Hof van Cassatie van België

Transcriptie

1 12 DECEMBER 2014 F N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F N FP HOLDINGS nv, met zetel te 8210 Zedelgem, Torhoutsesteenweg 154, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Quatre Brasstraat 6, waar de eiseres woonplaats kiest, tegen BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1040 Brussel, Wetstraat 12-14, voor wie optreedt de gewestelijke directeur der directe Belastingen te Brugge, met kantoor te 8000 Brugge, G. Vincke Dujardinstraat 4, verweerder, vertegenwoordigd door mr. Willy van Eeckhoutte, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 9051 Gent, Drie Koningenstraat 3, waar de verweerder woonplaats kiest.

2 12 DECEMBER 2014 F N/2 I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 26 maart Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft op 10 juli 2014 een schriftelijke conclusie neergelegd. Raadsheer Koenraad Moens heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste onderdeel 1. Krachtens artikel 1385undecies, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek wordt de in het eerste lid van dezelfde wetsbepaling bedoelde vordering ingesteld ten vroegste zes maanden vanaf de datum van ontvangst van het administratief beroep zo over dit beroep geen uitspraak is gedaan en, op straffe van verval, uiterlijk binnen een termijn van drie maanden vanaf de kennisgeving van de beslissing met betrekking tot het administratief verhaal. Krachtens artikel 375, 1, tweede lid, WIB92 geschiedt de kennisgeving van de beslissing van de directeur der belastingen of de door hem gedelegeerd ambtenaar waarbij uitspraak wordt gedaan over de bezwaren, bij ter post aangetekende brief. Krachtens artikel 53bis, 2, Gerechtelijk Wetboek worden, ten aanzien van de geadresseerde en tenzij de wet anders bepaalt, de termijnen die beginnen te lopen vanaf een kennisgeving op een papieren drager, berekend, wanneer de kennisgeving is gebeurd bij aangetekende brief of bij gewone brief, vanaf de derde werk-

3 12 DECEMBER 2014 F N/3 dag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst. Hieruit volgt dat, behoudens bewijs van het tegendeel, de belastingplichtige wordt vermoed kennis te hebben gekregen van de beslissing van de directeur der belastingen of de gedelegeerd ambtenaar over zijn bezwaren vanaf de derde werkdag die volgt op de overhandiging aan de postdiensten van de aangetekende brief waarbij deze beslissing hem ter kennis wordt gebracht. Een effectieve kennis van de beslissing is niet vereist. 2. Het arrest stelt vast en oordeelt dat: - uit het afgiftebewijs van de aangetekende zending waarmee de directoriale beslissing van 23 december 2009 aan de eiseres werd toegestuurd, af te leiden is dat de directoriale beslissing aan de postdiensten overhandigd werd op woensdag 23 december 2009; - de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten werd overhandigd te dezen dinsdag 29 december 2009 is, (donderdag is een werkdag; vrijdag kerstdag -, zaterdag en zondag zijn geen werkdagen, maandag is een werkdag; dinsdag is een werkdag) ; - de laatste dag om het fiscaal verhaal bij de rechtbank in te stellen maandag 29 maart 2010 is (de laatste dag van de drie maandentermijn is , maar dit is een zondag, zodat de termijn wordt verlengd tot de daaropvolgende maandag) ; - het fiscaal verzoekschrift werd neergelegd na die datum, namelijk op 31 maart 2010, en derhalve laattijdig werd ingediend; - de eiseres niet aantoont dat haar op een latere datum dan dinsdag 29 december 2009 voor de eerste maal kennis werd gegeven van de directoriale beslissing; - uit het stuk 1 van de eiseres blijkt dat de postdiensten noteerden: opnieuw aanbieden op 4/1/10 ; - de aanbieding op 4 januari 2010 derhalve niet de eerste aanbieding van de zending aan de eiseres is, zodat hiermee niet aangetoond wordt dat de aangeteken-

4 12 DECEMBER 2014 F N/4 de zending reeds vóór 4 januari 2010 aangeboden werd op een latere datum dan 29 december De appelrechters die op deze gronden oordelen dat het fiscaal verzoekschrift laattijdig is, verantwoorden hun beslissing naar recht. Het onderdeel kan niet worden aangenomen. Tweede onderdeel 4. Het onderdeel dat voorhoudt dat de tweede aanbieding op 4 januari 2010 impliceert dat de eerste aanbieding door de postdiensten zelf voor ongedaan werd aangezien dan wel onvoltooid is gebleven doordat de bestemmeling niet werd geinformeerd aangaande de aanbieding van het eerste schrijven dan wel uitgenodigd werd om het op te halen in het postkantoor, en dat de kennisgeving eerst bij de tweede aanbieding was voltrokken, datum waarop de eiseres werd geïnformeerd van de verzending van het bewuste schrijven en er ook kennis van kon nemen, verplicht het Hof tot een onderzoek van feiten waartoe het niet bevoegd is. Het onderdeel is niet ontvankelijk. Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiseres tot de kosten. Bepaalt de kosten voor de eiseres op 942,62 euro en voor de verweerder op 409,56 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, en de raadsheren Alain Smetryns, Geert Jocqué, Filip Van Volsem en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 12 december 2014 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Dirk Thijs, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.

5 12 DECEMBER 2014 F N/5 K. Vanden Bossche K. Moens F. Van Volsem G. Jocqué A. Smetryns E. Dirix