SPORT- EN BEWEEGCONGRES VERENIGINGEN

Transcriptie

1 SPORT- EN BEWEEGCONGRES VERENIGINGEN Workshop 2: Pedagogiek binnen de sportvereniging. Cyriel Gielen/Youri Tooren Fontys Hogeschool Pedagogiek

2 Wie wij zijn? Kennisinstituut met meer dan medewerkers Ruim studenten 28 instituten; 85 bacheloropleidingen Fontys Hogeschool Pedagogiek is al jaren de grootste pedagogiekopleiding van Nederland. Onze opleiding wordt aangeboden in Tilburg, Eindhoven, Sittard en 's-hertogenbosch.

3

4

5

6 Micro-niveau: kind, speler en team Kinderen/Jongeren begeleiden en stimuleren Helpen / ondersteunen van kinderen met een opvoedingsvraag. B.v. faalangst of gedragsproblemen

7 Meso-niveau: trainers, begeleiders en ouders (Mede-)opvoeders ondersteunen en coachen Ondersteunen en trainen in de omgang met probleemgedrag en agressief gedrag. Ondersteunen in verantwoord pedagogisch handelen.

8 Macro-niveau: club, bestuur Beleid, Innovatie en Advisering Pedagogisch beleid ontwikkelen

9

10

11

12

13

14

15 Pedagogiek is opvoedkunde: de manier waarop volwassenen (ouders, leraren, coaches) kinderen begeleiden tijdens het opgroeien met een bepaald doel. Het is voor kinderen bijvoorbeeld belangrijk dat ze gezien, gehoord en begrepen worden. Dus dat er vanaf het begin coaches zijn die hen proberen te begrijpen in wie ze zijn en in wat ze nodig hebben.

16 Opdracht; noteer eens voor jezelf en bespreek daarna in tweetallen Welke coach heeft jou opgevoed? Wie was jouw voorbeeldcoach en waarom? o Wat deed hij? o Denk je dat de kinderen jou ervaren, zoals jij je voorbeeldcoach ervoer?

17 Psychologische basisbehoeften en motivatie Edward Deci en Richard Ryan (2000) Als kinderen goed in contact zijn met anderen (relatie), kunnen laten zien wie ze zijn (autonomie) en mogen laten zien wat ze kunnen (competentie), dan ontstaat er motivatie, welbevinden, inzet en zin om te leren.

18 Coachen in contact is jezelf en elkaar leren kennen Leven in verbondenheid met anderen is voor de mens het allerbelangrijkste. Coaching moet vooral gericht zijn op de mogelijkheid voor kinderen om zich met zichzelf en anderen te verbinden. Regels en afspraken die gemaakt worden, zouden dan ook altijd in dienst moeten staan van het maken van verbinding.

19

20 Noteer eens kort voor jezelf en overleg in je groepje: hoe is jouw relatie met elke speler? Met welke kinderen heb jij altijd een goede relatie? Met welke kinderen heb jij altijd een lastige relatie? Wat zegt dat over jou? Wat doe jij om (te proberen) met alle kinderen een goede relatie te krijgen?

21 Youri Tooren: interview!

22

23 Het is niet de selectie die ons verbindt. Het is verbondenheid die selecteert met wie je verder kunt (Herpen van, 2017)!

24 De coach en zijn rollen

25 De coach als coach: komt dicht bij zijn spelers, coacht op persoonlijke leerdoelen, waardoor de zelfsturing van de speler wordt vergroot. Je moet je spelers dus goed kennen om ze te kunnen bemoedigen.

26 De coach als trainer: oefent vaardigheden, tactieken en strategieën met spelers. Hij doet dit voor, experimenteert, past toe en geeft feedback.

27 De coach als scheidsrechter: bewaakt de regels, zorgt ervoor dat het spel prettig blijft voor alle kinderen. Daarvoor is het soms nodig om in te grijpen en een grens te stellen. Ieder kind moet zich veilig kunnen voelen.

28 De coach als pedagoog: zorgt voor een goede sfeer in het team, heeft overzicht en gezag, zodat spelers weten waar ze aan toe zijn. De pedagoog nodigt spelers uit om samen te werken in het team en verantwoordelijkheden te delen.

29 Grenzen stellen en ruimte geven Grenzen stellen In contact Duidelijk wat de bedoeling is. Voorspelbare feedback. Mogelijkheden voor kinderen om goede initiatieven te nemen. Onduidelijk wat de bedoeling is. Onvoorspelbare feedback. Onmogelijkheden voor kinderen om goede initiatieven te nemen. Uit contact Ruimte geven

30 De coach heeft invloed op zichzelf en het team, maar niet op de omstandigheden Praat (vaak) met kinderen over waar ze wél invloed op hebben. Gezond eten, genoeg slapen, goed trainen, goed zijn voor jezelf (open en eerlijk), goed zijn voor anderen (interesse in anderen), rekening houden met anderen en voor elkaar opkomen. Praat (soms) met kinderen over waar ze geen invloed op hebben. Weersomstandigheden, de bal, de scheids, de tegenstander, het veld, geluk of pech, de uitslag.

31 Vraag aan trainers! Hoe maken alle kinderen het in jouw team? Worden ze gelukkiger van elkaar? Wat kunnen we doen om dat te bevorderen? Worden alle kinderen beter in jouw team? Worden ze beter van elkaar? Wat kunnen we doen om dat te bevorderen?

32

33 Groeimindset Je kunt kinderen helpen om een groeimindset te krijgen door te zeggen: Je kunt het nog niet, maar je kunt het wel leren. Sommige kinderen (en ouders) hebben regelmatig een zetje nodig om van een vaste mindset naar een groeimindset te gaan.

34 Tips voor het geven van feedback gericht op de groeitheorie: Geef geen feedback over hoe iemand is (zijn), maar over wat iemand doet (doen) Geef zo specifiek mogelijk feedback Richt je met je feedback op het bemoedigen van kinderen Zorg dat je feedback serieus, eerlijk en relevant is Probeer eens vragend feedback te geven Geef feedback, die verwijst naar factoren waaraan kinderen iets kunnen veranderen Richt de feedback op het leren, het proces en complimenteer de inspanning of de gekozen strategie Geef doelgerichte en opbouwende feedback Gebruik nog niet in plaats van niet

35 Pedagogisch coördinator binnen de sportclub Bijdragen aan een duurzaam pedagogisch klimaat binnen sportverenigingen. Opvoed- en opgroeiproblemen bij jeugdigen in een vroegtijdig stadium signaleren.

36

37

38 Voettekst 39

39 Wat kan er anders?

40 Wat te doen met deze ouder?

41 Casusbespreking Placemat pedagogische kwestie sportclub.

42 Casus: Tim is een nieuwe trainer binnen jouw club. Jij bent ook trainer van een jeugdelftal en kent Tim al jaren. Hij is een gewaardeerd oud-lid van de club. Nu zijn zoon zich heeft aangemeld bij de club, heeft het jeugdbestuur aan Tim gevraagd of hij bij dit team de trainingen en wedstrijden wil verzorgen en begeleiden. Tim heeft deze functie binnen de club aanvaard en is vol enthousiasme gestart. Hij heeft geen trainerscursus gevolgd, maar geeft aan dat hij zelf zijn hele jeugd lang gesport heeft en dus echt wel weet hoe hij een en ander moet aanpakken. Daarbij is hij gewend om leiding te geven binnen zijn werk als brandweerman.

43 Casus vervolg: Na een aantal weken blijkt dat er veel problemen zijn bij het team van Tim. Kinderen lijken weinig respect voor Tim te hebben. Daarbij zijn de trainingen erg rommelig ; kinderen praten door de uitleg en instructie van Tim en maken er een dolle boel van. Drie jeugdspelers hebben inmiddels hun lidmaatschap opgezegd, omdat zij geen plezier meer hebben op de club. Tim gaat echter door met zijn trainingsaanpak. Het vindt dat je de kinderen hard en duidelijk moet aanpakken, dan komt het wel goed. Hij schreeuwt veel tegen de kinderen en deelt zelfs straf uit (rondjes lopen tijdens trainingen). Ouders klagen bij het bestuur. Aan jou wordt gevraagd of jij Tim kan helpen om anders te leren coachen. Hoe ga jij dit aanpakken, zodat het pedagogisch handelen van Tim verbeterd wordt?

44 Opdracht in vier groepen Iedere groep krijgt vier placemats en een korte casus aangereikt (videofragment) Ieder groepslid geeft individueel antwoord op de hulpvraag van de trainer (middels een aantal kernwoorden welke hij of zij beschrijft in zijn of haar placematvlak). Discussie in de groep. Elk viertal gaat de verschillende kernwoorden bespreekbaar maken en licht deze waar nodig toe (dit kan mogelijk leiden tot een discussie). Middels een goed overleg dienen er uiteindelijk vier kernwoorden in het midden te staan die antwoord geven op de hulpvraag. Een groepslid licht het groepsproduct toe.

45 Pedagoog maakt het verschil

46 Vragen???? Voettekst 47