De 43 windmolens staan opgesteld in 9 rijen Rijnummer Aantal windmolens Windmolennummers Offshore transformatorstation De windmolens 1, 6, 36, 43 en het transformatorstation zijn uitgerust met een AIS Aids to Navigation (A-to-N) Transformatorstation 6 1 Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 29

248 8. Gegevens ms. Barend Biesheuvel en RHIB ms. Barend Biesheuvel Roepnaam PBAU AIS type vaartuig Law Enforce (wetshandhaving) IMO nummer MMSI nummer Bouwjaar 2001 Scheepswerf Damen Shipyards, Gorinchem L.o.a. 61,43 meter Breedte 11,00 meter Diepgang 4,00 meter GRT 1150 ton NRT 345 ton Waterverplaatsing 1250 ton Snelheid 18 kts Bemanning 11 (max. 20 personen) Thuishaven Scheveningen Navigatie uitrusting 2 x radar, DGPS, Electronische zeekaart, AIS Communicatie VSAT, Inmarsat-C Inmarsat-M 4 x VHF 3 x HF VHF-Air Maritime Mobile Service Identity Intership portofoons RDF peiler VHF frequenties MHz Hijswerktuigen 1 kraan voorschip 6 ton 1 kraan achterschip 15 ton Hulpvaartuigen 2 RHIB s 1 MOB Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 30

249 RHIB Roepnaam AID-9 Type Parker Baltic 850 (AID) Bouwer A.H. Parker & Sons Engeland Bouwjaar 2008 L.o.a. 8,66 meter Breedte 3,12 meter Vermogen 2 x Volvo D4 225 VSAT Via het Very Small Aperture Terminal (VSAT) systeem is de Barend Biesheuvel verbonden met de wal voor voice en data-communicaties. De ICT-voorzieningen aan boord maken deel uit van het netwerk van NVWA aan de wal. Vlak voor de handhaving testdag op 26 mei 2015, is de satellietschotel vervangen door een moderner exemplaar. De servicemonteur was tijdens de test dag aan boord voor het inregelen en monitoren van de VSAT verbinding. De nieuwe VSAT bolantenne zichtbaar achter op de Barend Biesheuvel Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 31

250 9. Saab portable AIS klasse-b unit SAAB AIS klasse B unit (carrier sense) AIS naam HITT-Test-B Callsign PHSAAB MMSI nummer Zendvermogen 2 Watt WiFi Connection SSID EASY TRX Key IP Port 5101 Portable AIS klasse B unit RHIB AID-9 AIS klasse B unit aan boord RHIB AID-9. 1ste positie laag op bodem (zie rode pijl) AIS klasse B unit schuin in de mast. 2de positie (zie rode pijl) Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 32

251 AIS klasse A van de Barend Biesheuvel RNG (Range) BRG (Bearing) zijn afstand en richting van de huidige positie naar de bestemming. MMSI HITT-test-B (zie B-symbool op het scherm) is de AIS klasse B aan boord van de RHIB AID-9. De RHIB is 3,4 zeemijl van de Barend Biesheuvel. MMSI KW 5 is een vissersvaartuig langer dan 12 meter en verplicht uitgerust met een AIS klasse A. MMSI Alaborg is een Guard Vessel tijdens de bouw van windpark Luchterduinen. MMSI Njord Snipe is een Service Offshore Vessel. MMSI WTG_43 is een AIS A-to-N gemonteerd op windturbinegenerator nummer 43 in het windpark Luchterduinen. Windturbine generator in windpark Luchterduinen Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 33

252 10. Dagrapporten onderzoek Vaartuig Datum/Tijd Windrichting Windkracht Golfhoogte ms. Barend Biesheuvel (BB) / RHIB (AID-9) dinsdag 26 mei 2015, lokale tijden NW 3 Bft circa 1 m Van Scheveningen naar windpark Luchterduinen Tijd Wie Uitvoering / Resultaat 08:00 BB Gemeerd in de 1 e haven van Scheveningen. Het lukt de HITT medewerker niet om de SAAB AIS klasse-b ontvanger programmatisch een andere naam en callsign te geven 10:00 BB Vertrek Scheveningen, koers windpark Luchterduinen 10:20 Briefing bemanning en opstappers over de uit te voeren testen 10:52 AID-9 AID-9 te water, communicatie BB/AID-9 met VHF, AIS zender bevestigd op voorschip AID-9 10:54 AID-9 Aanvang meting 1, te water N E BB Snelheid AID-9 variabel tussen de 12 en 20 knots, koers 345 BB 11:02 AID-9 Einde meting 1 RIHB zichtbaar AIS en radar BB, AIS Narcis, AIS en VMS 11:12 AID-9 Aanvang meting 2, N E AID-9 AIS zender bevestigd op voorschip AID-9 AID-9 Snelheid circa 11 knots, koers 345 BB RIHB zichtbaar AIS en radar BB, AIS Narcis, AIS en VMS 11:13 BB AID-9 verdwijnt in de radarruis 11:15 AID-9 Einde meting 2 11:20 AID-9 Aanvang meting 3, N E AID-9 AIS zender bevestigd op voorschip AID-9 AID-9 Snelheid AID-9 circa 11 knots, koers 345 BB BB 11:27 AID-9 Einde meting 3 11:30 AID-9 Aan boord BB RIHB niet zichtbaar (in ruis) radar BB, zichtbaar AIS BB, AIS Narcis, AIS en VMS AIS niet zichtbaar bij Kustwacht, BB zichtbaar 11:34 BB Geen AIS VMS data meer! 11:35 AID-9 Kustwacht ziet AID-9 in de haven van Scheveningen!! Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 34

253 In windpark Luchterduinen Tijd Wie Uitvoering / Resultaat 11:45 AID-9 AID-9 te water, AIS zender bevestigd op voorschip AID-9 11:48 AID-9 Aanvang onderzoek windpark Luchterduinen, midden in het windpark koers :50 BB Kustwacht ziet AID-9 in de haven van Scheveningen!! 11:51 AID-9 11:53 AID-9 Varen langs windmolen EL03, nummering naastliggende windmolens niet leesbaar Tussen 2 windmolens, koers 025, windmolennummers niet leesbaar op een afstand van circa 0,14 mijl 11:54 BB RIHB zichtbaar op AIS, radar, AIS Narcis. Op VMS niet zichtbaar 11:58 AID-9 20 m afstand van golfmeetboei 12:00 AID-9 Windmolen EL16 leesbaar op circa 0,13 mijl AID-9 Windmolen EL22 leesbaar op circa 0,14 mijl 12:06 AID-9 Koers 040, snelheid circa 6 knopen 12:09 AID-9 Windmolen EL34 leesbaar op circa 0,14 mijl 12:14 AID-9 Windmolennummers niet leesbaar op circa 0,16 mijl 12:27 AID-9 Einde onderzoek windpark Luchterduinen 12:32 AID-9 Aan boord BB In windpark Prinses Amalia Tijd Wie Uitvoering / Resultaat 13:30 AID-9 AID-9 te water, AIS boven op frame bevestigd 13:40 AID-9 Aanvang onderzoek windpark Prinses Amalia, midden in het windpark, snelheid 6 á 7 knopen 13:43 BB Goede communicatie portofoon BB/AID-9 13:44 BB RIHB zichtbaar op AIS en radar BB, AIS Narcis. Op VMS niet zichtbaar 13:45 Kustwacht AID-9 niet zichtbaar op AIS en radar 13:44 AID-9 Communicatie (VHF) AID-9 met Kustwacht luid en duidelijk 13:46 AID-9 Windmolennummers niet leesbaar op 0,18 NM 13:48 AID-9 13:52 BB Windmolennummer Q7-25 zichtbaar op circa 100 meter afstand, foto genomen Narcis geeft de omringende vaartuignamen niet meer aan! Programma opnieuw gestart en werkt weer naar behoren 13:55 AID-9 Einde onderzoek windpark Prinses Amalia 14:00 AID-9 Aan boord BB Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 35

254 In windpark NoordzeeWind Tijd Wie Uitvoering / Resultaat 14:35 AID-9 AID-9 te water, AIS boven op frame bevestigd 14:38 BB VMS werkt weer, na opnieuw te hebben opgestart (na advies) 14:40 AID-9 Aanvang onderzoek windpark NoordzeeWind, snelheid 6 á 7 knopen 14:42 BB RIHB zichtbaar op AIS en radar BB, AIS Narcis en VMS 14:43 AID-9 Windmolennummers niet leesbaar op 0,3 NM 14:45 AID-9 Windmolennummer Q8-10 zijkant hekwerk, op 0,05 NM 14:55 AID-9 Nummers tussen 2 windmolens niet leesbaar, koers :05 Kustwacht AID-9 zichtbaar op AIS en radar 15:08 AID-9 Einde onderzoek windpark NoorzeeWind Van windpark NoordzeeWind naar Scheveningen Tijd Wie Uitvoering / Resultaat 16:30 AID-9 Koers richting Scheveningen 17:00 Kustwacht AID-9 zichtbaar op AIS en radar, nabij Katwijk valt het radarbeeld weg 17:05 BB RIHB zichtbaar op AIS en radar BB, AIS Narcis en VMS 17:15 AID-9 Aan boord BB ter hoogte van de Scheveningse wandelpier 17:30 BB Afgemeerd gemeerd in de 1 e haven van Scheveningen RHIB AID-9 Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 36

255 Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 37

256 11. Bereik mobile telefoons Uit het bereik van mobile telefoons in de windparken is het volgende gebleken: Windpark Luchterduinen Meetpunt Vodafone T-Mobile KPN 3G KPN 4G (2 antennes) BB Brug geen signaal geen signaal 2 streepjes goede verbinding BB achterdek geen signaal geen signaal 2 streepjes niet gemeten AID-9 geen signaal n.v.t. n.v.t. n.v.t. Windpark Prinses Amalia Meetpunt Vodafone T-Mobile KPN 3G KPN 4G (2 antennes) BB Brug 1 streepje 1 streepje 1 streepje goede verbinding BB achterdek geen signaal geen signaal 1 streepje niet gemeten AID-9 geen signaal n.v.t. n.v.t. n.v.t. Windpark NoordzeeWind Meetpunt Vodafone T-Mobile KPN 3G KPN 4G (2 antennes) BB Brug 1 streepje 1 streepje 2 streepjes goede verbinding BB achterdek geen signaal geen signaal 1 streepje niet gemeten AID-9 verbinding KW n.v.t. n.v.t. n.v.t. Het maken van een WiFi verbinding was in geen van de windparken mogelijk. Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 38

257 Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 39

258 12. Kustwacht AIS en radarbeelden 12.1 KWC AIS en radarbeelden RHIB AID-9 Vertrek uit Scheveningen haven Vaartrack RHIB AID-9 Datum/Tijd 6 mei 2015, 08:03:53 uur (UTC) Zichtbaar bij KWC AIS zichtbaar, radar niet zichtbaar* Opmerking* AID-9 aan boord Barend Biesheuvel Route Scheveningen naar windpark Luchterduinen Vaartrack RHIB AID-9 Datum/Tijd 26 mei 2015, 08:47:53 uur (UTC) Zichtbaar bij KWC AIS beperkt zichtbaar, radar niet zichtbaar Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 40

259 In windpark NoordzeeWind Vaartrack RHIB AID-9 Datum/Tijd 26 mei 2015, 12:55:41-13:11:47 uur (UTC) Zichtbaar bij KWC AIS beperkt zichtbaar, radar niet zichtbaar Van windpark NoordzeeWind naar Scheveningen Vaartrack RHIB AID-9 Datum/Tijd 26 mei 2015, 13:46:44-13:56:53 (UTC) Zichtbaar bij KWC AIS beperkt zichtbaar, radar niet zichtbaar Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 41

260 Zeiljacht en recreatievissersvaartuig in windpark Gegevens zeiljacht Lengte breedte AIS transponder AIS Type 11 3 meter Klasse B (carrier sense) Zeilschip Zeiljacht varende in het windpark NoordzeeWind Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 42

261 Op 14 oktober (2015) is door een medewerker van Eneco in het windpark Luchterduin een voor anker liggend sportvisvaartuig (kleiner dan 10meter) aangetroffen van waaruit met hengels werd gevist. Dit vaartuigje was niet op radar van de Kustwacht waargenomen. Sportvisvaartuig in windpark Luchterduinen Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 43

262 13.1 KWC AIS klasse B en radarbeelden zeiljacht in windpark NoordzeeWind Vaartrack zeiljacht Datum/Tijd Zichtbaar bij KWC: -AIS -radar 26 mei 2015, 11:48:59-13:47:14 uur (UTC) in het windpark wordt het zeiljacht zichtbaar zichtbaar Vaartrack zeiljacht met de bijbehorende informatie Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 44

263 Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 45

264 14. SAR oefening windpark NoordzeeWind Op 3 juni 2015 is in samenwerking met de windparkbeheerder, KNRM en Kustwacht een gezamenlijke oefening gehouden in het windpark NoordzeeWind. Doel van het onderzoek was in het windpark te oefenen in hulpverlening aan een vaartuig in nood en een drenkeling (pop KNRM) die was uitgerust met een AIS-S.A.R.T. transponder te traceren en te redden. Bij de oefening waren vaartuigen betrokken die in de onderstaande tabel staan vermeld. Tijdens de oefening werd door het Kustwachtcentrum de AIS en radarbeelden van de pop en de vaartuigen gemonitord. De resultaten staan in onderstaande tabel vermeld. Vaartuigen Zichtbaar op AIS in Zichtbaar op radar in Lengte windpark windpark Pop, KNRM Annie Poulisse, KNRM 10,6 m + +/- Donateur, KNRM 10,6 m + +/- Adriaan Hendrik, KNRM 10,6 m +/- +/- Christien, KNRM 14,4 m + +/- Windcat 26, Eneco 18,0 m + +/- ms. Annie Poulisse ms. Donateur ms. Adriaan Hendrik ms. Christien SOV Windcat 26 ms. Ievoli Amaranth Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 46

265 14.1 KNRM oefenpop De KNRM oefenpop is uitgerust met een AIS-S.A.R.T. (zendvermogen 2 Watt). AIS-S.A.R.T. met uitgerolde antenne. De antenne lengte bedraagt circa 45 cm AIS-SART,eigendom KNRM Informatie oefenpop Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 47

266 ..The EasyRESCUE operates as an AIS-S.A.R.T. (AIS Search-And-Rescue- Transmitter) and it can be activated manually in case of distress on sea. All vessels around with AIS stations are able to receive the position of the EasyRESCUE via VHF. Depending on the version, the device has an additional automatic trigger function via water contact (A049) or via magnetic switch with ripcord as a third trigger function (A040- BW-COM). The range depends on the height of the transmitters antenna over sea level. The range is approx nautical miles, if the height of EasyRESCUE s antenna is 1 m above sea level (e.g. mounted at a life raft). If the EasyRESCUE is directly above the sea level, the range is approx nautical miles assumed that the receiving antenna is at a height of 15 m (top of a mast). SAR helicopter can locate the transmitter even at distances of more than 40 nautical miles. The EasyRESCUE uses the standard AIS positions report, which is also used by AIS Class A stations. That means almost all AIS stations -commercial vessels (Class A) and pleasure boats (Class B)- can receive these messages and show the EasyRESCUE on their display... Bron: Weather Dock Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 48

267 PLB FAST FIND 220 The FAST FIND 220 is small and light enough for you to carry on your person at all times. Using advanced technology, the FAST FIND 220 transmits a unique ID and your current GPS co-ordinates via the COSPAS-SARSAT global search and rescue satellite network, alerting the rescue services within minutes. Once within the area, the search and rescue services can quickly home in on your location using the unit s 121.5Mhz homing beacon and flashing LED SOS light. The compact FAST FIND 220 is quick and easy to activate, with a safe stow antenna which automatically deploys when the unit is activated. The battery enables it to operate continuously for a minimum of 24 hours. Waterproof to a depth of 10m, the FAST FIND 220 is also supplied with a flotation pouch, for easy retrieval. Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 49

268 14.2 KWC AIS en radarbeelden SAR oefening windpark NoordzeeWind Vaartrack Datum/Tijd Zichtbaar bij KWC: -AIS -radar KNRM oefenpop 3 juni 2015, 13:51:05-16:14:22 uur (UTC) zichtbaar niet zichtbaar Vaartracks reddingsvaartuigen Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 50

269 Vaartrack Datum/Tijd Zichtbaar bij KWC: -AIS -radar SOV Windcat 26 (doelschip) 3 juni 2015, 13:50:50-17:11:50 uur (UTC) zichtbaar beperkt zichtbaar Vaartrack Datum/Tijd Zichtbaar bij KWC: -AIS -radar Adriaan Hendrik (KNRM) 3 juni 2015, 16:22:41-17:38:47 uur (UTC) beperkt zichtbaar grotendeels zichtbaar Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 51

270 Vaartrack Datum/Tijd Zichtbaar bij KWC: -AIS -radar Annie Poulisse (KNRM) 3 juni 2015, 16:03:05-17:53:29 uur (UTC) zichtbaar beperkt zichtbaar Vaartrack Datum/Tijd Zichtbaar bij KWC: -AIS -radar Donateur (KNRM) 3 juni 2015, 16:29:56-17:56:23 uur (UTC) zichtbaar beperkt zichtbaar Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 52

271 Vaartrack Datum/Tijd Zichtbaar bij KWC: -AIS -radar Christien (KNRM) 3 juni 2015, 13:26:20-18:25:53 uur (UTC) zichtbaar grotendeels zichtbaar SAAB R4 Navigation System, ms. Barend Biesheuvel Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 53

272 15. SAR oefening windpark Luchterduinen 3 september 2015 Op 3 september 2015 is in samenwerking met de windparkbeheerder Eneco, KNRM en de Kustwacht een gezamenlijke SAR oefening gehouden in het windpark Luchterduinen, waarbij een vaartuig van de KNRM (Koos van Messel, l.o.a. 18,8 meter) en een SAR helikopter (OO-NHX) van de Kustwacht waren betrokken. Doel was de mogelijkheden en eventuele beperkingen van een SAR helikopter opererend binnen een windpark proefondervindelijk vast te stellen. Een van de doelen van het onderzoek was in het windpark te oefenen in de hulpverlening aan een drenkeling (pop KNRM) die was uitgerust met een AIS-S.A.R.T. transponder om deze door de SAR helikopter te traceren en te redden. De resultaten van de oefening staan beschreven in het Kustwachtrapport "SAR heli test Luchterduinen, 3 september 2015". Oefenpop in windpark Luchterduinen KNRM reddingsboot Koos van Messel en Kustwacht SAR helikopter OO-NHX Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 54

273 15.1 KWC AIS en radarbeelden SAR oefening windpark Luchterduinen Vaartrack Datum/Tijd SAR vaartuig Koos van Messel (KNRM) 3 september 2015, 06:36:55-09:21:28 uur (UTC) Zichtbaar bij KWC: -AIS -radar grotendeels zichtbaar grotendeels zichtbaar Tresco Navigis aan boord KNRM reddingsboot Koos van Messel Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 55

274 16. AIS klasse B test in het windpark Luchterduinen Op 17 oktober 2015 is met het KNRM vaartuig Annie Poulisse, circa 10 m lang, een onderzoek uitgevoerd in het windpark Luchterduinen. Het vaartuig is zelf uitgerust met een AIS klasse A ontvanger. Voor deze test is gebruik gemaakt van de portable SAAB AIS klasse B (carrier sense) unit, welke op de voorzijde van het vaartuig was bevestigd. Vanaf het strand van Zandvoort is richting windpark Luchterduinen gevaren. In het windpark is contact opgenomen met het onderhoud vaartuig Windcat 17. In het windpark is in verschillende richtingen en snelheden langs de windmolens gevaren. Tevens is in het windpark geoefend met een oefenpop van de KNRM die was voorzien van AIS-S.A.R.T Resultaten onderzoek AIS Het AIS klasse A signaal is in het windpark onregelmatig zichtbaar. Het AIS klasse B signaal op circa 6 zeemijl uit de kust niet meer zichtbaar bij de Kustwacht. MarineTraffic een particuliere organisatie, ontvangt zowel het AIS klasse A als AIS klasse B signaal gedurende de gehele vaartocht goed. Radar Geconstateerd is dat de Annie Poulisse op radar tot voor het windpark zichtbaar is en in het windpark niet meer zichtbaar is. AIS S.A.R.T. De AIS S.A.R.T. (rondje met kruis) was zichtbaar op de elektronische kaart van de Annie Poulisse (zie foto voorgaande bladzijde). AIS klasse-b unit (carrier sense) KNRM reddingsboot Annie Poulisse, met AIS-B unit op de voorzijde Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 56

275 16.2 KWC, AIS en radarbeelden AIS test in windpark Luchterduinen Vaartrack Datum/Tijd MMSI nummer Zichtbaar KWC: -AIS -radar SAR vaartuig Annie Poulisse (KNRM) 17 oktober 2015, 06:34-08:39 uur (UTC) zichtbaar vanaf Zandvoort tot voor windpark Luchterduinen in het windpark onregelmatig zichtbaar niet zichtbaar in windpark Luchterduinen Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 57

276 Vaartrack SAR vaartuig Annie Poulisse (KNRM) Datum/Tijd 17 oktober 2015, 06:34-08:39 uur (UTC) MMSI nummer Zichtbaar KWC: -AIS niet meer zichtbaar na circa 6 zeemijl uit de kust van Zandvoort -radar n.v.t. Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 58

277 16.3 NARCIS, AIS beelden AIS klasse B test in windpark Luchterduinen Vaartrack Datum/Tijd Zichtbaar NARCIS: -AIS klasse A -AIS klasse B SAR vaartuig Annie Poulisse (KNRM) MMSI SAAB HITT AIS-B MMSI oktober 2015, 08:50:03 uur (locale tijd) zichtbaar niet meer zichtbaar na circa 6 zeemijl uit de kust van Zandvoort Vaartrack Datum/Tijd Zichtbaar NARCIS: -AIS klasse A -AIS klasse B SAR vaartuig Annie Poulisse (KNRM) MMSI SAAB HITT AIS-B MMSI oktober 2015, 09:27:00 uur (locale tijd) zichtbaar in windpark Luchterduinen niet zichtbaar Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 59

278 Annie Poulisse op terugweg van windpark Luchterduinen naar Zandvoort AIS klasse A zichtbaar op NARCIS AIS klasse B zichtbaar op NARCIS Local time + nee 09:47 Opmerkingen + nee Status blijft het zelfde tot 09: : : : : : : : : : : : : : Status blijft zelfde tot 10: :28 AIS klasse B blijft op zee voor het strand. + + Status blijft zelfde tot 10: :36 AIS klasse B samen met klasse A op het strand + + Status blijft zelfde tot 10: :49 AIS klasse B uitgezet :50 AIS klasse A uitgezet Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 60

279 16.4 MarineTraffic, AIS beelden in windpark Luchterduinen Vaartrack Datum/Tijd MMSI nummer Zichtbaar MarineTraffic: -AIS klasse A SAR vaartuig Annie Poulisse (KNRM) 17 oktober 2015, 06:34-08:39 uur (UTC) zichtbaar vanaf circa 1,6 zeemijl vanuit Zandvoort tot in het windpark AIS klasse A Name Geo_N Geo_E Time UTC Speed Course Event Annie Poulisse 52, , :34 29,0 273 In range " 52, , :35 25,7 258 Underway " 52, , :51 6,6 295 Changed course " 52, , :12 10,7 234 Changed course " 52, , :30 0,5 57 Stopped " 52, , :36 8,1 138 Underway " 52, , :40 0,1 60 Stopped " 52, , :41 5,2 48 Underway " 52, , :52 28,7 105 Changed course " 52, , :17 0,8 272 Stopped " 52, , :20 5,8 78 Underway " 52, , :25 0,5 91 Stopped " 52, , :39 65 Midday position Course - richting in graden Geo - geografen noord en oost Speed - snelheid in knopen Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 61

280 Vaartrack SAAB HITT AIS-B Datum/Tijd 17 oktober 2015, 06:34-08:39 uur (UTC) MMSI nummer Zichtbaar MarineTraffic: -AIS klasse B vanaf Zandvoort tot in het windpark AIS klasse B Name Geo_N Geo_E Time UTC Speed Course Event HITT-TEST-B 52,3710 4, :24 4,1 277 In range " 52,3745 4, :31 27,7 281 Underway " 52,4120 4, :29 0,6 54 Stopped " 52,4088 4, :37 8,3 143 Underway " 52,3962 4, :48 28,3 112 Changed course " 52,3712 4, :20 4,5 76 Changed course " 52,3707 4, :27 0,1 38 Stopped " 52,3719 4, :40 0,1 38 Midday position SOV Windcat 17 naast windmolen EL22 in windpark Luchterduinen Test detectie en communicatie in windparken voor toezicht en handhaving t.b.v. project "Doorvaart en medegebruik windparken" 62

Regels en veiligheidstips Gedragscode voor veilig varen door windparken

Regels en veiligheidstips Gedragscode voor veilig varen door windparken Regels en veiligheidstips Gedragscode voor veilig varen door windparken De Noordzee is één van de drukst bevaren zeeën van de wereld. De Nederlandse overheid streeft naar een efficiënt en meervoudig gebruik

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22588 26 april 2018 Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 16 april 2018, nr. RWS-2018/13729, houdende

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 23769 30 april 2018 Wijziging bekendmaking houdende een verbod zich te bevinden in de veiligheidszone rondom Offshore

Nadere informatie

Varen op zee is niet gevaarlijk, zolang je maar beseft dat het gevaarlijk is.

Varen op zee is niet gevaarlijk, zolang je maar beseft dat het gevaarlijk is. Varen op zee is niet gevaarlijk, zolang je maar beseft dat het gevaarlijk is. Regioteam Noordzee Isafety Fair 2017 1 april Programma Introductie regioteam leden Windparken en recreatievaart Natura 2000

Nadere informatie

Uitwerking besluit doorvaart en medegebruik van windparken op zee in het kader van Nationaal Waterplan

Uitwerking besluit doorvaart en medegebruik van windparken op zee in het kader van Nationaal Waterplan Uitwerking besluit doorvaart en medegebruik van windparken op zee in het kader van Nationaal Waterplan 2016-2021 Datum december 2015 Status definitief 1 2 Colofon Uitgegeven door Ministerie van Infrastructuur

Nadere informatie

GEM project memo Onderwerp: Aanvulling MER Gemini Actualisatie scheepvaartintensiteit

GEM project memo Onderwerp: Aanvulling MER Gemini Actualisatie scheepvaartintensiteit GEM project memo Onderwerp: Aanvulling MER Gemini Actualisatie scheepvaartintensiteit 2 For issue 20130530 Mbr CMo PBo 1 For issue 20130528 Mbr CMo PBo Rev. Doc Status Date Sections Prepared by Checked

Nadere informatie

Windenergie op zee. Anita Nijboer

Windenergie op zee. Anita Nijboer Windenergie op zee Anita Nijboer Windenergie op zee Ronde 1 (2000-2007) Realisatie van twee windturbineparken binnen de 12-mijlszone Offshore windpark Egmond aan Zee (10-18 km uit kust) vergunning 2005,

Nadere informatie

Ten Noorden van de Waddeneilanden. Aanwijzing Windenergiegebieden (partiële herziening Nationaal Waterplan) Hollandse Kust. Henk Merkus/Rob Gerits

Ten Noorden van de Waddeneilanden. Aanwijzing Windenergiegebieden (partiële herziening Nationaal Waterplan) Hollandse Kust. Henk Merkus/Rob Gerits Ten Noorden van de Waddeneilanden Aanwijzing Windenergiegebieden (partiële herziening Nationaal Waterplan) MCN Den Helder Henk Merkus/Rob Gerits Hollandse Kust Inhoud Ronde 1 2-3 Nationaal Waterplan (NWP)

Nadere informatie

Windmolens aan de kust

Windmolens aan de kust Windmolens aan de kust Landelijke Kustdagen 2013 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Ministerie van Economische Zaken Rijkswaterstaat Lisette Groot Kormelink Projectleider Haalbaarheidsstudie Windenergie

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36496 27 juni 2017 Voorbereidingsbesluit kavel V windenergiegebied Hollandse Kust (noord), Ministerie van Economische

Nadere informatie

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (Zuid)

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (Zuid) Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (Zuid) Voorlopig toetsingsadvies over het milieueffectrapport 14 juli 2016 / projectnummer: 3091 1. Oordeel over de milieueffectrapporten De Wet windenergie op zee

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 19983 14 juli 2015 Voorbereidingsbesluit kavel III windenergiegebied Borssele, Ministerie van Economische Zaken De Minister

Nadere informatie

Ministerie van Economische Zaken. Windenergie op zee. Stakeholderbijeenkomst 6 september 2016

Ministerie van Economische Zaken. Windenergie op zee. Stakeholderbijeenkomst 6 september 2016 Ministerie van Economische Zaken Windenergie op zee Stakeholderbijeenkomst 6 september 2016 Inhoud presentaties Inhoudelijke toelichting: 1. Kader en besluitvorming: Bert Wilbrink (Economische Zaken) 2.

Nadere informatie

PlanMER/PB Structuurvisie Wind op Zee Resultaten beoordeling Natuur. Windkracht14 22 januari 2014 Erik Zigterman

PlanMER/PB Structuurvisie Wind op Zee Resultaten beoordeling Natuur. Windkracht14 22 januari 2014 Erik Zigterman PlanMER/PB Structuurvisie Wind op Zee Resultaten beoordeling Natuur Windkracht14 22 januari 2014 Erik Zigterman Korte historie 2009: Nationale Waterplan! 2 windenergiegebieden aangewezen! Borssele en IJmuiden

Nadere informatie

AIS Netwerk van de Nederlandse Kustwacht

AIS Netwerk van de Nederlandse Kustwacht AIS Netwerk van de Nederlandse Kustwacht AIS (Automatisch( Identificatie Systeem) is oorspronkelijk ontworpen als hulpmiddel bij de navigatie voor de scheepvaart. AIS is een VHF transpondersysteem dat

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 71194 23 december 2016 Voorbereidingsbesluit kavel IV windenergiegebied Hollandse Kust (zuid), Ministerie van Economische

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 71191 23 december 2016 Voorbereidingsbesluit kavel III windenergiegebied Hollandse Kust (zuid), Ministerie van Economische

Nadere informatie

Goed marifoongebruik? Begrepen, over!

Goed marifoongebruik? Begrepen, over! Goed marifoongebruik? Begrepen, over! Goed marifoongebruik is essentieel voor een vlotte en veilige vaart. Niet onbelangrijk als u weet dat de Nederlandse vaarwegen tot de drukste ter wereld behoren. In

Nadere informatie

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (zuid)

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (zuid) Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (zuid) Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 31 oktober 2016 / projectnummer: 3091 1. Oordeel over de milieueffectrapporten De Wet windenergie op zee maakt

Nadere informatie

Impact windenergie op Noordzeemilieu: kansen & bedreigingen

Impact windenergie op Noordzeemilieu: kansen & bedreigingen Impact windenergie op Noordzeemilieu: kansen & bedreigingen IRO/CEDA lezing Bert Wilbrink (ministerie EZK) Suzanne Lubbe (RWS) 12 maart 2019 Inhoud presentatie Visie overheid op ecologische impact bouw

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ) Nr. 25 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

2014D04091 LIJST VAN VRAGEN

2014D04091 LIJST VAN VRAGEN 2014D04091 LIJST VAN VRAGEN Nr. Vraag 2 Hoe verhoudt de ontwerp-rijksstructuurvisie zich met de voorgestelde Europese kaderrichtlijn op het gebied van maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer?

Nadere informatie

Opvallend genoeg? AIS!

Opvallend genoeg? AIS! NAV Recreatievaart 2008 Veiligheid door Communicatie Nederlands Instituut voor Navigatie HISWA te Water IJmuiden 5 september 2008 Wim van der Heijden Ship Monitoring Consultancy Radar reflectors Gezien

Nadere informatie

Introductie windenergiesector

Introductie windenergiesector Introductie windenergiesector Blok 2 Sander Lagerveld Dag 10 Windenergie 1 Duurzaam werken op Zee Toepassing van windenergie in Nederland Duurzaam werken op zee 2 Windmolens verschijnen vanaf 12e eeuw

Nadere informatie

BIJLAGE 13 VERWERKING ADVIES COMMISSIE VOOR DE M.E.R.

BIJLAGE 13 VERWERKING ADVIES COMMISSIE VOOR DE M.E.R. BIJLAGE 13 VERWERKING ADVIES COMMISSIE VOOR DE M.E.R. Verwerking van advies Commissie m.e.r. (5 september 2017 / projectnummer 3228) in MER # Advies Commissie m.e.r. Waar beschreven in MER? 1 Essentiële

Nadere informatie

REGIOTEAM NOORDZEE ACTIVITEITEN VOOR OFF SHORE VAREN

REGIOTEAM NOORDZEE ACTIVITEITEN VOOR OFF SHORE VAREN REGIOTEAM NOORDZEE ACTIVITEITEN VOOR OFF SHORE VAREN WAT DOEN WE VOOR HET VAREN OP ZEE? = PRESENTATIE WAT MOETEN WE TOEVOEGEN? = DIALOOG ACTIVITEITEN REGIOTEAM NATURA 2000 GEBIEDEN NOORDZEE KADER RICHTLIJN

Nadere informatie

Datum 27 juni 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht honderden zeeschepen van de radar

Datum 27 juni 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht honderden zeeschepen van de radar 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 112 28 januari 2016 Voorbereidingsbesluit kavel II windenergiegebied Hollandse Kust (zuid), Ministerie van Economische

Nadere informatie

Voortgangsrapport windenergie op zee. Programma windenergie op zee

Voortgangsrapport windenergie op zee. Programma windenergie op zee Voortgangsrapport windenergie op zee Programma windenergie op zee 11 december 2014 Inhoud Wat moeten we doen? Waar staan we nu? Randvoorwaarden Waar staan we nu? Voorbereiding tender Borssele SDE+ tendersysteem

Nadere informatie

Quickscan Haalbaarheidsstudie windparken binnen 12-mijlszone

Quickscan Haalbaarheidsstudie windparken binnen 12-mijlszone Quickscan Haalbaarheidsstudie windparken binnen 12-mijlszone Juni 2013 Inhoudsopgave 1 Aanleiding Haalbaarheidsstudie... 3 2 Uitgangspunten... 3 3 Aanpak quickscan... 4 4 Uitkomsten quickscan... 4 5 Hoe

Nadere informatie

Examenvragen Basis Certificaat Marifonie 1

Examenvragen Basis Certificaat Marifonie 1 Examenvragen Basis Certificaat Marifonie 1 Veel succes bij het maken van de vragen. 1. De juiste volgorde van de inhoud van het noodbericht is: (3) A. noodsein, naam schip, roepnaam, positie, aard verlangde

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36159 18 december 2014 Toepassing van de Rijkscoördinatieregeling ten behoeve van het project transmissiesysteem op zee

Nadere informatie

TKI Wind op Zee Workshop Financiering

TKI Wind op Zee Workshop Financiering TKI Wind op Zee Workshop Financiering Met welk support regime worden ambities offshore wind NL bereikt? 7 mei 2013 Amersfoort Marco Karremans Wind op Zee cruciaal voor 16% duurzame energie in 2020 Doelstelling:

Nadere informatie

De Minister van Economische Zaken; In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, Overwegende,

De Minister van Economische Zaken; In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, Overwegende, Besluit van de Minister van Economische Zaken van 4 december 2014, nr. DGETM-ED/14172990, tot toepassing van de Rijkscoördinatieregeling ten behoeve van project transmissiesysteem op zee Borssele De Minister

Nadere informatie

Dat hiertoe onder andere het operationeel windvermogen op zee wordt opgeschaald naar 4.450 MW in 2023;

Dat hiertoe onder andere het operationeel windvermogen op zee wordt opgeschaald naar 4.450 MW in 2023; De Minister van Economische Zaken; In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, Overwegende, Dat op grond van richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter

Nadere informatie

BIJLAGE 14 RISICO'S VOOR SCHEEPVAART DOOR FALEN VAN WINDTURBINES

BIJLAGE 14 RISICO'S VOOR SCHEEPVAART DOOR FALEN VAN WINDTURBINES BIJLAGE 14 RISICO'S VOOR SCHEEPVAART DOOR FALEN VAN WINDTURBINES 1 RISICO'S VOOR SCHEEPVAART DOOR FALEN VAN WINDTURBINES Inleiding Om de risico s voor scheepvaart in windturbineparken (recreatievaart

Nadere informatie

Integraal Handhavingsbeleidsplan De Ronde Venen, 26 september Toelichting risicoanalyse

Integraal Handhavingsbeleidsplan De Ronde Venen, 26 september Toelichting risicoanalyse Bijlage III Toelichting risicoanalyse 62 1. Inleiding De risicomatrix is ontwikkeld door het Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving, onderdeel van het Ministerie van Justitie, in opdracht van

Nadere informatie

1. VHF-kanaal 15 is op de Nederlandse binnenwateren bestemd voor: 1 a. intership verkeer. b. openbaar verkeer. c. intraship verkeer.

1. VHF-kanaal 15 is op de Nederlandse binnenwateren bestemd voor: 1 a. intership verkeer. b. openbaar verkeer. c. intraship verkeer. Proefexamen Basis Certificaat Marifonie Het examen bestaat uit 30 meerkeuze vragen. Het maximale aantal te behalen punten is 50. Het minimale aantal punten om te slagen is 35. U krijgt 60 minuten de tijd.

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage. Datum 26 september 2014 Betreft Windenergie op zee

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage. Datum 26 september 2014 Betreft Windenergie op zee > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Directoraat-generaal Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag

Nadere informatie

Examenvragen Basis Certificaat Marifonie 3

Examenvragen Basis Certificaat Marifonie 3 Examenvragen Basis Certificaat Marifonie 3 1. VHF kanaal 15 is op de Nederlandse binnenwateren bestemd voor: (1) A. intership verkeer. B. openbaar verkeer. C. intraship verkeer. 2. VHF kanaal 67 wordt

Nadere informatie

Tabel 1: Kostenontwikkeling gemiddeld windpark op zee zoals vastgelegd in het Energieakkoord

Tabel 1: Kostenontwikkeling gemiddeld windpark op zee zoals vastgelegd in het Energieakkoord Regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee) NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG I. ALGEMEEN Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van

Nadere informatie

Oplegnotitie bij de Havenvisie Wadden Verantwoord Varen op het Wad (eindversie Havenvisie 27 maart 2010).

Oplegnotitie bij de Havenvisie Wadden Verantwoord Varen op het Wad (eindversie Havenvisie 27 maart 2010). Definitief concept oktober 2010 Oplegnotitie bij de Havenvisie Wadden Verantwoord Varen op het Wad (eindversie Havenvisie 27 maart 2010). Inleiding In Deel 4 van de pkb Derde Nota Waddenzee (januari 2007)

Nadere informatie

Windenergie op Zee. Realisatie. Jaar van realisatie Borssele. Gebieden Routekaart. Jaar van tender

Windenergie op Zee. Realisatie. Jaar van realisatie Borssele. Gebieden Routekaart. Jaar van tender Realisatie De bouw van grote windparken is een uitdagende opgave voor alle betrokken partijen. Hiermee wordt de Nederlandse energievoorziening duurzamer en minder afhankelijk van het buitenland. Windparken

Nadere informatie

Communicatie op het water

Communicatie op het water Communicatie op het water Een marifoon is een zend- en ontvangapparaat voor maritieme communicatie. Via de marifoon legt u contact met andere schepen en met walstations, zoals sluizen, verkeersposten of

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Besluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met de vereenvoudiging en uniformering van regels voor windparken op zee (algemene regels windparken op zee) Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods,

Nadere informatie

VERKEERSMANAGEMENT @ 2030 Wim Veldhuyzen Movares Nederland BV

VERKEERSMANAGEMENT @ 2030 Wim Veldhuyzen Movares Nederland BV VERKEERSMANAGEMENT @ 2030 Wim Veldhuyzen Movares Nederland BV Verkeersmanagement Het geheel aan maatregelen en voorzieningen door een bevoegde autoriteit met als doel: een veilige vlotte en milieuvriendelijke

Nadere informatie

NOTA WEERSTANDSVERMOGEN RECREATIESCHAP VOORNE-PUTTEN-ROZENBURG

NOTA WEERSTANDSVERMOGEN RECREATIESCHAP VOORNE-PUTTEN-ROZENBURG NOTA WEERSTANDSVERMOGEN RECREATIESCHAP VOORNE-PUTTEN-ROZENBURG Opgesteld door: G.Z-H In opdracht van: Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg Postbus 341 3100 AH Schiedam Tel.: 010-2981010 Fax: 010-2981020

Nadere informatie

MKBA Windenergie binnen de 12-mijlszone

MKBA Windenergie binnen de 12-mijlszone MKBA Windenergie binnen de 12-mijlszone Den Haag, 3 november 2014 Niels Hoefsloot Ruben Abma Inhoud presentatie 1. Onderzoeksmethode en uitgangspunten 2. Directe effecten 3. Indirecte/externe effecten

Nadere informatie

AIS nader verklaard. Wat zijn de functies van AIS?

AIS nader verklaard. Wat zijn de functies van AIS? AIS nader verklaard AIS (Automatic Identification System) is de naam van een systeem waarmee het voor schepen mogelijk is om andere schepen te identificeren, en om de voortbeweging van deze schepen te

Nadere informatie

Bijlage 2 Indicatieve doorlooptijden (open) aanbesteding(svarianten)

Bijlage 2 Indicatieve doorlooptijden (open) aanbesteding(svarianten) Bijlage 2 Indicatieve doorlooptijden (open) aanbesteding(svarianten) Wanneer duidelijkheid burger* Aanbestedings dossier gereed Opties 0 en 1 Optie 2 Optie 3 Optie 4 DT Noord (verlegd en verdiept**) met

Nadere informatie

Noordzeedagen 1 & 2 oktober

Noordzeedagen 1 & 2 oktober Noordzeedagen 1 & 2 oktober Kennis voor beleid en beheer Martine Graafland Ecologie en Cumulatie Aanleiding Routekaart SER akkoord WOZ gebied Tenderschema: M W Jaar van tender gereed Borssele 1,2 700 2015

Nadere informatie

Offshore windenergie en de kansen voor de maritieme sector. Chris Westra General Manager

Offshore windenergie en de kansen voor de maritieme sector. Chris Westra General Manager Offshore windenergie en de kansen voor de maritieme sector. Chris Westra General Manager We@Sea 1973 2012 Energie potentieel van de Noordzee Offshore windturbineparken in NL Ronde 1 2 windturbineparken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 30 490 Kustwacht In Nederland Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Speerpunten handhaving in de tankvaart & Convenanten. Frans Plu & Eric van Hees 6 september 2012

Speerpunten handhaving in de tankvaart & Convenanten. Frans Plu & Eric van Hees 6 september 2012 Speerpunten handhaving in de tankvaart & Convenanten Frans Plu & Eric van Hees 6 september 2012 Inhoud Introductie Kaders Risico analyse Risico s tankvaart convenanten Organisatie ILT Introductie - Organisatie

Nadere informatie

Internationale veiligheidsrichtlijnen Hoofdstuk 6 voor binnentankschepen en terminals. Hoofdstuk 6 BEVEILIGING

Internationale veiligheidsrichtlijnen Hoofdstuk 6 voor binnentankschepen en terminals. Hoofdstuk 6 BEVEILIGING Hoofdstuk 6 BEVEILIGING Binnenvaarttankers laden of lossen vaak op faciliteiten waar zeevaarttankers worden behandeld en waar dus de International Ship en Port Facility Security (ISPS) Code van toepassing

Nadere informatie

Houtskoolschets Windstreek 2011

Houtskoolschets Windstreek 2011 Windenergie in Fryslân, voorgeschiedenis Bij de evaluatie van Windstreek 2000 in 2008 hebben Provinciale Staten Gedeputeerde Staten gevraagd om nieuw beleid voor windenergie op te stellen. Houtskoolschets

Nadere informatie

Bijlage II - Het spoorboekje kwaliteit: De BIG-8 stap voor stap. Inleiding

Bijlage II - Het spoorboekje kwaliteit: De BIG-8 stap voor stap. Inleiding Bijlage II - Het spoorboekje kwaliteit: De BIG-8 stap voor stap Inleiding In het omgevingsrecht worden regels gesteld waar de overheden zich aan moeten houden bij het uitvoeren van vergunningverlening,

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Directoraat-generaal Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag

Nadere informatie

Stand van zaken offshore windenergie in Nederland

Stand van zaken offshore windenergie in Nederland Stand van zaken offshore windenergie in Nederland Chris Westra (We@Sea) met dank aan Sander de Jong (Rijkswaterstaat Noordzee) Offshore windturbineparken in NL Ronde 1 2 windturbineparken operationeel

Nadere informatie

windenergie beter te vertegenwoordigen in de structuurvisie dan nu het geval is.

windenergie beter te vertegenwoordigen in de structuurvisie dan nu het geval is. ... Datum: Pagina: 1 van 15 INHOUDSOPGAVE...... 1 Inleiding 3 2 Uitgangspunten 4 2.1 Afstand tot woningen 4 2.2 Ontwerp Ruimtelijk Plan van de Structuurvisie Hoeksche Waard 4 2.3 Nota

Nadere informatie

Windinitiatief AkzoNobel. Bijeenkomst klankbordgroep oktober 2017

Windinitiatief AkzoNobel. Bijeenkomst klankbordgroep oktober 2017 Windinitiatief AkzoNobel Bijeenkomst klankbordgroep - 2 25 oktober 2017 Agenda 1. Opening, notulen, procesparticipatie 2. Beantwoording vragen 3. Fase afgerond en procedures 4. Tijdspad 5. Volgend overleg

Nadere informatie

Evaluatierapportage reddingsoefening Zuider Spruit

Evaluatierapportage reddingsoefening Zuider Spruit Evaluatierapportage reddingsoefening Zuider Spruit Inleiding Wadlopen is nooit zonder risico s. Het is echter van belang deze risico s te minimaliseren en eventuele calamiteiten het hoofd te bieden. Voor

Nadere informatie

oordzee 2050 EBIEDSAGENDA Noordzee 2050 GEBIEDSAGENDA

oordzee 2050 EBIEDSAGENDA Noordzee 2050 GEBIEDSAGENDA oordzee 2050 EBIEDSAGENDA oordzee 2050 EBIEDSAGENDA UITNODIGING oordzee 2050 EBIEDSAGENDA oordzee 2050 EBIEDSAGENDA oordzee 2050 EBIEDSAGENDA Noordzee 4e werkbijeenkomst 2050 NOORDZEE 2050 DATUM 22 januari

Nadere informatie

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 30 oktober 2015/ rapportnummer 3070 1. Oordeel over het milieueffectrapport De gemeente Cromstrijen

Nadere informatie

Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende

Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende Wie THV RENTEL Wat Ontwikkelen, bouwen en exploiteren van offshore energieparken voor de Belgische kust. Eens de zone is volgebouwd,

Nadere informatie

Beleidsregel vergaand geautomatiseerd varen

Beleidsregel vergaand geautomatiseerd varen Beleidsregel vergaand geautomatiseerd varen Bart van Gent Directie Maritieme Zaken Melanie Kalis Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken Middagprogramma Inleiding Toelichting op de Beleidsregel

Nadere informatie

Verslag test zwemvesten met MOB op zee aan boord van de O.29 Broodwinner dd. 02 februari 2017.

Verslag test zwemvesten met MOB op zee aan boord van de O.29 Broodwinner dd. 02 februari 2017. Verslag test zwemvesten met MOB op zee aan boord van de O.29 Broodwinner dd. 02 februari 2017. De PLB s (Personal Locator Beacon) die in de Belgische visserij gebruikt worden zijn van het type smrt AU10

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Bureau Dokumentatie Postbus 1031 3000 BA Rotterdam D 0338

Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Bureau Dokumentatie Postbus 1031 3000 BA Rotterdam D 0338 S. js.io Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Bureau Dokumentatie Postbus 1031 3000 BA Rotterdam D 0338 Ri jkswater s t aat, Dienst Verkeerskunde, Hoofdafdeling Scheepvaart. Dordrecht, 2 juni 1975. NOTITIE

Nadere informatie

3 december december oktober November 2009

3 december december oktober November 2009 BIJLAGE : Rapporten en studies nautische visie op veilige afstanden Geaccepteerde rapporten Naam studie Instituut Rapportnu mmer IN BEHEER BIJ RIJKSWATERSTAAT ZD Datum Nr. Status Digitaal beschikbaar Op

Nadere informatie

Nautisch Veiligheidsplan, leidraad

Nautisch Veiligheidsplan, leidraad Nautisch Veiligheidsplan, leidraad Havenbedrijf Rotterdam N.V. Divisie Havenmeester Wilhelminakade 909 3072 AP Rotterdam evenementendhmr@portofrotterdam.com Inhoud 1 Inleiding 4 1.1 Gebruik van dit veiligheidsplan

Nadere informatie

NET OP ZEE HOLLANDSE KUST (WEST BETA) Werksessie 2 offshore

NET OP ZEE HOLLANDSE KUST (WEST BETA) Werksessie 2 offshore NET OP ZEE HOLLANDSE KUST (WEST BETA) Werksessie 2 offshore 28-maart-2019 Opening 1. Opening, toelichting agenda en verslag 2. Alternatieven 3. Beoordelingskader 4. Participatie en planning 5. Afsluiting

Nadere informatie

Maritieme Veiligheid. Op het Schelde-Rijnkanaal

Maritieme Veiligheid. Op het Schelde-Rijnkanaal Maritieme Veiligheid Op het Schelde-Rijnkanaal Verkeerspost Wemeldinge 24/7/365 2 VKL s Rijkswaterstaat 2 RWS INFORMATIE - Schelde-Rijnkanaal Beheersgebied Verkeerspost Wemeldinge Oosterschelde Veerse

Nadere informatie

Handhavingsbeleid Digitaal Opkopers Register

Handhavingsbeleid Digitaal Opkopers Register Handhavingsbeleid Digitaal Opkopers Register Gemeente Woerden 2017 Inhoud Inleiding... 2 Doelgroep... 2 Opbouw... 2 Invoering Digitaal Opkopers Register (DOR)... 3 Wettelijk kader... 3 Inkoopregister...

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513 AA s-gravenhage Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 20424 21 december 2010 Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 15 december 2010,

Nadere informatie

Advies. Over het voorontwerp van decreet over het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren. Brussel, 19 september 2011.

Advies. Over het voorontwerp van decreet over het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren. Brussel, 19 september 2011. Advies Over het voorontwerp van decreet over het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren Brussel, 19 september 2011. Vlaamse Havencommissie Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11

Nadere informatie

Communicatie op het water in Frankrijk

Communicatie op het water in Frankrijk Communicatie op het water in Frankrijk Een marifoon is een zend- en ontvangapparaat voor maritieme communicatie. Via de marifoon legt u contact met andere schepen en met walstations, zoals sluizen, verkeersposten

Nadere informatie

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft. 43 Examen maart 2013 ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 2 maart 2013 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB. Verklaring van de gebruikte symbolen 1. Hieronder is een verkeerssituatie

Nadere informatie

BIJLAGE H VISUALISATIES

BIJLAGE H VISUALISATIES BIJLAGE H VISUALISATIES INHOUDSOPGAVE H1 H2 H3 H4 VISUALISATIES RAPPORTATGE TU DELFT KUNSTUITINGEN WINDPARK NOORDOOSTPOLDER VIEWSHEDS MER Bijlage H Visualisaties 1 oktober 2009 Definitieve rapportage Visualisaties

Nadere informatie

Statenvoorstel 52/15. Voorgestelde behandeling. PS-vergadering : 10 juli Initiatiefvoorstel Elektronisch monitoren van luchtwassers

Statenvoorstel 52/15. Voorgestelde behandeling. PS-vergadering : 10 juli Initiatiefvoorstel Elektronisch monitoren van luchtwassers Statenvoorstel 52/15 A Voorgestelde behandeling PS-vergadering : 10 juli 2015 Onderwerp Initiatiefvoorstel Elektronisch monitoren van luchtwassers Aan Provinciale Staten van Noord-Brabant Onderwerp Brabantbrede

Nadere informatie

AANBEVELINGEN VOOR KLEINE SCHEPEN DIE IN OF IN DE

AANBEVELINGEN VOOR KLEINE SCHEPEN DIE IN OF IN DE AANBEVELINGEN VOOR KLEINE SCHEPEN DIE IN OF IN DE NABIJHEID VAN WINDTURBINEPARKEN VAREN Opgesteld namens: Koninklijk Nederlands Watersport Verbond Nederlands Platform voor Waterrecreatie Vereniging voor

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie

Het door TenneT TSO B.V. ingediende plan van aanpak maatregelen scheepvaart kabels wordt separaat behandeld.

Het door TenneT TSO B.V. ingediende plan van aanpak maatregelen scheepvaart kabels wordt separaat behandeld. ONTWERP Datum Rijkswaterstaat Zee en Delta Poelendaelesingel 18 4335 JA Middelburg Postbus 556 3000 AN Rotterdam T 088 797 46 00 F 0118 62 29 99 www.rijkswaterstaat.nl Nummer Onderwerp Ontwerp goedkeuringsbesluit

Nadere informatie

Windmolenparken Zichtbaar vanaf de kust

Windmolenparken Zichtbaar vanaf de kust Windmolenparken Zichtbaar vanaf de kust De impact op recreatie en toerisme -Addendum bij de studie uit 2014- Inhoud Blz. 1 Inleiding 1 2 Omvang van de impact (actualisatie) 3 3 Conclusies en aanbevelingen

Nadere informatie

Voorstel bijvangstenregeling

Voorstel bijvangstenregeling Voorstel bijvangstenregeling 2017-2018 Opgesteld voor: Algemene Ledenvergadering Sportvisserij Fryslân Opgesteld namens: Algemeen Bestuur Opgesteld door: Kantoor Onderwerp: Bijvangstenregeling 2017-2018

Nadere informatie

Gebruikersbepalingen en procedures Maritiem mobiele radiocommunicatie

Gebruikersbepalingen en procedures Maritiem mobiele radiocommunicatie Gebruikersbepalingen en procedures Maritiem mobiele radiocommunicatie Om in te vullen: Scheepsnaam Radioroepnaam ATIS-code MMSI-nummer Nummer Gebruikersbepalingen_frequenties Maritiem_01.00 Uitgave : Versie:

Nadere informatie

Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK)

Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) Het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving bevat normen waaraan goed beleid of goede regelgeving

Nadere informatie

Om wind te oogsten...moet je wind zaaien!

Om wind te oogsten...moet je wind zaaien! 1 Om wind te oogsten....moet je wind zaaien! Jasper Groen & Jennifer Hoovers 2 Duurzame energie is booming! / Discussies over sluiten kolencentrales / E.ON en RWE splitsen fossiele energietakken af / Zwaardere

Nadere informatie

Vragen van de heer D.J. van der Sluijs (PVV) over Windturbines, hogedruk gasleidingen en veiligheid

Vragen van de heer D.J. van der Sluijs (PVV) over Windturbines, hogedruk gasleidingen en veiligheid Vragen nr. 83 Aan de leden van Provinciale Staten van Noord-Holland Haarlem, 28 oktober 2014 Vragen van de heer D.J. van der Sluijs (PVV) over Windturbines, hogedruk gasleidingen en veiligheid De voorzitter

Nadere informatie

Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor Second opinion

Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor Second opinion Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor Second opinion Jan Francke Jan Anne Annema oktober 2007 Second opinion ProRail studie Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor...............................................................................

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 4, zesde lid, van het Besluit schadevergoeding net op zee;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 4, zesde lid, van het Besluit schadevergoeding net op zee; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 16220 31 maart 2016 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 22 maart 2016, nr. WJZ/16007215, tot vaststelling

Nadere informatie

Scheepvaartbewegingen Prinses Amalia windpark

Scheepvaartbewegingen Prinses Amalia windpark Scheepvaartbewegingen Prinses Amalia windpark Analyse voor 2009, 2010 en 2011 Eindrapport Rapport nr. : 25805.600-1-MSCN-rev1 Datum : 19 september 2013 Paraaf Management : M A R I N P.O. Box 28 6700 AA

Nadere informatie

Betekenis Windsector voor Nederlandse Economie. Hans Timmers, voorzitter Bestuur NWEA

Betekenis Windsector voor Nederlandse Economie. Hans Timmers, voorzitter Bestuur NWEA Betekenis Windsector voor Nederlandse Economie Hans Timmers, voorzitter Bestuur NWEA Wie we zijn: De branchevereniging voor Windenergie op Land en Windenergie op Zee. Behartiger van allerlei bedrijven

Nadere informatie

Windenergie op zee Stip op de horizon: 2050

Windenergie op zee Stip op de horizon: 2050 Stip op de horizon: 2050 In 2050 moet de CO 2 -uitstoot van onze economie met 80-95% afnemen ten opzichte van 1990. Dit betekent dat de CO 2 -uitstoot van onze energievoorziening naar nul moet. In alle

Nadere informatie

Reacties van ministerie van Infrastructuur en Milieu op de internetconsultatie

Reacties van ministerie van Infrastructuur en Milieu op de internetconsultatie Reacties van ministerie van Infrastructuur en Milieu op de internetconsultatie Regeling omgevingsregime hoofdspoorwegen Openbare internetconsultatie van 15 maart 2016 tot en met 12 april 2016 d.d. 7 juli

Nadere informatie

BEST PRACTICE NAUTISCHE COMMUNICATIE 1 e Versie

BEST PRACTICE NAUTISCHE COMMUNICATIE 1 e Versie BEST PRACTICE NAUTISCHE COMMUNICATIE 1 e Versie DISCLAIMER De informatie in dit document is met de hoogst mogelijke nauwkeurigheid opgesteld. Echter, het Platform Zero Incidents en haar deelnemers kunnen

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. 33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ) Vergaderjaar 2014 2015

1/2. Staten-Generaal. 33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ) Vergaderjaar 2014 2015 Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2014 2015 33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ) A/ Nr. 11 HERDRUK 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Ter Griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 4 juli 2017 Betreft Tweede openstelling SDE+ 2017

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 4 juli 2017 Betreft Tweede openstelling SDE+ 2017 > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Directoraat-generaal Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres

Nadere informatie

Advies externe veiligheid

Advies externe veiligheid Extern Advies Bevoegd gezag : Gemeente Marum Datum : 29-06-2015 Kenmerk VTH/DMS : Liza-nummer : 39409 Aan : Mevr. M. van der Zee Van : Patrick van Lennep Collegiale toetser : K. Stijkel Onderwerp / Locatie

Nadere informatie

Toelichting SodM op de analyse van dreiging en risico als gevolg van de gaswinning in Groningen (HRA2019)

Toelichting SodM op de analyse van dreiging en risico als gevolg van de gaswinning in Groningen (HRA2019) Toelichting SodM op de analyse van dreiging en risico als gevolg van de gaswinning in Groningen (HRA2019) Groningen, 26 maart 2019 SodM 2018 1 Opzet presentatie 1. Dreiging- en risicoanalyse op basis van

Nadere informatie