Gelet op het advies van de directieraad van 9 maart 2004;

Transcriptie

1 Collegebesluit nr. 04/ maart 2004 Besluit houdende de vacantverklaring van het ambt van directeur bij Kasterlinden, secundair onderwijs voor jongeren met gehoor- of gezichtsproblemen en de organisatie van een vergelijkend examen voor de samenstelling van een wervingsreserve voor het ambt van directeur bij Kasterlinden, secundair onderwijs voor jongeren met gehoor- of gezichtsproblemen. Het College, Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994; Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988; Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen; Gelet op de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de gemeenschappen en de gewesten; Gelet op de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur; Gelet op de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen; Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, zoals gewijzigd; Gelet op het collegebesluit nr. 94/268 van 20 oktober 1994 houdende organisatie van de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de regeling van de rechtspositie van het personeel, inzonderheid deel VI, artikelen 6 en 14, eerste lid, 18 en 19, zoals gewijzigd; Gelet op het protocol nr. 2000/02 afgesloten binnen het Afzonderlijk Bijzonder Comité Onderwijs op 30 mei 2000; Gelet op het advies van de directieraad van 9 maart 2004; Na beraadslaging,

2 Besluit Artikel 1.- Het ambt van directeur bij Kasterlinden, secundair onderwijs voor jongeren met gehoor- of gezichtsproblemen, wordt vacant verklaard per 1 september Deze betrekking is te begeven via bevordering. Indien op basis van de bevorderingsprocedure geen geschikte kandidaat kan worden geselecteerd, wordt de procedure tot aanstelling van een directeur aansluitend automatisch heropgestart voor externe kandidaten, volgens de modaliteiten vastgelegd in de artikelen 2 tot en met 7. Artikel 2.- De toelatings- en aanwervingsvoorwaarden zijn: zich in een administratieve toestand bevinden waarin men zijn aanspraken op bevordering kan laten gelden; in vast verband benoemd zijn in het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschapscommissie in één van de wervings-, selectie- of bevorderingsambten inzoverre er via interne bevordering kan gerekruteerd worden; houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs vastgesteld voor dit specifiek ambt: - alle vereiste bekwaamheidsbewijzen voor algemene en sociale vorming (ASV) (incl. niet conventionele zedenleer (NCZ)) en beroepsgerichte vorming (BGV) in het buitengewoon secundair onderwijs, voor zover ten minste Hoger Onderwijs van het korte type (HOKT) + bewijs van pedagogische bekwaamheid (BPB) - alle vereiste bekwaamheidsbewijzen voor algemene en sociale vorming (ASV) (incl. niet conventionele zedenleer (NCZ)) en beroepsgerichte vorming (BGV) in het buitengewoon secundair onderwijs, voor zover ten minste Hoger Onderwijs van het korte type, volledig leerplan (HOKT, VL) + bewijs van pedagogische bekwaamheid (BPB) - alle vereiste bekwaamheidsbewijzen zoals vastgesteld in Besluit Vlaamse Regering 26/09/1990 (leermeesters godsdienst en godsdienstleraars), voor ten minste Hoger Onderwijs van het korte type (HOKT) + bewijs van pedagogische bekwaamheid (BPB) - alle vereiste bekwaamheidsbewijzen zoals vastgesteld in Besluit Vlaamse Regering 26/09/1990 (leermeesters godsdienst en godsdienstleraars), voor ten minste Hoger Onderwijs van het korte type, volledig leerplan (HOKT, VL) + bewijs van pedagogische bekwaamheid (BPB) als laatste evaluatie geen eindevaluatie met de eindconclusie onvoldoende hebben verkregen; indien het personeelslid niet werd geëvalueerd, wordt aan deze voorwaarde geacht voldaan te zijn; de betrekking in hoofdambt uitoefenen; voldoen aan de algemene wervingsvoorwaarden van het rechtsstatuut van het personeel van het gesubsidieerd onderwijs. Artikel 3.- De organisatie voor het vergelijkend examen voor het ambt van directeur bij Kasterlinden, secundair onderwijs voor jongeren met gehoor- of gezichtsproblemen, wordt opgedragen aan de Leidend Ambtenaar. De bepalingen van de artikelen VI 6, VI 14, eerste lid, VI 18 en VI 19 van het collegebesluit nr. 94/268 van 20 oktober 1994 houdende de organisatie van de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de regeling van de rechtspositie van het personeel zijn van overeenkomstige toepassing. 2

3 Artikel 4.- Voor het vergelijkend examen voor het ambt van directeur bij Kasterlinden, secundair onderwijs voor jongeren met gehoor- of gezichtsproblemen, worden volgende juryleden aangewezen: Voorzitter : - de heer Marc Kayaert, Leidend Ambtenaar Juryleden : - de heer Guy Devroede, directeur van de directie Onderwijs - mevrouw Liliane Wagemans, directeur van de directie Personeel - mevrouw Lisette Blommaerts, inspectrice Buitengewoon Onderwijs Vlaamse Gemeenschap - de heer José Van Belle, pedagogisch adviseur Buitengewoon Secundair Onderwijs bij OVSG Secretaris : - mevrouw Véronique Hernet, adjunct van de directeur bij de directie Personeel Plaatsvervangend voorzitter: - de heer Joseph Bessemans, directeur-generaal directie Gebouwen en Logistiek Plaatsvervangend jurylid: - de heer Tonny Driesen, directeur van De Wissel, Intercommunale School Buitengewoon Secundair Onderwijs te Genk - mevrouw Cathy Roelants, pedagogisch medewerker bij OVSG Plaatsvervangend secretaris: - de heer Bart De Vlamynck, deskundige bij de directie Personeel of mevrouw Annemie Troukens, deskundige bij de directie Personeel Artikel 5.- Het vergelijkend examen bestaat uit een schriftelijke en een mondelinge proef. De technische bekwaamheden en de persoonlijke competenties worden via beide proeven getest. De jury heeft de keuze tussen één of meerdere van onderstaande proeven: schriftelijk: meerkeuzevragen m.b.t. algemene vorming en kennis van de wet- en regelgeving inzake onderwijs; samenvatting en commentaar bij een tekst over een onderwerp van algemene aard. Deze proef moet de zin voor synthese en voor kritiek bij de kandidaat doen uitkomen. Het te leveren werk moet uit twee onderscheiden delen bestaan: a) een samenvatting, in doorlopende tekst, van de ontwikkelde hoofdgedachten; b) een uiteenzetting van de opmerkingen, de persoonlijke overwegingen en, eventueel, de tegenwerpingen en de kritiek, die de kandidaat gepast acht. Bij de beoordeling wordt voor elk van de twee afzonderlijk beschouwde gedeelten rekening gehouden met de inhoud, de vorm en de spelling; open vragen die het bevattings- en redeneervermogen van de kandidaten meten aan de hand van een concrete probleemstelling; casestudy. 3

4 mondeling: praktijkoefening; interview: dit heeft tot doel na te gaan of het profiel van de kandidaat overeenstemt met de functievereisten; assessment center - proeven: via de assessment center - methodiek zullen de kandidaten getoetst worden op de aanwezigheid van de voor de functie vereiste competenties. De assessment center - proeven kunnen worden toevertrouwd aan een extern bureau. Een kandidaat is geslaagd, indien hij/zij 50 % per proef en 60 % in het totaal behaalt. Een kandidaat die niet slaagt voor de eerste proef kan niet meer deelnemen aan de tweede proef. Artikel 6.- De gegadigden moeten voldoen aan de algemene toelatings- en aanwervingsvoorwaarden op 1 juli Artikel 7.- De bepalingen van het collegebesluit nr. 02/437 van 24 oktober 2002 houdende de vaststelling van een uitbetalingsreglement voor juryleden zijn van toepassing op dit examen. De Collegeleden, Jos CHABERT Guy VANHENGEL Pascal SMET 4

5 5

6 1