Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten :

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten :"

Transcriptie

1 Voorwoord Dit rapport bevat drie soorten documenten : de documenten die door het WIV zijn opgemaakt op basis van de gegevens verzameld door een netwerk van peillaboratoria in het kader van de surveillance van infectieuze aandoeningen (cf. hoofding Peillaboratoria), de documenten die door de referentielaboratoria zijn opgemaakt per ziektekiem waarvoor zij verantwoordelijk zijn (cf. hoofding Referentielaboratoria), de documenten die door het WIV zijn opgemaakt op basis van de gegevens verzameld door een netwerk van peil- en referentielaboratoria, in het kader van de surveillance van infectieuze aandoeningen (cf. hoofding Peillaboratoria + Referentielaboratoria). Voorwoord

2 Peillaboratoria Dankwoord Wij bedanken de verantwoordelijken van de peillaboratoria die aan de registratie van 26 hebben deelgenomen. De lijst van deze laboratoria wordt per provincie en per postcode voorgesteld. 2 Antwerpen Centraal Laboratorium Antwerpen 2 Antwerpen Instituut Tropische Geneeskunde 218 Antwerpen Alg. Medisch Laboratorium 218 Antwerpen Clinilabo 22 Antwerpen A.Z. Middelheim 26 Antwerpen A.Z. Stuivenberg 217 Merksem A.Z. Jan Palfijn 22 Herentals Centraal Medische Analyse 22 Herentals St.-Elisabethziekenhuis 222 Heist-op-den-Berg Somedi Lab 23 Turnhout A.Z. St.-Jozef 23 Turnhout St.-Elisabethziekenhuis 244 Geel Alg. Z. St.-Dimpna 25 Lier Cedibel 257 Duffel A.Z. St.-Norbertus 265 Edegem U.Z.-Antwerpen 28 Mechelen Dodoenziekenhuis 28 Mechelen St.-Jozefziekenhuis 282 Bonheiden Imeldaziekenhuis 283 Willebroek O.L.V.-Ziekenhuis 293 Brasschaat Ziekenhuis Vesalius 298 Zoersel A.Z. St.-Jozef Dankwoord 1

3 Dankwoord Peillaboratoria 1 Brussel Hôpital Ste-Anne/St-Jean 1 Brussel St.-Pieter Ziekenhuis 15 Brussel Centre Hosp. Etterbeek-Ixelles 15 Brussel W.I.V. - Afdeling Bacteriologie 16 Brussel Clinilabo Brabant 17 Brussel Erasmus Ziekenhuis 18 Brussel Hôpital Français Reine Elisabeth 19 Brussel A.Z. - V.U.B. 19 Brussel C.H.U. Brugmann 112 Brussel Militair Hosp. Koningin Astrid 117 Brussel Instituut voor Klinische Biologie 118 Brussel Europa Ziekenhuizen 12 Brussel U.C.L. St-Luc 121 Brussel Cebiodi 2 Dankwoord

4 Peillaboratoria Dankwoord 134 Ottignies Clin. St-Pierre 142 Braine-l'Alleud Hôpital de Braine-l'Alleud-Waterloo Dankwoord 3

5 Dankwoord Peillaboratoria 3 Leuven H. Hartkliniek 3 Leuven Medisch Centrum voor Huisartsen 3 Leuven U.Z. Gasthuisberg 329 Diest A.Z. Diest 33 Tienen H. Hartkliniek 4 Dankwoord

6 Peillaboratoria Dankwoord 8 Brugge A.Z. St.-Jan 8 Brugge Lab voor Medische Biologie 831 Brugge A.Z. St.-Lucas 84 Oostende A.Z. Damiaan 85 Kortrijk Kliniek Maria's Voorzienigheid 85 Kortrijk Lab Bruyland 87 Tielt St.-Andriesziekenhuis 879 Waregem Lab Klinische Biologie 879 Waregem Kliniek O.L.V. Lourdes 88 Roeselare H. Hartziekenhuis 88 Roeselare Stedelijk Ziekenhuis 882 Torhout Kliniek St.-Rembert 887 Izegem St.-Jozefkliniek 89 Ieper Labo Jan Yperman Ziekenhuis Dankwoord 5

7 Dankwoord Peillaboratoria 9 Gent A.Z. St.-Lucas 9 Gent Alg. Ziekenhuis 9 Gent Kliniek Maria Middelares 9 Gent U.Z. - Gent 91 St.-Niklaas Alg. Kliniek Maria Middelares 91 St.-Niklaas A.Z. Waasland 92 Dendermonde A.Z. St.-Blasius 92 Dendermonde Lab Medina 93 Aalst Lab Aalst 93 Aalst O.L.V. Ziekenhuis 962 Zottegem Alg. Z. St.-Elisabeth 99 Eeklo H. Hartkliniek 994 Gent Lab Nuytinck 6 Dankwoord

8 Peillaboratoria Dankwoord 6 Charleroi C.H.U. Charleroi 641 Gosselies Clin. Notre-Dame de Grâce 66 Gilly Clinique St-Joseph 611 Montigny-Le-Tilleul Hôpital Vésale 646 Chimay Centre de Santé des Fagnes 653 Thuin L.P.M.E. 654 Lobbes Clin. St-Joseph 7 Mons Hôpital Ambroise Paré 76 Soignies Labo d'anal. Médicales Delatte 79 Braine-le-Comte Labassos 71 La Louvière Centre Hospitalier de Tivoli 713 Binche Labo Frère-Marebio 7331 Baudour Clin. L. Caty 75 Tournai Clin. La Dorcas 75 Tournai I.M.C. 77 Mouscron Clin. Refuge de la Ste-Famille 77 Mouscron Labo d'analyses Médicales 78 Ath Centre Hospitalier du Pays d'ath 785 Enghien Labo de Biologie Médicale Dankwoord 7

9 Dankwoord Peillaboratoria 4 Liège Clin. St-Joseph 4 Liège Hôpital Univ. du Sart-Tilman 45 Huy Centre Hospitalier Hutois 462 Fléron Labo d'analyses Médicales Ralet 47 Eupen Hôpital St-Niklaus 48 Verviers Centre de Diagnostic 48 Verviers Centre Hospitalier Peltzer La Tourelle 496 Malmédy Clin. Reine Astrid 8 Dankwoord

10 Peillaboratoria Dankwoord 35 Hasselt Salvatorziekenhuis 35 Hasselt Virga Jesse Ziekenhuis 355 Heusden-Zolder St.-Franciskusziekenhuis 36 Genk Ziekenhuis Oost-Limburg 38 St.-Truiden Regionaal Ziekenhuis St.-Trudo 392 Lommel Maria Middelaresziekenhuis Dankwoord 9

11 Dankwoord Peillaboratoria 67 Arlon Clin. St-Joseph 68 Libramont Clin. de Libramont 1 Dankwoord

12 Peillaboratoria Dankwoord 5 Namur Centre Hospitalier Régional 51 Belgrade Labo Medic 56 Auvelais Centre Hospitalier Reine Fabiola 55 Dinant Clin. Ste-Anne 553 Yvoir U.C.L. Mont-Godinne Dankwoord 11

13 Dankwoord Peillaboratoria Wij danken ook de verantwoordelijken voor de referentielaboratoria (bijlage 1) die aan de surveillance van 26 hebben deelgenomen : Dokters M. BODEUS, V. GERIN en M. VAN RANST voor Borrelia burgdorferi; Dokter S. LAUWERS voor Bordetella pertussis, Corynebacterium diphteriae en Legionella pneumophila; Dokter K. WALRAVENS voor Brucella; Dokter P. VANDAMME voor Burkholderia cepacia; Dokters G. ZISSIS en O. VANDENBERG voor Campylobacter; Dokter A. KIMPE voor Clostridium botulinum; Dokter D. SWINNE voor Cryptococcus neoformans; Dokter M. VAN ESBROECK voor Cryptosporidium, Cyclospora, Dengue, Entamoeba histolytica, Leishmania, Leptospira en Plasmodium; Dokter Y. CARLIER voor Echinococcus multilocularis; Dokter H. GOOSSENS voor Enterococcus en Streptococcus pyogenes; Dokters C. LIESNARD, D. PIERARD en M. VAN RANST voor Enterovirus; Dokter D. PIERARD voor Escherichia coli; Dokter F. CROKAERT voor Haemophilus influenzae; Dokter C. VANDENVELDE en De heer P. HEYMAN voor Hantavirus; Dokter B. BROCHIER voor Hepatitis A, B, C, Morbillivirus en Rubivirus; Dokter M. STRUELENS voor Legionella pneumophila en Staphylococcus aureus; Dokter M. YDE voor Listeria monocytogenes; Dokters F. PORTAELS en M. DUFAUX voor Mycobacterium; Mevrouw F. CARION voor Neisseria meningitidis; Mevrouw T. CRUCITTI et De heer E. VAN DYCK pour Neisseria gonorrhoeae; Dokter M. VANROBAEYS voor Pasteurella sp.; Dokter I. LE ROUX voor Rabiës; Dokter J.M. COLLARD voor Salmonella en Shigella; Mevrouw C. WILDEMAUWE voor Staphylococcus aureus (faagtypering); Dokter P. MELIN voor Streptococcus agalactiae; Dokter J. VERHAEGEN voor Streptococcus pneumoniae en Yersinia; Dokter P. DE MOL voor Vibrio cholerae en Vibrio parahaemolyticus; Dokters G. WAUTERS en M. DELMEE voor Yersinia en Yersinia pseudotuberculosis; Dokter R. VANHOOF voor resistentie tegen aminoglycosiden. Wij bedanken ook de volgende leden van de afdeling Epidemiologie van het WIV voor hun kostbare bijdrage : Dokter G. HANQUET als verantwoordelijke voor het surveillanceprogramma, De heer Y. DUPONT voor het gegevensbeheer, Mevrouw M. MEGANCK en Mevrouw A. MICHALSKI voor de gegevensinvoer en de gegevensvalidatie, De heer G. JEANFILS voor het verwerken van de gegevens en het maken van de figuren in dit verslag, Mevrouw A. MOTTE voor de vertaling van de documenten in dit verslag. Tot slot bedanken wij ook het personeel van de drukkerij. 12 Dankwoord

14 Peillaboratoria Samenvatting Doelstellingen van het peillaboratorianetwerk jaarlijkse en maandelijkse opvolging van de epidemiologische trends van de geregistreerde micro-organismen; opsporing van infectiehaarden; schatting van de incidentie van de geregistreerde kiemen op nationaal en arrondissementsniveau : de schatting van de incidentie kan worden gebruikt voor de analyse van de epidemiologische trends van de geregistreerde micro-organismen; aangezien niet alle laboratoria van het land aan de surveillance deelnemen, is de schatting een onderschatting van de reële incidentie, maar zij kan als indicator worden gebruikt. De incidentie kan echter moeilijk worden vergeleken met die van andere landen; verspreiding van de verzamelde informatie onder de deelnemende laboratoria, de autoriteiten en de instellingen/personen die betrokken zijn bij de surveillance van infectieuze aandoeningen. Aantal deelnemende laboratoria 11 peillaboratoria, dit is 61% van het totaal aantal laboratoria erkend voor microbiologie in 26 (N=18); ligging van de peillaboratoria : 54% in Vlaanderen (N=6), 33% in Wallonië (N=36) en 13% in Brussel (N=14); de ligging is vergelijkbaar voor alle laboratoria voor microbiologie : 53% in Vlaanderen (N=96), 38% in Wallonië (N=67) en 9% in Brussel (N=17). Evolutie van de nationale incidentie van de voornaamste ziektekiemen (N/1 5 inw.) bevestiging van de sinds 2 stijgende trend van de incidentie van seksueel overdraagbare aandoeningen met C. trachomatis (2 : 6,7/1 5, 21 : 7,5/1 5, 22 : 1,3/1 5, 23 : 14,2/1 5, 24 : 15,9/1 5, 25 : 2,/1 5, 26 : 19,6/1 5 ); bevestiging van de sinds 1996 stijgende trend van de incidentie van seksueel overdraagbare aandoeningen met N. gonorrhoeae (1996 : 1,/1 5, 2 : 1,4/1 5, 21 : 2,4/1 5, 22 : 2,8/1 5, 23 : 2,9/1 5, 24 : 3,1/1 5, 25 : 4,2/1 5, 26 : 5,1/1 5 ); in vergelijking met 25, daling van de incidentie van infecties met T. pallidum (25 : 3,4/1 5, 26 : 2,7/1 5 ) voor een vergelijkbaar aantal laboratoria die ten minste 1 kiem registreerden terwijl deze incidentie sinds 22 in stijgende lijn evolueerde (22 : 1,1/1 5) ); in vergelijking met 25, daling van het aantal gediagnosticeerde gevallen van Hantavirus in 26 (25 : N=372, hetzij een incidentie van 3,6/1 5, 26 : N=163, hetzij een incidentie van 1,6/1 5 ); in vergelijking met 25, lichte daling van het aantal gediagnosticeerde gevallen van Rotavirus in 26 (25 : N=9418, hetzij een incidentie van 9/1 5, 26 : N=865, hetzij een incidentie van 82/1 5 ); in vergelijking met 25, lichte daling van het aantal gediagnosticeerde gevallen van RSV in 26 (25 : N=675, hetzij een incidentie van 58/1 5, 26 : N=5789, hetzij een incidentie van 55/1 5 ); in vergelijking met 25, daling van de incidentie van infecties met M. pneumoniae (23 : 26,3/1 5, 24 : 2,2/1 5, 25 : 57,8/1 5, 26 : 41,9/1 5 ); in vergelijking met 25, daling van de incidentie van infecties met Campylobacter (25 : 66/1 5, 26 : 55/1 5 ) voor een vergelijkbaar aantal laboratoria die ten minste 1 kiem registreerden (25 : N=14, 26 : N=13) : deze daling is zowel in Vlaanderen, Brussel als Wallonië vastgesteld; in vergelijking met 25, daling van de nationale incidentie van infecties met N. meningitidis volgens de gegevens van de peillaboratoria (21 : 2,5/1 5, 22 : 1,7/1 5, 23 : 1,5/1 5, 24 :,8/1 5, 25 :,8/1 5, 26 :,6/1 5 ) en van het referentielaboratorium (21 : 3,7/1 5, 22 : 2,5/1 5, 23 : 2,2/1 5, 24 : 1,5/1 5, 25 : 1,6/1 5, 26 : 1,3/1 5 ) na een daling opgemerkt sinds 21 : deze daling kan deels worden toegeschreven aan een daling van het aantal infecties van serogroep C (21 : N=179, 22 : N=89, 23 : N=47, 24 : N=21, 25 : N=18, 26 : N=11); Beschrijving van enkele infectiehaarden 1. Campylobacter opmerkelijk is het feit dat de incidentie al enkele jaren gemiddeld twee keer hoger ligt in Vlaanderen (26 : 68/1 5 ) dan in Wallonië (26 : 34/1 5 ); 23% van de gevallen (1333/5682) is in de provincie Antwerpen gediagnosticeerd; we voegen hier nog aan toe dat ook het aantal gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Leuven hoog blijft (1999 : N=636, 2 : N=775, 21 : N=749, 22 : N=851, 23 : N=756, 24 : N=75, 25 : N=76, 26 : N=551). Samenvatting 1

15 Samenvatting Peillaboratoria 2. Chlamydia trachomatis opmerkelijk is de toename van het aantal gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Antwerpen (2 : N=133, 21 : N=171, 22 : N=217, 23 : N=341, 24 : N=347, 25 : N=479, 26 : N=487) en in Brussel (2 : N=13, 21 : N=165, 22 : N=336, 23 : N=532, 24 : N=525, 25 : N=631, 26: N=719); tussen 22 en 26 is het aantal gevallen gediagnosticeerd bij vrouwen tussen 15 en 24 jaar sterk gestegen (22 : N=324, 23 : N=524, 24 : N=57, 25 : N=79, 26 : N=779). 3. Treponema pallidum het aantal gediagnosticeerde gevallen in Brussel en in het arrondissement Antwerpen blijft sinds 22 hoog. 4. Neisseria gonorrhoeae opmerkelijk is de toename van het aantal gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Antwerpen (2 : N=41, 26 : N=157) en in Brussel (2 : N=2, 26 : N=136); in heel België is het aantal gevallen gediagnosticeerd bij mannen tussen 25 en 44 jaar blijven toenemen (2 : N=89, 26 : N=271). 5. Mycoplasma pneumoniae opmerkelijk is het sinds enkele jaren hoge aantal gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Turnhout (2 : N=487, 21 : N=71, 22 : N=41, 23 : N=474, 24 : N=288, 25 : N=599, 26 : N=462). 6. Hantavirus opmerkelijk is het hoge aantal gevallen gediagnosticeerd in de arrondissementen Liège (25 : N=64, 26 : N=26) en Neufchâteau (25 : N=52, 26 : N=23). Aanbevelingen omdat in bepaalde Belgische arrondissementen heel wat aandoeningen (S. pneumoniae, H. influenzae, hepatitis A, N. meningitidis) optreden waarvoor een vaccin bestaat, strekt efficiëntere vaccinatie van de doelgroepen tot de aanbeveling; het is van belang dat de bevolking wordt ingelicht over mogelijke preventieve maatregelen om minder snel één of andere infectieziekte op te lopen (hepatitis A, ziekte van Lyme, hantavirose, humane alveolaire echinococcose, meningokokkenmeningitis, bronchiolitis, listeriose, vleermuizen, voedselvergiftiging, legionellose - cf. informatiefolders op het einde van dit rapport en website van het WIV : 2 Samenvatting

16 Peillaboratoria Inleiding Sinds 1983 coördineert de afdeling Epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV), voorheen Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie (IHE), de nationale surveillance van infectieuze aandoeningen via een netwerk van laboratoria voor microbiologie, peillaboratoria genoemd. Aan dit surveillanceprogramma zijn een veertigtal referentielaboratoria verbonden (bijlage 1). Zij bevestigen de diagnose die door de peillaboratoria en andere Belgische laboratoria is gesteld, typeren de ontvangen stalen, bestuderen de antibioticaresistentie van de stalen, bieden andere kostbare epidemiologische gegevens omtrent de verzamelde informatie. Doelstellingen van het surveillancenetwerk jaarlijkse en maandelijkse opvolging van de epidemiologische trends van de geregistreerde micro-organismen, opsporing van infectiehaarden, opvolging van de invloed van de vaccinatieprogramma s op de evolutie van het aantal diagnoses per leeftijdscategorie, verspreiding van de verzamelde gegevens onder de deelnemende laboratoria, de overheid en de instellingen die zich bezighouden met de preventie van aandoeningen die het gevolg zijn van micro-organismen. Doelstellingen van het jaarrapport beschrijving van de epidemiologische trends van de geregistreerde micro-organismen, voorstelling van de doelstellingen van de surveillance van elke geregistreerde kiem, voorstelling van de representativiteit van het surveillancenetwerk voor elke geregistreerde kiem, voorstelling van de evolutie van de incidentie van de geregistreerde infecties op nationaal en arrondissementsniveau, beschrijving van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten met een positieve diagnose wat betreft de geregistreerde kiemen, met name verdeling per geslacht en leeftijdsgroep, voorstelling van de seizoensevolutie van de voornaamste geregistreerde kiemen, voorstelling van de geografische lokalisatie van de geregistreerde kiemen in 26, voorstelling van een reeks aanbevelingen die het mogelijk moeten maken om het aantal geregistreerde infecties te beperken. Doelstellingen van de rapporten van de referentielaboratoria voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten van wie een staal naar het referentielaboratorium is verstuurd door een peillaboratorium of door een ander Belgisch laboratorium voor microbiologie, voorstelling van de geografische lokalisatie van de stalen die in 26 zijn ontvangen, beschrijving (en opvolging van de evolutie) van de verschillende stamtypes die in 26 zijn geanalyseerd, onderzoek (en opvolging van de evolutie) naar de antibioticaresistentie van de stammen die in 26 zijn geanalyseerd in functie van hun type en de oorsprong van het afgenomen staal. Inleiding 1

17 Peillaboratoria Methoden Basisprincipes van het surveillancenetwerk de deelname van de peillaboratoria gebeurt op vrijwillige basis en wordt niet vergoed; elk deelnemend laboratorium wordt door een bioloog geleid; de registratie gebeurt op regelmatige tijdstippen, m.a.w. wekelijks; de aangifte van de patiënt blijft anoniem. Inhoud van de registratie infecties ter hoogte van de luchtwegen en het centraal zenuwstelsel, acute luchtweginfecties, gastro-intestinale infecties, zoönosen, seksueel overdraagbare aandoeningen, geïmporteerde infecties. Registratiewijze met behulp van een registratieformulier, via elektronische weg, met behulp van Internet of van het programma Epi-Lab. Hiermee kunnen de gegevens worden ingevoerd en naar de server van het WIV worden verstuurd. Beschrijving van de registratie betreffende het laboratorium : toegekend identificatienummer in functie van de ligging van het laboratorium; betreffende de patiënt : geslacht, geboortedatum, postcode van de woning of van de plaats waar de besmetting vermoedelijk plaats heeft gehad of het land van oorsprong van de infectie; betreffende het staal : week waarin de diagnose werd gesteld, plaats waar het staal werd afgenomen. Definities ALI : acute luchtweginfecties, CSV : cerebrospinaal vocht, incidentie : in dit rapport gaat het om een indicator van de incidentie aangezien slechts 61% van de Belgische laboratoria voor microbiologie aan het netwerk deelneemt; toch moet worden gepreciseerd dat de meeste grote laboratoria, meestal verbonden aan een ziekenhuis, aan dit surveillanceprogramma deelnemen; de vermelde incidentiecijfers in dit rapport zijn dus bruikbaar als indicator voor de nationale incidentie en de evolutie ervan, ook al houden de cijfers een onderschatting van de werkelijke incidentie in, OR : Odds Ratio, PL : peillaboratorium, RL : referentielaboratorium, RSV : respiratoir syncytiaal virus, registratiefrequentie : aantal jaarlijks geregistreerde diagnoses door de peillaboratoria/aantal jaarlijks ontvangen formulieren. Methoden 1

18 Methoden Peillaboratoria Representativiteit van het netwerk in 26 deelname van 11 peillaboratoria verspreid over 33 van de 43 arrondissementen in het land, dit is 61% (11/18) van alle in 26 erkende laboratoria voor microbiologie, geen laboratoria voor microbiologie in de arrondissementen Philippeville, Virton, Waremme en Diksmuide, geen peillaboratoria in de arrondissementen Diksmuide, Veurne, Oudenaarde, Tongeren, Bastogne, Marche-en-Famenne en Halle-Vilvoorde, deelname van ten minste de helft van de erkende laboratoria in 29 arrondissementen, ligging van de peillaboratoria : 54% in Vlaanderen, 33% in Wallonië en 13% in Brussel (tabel 1), vergelijkbare lokalisatie van de laboratoria voor microbiologie : 53% in Vlaanderen, 38% in Wallonië en 9% in Brussel (figuur 1), indeling van de peillaboratoria in 76% laboratoria verbonden aan een ziekenhuis en 24% privé-laboratoria : deze indeling verschilt van de indeling van alle laboratoria erkend voor microbiologie en bedraagt respectievelijk 58% en 42%, in 1998 waren er 289 laboratoria voor microbiologie, in 26 nog maar 18 (tabel 1), de resultaten van een studie over de representativiteit van het netwerk zijn beschikbaar op Tabel 1 : verspreiding van de peillaboratoria per arrondissement (N, ) Arrond. N T % N T % N T % N T % N T % N T % N T % N T % N T % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilv Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-F Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria IPH - Epidemiologie meth_t1 T : aantal laboratoria voor microbiologie 2 Methoden

19 Peillaboratoria Methoden Figuur 1 : verspreiding van de peillaboratoria per arrondissement (%, 26) * AL : AR : AT : 3/4 1/2 1/2 : Aalst : Arlon : Ath AW : 1/17 : Antwerpen B : 14/17 : Brussel BG : 4/6 : Brugge BS : /1 : Bastogne CR : 4/6 : Charleroi OS BG EK SN DK : / : Diksmuide DM : 2/2 : Dendermonde VR DN : 2/2 : Dinant DK GT DM TL EK : 1/1 : Eeklo GT : 5/9 : Gent RS HS : 5/8 : Hasselt IP AL HV : /3 : Halle-Vilvoorde KR OD HY : 1/2 : Huy HV IP : 1/1 : Ieper KR : 4/5 : Kortrijk LG : 3/12 : Liège MC TR AT LV : 5/6 : Leuven MC : 2/2 : Mouscron SG MH : 7/8 : Mechelen MN : 2/7 : Mons MN MR : MS : NC : NM : /2 1/2 1/1 3/5 : Marche-en-Fam. : Maaseik : Neufchâteau : Namur NV : 2/6 : Nivelles OD : /3 : Oudenaarde TN OS : PV : RS : SG : SN : TG : TH : 1/3 / 3/4 4/5 2/4 /1 5/7 : Oostende : Philippeville : Roeselare : Soignies : St.-Niklaas : Tongeren : Turnhout TL : 1/1 : Tielt TN : 4/4 : Thuin > 49-99% 1% TR : 2/3 : Tournai VR : /1 : Veurne VT : / : Virton geen erkend lab VV : WR : 4/6 / : Verviers : Waremme CR % > - 49% B AW MH NV PV TH LV NM DN MS HS TG TG WR LG VV HY MR BS NC AR VT IPH-LV * : aantal peillaboratoria/aantal laboratoria voor microbiologie Aantal deelnemende laboratoria in 26 indiening van 5458 registratieformulieren, dit is 95% van het aantal verwachte formulieren, 89/11 laboratoria verstuurden ten minste 5 van 52 verwachte formulieren. Figuur 2 : evolutie van het wekelijks aantal ontvangen formulieren in 26 (N, %; 2/1/26-31/12/26) aantal formulieren % 115 IPH-LV J F M A M J J A S O N D Methoden 3

20 Methoden Peillaboratoria Evolutie van het peillaboratorianetwerk sinds 1996, daling van het aantal peillaboratoria die deelnemen aan het surveillancenetwerk ten gevolge van de fusie van sommige laboratoria voor microbiologie (tabel 2). Tabel 2 : evolutie van het aantal peillaboratoria ( ) Jaar N %* Jaar N %* Jaar N %* Jaar N %* Jaar N %* %* : (aantal peillaboratoria/totaal aantal laboratoria voor microbiologie) x 1 IPH - Epidemiologie meth_t2 Verspreiding van de verzamelde gegevens dagelijkse rapporten over de frequentie van de geregistreerde kiemen voor wie over het programma Epi-Lab beschikt, maandelijkse rapporten om de aandacht te vestigen op het feit dat in bepaalde maanden sommige kiemen in bepaalde Belgische arrondissementen toenemen; beschikbaar op papier en op de website (bijlage 3), jaarlijkse rapporten met als belangrijkste doelstelling de epidemiologische trends van een welbepaalde kiem sinds het begin van de registratie te bepalen; beschikbaar op papier en op de website, wekelijkse rapporten over ALI, van september tot april beschikbaar op de website informatiefolders over sommige ziektes voor de bevolking (nu beschikbaar : echinococcose, hepatitis A, Lyme-ziekte en andere ziekten overdragen door teken : anaplasmose en tekenencefalitis, hantavirose, meningokokkenmeningitis, bronchiolitis, listeriose, vleermuizen en voedselvergiftiging); de folders zijn bedoeld om de bevolking in te lichten omtrent het bestaan van de ziektes, de mogelijke preventieve maatregelen en de te treffen maatregelen wanneer een van de ziektes wordt vermoed; de informatie is beschikbaar op papier en op de website, internetadres voor het programma Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van peillaboratoria : 4 Methoden

21 Peillaboratoria Algemene Resultaten Evolutie van de registratiefrequentie In vergelijking met 25 wordt het volgende vastgesteld : daling van infecties met Campylobacter, M. pneumoniae, Rotavirus en Hantavirus, stabilisatie van infecties met N. meningitidis, toename van infecties met N. gonorrhoeae (tabellen 1-4). Tabel 1 : frequentie van de geregistreerde kiemen ( ) Kiem Adenovirus B. pertussis B. burgdorferi Campylobacter N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L ,9 4, 95, , , , , ,3 5, 219 1, , ,2 63 4, , ,9 22,2 53 4, ,7 8, , ,3 41, , , , ,5 12, , ,5 16, , , , ,8 13, , ,2 19,1 24 1, , , ,9 1, , ,6 43, , , , ,8 23, , ,3 34, , , , ,5 39, , ,4 17, , , , ,4 12, ,6 29 2,6 23, , , , , ,5 7, , 357 3,2 3, , , , , ,5 2, 26 18,7 42 3,7 14, ,2 D65 + 1,2 +,2-2,4-1,1 -, -,3 +,4 -,1 -,4 D65 : verschil tussen het aantal isolaties per laboratorium in 26 en 25 IPH-Epidemiologie rge_t1 N/L : aantal isolaties per laboratorium C. psittaci C. trachomatis Cryptosporidium Cyclospora E. histolytica Tabel 2 : frequentie van de geregistreerde kiemen ( ) Kiem Enterovirus E. coli Giardia H. influenzae * N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L , ,9 45 2, , , , , ,5 55, , , , ,7 49, , , , , , 43 3, , , ,8 68, , ,6 57, , ,2 11, , , , ,2 65,5 51, , ,8 56, ,9 55, , , ,4 6, ,5 58,5 47, , , ,3 6, , 76, , , , , , 26 91,8 64, ,3 64, , , 299 2, ,4 67 6,1 D65 -,5 +, - 1,8 -,1-1,9 -,2 -,6-1,1-1, D65 : verschil tussen het aantal isolaties per laboratorium in 26 en 25 IPH-Epidemiologie rge_t2 N/L : aantal isolaties per laboratorium * nieuwe casusdefinitie sinds 22 Hantavirus Hepatitis A Hepatitis B Hepatitis C Influenza A Algemene Resultaten 1

22 Algemene Resultaten Peillaboratoria Tabel 3 : frequentie van de geregistreerde kiemen ( ) Kiem Influenza B L. pneumophila Listeria Morbidivirus N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L , , 1, ,3 21 1, , ,1 117, , , , , , ,2 34 2, ,5 46, , , , , ,5 48, , , , , ,6 57,4 24, , ,9 26 2, 411 3,2 37, ,9 44,4 12, , , , ,4 15, ,5 76,7 4, ,5 34 2, , ,6 16, ,9 82,7 89,8 8, , ,8 87,8 54 4,8 34, , 1,9 62,6 8, , , 86, ,9 55, , 9,8 67,6 7, , 535 4,9 59, , 86,8 D65 +, -,1 +, -, - 14,9 +,9 -,2-1,9 +,3 D65 : verschil tussen het aantal isolaties per laboratorium in 26 en 25 IPH-Epidemiologie rge_t3 N/L : aantal isolaties per laboratorium M. pneumoniae N. gonorrhoeae N. meningitidis Parainfluenza Parvovirus Tabel 4 : frequentie van de geregistreerde kiemen ( ) Kiem Plasmodium R.S.V. Rotavirus Rubivirus N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L N N/L , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,2 31,2 24 1, , , , , , , , ,9 39 2,6 114,9 33 2, , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,6 77, , , 151 1, ,3 33 2, , , ,6 44, , , 131 1, , ,4 D65 -,7-2,6-7, -,3 -,4-3, -,2 -,6 -,4 D65 : verschil tussen het aantal isolaties per laboratorium in 26 en 25 IPH-Epidemiologie rge_t4 N/L : aantal isolaties per laboratorium * nieuwe casusdefinitie sinds 26 Shigella S. pneumoniae * S. pyogenes T. pallidum Y. enterocolitica 2 Algemene Resultaten

23 Peillaboratoria Algemene Resultaten 1. Seksueel overdraagbare aandoeningen significante toename (p <,5) met lineaire trend van de registratiefrequentie van infecties met C. trachomatis sinds 2 (2 : N=689, 26 : N=26), van infecties met N. gonorrhoeae sinds 1996 (1996 : N=1, 26 : N=535) en van infecties met T. pallidum (23 : N=172, 26 : N=288; figuur 1). Figuur 1 : C. trachomatis, N. gonorrhoeae en T. pallidum : evolutie van de registratiefrequentie (N, ) N / jaar 2 IPH-RG 15 1 C. trachomatis 5 N. gonorrhoeae T. pallidum Infecties ter hoogte van de luchtwegen en het centrale zenuwstelsel Op basis van de stalen uit bloed en/of C.S.V. blijkt het volgende : daling van het aantal infecties met S. pneumoniae sinds 25 (23 : N=1241, 24 : N=1183, 25 : N=1244, 26 : N=967), daling van het aantal infecties met N. meningitidis na de piek waargenomen in 21 (figuur 2). Figuur 2 : S. pneumoniae, N. meningitidis en H. influenzae : evolutie van de registratiefrequentie (N, ) N / jaar 15 IPH-RG S. pneumoniae 1 5 N. meningitidis H. influenzae Algemene Resultaten 3

24 Algemene Resultaten Peillaboratoria 3. Gastro-intestinale infecties t.o.v. 25, lichte daling van de registratiefrequentie van infecties met Campylobacter, sinds 21, stabilisatie van de registratiefrequentie van infecties met Y. enterocolitica (figuur 3). Figuur 3 : Campylobacter en Y. enterocolitica : evolutie van de registratiefrequentie (N, ) N / jaar 1 8 Campylobacter IPH-RG Y. enterocolitica in vergelijking met 25, lichte daling van de registratiefrequentie van Giardia (figuur 4). Figuur 4 : Giardia en Cryptosporidium : evolutie van de registratiefrequentie (N, ) N / jaar 25 Giardia IPH-RG Cryptosporidium Algemene Resultaten

25 Peillaboratoria Algemene Resultaten Seizoensevolutie per infectietype 1. Gastro-intestinale infecties in het algemeen, piek van infecties met Campylobacter in de zomer, ook al werden infecties met Y. enterocolitica het hele jaar door waargenomen, toch was tegen het einde van de zomer of bij aanvang van de herfst een lichte toename merkbaar (figuur 5). Figuur 5 : Campylobacter en Y. enterocolitica : vergelijking van de seizoensevolutie (N, ) N / 4 weken Campylobacter Y. enterocolitica IPH-RG piek van infecties veroorzaakt door Giardia en Cryptosporidium op het einde van de zomer en/of bij aanvang van de herfst (figuur 6). Figuur 6 : Giardia en Cryptosporidium : vergelijking van de seizoensevolutie (N, ) N / 4 weken Giardia Cryptosporidium IPH-RG Algemene Resultaten 5

26 Algemene Resultaten Peillaboratoria 2. Infecties ter hoogte van de luchtwegen en het centrale zenuwstelsel piek van infecties met S. pneumoniae in de winter, infecties met N. meningitidis werden het hele jaar door geïsoleerd, met een piek in de winter, sinds 22 worden alleen diepe isolaties van H. influenzae in de registratie opgenomen, daarom kan de seizoensevolutie niet meer met voorgaande jaren worden vergeleken (figuur 7). Figuur 7 : S. pneumoniae, H. influenzae en N. meningitidis : vergelijking van de seizoensevolutie (N, ) N / 4 weken S. pneumoniae H. influenzae N. meningitidis IPH-RG 6 Algemene Resultaten

27 Peillaboratoria Algemene Resultaten 3. Luchtweginfecties infecties met M. pneumoniae, Adenovirus, S. pneumoniae en N. meningitidis worden het hele jaar door vastgesteld hoewel in de winter meestal een toename van het aantal gevallen optreedt; infecties met R.S.V., Influenza A en Influenza B komen veel vaker voor in de winter en in de herfst dan in de zomer en de lente (figuren 8 en 9). Figuur 8 : vergelijking van de evolutie per week tussen het aantal R.S.V., M. pneumoniae, Influenza A, Influenza B, S. pneumoniae, Adenovirus en Parainfluenza (26) 85 R.S.V IPH_RG N / week M. pneumoniae Influenza A Influenza B S. pneumoniae Adenovirus Parainfluenza J F M A M J J A S O N D Algemene Resultaten 7

28 Algemene Resultaten Peillaboratoria Figuur 9 : vergelijking van de wekelijkse evolutie van het aantal R.S.V., M. pneumoniae, S. pneumoniae, Influenza A, Influenza B, Parainfluenza en Adenovirus ( ) R.S.V. IPH_RG N / week M. pneumoniae S. pneumoniae Influenza A Influenza B Parainfluenza Adenovirus Algemene Resultaten

29 Peillaboratoria Algemene Resultaten 4. Acute luchtweginfecties 4.1. Griepale ALI in de winter van 26 trad de piek van Influenza B samen met de piek van Influenza A op (figuur 1). Figuur 1 : Influenza A en Influenza B : seizoensevolutie per week (24-26) N / week 1 IPH-RG Influenza A Influenza B de evolutie van griepale ALI geregistreerd door het netwerk van huisartspeilpraktijken stemt overeen met die van Influenza A en B (figuur 11). Figuur 11 : vergelijking van de wekelijkse evolutie van het aantal Influenza A en Influenza B met die van het aantal griepale ALI (24-26) 175 Influenza A en B griepale ALI 8 N Influenza A en B / week N griepale ALI / 1 patiëntcontacten IPH-RG Algemene Resultaten 9

30 Algemene Resultaten Peillaboratoria 4.2. Niet-griepale ALI de evolutie van de geregistreerde niet-griepale kiemen loopt gelijk met de evolutie van de niet-griepale ALI die door de peilpraktijken zijn geregistreerd (figuur 12). Figuur 12 : vergelijking van de wekelijkse evolutie van het aantal niet-griepale kiemen (Adenovirus, M. pneumoniae, Parainfluenza, S. pneumoniae en R.S.V.) en niet-griepale ALI (26) N niet-griepale kiemen / week niet-griepale kiemen niet-griepale ALI N niet-griepale ALI / 1 patiëntcontacten 26 IPH-RG de evolutie van de niet-griepale kiemen geregistreerd tussen 1996 en 26 loopt gelijk met de evolutie van de nietgriepale ALI die door de peilpraktijken zijn geregistreerd (figuur 13). Figuur 13 : vergelijking van de wekelijkse evolutie van het aantal niet-griepale kiemen (Adenovirus, M. pneumoniae, Parainfluenza, S. pneumoniae en R.S.V.) en niet-griepale ALI ( ) N niet-griepale kiemen / week niet-griepale kiemen niet-griepale ALI N niet-griepale ALI / 1 patiëntcontacten IPH-RG 1 Algemene Resultaten

31 Peillaboratoria Algemene Resultaten Evolutie van de nationale incidentie 1. Seksueel overdraagbare aandoeningen sinds 1996, toename van de incidentie van infecties met N. gonorrhoeae (1996 : 1,/1 5, 26 : 5,1/1 5 ) en sinds 2 van de incidentie van infecties met C. trachomatis (2 : 6,7/1 5, 26 : 19,6/1 5 ) (tabellen 5 en 7); 2. Gastro-intestinale infecties in vergelijking met vorige jaren, daling van de incidentie van infecties met Campylobacter (23 : 63/1 5, 24 : 65/1 5, 25 : 66/1 5, 26 : 55/1 5 ; tabel 5); 3. Infecties ter hoogte van de luchtwegen en het centraal zenuwstelsel in vergelijking met vorige jaren, daling van de incidentie van infecties met S. pneumoniae (23 : 17,/1 5, 24 : 16,2/1 5, 25 : 12,6/1 5, 26 : 9,4/1 5 ) en stabilisatie van de incidentie van infecties met N. meningitidis na de piek waargenomen in 21 (2 : 2,1/1 5 ; 21 : 2,5/1 5, 22 : 1,7/1 5, 23 : 1,5/1 5, 24 :,8/1 5, 25 :,6/1 5 ; tabellen 7 en 8). Tabel 5 : evolutie van de nationale incidentie en van het aantal laboratoria per kiem ( ) Kiem Adenovirus B. pertussis B. burgdorferi Campylobacter Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** ,1 4 1, ,6 132,4 7 1,1 74 2, , , 4 2, ,3 13,3 11 9,6 76 3, , , 4 2, 26 47,2 125,3 8 9,3 72 7, , ,5 12, 3, ,2 123,1 6 7,8 62 4, , ,4 26, 4 2, ,2 124,1 7 6,8 62 5, , ,4 3,2 4 5, , 125,1 6 7,1 57 8,2 57,4 12 2, , , ,8 122,1 6 7,8 65 8,2 58,2 6 2, , , , 119,1 6 6,7 6 6,4 53,2 7 2, , , ,8 115,1 7 7,5 55 5,7 59,4 16 2, , , ,3 114,2 4 1,3 49 2,7 55,3 14 2, , , ,3 11,4 7 14,2 48 3,8 5,2 1 2, , , ,6 17,1 5 15,9 49 2,8 52,2 12 2, ,8 27 1, , ,9 14,1 2 2, 61 3,4 58,3 14 2, , 21 1,9 2 13, ,9 13, 1 19,6 53 3,8 52,1 7 2,3 24 * N/1. habitants IPH-Epidemiologie rge_t5 ** aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden C. psittaci C. trachomatis Cryptosporidium Cyclospora E. histolytica Tabel 6 : evolutie van de nationale incidentie en van het aantal laboratoria per kiem ( ) Kiem Enterovirus E. coli Giardia H. influenzae *** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** ,7 16 4, ,3 5 15,7 18 4, , , ,6 14 3, , , ,4 15 3,9 7 2,1 6 5, ,3 9 15,3 98 4,4 69,5 3 4, , ,7 15 6,2 74,5 3 5, , ,6 15 4,6 62 1,2 6 4, , ,3 1 4,7 64,7 4 4, ,7 1, ,2 97 5,3 62 1,1 4 3, ,7 8 1, ,2 11,6 31,5 3 2, ,9 5, ,5 92,5 31 1,2 5 2, ,4 3, ,5 93,6 38,5 5 3, , ,4 3, ,7 9,7 34 3,6 7 2,3 55 3, , 22 7, ,9 3, ,8 82,6 34 1,6 1 2,1 48 2,8 45 9,8 22 6,4 23 * N/1. habitants IPH-Epidemiologie rge_t6 ** aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden *** nieuwe casusdefinitie sinds 22 Hantavirus Hepatitis A Hepatitis B Hepatitis C Influenza A Algemene Resultaten 11

32 Algemene Resultaten Peillaboratoria Tabel 7 : evolutie van de nationale incidentie en van het aantal laboratoria per kiem ( ) Kiem Influenza B L. pneumophila Listeria Morbidivirus Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** ,3 46 1, , ,1 4 1, , ,3 45 1, , ,5 23 1, 38 1,7 71 2, , ,3 61 1,2 37 1,8 66 2, , ,6 69 1,6 37 1,6 63 3, ,6 13, ,4 77 1,7 39 2,2 72 3, ,6 13, ,5 73 1,4 34 2,1 71 2, ,8 14,6 28,2 5 39,6 69 2,4 5 2,5 71 4, 18, , 22,4 24,1 2 26,4 68 2,8 46 1,7 62 2,8 22, ,6 22,7 25, 1 26,3 68 2,9 48 1,5 58 5,2 21, , 1,8 26,9 33,1 3 2,2 74 3,1 44,8 42 5,2 16, ,1 17 1, 29,6 21,1 4 57,8 8 4,2 63,8 45 6,2 16, ,1 17,9 29,6 25,1 5 41,9 76 5,1 68,6 36 4,2 13,8 17 * N/1. habitants IPH-Epidemiologie rge_t7 ** aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden M. pneumoniae N. gonorrhoeae N. meningitidis Parainfluenza Parvovirus Tabel 8 : evolutie van de nationale incidentie en van het aantal laboratoria per kiem ( ) Kiem Plasmodium R.S.V. Rotavirus Rubivirus Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** Inc.* N** , , , , , , , , ,1 11 1, , ,2 33 1, , 19 2, , , 27 2, , 52 13,8 11 2, , ,3 4 36, , ,9 11 2, , , , , , ,7 14 2, , , , , , 39 13,3 14 3, , , , , 18,3 5 2,3 6 15, 94 3, , ,9 29 4, ,2 3 2, ,1 96 3, 68 1,1 11 3, , , ,4 4 2, , 95 3,1 65 1,7 24 3, , , ,4 8 1, ,2 89 4,6 77 2,4 34 3, , ,2 83 9,2 94,7 28 2, ,6 83 1,4 55 3,4 43 2, , , ,3 95,4 19 1,7 48 9,4 77 1,2 47 2,7 42 2,5 73 * N/1. habitants IPH-Epidemiologie rge_t8 ** aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden *** nieuwe casusdefinitie sinds 26 Shigella S. pneumoniae *** S. pyogenes T. pallidum Y. enterocolitica 12 Algemene Resultaten

33 Peillaboratoria Algemene Resultaten Registratiefrequentie per gewest vooral in Wallonië is de registratiefrequentie van Hantavirus hoog, vooral in Vlaanderen is de registratiefrequentie van Campylobacter, Giardia, M. pneumoniae, Rotavirus, T. pallidum en N. gonorrhoeae hoog, vooral in Vlaanderen en Brussel is de registratiefrequentie van C. trachomatis hoog, opmerkelijk is het sinds 2 toenemende aantal gevallen van B. burgdorferi in Vlaanderen (tabellen 9 en 1). Tabel 9 : verspreiding van de registratiefrequentie per gewest (N, ) Kiem Brussel Vlaanderen Wallonie Totaal (a) 1998 Adenovirus B. pertussis B. burgdorferi Campylobacter C. psittaci C. trachomatis Cryptosporidium Cyclospora E. histolytica * nieuwe casusdefinitie sinds 22 IPH-Epidemiologie rge_t9 (a) totaal van de gewesten + onbekend (postcode van patiënt onbekend) Enterovirus E. coli Giardia H. influenzae * Hantavirus Hepatitis A Hepatitis B Hepatitis C Influenza A Algemene Resultaten 13

34 Algemene Resultaten Peillaboratoria Tabel 1 : verspreiding van de registratiefrequentie per gewest (N, ) Kiem Brussel Vlaanderen Wallonie Totaal (a) Influenza B L. pneumophila Listeria Morbillivirus M. pneumoniae N. gonorrhoeae N. meningitidis Parainfluenza Parvovurus Plasmodium R.S.V ,4 * nieuwe casusdefinitie sinds 26 IPH-Epidemiologie rge_t1 (a) totaal van de gewesten + onbekend (postcode van patiënt onbekend) (b) verdeling volgens de ligging van het laboratorium (c) deelnamepercentage (aantal opgestuurde formulieren / aantal verwachte formulieren) x 1 Rotavirus Rubivirus Shigella S. pneumoniae * S. pyogenes T. pallidum Y. enterocolitica Totaal N labs (b) (%) (c) 14 Algemene Resultaten

35 Peillaboratoria Algemene Resultaten Nationale en gewestelijke incidentie opmerkelijk is de hoge nationale incidentie (in dalende volgorde) van Rotavirus (82/1 5 inw.), Campylobacter (55/1 5 inw.), R.S.V. (55/1 5 inw.) en M. pneumoniae (42/1 5 inw.); opmerkelijk, in vergelijking met de twee andere gewesten, is de hoge incidentie van C. trachomatis en R.S.V. in Brussel; opmerkelijk is de hoge incidentie van Campylobacter en van Rotavirus in Vlaanderen (tabellen 11 en 12). Tabel 11 : vergelijking van de incidentie (N/1. inwoners) per gewest ( ) Kiem Brussel Vlaanderen Wallonie Totaal (a) Adenovirus B. pertussis B. burgdorferi Campylobacter C. psittaci C. trachomatis Cryptosporidium Cyclospora E. histolytica 22,2,6 2,3 54,4,1 16,2 1,1,1 7,2 --,8 23,3 8,5,3 13, ,6 -- 2,9 6,8,2 22,9 13,5,2 5,8 --,5 21,1 7,8,3 12, ,6 -- 3, 68,1,2 13,6 14,3, 4,6 -- 1,4 19, 5,7,2 16, ,9 -- 1,9 56,9, 17,2 2,6,6 4,6 1,3,2 18,6 8,9,7 11, ,4 -- 2,9 63,2,3 34,3 2,1,3 4,8 2,7, 17,5,7,2 6, ,3 -- 3,1 6,5,1 53,6 3,3,1 5,4 6,8,3 19,9,7,3 7, ,8 -- 6,1 58,6, 52,5 1,9,2 5,7 1,2 1, 15,9,8,2 6, ,8 27,5 3, 4,7 45,4, 62,7 1,7,5 5,8 7, 1,2 11,8 1,3,9 4,5 6,3 56,6 22,1 48,1 4,5 6,5 38,1, 7,6,8,1 5,2,9 1,2 1,5 1,1,7 4,9 4,4 57,6 35,7 5,3,1 4,1 72,,1 4,9 5,2,6 3,1 --,5 18,6 6,,1 2, ,1 -- 6, 72,,1 5,3 7,1,2 2,5 --,5 18,5 3,8,2 2, , ,3 84,5,1 5,2 6,2,3 2,3 --,5 17,2 4,3,2 2, , ,6 87,5,1 6,6 7,5,5 2,,7,6 18,8 4,6,2 2, , ,7 87,,3 8,5 3,2,4 2,4,4 1,9 15,8,6,1 1, , -- 14, 74,9,1 1,8 4,4,1 2,7,2,6 16,8,4,2 1, ,8 -- 2,8 77,8,2 13,2 3,3,3 2,6,4,4 14,5,4, 4, ,8 5,9 1,5 21,2 8,6,1 17,6 4,6,2 2,8 1,,5 16,9,7,4 2,5 4,1 5,6 7,5 4,3 1,4 15,8 68,2, 17,5 5,4,1 2,3 1,3,5 14,4,6,3 2,4 3,3 5, 3,9 2,9,1 7,7 39,1,1 5,4 1,6,2,7 --,1 1,2, 1,1 6, , ,5 35,8,1 5,5 6,8,1 1,5 --,4 11, 5, 3,1 4, ,1 -- 1,8 37,3,1 5,4 2,6,1 1,4 --,4 9,4 4,9 1,5 4, ,6 -- 8,5 45,,1 5,6 3,1,1 1,,7,4 9,8 5,3 2,5 2, ,5 -- 1,6 42,8,1 5,4 1,9,2,9,4,2 6,6,7 1,2 2, ,1 -- 7,1 4,9,1 6,4 2,8,2,9,3,3 8,2,5 3,1 2, ,9 -- 8,4 4,4, 8,2 1,8,1 1,3,2,3 7,3,7 1,2 1, ,5 1,7 1,3 9,6 41,7, 9,4 1,5,3 1,4,3,4 7,5,6 9,7 1,3 1,2 4,4 2,5 2,2 1,8 1,8 33,6, 6,9 1,6,2 1,1,1,4 6,4,4 3,5,7 1,3 1,8 1,8 6,4,2 5,2 65,,1 7,1 8,2,4 2,9 --,4 18,7 6,2,5 5, ,2 -- 8,2 63,8,1 7,8 8,2,2 2,6 --,6 18,6 4,6 1,2 4, , ,1 73,,1 6,7 6,4,2 2,3 --,6 16,3 4,7,7 4, ,8 -- 9,7 71,8,1 7,5 5,7,4 2,1,7,6 16,2 5,3 1,1 3, , ,3 71,3,2 1,3 2,7,3 2,2,7 1,3 13,2,6,5 2, ,8 -- 1,8 63,3,4 14,2 3,8,2 2,4,9,5 14,5,5 1,2 2, , ,5 64,6,1 15,9 2,8,2 2,5,4,6 12,5,6,5 3, ,1 25 6,8 1,6 16,2 65,9,1 2, 3,4,3 2,8 1,4,6 13,7,7 3,6 2,3 3,5 11, 7,4 26 8, 1,9 13,5 54,9, 19,6 3,8,1 2,3,9,6 11,8,6 1,6 2,1 2,8 9,8 6,4 * nieuwe casusdefinitie sinds 22 IPH-Epidemiologie rge_t11 (a) totaal van de gewesten + onbekend (postcode van patiënt onbekend) Enterovirus E. coli Giardia H. influenzae * Hantavirus Hepatitis A Hepatitis B Hepatitis C Influenza A Algemene Resultaten 15

36 Algemene Resultaten Peillaboratoria Tabel 12 : vergelijking van de incidentie (N/1. inwoners) per gewest ( ) Kiem Brussel Vlaanderen Wallonie Totaal (a) Influenza B L. pneumophila Listeria Morbillivirus M. pneumoniae N. gonorrhoeae N. meningitidis Parainfluenza Parvovurus -- --, ,2 4,5 1,6 17,2 -- 8,7 69, ,3 21,1 4,5 -- 2,3 -- 3,8, ,4 4,5 2, 21,9 -- 9,7 41,9 43,7 -- 7,9 2,6 5,2 -- 4,9 -- 2,9, ,7 2,1 3,3 15,3 -- 6,4 94,2 68,1 -- 6,1 17,4 6,4 -- 3,2 -- 4,9,1 1,1 6,9 3,2 1,5 23,7 1,9 6,6 78,5 85,2 2, 4,5 21,7 6,4 -- 2,3 -- 3,5,5,7 29,5 6,1 1,4 13,2 1,3 7,1 89,9 -- 1,6 5,2 2,3 7,4 2,8 1,8 -- 2,8 1,1,3 26,3 5,5 1,6 3,2,4 5,9 92,3 -- 2,3 5,6 23,3 7,3 4,3 1,7,2 2,3,5,6 14,7 5,7 1,6 22,9 1,1 5,6 9,4 -- 1,9 3,5 21,3 8,4 7,4 1,9 7,8 2,2,4,5 36,2 11,4,8 3,2 1,9 7,4 76, 51,5 2,5 4,6 15,9 3,9 6,4 1,6 5,1 1,3,6,3 23,4 13,3,7 25,,9 6, 14,9 68,5 1, 2,2 13,1 1,3 7,8 1, ,5 -- 2,6 1,2 1,9 1,3 -- 3,1 33, ,3 13,1 2,2 -- 5,1 --,3, ,5 1,3 2,7 1,9 -- 2,9 19,5 55,6 -- 2,4 11,9 1,9 -- 6,6 --,3, ,2 1,4 2,2 1,5 -- 3,1 32,9 68,5 -- 2, 12,1 3,2 -- 6,2 --,2,6, 33,7 2,7 3, 1,7,1 3,1 38,9 79,3,1 2,6 13,8 2,7 -- 4,4 --,5,4, 24,2 3,1 2, 1,8, 2,7 33,5 --, 2,1 14,4 2, 1, 3,7 --,3,7, 27,3 3,1 1,6 2,,2 2,4 42,2 --,1 1,9 15,9 2,1 1,6 3,8,3,5,9, 2,4 3,4,7 1,4, 2,3 38, --,1 1,9 15,7 3,6 1,9 3,7 3,4,7,5, 66,9 4,3,8 3,2,3 2,2 6,6 18,3,4 2,4 12,5 1,2 3,7 3,5 4,1,7,8, 49,2 5,2,4 1,9,6 1,5 55,7 94,5,3 1,7 9, 1,2 2,5 3, -- --, ,2 1,1 1, 1,3 -- 1,7 28, , 12,1 3,4 -- 2,6 --,2, ,3 1,6 1,4 1,5 -- 2,8 23,4 38,3 -- 2,2 14,3 3,8 -- 3, --,3, ,6 1, 1,4,9 -- 2,6 33,6 57,7 --,9 13,4 3,8 -- 2,8 --,7,7,4 43, 1,3 1,9 1,8,4 2,2 28,9 5,3,1 1,1 14,5 3,7 -- 2,6 -- 1,2,4,1 28,9 1,1 1, 1,3, 1,9 36,8 --,1 1,2 14,1 3,4,7 2,6 --,3,7, 24,1 1,5 1,3 2,8, 1,7 23,7 --,3 1,2 15,9 3,6 1, 2,6 2,4,7,7, 2,6 1,4,8 6,,6 2, 33,8 --,4,9 14,3 4,8 1,4 2,3 1,1,8,7, 45,6 1,4,7 3,4,5 1,4 46,2 65,7,7,8 11,5 1,1 1,7 2,,7,7,4, 31,7 1,7,8 1,8 1,2,8 26,3 61,4,5 1,4 8,6 1,2 1,2 1, , ,6 1,6 1,6 3, -- 3,3 36, ,8 13,9 2,9 -- 4,3 --,6, ,4 1,7 2,2 3,8 -- 3,6 23,2 49,7 -- 2,9 13,7 2,9 -- 5,6 --,6, ,5 1,4 2,1 2,7 -- 3,3 39,5 65,9 -- 2, 13,3 3,8 -- 5, --,8,6,2 39,6 2,4 2,5 4,,4 3,2 39,6 71,,3 2,3 15, 3,5 -- 3,7 -- 1,,4,1 26,4 2,8 1,7 2,8,1 2,9 4,3 --,2 2,2 15,1 3, 1,1 3,2 --,6,7, 26,3 2,9 1,5 5,2,2 2,6 41,4 --,4 2,1 17, 3,1 1,7 3,3 1,,8,9,1 2,2 3,1,8 5,2,3 2,5 42,1 --,4 1,8 16,2 4,5 2,4 3,1 3,1 1,,6,1 57,8 4,2,8 6,2,5 2,6 58,2 9,2,7 2,1 12,6 1,4 3,4 2,9 3,1,9,6,1 41,9 5,1,6 4,2,8 1,9 55,1 82,3,4 1,7 9,4 1,2 2,7 2,5 * nieuwe casusdefinitie sinds 26 IPH-Epidemiologie rge_t12 (a) totaal van de gewesten + onbekend (postcode van patiënt onbekend) Plasmodium R.S.V. Rotavirus Rubivirus Shigella S. pneumoniae * S. pyogenes T. pallidum Y. enterocolitica 16 Algemene Resultaten

37 Peillaboratoria Algemene Resultaten Evolutie van het aantal deelnemende laboratoria per kiem voor de meeste kiemen, lichte daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 kiem diagnosticeerden (tabellen 13-16). Tabel 13 : aantal (%) laboratoria die 1 kiem diagnosticeerden ( ) Kiem Adenovirus B. pertussis B. burgdorferi Campylobacter N % N % N % N % N % N % N % N % N % , 26 19, , , , , ,6 3 2, , , , , , ,4 4 3, 39 29, , , , , ,6 4 3, 41 3, , 6 4, , ,9 12 9, 34 25, , , ,6 6 4,7 65 5, , 6 4, , , , ,7 6 4,7 6 47, ,7 7 5, , , , ,6 7 5, , , , , , , ,2 4 3,3 49 4, , ,6 3 24, , , ,8 7 6, 48 41,4 5 43,1 1 8, , , , ,7 5 4, , , 12 1, , , , , ,5 2 1, , , , , ,1 2 18, , ,6 1, , ,3 7 6, ,8 C. psittaci C. trachomatis Cryptosporidium Cyclospora E. histolytica IPH-Epidemiologie rge_t13 Tabel 14 : aantal (%) laboratoria die 1 kiem diagnosticeerden ( ) Kiem Enterovirus E. coli Giardia H. influenzae * N % N % N % N % N % N % N % N % N % , , 75 55, , , , 7 5, 6 4, , , , ,5 3 2, , , , ,6 3 2,3 6 45, , , ,1 6 4, , ,1 1 78,7 64 5,4 4 3,1 6 47, , , 97 76, ,8 4 3, , , , 11 83, ,6 3 2, , , , , ,7 5 4, , , , , ,6 5 4, , , , ,4 9 81,8 34 3,9 7 6,4 55 5, 44 4, 22 2, 27 24, , , ,5 34 3,9 1 9, ,6 45 4,9 22 2, 23 2,9 * nieuwe casusdefinitie sinds 22 IPH-Epidemiologie rge_t14 Hantavirus Hepatitis A Hepatitis B Hepatitis C Influenza A Tabel 15 : aantal (%) laboratoria die 1 kiem diagnosticeerden ( ) Kiem Influenza B L. pneumophila Listeria Morbillivirus N % N % N % N % N % N % N % N % N % , , , , , ,1 71 5,7 7 5, , , , , , , , , , , , , ,7 39 3, , , , , , , , , , 28 22, 5 3, ,3 5 39, , ,2 4 3, , ,8 2 1, , , 62 51, ,2 1, , 25 21,6 1, , ,4 58 5, 21 18,1 4 3, , , 33 29,2 3 2, , , , ,2 9 8, , , ,1 4 3,6 8 72, ,3 45 4, , , , , ,7 5 4, , , , , ,5 M. pneumoniae N. gonorrhoeae N. meningitidis Parainfluenza Parvovirus IPH-Epidemiologie rge_t15 Algemene Resultaten 17

38 Algemene Resultaten Peillaboratoria Tabel 16 : aantal (%) laboratoria die 1 kiem diagnosticeerden ( ) Kiem Plasmodium R.S.V. Rotavirus Rubivirus N % N % N % N % N % N % N % N % N % , ,8 57, 42, , , , ,9 7, 5, , , , , ,1 66, 49, , , , , , ,7 7, 52, , , ,2 12 8, ,4 14 8,6 66, 51, , , , , , ,9 73, 57, , , , ,9 6 47, , 64, 5, , , 79 65, , , , ,2 11 9,1 8 66, , , , , , , 24 2, , , , , , , ,1 34 3, , , , , , , ,5 55 5, 43 39,1 77 7, , , , , ,6 77 7, 47 42, , ,4 * nieuwe casusdefinitie sinds 26 IPH-Epidemiologie rge_t16 Shigella S. pneumoniae * S. pyogenes T. pallidum Y. enterocolitica 18 Algemene Resultaten

39 Peillaboratoria Adenovirus Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van infecties met het Adenovirus ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 2. Evolutie van het aantal deelnemers 21 laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden, dit is 19% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 21 laboratoria over 11/43 arrondissementen : 1 in Vlaanderen, 6 in Wallonië en 5 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Adenovirus : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik 1 5 Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath 1 1 Charleroi Mons 1 5 Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau 1 1 Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k81_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Adenovirus 1

40 Adenovirus Peillaboratoria in vergelijking met 25, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden in Vlaanderen, Wallonië en Brussel (tabel 2). Tabel 2 : Adenovirus : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , ,2 IPH - Epidemiologie k81_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 8,/1 5 inwoners; opmerkelijk zijn de 49 gediagnosticeerde gevallen in Brussel (23 : N=37, 24 : N=358, 25 : N=277) waarvan 65 gevallen waren gelokaliseerd in Brussel-Stad, 54 in Sint-Gillis, 54 in Sint-Jans-Molenbeek en 53 in Anderlecht, evenals 168 gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Antwerpen (23 : N=128, 24 : N=152, 25 : N=244; figuur 1). Figuur 1 : Adenovirus : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 48,1], MC >, - 2,5 > 2,5-5, > 5, RS BG TL KR TR EK GT OD AT MN AL 8,4 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K81 2 Adenovirus

41 Peillaboratoria Adenovirus 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie opmerkelijk is de toename van de incidentie in Brussel (tabel 3). Tabel 3 : Adenovirus : evolutie incidentie/arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel 18, 22,2 27,6 34,6 33,9 32,4 37,3 35,8 27,5 48,1 N totaal Antwerpen 4, 9,5 17,4 7,8 7,4 13, 13,7 16,1 25,7 17,6 Mechelen 1,7 4, 8,9 2,9 5,6 5,5 3,9 2,3 6,4 2,9 Turnhout 3,3 1,5 4, 1,7 3,9 2, 2,9, 2,2 1,4 Halle-Vilvoorde 5,6 4, 7,7 14,7 16,8 17,8 16,4 14,1 5,4 8,9 Leuven 6,6 1,6 2,2 4,2 2,,7 2,6,6,4,2 Brugge 4,5 8,6 1,5 3,7 1,3 7,4 1,1 2,2,, Diksmuide, 4,2, 4,2, 2,1 2,1, 2,1 2,1 Ieper, 1,9 3,8 2,9 1, 4,8 3,8,,, Kortrijk 6,5 12,9 14, 1,8 2,2 5,4 5,8 15,9,7, Oostende 2,1 2,8 13,4 14,7 23,2 37,5 13,1,,7, Roeselare, 1,4 2,1,7 2,1 1,4 12, 1,4,, Tielt 2,3 13,7 14,8 2,3 4,5 5,7 15,9 18,1,, Veurne, 9, 7,1 8,9 17,7 8,7 6,9, 3,4, Aalst,4,8 1,5 2,3 4,2 6,9 7,6 3,,8,8 Dendermonde 7, 9,2 4,8 1,1 5,9 8, 7,5 7,5 3,2 3,7 Eeklo,, 8,8 2,5 3,8 6,3 1,3 8,8 1,, Gent 1,8 4,1 4, 1,8,8 1,4 4,6 7,4,6,4 Oudenaarde 5,3 1,5 6,1,9,9,9 8,7 6,1,9, St.-Niklaas 4,5 5, 6,3 1,3 4, 1,8 4, 2,6 7,5 4,8 Hasselt,5 3,7 1,1 5, 5,5 1, 1, 3,6,, Maaseik,9 3,3 5,1 3,2 3,7,9,4 1,8 1,8, Tongeren 3,7 4,8 1,6 1,1 1,1,5, 1,,5,5 Vlaanderen 3,4 5,3 7,1 4,9 6,1 6,9 7, 6,8 5,9 4,3 N totaal Nivelles 2,6 2,3 2,6 2,3 4,6 1,4 2,2 3,6 2,5 3,3 Ath, 5,1 5,1 2,5 2,5 2,5 1,2 2,5 1,2 3,7 Charleroi 1,4 3,1 4,5 5,7 2,4 5,5 6,2 8,8,2,7 Mons 1,2,4 2, 1,2 1,2 1,2 4,,4,8,8 Mouscron,, 2,9 1,4 1,4 2,9 1,4 1,4 1,4, Soignies 5,2 9,9 9,8 12,1 6,4 5,7 16, 15,3,6 2,2 Thuin 2,8 3,4 8,2 4,1 11, 11,6 6,2 11,6,7,7 Tournai 2,1,7,7 2,1 1,4, 4,3 1,4,, Huy 1, 8,2 4, 3, 4, 2,, 1,, 1, Liège,7 1,9 1,7 2,2 2,4 2, 1,9 1,2,5,5 Verviers,8 1,9 3,8 6,4 11,7 6, 7,4 3,7 3, 8,4 Waremme, 3, 4,4 1,5 1,5,,,,, Arlon 3,9 19,5 31, 25,1 36,6 3,8 13,1 16,8,, Bastogne, 2,5 2,5 4,9, 2,4 14,3 9,5 7,1, Marche-en-Famenne,,,,,, 5,8 3,8,, Neufchâteau,,, 1,8 3,6 1,8 3,6 1,8,, Virton 2,1 6,3 6,2 18,6 22,7 6,1 1,1 16,1, 4, Dinant 3,1 3,1 2, 4, 5, 6, 49,4 48,2 1,7 8,7 Namur,7 1,8 1,8,7,4 2,5 3,1 2,8 4,8 3,8 Philippeville,, 1,6 6,5 6,5 8,1 8,, 3,2, Wallonie 1,5 2,9 3,7 4,1 4,6 3,5 6,1 5,9 1,7 2,2 N totaal Onbekend N totaal België 4,4 6,4 8,2 7,8 8,8 8,5 9,8 9,5 6,8 8, N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k81_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Adenovirus 3

42 Adenovirus Peillaboratoria in vergelijking met het gemiddelde van voorgaande jaren gaat het aantal gevallen gediagnosticeerd in Brussel in 26 in stijgende lijn (figuren 2 en 3). Figuur 2 : Adenovirus : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26; M ) N N 26 = 823 M =772 IPH-K Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Adenovirus : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N IPH-K81 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv in vergelijking met 25, stijging van het aantal gevallen gediagnosticeerd in 26 (tabel 4). Tabel 4 : Adenovirus : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , ,8 IPH - Epidemiologie k81_t4 4 Adenovirus

43 Peillaboratoria Adenovirus 3. Verdeling per geslacht en leeftijd 58% van de gevallen werd gediagnosticeerd bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 1,4/1); 778 gevallen (93%) werden gediagnosticeerd bij kinderen < 5 jaar (figuur 4 en tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Adenovirus : leeftijdsverdeling (N, 26) N leeftijd (jaar) Tabel 5 : Adenovirus : verdeling per geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < , , , , , , ,9 15 4,3 29 3, , 4 1,1 4, ,2 6 1,7 12 1, ,8 2,6 6,7 > ,4 5 1,4 12 1,4 Totaal 491 1, 35 1, 841 1, IPH - Epidemiologie k81_t5 Tabel 6 : Adenovirus : verdeling per geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,1 16,4 23,6 18,9 4,3 4,3,8 1, 1,9 3,3,1,6,6,1 55,3 44, , 15,5 23,1 21,5 5,6 4,2 1,1 1,5 1, 1,6,8,9,7,6 54,3 45, ,3 14,5 2,8 16,7 4,5 3,8,3 1, 2,2 3,2 1,1 2,1 1,5 3, 55,7 44, ,2 15,6 26,1 21,3 5,1 4,,3,8 1,6 2,3 1,3 1,5,5,6 53,9 46, ,8 13,9 24,2 22,1 5,1 5,5,8 1,1 1,3 2,4 1, 1,3,1,3 53,3 46, ,3 2, 24,2 18,7 3,7 3,1,1,6,,8,1,4,4,6 55,8 44, ,5 21,3 25,2 16,5 1,7 1,8,,5,7,7,5,2,8,6 58,4 41,6 IPH - Epidemiologie k81_t6 Adenovirus 5

44 Adenovirus Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie Adenovirussen werden het hele jaar door waargenomen maar naargelang de jaren vooral in de winter, in de lente of in de herfst (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Adenovirus : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 4 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Adenovirus : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Adenovirus : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 5 4 IPH-K81 N 26 = 845 M = Adenovirus

45 Peillaboratoria Adenovirus Figuur 8 : Adenovirus : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 125 IPH-K uit de resultaten sinds 1998 blijkt er een verband te bestaan tussen de evolutie van het aantal Adenovirussen geregistreerd door het netwerk en de evolutie van het aantal niet-griepale ALI ( en figuur 9). Figuur 9 : Adenovirus : vergelijking tussen de wekelijkse evolutie van het Adenovirus en de niet-griepale ALI (N; ) N Adenovirus / week Adenovirus niet-griepale ALI N niet-griepale ALI / 1 patiëntcontacten IPH-K81 Adenovirus 7

46 Adenovirus Peillaboratoria 5. Diagnosetechnieken De diagnosetechniek was bekend voor 16/21 laboratoria in 26. Voor deze diagnose gebruikten de meeste laboratoria in 25 en 26 de techniek detectie van antigenen (tabellen 7 en 8). Tabel 7 : Adenovirus : indeling van de diagnosetechnieken per kiem (N, %; 25-26) Diagnosetechniek N % % N % % antigeendetectie ,24 17, ,47 12,9 cultuur 2 54,5 28,9 7 86,53 82,84 serologie 45 12,26 6,32,, N gevallen waarvoor een techniek is vermeld 367 1, 51, , 95,74 N gevallen waarvoor geen techniek is vermeld , ,26 Tabel 8 : Adenovirus : indeling van de diagnosetechnieken per laboratorium (N, %; 25-26) IPH - Epidemiologie k81_t Diagnosetechniek(en) N % % N % % antigeendetectie 12 66,67 44, , 57,14 cultuur 3 16,67 11, , 19,5 serologie 1 5,56 3,7,, antigeendetectie of cultuur 1 5,56 3,7,, antigeendetectie of serologie 1 5,56 3,7,, N laboratoria die de techniek hebben vermeld 18 1, 66, , 76,19 N laboratoria die de techniek niet hebben vermeld 9 33, ,81 IPH - Epidemiologie k81_t8 Besluit De meeste gevallen worden bij kinderen < 5 jaar gediagnosticeerd. De gevallen worden het hele jaar door vastgesteld maar in het bijzonder in de winter, in de lente of in de herfst. De evolutie van niet-griepale ALI kan deels worden verklaard door de evolutie van het Adenovirus, in het bijzonder tegen het einde van de winter. Het is nuttig te herinneren aan het belang om per provincie of zelfs per arrondissement de ziektekiem verantwoordelijk voor niet-griepale acute luchtweginfecties te diagnosticeren zodat huisartsen de behandeling kunnen aanpassen aan de bacterien en/of virussen die in omloop zijn ( - rubriek «maandelijkse rapporten»). 8 Adenovirus

47 Referentielaboratorium Aminoglycosiden Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. R. VANHOOF W.I.V. - Dpt Pasteur - Antibiotica Engelandstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Rvanhoof@pasteur.be Het referentielaboratorium verantwoordelijk voor de bestudering van de resistentie tegen aminoglycosiden bevindt zich op het WIV - Departement Pasteur in Brussel. Aminoglycosiden worden nog steeds veelvuldig gebruikt in het ziekenhuismilieu. Toxiciteit en de ontwikkeling van resistentie zijn de belangrijkste factoren die hun klinische bruikbaarheid beperken. Resistentie tegen aminoglycosiden kan te wijten zijn aan een (i) ribosomiale mutatie, (ii) de aanwezigheid van aminoglycoside-modificerende enzymen (AME), (iii) een verminderde opname en aan (iv) een verhoogde efflux van aminoglycosiden. AME-resistentie is veruit het belangrijkste mechanisme omdat de genetische determinanten meestal plasmide- of transposongebonden zijn. Dit laatste verklaart de belangrijke disseminatie van deze genen bij zowel Gram-positieve als Gram-negatieve bacteriën. Aminoglycosiden bevatten in hun structuur amino- en hydroxylgroepen die enzymatisch geacetyleerd, gefosforyleerd en genucleotidyleerd kunnen worden. De enzymen die deze activiteit uitvoeren zijn dus aminoglycoside-n-acetyltransferasen (AAC), aminoglycoside-o-fosforyltransferasen (APH) en aminoglycoside-o-nucleotidyltransferasen (ANT). Deze drie groepen van enzymen worden nog verder ingedeeld in functie van de plaats van het C-atoom met de amino- of hydroxylgroep die gemodificeerd wordt door het enzym. De plaats van de modificatie wordt na de afkorting van het enzym tussen haakjes weergegeven door een cijfer. Verder kunnen de enzymen van een bepaalde groep nog worden onderscheiden op basis van het substraatprofiel. Deze ondertypen worden weergegeven door een Romeins cijfer na het enzymtype en de plaats van modificatie : APH(3')-I, APH(3')-II, APH(3')-III, APH(3')-VI, APH(3')-V, APH(3')-IV. Ten slotte kunnen bepaalde enzymen worden gecodeerd door verschillende genen en de specificatie van dit gen wordt in de regel weergegeven door een kleine letter na het enzymtype, bijv. aac(6')ia, aac(6')ib, aac(6')ic, aac(6')if, aac(6')ig, enz. Analysen verricht in het kader van het referentiecentrum In 26 ontving het referentiecentrum 56 stammen voor onderzoek naar de aanwezigheid van een resistentiemechanisme. In tabel 1 staat de geografische herkomst van de 56 stammen op basis van de postcode van de patiënten. Tabel 1 : Aminoglycosiden : geografische herkomst van de stalen (N; 26) Lokalisatie aantal stalen Lokalisatie aantal stalen Yvoir 46 Westerlo 1 Brussel 2 Ekeren 1 Stabroek 2 Kalmthout 1 Brasschaat 1 Onhaye 1 Brecht 1 Totaal 56 In totaal betrof het dus 56 stammen waarvan 36 Enterobacteriaceae (64,3%), 19 Pseudomonas aeruginosa of andere nietfermenters (33,9%) en 1 Staphylococcus aureus stam (1,8%) (tabel 2). Tabel 2 : Aminoglycosiden : overzicht van de micro-organismen (N; 26) amino_t1 Kiemen aantal Kiemen aantal Enterobacteriaceae 36 Pseudomonas en non-fermenters 19 Escherichia coli 23 Pseudomonas aeruginosa 9 Klebsiella pneumoniae 7 Acinetobacter baumannii 4 Enterobacter aerogenes 2 Alcaligenes xylosoxidans 3 Salmonella spp 2 Pseudomonas sp. 3 Citrobacter amalonaticus 1 Enterobacter cloacae 1 Gram positieve kokken 1 Staphylococcus aureus 1 Totaal 56 amino_t2 Aminoglycosiden 1

48 Aminoglycosiden Referentielaboratorium Door middel van een microdilutietest werd de gevoeligheid van deze 56 stammen bepaald tegenover klinisch belangrijke aminoglycosiden, nl. Amikacine (Ak), Gentamicine (Gm), Netilmicine (Nt) en Tobramycine (Tm). Op basis van deze gevoeligheidsbepaling, uitgevoerd volgens de CLSI-criteria, werden de fenotypische resistentieprofielen vastgelegd (tabel 3). Tabel 3 : Aminoglycosiden : aanwezigheid van aminoglycoside-resistentiefenotypen (AGRP) 1 in de verschillende kiemen (N; 26) AGRP Enterobacteriaceae Niet-fermenters Gram positief Totaal AkGmNtTm GmNtTm AkGmTm AkGmNt GmTm AkTm Tm Gevoelig (S) Totaal Aminoglycoside-resistentieprofiel : Ak = Amikacine; Gm = Gentamicine; Nt = Netilmicine; Tm = Tobramycine amino_t4 Twee stammen (3,6%) die ons werden toegestuurd, bleken gevoelig te zijn voor de geteste aminoglycosiden. In totaal was het fenotypische resistentieprofiel van 54 stammen beschikbaar. Van deze stammen bleken er 53 (98,1%) resistent tegen Tobramycine, 51 (94,4%) tegen Gentamycine, 45 (83,3%) tegen Netilmicine en 44 (81,5%) tegen Amikacine. Het meest voorkomende resistentieprofiel binnen de groep van de resistente stammen was AkGmNtTm (38 stammen; 7,4%). Het fenotypische resistentieprofiel GmNtTm werd gevonden in 6 isolaten (11,1%). Geïsoleerde resistentie werd enkel gevonden voor Tm (1,9%). Resistentie tegen 3 of meer aminoglycosiden werd gevonden in 88,8% van de resistente stammen. De verschillende resistentiemechanismen (= aanwezigheid van een resistentiegen of een combinatie van resistentiegenen) die werden gevonden in de diverse kiemen zijn weergegeven in tabel 4. In totaal werd er in 51 stammen een potentieel resistentiemechanisme gedetecteerd. Het aph(3 )-I gen werd gedetecteerd in een gevoelige stam. In het merendeel van de stammen (4/51; 78,4%) vonden we alleen de aanwezigheid van een modificerend enzym (AME-genen). In 5 stammen (9,8%) vonden we alleen permeabiliteitsresistentie, terwijl in 6 stammen (11,8%) de permeabiliteitsresistentie geassocieerd was met een AME-gen. Het meest gedetecteerde mechanisme was het aac(3)-iic + arma mechanisme (2/51; 39.2%). Het aac(3)-iic + arma mechanisme was nog aanwezig in combinatie met het aac(6 )-Ib gen (2 stammen), het aph(3 )-I gen (1 stam) en de aac(6 )-Ib + aph(3 )-I genen (1 stam). Het arma kwam nog geïsoleerd voor in 4 stammen. Dit wil zeggen dat in totaal het arma gen aanwezig was in 28 stammen (28/51; 54.9%). Het arma gen werd alleen gedetecteerd in Enterobacteriaceae. Permeabiliteitsresistentie al dan niet door MexZGH, met of zonder de aanwezigheid van een AME gen werd alleen waargenomen bij de niet-fermenters en 72.7 % van deze stammen bleken positief voor het MexZGH (efflux) gen. Een combinatie van resistentiegenen werd gevonden in 36 stammen (36/51; 7.6 %). In de groep van stammen met een combinatie van genen, bleken 3 stammen (83.3%) een combinatie van twee genen te hebben, terwijl 5 stammen (13.9%) een combinatie van 3 genen had. In één stam (2.8%) werd een combinatie van 4 genen gevonden. 2 Aminoglycosiden

49 Referentielaboratorium Aminoglycosiden Tabel 4 : Aminoglycosiden : aanwezigheid van aminoglycoside-resistentiemechanismen (N; 26) Resistentiemechanismen Enterobacteriaceae Niet-fermenters Gram positief Totaal aac(6')- Ib aph(3')-i aph(3')-vi a ant(4',4") arma Impermeabiliteit MexZGH (Impermeabiliteit) aac(3)-ii c + arma aac(3)-ii c+ aac(6')- Ib aac(3)-ii c+ aph(3')-i aac(3)-iii a + aac(6')- Ib aac(6')-ib + ant(2")-ia aac(6')-ib + aph(3')via aac(6')-ib + MexZGH ant(2")-ia + MexZGH aac(3)- II c+ aac(6')- Ib+ arma aac(3)- II c+ aph(3')-i + arma aac(6')-ib+aac(6')-iia + MexZGH aac(6')-iia + ant(2")-ia + MexZGH aac(3)-ii c + aac(6')-ib + aph(3')i + arma Niet gedetecteerd : S-stammen Niet gedetecteerd : R-stammen Totaal S = Gevoelige isolaten; R = Resistente isolaten amino_t5 Tabel 5 verstrekt informatie over de relatie tussen de verschillende resistentiemechanismen en de fenotypische expressie van de resistentie. In een gevoelige stam bleek een resistentiemechanisme aanwezig te zijn, nl. het aph(3 )-I gen. Anderzijds blijkt ook uit deze tabel dat de aanwezigheid van een resistentiemechanisme niet altijd aanleiding geeft tot een fenotypische expressie van de resistentie. Tabel 5 : Aminoglycosiden : relatie tussen resistentie mechanisme en resistentie fenotype (N; 26) Resistentiemechanismen Resistantiefenotypen Totaal AkGmNtTm GmNtTm AkGmTm AkGmNt GmTm AkTm Tm S aac(6')- Ib aph(3')-i aph(3')-vi a ant(4',4") arma Impermeabiliteit MexZGH (Impermeabiliteit) aac(3)-ii c + arma aac(3)-ii c+ aac(6')- Ib aac(3)-ii c+ aph(3')-i aac(3)-iii a + aac(6')- Ib aac(6')-ib + ant(2")-ia aac(6')-ib + aph(3')via aac(6')-ib + MexZGH ant(2")-ia + MexZGH aac(3)- II c+ aac(6')- Ib+ arma aac(3)- II c+ aph(3')-i + arma aac(6')-ib+aac(6')-iia + MexZGH aac(6')-iia + ant(2")-ia + MexZGH aac(3)-ii c + aac(6')-ib + aph(3')i + arma Niet gedetecteerd : S-stammen Niet gedetecteerd : R-stammen Totaal S = Gevoelige isolaten; R = Resistente isolaten amino_t6 Aminoglycosiden 3

50 Aminoglycosiden Referentielaboratorium Detectie van Aminoglycoside Resistentiemechanismen in Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) isolaten geïsoleerd in Vlaanderen. Deze studie werd uitgevoerd in samenwerking met het referentiecentrum voor Faagtypering (C. Wildemauwe) in het Instituut Pasteur te Brussel en 4 ziekenhuizen in Vlaanderen (UZ-Gent, Prof. G. Verschraegen, RZ Jan Yperman, Ieper, Apoth. Biol. R. Joseph; AZ Damiaan, Oostende, Dr. G. Alliet; OLV Ziekenhuis, Aalst, Dr. H. De Beenhouwer). De stammen die werden geanalyseerd werden verzameld in het jaar 26. In totaal werden er 483 methicilline-resistente S. aureus (MRSA) stammen onderzocht. Respectievelijk 47,8 % en 32,1 % van deze stammen waren afkomstig uit West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen leverden. In totaal was 14,9 % van de stammen afkomstig van een uitstrijkje dat werd afgenomen om dragers op te sporen, 14,3 % uit sputum en 11,4 % uit etter. In totaal werd 54,6 % van de stalen afgenomen voor het opsporen van een dragerschap, terwijl 43,7 % afkomstig was van patiënten met een MRSA infectie. Voor 1,7 % van de stalen was deze informatie niet voorhanden. De gemiddelde leeftijd van de patiëntenpopulatie was 72,5 jaar; 77,8 % van de stammen waren afkomstig van patiënten uit de leeftijdscategorie 6 jaar. Door gebruik te maken van een microdilutietechniek en volgens de criteria van de NCCLS werd voor alle stammen de Minimale Inhibitorische Concentraties (MIC) bepaald van Amikacine, Gentamicine, Kanamycine, Netilmicine en Tobramycine. De resultaten van deze bepalingen zijn samengevat in tabel 6. Op gewichtsbasis hebben Gentamicine en Netilmicine de beste activiteit. De MIC5 en MIC9 waarden (MIC voor 5% en 9% van de populatie) voor Gentamicine en Netilmicine zijn,5 µg/ml en 1 µg/ml. De MIC5 en MIC9 waarden voor de andere componenten zijn als volgt: Amikacine (4 µg/ml en 16 µg/ml), Kanamycine (4 µg/ml en 128 µg/ml), Tobramycine (,5 µg/ml en 256 µg/ml). Volgens de CLSI criteria zijn alle stammen gevoelig aan Netilmicine (MIC 8 µg/ml) terwijl voor Gentamicine (MIC 4 µg/ml) en Amikacine (MIC 16 µg/ml) de gevoeligheid respectievelijk 97,7 % en 92,8% bedraagt. Voor de totale populatie was de gevoeligheid voor Kanamycine en Tobramycine respectievelijk 63,6 % en 63,2 %. Er was geen noemenswaardig verschil tussen de MIC distributie en de gevoeligheidsgraad van stammen afkomstig uit de screening en de infecties, noch voor wat betreft de stammen van gehospitaliseerde en ambulante patiënten. Stammen die drager waren van een gen dat codeert voor een aminoglycoside modificerend enzym (AME) hadden voor bepaalde aminoglycosiden significante hogere MIC waarden dan stammen zonder AME gen: Amikacine (gemiddelde MIC 1,99 µg/ml vs. 2,68 µg/ml, P<,1), Kanamycine (gemiddelde MIC 84,57 µg/ml vs. 2,66 µg/ml, P<,1), Tobramycine (gemiddelde MIC 14,64 µg/ml vs.,49 µg/ml, P<,1). Met uitzondering van Netilmicine, was voor de andere aminoglycosiden de resistentiegraad significant hoger in AME positieve stammen dan in AME-negatieve stammen: Amikacine (16,8% vs. 1,6%, p<,1), Gentamicine (5, % vs.,7 %,.1>P>.1), Kanamycine (91,6 % vs. 3,9 %, P<,1) en Tobramycine (91,6 % vs. 4,6 %, P<,1). Tabel 6 : Aminoglycosiden : in vitro gevoeligheid van 483 MRSA stammen voor de verschillende aminoglycosiden (N; 26) Minimale Inhibitorische Concentraties (µg/ml) Antibioticum,125,25, Amikacine Gentamicine Kanamycine Netilmicine Tobramycine Door gebruik te maken van de PCR hebben we getracht de genen die coderen voor aminoglycoside modificerende enzymen te detecteren in de 483 MRSA stammen. Hiervoor hebben we gebruik gemaakt van sets van primers die specifiek zijn voor het ant((4,4 )-I, het bifunctionele aac(6 )-aph(2 ) en het aph(3 )-III gen. In 34 MRSA stammen (62,9 %) kon geen gen worden aangetoond terwijl in de overige 179 stammen een totaal van 183 genen werd gedetecteerd (Tabel 7). Het belangrijkste resistentiemechanisme was het geïsoleerde ant(4,4 )-I gen (34,8 % van de totale populatie). Dit mechanisme werd overigens gevonden in 93,9 % (168/179) van de gen positieve stammen. In slechts 4 van de gen positieve stammen (2,2 %) werd een combinatie van genen gevonden. Dit betekent dat een gencombinatie slechts aanwezig is in,8 % van de totale onderzochte populatie. amino_t7 4 Aminoglycosiden

51 Referentielaboratorium Aminoglycosiden Tabel 7 : Aminoglycosiden : detectie van resistentiemechanismen in 483 MRSA stammen (N; 26) Gen N % Ant(4',4")-I ,8 Aac(6')-aph(2") 6 1,2 Aph(3')-III 1,2 Aac(6')-aph(2") + Ant(4',4")-I 3,6 Aph(3')-III + Ant(4',4")-I 1,2 Geen AME gen 34 62,9 Totaal 483 1, Het is wel duidelijk dat MRSA stammen met een AME gen in regel een hogere graad van ongevoeligheid voor aminoglycosiden hebben dan MRSA stammen zonder een AME gen. De aanwezigheid van een resistentiemechanisme resulteert niet noodzakelijk in een fenotypische expressie. De aanwezigheid van bijvoorbeeld het ant(4,4 )-I gen, dat codeert voor een AkKmTmresistentie, geeft alleen maar een hoge graad van ongevoeligheid voor Kanamycine en Tobramycine. amino_t8 Aminoglycosiden 5

52 Referentielaboratorium Anaplasma phagocytophilum Gegevens van het referentielaboratorium Dr. C. VANDENVELDE Kon. Astrid Militair Hospitaal Bruynstraat Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Christian.vandenvelde@mil.be Sinds 24 is het referentielaboratorium gelegen in het Koningin Astrid Militair Hospitaal te Brussel. Van 2 tot 26 bedroeg het aantal gediagnosticeerde gevallen per jaar respectievelijk 3, 6, 8, 12, 38, 64 en 99 (tabel 1). Tabel 1 : Anaplasma phagocytophilum : evolutie van de registratiefrequentie (N; 2-26) Jaar N Jaar N In 26 waren 51 van de 98 personen van het mannelijke geslacht en 47/98 van het vrouwelijke geslacht. De leeftijd van de gevallen varieerde tussen 2 en 78 jaar (tabellen 2 en 3). anapl_t1 Tabel 2 : Anaplasma phagocytophilum : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1,,, 1-4, 2 4,3 2 2, 5-14, 2 4,3 2 2, ,8 4 8,5 1 1, , , , ,4 2 42, ,7 > ,6 5 1, ,3 Totaal 51 1, 47 1, 98 1, Tabel 3 : Anaplasma phagocytophilum : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 24-26) anapl_t2 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 24 36,, 2,8, 8,3 2,8, 8,3 16,7 13,9 16,7 19,4 5,6 5,6 5, 5, 25 64,, 1,6, 1,6 3,1 9,4, 18,8 12,5 2,3 14,1 15,6 3,1 67,2 32, ,,, 2,, 2, 6,1 4,1 19,4 14,3 15,3 2,4 11,2 5,1 52, 48, In 26, de gediagnosticeerde gevallen waren voornamelijk gelokaliseerd in Vlaanderen (N=55), waarvan 36/55 in de provincie Antwerpen, maar ook in Wallonië (N=29) en in Brussel (N=11). Vier postcodes waren onbekend (tabel 4). Tabel 4 : Anaplasma phagocytophilum : verspreiding per provincie (N, %; 24-26) Provincie N % N % N % Brussel 4 1,5 2 3, ,1 Antwerpen 4 1,5 26 4, ,4 Limburg,,, Oost-Vlaanderen 8 21,1 3 4,7 5 5,1 Vlaams-Brabant 3 7,9 9 14,1 9 9,1 West-Vlaanderen, 2 3,1 5 5,1 Vlaanderen 15 39,5 4 62, ,6 Brabant wallon 6 15,8 7 1,9 5 5,1 Hainaut 3 7,9 1 1, ,1 Liège 1 2,6, 6 6,1 Luxembourg, 9 14,1 3 3, Namur 1 2,6, 3 3, Wallonie 11 28, , ,3 Onbekend 8 21,1 5 7,8 4 4, België 38 1, 64 1, 99 1, anapl_t4 anapl_t3 Anaplasma phagocytophilum 1

53 Anaplasma phagocytophilum Referentielaboratorium In 26 zijn 35/99 gevallen gediagnosticeerd tijdens de zomermaanden en 34/99 tijdens de herfstmaanden (figuur 1). Figuur 1 : Anaplasma phagocytophilum : evolutie van het aantal diagnoses per maand (N 24-26) N N 26 = 99 N 25 = 64 N 24 = 38 IPH-Kanapl 5 J F M A M J J A S O N D 2 Anaplasma phagocytophilum

54 Peillaboratoria Bordetella pertussis Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. S. LAUWERS UZ Brussel - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@az.vub.ac.be 2. Doelstellingen schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 geval door 2 laboratoria, hetzij 18% van alle peillaboratoria, de 2 laboratoria waren verspreid over 13/43 arrondissementen : 14 in Vlaanderen, 4 in Wallonië en 2 in Brussel (tabellen 1 en 2). Tabel 1 : B. pertussis : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; 25-26) Arrondissement N % N % Arrondissement N % N % Arrondissement N % N % Antwerpen Gent 1 2 Thuin Mechelen 1 14 Oudenaarde Tournai 1 5 Turnhout St.-Niklaas 1 5 Huy Halle-Vilvoorde Hasselt Liège Leuven 1 2 Maaseik Verviers Brugge Tongeren Waremme Diksmuide Vlaanderen Arlon Ieper Bastogne Kortrijk 1 25 Brussel Marche-en-Famenne Oostende Neufchâteau 1 1 Roeselare Nivelles Virton Tielt Ath 1 1 Dinant 1 5 Veurne Charleroi 1 25 Namur 1 33 Aalst 1 33 Mons Philippeville Dendermonde Mouscron Wallonie Eeklo Soignies 1 25 België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k12_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Tabel 2 : B. pertussis : aantal deelnemers (N, %; 25-26) Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden N % , ,2 IPH - Epidemiologie k12_t2 Bordetella pertussis 1

55 Bordetella pertussis Peillaboratoria Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 1,9/1 5 inwoners; opmerkelijk zijn de 15/197 (76%) gevallen bevestigd door het referentielaboratorium (figuur 1 en tabel 3). Figuur 1 : B. pertussis : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 25) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS MC RS BG TL KR TR EK GT OD AT MN incidentie/1. inwoners [, - 8,64], >, - 1,5 > 1,5-3, > 3, AL 1,87 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K12 Tabel 3 : B. pertussis : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 25-26) Arrondissement Arrondissement Arrondissement Brussel 3, 4,5 Gent 1,4 1,2 Verviers,4,4 N totaal 3 46 Oudenaarde,, Waremme 1,4, Antwerpen 2,8 2, St.-Niklaas,9 1,7 Arlon,, Mechelen 1,9,3 Hasselt 1,5,8 Bastogne 2,4 4,7 Turnhout 1, 3,6 Maaseik 1,3 1,3 Marche-en-Famenne,, Halle-Vilvoorde 2,8 1,9 Tongeren 2,1, Neufchâteau,, Leuven 1,3 1,3 Vlaanderen 1,5 1,4 Virton 2,, Brugge 1,1,4 N totaal Dinant 1, 3,9 Diksmuide 2,1, Nivelles,8 1,9 Namur 3,1 4,4 Ieper 1, 1,9 Ath, 8,6 Philippeville, 1,6 Kortrijk,4 1,1 Charleroi 1,4,7 Wallonie 1,3 1,8 Oostende,, Mons,,8 N totaal Roeselare,7 1,4 Mouscron 1,4, Tielt, 1,1 Soignies 4,5 2,2 Onbekend Veurne,, Thuin 1,4 2,7 N totaal 6 6 Aalst,4,8 Tournai 2,1 5,6 Dendermonde,5 2,1 Huy 2,9 1,9 België 1,6 1,9 Eeklo 3,8, Liège,5,7 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k12_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar 2 Bordetella pertussis

56 Peillaboratoria Bordetella pertussis 197 gevallen gediagnosticeerd in 26 (tabel 4). Tabel 4 : B. pertussis : registratiefrequentie (25-26) Jaar Aantal Gemiddeld aantal gevallen gevallen/lab/jaar , ,8 IPH - Epidemiologie k12_t4 2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 37% van de gevallen werd gediagnosticeerd bij mannen (geslachtsverhouding M/V :,6/1); 53% van de gevallen werd gediagnosticeerd bij baby s jonger dan 1 jaar; 66/13 waren van het vrouwelijke geslacht (figuur 2, tabellen 5 en 6). Figuur 2 : B. pertussis : verdeling volgens leeftijd (N; 26 N 125 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : B. pertussis : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < , , , ,2 12 9,8 18 9, ,3 9 7,3 18 9, ,5 4 3,3 8 4, , , , ,2 8 6,5 14 7,1 > ,5 5 4,1 9 4,6 Totaal 73 1, 123 1, 196 1, Tabel 6 : B. pertussis : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 25-26) IPH - Epidemiologie k12_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,2 36,1 4,1 4,1 9,5 5,9, 1,2 4,1 7,1 3, 5,3 3, 2,4 37,9 62, ,9 33,7 3,1 6,1 4,6 4,6 2, 2, 3,6 9,7 3,1 4,1 2, 2,6 37,2 62,8 IPH - Epidemiologie k12_t6 Bordetella pertussis 3

57 Bordetella pertussis Peillaboratoria 3. Seizoensevolutie het hele jaar door werden gevallen geregistreerd (figuren 3 en 4). Figuur 3 : B. pertussis : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 1 IPH-K12 5 J F M A M J J A S O N D Figuur 4 : B. pertussis : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken (25-26) N / 4 weken 5 IPH-K Besluit de helft van de geregistreerde gevallen werd gediagnosticeerd bij baby s < 1 jaar en 64% was van het vrouwelijke geslacht. 4 Bordetella pertussis

58 Referentielaboratorium Bordetella pertussis Gegevens van het Referentielaboratorium Inleiding Dr. S. LAUWERS UZ Brussel - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@uzbrussel.be In 26 bevestigde het referentielaboratorium (U.Z.-Brussel) de identificatie van 79 Bordetella pertussis- en drie B. parapertussis-isolaten. Bovendien werd een positief PCR resultaat voor B. pertussis bekomen voor 8 patiënten bij wie de kweek negatief bleef. De diagnose van kinkhoest werd dus gesteld bij 162 patiënten, waarvan drie met B. parapertussis. Oorsprong van de stammen en van de klinische monsters De meerderheid van de monsters werd rechtstreeks naar het referentielaboratorium verstuurd voor kweek en PCR. Slechts vier B. pertussis isolaten werden door een peillaboratorium verzonden. Epidemiologische gegevens Vierennegentig (94) patiënten waren van het vrouwelijke geslacht en 66 van het mannelijke geslacht (het geslacht van drie patienten is onbekend), een verwachte man/vrouw ratio, gezien de gekende predominantie van kinkhoest in het vrouwelijk geslacht. De leeftijdsdistributie wordt in figuur 1 weergegeven. De meeste gevallen werden gediagnosticeerd bij kinderen jonger dan 6 maand oud; het gaat hier voornamelijk om niet gevaccineerde of onvolledig gevaccineerde kinderen. Figuur 1 : B. pertussis : verdeling van de leeftijd van de patiënten (N, 26) N 15 N 4 3 IPH-K < leeftijd (maand) < > 6 leeftijd (jaar) Figuur 2 toont de evolutie van de leeftijdsdistributie bij kinderen < 1 jaar over de laatste 7 jaren. Figuur 2 : B. pertussis : evolutie van de leeftijdsdistributie van de patiënten < 1 jaar (N; 2-26) N IPH-K12 2 (N=48) 21 (N=51) 22 (N=6) 23 (N=32) 24 (N=62) 25 (N=75) 26 (N=94) < leeftijd (maand) Bordetella pertussis 1

59 Bordetella pertussis Referentielaboratorium Figuur 3 geeft de evolutie van het aantal gevallen sinds Na de onverklaarbare daling in 23 is het aantal bevestigde gevallen weer gestaag aan het stijgen. Figuur 3 : B. pertussis : evolutie van het aantal gevallen (N, ) N 2 15 B. parapertussis (alleen PCR) B. pertussis (alleen PCR) B. parapertussis (kweek) B. pertussis (kweek) IPH-K Antibiotica gevoeligheid De 71 voor analyse nog beschikbare Bordetella pertussis isolaten werden gevoelig bevonden voor erythromycine. Typering van de B. pertussis isolaten De sequentievariatie van vier virulentiegenen van Bordetella pertussis werd bepaald op de 71 nog beschikbare isolaten van het jaar 26. In tabel 1 worden de resultaten voor het pertactine gen (prn) vergeleken met de resultaten van de vorige jaren. De resultaten voor de pertussis toxine subeenheden S1 en S3 (ptxa en ptxc) en voor de tracheale colonisatiefactor (tcfa) werden gecombineerd om multilocus sequence types (MLST) te bepalen en worden in tabel 2 getoond. Het is opvallend dat in 26 alle isolaten behalve één de combinatie van prn2 en MLST5 vertoonden, die sinds 1999 aan het stijgen is. Het laatste isolaat vertoonde een eigenaardig fenomeen en zal verder onderzocht worden: in dezelfde kweek werden twee tcfa types geïdentificeerd, die enkel door het aantal guanidine repeats onderscheiden worden. Tabel 1 : B. pertussis : polymorfisme van het pertactine gen (N, ) Jaar Aantal Pertactine type (aantal isolaten) isolaten prn1 prn2 prn3 prn4 prn9 prn Totaal k12_ref1 2 Bordetella pertussis

60 Referentielaboratorium Bordetella pertussis Tabel 2 : B. pertussis : multilocus sequence typing (N, ) Jaar Aantal Multilocus sequence types (aantal isolaten) isolaten MLST2 MLST3 MLST4 MLST5 MLST6 MLST7 Onbepaald a a a b 1 2a b Totaal k12_ref2 1 patronen die niet overeenkomen met de 11 MLST types gedefinieerd door Packard et al. (J. Med. Microbiol., 24, 53: ) 2 isolaten die de tracheale colonisatiefactor niet uitdrukken omdat het tcfa gen gedeleteerd 2a of gemuteerd 2b is (zie Characterization of Bordetella pertussis clinical isolates that do not express the tracheal colonization factor. van Gent M, Piérard D, Lauwers S, van der Heide HG, King AJ, Mooi FR. FEMS Immunol Med Microbiol. 27; 51:149-54) 3 isolaat met variabiliteit in het tcfa gen (A2 of de niet uitgedrukte A5 variant, die met MLST5 en een onbepaald type overeenkomen). Besluit Het aantal gediagnosticeerde gevallen in 26 is het hoogst sinds 199. De incidentie is nochtans slechts 1.54 gevallen per 1 inwoners, wat aan de lage kant is in vergelijking met de cijfers gerapporteerd door andere Europese landen in het kader van het EUVAC netwerk (Celentano et al. Resurgence of pertussis in Europe, Pediatr Infect Dis J 25, 24: ). We stellen een vermindering vast van de genetische diversiteit van Bordetella pertussis in België: tegenwoordig behoren bijna alle isolaten tot MLST5 en bezitten prn2. Vermits het acellulair vaccin pas in 21 geïntroduceerd werd lijkt dit niet rechtstreeks aan de basis te liggen van deze evolutie, maar het kan het fenomeen wel hebben bevorderd. Bordetella pertussis 3

61 Peillaboratoria Borrelia burgdorferi Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van de Referentielaboratoria Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc Microbiologie Hippocrateslaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Delmee@mblg.ucl.ac.be Dr. M. VAN RANST U.Z. - CDG8 - Virologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Marc.vanranst@uz.kuleuven.ac.be Dr. V. GERIN (Labo) Clinique St-Pierre (Laboratorium) Av. Reine Fabiola, Ottignies Tel. : 1/ Fax : 1/ vincentgerin@swing.be 2. Doelstellingen schatting trend van infecties met Borrelia burgdorferi ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 geval door 53 laboratoria, hetzij 48% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 53 laboratoria over 25/43 arrondissementen : 28 in Vlaanderen, 2 in Wallonië en 5 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : B. burgdorferi : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper 1 1 Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy 1 1 Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k41_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Borrelia burgdorferi 1

62 Borrelia burgdorferi Peillaboratoria in vergelijking met voorgaande jaren, toename van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden : deze toename is vastgesteld in Wallonië (25 : N=18, 26 : N=2) en in Vlaanderen (25 : N=26, 26 : N=28; tabel 2). Tabel 2 : B. burgdorferi : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden diagnosticeerden N % N % , , , , , , , , , , , , , , , ,2 IPH - Epidemiologie k41_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie in 26 nationale incidentie van 13,5/1. inwoners; opmerkelijk zijn de 33 gediagnosticeerde gevallen in het arrondissement Leuven (22 : N=29, 23 : N=197, 24 : N=322, 25 : N=335), de 188 gevallen in het arrondissement Antwerpen (22 : N=183, 23 : N=158, 24 : N=243, 25 : N=24) en de 158 gevallen in het arrondissement Turnhout (22 : N=168, 23 : N=157, 24 : N=29, 25 : N=245; figuur 1). Figuur 1 : B. burgdorferi : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 79,78], >, - 15, > 15, - 3, > 3, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 13,53 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV TH LV NM DN MS HS TG WR LG HY MR NC VT BS AR TG VV IPH-K41 2 Borrelia burgdorferi

63 Peillaboratoria Borrelia burgdorferi 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met 25, daling van de nationale incidentie, toegeschreven aan een daling vastgesteld in Vlaanderen, de incidentie blijft hoog in het arrondissement Leuven (71/1 5 inw.) en neemt toe in dat van Neufchâteau (8/1 5 inw.; tabel 3). Tabel 3 : B. burgdorferi : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw.; ) Arrondissement Brussel,7,8 1,9,7,8 2,3 2,9 3, 1,9 2,9 3,1 6,1 4,7 6,5 N totaal Antwerpen 1,9 3,5,5,5,5 5,7 13,1 24,3 13,6 19,6 17, 25,7 25,3 19,7 Mechelen 1, 1,7 1,3,3,7 2,3 6,6 18,3 6,9 1,7 7,8 16,1 19,6 12,1 Turnhout 1, 2,6 1,,5,8 14,8 22,5 44,8 29,3 41, 38,1 5,5 58,8 37,7 Halle-Vilvoorde,7 3,1,2,9,5 5,1 4,7 6,6 5,6 7,1 6, 8,3 9,3 1,2 Leuven 3,9 5, 1,3, 2,9 21,5 24,2 47,8 32,9 45,5 42,6 69,5 72, 7,5 Brugge 1,1 4,9 2,6 1,9 4,1 5,2 5,9 3,3 2,6 4,4 4,8 5,1 5,1 4,4 Diksmuide,,,, 2,1 2,1, 4,2, 2,1, 2,1, 2,1 Ieper,, 1,9,, 1,, 3,8, 1,9 1,9, 1,9 1, Kortrijk, 1,4,4,4,4,4 1,1 2,9 1,1 3,6 1,8 4,3 7,9 4,3 Oostende 2,1 1,4,,,,7,7 2,1 2,8, 1,4 2,1,7 2, Roeselare 2,2 2,9,,7,7 1,4, 5,7,7,,7,7 1,4,7 Tielt,,,, 2,3 1,1 3,4 3,4 1,1, 2,3 3,4 1,1 2,3 Veurne 1,8,, 1,8, 1,8 1,8 1,8,, 1,7 8,6 1,7, Aalst,,,,8,4 3,4 1,1 3,8 3,1 2,3 1,1 3,8 1,5 2,3 Dendermonde,,,5, 1,1 2,2 5,9 5,9 1,6 4,3 1,1 3,7 5,3 1,1 Eeklo 1,3 1,3, 3,8, 2,5 2,5 2,5 1,3 8,8 3,8, 6,3 3,7 Gent 1,,8,2,6, 4,3 3,6 4,4 4,6 2,4 1, 2,6 2,4 2, Oudenaarde,,,,, 1,8,,, 4,4, 6,1,9 2,6 St.-Niklaas,9,,,5, 2,3 6,3 4,5 6,3,9 3,1 5,3 7,9 5,7 Hasselt 6,5 4, 1,6 1,3 2,4 8, 18,9 37,9 34,5 33,4 38,1 5,2 31,6 11,6 Maaseik 5,3 3,4 3,3,9,5 1,4 6,9 28,4 14,6 17,1 24,2 31,7 44,8 22,5 Tongeren 4,3 2,7, 1,1,5,5 2,1 4,2 5,8 7,3 8,9 13,6 15,1 9,8 Vlaanderen 1,8 2,4 2,2,7,9 5,8 9, 17,3 11,6 14,7 14, 2,8 21,2 15,8 N totaal Nivelles,3,,3,3 2,1,9 2,3 4, 1,6 14,6 3,1 1,9 2,2 8,7 Ath,,,,,, 3,8 1,3 3,8 3,8 1,2,, 6,2 Charleroi,7 2,8,2 2,1 1,6,9 3,1 6,4 3,6 2,9 2,6 1,9 5, 1,9 Mons,4,,,,,8 4, 2,4 2, 4, 1,6 4,4 3,2 4,4 Mouscron,,,, 4,3 1,4, 2,9, 2,9, 2,9,, Soignies,,, 1,8,6,6 3,5 9,8 4, 4, 4, 5,1 6,8 11,2 Thuin 1,4 4,1 3,4 3,4 6,2 8,2 26,7 15,7 1,3 5,5 4,1 6,8 21,8 26,5 Tournai,,,7, 2,1,,,,7 2,8,, 1,4 5,6 Huy 1,1 1,,, 1,, 5,, 1, 4,9, 4,9 1, 3,8 Liège, 1,4,,2,3,,9 1,7 3,6 2,9 3,9 3,7 1,5 2,4 Verviers 1,2 1,9 5,8 4,2 6,5 8,8 12,5 12,8 12,4 9,3 6,7 14,8 14, 14,6 Waremme,,, 1,5,, 1,5,, 1,4,,, 2,8 Arlon 6, 27,9 21,7 23,5 54,6 41, 48,5 25,1 1,9 32,2 3,1 31,7 18,4, Bastogne, 2,6 1,2, 5,1 5,1 19,9 37, 27,1 2,4 16,7 26,1 16,5 23,4 Marche-en-Fam. 2,1 6,3,, 18,4 6,1 14, 39,7 27,8 31,3 11,7 9,6 7,7 3,8 Neufchâteau 14,7 34,7 16,4, 25,4 9,1 63,2 111,5 89,9 91, 71, 49,4 66,4 79,8 Virton 2,1 2,1 4,2, 23,1 16,8 22,8 62, 24,8 65,3 46,6 48,3 34, 17,9 Dinant, 1, 1,, 1,2 23,5 33,3 49,2 39,1 5,6 34,6 56, 72,1 65,9 Namur,,,, 3,2 2,5 2,1 5,3 2,5 1,9 8,4 6,9 5,9 4,8 Philippeville 1,7 5, 6,6 6,6 21,4 28, 42,5 37,4 17,9 17,8 9,7 11,2 46,2 6,2 Wallonie,8 2,2 1,7 1,4 4,4 4, 8,2 1,8 8,5 1,6 7,1 8,4 9,6 1,8 N totaal Onbekend N total België 1,7 2,3 2,,9 2,2 5,2 8,2 14,1 9,7 12,3 1,8 15,5 16,2 13,5 N total IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k41_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Borrelia burgdorferi 3

64 Borrelia burgdorferi Peillaboratoria opmerkelijk is de toename van het aantal gevallen in de arrondissementen Antwerpen, Turnhout en Leuven in vergelijking met het gemiddelde van de jaren (figuren 2 en 3). Figuur 2 : B. burgdorferi : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26), M ) N 4 3 N 26 = 1394 M =889 IPH-K Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : B. burgdorferi : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 4 3 IPH-K41 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 1422 gevallen in 26, hetzij een daling met 16% in vergelijking met 25; opmerkelijk is het feit dat in 26 slechts een laboratorium meer dan 3 gevallen heeft gediagnosticeerd tegenover 3 laboratoria in 25 (tabel 4). Tabel 4 : B. burgdorferi : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , , , , ,9 IPH - Epidemiologie k41_t4 4 Borrelia burgdorferi

65 Peillaboratoria Borrelia burgdorferi 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 57% van de gevallen is in 26 vastgesteld bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 1,3/1), 34% van de gevallen is in 25 gediagnosticeerd bij volwassenen van 45 tot 64 jaar en 11% bij kinderen van 5 tot 14 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : B. burgdorferi : leeftijdsverdeling (N; 26) N 4 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : B. burgdorferi : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N; %, 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1, 3,5 3, ,9 9 1,6 24 1, , , , , , 136 1, , , , , , ,9 > , 98 17, ,4 Totaal 775 1, 575 1, 135 1, Tabel 6 : B. burgdorferi : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%, 2-26) IPH - Epidemiologie k41_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 2 148,6,4 1,1,9 7, 6, 3,4 4,3 15,3 12,5 15,5 17,3 9, 6,8 51,8 48, ,, 1,2,6 7,4 6,1 4,2 3,5 13,6 13,3 16,3 16,2 9,6 8, 52,3 47, ,, 1,1 1,1 5,9 5,4 4,9 3,7 15,3 11,3 18,5 15,3 9, 8,4 54,8 45, ,,,6 1,5 6,3 6, 3, 5,5 14,4 9,5 16,3 16,6 11,7 8,6 52,2 47, ,1,1,9 1,3 5,2 5,3 4, 4,3 14,2 12,4 17,3 15,3 9,2 1,6 5,8 49, ,1, 1,1,8 5,6 4,5 4,5 3,9 13,6 12,5 18,6 15,8 1,3 8,7 53,8 46, ,,2 1,1,7 6,7 4,7 5, 5,1 15, 11,2 2,4 13,5 9,2 7,3 57,4 42,6 IPH - Epidemiologie k41_t6 Borrelia burgdorferi 5

66 Borrelia burgdorferi Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie de meeste gevallen zijn gediagnosticeerd in de zomer; opmerkelijk is de piek van 64 gevallen vastgesteld in week 24, dit is begin juni; 26/64 (41%) gevallen werden gelokaliseerd in het arrondissement Leuven (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : B. burgdorderi : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 8 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : B. burgdorderi : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : B. burgdorderi : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 1 75 IPH-K41 N 26 = 1422 M = Borrelia burgdorferi

67 Peillaboratoria Borrelia burgdorferi Figuur 8 : B. burgdorderi : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 25 IPH-K Besluit Wij herinneren eraan dat het aantal gediagnosticeerde gevallen in de arrondissementen Leuven, Turnhout en Hasselt tussen 1999 en 2 bijna verdubbeld is. In 26 was de incidentie hoger dan 2/1 5 inw. in 5 arrondissementen ten zuiden van het land (Thuin, Dinant, Neufchâteau, Bastogne en Philippeville) en in 3 arrondissementen ten noorden van het land (Turnhout, Leuven, en Maaseik). Het is mogelijk dat de sensibilisatie van het medische korps en de bevolking voor deze infectie heeft bijgedragen tot de toename van het aantal gediagnosticeerde gevallen sinds 3 à 4 jaar in bijna alle arrondissementen van het land. Een informatiebrochure over de ziekte van Lyme vindt u op ons internetadres : (rubriek informatiefolders) en in bijlage (informatiefolder nr. 6). Borrelia burgdorferi 7

68 Referentielaboratoria Brussel + Leuven + Ottignies Borrelia burgdorferi Gegevens van de Referentielaboratoria Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc Microbiologie Hippocrateslaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Delmee@mblg.ucl.ac.be Dr. M. VAN RANST U.Z. - CDG8 - Virologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Marc.vanranst@uz.kuleuven.ac.be Dr. V. GERIN Clinique St-Pierre (Laboratorium) Av. Reine Fabiola, Ottignies Tel. : 1/ Fax : 1/ vincentgerin@swing.be Inleiding De resultaten in de onderstaande tabel zijn afkomstig van patiënten van wie : een staal voor diagnose naar een van de 3 referentielaboratoria is verstuurd (U.C.L. Brussel, U.Z.-K.U.Leuven, Clinique St-Pierre-Ottignies); een staal voor bevestiging van de diagnose, die door een extern laboratorium is gesteld, naar een van de referentielaboratoria is verstuurd. Voornaamste epidemiologische karakteristieken 1. Incidentie in 26 nationale incidentie van 5,9/1 5 inwoners; de incidentie lag bijzonder hoog in de arrondissementen Nivelles (33/1 5 inw.), Dinant (17/1 5 inw.) en Leuven (15/1 5 inw.; figuur 1). Figuur 1 : B. burgdorferi : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussell BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS MC RS BG TL KR TR EK GT OD AT MN AL incidentie/1. inwoners [, - 33,29], >, - 5, > 5, - 1, 5,92 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV > 1, IPH-K41ref LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV Borrelia burgdorferi 1

69 Borrelia burgdorferi Referentielaboratoria Brussel + Leuven + Ottignies 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met 25, lichte daling van de incidentie in Wallonië en in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : B. burgdorferi : evolutie van de incidentie per arrondissement N/1 5 inw.; 22-26) Arrondissement Arrondissement Antwerpen 1,9 7,5 13,3 5,6 4,7 Brussel 7,6 4,3 9,3 8,7 6,8 Mechelen 5,2 5,5 7,4 3,9 4,5 N totaal Turnhout 34,2 33,5 47,3 5, 7,9 Nivelles 9,9 6,1 89,3 37,4 33,3 Halle-Vilvoorde 7,3 3,9 7,9 6,5 5,6 Ath 1, 7,5 2,5, 6,2 Leuven 2,9 18,6 22,2 18,9 15,2 Charleroi 5,5 4,3 15, 6,6 5,7 Brugge 1,1,7,4 1,5 3,3 Mons 3,2 1,2 5,6 4,8 1,2 Diksmuide 2,1,, 4,1, Mouscron 4,3, 2,9 4,3 1,4 Ieper 4,8, 3,8 2,9 3,8 Soignies 3,4 2,3 1,1 7,3 8,4 Kortrijk 4,7 2,5 6,1 2,9 6,1 Thuin 3,4,7 4,8 5,5 1,4 Oostende,,7 2,1,7, Tournai 14,9 5,7 1,6 3,5 8,5 Roeselare,7 1,4 3,5, 2,1 Huy 3,6 22,5 51,6 2,9 1, Tielt,, 1,1, 2,3 Liège 5, 2,4 6,5,7,8 Veurne 3,5,,, 1,7 Verviers 13,1 1,1 2,2,4,7 Aalst,,8 5,7,8 1,9 Waremme 7,2 4,3 11,3, 2,8 Dendermonde 2,7 3,7 5,3 1,1 1,6 Arlon 3,8, 9,3 1,8, Eeklo 6,3 2,5 1,3,, Bastogne 7,2 7,2 9,5, 2,3 Gent 2, 1, 7,2 2,8 3,9 Marche-en-Famenne 5,9 3,9 15,4,, Oudenaarde,9, 7, 3,5,9 Neufchâteau 8,9 7,1 19,4 5,2 5,2 St.-Niklaas 3,6 3,1 1,8,4,9 Virton 1,2 16,2 1,1 6,, Hasselt 16,3 13,9 5,4 7,4 5,1 Dinant 32,8 11,8 52,1 31,2 16,5 Maaseik 29,3 22, 21, 8,9 4,4 Namur 7, 8, 19,7 11,4 7,9 Tongeren 8,9 6,3 2,1 6,2 5,2 Philippeville 4,8 6,4 9,6 6,4 1,6 Vlaanderen 9,9 8,1 11,1 5,2 5, Wallonie 8,4 4,8 2,1 8,5 7, N totaal N totaal Onbekend België 1, 8,3 14,7 6,8 5,9 N totaal N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k41ref_t1 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar 2 Borrelia burgdorferi

70 Referentielaboratoria Brussel + Leuven + Ottignies Borrelia burgdorferi het aantal gediagnosticeerde gevallen in 26 ligt lager dan het gemiddelde van voorgaande jaren in de meeste arrondissementen, in het bijzonder in het arrondissement Turnhout. opmerkelijk zijn de 122 gediagnosticeerde gevallen in het arrondissement Nivelles, de meeste werden gediagnosticeerd door het referentielaboratorium van Ottignies (figuren 2 et 3). Figuur 2 : B. burgdorferi: : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M 22-25) N 2 15 IPH-K41ref N 26 = 61 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : B. burgdorferi: : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement 22-25) N 4 3 IPH-K41ref N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Uit de gegevens afkomstig van de referentielaboratoria blijkt dat het aantal gevallen in significant stijgende lijn ging (p <,5) tussen 1991 en 22 en vervolgens, in 23, in vergelijking met 22, met 2% daalde maar in 24 opnieuw steeg, en in 25 en 26 opnieuw daalde; de daling vastgesteld in 25 wordt bevestigd in 26 wat betreft de drie referentielaboratoria (tabel 2). Tabel 2 : B. burgdorferi : evolutie van het aantal diagnoses ( ) Jaar U.C.L. K.U.L. Ottignies U.C.L. + K.U.L. U.C.L. + K.U.L. + Ottignies k41ref_t2 Borrelia burgdorferi 3

71 Borrelia burgdorferi Referentielaboratoria Brussel + Leuven + Ottignies 3. Verdeling volgens leeftijdsgroep en geslacht net zoals voorheen is een beetje meer dan de helft van de diagnoses in 26 bij personen van het mannelijke geslacht gesteld (geslachtsverhouding M/V : 1,2/1); net zoals voorheen zijn de meeste diagnoses bij volwassenen tussen 45 en 64 jaar gesteld (217 gevallen, dit is 36%); opmerkelijk zijn ook de 84 diagnoses gesteld bij kinderen tussen 5 en 14 jaar, dit is 14% (tabellen 3 en 4 en figuur 4). Figuur 4 : B. burgdorferi : verdeling per leeftijd (N; 26) N 25 IPH-K41ref leeftijd (jaar) Tabel 3 : B. burgdorferi : verdeling per leeftijdsgroep (N, %; 26) Tabel 4 : B. burgdorferi : verdeling per leeftijdsgroep (%; 22-26) Leeftijdsgroep (jaar) N % < 1 1, , , , , ,2 > ,5 Totaal 599 1, k41ref_t3 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > , 2,4 11,3 8,8 27,6 33, 16, , 1,1 11,5 7,8 22,5 37,4 19, ,5 2, 12,9 1,4 25,9 3,8 17, , 1,3 13, 7,6 24,1 34,8 19, ,2 2,3 14, 1,4 2,4 36,2 16,5 k41ref_t4 4 Borrelia burgdorferi

72 Referentielaboratoria Brussel + Leuven + Ottignies Borrelia burgdorferi 4. Seizoensevolutie afhankelijk van de jaren wordt het grootste aantal gevallen vastgesteld in juni (cf. 1998), augustus (cf. 1995, 21, 22 en 26), september (cf. 1996, 1997, 1999, 2, 23 en 24) of oktober (cf. 25; figuren 5 en 6). Figuur 5 : B. burgdorferi : maandelijkse verdeling (22-26) N / maand 3 IPH-K41ref Figuur 6 : B. burgdorferi : evolutie van het aantal diagnoses per maand (N 26, Max en Min 22-25) N Max Min IPH-K41ref J F M A M J J A S O N D Figuur 7 : B. burgdorferi : evolutie van het aantal diagnoses per maand (N 26, M 22-25) N 2 15 IPH-K41ref N 26 = 622 M = J F M A M J J A S O N D Besluit Op basis van de gegevens afkomstig van de referentielaboratoria, merken wij in 26 een hoge incidentie op in de arrondissementen Nivelles, Dinant en Leuven. Wij vermelden de daling van de incidentie in Wallonië en in Brussel. Het is mogelijk dat de laboratoria hun stalen minder regelmatig of helemaal niet voor diagnose of bevestiging naar een van de referentielaboratoria versturen, wat zou kunnen verklaren waarom in 26 een daling van de incidentie is vastgesteld. Borrelia burgdorferi 5

73 Referentielaboratorium Brucella Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. Wet. K. WALRAVENS C.O.D.A. Groeselenberg, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Kawal@var.fgov.be Het referentielaboratorium is gevestigd in het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA - Brussel). Gegevens over de humane gevallen van brucellose, bevestigd door bacteriële isolatie, voor de periode (tabel 1) : Het laatste autochtone geval dateert van 1997 (Brucella abortus biovar 3), Brucella melitensis is nooit geïsoleerd geweest bij schapen in België. Het enige reservoir van dierlijke brucellose in België heeft betrekking op Brucella suis biovar 2 bij het everzwijn. Deze stam is niet pathogeen voor de mens. Tabel 1 : Brucella : lijst van de bevestigde menselijke brucellosegevallen (N, ) Jaar Datum Identificatie Geslacht Vector Nationaliteit Opmerkingen /1/1996 Brucella melitensis 3 M Ng Ng Aidspatiënt 2 16/4/1996 Brucella melitensis 3 M Rauwe melk Italiaan 3 2/5/1996 Brucella melitensis 1 M Schaap? Marokkaan Verblijf in Marokko, schaap 4 3/7/1996 Brucella melitensis 1 V Schaap? Marokkaan 5 3/7/1996 Brucella melitensis 1 V Ng Marokkaan /3/1997 Brucella melitensis 3 V Ng Belg 2 1/6/1997 Brucella melitensis 3 M Ng Ng 3 1/8/1997 Brucella abortus 3 Ng Ng Ng 4 2/5/1997 Brucella melitensis 3 V Ng Belg 5 23/1/1997 Brucella melitensis 3 M Ng Turk Verblijf in een Turks dorp 6 2/11/1997 Brucella melitensis 3 M Ng Turk 7 28/11/1997 Brucella melitensis 3 M Ambachtelijke geitenkaas? Italiaan Siciliaanse patiënt met niertransplantatie voor balans in België /7/1998 Brucella melitensis 3 V Ng Belg Sacroiliïtis links 2 11/5/1998 Brucella melitensis 3 M Ng Ng /8/1999 Brucella melitensis 1 V Ng Ng Verblijf in Peru /4/2 Brucella abortus 1 Ng Ng Ng /8/21 Brucella melitensis 3 Ng Ng Ng Recent verblijf in Turkije 2 21/9/21 Brucella melitensis 3 Ng Ng Ng 3 1/3/21 Brucella melitensis 3 Ng Ng Ng Verblijf op Sicilië /5/22 Brucella melitensis 3 Ng Ng Turk 2 1/6/22 Brucella melitensis 3 Ng Ng Ng 23 Geen enkele isolatie /1/24 Brucella melitensis 3 Ng Ng Libanees 2 26/3/24 Brucella melitensis 3 Ng Ng Ng 3 2/4/24 Brucella melitensis 3 M Ng Ng 4 15/4/24 Brucella melitensis 3 Ng Ng Ng 5 29/7/24 Brucella melitensis Ng Ng Italiaan Niertransplantatie (stam rough) 6 31/8/24 Brucella melitensis 3 Ng Ng Ng 7 21/9/24 Brucella melitensis 3 Ng Ng Ng 8 27/1/24 Brucella melitensis 3 Ng Ng Ng Laboratoriumbesmetting /1/25 Brucella melitensis 3 M Ng Ng Verblijf in Turkije 2 18/5/25 Brucella melitensis 3 Ng Ng Ng /4/26 Brucella melitensis 3 M Nd Nd 2 19/1/26 Brucella melitensis 3 V Nd Nd Ng : niet gekend kbrucella_t1 Brucella 1

74 Referentielaboratorium Burkholderia cepacia Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. P. VANDAMME Universiteit Gent - Microbiologie Ledeganckstraat 35 9 Gent Tel. : 9/ Fax : 9/ Peter.Vandamme@rug.ac.be In de loop van 26 ontvingen we 29 isolaten van 9 ziekenhuizen. Een overzicht van het aantal ontvangen stalen per verwijzend centrum vindt u hieronder in tabel 1. Van de 29 gerefereerde isolaten werden 18 (62%) als B. cepacia complex bevestigd; 11(38%) behoorden tot een waaier van andere Gram-negatieve glucose-non-fermentererende bacillen. Tabel 1 : Burkholderia cepacia : overzicht van het aantal opgestuurde isolaten per centrum (N; 23-26) Jaar KUL UCL ULB UZA UZ-Gent VUB Zeepreventorium Andere Totaal Bcc* niet Bcc* niet Bcc* niet Bcc* niet Bcc* niet Bcc* niet Bcc* niet Bcc* niet Bcc* niet Bcc* Bcc* Bcc* Bcc* Bcc* Bcc* Bcc* Bcc* Bcc* *Bcc : Burkholderia cepacia complex Burk_tab1 In tabel 2 vindt u een overzicht van het aantal isolaten per genomovar binnen het B. cepacia complex. Hieruit blijkt opnieuw dat B. multivorans het meest voorkomende B. cepacia complex species binnen de Belgische mucoviscidosepatiëntenpopulatie is. Tabel 2 : Burkholderia cepacia : overzicht van het aantal Burkholderia cepacia complex isolaten per genomovar, (N, %; 23-26) Jaar Isolements Bcc B. cenocepacia B. cepacia B. multivorans B. stabilis B. vietnamiensis Totaal (genomovar III) (genomovar I) (genomovar II) (genomovar IV) (genomovar V) N % N % N % N % N % N % , ,5 8 36,4 1 4,5 22 1, ,1 1 9,1 9 81, , ,3 8 66,7 1 8,3 2 16,7 12 1, ,7 2 11,1 4 22,2 18 1, Burk_tab2 Tenslotte geeft tabel 3 een overzicht van de isolaten die hetzij verkeerdelijk als B. cepacia complex opgezonden waren, hetzij als Gram-negatieve non-fermenters van mucoviscidosepatiënten. De meeste van deze isolaten behoren tot het genus Achromobacter. Dit type van identificatieproblemen weerspiegelt nog steeds de internationale problematiek betreffende de identificatie van B. cepacia-achtige bacteriën. Burkholderia cepacia 1

75 Burkholderia cepacia Referentielaboratorium Tabel 3 : Burkholderia cepacia : overzicht van de andere ontvangen isolaten (N, %; 23-26) Besluit Naam N % N % N % N % Achromobacter denitrificans ,3 - Achromobacter insolitus 4 9,3-2 1,5 1 9,1 Achromobacter xylosoxidans 8 18,6 4 25, 5 26,3 3 27,3 Achromobacter sp. 1 2,3 1 6,3 - - Bordetella bronchiseptica - 1 6,3 1 5,3 - Bordetella trematum ,3 - Bordetella hinzii - 1 6,3 - - Brevundimonas vesicularis ,3 - Burkholderia gladioli 2 4,7 1 6,3 - - Cedecea sp. 1 2, Delftia acidovorans ,1 Inquilinus limosus 1 2,3 1 6,3 - - Inquilinus sp. 1 2, ,1 Klebsiella sp ,3 - Kluyvera sp ,3 - - Pandorea apista - 1 6,3-1 9,1 Pseudomonas aeruginosa 6 14, ,8 2 18,2 Pseudomonas fluorescens (groep) 1 2, Pseudomonas sp. 6 14, - -, Ralstonia gilardii 1 2, Ralstonia insidiosa ,5 - - Ralstonia pickettii 1 2, Ralstonia respiraculi 1 2, Ralstonia sp. 2 4, Stenotrophomonas maltophilia 4 9,3-2 1,5 - Niet geïdentificeerde sp ,5 2 1,5 2 18,2 Gram positieve bacteriën 3 7, 1 6,3 - - Totaal 43 1, 16 1, 19 1, 11 1, Burk_tab3 In vergelijking met vorig jaar vinden we globaal gezien dezelfde tendens in het voorkomen van B. cepacia complex bacteriën en de organismen die er mee verward worden bij mucoviscidosepatiënten. Wel werd opnieuw een relatief klein aantal isolaten doorverwezen. Publicaties 1. D. T. Kenna, H. Yesilkaya, K. J. Forbes, V. A. Barcus, P. Vandamme and J. R.W. Govan. 26. Distribution and genomic location of active insertion sequences in the Burkholderia cepacia complex. J. Med. Microbiol. 55: J. F. Salles, E. Samyn, P. Vandamme, J. A. van Veen, and J. D. Van Elsas. 26. Changes in agricultural management drive the diversity of Burkholderia species isolated from soil on PCAT medium. Soil Biol. Biochem. 38: Y. Maeda, H. Shinohara, A. Kiba, K. Ohnishi, N. Furuya, Y. Kawamura, T. Ezaki, P. Vandamme, S. Tsushima, and Y. Hikichi. 26. Phylogenetic study and multiplex-pcr based detection of Burkholderia plantarii, Burkholderia glumae and Burkholderia gladioli using gyrb and rpod sequences. Int. J. Syst. Evol. Microbiol. 56: R.-P. Vonberg, S. Haeussler, P. Vandamme, and I. Steinmetz. 26. Identification of Burkholderia cepacia complex pathogens by rapidcycle PCR with fluorescent hybridisation probes. J. Med. Microbiol. 55: E. Vanlaere, F. Hansraj, P. Vandamme and J. R. W. Govan. 26. Growth in Stewart s medium is a simple, rapid and inexpensive screening tool for the identification of Burkholderia cepacia complex. J. Cystic Fibrosis 5: W.-M. Chen, E. K. James, T. Coenye, J.-H. Chou, E. Barrios, S. M. de Faria, G. N. Elliott, S.-Y. Sheu, J. I. Sprent, and P. Vandamme. 26. Burkholderia mimosarum sp. nov., isolated from root nodules of Mimosa spp. from Taiwan and South America. Int. J. Syst. Evol. Microbiol. 56: E. Mahenthiralingam, A. Baldwin, P. Drevinek, E. Vanlaere, P. Vandamme, J. J. LiPuma and C. G. Dowson. 26. Breathing life into a microbial metagenome. PloS One 1:e17. 2 Burkholderia cepacia

76 Peillaboratoria Campylobacter Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. G. ZISSIS U.Z. St-Pieter - Microbiologie Hoogstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ gzissis@stpierre-bru.be Dr. O. VANDENBERG U.Z. St-Pieter - Microbiologie Hoogstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ olivier_vandenberg@stpierre-bru.be 2. Doelstellingen schatting trend van infecties met Campylobacter ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 13 laboratoria, dit is 94% van alle peillaboratoria, verspreiding van deze 13 laboratoria over 33/43 arrondissementen : 58 in Vlaanderen, 35 in Wallonië en 1 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Campylobacter : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k21_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Campylobacter 1

77 Campylobacter Peillaboratoria in vergelijking met 25, stabilisatie van het aantal laboratoria die ten minste 1 kiem isoleerden; in vergelijking met 23 (N=12), 24 (N=13) en 25 (N=12), stabilisatie (N=11) van het aantal laboratoria die in 26 1 isolaties uitvoerden; 9/11 laboratoria waren in Vlaanderen gelegen (tabel 2). Tabel 2 : Campylobacter : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,6 IPH - Epidemiologie k21_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 55/1 5 inwoners en dus lager dan in 24 (65/1 5 ) en 25 (66/1 5 ); opmerkelijk is het in 26 hoge aantal gevallen gediagnosticeerd in de arrondissementen Antwerpen (N=559), Leuven (N=551) en Turnhout (N=461) (figuur 1). Figuur 1 : Campylobacter : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS MC RS BG TL KR TR EK GT OD AT MN AL incidentie/1. inwoners [5,68-124,39] >, - 25, > 25, - 5, > 5, - 75, > 75, DM SG 54,9 SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K21 2 Campylobacter

78 Peillaboratoria Campylobacter 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie opmerkelijk is het feit dat de incidentie in Vlaanderen (68/1 5 ) al enkele jaren twee maal hoger ligt dan in Wallonië (34/1 5 ); stabilisatie van de hoge incidentie in de arrondissementen Ieper, Mouscron en Leuven (tabel 3). Tabel 3 : Campylobacter : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw.; ) Arrondissement Brussel 27,6 32,4 58,1 53,1 45,7 54,4 6,8 68,1 56,9 63,2 6,5 58,6 45,4 38,1 N totaal Antwerpen 26,7 37,4 32,4 36,6 39,1 61,1 61,6 82,8 87, 97,4 71, 8,1 76,6 58,6 Mechelen 81,4 12,2 111,1 115,3 124,7 143,2 156, 169,5 16, 146,4 162,3 161,4 164,4 99,6 Turnhout 22,6 31,9 33,7 47,6 52,3 158,2 149,6 181, 17,4 192,6 174,9 191,1 174,8 19,9 Halle-Vilvoorde 28,3 49,4 48,4 58,5 61,9 6,5 64, 7,8 52,7 47,6 54,1 48,2 45,6 51,4 Leuven 52,8 85,4 93,7 15,6 125,6 149,9 138,8 169,8 164,1 185,2 163,6 161,9 163,4 117,7 Brugge 32,7 43,4 36,3 37,3 38,7 42,8 39,3 37,3 59,4 42,3 39,7 27,5 39,8 38,3 Diksmuide 8,4 18,9 12,6 14,7 39,8 27,3 25, 27,1 5, 45,8 43,7 41,6 53,9 82,7 Ieper 47,9 46, 44,1 47, 49,8 67,1 48,9 64,3 9,1 95, 64,3 19,6 12,8 124,4 Kortrijk 45,3 69, 67,8 64,5 84,7 74,3 7, 85,2 9,2 88,9 68,5 83, 96,7 81,8 Oostende 1, 14,2 16,3 12,8 23,4 28,3 42,3 33, 3,2 26,4 32,4 32,3 28,7 39,4 Roeselare 25,9 46, 43,8 33, 48,7 5,1 65,5 57,7 12,5 7,9 59,5 48,1 57,9 84,5 Tielt 18,5 47,2 48,2 5,3 63,9 58,2 82,1 88,6 11,2 87,4 72,6 7,2 96, 14,7 Veurne 7,3 5,5 3,6 16,2 39,4 21,5 37,4 46,1 14,2 24,5 43,3 3,9 35,8 27,2 Aalst 32,4 35, 41,5 49,1 68,1 58,5 46,6 5,7 61,4 72,8 54,8 42,2 39,8 42,5 Dendermonde 6,3 61,4 64,4 85,9 19,9 124,9 97,2 135,7 143,7 96,3 35,8 32,6 38,3 73,6 Eeklo 45,5 61,8 52,9 42,8 62,9 37,8 78, 84,3 119,5 75,6 61,7 71,7 87,9 93,4 Gent 31,2 45,3 38,1 45,4 47,1 45,3 51,2 57,3 73,3 61, 53,1 54,9 59,8 63,1 Oudenaarde 19,5 19,4 12,3 15,8 35,2 17,6 25,4 39,4 42, 36,7 29,7 27,9 37,3 24,1 St.-Niklaas 32, 49,3 52,2 52,1 64,5 69,4 56,4 63,5 55, 57,3 38,5 52,1 56,1 54, Hasselt 16,5 17,2 2, 21,8 38,9 33,6 38,1 38,6 42,3 45,6 4,9 34,9 46,9 41, Maaseik 32,4 14,4 14,2 11,3 3,3 25,2 32,2 37,5 38,4 42,9 39, 67,4 77,2 64, Tongeren 23,9 6,5 11,8 6,4 1,1 15,4 15,3 12,1 18,5 21, 19,9 18,3 23,4 35,7 Vlaanderen 33,5 45, 44,9 49,7 59,8 72, 72, 84,5 87,5 87, 74,9 77,8 8,6 68,2 N totaal Nivelles 45,5 69,1 58,3 61,6 72,6 71,1 67,1 7,6 8,6 8,5 83,2 8,7 88, 7,9 Ath 18,1 34,8 34,7 29,4 3,6 35,7 38,1 22,8 36,7 18,8 29,9 43,6 32,3 27,2 Charleroi 33,2 34,8 31,1 34,2 43, 6,8 52,3 6,6 71,3 68,2 64,7 54,7 48,6 38,2 Mons 2,8 11,1 13,1 2,6 21,5 2,7 24, 17,3 17,7 23,7 16,1 2,1 14,1 9,2 Mouscron 77, 61,8 63,7 59,6 83,7 16,5 88,5 89,9 84,2 71,7 51,7 87,5 125,8 119,3 Soignies 25,3 31,1 19,9 26,3 33,2 3,3 32,4 34,1 37,5 28,6 37,1 32,9 25,4 31,3 Thuin 37,3 44,1 38,5 5,9 44, 59,8 52,8 59,6 83,5 84, 73,2 9,3 74,3 5,3 Tournai 9,2 9,9 7,8 13,5 1,6 17, 11,4 12,1 11,4 11,4 9,2 19,2 17, 16,9 Huy 5,2 26, 13,4 11,3 14,3 21,5 25,2 19, 23, 19,8 21,5 32,1 33,8 29,8 Liège 11,1 23,4 23,5 24,2 26,5 26,2 18,6 21,9 32,1 29, 2,3 16,7 28,6 17,6 Verviers 3,1 15,4 1, 23,8 32, 32,8 3,7 4,3 42,6 4, 51,4 49,7 61,7 46,9 Waremme 18,7 9,3 18,4 18,2 15,1 6, 13,3 1,3 2,5 18,7 14,3 14,2 18,2 15,2 Arlon 6, 1, 9,9 15,7 44,9 54,6 32,9 25,1 32,8 43,6 26,3 11,2 2,3 23,7 Bastogne 33,9 38,9 2,5 25,5 3,4 2,2 24,9 12,3 14,8 26,5 14,3 4,8 11,8 32,7 Marche-en-Fam. 6,4 6,3 18,7 4,1 1,2 6,1 2,, 2, 5,9 1,9 5,8 1,9 5,7 Neufchâteau 36,7 42, 43,7 27,3 29,1 1,9 27,1 28,8 18, 28,6 16, 19,4 24,5 19,1 Virton 1,7 6,4 6,3 14,7 23,1 37,8 1,4 2,7 24,8 32,6 18,2 18,1 18, 23,8 Dinant 38,8 49,9 41,3 4,1 47, 5,1 44,4 33,1 3,1 26,8 37,5 16,7 35,1 2,4 Namur 2,4 23,9 21,3 25,2 29,1 27,6 27,1 28,7 46, 35,4 37,6 38,1 23,1 27, Philippeville 61,7 56,7 43,1 33, 64,2 37,9 76,8 58,5 66,7 72,7 75,6 8, 6,6 26,9 Wallonie 22,7 3,7 27,1 3,4 36,2 39,1 35,8 37,3 45, 42,8 4,9 4,4 41,7 33,6 N totaal Onbekend N totaal België 43,6 48,3 47,2 49,2 55,2 65, 63,8 73, 71,8 71,3 63,3 64,6 65,9 54,9 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k21_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Campylobacter 3

79 Campylobacter Peillaboratoria uit het gemiddelde van voorgaande jaren en het aantal gevallen gediagnosticeerd in 26, blijkt dat in de provincie Antwerpen sinds enkele jaren een hoog aantal gevallen wordt gediagnosticeerd (in 26 : 1333/5682 of ongeveer 23% van het totale aantal) en in het arrondissement Leuven (26 : 551/5682, hetzij 1% van het totale aantal; figuren 2 en 3). Figuur 2 : Campylobacter : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 1 75 IPH-K21 N 26 =5681 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Campylobacter : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 1 75 IPH-K21 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 5771 gevallen gediagnosticeerd door 13 laboratoria en dus een daling van 16% in vergelijking met 25 (tabel 4). Tabel 4 : Campylobacter : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,5 IPH - Epidemiologie k21_t4 4 Campylobacter

80 Peillaboratoria Campylobacter 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 54% van de isolaties is afkomstig van mannen (geslachtsverhouding M/V : 1,2/1), 21% van de isolaties is afkomstig van kinderen tussen 1 en 4 jaar en 21% van personen tussen 25 en 44 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Campylobacter : leeftijdsverdeling (N; 26) N 6 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Campylobacter : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < , , , , , , , ,8 8 14, , , , , , , , , ,6 > , , , Totaal 322 1, , , Tabel 6 : Campylobacter : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k21_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,5 2,5 14,3 11,2 8,9 6,8 4,9 5,7 11,2 11,4 6,4 5,2 3,6 4,4 52,9 47, ,9 3, 13,6 1,5 8,8 6,4 5, 6,1 1,4 1,6 7,4 5,6 4,3 4,5 53,3 46, ,9 3, 12,5 1, 8,6 7, 5,4 5,7 1,4 11,7 7, 6, 4,7 4,4 52,3 47, ,4 2,5 11,7 9,5 8, 5,9 5,2 6,6 9,9 11,5 8,3 6,5 4,9 5,9 51,4 48, ,5 2,6 12,7 9,1 7,9 6,2 5, 6,2 9,3 11,2 8,2 6,2 5,3 6,5 51,9 48, ,4 2,9 11, 8,5 8,3 6,2 5,2 6,5 1,3 11,3 8,3 6,2 5,8 6,2 52,3 47, ,3 2,3 12,4 8,9 8,5 5,8 5,7 6,6 1, 1,7 8,8 5,8 5,6 5,4 54,4 45,6 IPH - Epidemiologie k21_t6 Campylobacter 5

81 Campylobacter Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie het hele jaar door werden gevallen geregistreerd maar vooral tijdens de zomermaanden (figuren 5-8). Figuur 5 : Campylobacter : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 25 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Campylobacter : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Campylobacter : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 3 IPH-K21 N 26 =5771 M = Campylobacter

82 Peillaboratoria Campylobacter Figuur 8 : Campylobacter : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken IPH-K Besluit opmerkelijk is de daling met 16% van het aantal gediagnosticeerde gevallen in 26 (N=5771), in vergelijking met 25 (N=6879), voor een vergelijkbaar aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden : deze daling is vastgesteld in zowel Vlaanderen als Wallonië en Brussel; wij onderstrepen nogmaals de bijzonder hoge incidentie in de provincie Antwerpen en in het arrondissement Leuven; de incidentie ligt in Vlaanderen sinds enkele jaren gemiddeld 2 maal hoger (26 : 68/1 5 ) dan in Wallonië (26 : 34/1 5 ). Campylobacter 7

83 Referentielaboratorium Campylobacter Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. G. ZISSIS U.Z. St-Pieter - Microbiologie Hoogstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ gzissis@stpierre-bru.be Dr. O. VANDENBERG U.Z. St-Pieter - Microbiologie Hoogstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ olivier_vandenberg@stpierre-bru.be In 26 stuurden 11 Belgische laboratoria 28 stammen van Campylobacter naar het referentielaboratorium. De stammen werden bij kinderen en volwassenen geïsoleerd. Drie van de 28 stammen zijn niet gegroeid, van 25 stammen is het biotype onderzocht. De stammen zijn afkomstig van diverse klinische laboratoria (universitaire, privé- en openbare ziekenhuizen, privé-laboratoria; tabel 1). Tabel 1 : Campylobacter : verspreiding van de laboratoria per provincie (N; 2-26) Provincie Antwerpen Brussel Brabant wallon Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Hainaut Liège Limburg Namur Luxembourg België Jaarlijkse verdeling k21ref_t1 Figuur 1 : Campylobacter : jaarlijkse verdeling van de ontvangen stammen (N; 2-26) N 6 IPH-K Verdeling in functie van het geslacht van de patiënten De stammen werden geïsoleerd bij 11 mannen en 15 vrouwen (tabel 2). Van twee patiënten was het geslacht onbekend. Tabel 2 : Campylobacter : verdeling van de stammen in functie van het geslacht van de patiënten (N, %; 2-26) Geslacht Man Vrouw Onbekend Totaal N % N % N % N % , , , , , ,9 4 11,8 34 1, ,7 6 28,6 1 4,8 21 1, ,1 9 4,9-22 1, , ,8 1 3,4 29 1, ,7 6 27,3-22 1, , ,6 2 7,1 28 1, k21ref_t2 Campylobacter 1

84 Campylobacter Referentielaboratorium Verdeling in functie van de plaats van de isolatie Tabel 3 : Campylobacter : verdeling van de stammen in functie van de isolatieplaats (N, %; 2-26) Isolatie- Hemocultuur Stoelgang Hemocultuur Andere Onbekend Totaal plaats + Stoelgang N % N % N % N % N % N % , ,4 3 5,56 2 3,7 3 5, , , ,9 1 2,9-1 2,9 34 1, , 9 45, 2 1, , 2 1, , ,5 3 13,6-1 4,5 22 1, ,5 4 13,8 2 6,9 2 6,9 2 6,9 29 1, ,5 8 36,4 2 9, , ,7 8 28,6 3 1,7 1 3,6 6 21,4 28 1, Verdeling van het aantal isolaties per leeftijdsgroep Van de 28 stammen waren er 14 (5%) invasief (tabel 4). Tabel 4 : Campylobacter : verdeling van het aantal isolaties per leeftijdsgroep (N, %; 2-26) k21ref_t3 Soort < 6 m. 6 m. - 2 j. 3-5 j j j j j. > 6 j. Onbekend Totaal infectie N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % Invasief - 1 4, ,2 3 12, ,7 3 12, , Niet-invasief ,3 1 45,5-1 4,5 1 4,5 2 9,1 1 4,5 1 4, ,9 Onbekend , ,3-1 33,3 3 6,1 Totaal , ,4-1 2, 2 4,1 6 12, ,7 5 1,2 49 1, Invasief ,4-2 15,4 4 3,8 4 3,8 1 7, ,4 Niet-invasief ,3 3 21,4 2 14,3-2 14,3 1 7,1 3 21,4 1 7,1 14 5, Onbekend , 1 3,6 Totaal - 2 7,1 3 1,7 4 14,3-4 14,3 5 17,9 7 25, 3 1,7 28 1, Invasief ,2 2 22,2 5 55,6-9 42,9 Niet-invasief ,1 1 11,1 1 11,1 1 11,1 1 11,1 1 11,1 3 33,3-9 42,9 Onbekend , ,3 1 33,3 3 14,3 Totaal - 1 4,8 2 9,5 1 4,8 1 4,8 3 14,3 3 14,3 9 42,9 1 4,8 21 1, Invasief , ,1 2 22,2 5 55,6-9 4,9 Niet-invasief ,7 1 8,3-2 16,7 1 8,3 2 16,7 4 33, ,5 Onbekend , ,5 Totaal ,6 1 4,5-2 9,1 3 13,6 4 18,2 9 4,9-22 1, Invasief 1 4, ,1 4 17, ,8 1 4, ,3 Niet-invasief , , ,8 Onbekend , 1 5, ,9 Totaal 1 3,4-2 6,9-1 3,4 7 24,1 4 13, ,8 1 3,4 29 1, Invasief , ,8 8 61, ,1 Niet-invasief 1 11,1 4 44,4 1 11,1-1 11, ,2-9 4,9 Onbekend , Totaal 1 4,5 4 18,2 1 4,5 1 4,5 1 4,5-4 18,2 1 45,5-22 1, Invasief 1 7,1 1 7,1 1 7, ,4 8 57,1-14 5, Niet-invasief 1 12,5 1 12,5 2 25, ,5 1 12, ,5-8 28,6 Onbekend , ,3 2 33,3 6 21,4 Totaal 2 7,1 2 7,1 3 1,7, 1 3,6 2 7,1 5 17, ,3 2 7,1 28 1, K21ref_t4 2 Campylobacter

85 Referentielaboratorium Campylobacter Verdeling van het aantal isolaties per biotype Drie van de 28 stammen groeiden niet (tabel 5). Tabel 5 : Campylobacter : verdeling van het aantal isolaties per biotype (N, %; 2-26) Soort Campylobacter jejuni C. coli C. fetus C. C. Totaal infectie I II III IV I II subsp. fetus upsaliensis lari N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % Invasief 2 8,3 7 29,2 1 4, , , Niet-invasief 9 4,9 6 27, ,2-1 4,5 2 9, ,9 Onbekend 1 33,3 1 33, , ,1 Totaal 12 24, ,6 1 2, - 5 1,2-15 3,6 2 4,1-49 1, Invasief 5 41,7 2 16, ,3-4 33, ,2 Niet-invasief 2 15,4 4 3, , , Onbekend , ,8 Totaal 7 26,9 6 23, ,6-4 15, , Invasief 2 18,2 2 18, ,1 6 54, , Niet-invasief 2 16,7 4 33, ,7 1 8, , Onbekend , - 1 5, , Totaal 4 16, 6 24, , 2 8, 7 28, , Invasief 4 44, ,1 4 44, ,9 Niet-invasief 7 63, ,3 1 9, ,4 Onbekend 1 1, ,8 Totaal 12 57, ,3 2 9,5 4 19, , Invasief 2 9,5 3 14,3-1 4,8 1 4,8 3 14,3 1 47,6-1 4,8 21 8,8 Niet-invasief 1 33,3 1 33, , ,5 Onbekend 2 1, ,7 Totaal 5 19,2 4 15,4-1 3,8 2 7,7 3 11,5 1 38,5-1 3,8 26 1, Invasief 2 16,7 1 8, ,7-7 58, , Niet-invasief 5 62,5 1 12, , , Onbekend , Totaal 7 35, 2 1, , , , Invasief 6 46, , , Niet-invasief , ,3 2 33, , Onbekend ,3 1 16,7 2 33, , Totaal 6 24, 2 8, 1 4,, 4 16, 3 12, 9 36,,, 25 1, K21ref_t5 Campylobacter 3

86 Peillaboratoria Chlamydia psittaci Het aantal gediagnosticeerde gevallen in de afgelopen 8 jaar bedroeg in 1998 : N=8 (6 laboratoria), 1999 : N=12 (6 laboratoria), 2 : N=13 (6 laboratoria), 21 : N=1 (7 laboratoria), 22 : N=23 (4 laboratoria), 23 : N=39 (7 laboratoria), 24 : N=12 (5 laboratoria) en 25 : N=7 (2 laboratoria) (tabellen 1 en 2). In 22 heeft een laboratorium 17/23 (74%) gevallen gediagnosticeerd. Van de 23 gevallen waren er 13 van het mannelijke geslacht en 1 van het vrouwelijke geslacht. Hun gemiddelde leeftijd was 55 jaar. Acht van de 23 gevallen waren gelokaliseerd in het arrondissement Mechelen. In 23 heeft 1 van de 7 laboratoria 29/39 (74%) gevallen gediagnosticeerd. Van de 39 gevallen waren er 22 van het mannelijke geslacht (56%) en 17 van het vrouwelijke geslacht. Hun leeftijd varieerde tussen 9 en 95 jaar en de gemiddelde leeftijd was 51 jaar. Tien van de 39 gevallen waren gelokaliseerd in het arrondissement Mechelen en 1 andere in het arrondissement Antwerpen; de meeste andere gevallen waren ook in Vlaanderen gelokaliseerd. De gevallen werden het hele jaar door gediagnosticeerd. In 24 heeft 1 van de 5 laboratoria 6/12 (5%) gevallen gediagnosticeerd. Van de 12 gevallen waren er 8 van het mannelijke geslacht (67%) en 4 van het vrouwelijke geslacht. Hun leeftijd varieerde tussen 2 en 89 jaar en de gemiddelde leeftijd was 54 jaar (tabel 4). Alle gevallen waren gelokaliseerd in Vlaanderen, met name 5 in de provincie Antwerpen, 5 in Oost-Vlaanderen en 2 in de provincie Limburg (tabel 3). In 25 heeft 1 van de 2 laboratoria 6/7 (86%) gevallen gediagnosticeerd. Van de 7 gevallen waren er 5 van het mannelijke geslacht (71%) en 2 van het vrouwelijke geslacht. Hun leeftijd varieerde tussen 18 en 72 jaar en de gemiddelde leeftijd was 55 jaar (tabel 4). 6/7 gevallen waren in Vlaanderen gelokaliseerd (tabel 3). In 26 heeft 1 laboratorium 2 gevallen gediagnosticeerd (tabellen 1 en 2). Beiden zijn van het mannelijke geslacht en hun leeftijd was respectievelijk 38 en 51 jaar (tabel 4). Beide gevallen zijn in Vlaanderen gelokaliseerd. Tabel 1 : Chlamydia psittaci : evolutie van de deelnemingsgraad ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , 26 1,9 IPH - Epidemiologie k43_t1 Tabel 2 : Chlamydia psittaci : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar ,1 21 1, , , ,2 25 7,1 2 13, ,3 26 2, IPH - Epidemiologie k43_t2 Tabel 3 : Chlamydia psittaci : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement ( ) Jaar Arrondissementen waarin ten Jaar Arrondissementen waarin ten Jaar minste 1 geval werd minste 1 geval werd gediagnosticeerd gediagnosticeerd Arrondissementen waarin ten minste 1 geval werd gediagnosticeerd N % N % N % , , , , , , , , ,7 IPH - Epidemiologie k43_t3 Chlamydia psittaci 1

87 Chlamydia psittaci Laboratoires Vigies Tabel 4 : Chlamydia psittaci : verdeling per geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1, -, 1-4, -, 5-14, -, 15-24, -, , - 1 5, , - 1 5, > 65, -, Totaal 2 1, - 2 1, Tabel 5 : Chlamydia psittaci : verdeling per geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k43_t4 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 2 11,,,,,,, 9,1 18,2 18,2 27,3, 18,2 9,1 63,6 36,4 21 1,,,,,,, 2,, 4, 1,,, 3, 1, 9, 22 23,,,, 4,3,,, 17,4 17,4 8,7 13, 26,1 13, 56,5 43, ,,,,, 7,7 2,6 2,6 15,4 12,8 25,6 5,1 12,8 15,4 56,4 43, ,,,,,,, 8,3 16,7 8,3 16,7 16,7 33,3, 66,7 33,3 25 7,,,,,, 14,3,, 14,3 14,3, 42,9 14,3 71,4 28,6 26 2,,,,,,,, 5,, 5,,,, 1,, 4. Diagnosetechnieken voor deze diagnose gebruikte het laboratorium in 26 de serologie (tabellen 6 en 7). Tabel 6 : Chlamydia psittaci : verdeling van de diagnosetechnieken per kiem (N, %; 25-26) IPH - Epidemiologie k43_t Diagnosetechniek N % % N % % serologie 7 1, 1, 2 1, 1, N gevallen waarvoor een techniek is vermeld 7 1, 1, 2 1, 1, N gevallen waarvoor geen techniek is vermeld,, Tabel 7 : Chlamydia psittaci : verdeling van de diagnosetechnieken per laboratorium (N, %; 25-26) IPH - Epidemiologie k43_t Diagnosetechniek(en) N % % N % % serologie 2 1, 1, 1 1, 1, N laboratoria die de techniek hebben vermeld 2 1, 1, 1 1, 1, N laboratoria die de techniek niet hebben vermeld,, IPH - Epidemiologie k43_t7 2 Chlamydia psittaci

88 Peillaboratoria Chlamydia trachomatis Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van het aantal gevallen met C. trachomatis ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 2. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 geval door 53 laboratoria, dit is 48% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 53 laboratoria over 26/43 arrondissementen : 28 in Vlaanderen, 2 in Wallonië en 5 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : C. trachomatis : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy 1 1 Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k35_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Chlamydia trachomatis 1

89 Chlamydia trachomatis Peillaboratoria daling t.o.v. 25 van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval registreerden (tabel 2). Tabel 2 : C. trachomatis : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,2 IPH - Epidemiologie k35_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 19,6/1 5 inwoners; opmerkelijk zijn de 719 gevallen gediagnosticeerd in Brussel (25 : N=631, 24 : N=525, 23 : N=532, 22 : N=336, 21 : N=165) en de 487 gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Antwerpen (25 : N=479, 24 : N=347, 23 : N=341, 22 : N=217, 21 : N=171); van de 719 gevallen in Brussel zijn er 112 gelokaliseerd in Brussel-Stad, 79 in Elsene en 76 in Schaarbeek; opmerkelijk is het feit dat één laboratorium in het arrondissement Antwerpen 44 gevallen heeft gediagnosticeerd in 26 (25 : N=376, 24 : N=483, 23 : N=394, 22 : N=27, 21 : N=164, 2 : N=13) en dat één laboratorium in het arrondissement Soignies 489 gevallen heeft gediagnosticeerd (25 : N=55, 24 : N=371, 23 : N=4, 22 : N=327, 21 : N=17, 2 : N=77; figuur 1). Figuur 1 : C. trachomatis : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 7,57], >, - 7,5 > 7,5-15, > 15, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 19,6 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K35 2 Chlamydia trachomatis

90 Peillaboratoria Chlamydia trachomatis 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie opmerkelijk is de significante toename (p<,5) met lineaire trend van de nationale incidentie, waargenomen tussen 2 en 26, in hoofdzaak toe te schrijven aan de stijging van de incidentie in Brussel en in het arrondissement Antwerpen (tabel 3). Tabel 3 : C. trachomatis : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel 13,1 18, 15,8 14,4 16,2 22,9 13,6 17,2 34,3 53,6 52,5 62,7 7,6 N totaal Antwerpen 11,2 12,4 7,2 6,4 7,2 8,5 14,3 18,4 23,2 36,5 36,7 5,5 51, Mechelen 3,7 5,3 3,3 2, 2,7 3,9 5,2 9,2 7,5 7,5 1,6 12,8 17,5 Turnhout 1,8 2,8 2, 1,5 4,5 6,9 6,4 5,9 1,5 6,6 12,3 18,5 18,6 Halle-Vilvoorde 3,5 1,8 2,9 2,5 4,5 3,1 2,7 2,9 5,5 1,1 11,3 11,2 13, Leuven 1,1 4, 14,7 12,6 2,9 3,5 3,5 4,8 9,4 9,1 8,6 1,1 8,5 Brugge 18, 1,5 1,1 4,1 5,2 3,7 1,9 4,4 2,2 3,7 1,8 5,1 2,9 Diksmuide 4,2,,, 2,1,, 2,1,,,, 4,1 Ieper 1, 1,9 6,7 1,9 6,7 1, 2,9 1,, 1,, 4,8 5,7 Kortrijk 1,4 2,9 3,9 6,1 5, 2,9 2,5 2,2, 2,5 2,2 7,2 5,4 Oostende 2,8 3,5 3,5 2,8,7 1,4 2,1,7 1,4 1,4 2,7 4,1 1,4 Roeselare 5, 5,7 2,2, 1,4 1,4 2,9,,7,, 4,9 4,9 Tielt 1,2 2,3 1,1 2,3 1,1 1,1 1,1,, 1,1 3,4 3,4 2,3 Veurne 1,8, 5,4 7,2 9, 1,8 7,1 8,9 5,2 6,9 3,4 3,4, Aalst 2,7 1,9 2,3,4 2,7 2,3 2,3,8 2,3 2,3 3, 7,2 7,5 Dendermonde 3,8 1,6 1,6 3,8 2,2 2,7 3,2 6,4 1,2 4,8 11,2 9,6 11,1 Eeklo 5, 2,5 7,6 2,5 3,8 2,5 3,8 3,8 1,3 2,5 3,8 1, 8,7 Gent 4,9 7,3 4,3 4,1 3,5 3,2 5,1 7,3 5, 5,8 8,4 19,8 18,1 Oudenaarde, 1,8,9 3,5 1,8,9,,,9, 1,7 5,2 4,3 St.-Niklaas 2,7 3,2 3,2 2,7 1,8 3,6 3,6 4,9 19,6 13,7 19,4 18,4 21,8 Hasselt 1,1 2,9 1,6 2,4 8,5 12,9 3,9 5,5 6,7 6,4 15,1 13,5 14,2 Maaseik 2,9 2,9,9 2,3 8,4 9,2 2,7 7,8 2,7 8,1 17,4 15,1 8,8 Tongeren 1,1 2,1 2,1 4,3 12,8 15,3 4,2,5 6,8 4,7 12,5 1,9 8,8 Vlaanderen 4,7 5,1 4,8 4,2 4,9 5,3 5,2 6,6 8,5 1,8 13,2 17,6 17,5 N totaal Nivelles 1,2 6,5 7,4 4,7 4,7 8,9 3,7 6, 12,1 16,8 19,7 26,1 16,6 Ath 5,2 2,6 2,6 7,7 7,7 1,3 1,3 2,5 5, 3,7 3,7 7,4 6,2 Charleroi 26,2 26, 24,9 17,1 14,8 1,9 9,5 14, 8,8 8,3 12,4 5,2 5, Mons 5,1 7,1 9,1 3,2 5,2 8, 6, 4, 5,2 5,6 4, 6,8 14,4 Mouscron 5,6 4,2 4,3 4,3 4,3 2,9 2,9, 1,4 2,9 4,3 15,7 7,1 Soignies 17,6 12,3 11,7 2,9 5,2 4,1 6,4 6,4 5,1 6,8 9,6 1,7 9,5 Thuin 19,3 2,6 11,7 6,2 6,2 2,1 4,8 6,9 6,8 8,9 6,8 3,4 2,7 Tournai 13,5 7,8 3,6 7,1 6,4 3,6 7,1 1,4 2,1 12,1 23,4 24,1 12,7 Huy 4,2 2,1 1, 3,1, 1, 2,,, 2,9 1, 3,9 1,9 Liège 1,5 2, 1,9 1,5 1,2 3,4 3,4 6,5 2,9 2,6 1,5 1,5 2,5 Verviers 5,8 2,3 1,9 1,7 3,8 12,1 14,3 7,5 7,5 4,1 3,3 6,6 8,8 Waremme 1,5,, 1,5 1,5, 1,5 2,9 7,2 5,7, 1,4 4,2 Arlon 1, 27,6 17,6 5,9 15,6 5,8 1,9 3,9, 3,8 2,5 3,7, Bastogne 2,6,, 12,7 2,5 2,5 2,5, 4,8 4,8, 4,7 2,3 Marche-en-Fam. 2,1 2,1, 4,1 2, 2,,, 3,9,,,, Neufchâteau 7,3, 3,6 1,8, 5,4 1,8, 5,4 8,9 3,5 1,7 1,7 Virton, 2,1 2,1 2,1 2,1,,, 2, 2, 4, 4, 4, Dinant 2,1 4,1 2,1 1, 2, 1, 1, 1, 1, 3, 4,9 6,8 3,9 Namur 6,2 1,1 6,8 7,9 6,8 2,1 4,6 1,1 1,1 2,1 13,2 21, 4,1 Philippeville 16,7 13,3 6,6 9,9 3,3 1,6 8,1 11,4 9,7 11,3 3,2 3,2 4,8 Wallonie 9,5 8,9 7,7 6,4 5,4 5,5 5,4 5,6 5,4 6,4 8,2 9,4 6,9 N totaal Onbekend N totaal België 9,6 9,3 7,8 6,8 7,1 7,8 6,7 7,5 1,3 14,2 15,9 2, 19,6 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k35_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Chlamydia trachomatis 3

91 Chlamydia trachomatis Peillaboratoria in vergelijking met het gemiddelde van voorgaande jaren, is het aantal gevallen gediagnosticeerd in Brussel en in het arrondissement Antwerpen in 26 sterk gestegen (figuren 2 en 3). Figuur 2 : C. trachomatis : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 75 5 IPH-K35 N 26 = 218 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : C. trachomatis : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 75 5 IPH-K35 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv het aantal gediagnosticeerde gevallen in 26 is vergelijkbaar met 25 maar in Brussel is een opmerkelijke toename vastgesteld (25 : N=631, 26 : N=719, hetzij 14%) en in Wallonië een daling (in 25 : N=318, in 26 : N=234, hetzij 36%) (tabellen 3 en 4). Tabel 4 : C. trachomatis : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,7 IPH - Epidemiologie k35_t4 4 Chlamydia trachomatis

92 Peillaboratoria Chlamydia trachomatis 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 74% van de gevallen is vastgesteld bij personen van het vrouwelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V :,36/1), dit percentage stemt helemaal overeen met dat van voorgaande jaren; 43% (636/1482) van deze gevallen is vastgesteld bij vrouwen tussen 25 en 44 jaar en 53% (779/1482) bij vrouwen tussen 15 en 24 jaar; deze percentages bedroegen respectievelijk 44% (67/1529) en 52% (79/1529) in 25, 49% (69/1236) en 46% (57/1236) in 24, 48% (551/1135) en 46% (524/1135) in 23, 54% (451/831) en 39% (324/831) in 22, 43% (23/536) en 43% (231/536) in 21 en 45% (231/59) en 41% (21/56) in 2; hieruit lijkt de stijging vastgesteld tussen 22 en 26 vooral te kunnen worden toegeschreven aan de stijging van het aantal gediagnosticeerde gevallen bij vrouwen tussen 15 en 24 jaar in vergelijking met de stijging vastgesteld bij vrouwen tussen 25 en 44 jaar, te meer dat sinds 25 het aantal gevallen gediagnosticeerd bij vrouwen tussen 15 en 24 jaar zelfs het aantal vastgesteld bij vrouwen tussen 25 en 44 jaar overstijgt; 41% van de gevallen gediagnosticeerd bij vrouwen tussen 15 en 24 jaar is gelokaliseerd in Brussel en 2% in het arrondissement Antwerpen (figuur 4, tabel 5). Figuur 4: C. trachomatis : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N; 26) N N=533 IPH-K35 75 N= >65 leeftijdsgroep Tabel 5 : C. trachomatis : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 4,8 1,1 5, ,2, 1, ,4 16 1,1 18, , , , , , , ,2 47 3,2 96 4,8 > 65 2,4 5,3 7,3 Totaal 56 94, , , Tabel 6 : C. trachomatis : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k35_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,2 2,,1,6,9 1,5 5,1 3,7 14,8 33,8 3,2 4,4,3 1,5 25,6 74, ,7,5,9,7 1,1 1,2 4, 3,8 15,3 3,7 5,3 5,3 1,2 2,3 28,5 71, ,2,4,,2,,6 4,5 31, 12,8 43,1 2,7 3,1,4 1,1 2,6 79, ,1,1,,1,1,6 4,2 37, 12,7 38,9 2,5 2,8,4,6 2, 8, ,,2,1,,2,3 5,5 35,2 15,1 37,6 2,2 2,7,5,4 23,6 76, ,2,,,,1,8 5,6 38,8 16,5 32,9 2,4 2,3,1,2 24,9 75, ,4,3,1,,,4 5,9 38,7 17,1 31,6 2,6 2,3,2,2 26,5 73,5 IPH - Epidemiologie k35_t6 Chlamydia trachomatis 5

93 Chlamydia trachomatis Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie in 26 werden het hele jaar door gevallen gediagnosticeerd (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : C. trachomatis : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 75 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : C. trachomatis : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : C. trachomatis : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 1 75 IPH-K35 N 26 = 26 M = Chlamydia trachomatis

94 Peillaboratoria Chlamydia trachomatis Figuur 8 : C. trachomatis : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 25 IPH-K Besluit De sinds 2 vastgestelde significante stijging (p<,5) met lineaire trend van de nationale incidentie werd in 26 bevestigd. Deze stijging werd voornamelijk vastgesteld in Brussel (2 : N=13, 21 : N=165, 22 : N=336, 23 : N=532, 24 : N=525, 25 : N=631, 26 : N=719) en in het arrondissement Antwerpen (2 : N=133, 21 : N=171, 22 : N=217, 23 : N=341, 24 : N=347, 25 : N=479, 26 : N=487). De stijging vastgesteld tussen 22 en 26 lijkt te kunnen worden toegeschreven aan de stijging van het aantal gevallen gediagnosticeerd bij vrouwen tussen 15 en 24 jaar (22 : N=324, 23 : N=524, 24 : N=57, 25 : N=79, 26 : N=779). Tussen 21 en 22 is de toename vooral vastgesteld bij vrouwen tussen 25 en 44 jaar (21 : N=23, 22 : N=451). Deze stijging, die in het bijzonder sinds 22 wordt vastgesteld, kan deels worden toegeschreven aan de ontwikkeling van nieuwe diagnosetechnieken en/of aan een systematische screening van de patiënten en aan het feit dat in de verzamelde gegevens oude en nieuwe infecties kunnen zijn vermengd. Het rapport SOA-surveillancesysteem via een peilnetwerk van clinici in België, 26 is beschikbaar op Chlamydia trachomatis 7

95 Referentielaboratorium Clostridium botulinum Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. A. KIMPE W.I.V. - Dpt Pasteur - Botulisme Engelandstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ akimpe@pasteur.be Inleiding In 26 ontving het referentielaboratorium voor botulisme (Pasteur Instituut - Brussel) 52 stalen voor de laboratorium bevestiging van botulisme en de controle van voedingsmiddelen. De opsporing van de botulinum neurotoxines gebeurde door middel van een letaliteitstest op muizen en de specifieke neutralisatie van de toxische activiteit door middel van de antibotulismesera (258 stalen). Clostridium botulinum werd opgespoord op basis van haar toxinogeen vermogen (37 stalen). Resultaten In 26 werd geen enkel geval van humaan botulisme gediagnosticeerd. Het laboratorium bevestigde daarentegen 12 haarden van botulisme bij eenden en 6 gevallen van runderbotulisme waarbij in drie gevallen C. botulinum eveneens in het voeder werd teruggevonden. Verder werden nog drie veevoeders positief bevonden op de aanwezigheid van C. botulinum. Botulisme werd ook bevestigd bij een paard, een kip, een gans en een meeuw (tabel 1). Clostridium tetani werd gedetecteerd in 1 staal diervoeder. De drie positieve stalen humane voeding betreffen allen honing. Tabel 1 : C. botulinum en haar neurotoxines : oorsprong van de geanalyseerde stalen en resultaten (N; 26) Stalen Identificatie neurotoxines van botulisme Isolatie van Clostridium botulinum N Positief resultaat N Positief resultaat Humane oorsprong Faeces 8 7 Hemocultuur 1 Serum 13 Dierlijke oorsprong Eend (type C) Fazant 2 2 Gans 3 1 (type C) Geit 1 1 Kip 5 1 (type C) Meeuw 1 1 (type C) Paard (type B) Rund 58 4 (type C) 23 5 (type D) 1 (type D) Verdachte voedingsmiddelen Diervoeder (type C) 5 (type D) Humaan voedsel 2 2 Controle voedingsmiddelen Diervoeder C. tetani * Humaan voedsel (type B) 2 (type D) Omgeving Water en aarde *identificatie van Clostridium tetani Tabel 2 : C. botulinum : verdeling van stalen per jaar (N; 2-26) Afgenomen stalen Identificatie neurotoxines van botulisme Isolatie van Clostridium botulinum N N N + % + N N + % , , , , , , , , , , , , , ,5 Cbotul_t2 Cbotul_t1 Clostridium botulinum 1

96 Clostridium botulinum Referentielaboratorium Besluit In België blijft humaan botulisme zeldzaam. In de voorgaande 18 jaren werden twaalf gevallen, verspreid over acht haarden, vastgesteld; zeven haarden waren afkomstig van voedsel en van twee gevallen is de oorsprong niet bepaald. Type B overheerst. Seizoensgebonden vogelbotulisme werd gediagnosticeerd in de zomer van Clostridium botulinum

97 Referentielaboratorium Corynebacterium diphteriae Gegevens van het Referentielaboratorium Dr S. LAUWERS UZ Brussel Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@uzbrussel.be In 26 bevestigde het referentielaboratorium geen enkele toxinogene stam van Corynebacterium diphteriae. Corynebacterium diphteriae 1

98 Referentielaboratorium Cryptococcus neoformans Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. D. SWINNE W.I.V. - Mycologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ D.swinne@iph.fgov.be Het referentielaboratorium is in het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV Brussel) gevestigd. Zes cryptococcose gevallen werden in 26 in het Referentielaboratorium gemeld door 5 verschillende Peillaboratoria (tabel 1). De bevorderlijke factoren werden in 5 van de 6 gevallen vermeld i.e. transplantatie, AIDS, catheter, chemotherapie en toediening van corticoiden voor het laatste. Vijf patiënten waren van het mannelijke geslacht (tabel 2). De leeftijd van de patiënten was in de 5 gevallen gemeld i.e. 33, 56, 66, 77 en 84. Vier patiënten waren van Belgische nationaliteit, één was van Nederland en de laatste van de Dominicaanse Republiek (tabel 3). Slechts twee stammen werden geserotypeerd. Ze behoren tot het serotype A, dus tot Cryptococcus neoformans var. grubii. Het gaat om stammen, afgezonderd bij een getransplanteerde patiënt en bij een AIDS-patiënt. Tabel 1 : Cryptococcus neoformans : evolutie van de registratiefrequentie (N; 2-26) Nieuwe gevallen Recidief Totaal Tabel 2 : Cryptococcus neoformans : verdeling volgens geslacht (N; 2-26) Mannen Vrouwen Totaal Tabel 3 : Cryptococcus neoformans : geografische oorsprong (N; 2-26) K8ref_t1 K8ref_t2 Belgische Andere Afrikaanse Aziatische Midden- Zuid- Onbekend Totaal Europese Amerikaanse Amerikaanse K8ref_t3 Cryptococcus neoformans 1

99 Peillaboratoria Cryptosporidium Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be 2. Doelstellingen schatting trend van het aantal diagnoses van Cryptosporidium ( ), schatting van de incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 diagnose door 52 laboratoria, hetzij 47% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 52 laboratoria over 23/43 arrondissementen : 35 in Vlaanderen, 14 in Wallonië en 3 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Cryptosporidium : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon 1 1 Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k15_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Cryptosporidium 1

100 Cryptosporidium Peillaboratoria in vergelijking met 25, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 kiem diagnosticeerden, wat wordt toegeschreven aan de daling in Vlaanderen (25 : N=39, 26 : N=35; tabel 2). Tabel 2 : Cryptosporidium : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , , , ,3 IPH - Epidemiologie k15_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 3,8/1 5 inwoners (figuur 1). Figuur 1 : Cryptosporidium : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 16,88], >, - 2,5 > 2,5-5, > 5, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 3,82 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV TH LV NM DN MS HS TG TG WR LG HY MR BS NC AR VT VV IPH-K15 2 Cryptosporidium

101 Peillaboratoria Cryptosporidium 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met 25, toename van de nationale incidentie, toegeschreven aan een toename in Vlaanderen; opmerkelijk is de hoge incidentie vastgesteld in de arrondissementen Leuven en Mechelen (tabel 3). Tabel 3 : Cryptosporidium : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel,6,7 5,9 2,2 5, 1,1 13,5 14,3 2,6 2,1 3,3 1,9 1,7,8 N totaal Antwerpen 1,1 2,1 1,9 1,4 1,2 3,3 5,9 3,4 5,4 3,1 4,8 5,7 5,5 5,9 Mechelen 3, 6, 12,6 6, 8,9 6,6 11,1 12,1 14,7 4,6 11, 5,5 1, 12,7 Turnhout,8 1,8 1,3 1,8 2, 6,8 12,1 11,6 13,5 3,4 6,1 4,1 5,5 5,5 Halle-Vilvoorde 1,5 4, 1,6 2,4 6,7 6,7 7,2 1,6 4,5 4,1 3,5 1,8 2,3 1,9 Leuven 5,9 1,4 21,5 1, 12,8 21,7 19,6 16,2 18, 6,5 13, 6,7 11,2 16,9 Brugge,8 3, 3, 1,1 3, 3, 3,7 3,7 5,2 1,1 1,8 4,4 3,3 4,7 Diksmuide,,, 4,2 4,2 4,2 6,2 2,1 6,3 4,2 6,2, 4,1 8,3 Ieper,, 1, 1, 1, 1, 4,8 1, 3,8 3,8 1, 3,8 4,8 6,7 Kortrijk 2,2 5,4 7,2 1,4 3,6 5, 15,1 4,7 12,9 7,2 4,7 6,1 8,3 9,7 Oostende,, 1,4 1,4,7 2,1 1,4 1,4 4,2 2,8 2,1 1,4,7 1,4 Roeselare,,, 1,4, 2,9 9,3,7 5,7 1,4 1,4, 2,8 1,4 Tielt,, 2,3 1,1, 4,6 5,7 2,3 15,9 4,5, 2,3 1,2 6,8 Veurne,, 3,6 5,4,, 5,3, 1,8, 1,7 1,7, 1,7 Aalst,,8,4 1,5 1,2 1,2 2,3 1,5 1,1,4 1,1,4,4,4 Dendermonde 2,7 2,2 8,7 3,2 9,2 8,1 7,5 13,9 16,6 4,8 2,1 1,6 1,6 2,1 Eeklo, 1,3 1,3, 1,3 1,3 3,8 3,8 6,3 2,5 2,5 2,5 2,5 7,5 Gent,2, 1,6 1,4,6 3,5 3,4 3,8 6,1 2,2 3,6 2, 4,2 3,7 Oudenaarde,,,,9 1,8,9 2,6 2,6 2,6 2,6,9,9 1,7 4,3 St.-Niklaas,5,5 2,3,5 3,6 4,1 6,3 1,3 5,4 3,1 4,4 4, 3,9 4,8 Hasselt,5,5 1,1,8 2,4 2,7 1,6 2,1 2,9 1,8 1,8 1, 2, 1, Maaseik,5,5,,5,9,5 1,4 1,4,9, 2,7 1,3 3,6 1,8 Tongeren,5,, 1,1, 1,6 1,6,5 1,6 1,,,5 1,6 1, Vlaanderen 1,3 2,5 4,9 2,4 3,5 5,2 7,1 6,2 7,5 3,2 4,4 3,3 4,6 5,4 N totaal Nivelles 1,8 3,6 6,8 2,7 4,7 8,2 7,2 8,9 9,2 5,6 5,9 4,4 3,8 2,7 Ath,,,, 1,3 2,6 2,5, 1,3 1,3, 2,5 1,2, Charleroi 11,7 27,1 56,8 36,6 54,7 57,3 29,1 4,3 4,8 1,7 4, 3,1 2,1 1,9 Mons,4,,4,4 1,2 1,6 3,6 1,6,,,8,4 1,6 1,2 Mouscron, 4,2 4,2 1,4 2,8 5,7 1,, 5,7 1,4 4,3 1,4 2,9 4,3 Soignies 1,2,6 1,2 3,5 1,8 5,2 4,1 1,2, 1,7,6,6,6 1,7 Thuin 1,4 4,1 12,4 11,7 15,1 16,5 9,6 1,4 3,4 3,4 8,9 4,8 4,8 2,7 Tournai,,,,, 2,8,7 2,1,7,7,7,,, Huy 2,1, 1, 1, 1,, 3, 1, 2,, 2,, 3,9, Liège,,,5,,,7 1,4 1,7 2,2 2,2 1,2,9, 1, Verviers,,4,4,, 1,5 2,3 1,1 3,8 3,4 4,1 2,2,7 1,1 Waremme,, 1,5 1,5,, 3, 1,5 8,8 1,4 4,3 2,8 2,8 2,8 Arlon,,,,,, 1,9 3,9, 1,9,,,, Bastogne, 2,6 2,6,, 2,5 2,5, 2,5 2,4,,,, Marche-en-Fam.,,, 2,1, 2,,,,, 1,9,, 1,9 Neufchâteau, 1,8,, 1,8,,,,,,,,, Virton,,,,,,, 2,1,,,,,, Dinant 1,1, 1,, 1,, 1, 1, 1,,,,, 1, Namur 1,1 1,8 1,4 1,4 4,3 5,7 4,6 2,8 2,8,4 2,8 2,1,7 3,4 Philippeville 1,7 3,3 18,3 8,3 11,5 9,9 4,9 1,6 1,6 1,6 4,8 1,6 4,8, Wallonie 2,1 4,4 9,4 6,1 9,1 1,6 6,8 2,6 3,1 1,9 2,8 1,8 1,5 1,6 N totaal Onbekend N totaal België 2, 3,5 7,3 4,1 5,9 8,2 8,2 6,4 5,7 2,7 3,8 2,8 3,4 3,8 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k15_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Cryptosporidium 3

102 Cryptosporidium Peillaboratoria in de arrondissementen Antwerpen (N=56, M=32), Mechelen (N=4, M=26) en Leuven (N=79, M=61) lag het aantal gediagnosticeerde gevallen in 26 hoger dan het gemiddelde van voorgaande jaren (figuren 2 en 3). Figuur 2 : Cryptosporidium : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B N 26 = 389 M =463 IPH-K15 Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Cryptosporidium : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B IPH-K15 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 42 gevallen, dit is een toename met 13% in vergelijking met 25 (tabel 4). Tabel 4 : Cryptosporidium : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , , , ,7 IPH - Epidemiologie k15_t4 4 Cryptosporidium

103 Peillaboratoria Cryptosporidium 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 51% van de diagnoses werd in 26 geregistreerd bij mannen (geslachtsverhouding M/V : 1,/1), 31% van de diagnoses werd in 26 geregistreerd bij kinderen < 5 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Cryptosporidium : verdeling volgens leeftijd (N; 26) N 75 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Cryptosporidium : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 5 2,5 1 5,1 15 3, , , , , , , , 14 7,1 34 8, , , , , 22 11,2 36 9, > ,5 8 4,1 13 3,3 Totaal 21 1, 197 1, 398 1, Tabel 6 : Cryptosporidium : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k15_t6 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,4 5,2 13,3 12,4 8, 6,6 4,7 5,2 1,6 13,9 2,9 3,5 3,8 3,4 49,8 5, ,3 2,6 18,2 14,2 11,5 9,5 4,2 7,1 9,5 13, 2, 2,7,9 1,3 49,6 5, ,8 2,2 16,9 18, 12,9 8,5 3,7 6,6 8,1 13,6 1,8 2,6 1,5 1,8 46,7 53, ,8,8 17,6 11,4 13,5 1,1 3,4 4,9 13,2 16,8 1,6 3,6,8 1,6 5,8 49, ,8 1,7 13,3 14,7 9,4 14,7 4,2 4,9 11,2 1,5 4,5 4,2 1,7 2,1 47,2 52, ,3 2,9 18,9 8,9 1,3 1,9 3,4 5,1 13,1 12,3 5,1 4,6 1,1 1,1 54,3 45, ,3 2,5 17,6 13,3 8,3 8,3 5, 3,5 13,6 14,3 3,5 5,5 1,3 2, 5,5 49,5 IPH - Epidemiologie k15_t6 Cryptosporidium 5

104 Cryptosporidium Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie de meeste diagnoses werden op het einde van de zomer of in het begin van de herfst geregistreerd; 1/38 (27%) gevallen, halverwege augustus (week 33) gediagnosticeerd, waren gelokaliseerd in het arrondissement Leuven (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Cryptosporidium : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 4 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Cryptosporidium : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Cryptosporidium : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 5 4 IPH-K15 N 26 =42 M = Cryptosporidium

105 Peillaboratoria Cryptosporidium Figuur 8 : Cryptosporidium : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N /4 weken 125 IPH-K Besluit De meeste gevallen zijn bij kinderen jonger dan 5 jaar gediagnosticeerd. De meeste gevallen zijn op het einde van de zomer en in het begin van de herfst geregistreerd. Cryptosporidium 7

106 Peillaboratoria Cyclospora Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be 2. Doelstellingen schatting van de trend van Cyclospora ( ), schatting van de incidentie op nationaal niveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 7 laboratoria, hetzij 6% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 7 laboratoria over 5/43 arrondissementen : 4 in Vlaanderen en 3 in Wallonië (tabel 1). Tabel 1 : Cyclospora : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende 1 33 Roeselare 1 5 Tielt 1 1 Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy 1 1 Liège Verviers 1 25 Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau 1 1 Virton Dinant Namur 1 33 Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k2_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Cyclospora 1

107 Cyclospora Peillaboratoria in vergelijking met 25, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie diagnosticeerden (tabel 2). Tabel 2 : Cyclospora : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , ,4 IPH - Epidemiologie k2_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie in 26 incidentie van,1/1 5 inwoners op nationaal niveau, het referentielaboratorium bevestigde 5/14 gevallen (ITG-Antwerpen), van 4/5 gevallen is de reisbestemming bekend (Mexico : N=1, Democratische Republiek Kongo : N=1, Filippijnen : N=2) (figuur 1). Figuur 1 : Cyclospora : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 1,58], >, -,25 >,25 -,5 >,5 BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL,13 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K2 2 Cyclospora

108 Peillaboratoria Cyclospora 2. Evolutie van de registratiefrequentie 14 gevallen gediagnosticeerd door 7 laboratoria in 26, in vergelijking met de 3 gevallen gediagnosticeerd door 14 laboratoria in 25 (tabel 3). Tabel 3 : Cyclospora : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , ,3 25 3,3 2 19, , ,1 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd IPH - Epidemiologie k2_t3 77% van de gevallen is in 26 bij personen van het mannelijk geslacht gediagnosticeerd (geslachtsverhouding M/V : 3,3/1), de meeste gevallen zijn gediagnosticeerd bij volwassenen tussen 25 en 64 jaar (figuur 2, tabellen 4 en 5). Figuur 2 : Cyclospora : leeftijdsverdeling (N; 26) N 5 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 4 : Cyclospora : verdeling volgens geslacht en leeftijd (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1,,, 1-4,,, , 1 33,3 3 23, ,,, , 1 33,3 6 46, , 1 33,3 3 23,1 > ,, 1 7,7 Totaal 1 1, 3 1, 13 1, Tabel 5 : Cyclospora : verdeling volgens geslacht en leeftijd (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k2_t4 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 2 17,,,,,, 5,9 11,8 5,9 23,5 29,4 17,6, 5,9 41,2 58, ,, 2,4, 2,4 2,4 2,4 4,8 16,7 9,5 23,8 21,4 9,5 4,8 57,1 42, ,, 2,9, 5,9,, 2,9 11,8 29,4 35,3 8,8, 2,9 55,9 44, ,,,, 11,8 5,9, 5,9 17,6 29,4 5,9 23,5,, 35,3 64, ,3 4,3 4,3 4,3,,, 4,3 3,4 4,3 21,7 8,7 8,7 4,3 69,6 3,4 25 3,, 3,3,,, 6,7 3,3 16,7 2, 1, 3, 6,7 3,3 43,3 56, ,,,, 15,4 7,7,, 38,5 7,7 15,4 7,7 7,7, 76,9 23,1 IPH - Epidemiologie k2_t5 Cyclospora 3

109 Cyclospora Peillaboratoria Besluit Het aantal gevallen gediagnosticeerd in 26 daalt in vergelijking met de 5 voorgaande jaren (gemiddelde waarde : 29 gevallen/jaar). Cyclospora is meestal een geïmporteerde parasiet en wordt soms bij aids-patiënten vastgesteld. Het is nuttig laboratoriumpersoneel te herinneren aan het belang van de routineuze opsporing van de parasiet. 4 Cyclospora

110 Referentielaboratorium Dengue Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be In 26 werden 39 nieuwe patiënten met een Dengue infectie geregistreerd, 37 in het ITG en 2 in Gasthuisberg, Leuven. De verdeling van de infecties over de jaren 22, 23, 24, 25 en 26 is te zien in tabel 1. Tabel 1 : Dengue : aantal isolaties per jaar (N, 22-26) Jaar Aantal gevallen dengue_t1 Van 2 patiënten is het geslacht niet gekend. Van de overige 37 patiënten zijn er 2 van het mannelijke geslacht (54%) en 17 van het vrouwelijke geslacht (46%) (geslachtsverhouding M/V: 1.2/1). De gemiddelde leeftijd van de patiënten is 37 jaar (range 2-77 jaar). Zeventig procent van de infecties werd gediagnosticeerd bij personen tussen 2 en 39 jaar. De leeftijdsverdeling is te zien in figuur 1. Figuur 1 : Dengue : aantal isolaties per leeftijd (N, 26) N 5 IPH-dengue leeftijd (jaar) Dengue 1

111 Dengue Referentielaboratorium Slechts van 2 van deze patiënten (51.3%) is het land van bestemming gekend. Twaalf van hen (6%) werd ziek na een verblijf in Zuidoost-Azië, 4 patiënten (2%) kwamen terug van Amerika, één patiënt (5%) liep zijn infectie op in de Western Pacific regio en drie patiënten (15%) werden ziek na een verblijf in Afrika (tabel 2 en figuur 2). Tabel 2 : Dengue : aantal isolaties per bestemming (N, 22-26) Bestemming Bestemming Zuidoosst-Azië Western Pacific Bangladesh 1 Australië 1 1 Indië Cambodja Indonesië Fillippijnen 1 3 Myanmar 2 1 Laos 2 2 Sri Lanka Maleisië 1 1 Thailand Nepal-Tibet 1 Niet gespecifieerd 3 Polynesië 1 Tahiti 1 Amerika Brazilië Afrika Costa Rica 2 1 Kenia 1 Cuba 2 Madagascar 2 Dominicaanse Republiek 1 1 Mali 1 Ecuador 1 Oeganda 1 El Salvador 1 1 Seychellen 1 Guadeloupe 1 1 Togo 1 Guatemala 1 2 Haïti Niet gespecifieerd Mexico 1 1 Nicaragua 1 2 Venezuela 1 Niet gespecifieerd 1 Totaal Figuur 2 : Dengue : aantal isolaties per bestemming (%, 22-26) dengue_t2 Afrika Western Pacific Amerika % Zuidoosst-Azië N=49 23 N=26 24 N=23 25 N=29 26 N=39 IPH-dengue 2 Dengue

112 Referentielaboratorium Dengue De seizoensverdeling van de infecties over de jaren 22 tot 26 is te zien in figuren 3 en 4. Figuur 3 : Dengue : aantal isolaties per maand (N, 26) N / maand 1 IPH-dengue J F M A M J J A S O N D Figuur 4 : Dengue : aantal isolaties per maand (N, 22-26) N / maand 1 IPH-dengue Dengue 3

113 Referentielaboratorium Echinococcus multilocularis Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. Y. CARLIER Erasmus Ziekenhuis - Parasitologie Lenniksebaan Brussel Tel. : Fax : ycarlier@ulb.ac.be Het referentielaboratorium is gevestigd in de faculteit Geneeskunde van de ULB (afdeling Parasitologie) - Brussel. In 26 is 1 bevestigd geval van alveolaire echinococcose (AE) gediagnosticeerd door de analyses uitgevoerd in ons laboratorium (waarschijnlijk besmet in de Belgische Ardennen, in de Luikse regio). Ter herinnering, in 26 hebben wij 27 serologische analyses uitgevoerd voor AE (opsporing van anti-echinococcus multilocularis antilichamen); 16 serums reageerden positief op het antigen crude van E. multilocularis. In 5 gevallen ging het om een kruisreactie met E. granulosus en werd de diagnose van hydatide echinococcose bevestigd. In 9 andere gevallen ging het om een niet-specifieke reactie die niet door andere tests is bevestigd. Een geval, het bovenstaande geval, stemt overeen met een klinisch en anatoompathologisch bevestigde AE. Een ander geval met specifieke serologische reacties stemt overeen met een niet-hepatische atypische laesie. Het zou nuttig zijn om de preventieve maatregelen bekend te maken om het risico op alveolaire echinococcose in te perken (zie : rubriek informatiefolders en informatiefolder nr. 4 in bijlage). Echinococcus multilocularis 1

114 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Entamoeba histolytica Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be 2. Doelstellingen schatting trend van infecties met E. histolytica ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 geval door 24 laboratoria, dit is 22% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 24 laboratoria over 15/43 arrondissementen : 1 in Vlaanderen, 9 in Wallonië en 5 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : E. histolytica : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant 1 5 Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k9_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Entamoeba histolytica 1

115 Entamoeba histolytica Peillaboratoria + Referentielaboratorium daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie diagnosticeerden, in het bijzonder in Vlaanderen (25 : N=18, 26 : N=1; tabel 2). Tabel 2 : E. histolytica : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,7 IPH - Epidemiologie k9_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 2,3/1 5 inwoners (figuur 1); toevoeging van de gegevens afkomstig van het referentielaboratorium (I.T.G. - Antwerpen), wat al sinds 1992 wordt gedaan, met uitzondering van 1994; het is opmerkelijk dat het referentielaboratorium 173 gevallen heeft gediagnosticeerd of bevestigd, dit is 71% van alle gevallen (2 : N=115, 21 : N=119, 22 : N=137, 23 : N=167, 24 : N=178, 25 : N=29). Figuur 1 : E. histolytica : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 5,66], >, - 1,5 > 1,5-3, > 3, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 2,33 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K9 2 Entamoeba histolytica

116 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Entamoeba histolytica 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie lichte variatie van de nationale incidentie sinds 21; stabilisatie van de hoge incidentie in Brussel (26 : N=53) en in het arrondissement Antwerpen (26 : N=54; tabel 3). Tabel 3 : E. histolytica : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel 4,9 7,1 5,8 7,2 5,8 4,6 4,6 4,8 5,4 5,7 5,8 5,2 N totaal Antwerpen 4,3 5, 3,3 6,6 5,1 5,2 4,8 6,4 6,9 6,9 6,2 5,7 Mechelen 1,7 2, 2,7 3, 3,6 1,6 1, 2,6 1,9 4,2 3,9 2,5 Turnhout 1,3 1, 2,8 3, 1,2 2,7 1,5 1,7,7 1,9 2,2 1, Halle-Vilvoorde 2, 2,7 4,2 4, 2, 2,2 1,4 1,4 1,6 2,6 3,1 3, Leuven 6,1 6, 6,4 6, 5,9 6,6 2,4 5,2 5,4 5, 5,8 4,1 Brugge,8 1,1 2,6 3, 1,5 3, 4,8,7 2,6 1,1 2,2 1,1 Diksmuide 2,1,, 2,1,,, 2,1,,, 4,1 Ieper 1, 1, 1,9 1,9 1,9, 1,, 1,9 1, 1,, Kortrijk,7 1,1 2,2 2,2 2,2,7 2,2 2,5 1,8 2,2 2,5 1,1 Oostende 1,4 2,8 2,8 2,8 2,1,,7 1,4 2,8 2,7,7 1,4 Roeselare 1,4,,7, 1,4,,7, 1,4,7 1,4,7 Tielt 2,3 4,6 1,1 1,1 1,1 1,1 2,3, 2,3, 2,3 2,3 Veurne, 1,8 3,6 1,8,, 1,8 1,7 1,7, 1,7, Aalst 1,2,4,,8,4 1,9,,4,8,4 1,5 1,1 Dendermonde,,,5,5 1,1 2,1,5,,,5,5 1,1 Eeklo, 1,3 1,3 2,5 1,3, 2,5,,, 2,5, Gent 1,8,8 3,1 3,1 1,8 1,2 1, 2, 2,6 1,6 1,8 2,2 Oudenaarde,,9,,,,9 1,8 1,7 1,7 1,7 1,7, St.-Niklaas 3,2,9 2,3,9 3,1, 1,8 1,8 1,8,9,9 1,3 Hasselt 2,4,8 1,9 1,1,5,5 1,6 1,,8 1,,5,3 Maaseik 1,,9,9, 1,4,5, 1,4 1,3,4,9,4 Tongeren,5 1,1,, 1,1 1,1,,,5,,5,5 Vlaanderen 2,2 2,2 2,6 3,1 2,5 2,3 2, 2,4 2,7 2,6 2,8 2,3 N totaal Nivelles 3,6 3,2 7, 2,3 4,9 3,4 4, 3,4 2,5 2,2 2,2 1,4 Ath 3,9 1,3 1,3 1,3,, 1,3, 1,2 1,2 1,2 3,7 Charleroi,2,2 1,9,2,5,2,7 1, 1,4 1,2 1,7,9 Mons,4,8,4, 2,,,,,8,4,,4 Mouscron, 1,4 1,4, 2,9 4,3,, 2,9 4,3 2,9 1,4 Soignies,6,,6 1,2,6 1,2 1,2 1,1,,6 2,3 1,1 Thuin 1,4 1,4 3,4 1,4 3,4 2,1,7 1,4 1,4 2,1 2,, Tournai,,7,,,,,,7,7, 2,8, Huy,,,, 1,,,,, 1,9, 1, Liège 1,2,7 1,2,3,3 1,7,5,5,9 1,4,5 1,4 Verviers 1,2,,4,8,4,,8,7,7 1,1,7 1,1 Waremme, 1,5,,,,,,,,,, Arlon, 3,9 2,,,,, 1,9, 1,9, 1,8 Bastogne,,,, 2,5,, 2,4,,,, Marche-en-Famenne 2,1 4,1,,,,,,,, 3,8, Neufchâteau,, 1,8, 1,8 5,4 1,8,,, 3,5, Virton,,,,, 4,1,, 2,,, 2, Dinant,, 1, 1, 3, 1,,,, 1, 1, 1, Namur,7 1,1 1,8 1,4 1,4 1,4,7,4, 1,4 2,1 1,4 Philippeville, 1,7 3,3 1,7 8,2 8,1 8,1,, 3,2 1,6 4,8 Wallonie 1, 1, 1,8,7 1,5 1,4 1,,9,9 1,3 1,4 1,1 N totaal Onbekend N totaal België 2,6 2,5 2,8 2,9 2,6 2,3 2,1 2,2 2,4 2,5 2,8 2,3 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k9_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Entamoeba histolytica 3

117 Entamoeba histolytica Peillaboratoria + Referentielaboratorium het aantal gevallen gediagnosticeerd in 26 ligt een beetje lager dan het gemiddelde van voorgaande jaren in sommige arrondissementen van het land (figuren 2 en 3). Figuur 2 : E. histolytica : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 75 5 N 26 = 228 M =241 IPH-K9 25 Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : E. histolytica : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 75 5 IPH-K9 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 245 gevallen en dus een lichte daling in vergelijking met 25 (tabel 4). Tabel 4 : E. histolytica : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , IPH - Epidemiologie k9_t4 4 Entamoeba histolytica

118 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Entamoeba histolytica 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 68% van de isolaties is in 26 uitgevoerd bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 2,1/1); bovendien is de helft van de gevallen gediagnosticeerd bij personen tussen 25 en 44 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : E. histolytica : leeftijdsverdeling (N; 26) N 15 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : E. histolytica : verdeling volgens geslacht en leeftijd (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 2 1,2 1 1,3 3 1, ,2 4 5,1 6 2, , 5 6,4 1 4, ,9 9 11,5 17 7, , , 122 5, , ,1 74 3,6 > ,9 2 2,6 1 4,1 Totaal 164 1, 78 1, 242 1, Tabel 6 : E. histolytica : verdeling volgens geslacht en leeftijd (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k9_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 2 234,4 1,3,9 1,7 1,7 4,3 4,3 3,8 23,1 18,4 23,1 6,8 6,4 3,8 59,8 4, ,5, 2,5 2,5 1, 2,9 4,4 3,4 35,3 16,2 19,6 7,4 2, 2,5 65,2 34, ,,,5 1,8 1,4 2,3 3,7 5,1 35,5 14,3 17,5 6,9 6,5 4,6 65, 35, ,, 1,6 1,2 2,5 3,3 2,1 5,3 3, 18,1 18,9 7,4 7, 2,5 62,1 37, ,4,,,8,8 2,3 3,5 2,3 38,8 15,8 21,2 6,9 5, 2,3 69,6 3, ,,3 1,7 2,4 3,5 3,5 2,1 3,1 28,1 17, 2,8 8,3 4,9 3,1 62,2 37, ,8,4,8 1,7 2,1 2,1 3,3 3,7 31,4 19, 26, 4,5 3,3,8 67,8 32,2 IPH - Epidemiologie k9_t6 Entamoeba histolytica 5

119 Entamoeba histolytica Peillaboratoria + Referentielaboratorium 4. Seizoensevolutie er worden het hele jaar door gevallen gediagnosticeerd maar soms met een piek op het einde van de zomer/in het begin van de herfst (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : E. histolytica : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 15 IPH-K9 1 5 J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : E. histolytica : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : E. histolytica : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 2 15 IPH-K9 N 26 = 245 M = Entamoeba histolytica

120 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Entamoeba histolytica Figuur 8 : E. histolytica : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 4 IPh-K Geografische oorsprong voor 18/245 (44%) gevallen was de geografische oorsprong van de infectie bekend; 8 gevallen waren besmet in Afrika, waarvan 2 in Congo-Kinshasa evenals 9 in Amerika en 17 in Azië waarvan 5 in Indië; net zoals voorheen waren de meeste infecties, waarvan de oorsprong bekend was, van Afrikaanse oorsprong (tabel 7). Tabel 7 : E. histolytica : geografische oorsprong (N, %; ) Besluit Geografische oorsprong N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % Afrika 87 73, , 19 77, , 86 76, , , , 76 8, 82 74, ,7 8 74,1 Amerika 6 5, 12 1,1 13 9,3 12 8,3 6 5, ,1 7 9,5 3 3,9 9 9,5 1 9,1 3 2,9 9 8,3 Azië 24 2, , , ,2 12 1,7 8 8,8 15 2,3 3 3,9 1 1, ,5 21 2, ,7 Europa 2 1,7 6 5,, 8 5,5 8 7,1 4 4,4 1 1,4 4 5, , ,9 Totaal IPH - Epidemiologie k9_t7 Het aantal gevallen dat sinds 2 door het netwerk wordt gediagnosticeerd is betrekkelijk stabiel (gemiddeld : 247 gevallen/jaar). De meeste infecties werden tijdens een reis door Afrika opgelopen. Entamoeba histolytica 7

121 Referentielaboratorium Entamoeba histolytica Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be In het referentielaboratorium worden stoelgangstalen waarin microscopisch cysten van E. histolytica/e. dispar gevonden zijn, onderzocht met PCR ter differentiatie van beide species, een differentiatie die niet mogelijk is met microscopie. Het belang van de differentiatie tussen de pathogene E. histolytica en de niet-pathogene E. dispar is groot daar in het geval van het vinden van E dispar geen behandeling nodig is en een andere oorzaak van de abdominale klachten moet worden gezocht (1). In 25 en 26 werden respectievelijk 152 en 189 stalen onderzocht met PCR. Het merendeel van deze stalen was afkomstig van patiënten die de polikliniek van het ITG bezochten. In tabel 1 zijn enkele gegevens te zien van de onderzochte stalen. Tabel 1 : E. histolytica : gegevens over het aantal onderzochte stalen (N, %; 25-26) N % N % Aantal onderzochte stalen Geslacht man 93 61, ,7 vrouw 59 38, ,3 Afkomst ITG 19 71, ,9 extern 43 28, ,1 Leeftijd gemiddelde 4,3 4,2 k9_reft1 Het percentage E. histolytica positieve stalen was 6.58% in 25 en 6.88% in 26 (tabel 2). Tabel 2 : E. histolytica : aantal positieve stalen (N, %; 25-26) N % N % Aantal onderzochte stalen Aantal E. histolytica positieve stalen 1 6, ,88 In tabel 3 zijn enkele gegevens te zien van de stalen die positief waren voor E. histolytica. Tabel 3 : E. histolytica : gegevens over het aantal positieve stalen (N, %; 25-26) k9_reft N % N % Aantal E. histolytica positieve stalen 1 13 Geslacht man 5 5, 6 46,2 vrouw 5 5, 7 53,8 Afkomst ITG 9 9, 1 76,9 extern 1 1, 3 23,1 Leeftijd gemiddelde 38,5 41, min max k9_reft3 Entamoeba histolytica 1

122 Entamoeba histolytica Referentielaboratorium In 25 werden acht E. histolytica infecties opgelopen in Afrika en twee in Indië. In 26 waren dat acht infecties in Afrika, één in Indië en één in Thailand. Van de drie infecties afkomstig van externe patiënten zijn geen gegevens over de herkomst beschikbaar. In figuur 1 is het aantal E. histolytica infecties in functie van de tijd te zien. Figuur 1 : E. histolytica : aantal infecties in functie van de tijd (N; 25-26) N / maand 5 IPH-K J F M A M J J A S O N D J F M A M J J A S O N D (1) WHO. Weekly Epidemiological Record Amoebiasis 1997; 72: Entamoeba histolytica

123 Peillaboratoria Enterovirus Gegevens van de Referentielaboratoria Dr. P. GOUBAU Clin. St- Luc - ESP3 Hippocrateslaan, 54/92 12 Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ goubau@mblg.ucl.ac.be Dr. C. LIESNARD U.Z. Erasmus - Microbiologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Cliesnar@ulb.ac.be Dr. M. VAN RANST U.Z. - CDG8 - Virologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Marc.vanranst@uz.kuleuven.ac.be Dr. D. PIERARD A.Z.-V.U.B. - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@az.vub.ac.be Dit virus maakt sinds 21 deel uit van het surveillanceprogramma : alleen diagnoses uit C.S.V. In 21 registreerden 1 laboratoria 76 infecties. De infecties werden in 17/43 arrondissementen gelokaliseerd, vooral in dit van Antwerpen (N=19). De verdeling per geslacht was als volgt : 29/76 waren van het mannelijke geslacht en 27/76 waren van het vrouwelijke geslacht (2/76 onbekend). 31/76 (41%) waren kinderen < 5 jaar. In 22 registreerden 8 laboratoria 68 infecties. De infecties werden in 12/43 arrondissementen gelokaliseerd, vooral in Brussel (N=26). De verdeling per geslacht was als volgt : 46/68 waren van het mannelijke geslacht en 22/68 waren van het vrouwelijke geslacht. 46/68 (67%) waren kinderen < 5 jaar. In 23 registreerden 3 laboratoria 91 infecties. De infecties werden in 1/43 arrondissementen gelokaliseerd, vooral in Brussel (N=67). De verdeling per geslacht was als volgt : 59/91 waren van het mannelijke geslacht en 32/91 waren van het vrouwelijke geslacht. 67/91 (74%) waren kinderen < 5 jaar. In 24 registreerden 3 laboratoria 46 infecties. De infecties werden in 12/43 arrondissementen gelokaliseerd, vooral in dit van Antwerpen (N=14). De verdeling per geslacht was als volgt : 27/46 waren van het mannelijke geslacht en 19/46 waren van het vrouwelijke geslacht. 17/46 (4%) waren kinderen < 5 jaar. In 25 registreerden 3 laboratoria 142 infecties. De infecties werden in 14/43 arrondissementen gelokaliseerd, vooral in Brussel (N=7). De verdeling per geslacht was als volgt : 9/142 waren van het mannelijke geslacht en 52/142 waren van het vrouwelijke geslacht. 87/142 (61%) waren kinderen < 5 jaar. In 26 registreerden 3 laboratoria 91 infecties. De infecties werden in 13/43 arrondissementen gelokaliseerd, vooral in dit van Leuven (N=3). De verdeling per geslacht was als volgt : 56/91 waren van het mannelijke geslacht en 35/91 waren van het vrouwelijke geslacht. 53/91 (58%) waren kinderen < 5 jaar (tabellen 1 en 2). Tabel 1 : Enterovirus : samenvatting (N, %; 21-26) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Laboratoria die ten minste Arrondissementen met gevallen gevallen/lab/jaar 1 geval diagnosticeerden ten minste 1 geval N % N % 21 76,6 1 7, , ,6 8 6, , ,8 5 4,3 1 23, ,4 3 2, , ,3 3 2, , ,8 3 2,7 13 3,2 Tabel 2 : Enterovirus : verdeling per geslacht (N, %; 21-26) Jaar Mannen Vrouwen Onbekend Totaal Kinderen < 5 jaar N % N % N % N % N % , ,5 2 26,3 76 1, 31 4, , ,4-68 1, 46 67, , ,2-91 1, 67 73, , ,3-46 1, 17 37, , , , 87 61, , ,5-91 1, 53 58,2 IPH - Epidemiologie k13_t2 IPH - Epidemiologie k13_t1 Enterovirus 1

124 Referentielaboratoria Enterovirus Gegevens van de Referentielaboratoria Dr. P. GOUBAU Clin. St- Luc - ESP3 Hippocrateslaan, 54/92 12 Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ goubau@mblg.ucl.ac.be Dr. C. LIESNARD U.Z. Erasmus - Microbiologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Cliesnar@ulb.ac.be Dr. M. VAN RANST U.Z. - CDG8 - Virologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Marc.vanranst@uz.kuleuven.ac.be Dr. D. PIERARD A.Z.-V.U.B. - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@az.vub.ac.be Sinds 21 worden Peillaboratoria verzocht om alle geïsoleerde enterovirussen naar één van de 4 nationale laboratoria te sturen. Deze laboratoria zijn de Katholieke Universiteit Leuven (KULeuven), de Université Catholique de Louvain (UCL), het Hôpital Erasme (ULB) en de Université Libre de Bruxelles (AZ-VUB). Deze laboratoria detecteren enterovirussen (EV) door middel van cultuur en/of PCR. Tabel 1 geeft het aantal positieve resultaten van enterovirussen weer per jaar, voor de 4 laboratoria. Het totale aantal geteste stalen is afkomstig van 3 laboratoria, vermits dit aantal niet gekend is voor één van de laboratoria. De vastgestelde verschillen wat betreft het totale aantal gesteste stalen in 2/21 en de andere jaren kan worden toegeschreven aan de verbetering van de registratie van het aantal geteste stalen. Sinds 22 is het aantal geteste stalen per jaar vergelijkbaar gebleven. In 26, waren de positieve resulaten afkomstig van stalen van CSV (39,8%), stoelgangstalen (2,4%) of andere stalen (39,8%). In 26 werd er geen poliovirus geïsoleerd. Klinische informatie over de patiënten is niet beschikbaar en er moet opgemerkt worden dat niet alle stalen afkomstig zijn van patiënten met een vermoedelijke poliovirus- of enterovirusinfectie. De resultaten van deze surveillance zijn niettemin relevant omdat zij een indicator vormen voor de aanwezige enterovirussen in België. Tabel 1 : Enterovirus : totaal aantal geteste stale en aantal positieve isolaten van poliovirus (PV) en non polio enterovirussen (EV), 2-26 Jaar Totaal PV NPEV EV niet geteste stalen positief positief typeerbaar IPH - Epidemiologie k13_t1 Positieve resulaten zijn vooral afkomstig van het centrum van het land (postcode gekend voor 194 stalen), wat toegeschreven wordt aan de centrale ligging van de 4 nationale laboratoria (Figuur 1). Het laboratorium van de KULeuven ontvangt ook stalen uit andere provincies in Vlaanderen, maar in Wallonië worden slechts weinig stalen getest. Het is dan ook belangrijk dat de perifere peillaboratoria verder gestimuleerd worden om positieve isolaten naar één van de nationale laboratoria te sturen voor verdere typering. Figuur 1 : Enterovirus: geografische spreiding van positieve isolaten in België (N=194, 26) Enterovirus 1

125 Peillaboratoria Escherichia coli Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium 2. Doelstellingen Dr D. PIERARD UZ Brussel - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@uzbrussel.be schatting trend van infecties met E. coli ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Casusdefinitie enkel voor VTEC- of EHEC- isolaten (157:H7 en andere) afkomstig uit stoelgangstalen. 4. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 18 laboratoria, hetzij 16% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 18 laboratoria over 13/43 arrondissementen : 11 in Vlaanderen, 5 in Wallonië en 2 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : E. coli : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende 1 33 Roeselare Tielt 1 1 Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik 1 5 Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron 1 5 Soignies Thuin Tournai Huy 1 1 Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau 1 1 Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k39_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Escherichia coli 1

126 Escherichia coli Peillaboratoria stabilisatie t.o.v. 25 van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2). Tabel 2 : E. coli : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , ,4 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Evolutie van de registratiefrequentie t.o.v. voorgaande jaren, stabilisatie van de registratiefrequentie, behalve in 22 (tabellen 3 en 4). Tabel 3 : E. coli : evolutie van de registratiefrequentie (N, ) Jaar Aantal gevallen Aantal arrondissementen met ten minste een geval Tabel 4 : E. coli : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal gevallen Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar IPH - Epidemiologie k39_t2 Aantal arrondissementen met ten minste een geval Aantal gevallen IPH - Epidemiologie k39_t3 Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , ,4 2 62,5 24 6, , ,4 25 6, , , ,6 IPH - Epidemiologie k39_t4 2 Escherichia coli

127 Peillaboratoria Escherichia coli 2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 4% van de isolaties is uitgevoerd bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V :,7/1); 47% van de gevallen is gediagnosticeerd bij kinderen tussen 1 en 4 jaar (tabellen 5 en 6). 18% van de gevallen is gediagnosticeerd bij volwassenen tussen 45 en 64 jaar Tabel 5 : E. coli : verdeling per geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < ,1 6 15, , , ,4 3 46,9 5-14, 3 7,9 3 4, ,8 4 1,5 5 7, ,8, 1 1, ,7 2 5,3 4 6,3 > ,4 5 13,2 9 14,1 Totaal 26 1, 38 1, 64 1, Tabel 6 : E. coli : verdeling per geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k39_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 2 6 3,3 5, 25, 23,3 1, 6,7, 1,7 1,7 6,7 1,7 3,3 5, 6,7 46,7 53, ,7 5,8 21,2 13,5 3,8 3,8 3,8, 1,9,, 5,8 13,5 19,2 51,9 48, ,9 5,2 6,7 4,4,7,7 1,5,7,7 3, 7,4 1,4 19,3 3,4 45,2 54, ,9 9,1 7,3 7,3 7,3 3,6,, 3,6 5,5 3,6 5,5 16,4 2, 49,1 5, ,2 3,4 5,1 15,3 8,5 8,5 3,4 1,7, 5,1 6,8 6,8 3,4 22, 37,3 62, , 8,3 1, 15, 5, 15,,, 3,3 3,3 6,7 11,7 3,3 8,3 38,3 61, ,4 9,4 18,8 28,1, 4,7 1,6 6,3 1,6, 3,1 3,1 6,3 7,8 4,6 59,4 IPH - Epidemiologie k39_t6 Besluit Stabilisatie van de registratiefrequentie t.o.v. voorgaande jaren, wat is bevestigd door het referentielaboratorium. Escherichia coli 3

128 Referentielaboratorium Escherichia coli Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. D. PIERARD UZ Brussel - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@uzbrussel.be In 26 bevestigde het referentielaboratorium (U.Z.-Brussel) de identificatie van 46 verocytotoxine-producerende E. coli (VTEC) : 36 typische EHEC isolaten, dus VTEC die positief zijn voor de twee bijkomende virulentie factoren, de productie van attachment-effacement letsels (aangetoond door de aanwezigheid van het eaea gen) en de aanwezigheid van het EHEC virulentie plasmide (aangetoond door de aanwezigheid van het gen van de enterohemolysine). De meerderheid van deze typische EHEC isolaten (21 van de 36 stammen) behoren tot serogroep O157 (dus serotypes O157:H7 of O157:H-). 1 atypische EHEC isolaten, dus VTEC die negatief zijn voor één of beide hierboven vermelde bijkomende virulentiefactoren. Bovendien bevestigde het referentielaboratorium de identificatie van een E. coli stam afgezonderd bij een 1 jaar oude jongen die tot het serotype O157:H7 behoort maar geen verocytotoxine produceert. Spijtig genoeg zijn er geen klinische gegevens gekend. Alhoewel deze stam eaea en enterohemolysine positief is en het karakteristiek biotype van VTEC O157 bezit en dus zeer verwant is met EHEC O157 kan men deze stam niet beschouwen als een VTEC/EHEC. Deze stam wordt dus niet in de statistieken opgenomen. Tabel 1 toont de verdeling aan van de O-serogroepen over de jaren. In 26 werden 9 stammen 3 O157:H7, 3 O145, 1 O26, 1 O175:H16 en 1 non-o157 waarvan de serogroep niet kon worden bepaald - afgezonderd bij patiënten met het hemolytisch uremisch syndroom (HUS) : 8 kinderen minder dan 5 jaar oud en een meisje van 13 jaar. Bij ons weten waren deze gevallen epidemiologisch niet gerelateerd, behalve twee zusters van 11 en 13 jaar die gemeenschappelijk besmet werden bij verblijf op een boerderij (voor meer details zie D. Van den Branden et al. Vlaams Infectieziektebulletin 27, 6/27/2: 3-1). Figuur 1 toont de evolutie aan van het aantal O157 en niet-o157 EHEC isolaten (typische en atypische) sinds Het aantal isolaten is tamelijk stabiel sinds het jaar Figuur 2 toont de evolutie aan van de meest virulente O-serogroepen. O157 is nog altijd de meest frequente serogroep. Negentien (19) van de 21 O157 isolaten van 26 waren beweeglijk (serotype O157:H7) en 3 onbeweeglijk (serotype O157:H-). Tweeëntwintig (22) stammen produceerden enkel VT2, zeventien enkel VT1 en 7 beide toxines (VT1 en VT2). Alle O157 isolaten produceerden VT2, 4 samen met VT1. Dertien (13) van de 15 typische niet-o157 EHEC produceerden enkel VT1 en 2 enkel VT2. Van de 9 atypische niet-o157 EHEC isolaten produceerden 3 stammen VT1, 3 stammen VT2 en de overige 3 VT1 en VT2. Naast deze door de kweek bevestigde diagnoses werd nog bij 9 kinderen tussen 1 en 11 jaar oud met het hemolytisch uremisch syndroom, de aanwezigheid van een VTEC infectie d.m.v. serologie bevestigd (8 maal voor serogroep O157 en één maal voor serogroup O121). Conclusie Er werd in 26 geen significante evolutie van de gediagnosticeerde VTEC infecties vastgesteld. Gezien het kleine aantal laboratoria die EHEC opsporen blijft dit een onderschatting van de incidentie van O157 en niet-o157 EHEC infecties in België. Escherichia coli 1

129 Escherichia coli Referentielaboratorium Tabel 1 : E. coli : verdeling van de O-serogroepen (N) en het aantal typische EHEC-isolaten (n) ( ) Serogroup Totaal N n N n N n N n N n N n N n N n N n N n N n N n N n N n O1 1 1 O2 1 1 O O O O O7 1 1 O O9 1 1 O O2 1 1 O O O O O O O O O O O O1 1 1 O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O174* 2 2 O O178** 1 1 O179*** 1 1 O OX E E7477/ O? Orough Niet getyp Totaal * nieuwe benaming van voorlopig serogroep OX3 ** nieuwe benaming van voorlopig serogroep E5471/88 K39ref_t1 *** nieuwe benaming van voorlopig serogroep E43478/86 O? : niet typeerbaar Niet getyp.: agglutineert niet met O157, O26, O13, O111, O121, O145 en O157 2 Escherichia coli

130 Referentielaboratorium Escherichia coli Figuur 1 : E. coli : evolutie van het aantal O157 en niet-o157 EHEC-isolaten (typische en atypische - N; ) N 6 Niet-O157 atypische EHEC Niet-O157 typische EHEC O157 atypische EHEC O157 typische EHEC IPH-K Figuur 2 : E. coli : evolutie van de meest virulente O-serogroepen (N; ) N S. dys. 1 O26 O13 O111 O118 O121 O145 O157 IPH-K Escherichia coli 3

131 Peillaboratoria Giardia Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van het aantal diagnoses van Giardia ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 2. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 82 laboratoria, dit is 75% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 82 laboratoria over 29/43 arrondissementen : 49 in Vlaanderen, 24 in Wallonië en 9 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Giardia : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k1_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Giardia 1

132 Giardia Peillaboratoria in vergelijking met 25, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden, wat kan worden toegeschreven aan een daling van het aantal laboratoria gelokaliseerd in Vlaanderen (25 : N=55, 26 : N=49) (tabel 2). Tabel 2 : Giardia : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,5 IPH - Epidemiologie k1_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 11,8/1 5 inwoners; opmerkelijk zijn de 24 gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Antwerpen (22 : N=195, 23 : N=251, 24 : N=217, 25 : N=229) en de 155 gevallen in het arrondissement Leuven (22 : N=179, 23 : N=162, 24 : N=141, 25 : N=168) (figuur 1). Figuur 1 : Giardia : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw.) (26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 33,11], >, - 1, > 1, - 2, > 2, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 11,78 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K1 2 Giardia

133 Peillaboratoria Giardia 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie sinds 22, stabilisatie van de nationale incidentie (11,8/1 5 inwoners), net zoals voorheen ligt de incidentie in Vlaanderen dubbel zo hoog dan in Wallonië, opmerkelijk is de stabilisatie van de hoge incidentie in de arrondissementen Leuven en Nivelles (tabel 3). Tabel 3 : Giardia : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel 8,8 13,3 24,3 23,2 18,6 23,3 21,1 19, 18,6 17,5 19,9 15,9 11,8 1,5 N totaal Antwerpen 6,8 14,1 13,4 17, 16,5 23,7 24,2 2,4 25,1 2,8 27,5 23, 24,1 21,4 Mechelen 1,7 14,4 23,6 24,3 17,5 29,4 22,9 18, 22,9 26,7 21,4 2,3 17,7 19,4 Turnhout 4,1 6,9 1,4 8,8 7, 29,3 25, 31,5 34,2 19,5 26,2 19,3 21,4 13,8 Halle-Vilvoorde 11,6 15,6 18,6 15,1 14,7 17,9 18,9 18,5 15,4 16, 13,6 12, 9,4 9,5 Leuven 18,9 3,3 44,4 37,7 34,7 35,2 4,4 34, 33,1 39, 35,1 3,4 36,1 33,1 Brugge 5,3 7,9 15, 9, 8,2 1,4 11,5 8,1 9,2 2,9 4,8 3,7 7,7 9,5 Diksmuide 2,1 4,2, 8,4 8,4 8,4 4,2, 6,3 2,1 2,1 8,3 8,3 1,3 Ieper 2,1 2,1 14,4 13,4 8,6 7,7 8,6 7,7 6,7 4,8 14,4 16,3 21,1 17,2 Kortrijk 11,5 2,1 14,7 21,5 12,9 11,5 15,8 19,4 23,4 2,9 19,5 15,2 22, 19,1 Oostende 4,3 7,1 5,7 9,2 7,8 12,7 18,3 8,4 2,8 9, 1,4 13,7 8,2 1,9 Roeselare 5, 12,2 9,3 8,6 12,2 1,7 17,8 9,3 15,7 7,1 4,2 2,8 12, 8,4 Tielt 6,9 11,5 24,1 24, 17,1 22,8 27,4 21,6 22,7 15,9 12,5 18,1 21,5 13,5 Veurne 7,3 3,7 5,4 5,4 7,2 7,2 3,6 8,9 1,6 7, 5,2 1,7 17,1 6,8 Aalst 3,9 8,5 9,6 6,1 12,2 1,3 7,3 9,2 4,6 3,8 7,2 3,4 4,5 3,4 Dendermonde 1,9 9,8 16,8 11,9 19,9 26,4 13,4 17,7 18,8 13,9 5,9 4,8 7,5 6,9 Eeklo, 6,3 15,1 8,8 5, 5, 16,4 13,8 23,9 11,3 1,1 1,1 18,8 8,7 Gent 1,8 17,7 14,3 15,9 16,5 23,2 17,2 19,4 2, 11,8 16,8 14,9 16,6 13,2 Oudenaarde 6,2 5,3 6,2 4,4 2,6 11,4 5,3 9,6 9,6 9,6 1,5 1,5 11,3 14,6 St.-Niklaas 6,9 5,9 14,5 16,8 14,9 12,6 18,4 13, 18,8 13,3 14,6 7,9 13,6 1,5 Hasselt 7, 5,6 6,9 4,5 6,1 5,3 7,6 6,5 8,6 8, 6,7 8,5 1,2 8,6 Maaseik 8,2 1,5 5,7 9,9 6,1 9,3 1,6 8,7 7,8 7,2 9,4 8, 16, 8,4 Tongeren 1,6 3,8 2,1 1,6 3,2 3,2 4,8 3,7 7,9 5,2 1, 2,6 7,3 4,1 Vlaanderen 8,6 13, 15,3 14,9 14, 18,6 18,5 17,2 18,8 15,8 16,8 14,5 16,9 14,4 N totaal Nivelles 34,6 48,7 49,3 48,1 42,2 33,1 31,4 26, 3,6 26,7 24,6 26,6 29,7 24, Ath 7,8 9, 3,9 3,8 3,8 3,8 8,9 3,8 6,3 8,8, 5, 1,2 4,9 Charleroi 6,8 9,6 7,7 8, 5,2 8, 12,1 9,5 9,3 6,7 9,3 5,2 8,5 4,7 Mons 1,6 4,7 11,1 4,8 7,2 6,4 5,6 8,4 5,2 1,2 6,8 5,2 3,6 3,6 Mouscron 28, 21,1 29,7 19,9 25,6 31,2 4, 34,3 27,1 2,1 14,4 15,8 2, 24,2 Soignies 8,2 8,2 8,8 8,8 8,7 12,8 1,4 12,7 12,1 4,6 12, 1,8 14,1 11,2 Thuin 9, 13,8 13,1 13,1 2,6 11,7 11,7 1,3 16,4 9,6 4,8 8,2 1,9 8,8 Tournai 4,3 2,1 4,3,7 1,4 2,8 2,1 2,9 2,1 1,4 6,4 2,1 1,4 3,5 Huy 6,3 6,2 5,2 6,2 5,1 6,2 4, 9, 4, 2, 2,9 3,9 1,, Liège 1, 5,2 6,6 3,9 3,1 4,2 5,3 5,1 2,4 3,1 3,4 2,9 1,5 1,7 Verviers 4,7 3,9 4,2 5,8 7,3 8,8 9,5 6, 7,9, 5,6 3,7 1,8 1,8 Waremme 3,1 3,1, 1,5 3,, 5,9 1,5 4,4 1,4 2,9 4,3,, Arlon, 1, 7,9 11,8, 9,8 19,4 7,7 13,5 9,5 1,9 5,6, 1,8 Bastogne 1,4 7,8, 7,7 5,1 5,1 5, 7,4 2,5 2,4 2,4 2,4,, Marche-en-Fam. 2,1 6,3, 4,1 4,1,,, 2,,, 1,9 3,8, Neufchâteau 18,3 14,6 12,7 3,6 7,3 16,4 1,8, 9, 1,7 3,6 3,5 8,7 6,9 Virton 2,1 2,1 1,5 8,4 2,1 6,3 4,2 8,3 22,7 4,1, 6, 4,, Dinant 5,2 6,2 4,1 3,1 13,3 2, 2, 4, 2, 2, 1, 3,9 1,9 1,9 Namur 8, 6,2 6,9 9,4 5,7 8,3 1, 5,7 7,8 3,5 7,7 5,5 4,8 5,1 Philippeville 23,4 16,7 16,6 9,9 8,2 14,8 8,2 11,4 9,8 4,8 29, 4,8 6,4 6,3 Wallonie 8,8 11,4 11,9 1,8 1,2 1,2 11, 9,4 9,8 6,6 8,2 7,3 7,5 6,4 N totaal Onbekend N totaal België 13,7 15,7 17,6 16,4 15,3 18,7 18,6 16,3 16,2 13,2 14,5 12,5 13,7 11,8 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k1_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Giardia 3

134 Giardia Peillaboratoria globaal gezien lag het aantal gevallen gediagnosticeerd in 26 lager dan het gemiddelde aantal gevallen gediagnosticeerd tussen 1993 en 25 (M=1414), alleen in het arrondissement Antwerpen lag het aantal gevallen in 26 (N=24) hoger dan het gemiddelde van voorgaande jaren (M=184; figuren 2 en 3). Figuur 2 : Giardia : verdeling van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 3 2 IPH-K1 N 26 = 121 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Giardia : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N IPH-K1 3 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 1238 gevallen in 26, dit is een daling van 14% in vergelijking met 25 (tabel 4). Tabel 4 : Giardia : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,3 IPH - Epidemiologie k1_t4 4 Giardia

135 Peillaboratoria Giardia 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 52% van de diagnoses is in 26 gesteld bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 1,1/1), 23% van de diagnoses is gesteld bij kinderen tussen 1 en 4 jaar, 35% van de diagnoses is gesteld bij personen tussen 25 en 44 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Giardia : verdeling volgens leeftijd (N; 26) N 15 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Giardia : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 1 1,6 12 2,1 22 1, , , , , , , ,8 52 9, 88 7, , , , ,7 9 15, ,6 > ,9 22 3,8 59 4,9 Totaal 626 1, 579 1, 125 1, Tabel 6 : Giardia : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k1_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,7 1,8 16,1 13, 8,1 6,7 1,9 2,7 14,8 14,9 7,2 6,6 2,6 1,9 52,4 47, ,9 1, 15,9 12,6 7,9 6,4 3,3 3,3 16,9 14,9 6,1 6,4 2, 2,3 53,1 46, , 1,1 15,4 1,9 7,5 5,5 3,3 3,3 16,9 13,5 8,7 8, 2,7 2,2 55,5 44, ,9 1,3 14,6 11,2 7,8 6,4 2,9 2,8 18, 12,9 8,4 7,2 2,5 3,3 55, 45, ,9,6 13,2 9,2 8,3 5,8 3,6 3,2 18,9 14,5 8,4 7,5 3,1 2,9 56,2 43, ,6 2,3 12,2 9,9 6,2 5,7 3,8 3,5 17,7 14,9 9, 7,3 3,2 2,6 53,6 46, ,8 1, 12,4 1,7 5,6 6,4 3, 4,3 18,9 16,3 8,1 7,5 3,1 1,8 52, 48, IPH - Epidemiologie k1_t6 Giardia 5

136 Giardia Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie de meeste diagnoses werden tegen het einde van de zomer of in de herfst geregistreerd, in 26 is het hoogste aantal gevallen waargenomen in week 34 en dus eind augustus (N=49 : 11/49 waren in het arrondissement Antwerpen gelokaliseerd); in 25, deze piek vond begin september plaats, in 24 eind oktober, in 23 begin oktober en in 22 begin september (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Giardia : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 5 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Giardia : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Giardia : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 75 IPH-K1 N 26 =1238 M = Giardia

137 Peillaboratoria Giardia Figuur 8: Giardia : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 25 IPH-K Georgrafische oorsprong van de infectie de geografische oorsprong van de infectie was bekend voor 169 van de 1238 gevallen (14%) en in 25 voor 137 van de 1435 gevallen (1%); in 24 was de geografische oorspong niet bekend; in 26 en zoals voorheen, bleek meer dan de helft van de gevallen waarvan de geografische oorsprong van de infectie bekend was, besmet in Afrika (12/169, hetzij 58%; tabel 7). Tabel 7 : Giardia : geografische oorsprong (N, %, ) Geografische oorsprong N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % Afrika 72 44, , 87 56, ,1 9 58,4 81 5, , , ,4 12 6,4 Amerika 22 13,6 21 1, ,8 24 1,5 16 1, , , , ,7 8 4,7 Azië 68 42, 7 33, , 35 15, , , , , , ,9 Totaal IPH - Epidemiologie k1_t7 Besluit Sinds 22 wordt een stabilisatie van de registratiefrequentie vastgesteld. De meeste gevallen zijn gediagnosticeerd bij kinderen van 1 tot 4 jaar en bij volwassenen tussen 25 en 44 jaar. In vergelijking met voorgaande jaren, bevestiging van het al ettelijke jaren hoge aantal diagnoses in de arrondissementen Leuven en Nivelles. Giardia 7

138 Peillaboratoria Haemophilus influenzae Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr F. CROKAERT CHU St-Pierre - Microbiologie Hoogstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ francoise.crokaert@bordet.be 2. Doelstellingen schatting trend van invasieve infecties met H. influenzae, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Casusdefinitie uitsluitend isolaties uit bloed, C.S.V. en pleuraal, peritoneaal, pericardiaal of gewrichtsvocht, sinds 22 worden isolaties uit ooretter niet meer in het surveillanceprogramma opgenomen. 4. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 34 laboratoria, dit is 31% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 34 laboratoria over 2/43 arrondissementen : 2 in Vlaanderen, 1 in Wallonië en 4 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : H. influenzae : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; *) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath 1 1 Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy 1 1 Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k28_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 * nieuwe casusdefinitie sinds 22 Haemophilus influenzae 1

139 Haemophilus influenzae Peillaboratoria in vergelijking met 25, stabilisatie van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden; in 2 en 21 hebben 41 laboratoria gevallen verstuurd die beantwoorden aan de sinds 22 geldende definitie (tabel 2). Tabel 2 : H. influenzae : evolutie van het aantal deelnemers ( *) Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , ,6 22* 31 25, , , 23* 31 26, , ,5 24* 38 33, , ,6 25* 34 3, , ,1 26* 34 3, , ,4 * sinds 22, nieuwe casusdefinitie IPH - Epidemiologie k28_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in gediagnosticeerde gevallen. Figuur 1 : H. influenzae : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 2,65], >, -,75 >,75-1,5 > 1,5 BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL,61 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV TH LV NM DN MS HS TG TG WR LG HY MR BS NC AR VT VV IPH-K28 2 Haemophilus influenzae

140 Peillaboratoria Haemophilus influenzae 2. Evolutie van de registratiefrequentie het aantal isolaties uit bloed en/of C.S.V. is stabiel sinds het begin van de registratie : 1996 : N=68, 1997 : N=68, 1998 : N=72, 1999 : N=48, 2 : N=59, 21 : N=54, 22 : N=61, 23 : N=54, 24 : N=56, 25 : N=74, 26 : N=63 en het gemiddelde bedraagt 62 gevallen/jaar (figuur 2 en tabel 3). Figuur 2 : H. influenzae : evolutie van het aantal isolaties uit bloed of C.S.V. ( ) N / jaar 2 IPH-K In die 16 jaren is de casusdefinitie dezelfde gebleven Tabel 3 : H. influenzae : evolutie van de registratiefrequentie ( *) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , ,9 22* 65, , ,9 23* 55, , ,5 24* 58, , ,7 25* 76, , ,7 26* 64, , ,8 * sinds 22, nieuwe casusdefinitie IPH - Epidemiologie k28_t3 Haemophilus influenzae 3

141 Haemophilus influenzae Peillaboratoria 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 58% van de isolaties is in 26 uitgevoerd bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 1,4/1), 3/62 (48%) isolaties zijn in 26 uitgevoerd bij personen > 65 jaar, een vergelijkbaar aantal met dat van voorgaande jaren (25 : 35/75 (47%), 24 : 23/57 (4%), 23 : 28/52 (54%), 22 : 27/65 (42%), 21 : 26/62 (42%), 2 : 25/64 (39%); figuur 3, tabellen 4 en 5). Figuur 3 : H. influenzae : leeftijdsverdeling (N; 26) N 8 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 4 : H. influenzae : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < ,1 1 3,8 5 8, ,7 2 7,7 8 12,9 5-14, 1 3,8 1 1, ,8 1 3,8 2 3, ,8 2 7,7 3 4, ,2 5 19, , > , ,8 3 48,4 Totaal 36 1, 26 1, 62 1, Tabel 5 : H. influenzae : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 22-26) IPH - Epidemiologie k28_t4 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,7 1,5 3,1 4,6 3,1 1,5 3,1 3,1 3,1 7,7 1,8 9,2 26,2 15,4 56,9 43, ,9 3,8 1,9 1,9 5,8 5,8 1,9 1,9, 9,6 3,8 7,7 3,8 23,1 46,2 53, ,8 8,8 5,3 7,,,, 1,8 5,3 5,3 1,5 7, 24,6 15,8 54,4 45, ,7 4, 1,3 1,3 1,3 1,3 1,3 2,7 4, 6,7 17,3 9,3 26,7 2, 54,7 45, ,5 1,6 9,7 3,2, 1,6 1,6 1,6 1,6 3,2 12,9 8,1 25,8 22,6 58,1 41,9 IPH - Epidemiologie k28_t5 4 Haemophilus influenzae

142 Peillaboratoria Haemophilus influenzae 4. Oorsprong van de stalen de meeste stalen zijn uit bloed genomen (tabel 6). Tabel 6 : H. influenzae : verdeling van de isolaties volgens de oorsprong van het staal (N, 2-26) Oorsprong van de stalen Bloed CSV Bronchiaal Pleuraal Peritoneaal Gewrichts- Totaal vocht vocht vocht vocht N % N % N % N % N % N % N % ,5 3 4,7 1 1,6 3 4,7-1 1,6 64 1, ,8 7 11,3 8 12, , ,2 2 3,1 1 1,6-1 1,6 1 1,6 64 1, ,9 4 7,3-1 1, , , 7 12,3-1 1, , ,4 3 3,9-1 1,3 1 1,3-76 1, , , , In die zeven jaren is de casusdefinitie dezelfde gebleven 5. Seizoensevolutie er werden het hele jaar door gevallen geïsoleerd (figuren 4 en 5). Figuur 4 : H. influenzae : evolutie van het aantal isolaties per week (26) IPH - Epidemiologie k28_t6 N / week 5 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 5 : H. influenzae : evolutie van het aantal isolaties per 4 weken (2-26) N / 4 weken 15 IPH-K In die zes jaren is de casusdefinitie dezelfde gebleven Haemophilus influenzae 5

143 Haemophilus influenzae Peillaboratoria Aanbevelingen Het is raadzaam om de artsen te herinneren aan het nut van vaccinatie tegen meningitis met H. influenzae (type b). Het vaccin maakt tegenwoordig deel uit van het vaccinatieprogramma voor alle baby s. De aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad m.b.t. de vaccinatie tegen meningitis met H. influenzae (type b) kan u raadplegen op Besluit In 26 is 48% van de infecties gediagnosticeerd bij personen > 65 jaar. Het aantal invasieve infecties (bloed + C.S.V.) geregistreerd in het kader van dit surveillanceprogramma blijft sinds 1996 stabiel met een gemiddelde van 62 gevallen per jaar; dit gemiddelde is gelijk aan de helft van het aantal waargenomen gevallen in 1992 (N=133). In 1992 waren 15/133 (79%) van de gevallen kinderen < 5 jaar terwijl in 26 slechts 13/62 (21%) gevallen tot deze leeftijdsgroep behoorden. 6 Haemophilus influenzae

144

145 Haemophilus influenzae Laboratoire de référence 6 Haemophilus influenzae

146 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Hantavirus Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. C. VANDENVELDE Kon. Astrid Militair Hospitaal Bruynstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Christian.vandenvelde@mil.be 2. Doelstellingen schatting trend van hantavirusinfecties ( ), schatting van de incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 1 laboratoria, dit is 9% van alle peillaboratoria, sinds 1996, toevoeging van de gegevens afkomstig van het referentielaboratorium (Militair Hospitaal Koningin Astrid - Brussel) en verwijdering van dubbele registraties (tabel 1). Tabel 1 : Hantavirus : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge 1 25 Diksmuide Ieper Kortrijk 1 25 Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst 1 33 Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath 1 1 Charleroi Mons 1 33 Mouscron Soignies 1 25 Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant 1 5 Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k53_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Hantavirus 1

147 Hantavirus Peillaboratoria + Referentielaboratorium in 26 registreerden 1 laboratoria, waaronder het referentielaboratorium, ten minste 1 infectie (tabel 2). Tabel 2 : Hantavirus : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , ,3 IPH - Epidemiologie k53_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 1,6/1 5 inwoners, het referentielaboratorium diagnosticeerde of bevestigde 11/163 gevallen (68%) in 26, 233/372 gevallen (63%) in 25, 22/47 gevallen (47%) in 24, 62/122 gevallen (51%) in 23 en 29/55 gevallen (53%) in 22 (figuur 1). Figuur 1 : Hantavirus : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 26,1], >, - 2,5 > 2,5-5, > 5, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 1,55 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K53 2 Hantavirus

148 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Hantavirus 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met 25, daling van de incidentie in Wallonië; in de arrondissementen Liège (N=65), Thuin (N=23), Philippeville (N=16) en Neufchâteau (N=15) is in 26 het grootste aantal gevallen gediagnosticeerd (tabel 3). Tabel 3 : Hantavirus : evolutie incidentie/arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel,2,1,3,3,2,7,2,3,2,9,7 N totaal Antwerpen,,1,3,1,2,2,1,2,1,5,4 Mechelen,3,,,,,,,3,,3,3 Turnhout,8,3,,7,,5,,,2,7,7 Halle-Vilvoorde,9,,,4,5,2,4,,2,7,2 Leuven,,,2,2,2,4,,2,,6,6 Brugge,4,4,,4,,,,4,,7,7 Diksmuide,,,,,,,,,,, Ieper,,,, 1,,,,,,, Kortrijk,4,,,,4,,,,,4, Oostende,,,7,,,, 1,4,,, Roeselare,,,,,,,,,,, Tielt,,,,,,,,,,, Veurne,,,,,,,,,,, Aalst,4,,,,,,,4,,, Dendermonde,5,,,,,,,,,,5 Eeklo,,,,,,, 1,3, 1,3, Gent,,,,,2,4,,,,2, Oudenaarde,,,,,,,,,,, St.-Niklaas,,,,,5,5,4,,,4, Hasselt,3,5,,,,3,,3,,3, Maaseik,5,,,,,,5,9,,9 1,3 Tongeren,,,,5,5,,,,,5, Vlaanderen,3,1,1,2,2,2,1,2,,4,3 N totaal Nivelles 1,2,6,6,6,6,3,6,8, 1,9,3 Ath 2,6,,, 1,3,,, 3,7 3,7 2,5 Charleroi 1,9,2,5,,5,5,5,5, 1,7 1,4 Mons 3,6 3,2 2, 3,2 1,6 4, 2,4 3,6 2, 5,6 2,4 Mouscron 1,4,,,, 4,3,,,,, Soignies 3,5 1,8 1,2, 1,7 1,2 2,3 4,,6 3,4,6 Thuin 49,5 6,2 6,9 16,5 15,1 7,5 2,7 9,6 5,5 25,9 15,6 Tournai 4,3,,, 1,4 1,4,, 1,4 5,7 2,1 Huy 2,1 1, 3,1 2,, 2,, 8,8 1, 1,6 1,9 Liège,5,,,,2 1,2,5 1,5 1, 1,9 4,4 Verviers,,, 1,9, 1,1 1,1,,7 2,2,7 Waremme 1,5,,, 1,5,, 1,4, 2,8 2,8 Arlon 2, 2, 2,,,,, 3,8, 9,2 1,8 Bastogne 12,8 2,5 2,5 5, 2,5 7,4 2,4 4,8, 21,2 7, Marche-en-Famenne 12,4, 4,1 4,, 19,9 3,9 7,8, 23, 3,8 Neufchâteau 21,8 12,7, 18,1 1,8 14,4 3,6 24,9 3,5 9,9 26, Virton 2,1 6,3, 8,3 2,1 2,1 4,1 8,1 2, 18, 4, Dinant 15,4 5,1 4,1 18,2 2, 3, 4, 9,9 2, 29,2 6,8 Namur,7,4,,7, 1,4 1,1 1,4 1,7 5,9,3 Philippeville 66,1 9,9 8,2 4,9 11,4 17,9 4,8 17,7 6,4 46,2 25,3 Wallonie 5,9 1,4 1,1 3,1 1,5 2,5 1,2 3,1 1,2 9,7 3,5 N totaal Onbekend N totaal België 2,1,5,5 1,2,7 1,1,5 1,2,5 3,6 1,6 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k53_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Hantavirus 3

149 Hantavirus Peillaboratoria + Referentielaboratorium uit de vergelijking met voorgaande jaren blijkt dat het aantal gevallen sterk is gestegen in het arrondissement Liège; we preciseren dat het maximum aantal gevallen in 1996 werd al gediagnosticeerd in de arrondissementen Thuin (N=72) en Philippeville (N=4; figuur 2). Figuur 2 : Hantavirus : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26 M ) N 75 5 N 26 = 146 M = 117 IPH-K53 25 Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Hantavirus : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 75 5 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement IPH-K53 25 Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv het aantal gevallen gediagnosticeerd in 26 is in vergelijking met 25 gedaald, een jaar waarin het aantal gediagnosticeerde gevallen heel hoog lag (tabel 4). Tabel 4 : Hantavirus : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar ,6 2 68, , , , , , , , , ,1 IPH - Epidemiologie k53_t4 4 Hantavirus

150 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Hantavirus 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 66% van de diagnoses werd in 26 gesteld bij mannen (geslachtsverhouding M/V : 2,/1), 46% van de diagnoses werd gesteld bij personen tussen 25 en 44 jaar en 22% bij personen tussen 45 en 64 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6 ). Figuur 4 : Hantavirus : verdeling per leeftijd (N; 26) N 2 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Hantavirus : verdeling per geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1, 1 1,9 1, , 2 3,8 3 1, ,8 5 9,6 11 7, ,7 1 19, , , , , ,2 8 15, ,9 > ,7 4 7,7 14 9, Totaal 13 1, 52 1, 155 1, Tabel 6 : Hantavirus : verdeling per geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k53_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,4 1,4,,,, 11,1 1,4 41,7 11,1 19,4 4,2 6,9 1,4 8,6 19, ,,,, 1, 1, 11,1 6,1 39,4 5,1 22,2 9,1 4, 1, 77,8 22,2 22 5,,, 6, 2, 4, 1, 2, 4, 8, 18, 2, 2, 6, 72, 28, 23 12,,,,,,8 6,7 1,7 39,2 16,7 18,3 6,7 9,2,8 73,3 26, ,,, 2,1 4,3, 4,3 2,1 29,8 8,5 29,8 8,5 6,4 4,3 74,5 25, ,3,3,3,6 2,2 1,1 8,8 3,6 31,1 13,5 22,9 7,4 5,5 2,5 71,1 28, ,,6,6 1,3 3,9 3,2 7,1 6,5 31,6 14,2 16,8 5,2 6,5 2,6 66,5 33,5 IPH - Epidemiologie k53_t6 Hantavirus 5

151 Hantavirus Peillaboratoria + Referentielaboratorium 4. Seizoensevolutie vijf van de 13 gevallen die begin juni waren gediagnosticeerd, waren gelokaliseerd in het arrondissement Luik en 5 in het arrondissement Neufchâteau; uit de literatuur blijkt dat de evolutie van het aantal hantavirusinfecties een driejarige cyclus doormaakt (zie internetadres deze vaststelling wordt niet bevestigd door het aantal gevallen gediagnosticeerd tussen 2 en 26; de evolutie lijkt hier veeleer tweejaarlijks van aard (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Hantavirus : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 15 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Hantavirus : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Hantavirus : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 25 2 IPH-K53 N 26 = 163 M = Hantavirus

152 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Hantavirus Figuur 8 : Hantavirus : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 75 IPH-K Besluit De gegevens van 1996 en 1999 leken te bevestigen dat dit infectietype een driejarige cyclus doormaakt maar uit de gegevens verzameld sinds 2 lijkt het aantal gevallen in België om de 2 jaar toe te nemen. Het is raadzaam om de voorzorgsmaatregelen bekend te maken om de risico s voor hantavirose, vooral gediagnosticeerd in de Waalse provincies, in te perken (zie : rubriek informatiefolders en informatiefolder nr. 2 in bijlage). Hantavirus 7

153 Peillaboratoria Hepatitis A Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be 2. Doelstellingen schatting trend van het aantal geregistreerde gevallen van hepatitis A ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 geval door 48 laboratoria, hetzij 44% van alle peillaboratoria, de 48 laboratoria waren verspreid over 22/43 arrondissementen : 32 in Vlaanderen, 12 in Wallonië en 4 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Hepatitis A : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo 1 1 Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k5_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Hepatitis A 1

154 Hepatitis A Peillaboratoria daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden in Wallonië (25 : N=17, 26 : N=12) (tabel 2). Tabel 2 : Hepatitis A : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , ,2 IPH - Epidemiologie k5_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 2,1/1 5 inwoners, opmerkelijk zijn de 5 gevallen gediagnosticeerd in Brussel en de 39 gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Antwerpen (figuur 1). Figuur 1 : Hepatitis A : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 9,23], >, - 1,5 > 1,5-3, > 3, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 2,14 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K5 2 Hepatitis A

155 Peillaboratoria Hepatitis A 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met 25, daling van de incidentie in Wallonië (tabel 3). Tabel 3 : Hepatitis A : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel 5,9 1,8 12,3 12,6 13,7 12,7 16,5 11,7 6,3 7,5 6,3 4,5 4,9 N totaal Antwerpen 9,1 4,1 6,2 6,1 4,4 3,5 3, 2,4 2,7 4,1 15,5 2,7 3,6 Mechelen 3, 2,3 3,7 2,3 2, 1,3 2,3 2,,3,6 8,1 7,7 9,2 Turnhout,5,,5,5 4,8 2,2 2,5 1,5,2 1,7 4,6 1,7,2 Halle-Vilvoorde 3,3 4,4 2,5 2,4 2,2 4, 3,6 2,9 2,3 1,8 5,1,7 1,7 Leuven 5,7 3,1,9,7 3,3 3,3 2,4 5,7 2,4,4 3,5 3,9 1,9 Brugge 1,9 1,1 1,9 1,1 2,2 3, 1,5 3,7 1,1 1,8 2,2 5,1 1,5 Diksmuide,,,,,,,,,,,,, Ieper, 2,9 1,,, 2,9, 2,9, 1,9 2,9 1, 1, Kortrijk 1,1 1,4 1,4, 1,8,7 2,5 3,2,4,7 1,4 4, 2,5 Oostende 2,8 2,1 1,4, 1,4,7,7,7 1,4,,,7, Roeselare,7,7,7,,7 1,4, 1,4, 1,4, 1,4 2,8 Tielt 1,2, 3,4 3,4, 1,1 4,5 3,4, 4,5, 2,3 1,1 Veurne,, 3,6,, 1,8 1,8,,,,, 3,4 Aalst 1,9,4 2,3 2,7 1,2 1,5 1,1 1,9,8,8, 1,1,4 Dendermonde 5,4,5,5 4,9 6,5 3,8 3,2,5 2,1 1,6 1,6 2,1 1,1 Eeklo 2,5, 1,3, 1,3 1,3, 6,3 3,8,,, 1,2 Gent 1,4 3,5 3,9 1,8 1,4 2,8 1,8 3, 1,,4,4 1,2,6 Oudenaarde, 1,8,9,,9,9 3,5,9 1,7 2,6 1,7,9,9 St.-Niklaas 2,7 1,4 3,6 5, 4,1 3,6 4,9,5 6,2 2,2 3,5 7,5 7, Hasselt 1,6 3,7 4,3 8,7 5,8 1,3 1,6 2,1,8 2,1 1,3 1, 2, Maaseik 1,9 1,,5 1,9,,,,,5 1,3,9 2,2 3,1 Tongeren,5,5 1,1,5 1,6 1,6 1,6 1,1, 1,6,, 1, Vlaanderen 3,3 2,4 2,8 2,7 2,8 2,4 2,3 2,4 1,5 1,7 4,5 2,5 2,4 N totaal Nivelles 1,2 4,8,9 5,3 2,9 2,9 4,9 2,6,3,8,8 3,, Ath 18,1 2,6 1,3 5,1 5,1 2,5 1,3 11,4 1,3 1,2 2,5 1,2 1,2 Charleroi 2,1 11,9 14,3 5,9 1,1 8,1 5,2 3,3 5,2 1,2 1,7 1,7 1,7 Mons 3,2 9,9 8,3 6,8 7,6,,,4 1,2 2, 1,6,4, Mouscron 2,8 28,3 52,5 42,6 17, 1,4 1,4 18,6 18,6, 2,9 4,3 2,8 Soignies 62,2 7, 2,9 2,3 15,7 1,7 4,6 5,2 4, 1,7 2,8 2,8 1,7 Thuin 37,9 5,5 8,3 3,4 26,1 17,8 8,9 8,2 1,2 6,2 2,7 4,1 2,7 Tournai 2,1 1,6 2,1,,7 4,3,7 2,9,7 1,4, 2,1,7 Huy 3,1 12,4 3,1, 3,1 1, 5, 1,, 2, 1,,, Liège 4,5 4,7 1,2 1,2 1,4,3,5 1,2,3,3,7,,2 Verviers 9,7 8,5 1,3 6,5 4,2 4,9 17,7,8,7,4 1,1,4 1,1 Waremme,,, 1,5, 4,4,,,, 1,4,, Arlon 12, 2, 7,8 2,, 9,7 5,8 3,9, 1,9,,, Bastogne 5,2, 5,1 7,6 7,6,,,,,,,, Marche-en-Fam. 2,1, 4,1 2, 2,,,,,,,,, Neufchâteau 7,3 7,3 7,3 1,9 14,5 3,6 5,4 3,6 3,6 1,8, 1,7, Virton 6,4 2,1 2,1 4,2 8,4, 4,1 4,1,,,,, Dinant 7,3 1,3 2,1 9,2 8,2 4, 1, 1, 2, 2,,,, Namur 3,6 5,4 2,9 6,5 2,2 4,3,7 1,1 1,4 2,1,3 1, 1, Philippeville 1,7 3,3 9,9 3,3 3,3 13,1 8,1 11,4 1,6 4,8 1,6 1,6, Wallonie 12, 7,4 7,9 5,1 6,3 4, 4, 2,9 2,3 2,5 1,1 1,3,7 N totaal Onbekend N totaal België 7, 5,6 5,6 4,6 5,1 4, 4,3 3,5 2,3 2,6 3,6 2,3 2,1 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k5_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Hepatitis A 3

156 Hepatitis A Peillaboratoria in vergelijking met voorgaande jaren daalt het aantal gediagnosticeerde gevallen in alle arrondissementen, behalve in het arrondissement Mechelen (N=29, M=9; figuren 2 en 3). Figuur 2 : Hepatitis A : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 2 15 IPH-K5 N 26 = 218 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Hepatitis A : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 2 15 IPH-K5 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 225 gevallen gediagnosticeerd in 26; de epidemie waargenomen in het arrondissement Antwerpen in juli 24 verklaart het hoge aantal gevallen gediagnosticeerd in 24 (tabel 4). Tabel 4 : Hepatitis A : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , ,3 IPH - Epidemiologie k5_t4 4 Hepatitis A

157 Peillaboratoria Hepatitis A 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 46% van de gevallen werd gediagnosticeerd bij mannen (geslachtsverhouding M/V :,8/1); 21% van de gevallen werd gediagnosticeerd bij volwassenen tussen 25 en 44 jaar; stijging van het aantal gevallen waargenomen bij jongeren tussen 5 en 14 jaar terwijl het aantal gevallen voorheen leek te dalen (26 : N=53, 25 : N=25; 24 : N=46; 23 : N=86; 22 : N=62; 21 : N=116; 2 : N=14; figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Hepatitis A : verdeling volgens leeftijd (N; 26) N 15 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Hepatitis A : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1, 1,8 1, ,8 7 5,8 16 7, , , 53 23, , , , , , , , , ,4 > , , ,3 Totaal 12 1, 121 1, 223 1, Tabel 6 : Hepatitis A : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k5_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 2 431,5,9 7, 6,3 18,3 14,2 7,4 6, 11,4 9, 6,7 5,1 2,8 4,4 54,1 45, ,3,3 4,9 3,4 17,5 15,8 4,9 5,7 16,3 7,7 8,3 5,7 3,2 6, 55,3 44, ,, 5,2 5,2 14,2 12,5 5,6 3,9 9,5 16,8 7,8 9,5 5,2 4,7 47,4 52, ,,4 5, 2,3 17,1 16,3 4,3 8,1 13,2 8,9 8,5 8,9 4,3 2,7 52,3 47, ,,3 1,9 1,1 6,2 6,2 1,2 5,4 22,4 14,8 1,8 1,5 4,6 5,7 56,1 43, ,4, 5, 3,3 4,5 5,8 3,7 7,9 15,3 14,5 13,2 1,3 5,8 1,3 47,9 52, ,,4 4, 3,1 1,8 13, 5,8 8,5 9, 12,6 9,9 8,5 6,3 8,1 45,7 54,3 IPH - Epidemiologie k5_t6 Hepatitis A 5

158 Hepatitis A Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie hepatitis A werd globaal genomen het hele jaar door gediagnosticeerd, 9/21 gevallen gediagnosticeerd in september (weken 38 en 39) waren gelokaliseerd in Brussel, de toename van het aantal gevallen gediagnosticeerd in juli 24 wordt toegeschreven aan een epidemie waargenomen in het arrondissement Antwerpen; figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Hepatitis A : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 15 IPH-K5 1 5 J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Hepatitis A : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Hepatitis A : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 5 4 IPH-K5 N 26 = 225 M = Hepatitis A

159 Peillaboratoria Hepatitis A Figuur 8 : Hepatitis A : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 1 IPH-K Besluit Met uitzondering van de epidemie in juli 24 waargenomen in het arrondissement Antwerpen, gaat het aantal gediagnosticeerde gevallen sinds 1994 in dalende lijn. Het zou nuttig zijn de preventieve maatregelen bekend te maken om het risico op hepatitis A te verminderen (zie : rubriek informatiefolders en informatiefolder nr. 3 in bijlage). Hepatitis A 7

160 Peillaboratoria Hepatitis B Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be 2. Doelstellingen schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Casusdefinitie alleen gevallen met IgM+ en/of Hbe Ag+ 4. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 geval door 45 laboratoria, hetzij 41% van alle peillaboratoria, de 45 laboratoria waren verspreid over 24/43 arrondissementen : 27 in Vlaanderen, 14 in Wallonië en 4 in Brussel (tabellen 1 en 2). Tabel 1 : Hepatitis B : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; 25-26) Arrondissement N % N % Arrondissement N % N % Arrondissement N % N % Antwerpen Gent Thuin 1 25 Mechelen Oudenaarde Tournai Turnhout St.-Niklaas Huy Halle-Vilvoorde Hasselt Liège Leuven Maaseik Verviers Brugge Tongeren Waremme Diksmuide Vlaanderen Arlon Ieper Bastogne Kortrijk Brussel Marche-en-Famenne Oostende Neufchâteau Roeselare Nivelles 1 5 Virton Tielt Ath 1 1 Dinant 1 5 Veurne Charleroi Namur 2 67 Aalst Mons 1 5 Philippeville Dendermonde Mouscron Wallonie Eeklo Soignies België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k51_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Tabel 2 : Hepatitis B : aantal deelnemers (25-26) Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden N % , ,9 IPH - Epidemiologie k51_t2 Hepatitis B 1

161 Hepatitis B Peillaboratoria Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 2,8/1 5 inwoners; opmerkelijk zijn de 39 gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Antwerpen en de 45 gevallen in Brussel (figuur 1). Figuur 1 : Hepatitis B : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 8,61], >, - 2,5 > 2,5-5, > 5, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 2,84 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K51 2 Hepatitis B

162 Peillaboratoria Hepatitis B opmerkelijk is het feit dat de incidentie hoger is in Vlaanderen en Brussel dan in Wallonië (tabel 3). Tabel 3 : Hepatitis B : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 25-26) Arrondissement Arrondissement Arrondissement Brussel 6,3 4,4 Gent 2,6 2,6 Verviers 1,8 1,1 N totaal Oudenaarde 1,7,9 Waremme 1,4 1,4 Antwerpen 6,6 4,1 St.-Niklaas 3,9 1,3 Arlon 1,8 7,3 Mechelen 2,6 3,5 Hasselt 6,4 6,1 Bastogne, 2,3 Turnhout 4,3 2,9 Maaseik 4,4 2,6 Marche-en-Famenne,, Halle-Vilvoorde 1,2 2,4 Tongeren 4,7 6,2 Neufchâteau 5,2 1,7 Leuven 1,1 1,3 Vlaanderen 4,1 3,3 Virton 2, 4, Brugge,7 2,2 N totaal 25 2 Dinant 1, 2,9 Diksmuide, 6,2 Nivelles 1,4 1,1 Namur, 2,7 Ieper 8,6 8,6 Ath 1,2 1,2 Philippeville, 1,6 Kortrijk 16,6 6,1 Charleroi 3,1 1,9 Wallonie 1,2 1,3 Oostende 2, 2, Mons,4 1,2 N totaal Roeselare 4,2 3,5 Mouscron 1,4 1,4 Tielt 3,4 3,4 Soignies 1,7,6 Onbekend Veurne 3,4 3,4 Thuin 2,, N totaal 14 1 Aalst 2,7 1,9 Tournai,, Dendermonde 1,6 3,2 Huy,, België 3,5 2,8 Eeklo,, Liège,5,3 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k51_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar het aantal gevallen gediagnosticeerd in 26 is lager dan in 25 in bijna alle arrondissementen (figuur 2). Figuur 2 : Hepatitis B : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, N 25) N 75 5 N 26 = 289 N 25 = 355 IPH-K51 25 Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 299 gevallen in 26 (tabel 4). Tabel 4 : Hepatitis B : registratiefrequentie (25-26) Jaar Aantal Gemiddeld aantal gevallen gevallen/lab/jaar , ,7 IPH - Epidemiologie k51_t4 Hepatitis B 3

163 Hepatitis B Peillaboratoria 2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 65% van de gevallen werd gediagnosticeerd bij mannen (geslachtsverhouding M/V : 1,9/1); 51% van de gevallen werd gediagnosticeerd bij volwassenen tussen 25 en 44 jaar en 98/15 (65%) van die gevallen waren mannen (figuur 3, tabellen 5 en 6). Figuur 3 : Hepatitis B : verdeling volgens leeftijd (N; 26) N 2 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Hepatitis B : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 1,5 1 1, 2,7 1-4,,, ,1 2 2, 8 2, ,4 21 2, , , , 15 51, ,6 1 9, ,8 > , 16 15, ,3 Totaal 191 1, 12 1, 293 1, Tabel 6 : Hepatitis B : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 25-26) IPH - Epidemiologie k51_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,3,,6,3 3,9 2,2 5,3 6,7 33,1 17,5 13,4 7, 5,6 4,2 62,1 37, ,3,3,, 2,,7 6,1 7,2 33,4 17,7 15,4 3,4 7,8 5,5 65,2 34,8 IPH - Epidemiologie k51_t6 4 Hepatitis B

164 Peillaboratoria Hepatitis B 3. Seizoensevolutie hepatitis A werd genomen het hele jaar door gediagnosticeerd (figuren 4 tot 6). Figuur 4 : Hepatitis B : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 15 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 5 : Hepatitis B : : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, N 25) N 3 2 N 26 = 299 N 25 = 369 IPH-K Figuur 6 : Hepatitis B : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken (25-26) N / 4 weken 5 IPH-K Hepatitis B 5

165 Hepatitis B Peillaboratoria Besluit de helft van de gevallen werd gediagnosticeerd bij volwassenen van 25 tot 44 jaar; de incidentie ligt hoog in de arrondissementen Ieper (8,6/1 5 ), Arlon (7,3/1 5 ), Diksmuide (6, 2/1 5 ) en Kortrijk (6,1/1 5 ). 6 Hepatitis B

166 Peillaboratoria Hepatitis C Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be 2. Doelstellingen schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Casusdefinitie alleen isolaties gediagnosticeerd door PCR. 4. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 geval door 22 laboratoria, hetzij 2% van alle peillaboratoria, de 22 laboratoria waren verspreid over 14/43 arrondissementen : 12 in Vlaanderen, 7 in Wallonië en 3 in Brussel (tabellen 1 en 2). Tabel 1 : Hepatitis C : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; 25-26) Arrondissement N % N % Arrondissement N % N % Arrondissement N % N % Antwerpen Gent Thuin 1 25 Mechelen Oudenaarde Tournai Turnhout St.-Niklaas 1 5 Huy Halle-Vilvoorde Hasselt Liège Leuven 1 2 Maaseik Verviers Brugge Tongeren Waremme Diksmuide Vlaanderen Arlon Ieper Bastogne Kortrijk 1 25 Brussel Marche-en-Famenne Oostende Neufchâteau Roeselare 1 33 Nivelles Virton Tielt Ath Dinant Veurne Charleroi Namur Aalst Mons 1 5 Philippeville Dendermonde Mouscron Wallonie Eeklo Soignies België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k52_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Tabel 2 : Hepatitis C : aantal deelnemers (25-26) Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden N % , , IPH - Epidemiologie k52_t2 Hepatitis C 1

167 Hepatitis C Peillaboratoria Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 9,8/1 5 inwoners; opmerkelijk zijn de 587 gevallen gediagnosticeerd in Brussel (figuren 1 en 2, tabellen 3 en 4). Figuur 1 : Hepatitis C : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 57,62], >, - 2,5 > 2,5-5, > 5, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 9,82 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K52 2 Hepatitis C

168 Peillaboratoria Hepatitis C Tabel 3 : Hepatitis C : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 25-26) Arrondissement Arrondissement Arrondissement Brussel 56,6 57,6 Gent,6 1,2 Verviers 3,3 1,5 N totaal Oudenaarde, 2,6 Waremme 1,4, Antwerpen 16,8 15,3 St.-Niklaas 3,5 5,2 Arlon 3,7 1,8 Mechelen 1,3 1,3 Hasselt 7,9 8,4 Bastogne 2,4 2,3 Turnhout 6,7 4,8 Maaseik 3,6 2,6 Marche-en-Famenne 1,9, Halle-Vilvoorde 8,2 6,2 Tongeren 6,8 5,7 Neufchâteau 17,5 3,5 Leuven 1,7 1,5 Vlaanderen 5,6 5, Virton 8,, Brugge 1,1 2,9 N totaal Dinant,, Diksmuide,, Nivelles 9,9 4,6 Namur 5,5 1, Ieper 1,, Ath 5,, Philippeville 1,6 1,6 Kortrijk 1,1, Charleroi 3,1 1,9 Wallonie 4,4 1,8 Oostende 2,7 3,4 Mons 5,2 2,4 N totaal Roeselare 2,1, Mouscron 4,3, Tielt 3,4, Soignies 7,9 3,9 Onbekend Veurne, 3,4 Thuin 4,8 2, N totaal Aalst 3,4 1,9 Tournai 7,1,7 Dendermonde 1,1, Huy,, België 11, 9,8 Eeklo,, Liège,7 1, N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k52_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Figuur 2 : Hepatitis C : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26 N 25) N 6 4 N 26 = 951 N 25 = 156 IPH-K52 2 Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Tabel 4 : Hepatitis C : registratiefrequentie (25-26) Jaar Aantal Gemiddeld aantal gevallen gevallen/lab/jaar , ,4 IPH - Epidemiologie k52_t4 Hepatitis C 3

169 Hepatitis C Peillaboratoria 2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 59% van de gevallen werd gediagnosticeerd bij mannen (geslachtsverhouding M/V : 1,4/1); 44% van de gevallen werd gediagnosticeerd bij volwassenen tussen 25 en 44 jaar (figuur 3, tabellen 5 en 6). Figuur 3: Hepatitis C : verdeling volgens leeftijd (N; 26) N 4 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Hepatitis C : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 9 1,5 6 1,4 15 1, ,1 5 1,2 18 1, ,7 6 1,4 1 1, ,4 2 4,8 41 4, , , , , , ,3 > ,5 85 2, ,5 Totaal 69 1, 421 1, 13 1, Tabel 6 : Hepatitis C : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 25-26) IPH - Epidemiologie k52_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,2,,2,,,1 2,1 2,1 32,9 15, 17,3 14,5 5,8 9,9 58,4 41, ,9,6 1,3,5,4,6 2, 1,9 3,1 14, 18,3 15, 6,2 8,3 59,1 4,9 IPH - Epidemiologie k52_t6 4 Hepatitis C

170 Peillaboratoria Hepatitis C 3. Seizoensevolutie hepatitis C werd genomen het hele jaar door gediagnosticeerd (figuren 4 tot 6). Figuur 4 : Hepatitis C : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 4 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 5 : Hepatitis C : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, N 25) N 6 4 N 26 = 132 N 25 = 1357 IPH-K Figuur 6 : Hepatitis C : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken (25-26) N / 4 weken 2 IPH-K Hepatitis C 5

171 Hepatitis C Peillaboratoria Besluit bijna 5% van de gevallen werd gediagnosticeerd bij volwassenen tussen 25 en 44 jaar, 57% van de gevallen werd in Brussel gediagnosticeerd. 6 Hepatitis C

172 Referentielaboratorium Virale Hepatitis 1. Gegevens van het referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER WIV - Virologie J. Wytsmanstraat Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ B.Brochier@iph.fgov.be 2. Programmaverantwoordelijke contactpersonen Isabel Micalessi Isabelle Thomas Tel. : 2/ Tel. : 2/ Fax : 2/ Fax : 2/ Isabel.Micalessi@iph.fgov.be Isabelle.Thomas@iph.fgov.be 3. Doelstellingen Taken van het nationaal centrum voor virale hepatitis : Uitvoeren van analyse- en confirmatietesten op vraag van universitaire, klinische en andere laboratoria (HAV, HBV, HCV). In dit verband wordt er in het centrum een kwaliteitssysteem gehanteerd volgens de norm ISO Opsporing van zeldzame parameters die niet worden uitgevoerd door de perifere klinische laboratoria (HDV, HEV, ). Optimalisatie, evaluatie en validatie van serologische en moleculaire testen voor detectie in serum. Optimalisatie, evaluatie en validatie van serologische en moleculaire testen voor detectie in speeksel. Verzameling van epidemiologische gegevens omtrent de hepatitis virussen (A, B, C, D, E). Dit gebeurt, in samenwerking met andere instellingen zoals bijv universiteiten, aan de hand van surveillance en epidemiologische studies in groepen representatief voor de totale bevolking en in bevolkingsgroepen met een verhoogd risico voor virale hepatitis. Daarnaast worden er ook vaccinatiestudies georganiseerd die het mogelijk maken om de kwaliteit van de vaccins tegen HAV en HBV te beoordelen. 4. Accreditatie Norm ISO 1725 Accreditatiecertificaat BELAC voor 4 testen : screeningstest voor opsporing van antilichamen gericht tegen HCV (kwalitatief), confirmatietest voor opsporing van antilichamen gericht tegen HCV (kwalitatief), screeningstest voor de detectie van HBV oppervlakte antigen (HBsAg) (kwalitatief), PCR test voor de detectie van HCV RNA (kwalitatief). 5. Realisaties in 26 Routine analyses Screenings-en confirmatietesten, analyses voor zeldzame parameters, en genotypering op verzoek van de laboratoria (universitaire, klinische en andere). In 26 werden 84 analyseaanvragen (in Wallonië : 324, in Brussel : 71, in Vlaanderen : 445) ingediend door 54 laboratoria (Vlaanderen : 27, Wallonië : 17, Brussel : 1). Tabel 1 geeft het aantal uitgevoerde serologische en moleculaire testen voor elke parameter. Tabel 1 : Virale hepatitis : aantal uitgevoerde analysen (N; 26) Onderzoek N Virale hepatitis A - HAV Serologie IgM antihav 8 Serologie Ig Totales antihav 4 Totaal 12 Virale hepatitis B - HBV Serologie HBcAc, anti-hbc IgM 16 Serologie HBeAc 12 Serologie HBeAg 7 Serologie HBsAc 11 Serologie HBsAg 61 Totaal 17 Onderzoek N Virale hepatitis C - HCV Serologie HCAc 1434 Kwalitatief onderzoek HCV RNA 87 Kwantitatief onderzoek HCV RNA 12 Genotypage HCV 6 Totaal 1539 Virale hepatitis D en E Serologie HDAc en HEAc (IgM, IgG) 653 Totaal 653 Totaal 2311 hep_t1 Virale Hepatitis 1

173 Virale Hepatitis Referentielaboratorium Ontwikkeling en validatie van moleculaire diagnosetests Ontwikkeling, optimalisatie en validatie van een nested PCR test voor de detectie van HBV DNA in het serum validatierapport 8/26) Ontwikkeling, optimalisatie en validatie van een nested PCR test voor de detectie van het HBV DNA in speeksel (intermediair rapport 5/26 - eindrapport van de validatie in 27). Seroprevalentieonderzoek Prevalentiestudie van hepatitis B en C bij gevangenen in België (FOD Justitie, vzw Modus vivendi) : 4 stalen. Prevalentie van HCV genotypes bij druggebruikers in contact met therapeutische instellingen in België : 15 stalen. Artikel ingediend voor publicatie. 6. Publicaties in 26 MI. Micalessi, C. Gerard, I. Thomas, V. Hutse, B. Brochier, P. Michielsen, R. Vranckx Optimization and validation of a nested PCR for HBV DNA detection in oral fluid Int. J. Infect. Dis. 26;1:suppl. 1:p. S6 S. Quoilin, V. Hutse, G. Hanquet A population-based prevalence study of viral hepatitis using oral fluid Int. J. Infect. Dis. 26;1:suppl. 1 : p. S S Quoilin, Veronik Hutse, Hans Vandenberghe, Françoise Claeys, Els Verhaegen, Liesbet De Cock, Frank Van Loock, Geert Top, Pierre Van Damme, Robert Vranckx and Herman Van Oyen A population-based prevalence study of Hepatitis A, B and C virus using oral fluid in Flanders, Belgium European Journal of Epidemiology. Submitted and accepted 1/1/27 V. Hutse, E. Verhaegen, L. De Cock, S. Quoilin, H. Vandenberghe, Y. Horsmans, P. Michielsen, P. Vandamme, H. Vanvlierberghe, F. Claeys, H. Van Oyen, B. Brochier, R. Vranckx Detection of hepatitis A antibodies in oral fluid. Int. J. Infect. Dis. 26;1:suppl. 1 : p. S271 MI. Micalessi, C. Gerard, L. Ameye, S. Plasschaert, B. Brochier, R. Vranckx The prevalence of HCV genotypes in Belgian injection drug users. In submission. 2 Virale Hepatitis

174 Referentielaboratorium Influenza 1. Gegevens van het referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER WIV - Virologie J. Wytsmanstraat Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be 2. Programmaverantwoordelijke contactpersoon Dr. Fernande Yane Tel. : 2/ Fax : 2/ fernande.yane@iph.fgov.be 3. Doelstellingen Netwerk van 5 à 7 peilartsen (Vlaanderen, Wallonië, Brussel) die elke week het aantal griepale syndromen en acute respiratoire infecties doorgeven die onder hun patiënten of in stalen uit de nasofarynx voor een virale diagnose zijn vastgesteld. Taken van het nationale griepcentrum : Vroegtijdige opsporing, evolutie en impact van seizoensepidemies. Identificatie van stammen van het griepvirus dat in omloop is bij elke seizoensepidemie (ongeveer 1 stalen uit de nasofarynx/jaar : typering (Influenza A, B), ondertypering van influenza A (H3, H1, N1, N2) en identificatie van de stam in omloop om de samenstelling van het vaccin in het volgende jaar te kunnen bepalen. De epidemiologische gegevens en de laboratoriumresultaten worden gecommuniceerd via weekrapporten en een jaarrapport. Wat betreft de surveillance van griep H5N1 met een pandemisch potentieel, zie hoofdstuk opduikende virussen. 4. Accreditatie Geen enkele geaccrediteerde test 5. Verwezenlijkingen in 26 Surveillance van seizoensgriep : Zie jaarrapport Surveillance van griep in België seizoen op de website Samenvatting In vergelijking met de 12 voorgaande griepseizoenen werd de epidemie van 26 gekarakteriseerd door een intermediair, met andere woorden noch vroegtijdig, noch laattijdig optreden in het seizoen en een langere duur dan gemiddeld (12 weken van 26-3 tot 26-15). De influenzavirussen waren zelden in omloop vóór (vanaf week 26-1) en na (tot week 26-18) de epidemische periode. De seizoensepidemie 26 was niet zo intens in termen van morbiditeit en heeft zo geen overmortaliteit veroorzaakt die met griep verband houdt. De klinische surveillance (registratie van ILI of Influenza-like illness) heeft een epidemische piek in plateauvorm aangetoond die 5 weken duurde (weken 26-8 tot 26-12). Tijdens deze periode vertegenwoordigden de griepsyndromen tussen de 4 en 5% van de consultaties en lijken vooral de leeftijdscategorieën -4 jaar en 5-14 jaar te treffen. Vanuit virologisch standpunt werd de epidemie van het seizoen gekarakteriseerd door de co-circulatie van de twee subtypes van influenza A (H3N2 en H1N1) en influenza B. De griepgevallen werden veelal door het influenza B-virus besmet : 3,5% van de stalen uitgevoerd door de peilartsen waren positief voor influenza B tegenover 16,7% voor influenza A. Onder de influenza van het type A behoorde 61,5% tot subtype H1N1 en 38,5% tot subtype H3N2. Influenza B is gediagnosticeerd van week 26-1 tot week Een eerste piek is waargenomen in de weken 7 en 8 gevolgd door een tweede piek in week 12. Influenza A is gediagnosticeerd van week 26-3 tot week Een eerste piek waargenomen tijdens de weken 7 tot 9 gevolgd door een piek in week 12. De evolutie van de tweede kromme van de positieve virologische resultaten (2 opeenvolgende pieken) verschilt dus een beetje van de concomitante evolutie van de kromme van de ILI gekarakteriseerd door een plateaupiek. Uit de virologische diagnose uitgevoerd in de ziekenhuislaboratoria blijkt duidelijk een overwicht aan infecties met influenza A/H1N1 bij opgenomen patiënten, waarvan 78% bij kinderen jonger dan 5 jaar. De wekelijkse evolutie van de positieve virologische resultaten is nagenoeg identiek aan die waargenomen door het netwerk van peilartsen : een eerste piek van Influenza 1

175 Influenza Referentielaboratorium influenza A, waargenomen in de weken 9 en 1, gevolgd door een tweede piek in week 13 en een vergelijkbare evolutie van het aantal infecties met influenza B (geen overwicht). De genetische karakterisering door sequentieanalyse van een staal geïsoleerd in een kweekbodem van cellen heeft aangetoond dat : de meeste influenzavirussen A/H3N2 in omloop in verband kunnen worden gebracht met de recente variant A/Wisconsin/67/5, die verschilt van de vaccinale stam A/California/7/24. alle influenzavirussen A/H1N1 in verband kunnen worden gebracht met de vaccinale stam A/New Caledonia/2/99 de influenza B-virussen in verband kunnen worden gebracht met de stam B/Malaysia/256/4 (Victoriareeks) of met de vaccinale stam B/Jiangsu/1/3 (Yamagatareeks). Het overwicht, dit jaar, van een stam behorend tot de Victoriareeks, niet in het vaccin vervat sinds zou het meer symptomatische karakter van de influenza B- epidemie kunnen verklaren in vergelijking met de influenza B-infecties waargenomen in het seizoen De WGO beveelt aan om het vaccin een A/New Caledonia/2/99 (H1N1) te laten bevatten evenals een A/Wisconsin/67/5 (H3N2) en een B/Malaysia/256/4. 6. Publicatie 26 Michiels Barbara, Philips Hilde, Coenen Samuel, Yane Fernande, Steinhauser Toon, Stuyck Sofie, Denekens Joke and Van Royen Paul The effect of giving influenza vaccination to general practitioners: a controlled trial BMC Medicine, 26, 4, Influenza

176 Peillaboratoria Influenza A Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be 2. Doelstellingen schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten, vergelijking tussen de evolutie van het aantal geregistreerde Influenza A en het aantal griepale ALI (cf. Methodes). 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 geval door 23 laboratoria, dit is 21% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 23 laboratoria over 13/43 arrondissementen : 14 in Vlaanderen, 5 in Wallonië en 4 in Brussel (tabellen 1 en 2). Tabel 1 : Influenza A : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; 24-26) Arrondissement N % N % N % Arrondissement N % N % N % Antwerpen Brussel Mechelen Nivelles Turnhout 1 2 Ath Halle-Vilvoorde Charleroi 1 25 Leuven Mons Brugge Mouscron Diksmuide Soignies Ieper Thuin Kortrijk Tournai Oostende 1 1 Huy Roeselare Liège Tielt Verviers Veurne Waremme Aalst Arlon Dendermonde 1 5 Bastogne Eeklo Marche-en-Famenne Gent 1 2 Neufchâteau Oudenaarde Virton St.-Niklaas Dinant Hasselt Namur 2 67 Maaseik Philippeville Tongeren Wallonie Vlaanderen België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k82_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Tabel 2 : Influenza A : evolutie van het aantal deelnemers (24-26) Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden N % , , ,9 IPH - Epidemiologie k82_t2 Influenza A 1

177 Influenza A Peillaboratoria Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 6,4/1 5 inwoners (figuur 1). Figuur 1 : Influenza A : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 35,73], BG TL RS KR MC >, - 5, TR > 5, - 1, EK GT OD AT MN AL 6,37 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV > 1, IPH-K82 LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV 2 Influenza A

178 Peillaboratoria Influenza A 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie opmerkelijk zijn de 364 gevallen (54%) gediagnosticeerd in Brussel ( figuren 2 en 3, tabellen 3 en 4). Tabel 3 : Influenza A : evolutie incidentie/arrondissement (N/1 5 inw., 24-26) IPH-Epidemiologie k82_t3 Arrondissement Arrondissement Brussel 12,8 22,1 35,7 Nivelles,6 1,9 2,2 N totaal Ath, 3,7, Antwerpen 8,3 28,5 9,6 Charleroi 2,9,7,5 Mechelen 2,6 2,6 1, Mons 1,2 12, 12,4 Turnhout 1,2 11,5 3,3 Mouscron 1,4,, Halle-Vilvoorde 1,8 7,5 9,7 Soignies 21,5 3,4 2,2 Leuven 1,1 1,9 1,7 Thuin 1,9,7 2, Brugge 1,1 8,4 9,8 Tournai, 2,1, Diksmuide 2,1 2,1 2,1 Huy,, 1, Ieper, 1,, Liège,2,2, Kortrijk 1,8,7, Verviers,,, Oostende,7 1,4,7 Waremme,,, Roeselare 1,4,, Arlon 28, 1,8, Tielt 5,7 4,5 6,8 Bastogne 2,4 2,4, Veurne, 1,7, Marche-en-Famenne, 3,8, Aalst,8 4,9 6, Neufchâteau 1,8, 1,7 Dendermonde 1,1,5 1,1 Virton 12,1 1,, Eeklo 1,3 1,3 1,2 Dinant 17,7 15,6 3,9 Gent 4,2,4,4 Namur 1,7 1, 2,1 Oudenaarde 3,5,, Philippeville, 3,2 1,6 St.-Niklaas 1,3 1,8 1,3 Wallonie 3,5 2,5 1,8 Hasselt 2,3 4,3 1,3 N totaal Maaseik,9,4, Onbekend Tongeren,5 1,6 1, N totaal Vlaanderen 2,8 7,5 3,9 België 4,1 7,4 6,4 N totaal N totaal van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Figuur 2 : Influenza A : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26; M 24-25) N 4 3 N 26 = 664 M =629 IPH-K Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Influenza A : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement 24-25) N 4 3 IPH-K82 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Influenza A 3

179 Influenza A Peillaboratoria Tabel 4 : Influenza A : evolutie van de registratiefrequentie (24-26) Jaar Aantal Gemiddeld aantal gevallen gevallen/lab/jaar , , ,1 IPH - Epidemiologie k82_t4 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 59% van de gevallen is in 26 bij personen van het mannelijke geslacht gediagnosticeerd (geslachtsverhouding M/V : 1,4/1), 547 (83%) gevallen zijn bij kinderen < 5 jaar gediagnosticeerd (figuur 4 en tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Influenza A : leeftijdsverdeling (N, 26) N 25 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Influenza A : verdeling per geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < , , , , , , , , , ,1 2,7 1 1, , 3 1,1 7 1, ,3 2,7 7 1,1 > ,1 2,7 1 1,5 Totaal 386 1, 273 1, 659 1, Tabel 6 : Influenza A : verdeling per geslacht en leeftijdsgroep (%; 24-26) IPH - Epidemiologie k82_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,2 12,1 18,9 16,1 3,1 4,7 1,2,5 2,8 5,7 7,8 5,2 4, 4,7 51,1 48, ,6 12,3 27,8 19,4 7,4 5,6,4,3,4 1,2 1,3 1,7 3,6 2,2 57,4 42, ,4 16,2 29,1 18,2 6,2 5,6 1,2,3,6,5,8,3 1,2,3 58,6 41,4 IPH - Epidemiologie k82_t6 4 Influenza A

180 Peillaboratoria Influenza A 4. Seizoensevolutie in 26 werd het hoogste aantal gevallen eind maart vastgesteld; andere jaren was dit het geval in januari, in februari of in december (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Influenza A : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 1 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Influenza A : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min 24-25) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Influenza A : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M 24-25) N 1 75 IPH-K82 N 26 = 67 M = Influenza A 5

181 Influenza A Peillaboratoria Figuur 8 : Influenza A : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken (24-26) N / 4 weken 3 IPH-K de evolutie van het aantal Influenza A is vergelijkbaar met de evolutie van het aantal griepale ALI geregistreerd door het netwerk van huisartsen die deelnemen aan het surveillanceprogramma van ALI en griep (figuur 9). Figuur 9 : Influenza A : vergelijking tussen de wekelijkse evolutie van het aantal Influenza A en de niet-griepale ALI (N; 24-26) N Influenza A / week Influenza A griepale ALI N griepale ALI / 1 patiëntcontacten IPH-K82 6 Influenza A

182 Peillaboratoria Influenza A 5. Diagnosetechnieken De diagnosetechniek was bekend voor 16/23 laboratoria. Voor deze diagnose werd de antigeendetectie techniek door de meerderheid van de laboratoria gebruikt (tabellen 7 en 8). Tabel 7 : Influenza A : indeling van de diagnosetechnieken per kiem (N, %; 25-26) Diagnosetechniek N % % N % % antigeendetectie ,97 42, ,97 38,6 cultuur 15 24,3 13, ,3 48,51 N gevallen waarvoor een techniek is vermeld 437 1, 56, , 86,57 N gevallen waarvoor geen techniek is vermeld , ,43 Tabel 8 : Influenza A : indeling van de diagnosetechnieken per laboratorium (N, %; 25-26) IPH - Epidemiologie k82_t Diagnosetechniek(en) N % % N % % antigeendetectie 1 66,67 37, ,75 65,22 cultuur 1 6,67 3,7 1 6,25 4,35 antigeendetectie of cultuur 4 26,67 14,81 N laboratoria die de techniek hebben vermeld 15 1, 55, , 69,57 N laboratoria die de techniek niet hebben vermeld 12 44,44 7 3,43 IPH - Epidemiologie k82_t8 Aanbevelingen Het is raadzaam te herinneren aan het feit dat het griepvaccin nuttig is voor personen > 65 jaar en voor personen die in geval van griep een groot risico lopen om ernstige complicaties te ontwikkelen. Het vaccin moet elk jaar opnieuw worden toegediend. Besluit Infecties met het Influenza A virus worden voornamelijk bij baby s en jonge kinderen < 5 jaar gediagnosticeerd. De gevallen worden in het algemeen op het einde van de herfst of in de winter vastgesteld. Op de site vindt u meer informatie over de surveillance van acute luchtweginfecties en griep. Influenza A 7

183 Peillaboratoria Influenza B Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be 2. Doelstellingen schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten, vergelijking tussen de evolutie van het aantal Influenza B en griepale ALI (cf. Methodes). 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 geval door 17 laboratoria, dit is 15% van alle peillaboratoria; verspreiding van de 17 laboratoria over 9/43 arrondissementen : 1 in Vlaanderen, 5 in Wallonië en 2 in Brussel (tabellen 1 en 2). Tabel 1 : Influenza B : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; 24-26) Arrondissement N % N % N % Arrondissement N % N % N % Antwerpen Brussel Mechelen Nivelles Turnhout Ath Halle-Vilvoorde Charleroi Leuven Mons Brugge Mouscron Diksmuide Soignies Ieper Thuin Kortrijk 1 25 Tournai Oostende Huy Roeselare Liège Tielt Verviers Veurne Waremme Aalst Arlon Dendermonde Bastogne Eeklo Marche-en-Famenne Gent 1 2 Neufchâteau Oudenaarde Virton St.-Niklaas Dinant Hasselt Namur Maaseik Philippeville Tongeren Wallonie Vlaanderen België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k83_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Tabel 2 : Influenza B : : evolutie van het aantal deelnemers (24-26) Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden N % , , ,5 IPH - Epidemiologie k83_t2 Influenza B 1

184 Influenza B Peillaboratoria Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 3,1/1 5 inwoners (figuur 1). Figuur 1 : Influenza B : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 23,65], MC >, - 2,5 > 2,5-5, > 5, RS BG TL KR TR EK GT OD AT MN AL 3,12 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV TH LV NM DN MS HS TG WR LG HY MR NC VT BS AR TG VV IPH-K83 2 Influenza B

185 Peillaboratoria Influenza B 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie opmerkelijk ijn de 119 gevallen (36%) gediagnosticeerd in het arrondissement Antwerpen (tabellen 3-4 en figuren 2-3) Tabel 3 : Influenza B : evolutie incidentie/arrondissement (N/1 5 inw., 24-26) IPH-Epidemiologie k83_t3 Arrondissement Arrondissement Brussel,2 7,8 5,1 Nivelles, 1,4 1,6 N totaal Ath, 3,7, Antwerpen,1 11,5 12,5 Charleroi 3,1,,2 Mechelen, 2,2 2,5 Mons,4 5,2 1,6 Turnhout, 3,8 3,1 Mouscron,,, Halle-Vilvoorde, 5,2 6,4 Soignies 2,4 1,1,6 Leuven, 1,9 1,9 Thuin 15, 3,4 2,7 Brugge,4 2,6 2,9 Tournai, 1,4,7 Diksmuide, 2,1 2,1 Huy,, 1, Ieper,,, Liège,,, Kortrijk 1,8,, Verviers,,, Oostende,,7, Waremme,,, Roeselare,7,7,7 Arlon,,, Tielt 1,1, 23,7 Bastogne 2,4, 2,3 Veurne,,, Marche-en-Famenne 1,9,, Aalst, 6,8 7,2 Neufchâteau, 1,7, Dendermonde 1,1 1,1 1,1 Virton,,, Eeklo,,, Dinant 3,9 3,9 1,9 Gent 1,4,,2 Namur,7,7,7 Oudenaarde,,, Philippeville, 1,6 1,6 St.-Niklaas,,4 1,3 Wallonie 2,4 1,1,7 Hasselt,3, 1, N totaal Maaseik,,,4 Onbekend Tongeren,,5 2,1 N totaal Vlaanderen,3 3,4 4,1 België 1, 3,1 3,1 N totaal N totaal van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Figuur 2 : Influenza B : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26; M 24-25) N 15 1 N 26 = 327 M = 214 IPH-K83 5 Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Influenza B : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement 24-25) N 15 1 IPH-K83 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Influenza B 3

186 Influenza B Peillaboratoria Tabel 4 : Influenza B : evolutie van de registratiefrequentie (24-26) Jaar Aantal Gemiddeld aantal gevallen gevallen/lab/jaar 24 12, , , IPH - Epidemiologie k83_t4 3 Verdeling volgens geslacht en leeftijd 59% van de gevallen is bij mannen vastgesteld (geslachtsverhouding M/V : 1,5/1); 169 gevallen (55%) zijn bij personen < 5 jaar vastgesteld (figuur 4, tabellen 5-6). Figuur 4 : Influenza B : leeftijdsverdeling (N, 26) N 75 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Influenza B : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < , , , , , , , , , ,2 2 1,7 6 2, ,5, 1, ,5 3 2,5 4 1,3 > ,1, 2,7 Totaal 185 1, 121 1, 36 1, Tabel 6 : Influenza B : verdeling per geslacht en leeftijdsgroep (%; 24-26) IPH - Epidemiologie k83_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,9 5, 16,8 18,8 7,9 9,9 1,, 3, 5,9 5, 5, 8,9 4, 51,5 48, ,1 6,6 24,2 22, 14,8 14,5,6,6,6,6,9 1,9 2,5,9 52,8 47, ,8 5,9 23,9 14,7 23,2 17,3 1,3,7,3,,3 1,,7, 6,5 39,5 IPH - Epidemiologie k83_t6 4 Influenza B

187 Peillaboratoria Influenza B 4 Seizoensevolutie in 26 zijn de meeste gevallen waargenomen in de winter (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Influenza B : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 75 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Influenza B : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min 24-25) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Influenza B : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M 24-25) N 75 IPH-K83 N 26 = 328 M = Influenza B 5

188 Influenza B Peillaboratoria Figuur 8 : Influenza B : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken (24-26) N / 4 weken 25 IPH-K het aantal gevallen Influenza B gediagnosticeerd op het einde van de winter 26 lijkt de evolutie van het aantal griepale ALI, geregistreerd door het netwerk van huisartsen die deelnemen aan het surveillanceprogramma van ALI en griep, gedeeltelijk te verklaren (figuur 9). Figuur 9 : Influenza B : vergelijking tussen de wekelijkse evolutie van het aantal Influenza B en de niet-griepale ALI (N; 24-26) N Influenza B / week Influenza B griepale ALI N griepale ALI / 1 patiëntcontacten IPH-K83 6 Influenza B

189 Peillaboratoria Influenza B 5. Diagnosetechnieken de diagnosetechniek was bekend voor 1/17 laboratoria. voor deze diagnose gebruikten die laboratoria in 26 de techniek antigeendetectie. Besluit de meeste gevallen werden gediagnosticeerd bij kinderen < 5 jaar, de gevallen werden vooral in de winter en soms in de herfst vastgesteld. Op de site vindt u meer informatie over de surveillance van acute luchtweginfecties en griep. Influenza B 7

190 Peillaboratoria Legionella pneumophila Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van de Referentielaboratoria Dr. S. LAUWERS UZ Brussel - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@uzbrussel.be Dr. M. STRUELENS U.Z. Erasmus - Microbiologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Marc.struelens@ulb.ac.be 2. Doelstellingen schatting trend van infecties met L. pneumophila ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 geval door 29 laboratoria, dit is 26% van alle peillaboratoria, waarvan 28 ziekenhuislaboratoria en 1 privé-laboratorium, verspreiding van de 29 laboratoria over 18/43 arrondissementen : 14 in Vlaanderen, 1 in Wallonië en 5 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Legionella pneumophila : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper 1 1 Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath 1 1 Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k5_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Legionella pneumophila 1

191 Legionella pneumophila Peillaboratoria in vergelijking met 25, stabilisatie van het aantal laboratoria die ten minste één geval diagnosticeerden (tabel 2). Tabel 2 : Legionella pneumophila : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , IPH - Epidemiologie k5_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van,9/1 5 inwoners (figuur 1). Figuur 1 : Legionella pneumophila : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS MC RS BG TL KR TR EK GT OD AT MN AL incidentie/1. inwoners [, - 3,39], >, -,75 >,75-1,5 > 1,5,86 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN MS HS TG TG WR LG HY MR BS NC AR VT VV IPH-K5 2 Legionella pneumophila

192 Peillaboratoria Legionella pneumophila 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met 25, stabilisatie van de nationale incidentie (tabel 3, figuren 2 en 3). Tabel 3 : Legionella pneumophila : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) IPH-Epidemiologie k5_t3 Arrondissement Brussel 3,8 2,9 4,9 3,5 2,8 2,3 2,2 1,3 N totaal Antwerpen,2,,,3,1,,7,7 Mechelen,,,,7,,3,6,6 Turnhout,2,,2 1,5,2,7,2,7 Halle-Vilvoorde,5,4,7,2,4,7,9,2 Leuven,,4,,7,6 1,5,2,9 Brugge 2,2 1,8 1,1 1,1,4 1,5 1,1,7 Diksmuide, 2,1,,,,,, Ieper,,,,, 1, 1, 1, Kortrijk,,,,4,4,7 2,2 1,8 Oostende,,,,,,,7,7 Roeselare,,,,,,,7 1,4 Tielt,,, 1,1,, 1,1, Veurne,,,,,, 1,7 3,4 Aalst,,,,,, 1,5,8 Dendermonde,5,,,,,,, Eeklo, 1,3,,,,,, Gent,,6,2,,2,,, Oudenaarde,,,,,,9,9, St.-Niklaas,,4,,, 2,2,4,4 Hasselt,8,,8 1,3 1,,8 1,3 1,3 Maaseik,,,,,,,9 1,3 Tongeren,5,, 1, 1,,5, 1, Vlaanderen,3,3,2,5,3,5,7,7 N totaal Nivelles,9,3,3,6,6 1,1,8,8 Ath,,,,,,,, Charleroi,5,2 1,4 2,1,7 1,2 1,7,5 Mons,, 2,,8, 1,2 1,6, Mouscron,,, 1,4, 1,4, 2,8 Soignies,6,6,6 1,1,,6,6, Thuin 1,4 2,1 4,1 1,4,7 2,1,7, Tournai,,,,,,,7,7 Huy,, 1, 1,,,, 2,9 Liège,,2, 2,4,,,2 1,2 Verviers,,,,,4,4 1,5,4 Waremme,, 1,5 1,4,, 2,8 1,4 Arlon, 1,9,,, 5,6 1,8 1,8 Bastogne,,,,,,,, Marche-en-Famenne,,,,,,,, Neufchâteau,, 1,8 5,4,,,, Virton, 2,1,,, 2, 2, 2, Dinant,,,, 1, 1,,, Namur,,,,7 1,,7,,3 Philippeville, 1,6, 1,6,, 3,2 1,6 Wallonie,2,3,7 1,2,3,7,8,7 N totaal Onbekend N totaal België,6,6,8 1,,6,8 1,,9 N totaal van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Legionella pneumophila 3

193 Legionella pneumophila Peillaboratoria Figuur 2 : Legionella pneumophila : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N N 26 = 8 M = 75 IPH-K5 2 1 Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Legionella pneumophila : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement N ) IPH-K5 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 9 gevallen in 26, hetzij een beetje minder dan in 25; 53/9 (59%) gevallen werden in een urinestaal gediagnosticeerd (tabel 4). Tabel 4 : Legionella pneumophila : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , ,9 25 1,9 2 58, ,5 26 9, , ,7 IPH - Epidemiologie k5_t4 4 Legionella pneumophila

194 Peillaboratoria Legionella pneumophila 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 62% van de gevallen is in 26 gediagnosticeerd bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 1,6/1); 33% van de gevallen is gediagnosticeerd bij volwassenen tussen 45 en 64 jaar en 46% bij volwassenen 65 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Legionella pneumophila : leeftijdsverdeling (N, 26) N 6 IPH_K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Legionella pneumophila : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1,,, 1-4,,, 5-14,,, 15-24,,, ,6 6 17, , , , ,6 > , , ,1 Totaal 55 1, 34 1, 89 1, Tabel 6 : Legionella pneumophila : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) Jaar N IPH - Epidemiologie k5_t5 Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 2 55,,,,, 1,8, 3,6 12,7 14,5 21,8 12,7 2, 12,7 54,5 45, ,,, 1,3, 1,3, 5,1 16,7 1,3 2,5 12,8 17,9 14,1 55,1 44,9 22 1,,,, 1,, 5, 6, 12, 1, 22, 16, 13, 15, 53, 47, 23 61,,,, 1,6, 1,6, 9,8 4,9 18, 14,8 27,9 21,3 59, 41, 24 82,, 1,2, 2,4, 2,4 3,7 9,8 12,2 28, 7,3 15,9 17,1 59,8 4,2 25 1,,,,,,, 2, 17, 8, 25, 13, 27, 8, 69, 31, 26 89,,,,,,,, 14,6 6,7 18, 14,6 29,2 16,9 61,8 38,2 IPH - Epidemiologie k5_t6 Legionella pneumophila 5

195 Legionella pneumophila Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie L. pneumophila wordt het hele jaar door waargenomen (figuren 5 tot 8). Figuur 5: Legionella pneumophila : aantal diagnoses per week (26) N / week 8 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6: Legionella pneumophila : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Legionella pneumophila : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 1 8 N 26 =9 M = 78 IPH-K Legionella pneumophila

196 Peillaboratoria Legionella pneumophila Figuur 8: Legionella pneumophila : aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 2 IPH-K Besluit Infecties met L. pneumophila zijn het hele jaar vastgesteld. De meeste gevallen zijn gediagnosticeerd bij personen 45 jaar. Legionella pneumophila 7

197 Referentielaboratoria Legionella pneumophila Rapport van het Erasmus Ziekenhuis Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. STRUELENS U.Z. Erasmus - Microbiologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Marc.struelens@ulb.ac.be In 26 bevestigde het referentielaboratorium voor Legionella, gevestigd in het Erasmus Ziekenhuis-ULB te Brussel, de diagnose van 7 legionellosegevallen (tabel 1). Vijf gevallen werden gediagnosticeerd met behulp van een urinaire antigeendetectie van L. pneumophila (BinaxNow), 2 door een cultuur van respiratoire stalen, 1 door real time PCR (genen mip en 16SrRNA) en 2 door serologie. Vier van de gevallen waren van inheemse oorsprong en 2 waren van nosocomiale oorsprong. Voor 1 geval kon de oorsprong van de besmetting niet worden bepaald. Bovendien waren 2 Legionellastammen geanalyseerd in het kader van een enquête om de oorspong van een geval te bepalen. De milieustalen van L. pneumophila sg 1 evenals de klinische stam afkomstig van lokalisatie» J» werden getypeerd door middel van de sequentie-analyse van 6 metabolische en niet-metabolische genen of «Sequence Based Typing» om het epidemiologische verband van de stammen onderling duidelijk te maken (1). Tabel 1 : L. pneumophila : epidemiologische karakteristieken (N; 26) Pat. Species Staal Diagnostische Datum Leeftijd Gesl. Loc. Post- Besmettingsbron Klinische methode(s) (jaar) code informatie 1 L. pneumophila Urine Urinaire Ag + 7/4/6 41 M A 17 gemeenschap leukemie LC legionellose van september 25 2 Legionella Serum Serologie 23 V A 17 niet bepaald levertransplantatie, diabetes, Titer 1: 1/64 11/5/6 corticoïden, acute hepatitis B, Titer 2: 1/256 15/5/6 RX : pleuravocht 3 Legionella Serum Serologie 22 V A 17 gemeenschap lupus, corticoïden, Titer 1: 1/32 feb. 6 splenectomie, bronchiëctasie Titer 2: 1/256 9/6/6 4 L. pneumophila Sputum Cultuur + 24/7/6 6 V J 5 nosocomiaal BCPO, pneumonie, sg 1 Urine Urinaire Ag + juli 6 dyspneucomplicatie onder augmentain overleden patiënt 5 L. pneumophila Urine Urinaire Ag + 4/9/6 74 M A 17 gemeenschap pneumonie, alcoholverslaving, sg 1 BAL PCR + 5/9/6 tabaksverslaving BAL Cultuur + 5/9/6 Sputum 6/9/6 6 Legionella Urine Urinaire Ag + 29/9/6 6 M B2 182 nosocomiaal respiratoire insufficiëntie, dyspneu, BCPO shock, alcoholverslaving, tabaksverslaving 7 L. pneumophila Urine Urinaire Ag + 15/12/6 83 V A 17 gemeenschap pneumonie, cryoglobulinemie medrol, antimitoticum chemotherapie Waters L. pneumophila 2 stalen Cultuur + aug. - - J V. Gaia et al. J Clin. Microbiol : K5ref_t1 Legionella pneumophila 1

198 Legionella pneumophila Referentielaboratoria Tabel 2 : L. pneumophila : samenvatting (N; 2-26) Species Patiënten Legionella 3 L. bozemanii 1 L. pneumophila L. pneumophila sg L. pneumophila sg 3 1 L. pneumophila sg 6 1 Totaal Waters L. bozemanii Legionella sp. 1 L. pneumophila sg L. pneumophila sg L. pneumophila sg 4 1 L. pneumophila sg L. pneumophila sg 1 1 Totaal k5ref_t2 2 Legionella pneumophila

199 Referentielaboratoria Legionella pneumophila Rapport van het UZ Brussel Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. S. LAUWERS UZ Brussel - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@uzbrussel.be Het referentielaboratorium (UZ Brussel) bevestigde de identificatie van 8 menselijke Legionella-stammen (tabel 3). Het laboratorium heeft ook de identificatie bevestigd van 35 Legionella-stammen uit watermonsters van andere instellingen : 11 L. pneumophila serogroep 1, 1 L. pneumophila serogroep 2-15, 1 L. pneumophila serogroep niet typeerbaar, 9 Legionella species blauwwitte fluorescentie, 2 L. londiniensis, 1 Legionella feeleii en 1 L. species (niet verder geïdentificeerd). Deze indeling van serogroepen en species kan in geen geval als representatief voor de verdeling van legionella in watersystemen in België worden beschouwd vermits sommige laboratoria herhaaldelijk isolaten van één systeem verzonden hebben. Tabel 3 : L. pneumophila : epidemiologische karakteristieken (N; 26) Datum Gesl. Leeftijd Woon- Specimen Kweek PCR Urinaire Serologie Besmetting- Opmerkingen Zieken- (jaar) plaats Kweek/PCR voor antigen- bron huis Leg. test 3/1/6 M 55? BRAS L. pneumophila ND ND ND? A sg1 27/3/6 M BAL neg. pos. ND ND? B 3/4/6 M 59? Sputum L. pneumophila ND ND ND? niertransplant- C sg1 patient 3/5/6 M Sputum L. pneumophila ND ND ND? A sg1 8/6/6 M 56? BRAS L. pneumophila ND ND ND? chauffeur D sg1 28/6/6 M Sputum pos. pos. ND? transfer uit E ander ziekenhuis 27/7/6 M Sputum L. pneumophila ND ND ND? gemeenschap F sg1 8/8/6 M BAL L. pneumophila pos. ND ND? gemeenschap G sg1 12/1/6 F BRAS L. pneumophila NE pos. neg. water gemeenschap E Sputum sg1 23/11/6 M Sputum L. pneumophila pos. pos. Sero-? gemeenschap E sg1 conversie diabetes type 2 ND : geen gegevens NE : niet uitgevoerd k5ref_t3 Naar aanleiding van een legionellose bij een bewoner van een serviceflat te Wemmel werden de isolaten van de patiënt vergeleken met stammen geïsoleerd uit water afgenomen in het gebouw. De typering werd uitgevoerd d.m.v. Sequenced Based Typing (SBT) aanbevolen door de European Working Group for Legionella Infections (EWGLI). Meer uitleg over deze methode kunt U vinden op hun website ( Uit de SBT resultaten bleek de epidemiologische verwantschap van alle geteste isolaten. Voor één patiëntenisolaat en een isolaat uit water afkomstig van het appartement van de patiënt was er een overeenkomst tussen de 6 geteste stalen (identiek profiel). Legionella pneumophila 3

200 Legionella pneumophila Referentielaboratoria Tabel 4 : L. pneumophila : samenvatting (N; 2-26) Species Patiënten L. bozemanii 1 Legionella sp L. longbeachae 1 L. pneumophila 1 L. pneumophila sg L. pneumophila sg 3 1 L. pneumophila sg 4 3 L. pneumophila sg 6 1 L. pneumophila sg Totaal Waters L. adelaidensis 1 L. gormanii Legionella sp. blauwwitte fluorescentie 9 9 Legionella sp L. feeleii 1 L. londiniensis L. longbeachea 1 L. oakridgensis 2 L. pneumophila L. pneumophila sg L. pneumophila sg L. pneumophila sg L. pneumophila sg L. pneumophila sg L. pneumophila sg 4 (5) 4 L. pneumophila sg 5 4 L. pneumophila sg L. pneumophila niet sg L. rubrilucens 1 2 Totaal K5ref_t4 4 Legionella pneumophila

201 Referentielaboratorium Leishmania Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be In 26 diagnosticeerde het referentielaboratorium (I.T.G. Antwerpen) 8 gevallen. In 23, 24 en 25 werden respectievelijk 1, 12 en 11 gevallen gediagnosticeerd. 5 personen waren van het mannelijke geslacht en 3 personen waren van het vrouwelijke geslacht. De leeftijd van de gevallen varieerde tussen 7 maand en 72 jaar (tabellen 1 en 2). Tabel 1 : Leishmania : geslacht- en leeftijdsverdeling (N; 26) Tabel 2 : Leishmania : geslacht- en leeftijdsverdeling (N; 23-26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N N N < > Totaal IPH - Epidemiologie k14_t1 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, N) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V Voor 1 geval was het land van oorsprong van de infectie gekend (tabel 3). Tabel 3 : Leishmania : verdeling per land van oorsprong van de infectie (N; 23-26) Land van oorsprong van de infectie N N N N Afghanistan 1 Brazilië 1 Kaapverdië 1 Ecuador 1 Erythrea 1 Spanje Guatemala 1 Israël 2 Italië 1 Marokko 1 Syrië 1 3 * Suriname 1 Turkije 1 Onbekend Totaal * 3 personen in dezelfde familie k14_t3 IPH - Epidemiologie k14_t2 Leishmania 1

202 Referentielaboratorium Leptospira Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be In 26 werden 16 gevallen van leptospirose gediagnosticeerd in het ITG waarvan 14 infecties zeker/waarschijnlijk op basis van kliniek en laboratoriumdiagnostiek (seroconversie of zeer hoge titers). Door de grotere beschikbaarheid van klinische gegevens en van opvolgstalen in vergelijking met vorige jaren is met grotere zekerheid te zeggen of een geval bewezen is of slechts verdacht. Daar deze gegevens vorige jaren niet beschikbaar waren is vergelijken moeilijk. Rekening houdende met deze beperkingen lijkt een toename van het aantal infecties met leptospiren in 26 duidelijk (tabel 1). Tabel 1 : Leptospira : aantal isolaties per jaar (N, 21-26) Jaar Mannen Vrouwen Totaal N N N De patiënten zijn overwegend van het mannelijke geslacht (13/16, 81%) (geslachtsverhouding M/V: 4.3/1). De gemiddelde leeftijd van de patiënten is 37 jaar (range 2-67 jaar). Vijfenzeventig procent van de infecties werd gediagnosticeerd bij personen tussen 2 en 44 jaar. De leeftijdsverdeling is te zien in figuur 1. Figuur 1 : Leptospira : aantal isolaties per leeftijd (N, 26) k46_t1 N 5 IPH-K leeftijd (jaar) Vijf gevallen van leptospirose werden in België opgelopen, een zesde waarschijnlijk in België en een zevende op de grens België Nederland. Daarnaast werd 1 patiënt ziek na een verblijf in Frankrijk. Acht patiënten bezochten exotische bestemmingen, waaronder een cluster van 4 gevallen die rafting beoefenden in Thailand. Een overzicht van de patiënten is te zien in tabel 2. Leptospira 1

203 Leptospira Referentielaboratorium Tabel 2 : Leptospira : epidemiologische informatie van de patiënten (26) Geslacht Leeftijd Land van Blootstelling Infectie besmetting 1 M 59 Borneo zwemmen in rivier zeker/waarschijnlijk 2 M 2 België vijver Hove zeker/waarschijnlijk 3 V 31 Thailand rafting Maetong rivier mogelijk 4 M 41 Thailand rafting Maetong rivier zeker/waarschijnlijk 5 M 3 Thailand rafting Maetong rivier zeker/waarschijnlijk 6 M 41 Thailand rafting Maetong rivier zeker/waarschijnlijk 7 M 25 Frankrijk Dordogne-streek zeker/waarschijnlijk 8 M 27 Thailand in vervuild water gevallen zeker/waarschijnlijk 9 M 28 België beroepshalve, contact met zieke pup zeker/waarschijnlijk 1 M 49 België de Leie zeker/waarschijnlijk 11 V 45 België* zeker/waarschijnlijk 12 M 41 grens Ned./België riool zeker/waarschijnlijk 13 M 67 België bossen zeker/waarschijnlijk 14 V 26 Thailand gezwommen in rivier nabij Chang Mai zeker/waarschijnlijk 15 M 26 Oeganda rafting mogelijk 16 M 3 België lac de Bernissart zeker/waarschijnlijk * waarschijnlijk land van besmetting k46_t2 Bijna alle infecties traden op in de tweede helft van het jaar. De seizoensverdeling is te zien in figuur 2. Figuur 2 : Leptospira : aantal isolaties per maand (N, 26) N / maand 1 IPH-K J F M A M J J A S O N D 2 Leptospira

204 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Listeria Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. Wet. M. YDE W.I.V. - Bacteriologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ M.yde@iph.fgov.be 2. Doelstellingen schatting trend van infecties met Listeria ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 25 laboratoria, dit is 23% van alle peillaboratoria : met uitzondering van de gegevens afkomstig van het referentielaboratorium en waarvoor geen informatie ter beschikking was, waren alle andere gegevens afkomstig van ziekenhuislaboratoria, verspreiding van de 25 laboratoria over 15/43 arrondissementen : 18 in Vlaanderen, 4 in Wallonië en 3 in Brussel, toevoeging van de gegevens afkomstig van het referentielaboratorium (WIV afdeling Bacteriologie) aan de gegevens van de peillaboratoria en verwijdering van dubbele registraties (tabel 1). Tabel 1 : Listeria : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende 1 1 Roeselare Tielt 1 1 Veurne Aalst Dendermonde Eeklo 1 1 Gent Oudenaarde St.-Niklaas 1 33 Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath 1 1 Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin 1 25 Tournai Huy 1 1 Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k6_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Listeria 1

205 Listeria Peillaboratoria + Referentielaboratorium in vergelijking met 25, stijging van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie diagnosticeerden in Vlaanderen (25 : N=14, 26 : N=18) (tabellen 1 en 2). Tabel 2 : Listeria : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , ,6 IPH - Epidemiologie k6_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van,6/1 5 inwoners, opmerkelijk is het feit dat het referentielaboratorium 56 gevallen heeft gediagnosticeerd of bevestigd, dit is 84% van de gevallen (2 : N=42, 21 : N=49, 22 : N=32, 23 : N = 65, 24 : N=68, 25 : N=4; figuur 1). Figuur 1 : Listeria : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 2,34], >, -,75 >,75-1,5 > 1,5 BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL,64 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K6 2 Listeria

206 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Listeria 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met 25, stabilisatie van de waargenomen nationale incidentie in 26 (tabel 3). Tabel 3 : Listeria : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw.; ) Arrondissement Brussel,4,4,4,6,7,3,4,1,5 1,1,5,4,6 N totaal Antwerpen,1,1,4 1,1,6,4 1,1,4,5,7 1,8,4 1,4 Mechelen 1,3 2,3 2,, 1,3,,7,7 1,3 1,3,6 1,3,3 Turnhout,3,5,8,3,3,5,,,,5 1,9 1, 1,2 Halle-Vilvoorde,6,6,4,4,5,9,,5,2,5,7,7,5 Leuven,,7 1,3,2 2,2,7,4,9,4 1,1 1,1,,4 Brugge,4,8,8,7,4,4,4,4,4,7,4 1,1,7 Diksmuide,,,,,, 4,2,, 2,1 4,2, 2,1 Ieper 1, 1, 1,,,,, 1,, 1, 1,9 1, 1, Kortrijk,,4,4,,,4,,4,, 1,1,7,7 Oostende,,,, 2,1,,,7,,,,, Roeselare,,7,,,,7,7,7,, 1,4,7 1,4 Tielt,,,,,,, 1,1, 1,1, 1,1, Veurne,, 1,8,, 1,8 1,8 1,8, 3,5,,, Aalst,, 1,5,, 1,1,8,4, 2,3 1,1,4,4 Dendermonde,,5,,,5 1,1,5,5 1,6,,5,5,5 Eeklo,,,, 1,3,,,,,,, 1,2 Gent,2,,,,8,2,4,6,2 1,2,2,8 1, Oudenaarde,,,,,,,9,,,,,,9 St.-Niklaas,5,5,5,,,5,5,,,4,4,,4 Hasselt,3,5,8,8,8,3,3 1,,3,,5,5,8 Maaseik,,,9 1,4, 1,4,9 1,8 2,3,,4,,4 Tongeren,,,,,,,,,, 1,,, Vlaanderen,2,4,7,4,6,5,5,6,4,7,9,5,8 N totaal Nivelles,3,,3,6,9,,3 1,1,,6 1,1,3,3 Ath,,,,,, 2,5 1,3, 1,2,,, Charleroi,,5,7,,5 1,,2 1,4,7,7 1, 1,2,7 Mons,,,,,4, 1,2, 1,2,8,8 2,4,8 Mouscron,,, 4,3, 1,4 1,4, 1,4 1,4 1,4,, Soignies 1,2,,,6,,6 1,2 1,2, 1,1 1,1,6, Thuin,,7,,,,7,,7 1,4,,7 2,, Tournai,,7,,,7,,,,7,, 3,5,7 Huy, 1, 1, 1, 1, 1, 1,, 1, 1, 1,,, Liège,3,2,2,2,9,2,3,7,,7,2,,2 Verviers,4 1,2 1,2,4,,4,,,,7,4,, Waremme, 1,5,,, 1,5,,,,,,, Arlon 2,,,,,,,,, 1,9,,, Bastogne 2,6,,,,,,,,,,, 2,3 Marche-en-Famenne,,,,,,, 2,,,,,, Neufchâteau,,, 1,8 1,8 1,8,, 1,8,,, 1,7 Virton,,,,,,,,,,, 4, 2, Dinant,,,,,,,,, 1,,,, Namur,,,,4,,4,4,,4 1, 1,4,,7 Philippeville,,, 1,7,,, 4,9 1,6, 1,6,, Wallonie,2,3,2,4,4,4,4,7,4,7,7,7,4 N totaal Onbekend N totaal België,3,4,5,4,6,5,5,6,4,7,9,6,6 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k6_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Listeria 3

207 Listeria Peillaboratoria + Referentielaboratorium in de meeste arrondissementen zijn in 26 minder gevallen gediagnosticeerd dan het gemiddelde in voorgaande jaren (figuren 2 en 3). Figuur 2 : Listeria : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 2 15 N 26 = 65 M = 52 IPH-K6 1 5 Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Listeria : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, min en max per arrondissement ) N 2 15 IPH-K6 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 67 infecties in 26, vergelijkbaar met de 62 gevallen gediagnosticeerd in 25 (tabel 4). Tabel 4 : Listeria : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , ,3 2 48, , , , , , , , ,7 IPH - Epidemiologie k6_t4 4 Listeria

208 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Listeria 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 55% van de isolaties was afkomstig van personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 1,2/1), 68% van de isolaties was afkomstig van personen 65 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Listeria : leeftijdsverdeling (N; 26) N 8 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Listeria : verdeling volgens geslacht en leeftijd (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 1 2,8 3 1, 4 6, ,8, 1 1, ,8, 1 1, ,,, ,6 3 1, 5 7, ,9 5 16,7 1 15,2 > , , ,2 Totaal 36 1, 3 1, 66 1, IPH - Epidemiologie k6_t5 Tabel 6 : Listeria : verdeling volgens geslacht en leeftijd (%; 2-26) Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,1 2,,, 2,,,,,, 22,4 2,4 24,5 24,5 53,1 46, ,8,, 1,9,,, 3,8 1,9 7,5 5,7 11,3 37,7 26,4 49,1 5, ,8 4,8,,,,,, 9,5 2,4 11,9 7,1 31, 28,6 57,1 42, ,7 2,7,,, 1,3 4, 2,7 1,3 9,3 18,7 6,7 33,3 17,3 6, 4, ,2 4,8,, 1,2 1,2 1,2 1,2 2,4 9,6 18,1 7,2 34,9 16,9 59, 41, ,9,,,,,,,, 3,3 21,3 13,1 31,1 26,2 57,4 42, ,5 4,5 1,5, 1,5,,, 3, 4,5 7,6 7,6 39,4 28,8 54,5 45,5 IPH - Epidemiologie K6_t6 Listeria 5

209 Listeria Peillaboratoria + Referentielaboratorium 4. Seizoensevolutie isolaties van Listeria worden het hele jaar door waargenomen (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Listeria : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 8 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Listeria : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Listeria : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 1 8 N 26 = 67 M = 6 IPH-K Listeria

210 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Listeria Figuur 8 : Listeria : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 12 IPH-K Besluit Isolaties van Listeria worden het hele jaar door waargenomen, vooral bij personen 65 jaar en bij immunosuppressieve patiënten. De meldingsplicht van Listeria geldt alleen in de Vlaamse Gemeenschap. In de Franse Gemeenschap moet in geval van een epidemische opstoot ( 2 gevallen/week/gemeenschap) de Gezondheidsinspecteur van de provincie evenals het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV op de hoogte worden gebracht om na te gaan welk voedingsmiddel de infectie heeft veroorzaakt. Het zou nuttig zijn de preventieve maatregelen bekend te maken om het risico op listeriose te verminderen (zie : rubriek informatiefolders en informatiefolder nr. 5 in bijlage). Listeria 7

211 Referentielaboratorium Listeria Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. Wet. M. YDE W.I.V. - Bacteriologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ M.yde@iph.fgov.be Het referentielaboratorium voor Listeria (WIV - afdeling Bacteriologie) ontving stammen van menselijke oorsprong en stammen uit voedingsmiddelen. Alle stammen waren het voorwerp van een biochemische identificatie en, voor Listeria monocytogenes, van serotypering. Alle klinische stammen werden onderzocht op hun resistentie tegen 1 antibiotica en de metalen arseen en cadmium. De stammen van menselijke oorsprong kwamen van verschillende laboratoria voor klinische biologie (universitaire, openbare en privé-ziekenhuizen, privé-laboratoria). Er zijn 56 stammen L. monocytogenes van humane oorsprong ontvangen. Tabel 1 : Listeria : verdeling volgens serovar en symptoom (N; 26) Isolatie 1/2a 1/2b 1/2c 4b Totaal Perinatale vorm Kind Niet-perinatale vorm LV Bloed Urine Onbekend Totaal k6ref_t1 Tabel 2 : Listeria : verdeling volgens leeftijdsgroep en serovar (N; 26) 1/2a 1/2b 1/2c 4b Totaal 1 d. - 5 d d. - 2 d d. - 1j j. - 1 j j. - 2 j j. - 3 j j. - 4 j j. - 5 j j. - 6 j j. - 7 j j. - 8 j j. - 9 j j Onbekend Totaal k6ref_t2 Tabel 3 : Listeria : verdeling volgens geslacht en serovar (N; 26) Geslacht 1/2a 1/2b 1/2c 4b Totaal Mannelijk Vrouwelijk Onbekend Totaal k6ref_t3 Listeria 1

212 Listeria Referentielaboratorium Tabel 4 : Listeria : maandelijkse verdeling (N; 26) Tabel 5 : Listeria : jaarlijkse verdeling (N; ) 1/2a 1/2b 1/2c 4b Totaal Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal Jaar N Jaar N Jaar N Jaar N De resistentietest tegen de metalen arsenicum en cadmium is op alle serotypeerbare stammen van humane oorsprong uitgevoerd (tabel 6). Tabel 6 : Listeria : resistentie tegen metaal (N; 26) k6ref_t5 k6ref_t4 Serovar Totaal As:r; Cd:r As:r; Cd:s As:s; Cd:s As:s; Cd:r 1/2a /2b /2c b As:r; Cd:r : resistent tegen arsenicum en resistent tegen cadmium As:r; Cd:s : resistent tegen arsenicum en gevoelig voor cadmium As:s; Cd:s : gevoelig voor arsenicum en gevoelig voor cadmium As:s; Cd:r : gevoelig voor arsenicum en resistent tegen cadmium k6ref_t6 2 Listeria

213 Referentielaboratorium Listeria Commentaar Tabel 7 geeft een overzicht van de verdeling van de stammen van humane oorsprong in functie van de serogroep voor de voorgaande 22 jaar. Tabel 7 : Listeria : verdeling van de serogroepen 1/2-3 en de serogroep 4 (N; ) Jaar Menselijke oorsprong 1/2-3 4 niet-typeerbaar total N % N % N % N % ,6 45 8,4 56 1, , 39 75, 52 1, , 13 5, 26 1, , ,7 35 1, , ,1 48 1, , 15 6, 25 1, ,4 9 34,6 26 1, , ,2 44 1, , ,7 36 1, , ,3 32 1, , ,3 38 1, , ,5 4 1, , 21 7, 3 1, , ,2 42 1, , ,2 41 1, , ,2 1 2,4 42 1, , ,1 49 1, ,3 6 18,8 32 1, , ,2 64 1, , ,4 68 1, , 17 42,5 1 2,5 4 1, , ,9 56 1, Het aantal stammen van humane oorsprong steeg in 26 met 4% t.o.v. het vorig jaar. Er werden 2 dominante metaalresistentieprofielen aangetroffen : arseen- en cadmiumgevoelig (66%) en arseengevoelig versus cadmiumresistent (21,4%). Bij de bepaling van de antibioticagevoeligheid werd één stam gevonden met een intermediare resistentie tegen streptomycine, en twee stammen met een ciprofloxacine resistentie. k6ref_t7 Listeria 3

214 Peillaboratoria Morbillivirus Gegevens van het referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER WIV - Virologie J. Wytsmanstraat Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ bernard.brochier@iph.fgov.be Dit virus maakt sinds 21 deel uit van het surveillanceprogramma. In 21 registreerden 5 laboratoria 24 infecties. Een laboratorium diagnosticeerde 15 gevallen. De infecties werden vooral in Brussel (N=11) en in de provincie Henegouwen (N=8) gelokaliseerd. De verdeling per geslacht was als volgt : 9/24 waren van het mannelijke geslacht en 15/24 waren van het vrouwelijke geslacht. De verdeling per leeftijd was als volgt : 7/24 waren kinderen < 5 jaar, 11/24 waren kinderen tussen 6 en 2 jaar en 6/24 waren volwassenen tussen 21 en 56 jaar. In 22 registreerden 2 laboratoria 12 infecties. Een laboratorium diagnosticeerde 1 gevallen. De infecties waren vooral in Brussel (N=7) gelokaliseerd. De verdeling per geslacht was als volgt : 7/12 waren van het mannelijke geslacht en 5/12 waren van het vrouwelijke geslacht. De verdeling per leeftijd was als volgt : 6/12 waren kinderen jonger dan < 5 jaar, 4/12 waren kinderen tussen 6 en 2 jaar en 2/12 waren volwassenen tussen 21 en 69 jaar. In 23 registreerde 1 laboratorium 4 infecties, gelokaliseerd in Brussel (N=3) en in Vlaams-Brabant (N=1). De verdeling per geslacht was als volgt : 1/4 was van het mannelijke geslacht en 3/4 waren van het vrouwelijke geslacht. De verdeling per leeftijd was als volgt : 2/4 waren kinderen jonger dan < 5 jaar, 1/4 was een kind tussen 6 en 2 jaar en 1/4 was een volwassene van 31 jaar. In 24 registreerden 3 laboratoria 8 infecties, gelokaliseerd in Brussel (N=6) en in het arrondissement Thuin (N=1) (de leeftijd van 1 geval was onbekend). De verdeling per geslacht was als volgt : 4/8 waren van het mannelijke geslacht en 4/8 van het vrouwelijke geslacht. De verdeling per leeftijd was als volgt : 4/8 waren volwassenen ouder dan 2 jaar. In 25 registreerden 4 laboratoria 8 infecties, gelokaliseerd in Brussel (N=5) en in de arrondissementen Ieper (N=2) en Antwerpen (N=1). De verdeling per geslacht was als volgt : 2/8 waren van het mannelijke geslacht en 6/8 van het vrouwelijke geslacht. De verdeling per leeftijd was als volgt : 2/8 waren volwassenen ouder dan 2 jaar. In 26 registreerden 5 laboratoria 7 infecties, gelokaliseerd in Brussel (N=3) en in de arrondissementen Soignies (N=1) en Hasselt (N=1). De verdeling per geslacht was als volgt : 4/7 waren van het mannelijke geslacht en 3/7 van het vrouwelijke geslacht. De verdeling per leeftijd was als volgt : 2/7 waren volwassenen ouder dan 2 jaar (tabellen 1 tot 4). Tabel 1 : Morbillivirus : evolutie van het aantal deelnemers (21-26) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % ,9 23 1, , , , ,5 Tabel 2: Morbillivirus : evolutie van de registratiefrequentie (21-26) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen IPH - Epidemiologie k11_t1 Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar 21 24,2 23 4, 25 8, ,1 24 8,1 26 7,1 Tabel 3: Morbillivirus : geslacht- en leeftijdsverdeling (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < ,, 1 14,3 1-4, 1 33,3 1 14,3 5-14,,, 15-24,,, , 2 66,7 5 71, ,,, > 65,,, Totaal 4 1, 3 1, 7 1, IPH - Epidemiologie k11_t2 IPH - Epidemiologie k11_t3 Morbillivirus 1

215 Morbillivirus Peillaboratoria Tabel 4: Morbillivirus : geslacht- en leeftijdsverdeling (%; 21-26) Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 21 24,, 16,7 12,5 8,3 2,8 8,3 25,, 4,2 4,2,,, 37,5 62, ,3, 25, 8,3 8,3 16,7 8,3 8,3, 8,3,, 8,3, 58,3 41,7 23 4,,, 5,, 25,,, 25,,,,,, 25, 75, 24 1,,, 2,, 1, 2,, 2, 1,, 1,, 1, 4, 6, 25 8,,, 37,5 12,5 25,,, 12,5 12,5,,,, 25, 75, ,3,, 14,3,,,, 42,9 28,6,,,, 57,1 42,9 IPH - Epidemiologie k11_t4 Het surveillancesysteem Pedisurv, bestaande uit een vrijwillige registratie van een aantal infectieziekten bij kinderen door kinderartsen in België en huisartsen in Brussel, registreerde in bijkomende (verdachte) gevallen van mazelen en de gezondheidsinspecteurs van de gemeenschappen meldden 3 gevallen. Er werden 2 kleine clusters van respectievelijk 2 en 3 gevallen gemeld. Voor één klinisch verdacht geval was de IgM serologie negatief. In totaal werd 53% van alle gemelde verdachte gevallen van mazelen in 26 (n=8) bevestigd door een laboratorium. Dit percentage stijgt progressief (15,9% in 23, 29,2% in 25, 42% en 25). Dit toont aan dat artsen meer bewust zijn van het belang om, in een context van eliminatie, de diagnose van mazelen te bevestigen door een laboratorium. Het gebruik van speekseltesten voor de bevestiging van de diagnose zal de kwaliteit van de surveillance verder doen toenemen. Wanneer een cluster van gevallen wordt vermoed is het belangrijk om niet enkel de diagnose van mazelen te bevestigen, maar ook een staal van urine, de nasofarynx of het bloed (op EDTA indien vroeg in de klinische evolutie) af te nemen voor isolatie van het virus of opsporing van nucleïnezuur en gensequentie. Het verslag met de resultaten van de surveillance van mazelen in 26 is beschikbaar op de website van het WIV, 2 Morbillivirus

216 Referentielaboratorium Morbillivirus 1. Gegevens van het referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER WIV - Virologie J. Wytsmanstraat Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ bernard.brochier@iph.fgov.be 2. Programmaverantwoordelijke contactpersoon Veronik Hutse Tel. : 2/ Fax : 2/ veronik.hutse@iph.fgov.be 3. Doelstelling De afdeling Virologie omvat het Nationaal Centrum voor Mazelen in het kader van het eliminatieprogramma voor mazelen gecoördineerd door de WGO (Wereldgezondheidsorganisatie). Het regionaal bureau van de WGO voor Europa heeft als doel mazelen uit het gebied te elimineren tegen 21. Een permanente surveillance waarbij alle verdachte klinische gevallen van mazelen worden bevestigd door de laboratoriumdiagnose, is onontbeerlijk om België vrij van mazelen te verklaren. Taken van het Nationaal Centrum : diagnose (serologie, PCR en gentypering) op stalen afgenomen bij patiënten met een klinisch vermoeden van mazelen, bevestiging van klinische stalen tijdens een epidemie, surveillance en epidemiologisch onderzoek binnen de bevolking, deelname aan de evaluatie van de vaccinatiegraad en opvolging van de immuunstatus bij de bevolking en optimalisatie van testen voor de opsporing van mazelen in speeksel. 4. Accreditatie Accreditatiecertificaat WGO verkregen in juni 27 (audit en vaardigheidstesten begin 27 uitgevoerd). 5. Verwezenlijkingen 26 Bevestigingsdiagnose Om te antwoorden op de aanbevelingen van het WGO, wordt van het Nationaal Centrum verwacht dat het elk verdacht geval van mazelen door het laboratorium bevestigd wordt. De 4 laboratoria voor klinische biologie (waarvan 5% in de Franse Gemeenschap) die de diagnose uitvoeren van mazelen zijn gevraagd om elk verdacht geval te melden en stalen naar het Nationaal Centrum te zenden voor diagnostiche bevestiging. De volgende stalen kunnen bij de patiënten worden verzameld : serum en/of speeksel ter bevestiging van de serologische diagnose (IgM en IgG), neus-, keel en/of speekselwisser ter opsporing van nucleïnezuren via PCR. In mei 26 hebben de laboratoria staalafname kits (oracolwisser om speeksel te verzamelen + neus- en keelwissers) ontvangen. In 26 is de diagnostische bevestiging van mazelen uitgevoerd bij 22 patiënten (18 in Vlaanderen, 4 in Brussel). De resultaten van de analyses uitgevoerd op verschillende staaltypes staan in tabel 1. Mazelen werd in het laboratorium bevestigd bij 3 van de 22 patiënten (3 IgM+ waarvan ook 1 PCR positief is gebleken). Bovendien zijn 4 postvaccinale mazelengevallen via PCR op een neus-/keelwisser gedetecteerd. De resultaten van de confirmatietesten voor mazelen worden maandelijks gerapporteerd aan de afdeling Epidemiologie van het WIV en aan de WGO ( Tabel 1 : Morbillivirus : aantal uitgevoerde analyses (N: 26) IgM IgG Nested-RT-PCR Totaal Afname Serum Uitstrijkje nasofarynx Uitstrijkje nasofarynx + speeksel Totaal k11_t1ref Morbillivirus 1

217 Morbillivirus Referentielaboratorium Ontwikkeling van de serologische en moleculaire diagnosetests Vergelijking van de doeltreffendheid (gevoeligheid en specificiteit) van twee commerciële ELISA-kits voor de serologische diagnose (IgM) van mazelen in serum en speeksel (evaluatierapport) Ontwikkeling en optimalisatie van een moleculaire diagnosetest (nested RT-PCR) voor de opsporing van het mazelenvirus in uitstrijkjes van neus/keel en speeksel. 6. Routine-analyses ELISA IgM en IgG : serum en speeksel PCR (RNA detectie) : speeksel en neus-/keelwissers. 2 Morbillivirus

218 Referentielaboratorium - Brussel Mycobacteriën Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. Ap. M. DUFAUX WIV - Dpt Pasteur Mycobacterïen Engelandstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Mfauville@pasteur.be Onderstaande gegevens zijn afkomstig van het referentielaboratorium van het WIV-Dpt Pasteur, Dienst Tuberculose en Mycobacteriën. Inleiding De volgende analyses werden uitgevoerd : Op klinische monsters microscopisch onderzoek PCR, op uitdrukkelijk verzoek (opsporing van M. tuberculosis door een PCR die een fragment van het insertie-element IS611 amplificeert of door Amplicor MTB; opsporing van een mycobacterie door een PCR die een fragment van het gen coderend voor het antigen 85 amplificeert) uitvoeren van een kweek op specifieke voedingsbodems (vloeibare Bactec MGIT of Bactec 12B en vaste Löwenstein- Jensen) identificatie van de positieve kweken (zie hieronder) gevoeligheidstests (zie onderstaande positieve kweken). Op positieve culturen identificatie, door moleculaire biologie (specifieke PCR van verschillende mycobacteriële species, amplificatie van een fragment van het gen coderend voor 16S rrna of voor hsp65, gevolgd door een sequentieanalyse, Inno-Lipa- Mycobacteriatest, PCR aan de hand waarvan het complex M. tuberculosis kan worden ontleed) gevoeligheidstest voor M. tuberculosis - in Bactec MGIT 96 of in Bactec 46TB (vloeibare voedingsbodems) voor de eerstelijnstuberculostatica, met name isoniazide (I), rifampicine (R), ethambutol (E). Pyrazinamide (PZA) werd niet getest omdat het resultaat van de invitrotest niet overeenstemt met de activiteit van de in-vivo-pza - door de proportiemethode van Canetti (vaste voedingsbodem) voor de tweedelijnstuberculostatica en in geval van resistentie tegen eerstelijnstuberculostatica - door de methode Bactec 46TB voor bepaalde tweedelijnsantituberculostatica - door de test Inno-Lipa-Rif-TB of door een sequentieanalyse van een regio van 81 pb van het gen rpob om de resistentie tegen rifampicine na te gaan - door PCR om de mutatie S315T in het gen katg en de mutatie C-15T op te sporen in de regio die bevorderlijk is voor gen inha om de resistentie tegen isoniazide na te gaan gevoeligheidstests op atypische mycobacteriën, alleen wanneer het klinische geval dit rechtvaardigt (proportiemethode van Canetti in vaste voedingsbodem) genotypering van M. tuberculosis, in geval van resistentie tegen eerstelijnstuberculostatica, in geval van een vermoeden van een epidemie of laboratoriumbesmetting of op uitdrukkelijk verzoek (technieken : spoligotyping, MIRU-VNTR op 12 of 22 loci en RFLP op IS611). Stalen ontvangen voor analyse in 26 Aantal : stalen (deze worden sinds maart 26 niet meer voor analyse aanvaard) 1319 culturen Geografische oorsprong : zij waren afkomstig van 19 verschillende laboratoria in het land, verspreid over Brussel, Wallonië en Vlaanderen. Tabel 1 : Mycobacteriën : stalen ontvangen voor analyse (N; 2-26) klinische monsters * kweken Totaal * niet meer aangevaard voor analyse sinds maart 26 myco_b_t1 Mycobacteriën 1

219 Mycobacteriën Referentielaboratorium - Brussel Geïdentificeerde mycobacteriën van klinische oorsprong Aantal : 11 [472 (46,7%) M. tuberculosis-complexen en 538 (53,3%) atypische mycobacteriën of NTM]. De verschillende mycobacteriën geïdentificeerd in klinische monsters en kweken worden in tabellen 3 en 4 vermeld. Het detail van de identificaties per type klinisch staal wordt in tabel 5 weergegeven (enerzijds voor de kweken en anderzijds voor de monsters). In tabel 6 staan de verschillende mycobacteriële species die sinds 1998 jaarlijks worden geïdentificeerd. Gevoeligheidstests 1. M. tuberculosis In 26 werd M. tuberculosis (complex M. tuberculosis) geïdentificeerd op 472 klinische stalen van 412 verschillende patiënten. De gevoeligheidstest werd uitgevoerd voor 338 patiënten (op een klinisch isolaat voor de meeste patiënten en op meerdere isolaten voor een twintigtal). Er is geen antibiogram uitgevoerd wanneer de stam is geïsoleerd in een laboratorium dat zelf de gevoeligheidstests uitvoert. Tabel 2 : Mycobacteriën : gevoeligheidstests (N, %; 21-26) N % N % N % N % N % N % gevoelig voor I, R en E , , , , , ,8 alleen resistent tegen E 1,3 1,3 alleen resistent tegen I 9 3, 35 1,7 22 8,7 26 8, 21 6,1 32 9,5 alleen resistent tegen R 1,3 2,8 1,3, 2,6 resistent tegen I + E 4 1,2 multiresistent (I+R) 1,3 3,9 2,8 7 2,1 multiresistent (I+R+E) 9 3, 12 3,7 7 2,8 14 4,3 11 3,2 13 3,8 Totaal 35 1, 326 1, 252 1, 326 1, 343 1, 338 1, I : isoniazide, R : rifampicine, E : ethambutol myco_b_t2 Een mutatie in rpob is aangetroffen in alle isolaten resistent tegen rifampicine; een mutatie in katg is aangetroffen bij 9% van de multiresistente isolaten. Onder de monoresistente isolaten resistent tegen isoniazide (of resistent tegen isoniazide en ethambutol), is de mutatie S315T in katg aangetroffen bij 55% van de isolaten, de mutatie C-15T in inha bij 14% van de isolaten en de 2 simultane mutaties bij 3% van de stammen. De 28% van de overblijvende isolaten hadden de gezochte mutatie niet in deze 2 genen. 2. Atypische mycobacteriën of NTM De gevoeligheidstest werd uitgevoerd voor 115 patiënten besmet met de volgende mycobacteriën : 45 M. aviumintracellulare, 25 M. kansasii, 21 M. xenopi, 8 M. marinum, 5 M. malmoense, 3 M. interjectum, 2 M. szulgai en 6 andere atypische mycobacteriën. Moleculaire diagnose van het klinische staal De opsporing van M. tuberculosis door PCR in het klinische staal werd uitgevoerd op 179 monsters waarvan er slechts 12 (7%) positief waren voor het complex M. tuberculosis, 16 (9%) bevatten DNA van atypische mycobacteriën, 4 (2%) bevatten amplificatieremmers en 147 (82%) waren er negatief. Het gelijktijdige kweken is slechts voor enkele stalen gebeurd, 167 werden er uitsluitend met PCR geanalyseerd (tabel 5). Gezien de hoge kostprijs van deze analyse (kit Amplicor TB van Roche), het steeds toenemende aantal aanvragen en het feit dat zij niet altijd gerechtvaardigd zijn evenals een acuut gebrek aan personeel in 26, hebben wij beslist om geen klinische stalen meer te analyseren vanaf maart 26. Dit gebeurt in de ziekenhuizen. Wij blijven niettemin op verzoek het DNA analyseren dat afkomstig is van stalen genomen in andere laboratoria. 2 Mycobacteriën

220 Referentielaboratorium - Brussel Mycobacteriën Genotypering van de tuberculosebacillen In ons laboratorium worden drie genotyperingstechnieken gebruikt om de genetische afdruk van de tuberculosebacillen te bepalen : spoligotyping en MIRU-VNTR (Mycobacterial Interspersed Repetitive Unit - Variable Number Tandem Repeat) in eerste instantie en zo nodig IS611-RFLP om clusters van stammen met een identiek profiel na de twee andere technieken van elkaar te onderscheiden. Genotypering biedt de gelegenheid om de wijze van besmetting van tuberculose na te gaan (bevestiging van intrafamiliale of naburige besmettingen, micro-epidemies, opsporing van kruisbesmettingen in laboratoria tussen twee stalen waarop tezelfdertijd een techniek wordt toegepast). Dankzij deze techniek kan ook humane tuberculose ten gevolge van M. bovis worden onderscheiden van klassieke tuberculose ten gevolge van M. tuberculosis. Genotypering wordt uitgevoerd op alle klinische isolaten resistent tegen isoniazide, op alle multiresistente isolaten en op verzoek, in geval van een vermoeden van een epidemie of besmetting. In de loop van 26 hebben wij de nieuwe set vergeleken van 15 loci voorgesteld (door Supply 26) voor de techniek MIRU-VNTR met de oude set van 12 loci; zo hebben wij het veel grotere discriminerende vermogen van de nieuwe set kunnen aantonen. Opmerkingen De nationale gegevens over het aantal gevallen van tuberculose in België en het aantal multiresistente patiënten worden verzameld en verspreid door FARES-VRGT. In ons laboratorium is het aantal gevallen van tuberculose resistent tegen isoniazide en van multiresistente tuberculose sterk toegenomen in vergelijking met 25 (I resistent 11% in plaats van 6%; MDR 6% in plaats van 3,2%). Van de 1319 kweken verstuurd voor analyse werden er 1314 geanalyseerd. Hiervan bevatten er 296 (22%) geen mycobacteriën, 14 bevatten een andere bacterie die kon worden geïdentificeerd en 5 waren er besmet. In totaal bevatte 24% van de kweken dus geen mycobacteriën, een bijzonder hoog en zorgwekkend percentage. Het probleem had deels te maken met de MB/BacT kweekautomaat gebruikt door bepaalde laboratoria. Het toestel heeft heel wat vals positieven geleverd. Deze situatie heeft veel nodeloos werk met zich gebracht omdat de identificatie van een negatieve cultuur meer werk vergt (om er zeker van te zijn dat zij echt geen mycobacteriën bevat) dan de identificatie van een zuiver mycobacteriële kweek. De meest geïsoleerde speciës van NTM waren net zoals voorgaande jaren M. gordonae (niet pathogeen) gevolgd door het complex M. avium-intracellulare en M. xenopi. Wat de NTM betreft weten wij niet hoeveel onder hen werkelijk aan de oorsprong liggen van een ziekte omdat wij niet over klinische gegevens van de patiënten beschikken. Terwijl M. kansasii, geïsoleerd uit stalen van respiratoire oorsprong in het algemeen als pathogeen kan worden beschouwd, is dit verre van het geval voor M. xenopi, M. chelonae-fortuitum en zelfs M. avium-intracellulare. Mycobacteriën 3

221 Mycobacteriën Referentielaboratorium - Brussel Tabel 3 : Mycobacteriën : identificatie van culturen uit klinische monsters (N; 26) Kweken Klin. monsters Totaal TUBCPX M. tuberculosis BK BK + atypische mycobacterië ,7% Pathogeen M. africanum M. bovis patiënten M. BCG 6 6 M. BCG + M. gordonae Totaal TUBCPX NTM M. avium ,3% 24,9% M. intracellulare M. scrofulaceum/paraff. 7 7 M. kansasii ,1% 5,8% M. szulgai 3 3 M. interjectum 7 7 M. lentiflavum 5 5 Potentieel M. malmoense pathogeen M. haemophilum 1 1 M. simiae 1 1 M. xenopi ,4% 21,4% M. marinum M. chelonae/abscessus cpx ,% 7,4% ,3% M. fortuitum/peregrinum M. mucogenicum 3 3 M. anthracenicum 4 4 M. bohemicum 2 2 M. gordonae ,4% 27,% M. nonchromogenicum 3 3 Niet pathogeen M. neoaurum 1 1 M. phlei 1 1 M. sphagni 5 5 Cpx terrae-muco.-ratisb. 3 3 M. triplex 1 1 M. species 4 4 Totaal NTM Totaal Mycobacteriën Andere bacteriën Negatieve Onmogelijk onderzoek of contaminatie 1 33 Alleen PCR 167 Totaal myco_b_t3 4 Mycobacteriën

222 Referentielaboratorium - Brussel Mycobacteriën Tabel 4 : Mycobacteriën : species geïdentificeerd vertrekkende van kweekbodems (N; 26) Kweken Totaal Cpx Tuberculosis BK BK + atyp. mycobact. M. bovis BCG M. avium M. intracellulare M. scrofulaceum M. paraffinicum M. kansasii M. szulgai M. interjectum M. lentiflavum M. malmoense M. haemophilum M. simiae M. xenopi M. marinum Cpx M. chelonae-abscessus Cpx M. fortuitum-pegegrinum M. mucogenicum M. anthracenicum M. bohemicum M. gordonae M. nonchromogenicum M. neoaurum M. phlei M. sphagni Cpx M. terrae-mucogenicum-ratisbonense M. triplex M. species Andere bacteriën Geïnfecteerde kweken - onmogelijk onderzoek Afwezigheid van mycobacteriën Uitgezonderd - onmogelijk onderzoek Sputum Bronchiale aspiraties Broncho-alv. vocht Maagvocht Pleuraalvocht Peric. periton. vocht Cerebrospinaal vocht Gewrichtsvocht Biopsieën organen Huidbiopsieën Klierbiopsieën Etter Abces Urine Anderen Onbepaald Totaal myco_b_t4 Tabel 5 : Mycobacteriën : species geïdentificeerd vertrekkende van klinische stalen (N; 26) Klinische monsters Totaal Cpx Tuberculosis M. kansasii M. marinum Andere mycobacteriën Negatieve monsters Aanwezigheid van ADN van mycobacteriën Afwezigheid van ADN van mycobacteriën Aanwezigheid van ADN van cpx M. tuberculosis Uitgezonderd Sputum Bronchiale aspiraties Broncho-alv. vocht Maagvocht 3 3 Pleuraalvocht 1 1 Peric. periton. vocht 1 1 Cerebrospinaal vocht Gewrichtsvocht 1 1 Biopsieën organen Huidbiopsieën Klieren Etter Abces 3 3 Urine 1 1 Anderen Onbepaald 1 1 Totaal Kweed alleen PCR myco_b_t5 Mycobacteriën 5

223 Mycobacteriën Referentielaboratorium - Brussel Tabel 6 : Mycobacteriën : mycobacteriële species van klinische oorsprong (N; ) Cpx Cpx M. tuberculosis M. tuberculosis M. tuberculosis 12 1 Mengeling M. tub. M. avium 3 2 Mengeling M. tub. M. fort. 1 Mengeling M. tub. M. gordonae Mengeling M. tub. M. intracellulare 1 Mengeling M. tub. M. kansasii 2 Mengeling M. tub. M. lentiflavum 1 1 Mengeling M. tub. M. xenopi 1 Mengeling M. tub. + atypique M. africanum 1 2 M. bovis M. bovis BCG Mengeling M. bovis BCG + M. gordonae 1 Opportunistische M. avium atypische M. Intracellulare Mycobacteriën M. bohemicum M. celatum Cpx abscessus-chelonae-fortuitum Cpx M. chelonae-abscessus Cpx M. fortuitum-peregrinum M. genavense 1 M. haemophilum M. heckeshornense 2 M. immunogen M. interjectum M. intermedium M. kansasii Mengeling M. kans. M. avium 1 Mengeling M. kans. M. gord. 1 M. lentiflavum M. malmoense M. marinum M. mucogenicum M. novocastrense 2 2 M. paraffinicum M. peregrinum M. scrofulaceum Mengeling M. scrof. M. gord. 1 M. senegalense 1 1 M. shimoidei 1 M. simiae M. smegmatis M. szulgaï M. xenopi Mengeling M. xen. M. gord. 2 M. species Niet of M. agri 1 1 zeer zelden M. alvei pathogeen M. anthracenicum M. branderi 2 M. duvalli 1 1 M. elephantis 1 M. gadium 1 1 M. gilvum 1 M. gordonae M. hiberniae M. holsaticum 1 M. negraskense 1 M. neoaurum 1 1 M. nonchromogenicum M. phlei M. ratisbonense M. sphagni M. terrae Cpx terrae-mucogenicum-ratisbonense 3 M. triplex 1 1 M. triviale 1 Andere bacteriën Totaal myco_b_t6 6 Mycobacteriën

224 Referentielaboratorium - Brussel Mycobacteriën Mycobacteriën 7

225 Peillaboratoria Mycoplasma pneumoniae Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van infecties met M. pneumoniae ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënt. 2. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 76 laboratoria, dit is 69% van alle peillaboratoria, waarvan 62/76 ziekenhuislaboratoria en 14/76 privé-laboratoria, verspreiding van de 76 laboratoria over 3/43 arrondissementen : 46 in Vlaanderen, 26 in Wallonië en 4 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : M. pneumoniae : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k86_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Mycoplasma pneumoniae 1

226 Mycoplasma pneumoniae Peillaboratoria in vergelijking met 25, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden in Vlaanderen (25 : N=49, 26 : N=46) (tabel 2). Tabel 2 : M. pneumoniae : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , ,6 IPH - Epidemiologie k86_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 41,9/1 5 inwoners; 857/443 gevallen (19%) werden gediagnosticeerd door privé-laboratoria; opmerkelijk zijn de 35 gediagnosticeerde gevallen in het arrondissement Hasselt (23 : N=83, 24 : N=95, 25 : N=345); opmerkelijk zijn de 462 gediagnosticeerde gevallen in het arrondissement Turnhout (2 : N=487, 21 : N=71, 22 : N=41, 23 : N=474, 24 : N=288, 25 : N=599); opmerkelijk zijn de 317 gediagnosticeerde gevallen in het arrondissement Antwerpen (2 : N=279, 21 : N=346, 22 : N=278, 23 : N=262, 24 : N=186, 25 : N=52) (figuur 1). Figuur 1 : M. pneumoniae : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [1,89-172,46] >, - 5, > 5, - 75, > 75, - 1, > 1, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL DM SG 41,89 SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K86 2 Mycoplasma pneumoniae

227 Peillaboratoria Mycoplasma pneumoniae 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met 25, afname van de incidentie in bijna alle arrondissementen (tabel 3, figuren 2 en 3). Tabel 3 : M. pneumoniae : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel 11,9 22,2 26,4 35,7 6,9 29,5 26,3 14,7 36,2 23,4 N totaal Antwerpen 18,6 23, 24,2 29,9 37, 29,7 28,3 19,7 54,8 33,2 Mechelen 15,9 16,2 18, 24,2 3,4 3,9 45,4 25,5 36,3 37,2 Turnhout 15,8 71,2 1,1 119,9 174,8 97,9 115,1 69,6 143,8 11,1 Halle-Vilvoorde 7,1 15,2 18,2 14,5 2,2 11,4 14, 7,2 31,1 13,7 Leuven 4,6 6,9 3,3 8,8 14, 15,9 13,2 8,2 23,9 13, Brugge 19, 18,3 34,1 74,9 74,6 4,8 57,7 37, 57,4 35,3 Diksmuide 6,3 4,2 12,5 27,1 16,7 31,2 16,7 16,6 126,4 111,7 Ieper 4,8 3,8 1, 1,9, 1, 2,2 1,9 111,2 61,2 Kortrijk 1,1 21,9 15,1 9, 12,6 11,2 9,7 15,5 136,7 89, Oostende 2,1 14,9 34,6 48,4 7,7 9, 6,9 4,8 27,3 54,3 Roeselare 3,6 1,4 4,3 5,7 7,8 6,4 12,7 2,5 25,6 172,5 Tielt 9,1 13,7 44,5 22,7 22,7 17, 2,4 22,6 127,6 95,7 Veurne 5,4 19,7 41, 65,6 1,8 1,7 5,2 5,2 29, 17, Aalst 5,7 1,7 9,9 9,2 9,5 3,1 3,4 6,5 5, 21,5 Dendermonde 8,1 21, 19,3 13,9 8,6 6,4 4,8 5,9 16, 11,6 Eeklo 15,1 5, 8,8 2,1 1,1 6,3 1,1 13,8 42,7 41,1 Gent 1,4 1,4 9,5 31,3 15,1 11, 12,8 15,3 57,2 37,1 Oudenaarde 12,3 13,2 15,8 6,1 11,4 13,1 8,7 6,1 62,4 36,2 St.-Niklaas 9,5 29,3 21,9 25,5 38, 4,4 44,3 3,9 67,1 42,7 Hasselt 13,8 2,9 19,4 15,1 22,5 22, 22,7 24,3 87,9 88,6 Maaseik 24,3 47,6 32,2 15,5 29,3 23,9 22,9 25,5 83,9 79,4 Tongeren 1,6 2,7 4,8 1, 7,4 6,8 6,8 2,3 52,6 52,8 Vlaanderen 11,9 2,6 23,5 29,2 33,7 24,2 27,3 2,4 66,9 49,2 N totaal Nivelles 7, 17,3 16,1 21,7 24,3 15,2 8,9 12,2 26,1 27,3 Ath 25,5 94,5 21,6 29,1 5,6 25,1 32,4 6,2 57,1 24,7 Charleroi 37,3 38,1 67,7 13,6 147,7 11,3 73,2 47,8 91,8 64,5 Mons 4,8 15,5 6,4 14,4 16, 31,8 28,9 14,1 38,6 29,7 Mouscron 11,4 22,7 12,8 18,6 22,8 17,2 21,5 14,3 88,6 51,1 Soignies 14, 29,7 34,7 32,3 57,7 51,5 5,8 44,8 76,7 52,1 Thuin 28,2 59,1 7,6 77,4 93,1 55,3 69,1 65, 125,5 81,6 Tournai 1,6 14,2 12,1 16,4 25,6 11,4 19,2 11,3 34,7 13,4 Huy 3,1 2,1 6,1 12, 3, 1, 1, 2,9 1, 1,9 Liège 6,8 5,1 3,4 8, 5,3,9 1,7 2,7 6,8 2,9 Verviers 21, 18,7 18,9 12,8 25,2 16,1 15,6 16, 55,4 37,4 Waremme 7,6, 1,5 4,4 5,9 1,4, 1,4 5,6 4,2 Arlon 13,7 27,3 62, 364,2 111,8 3,8 5,6 54,1 125,4 158,4 Bastogne 2,2 35,4 5, 27,1 7,4 14,5 9,5 7,1 14,1 4,7 Marche-en-Famenne 14,3 1,2, 9,9 7,9 5,9, 5,8 1,9 1,9 Neufchâteau 7,3 38,1 7,2 23,4 1,8 5,4 3,6 5,3 8,7 6,9 Virton 6,3 12,6 18,7 194,3 76,5 4,1 12,2 28,2 18,1 13,2 Dinant 8,2 5,1 8,1 28,1 11, 1,9 1, 5,9 14,6 5,8 Namur 1,4 2,8 23,9 35,7 32,5 12,6 11,5 21,5 33,4 16,4 Philippeville 32,9 41,1 75,2 14,1 81,3 66,3 62,7 48, 82,9 36,4 Wallonie 14,8 22,2 24,3 44,6 43, 28,9 24,1 2,6 45,6 31,7 N totaal Onbekend N totaal Belgique 13,3 21,6 24,4 35,5 39,6 26,4 26,3 2,2 57,8 41,9 N totaal IPH-Epidemiologie k86_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Mycoplasma pneumoniae 3

228 Mycoplasma pneumoniae Peillaboratoria Figuur 2 : M. pneumoniae : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 8 6 IPH-K86 N 26 = 431 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : M. pneumoniae : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, max. en min. per arrondissement ) N 8 6 IPH-K86 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 443 gevallen, dit is een aanzienlijke afname in vergelijking met 25 (tabel 4). Tabel 4 : M. pneumoniae : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , ,5 IPH - Epidemiologie k86_t4 4 Mycoplasma pneumoniae

229 Peillaboratoria Mycoplasma pneumoniae 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 58% van de gevallen is in 26 vastgesteld bij personen van het vrouwelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V :,7/1), 42% van de gevallen is in 25 vastgesteld bij kinderen tussen 5 en 14 jaar en 27% bij kinderen tussen 1 en 4 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : M. pneumoniae : leeftijdsverdeling (N; 26) N 4 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : M. pneumoniae : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < ,4 35 1,4 6 1, , , , , , , , , , , , , ,8 14 5, ,2 > ,5 73 2,9 12 2,7 Totaal , , , Tabel 6 : M. pneumoniae : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k86_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,6 1, 1,9 11,1 16,3 16, 3,6 6,6 7,3 11,2 4,3 4,7 3,6 2,7 46,7 53, ,5,5 9,4 9,6 16,4 17,5 5,2 7,6 7,4 13,4 3,6 4,6 2,4 2,1 44,8 55, ,7,8 9,5 11,1 16,5 18,7 5,5 7,8 5,7 13,1 2,6 3,5 2,1 2,4 42,6 57, ,7,6 1, 12,6 16,3 18,4 4,2 8,8 5,5 11,7 2,7 4,6 2,1 1,8 41,5 58, ,8 1, 9,2 1,7 15,3 19,2 3,9 7,9 6,9 12,8 3,5 4,3 2, 2,4 41,7 58, , 1,2 12,8 14,2 18,8 21, 3, 6,2 4,2 9,3 2,3 3, 1,3 1,8 43,3 56, ,6,8 12,1 14,7 19,3 22,2 3,3 5,8 3,9 9,3 2, 3,2 1,1 1,7 42,3 57,7 IPH - Epidemiologie k86_t6 Mycoplasma pneumoniae 5

230 Mycoplasma pneumoniae Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie infecties met M. pneumoniae worden het hele jaar door vastgesteld maar meer in de winter en in de herfst; bijzonder is het heel hoge aantal gevallen gediagnosticeerd in de herfst van 2, in de winter van 21, in de winter van 25 en in de herfst van 25 (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : M. pneumoniae : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 2 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : M. pneumoniae : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, max. en min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : M. pneumoniae : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 3 IPH-K86 N 26 = 443 M = Mycoplasma pneumoniae

231 Peillaboratoria Mycoplasma pneumoniae Figuur 8 : M. pneumoniae : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 75 IPH-K de evolutie van het aantal M. pneumoniae loopt nagenoeg gelijk met de evolutie van het aantal niet-griepale ALI (figuur 9). Figuur 9 : M. pneumoniae : vergelijking tussen de wekelijkse evolutie van M. pneumoniae en van niet-griepale ALI ( ) N M. pneumoniae / week M. pneumoniae niet-griepale ALI N niet-griepale ALI / 1 patiëntcontacten IPH-K86 Mycoplasma pneumoniae 7

232 Mycoplasma pneumoniae Peillaboratoria Besluit 7% van de infecties met M. pneumoniae is in 26 gediagnosticeerd bij kinderen 14 jaar. De incidentie blijft sinds enkele jaren hoog in het arrondissement Turnhout en in sommige arrondissementen van de provincie Oost-Vlaanderen. Deze surveillance omvat alle resultaten van de positieve serologische tests en daarom is een overschatting van de incidentie van infecties met M. pneumoniae mogelijk. Idealiter zouden uitsluitend de viervoudige toenames van de titers moeten worden geregistreerd (zie site van de afdeling Klinische Biologie van het WIV : O.pdf). 8 Mycoplasma pneumoniae

233 Peillaboratoria Neisseria gonorrhoeae Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dhr. E. VAN DYCK I.T.G. - Microbiologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ evandyck@itg.be Ap. T. CRUCITTI I.T.G. - Microbiologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ tcrucitti@itg.be 2. Doelstellingen schatting trend van infecties met N. gonorrhoeae ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemende laboratoria registratie van ten minste één infectie door 68 laboratoria, dit is 62% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 68 laboratoria over 27/43 arrondissementen : 38 in Vlaanderen, 2 in Wallonië en 1 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : N. gonorrhoeae : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath 1 1 Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon 1 1 Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant 1 5 Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k36_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Neisseria gonorrhoeae 1

234 Neisseria gonorrhoeae Peillaboratoria in vergelijking met 25, toename van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2). Tabel 2 : N. gonorrhoeae : evolutie van het aantal deelnemende laboratoria ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,8 IPH - Epidemiologie k36_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 5,1/1 5 inwoners, 136/511 gevallen (27%) gediagnosticeerd in 26 werden gelokaliseerd in het arrondissement Antwerpen en 157/511 (31%) in Brussel (figuur 1). Figuur 1 : N. gonorrhoeae : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 16,45], >, - 2, > 2, - 4, > 4, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 5,9 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K36 2 Neisseria gonorrhoeae

235 Peillaboratoria Neisseria gonorrhoeae 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie opmerkelijk is de significante stijging (p<,5) met lineaire trend van de nationale incidentie, vastgesteld tussen 1996 (1,/1 5 inw.) en 26 (5,1/1 5 inw.), in hoofdzaak toegeschreven aan de stijging van de incidentie in Brussel (1996 : 3,5/1 5 inw., 26 : 13,3/1 5 inw.) en in Vlaanderen, vooral in het arrondissement Antwerpen (1996 : 1,5/1 5 inw., 26 : 16,4/1 5 inw.; tabel 3). Tabel 3 : N. gonorrhoeae : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel 2,1 3,5 3,5 3,2 4,5 4,5 2,1 3,2 6,1 5,5 5,7 11,4 13,3 N totaal Antwerpen 2,5 3,1 1,5 2,8 3,4 2,4 4,4 7,7 9, 8,9 9,2 11,6 16,4 Mechelen, 1,,7,7,7 2, 1, 2,9 2, 3,6 1,6 2,6 3,5 Turnhout 1,,3,,5 1, 1, 1,2 2,7 5,6 4,9 3,1 6,5 5, Halle-Vilvoorde,6 1,1,4,7 1,5,9,9,7,9 1,6 1,6 1,2,9 Leuven,7,5,2,2 1,1 2,2 1,3 2,4 3,5 3,9 4,5 6,5 4,9 Brugge,8 1,1,4,4 2,2 1,9,7 2,2 1,8,7 1,5,4 1,1 Diksmuide,,,,,,,,,,,, 2,1 Ieper, 1, 1,,,,,,, 1, 1, 1, 2,9 Kortrijk 1,1,4,,,,7,4,,, 2,5 2,2 3,2 Oostende,7 1,4,, 1,4,7,,7,, 2,7 2,7 2,7 Roeselare,7,,7,,,7, 3,6,,7 1,4 2,8 2,8 Tielt,,,,, 1,1 1,1 2,3 1,1,,,, Veurne, 1,8,,, 1,8, 5,3 7,,, 1,7 3,4 Aalst,, 1,2,8,4,8,4,8 1,1 1,1,4,8 3, Dendermonde,5 1,6 1,1 1,1 2,7 1,1 3,2 2,7 3,7 1,6, 1,1,5 Eeklo,, 3,8,,,, 2,5 1,3, 2,5 3,8 2,5 Gent,4,4,8 1,6 1,4 1,2 1,6 4,4 2,4 4,2 7, 7,9 5,9 Oudenaarde,,,,,,,,,9, 2,6,9,9 St.-Niklaas 1,4,,,5,,9,9 2,2 4,4 1,3 1,8,9 3, Hasselt,,5,3,5, 1,1,,5 1,6,8 1,3 1, 3,8 Maaseik,,,,,,5,5,,5 2,2,9 1,3 3,5 Tongeren,,,5,,5 1,1 1,1,5,5 1,,5 2,1 1, Vlaanderen,8 1,,6,9 1,2 1,3 1,4 2,7 3,1 3,1 3,4 4,3 5,2 N totaal Nivelles,3,9 1,2,9 1,8 1,4,6,9 1,1 3,4 1,9 1,9 3, Ath,,,,, 1,3, 1,3,, 1,2 1,2 2,5 Charleroi,9 1,6 2,1 3,1 4,7 5,7 3,1 3,1 1,9 2,9 3,3 4,3 3,8 Mons 1,6,4,,4,8,4 1,2,4,,, 1,6 3,2 Mouscron,,,, 1,4, 1,4 2,9,, 4,3 1,4 1,4 Soignies, 1,2,6 1,8,6 2,9,6,6 1,7 1,7 1,1 2,3 1,1 Thuin,,, 1,4,7 2,1,,7, 2,1 2,1,7 2,7 Tournai,,7,,,,,,,,7,7 2,1 1,4 Huy,, 1,,,, 1, 1, 1, 1,, 1, 1, Liège,,3,3,3,5 1,9 1,9 1,9 3,1 2,6 1,7,5,5 Verviers,4,,4,8,,4, 1,5,, 1,5,4 1,1 Waremme,, 1,5, 1,5, 1,5 1,5,, 1,4,, Arlon 2,, 2,, 2,,, 1,9,,,,, Bastogne,,,,,,,,,,, 2,4, Marche-en-Fam.,,,,, 2,,,,,,,, Neufchâteau,,, 1,8, 1,8,,,,,, 1,7 Virton,,,,,,, 2,1 2,,, 2,, Dinant, 1, 2,1 1, 1,,,,,,,,, Namur,,4,4,7,,,,4,7 1,4,3,7 1, Philippeville,,,,,, 1,6 1,6, 1,6 3,2, 1,6 Wallonie,3,5,7,9 1,1 1,6 1, 1,3 1,1 1,5 1,4 1,4 1,7 N totaal Onbekend N totaal België 1,1 1,3 1, 1,2 1,6 1,7 1,4 2,4 2,8 2,9 3,1 4,2 5,1 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k36_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Neisseria gonorrhoeae 3

236 Neisseria gonorrhoeae Peillaboratoria de toename van het aantal gediagnosticeerde gevallen in vergelijking met voorgaande jaren kan worden toegeschreven aan de toename die is vastgesteld in het arrondissement Antwerpen (2 : N=41, 26 : N=157) en in Brussel (2 : N=2, 26 : N=136; figuren 2 en 3, en tabel 4). Figuur 2 : N. gonorrhoeae : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 2 15 IPH-K36 N 26 = 511 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : N. gonorrhoeae : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 2 15 IPH-K36 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Tabel 4 : N. gonorrhoeae : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,9 IPH - Epidemiologie k36_t4 4 Neisseria gonorrhoeae

237 Peillaboratoria Neisseria gonorrhoeae 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 79% van de gevallen is in 26 vastgesteld bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 3,8/1); 66% (271/411) van de gevallen gediagnosticeerd bij mannen behoorde tot de leeftijdsgroep tussen 25 en 44 jaar; dit percentage bedroeg 62% (221/357) in 25, 66% (171/26) in 24, 74% (18/244) in 23, 7% (152/216) in 22, 66% (13/197) in 21 en 62% (89/118) in 2; stijging van het aantal gevallen gediagnosticeerd bij mannen tussen 15 en 24 jaar (22 : N=34, 23 : N=37, 24 : N=66, 25 : N=84, 26 : N=9; figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : N. gonorrhoeae : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N; 26) N 4 IPH-K36 3 N=19 2 N= >65 leeftijdsgroep Tabel 5 : N. gonorrhoeae : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1, 1,9 1,2 1-4, 1,9 1, ,7 2 1,8 5 1, ,9 4 36, , , , , , , 57 11, > 65 2,5, 2,4 Totaal 411 1, 19 1, 52 1, Tabel 6 : N. gonorrhoeae : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k36_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,1,,,,, 11,9 3,5 62,2 11,2 6,3 2,8,, 82,5 17, ,,4,,,, 18,7 4,3 56,5 7, 9,1 2,2 1,3,4 85,7 14, ,7,,,4,,4 11,9 6, 53,3 14,7 9,5 2,5,4,4 75,8 24, ,,,3,,, 12,4 7,7 6,2 7,7 7,7 2,3 1,,7 81,6 18, ,,,,,, 21, 6,7 54,3 9,5 6,3 1,3 1,, 82,5 17, ,5,2,,,7,7 19,4 5,6 51,2 9,3 1,6 1,6,2, 82,6 17, ,,2,,2,6,4 17,3 7,7 52,1 1,2 8,7 2,3,4, 79, 21, IPH - Epidemiologie k36_t6 Neisseria gonorrhoeae 5

238 Neisseria gonorrhoeae Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie de gevallen werden het hele jaar door gediagnosticeerd (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : N. gonorrhoeae : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 2 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : N. gonorrhoeae : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : N. gonorrhoeae : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 25 2 IPH-K36 N 26 = 535 M = Neisseria gonorrhoeae

239 Peillaboratoria Neisseria gonorrhoeae Figuur 8 : N. gonorrhoeae : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 6 IPH-K Besluit Sinds 21, toename van de nationale incidentie, in het bijzonder in Brussel en in het arrondissement Antwerpen. Het aantal gevallen gediagnosticeerd bij mannen tussen 25 en 44 jaar stijgt in vergelijking met voorgaande jaren (2 : N=89, 21 : N=13, 22 : N=152, 23 : N=18, 24 : N=171, 25 : N=221, 26 : N=271). Opmerkelijk is ook de toename van het aantal gevallen gediagnosticeerd bij mannen tussen 15 en 24 jaar (22 : N=34, 23 : N=37, 24 : N=66, 25 : N=84, 26 : N=9). Het aantal gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Antwerpen blijft hoog (22 : N=84, 23 : N=84, 24 : N=87, 25 : N=11, 26 : N=157). De toename die sinds 21 wordt vastgesteld kan misschien deels worden toegeschreven aan de ontwikkeling van nieuwe diagnosetechnieken. Neisseria gonorrhoeae 7

240 Referentielaboratorium Neisseria gonorrhoeae Gegevens van het Referentielaboratorium Dhr. E. VAN DYCK I.T.G. - Microbiologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ evandyck@itg.be Ap. T. CRUCITTI I.T.G. - Microbiologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ tcrucitti@itg.be In 26 ontving het referentielaboratorium 379 "gonokokken" isolaten, 38 hiervan (1%) hadden het transport niet overleefd. Eén isolaat werd geïdentificeerd als Neisseria species (geen gonokok) en van 34 isolaten werd de identificatie Neisseria gonorrhoeae bevestigd. Een definitieve identificatie werd gerealiseerd door Gramkleuring, oxidase reactie, suikertesting (enkel glucose positief), agglutinatie met monoclonale antistoffen en twee bijkomende enzymatische testen : prolyliminopeptidase (PIP, positief) en gamma-glutamyl aminopeptidase (GGT, negatief). In 26 werd in een aantal nieuwe landen PIP-negatieve gonokokken gesignaleerd en in een aantal gekende landen nam die variant sterk toe. Zover ons bekend werden in België nog geen PIP negatieve gonokokken geïdentificeerd. Negen % van de isolaten behoorden tot serogroep IA en 91% tot serogroep IB. Door overgroei van contaminanten werden na stockage 8 gonokokken isolaten verloren; 332 isolaten waren beschikbaar voor verdere testing. Deze isolaten werden opgestuurd door 45 verschillende laboratoria (tabel 1). Tabel 1 : N. gonorrhoeae : lijst van de laboratoria die isolaten hebben gestuurd, 26 N Laboratoria N Laboratoria N Laboratoria 65 CMA Herentals 4 CU St. Luc Bruxelles 1 RHMS Baudour 26 LBS Brussel 4 CHU St. Pierre Bruxelles 1 AZ Middelares Gent 25 ITG Antwerpen 3 Clin. St. Pierre Ottignies 1 CHVE Heusy 24 AKL Lier 3 Clin. Notre Dame Grâce Gosselies 1 UZ Leuven 24 AML Antwerpen 3 St. Elisabeth Ziekenhuis Turnhout 1 AZ St. Elisabeth Geel 2 Medina Dendermonde 3 AZ St. Lucas Gent 1 AZ St. Maarten Mechelen 19 Cebiodi Bruxelles 3 Medina Aalter 1 Labo Van Poucke Kortrijk 16 UZ Gent 2 Virga Jesse Ziekenhuis Hasselt 1 CHR Namur 15 MCH Leuven 2 Stedelijk Ziekenhuis Roeselare 1 AZ Klina Brasschaat 11 LKO-LMC St. Truiden 2 Clinilabo Bruxelles 1 Labomedic Belgrade 1 Inst Klin Biol Brussel 2 Y Yperman Ziekenhuis Ieper 1 CHU Tivoli La Louvière 7 CHU Charleroi 2 CHR Val de Sambre Auvelais 1 Refuge de la Famille Mouscron 6 CHIREC Bruxelles 2 UZ Antwerpen 1 OLV Ziekenhuis Aalst 5 Somedi Heist o/d Berg 2 AZ St. Dimphna Geel 1 H. Hartziekenhuis Roeselare 5 CHU Brugmann Bruxelles 2 Clin Sud Luxemb. Arlon 1 CHU Vesale Montigny 332 Totaal k36ref_t1 De 332 geteste isolaten waren afkomstig van 294 mannen en 34 vrouwen, voor 6 isolaten was het geslacht van de patiënt niet vermeld. Voor herkomst van de isolaten, zie tabel 2. Tabel 2 : N. gonorrhoeae : herkomst van de isolaten, Herkomst van de stalen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen N % N % N % N % Urethrale monsters , ,2 Anus 9 3,1 Urine 6 3,2 4 1,4 Penisletsels 7 3,7 2,7 Sperma 1,3 Keel 1,3 Rectale monsters 2 1,1 Gewrichtsvocht 1,5 1 2,9 Bloed 1,5 Perianaal abces 1,5 Cervix/vagina/urethtra 12 85, ,4 Douglasholte 1 7,1 Onbekend 7 3,7 1 7, , 5 14,7 Totaal* 188 1, 14 1, 292 1, 34 1, * 25 : + 1 geslacht niet vermeld; 26 : + 6 geslacht niet vermeld k36ref_t2 Neisseria gonorrhoeae 1

241 Neisseria gonorrhoeae Referentielaboratorium Antimicrobiele gevoeligheidsbepalingen Minimaal inhiberende concentraties, uitgedrukt in mg/l, werden bepaald voor azithromycine, ceftriaxone, ciprofloxacine, penicilline, spectinomycine en tetracycline. De gebruikte methode was agar dilutie volgens richtlijnen van CLSI, inclusief 6 internationaal erkende gonokokken referentiestammen. In tabel 3 zijn isolaten gegroepeerd weergegeven als S (gevoelig), I (intermediair) en R (resistent). Tabel 3 : N. gonorrhoeae : globale resultaten gevoeligheidsbepaling gonokokken België, 26 : Aantallen S, I en R resultaten (MIC in mg/l) voor 332 isolaten S MIC grenswaarde I MIC grenswaarde R MIC grenswaarde Penicilline 51 < > 2. Ciprofloxacine 124 < > 1. Tetracycline 59 < > 2. Ceftriaxone* 332 < Spectinomycine 332 < > 128 Azithromycine 226 S en I: <.5 6 > 1. * geen referentiewaarden voor I en R k36ref_t3 Plasmiden 34 (1.2%) isolaten waren beta-lactamase positief (PPNG) en waren zoals verwacht resistent voor penicilline. De meeste penicilline resistente gonokokken zijn CMRNG (75/19, 68.9%). Na typering werden volgende TEM plasmiden gevonden (tabel 4). Tabel 4 : N. gonorrhoeae : TEM plasmiden, 26 N 3.2 MDa (Afrika type) MDa (Azie type) MDa (Toronto variant van Afrika type) 6 Totaal 34 k36ref_t4 In enkele landen neemt het aantal gonokokken zonder 2.6 MDa cryptisch plasmide snel toe. In België blijkt dit niet het geval. In 26 werden 3 (van 332) isolaten zonder cryptisch plasmide gevonden tegenover 8 (van 2) in 25. TET-M plasmiden : Van de 169 tetracycline resistente isolaten (MIC 2mg/l) hadden 41 een MIC 8 mg/l en deze laatste werden getest op de aanwezigheid van het 25.2 MDa TET-M conjugatief plasmide : behalve één isolaat met MIC=8 mg/l waren alle andere 4 drager van het TET-M plasmide (TRNG) : 3 (75%) bezaten het Amerikaans type plasmide en 1 (25%) het Nederlands type plasmide. Quinolone resistentie puntmutaties Alle 24 ciprofloxacine resistente gonokokken en 1 isolaat met een MIC=.5 mg/l werden getest : alle 25 bezaten de 2 gekende aminozuur-puntmutaties (asparaginezuur 95 en serine 91) in de gyrase A. 9 van de 25 isolaten hadden geen mutaties in de par C eenheid van het topoisomerase IV gen. 192 isolaten hadden 1 par C mutatie en 4 isolaten hadden 2 par C mutaties. geen enkel isolaat had 3 par C mutaties. Multiresistentie : In vergelijking met 25 is het aantal resistente isolaten gestegen : - voor penicilline van 22.5% tot 32.8% (p=.1) - voor tetracycline van 43.5% tot 5.9% (p=.12) - voor ciprofloxacine van 52% tot 61.4% (p=.4) 4 isolaten zijn multiresistent voor penicilline en tetracycline 7 isolaten zijn multiresistent voor penicilline en ciprofloxacine 46 isolaten zijn multiresistent voor tetracycline en ciprofloxacine 93 isolaten zijn multiresistent voor penicilline, tetracycline en ciprofloxacine. Multiresistentie voor 2 antibiotica schijnt ongewijzigd tov 25; maar multiresistentie tegen 3 antibiotica is voor 26 significant meer frequent dan voor 25 : stijging van 81/2 (4.5%) naar 151/332 (45.5%) (p=.5). 2 Neisseria gonorrhoeae

242 Referentielaboratorium Neisseria gonorrhoeae Neisseria gonorrhoeae 3

243 Peillaboratoria Neisseria meningitidis Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Mevr. F. CARION W.I.V. - Bacteriologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ F.carion@iph.fgov.be 2. Doelstellingen schatting trend van infecties met N. meningitidis ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten, 3. Casusdefinitie alleen isolaties uit bloed en C.S.V. 4. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 36 laboratoria, hetzij 33% van alle peillaboratoria; de 36 laboratoria waren allemaal ziekenhuislaboratoria, verspreiding van de 36 laboratoria over 22/43 arrondissementen : 17 in Vlaanderen, 16 in Wallonië en 3 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : N. meningitidis : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k29_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Neisseria meningitidis 1

244 Neisseria meningitidis Peillaboratoria in vergelijking met 25, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden, toegeschreven aan een daling van het aantal laboratoria in Vlaanderen (25 : N=25, 26 : N=17; tabel 2). Tabel 2 : N. meningitidis : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,9 IPH - Epidemiologie k29_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie in 26 incidentiecijfer van,6/1 5 inwoners op nationaal niveau; opmerkelijk zijn de 23 gevallen gediagnosticeerd in Vlaanderen, hetzij een sterke daling in vergelijking met voorgaande jaren (figuur 1). Figuur 1 : N. meningitidis : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 3,97], >, - 1, > 1, - 2, > 2, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL,56 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K29 2 Neisseria meningitidis

245 Peillaboratoria Neisseria meningitidis 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met 24 en 25, lichte daling van de nationale incidentie (tabel 3). Tabel 3 : N. meningitidis : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel,7 1,1 1,8 2, 2,3 1,6 2, 3,3 1,5 1,4 1,6 1,6,8,7 N totaal Antwerpen 1,4 1,6 1,9 1,2 1,7 1,8 2, 1,6 5,5 2,1 1,8 1,3,4,4 Mechelen,3 1, 2,7 2, 1,3 2,3 3,6 1,6 5,2 2,3 1, 1,,3,6 Turnhout 1,8 2,3 1,5 2, 2,8 3,8 4,7 3,7 4,9 1,7 1,2,7 1,,5 Halle-Vilvoorde, 1,5 1,5 1,5,7,5 1,6 2,3,9,7,4,4,3,9 Leuven 1,4 1,6 4,3 3,3 3,8 2, 2,2 1,3 1,3 1,7 1,5,6 1,5,4 Brugge,8 1,1 3,4 5,2 2,2 1,9 2,6 3,3 4,8 1,5 4,,7,7, Diksmuide 4,2, 2,1,, 6,3 8,3 6,3, 6,2,, 2,1, Ieper 1, 2,9, 3,8 1, 1,9 4,8 3,8 1, 1,, 1, 3,8 1,9 Kortrijk,4 1,8 2,2 2,2 2,9 2,2 3,2 1,8 2,9 2,5 2,2,,7, Oostende,, 2,8,, 2,1 4,2 1,4 2,1 2,8,7,,, Roeselare, 3,6 2,2 2,9 2,9 2,9 8,6 2,9 3,6 3,5 4,2,7,7, Tielt 2,3 1,2 2,3 1,1 1,1 1,1 4,6 5,7 1,1 1,1 2,3 1,1,, Veurne,,,, 3,6,,,, 1,7,, 1,7, Aalst, 1,2 1,5, 1,2,8 2,3 1,5,8,8,8,4 1,9,4 Dendermonde, 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 4,8 1,6 2,7 2,1 1,1,5 2,7, Eeklo,,, 3,8 2,5, 1,3 3,8 3,8 1,3 1,3,,, Gent 1,,8 1, 1,2 1,6 3,1 1,6 2, 1,6 1,8 1,8,4 1,,6 Oudenaarde,,,,,,9,,,,,9,,, St.-Niklaas,9,9 1,8 1,4,9,9 1,8,9 4, 4,9 1,3,9,9, Hasselt,5 1,1 1,3 1,9 2,7 2,7 2,9 3,1 2,1 3,1 1,3 1, 1,,5 Maaseik 1,,,,9 2,8,9 1,4 4,1 1,8 1,8 2,7 1,3,, Tongeren,5,5 1,1,5 2,1 1,6 2,1 1,1 5,8 1,6 3,1,,5, Vlaanderen,8 1,3 1,8 1,7 1,9 1,9 2,7 2,2 3, 2, 1,6,7,8,4 N totaal Nivelles,6,6 3,3 2,7 3,5,9,6 1,4 2, 1,7 1,7 1,4,,3 Ath,,, 1,3 1,3, 1,3 1,3 1,3 2,5 1,2, 1,2, Charleroi,7 1,4,5,9 1,9,9 1,2 2,4 2,1 1,2 1,2 1,2 1,4,5 Mons,8,8,4 1,2 1,2,4, 1,2 2,8,,8,4, 1,2 Mouscron,, 1,4 1,4, 1,4 1,4 2,9 1,4, 2,9 2,9, 1,4 Soignies 1,2,,6,6,6,6 1,2,6 2,3 1,7 1,1,,, Thuin 1,4,, 1,4,7, 1,4,7 1,4,7,7,7 1,4 2,7 Tournai,7, 1,4,7,7,7 1,4 2,1 2,1 1,4 1,4,7,7, Huy 2,1 1,, 1, 1, 3,1 3,, 3, 1,,, 1,, Liège,,2,2,9,7,9,9 1,7 1,4,9 1,4 1,,3,3 Verviers,4,8 1,2,4,8 1,5 1,9,8 1,5,4 2,2 1,5 1,1 1,1 Waremme,, 4,6,,,, 1,5, 2,9 2,9,,, Arlon 6, 6, 7,9 7,8 7,8 5,9 3,9 1,9 3,9,,,,, Bastogne,,,,,,,,,,,,, 2,3 Marche-en-Fam., 2,1,, 2,, 2,,,,,,,, Neufchâteau, 7,3 5,5 3,6 5,5 1,8 7,2 3,6 3,6, 3,6, 3,5, Virton, 2,1 4,2,,, 2,1,, 6,1,,, 4, Dinant 1,1, 1,, 1,, 3, 2, 2,, 1, 1, 2,9 1, Namur, 2,2,4,7 1,4 1,1 1,8,7 2,5,7,7,7,3 2,7 Philippeville 1,7,,, 1,7 3,3 1,6 3,3 1,6, 3,2, 1,6, Wallonie,6,9 1,1 1,1 1,4 1, 1,4 1,4 1,9 1, 1,3,8,7,8 N totaal Onbekend N totaal België 1,1 1,3 1,8 1,7 1,8 1,6 2,2 2,1 2,5 1,7 1,5,8,8,6 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k29_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Neisseria meningitidis 3

246 Neisseria meningitidis Peillaboratoria 59 gevallen, een daling t.o.v. vorige jaren (tabel 4, figuren 2 en 3) Tabel 4 : N. meningitidis : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,7 Figuur 2 : N. meningitidis : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26; M ) IPH - Epidemiologie k29_t4 N 6 4 IPH-K29 N 26 = 58 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : N. meningitidis : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 6 4 IPH-K29 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 4 Neisseria meningitidis

247 Peillaboratoria Neisseria meningitidis 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 51% van de isolaties is uitgevoerd bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 1,/1); 25% van de gevallen (15/59) is gediagnosticeerd bij kinderen tussen 1 en 4 jaar (21 : 66/247 hetzij 27% van de gevallen; 22 : 48/168 hetzij 29% van de gevallen; 23 : 38/154 hetzij 25% van de gevallen; 24 : 26/87 hetzij 3% van de gevallen; 25 : 21/85 hetzij 25% van de gevallen); voorheen werd ongeveer 1/4 van de gevallen elk jaar opnieuw vastgesteld bij jongeren tussen 15 en 24 jaar (1998 : N=37 of 23%; 1999 : N=53 of 24%; 2 : N=54 of 26%; 21 : N=6 of 24%; 22 : N=39 of 23%); sinds 23 ligt dit percentage lager dan voorheen (23 : N=27 of 18%; 24 : N=9 of 1%; 25 : N=13 of 15%; 26 : N=8, hetzij 14%; figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : N. meningitidis : leeftijdsverdeling (N; 26) N 8 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : N. meningitidis : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 6 2, 1 3,4 7 11, ,7 7 24, , ,7 6 2, , ,3 4 13,8 8 13, , 3 1,3 3 5, ,7 2 6,9 7 11,9 > ,7 6 2,7 8 13,6 Totaal 3 1, 29 1, 59 1, Tabel 6 : N. meningitidis : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k29_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,8 5,7 15,2 13,3 15,2 8,6 12,4 13,3 2,4 3,3 3,3, 1,4 1,9 53,8 46, ,5 5,3 15, 11,7 8,1 8,1 14,6 9,7 6,5 3,6 2,4 4,,8 3,6 53,8 46, ,7 3,6 17,9 1,7 7,7 1,1 14,9 8,3 3,6 4,2 3, 4,8 1,2 2,4 56, 44, ,1 4,5 13,6 11, 17,5 9,1 7,8 9,7 1,9 5,2 2,6 1,9,6 5,2 53,2 46, ,7 6,9 14,9 14,9 8, 4,6 6,9 3,4 6,9 9,2 5,7 3,4 3,4 5,7 51,7 48, ,6 7,1 16,5 8,2 12,9 9,4 8,2 7,1 3,5 4,7 2,4 3,5 3,5 2,4 57,6 42, ,2 1,7 13,6 11,9 8,5 1,2 6,8 6,8, 5,1 8,5 3,4 3,4 1,2 5,8 49,2 IPH - Epidemiologie k29_t6 Neisseria meningitidis 5

248 Neisseria meningitidis Peillaboratoria 4. Oorsprong van de stalen in 26 werden bijna alle stalen afgenomen uit bloed, zowel van kinderen < 5 jaar dan van personen (tabel 6). Tabel 7 : N. meningitidis : evolutie van de verdeling van de isolaties volgens de oorsprong van de afgenomen stalen (%, ) Oorsprong van de afgenomen stalen C.S.V. Bloed C.S.V.+Bloed Totaal (N) 1994 <5j >5j <5j >5j <5j >5j <5j >5j <5j >5j <5j >5j <5j >5j <5j >5j <5j >5j <5j >5j <5j >5j <5j >5j <5j >5j IPH - Epidemiologie k29_t7 6 Neisseria meningitidis

249 Peillaboratoria Neisseria meningitidis 5. Seizoensevolutie infecties met N. meningitidis worden het hele jaar door waargenomen maar meestal meer in de winter en minder in de zomer, met uitzondering van 21 (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : N. meningitidis : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 5 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : N. meningitidis : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : N. meningitidis : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 15 IPH-K29 N 26 =59 M = Neisseria meningitidis 7

250 Neisseria meningitidis Peillaboratoria Figuur 8 : N. meningitidis : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken (N 26, Max en Min ) N / 4 weken 4 IPH-K op basis van de gegevens verzameld van 1996 tot 26, wordt soms een piek van meningokokkeninfecties na de piek van griepale ALI waargenomen (figuur 9). Figuur 9 : N. meningitidis : vergelijking tussen de evolutie van het aantal N. meningitidis en griepale ALI ( ) 2 N. meningitidis griepale ALI 12 N N. meningitidis / week N griepale ALI / 1 patiëntcontacten IPH-K29 8 Neisseria meningitidis

251 Peillaboratoria Neisseria meningitidis Aanbevelingen De aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad met betrekking tot de vaccinatie tegen meningokokkenmeningitis van serogroep C vindt u op het internetadres Besluit de nationale incidentie van infecties met N. meningitidis (26 :,6/1 5 inwoners) daalt nog, de evolutie van N. meningitidis per serogroep staat verder in dit rapport en in het jaarrapport van het referentielaboratorium ( de daling die sinds 21 wordt vastgesteld, kan worden toegeschreven aan de doeltreffendheid van de vaccinatiecampagne maar misschien ook aan de natuurlijke vermindering van serogroep C of aan groepsimmuniteit, het strekt tot de aanbeveling de preventieve maatregelen kenbaar te maken om het risico op meningokokkenmeningitis tot een minimum te herleiden (zie rubriek informatiefolders en informatiefolder 7 als bijlage). Neisseria meningitidis 9

252 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis Gegevens van het Referentielaboratorium Mevr. F. CARION W.I.V. - Bacteriologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ F.carion@iph.fgov.be In 26 stuurden 7 laboratoria voor klinische biologie, verspreid over heel België, 176 stammen naar het referentielaboratorium (WIV afdeling Bacteriologie). De stammen kunnen worden ingedeeld in 4 groepen afhankelijk van hun klinische vorm en oorsprong : Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Totaal Groep 1 : stammen geïsoleerd bij patiënten met meningitis en/of sepsis Groep 2 : stammen geïsoleerd bij gezonde dragers Groep 3 : stammen geïsoleerd bij patiënten met een broncho-pulmonaire infectie Groep 4 : stammen van diverse oorsprong (oog, urethraal/vaginaal secreet, ) De volgende analyses werden uitgevoerd : biochemische identificatie van de stam; bepaling van de serogroep van alle meningokokken door agglutinatie met de antisera A, B, C, X, Y, Z, W135 en 29E; diagnose en bepaling van de serogroep door PCR op LV of bloedstalen voor stalen die niet cultiveerbaar zijn; bepaling van de serotypes (1, 2a, 2b, 4, 15, 21) en subtypes (P1.1, P1.2, P1.3, P1.4, P1.5, P1.6, P1.7, P1.9, P1.1, P1.12, P1.13, P1.14, P1.15, P1.16) van de meningokokken door middel van een ELISA-techniek met monoclonale antilichamen geleverd door het National Institute for Biological Standards and Control (Potters Bar, UK); bepaling van de gevoeligheid voor 6 antibiotica (MIC) met de Etest : penicilline G, ampicilline, cefotaxime, chloramphenicol, rifampicine en ciprofloxacine. Groep 1 : Meningitis en sepsis Het laboratorium ontving 147 stammen geïsoleerd bij patiënten met meningitis of sepsis : k29ref_gr N. meningitidis N. flava N. mucosa N. perflava N. subflava N. lactamica Totaal * ** *** 139 * 1 in de Democratische Republiek Congo k29ref_gr1 ** 2 in het Groothertogdom Luxemburg *** keel Voor 8 stalen kon de diagnose van N. meningitidis niet bevestigd worden (PCR was negatief). Neisseria meningitidis 1

253 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium Verdeling volgens de oorsprong van het staal en de infectie Tabel 1 : N. meningitidis : verdeling volgens de oorsprong van het staal (N; 2-26) Oorsprong van het staal Bloed CSV Keel Sputum Huid Post-mortem Nasofarynx Gewricht Niet vermeld Totaal 2 N % 47,9 5,9,7,4 1, 21 N % 47,1 49,5 2,4,5,3,3 1, 22 N % 43,9 54,2 1,1,4,4 1, 23 N % 53,1 45,6 1,3 1, 24 N % 4,8 57,3 1,9 1, 25 N % 48, 47,4 4,1,6 1, 26 N % 56,5 4,6,7 2,2 1, In 41% van de gevallen werd de stam uit CSV geïsoleerd en in 57% uit bloed (tabel 1). Tabel 2 : N. meningitidis : verdeling volgens de aard van de infectie (N; 2-26) k29ref_t1 Aard van de infectie Meningitis Sepsis Meningitis + sepsis Bacteriëmie Septische arthritis Niet vermeld Totaal 2 N % 62,5 3,3 1,1 6, 1, 21 N % 66,6 26,6,8 6,1 1, 22 N % 33,2 27,1 34,,4 5,3 1, 23 N % 3,7 3,3 31,1 7,9 1, 24 N % 33,8 27,4 31,8 7, 1, 25 N % 32,7 29,2 32,7 5,3 1, 26 N % 28,3 32,6 3,4 2,2 6,5 1, Er werden 2 doden ten gevolge van de infectie gemeld (Case Fatality Rate, CFR : N overleden gevallen/n gevallen x 1 = 1,4%). k29ref_t2 2 Neisseria meningitidis

254 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis Verdeling per maand In 26 traden veel gevallen op in de winter en in de herfst (piek in maart en november) (figuren 1 tot 9). Figuur 1 : N. meningitidis totaal : verdeling per maand (N; ) N / maand 5 IPH-K Figuur 2 : N. meningitidis totaal : evolutie van het aantal diagnoses per maand (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K29ref J F M A M J J A S O N D Figuur 3 : N. meningitidis totaal : evolutie van het aantal diagnoses per maand (N 26, M ) N 5 4 IPH-K29ref N 26 = 138 M = J F M A M J J A S O N D Neisseria meningitidis 3

255 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium Figuur 4 : N. meningitidis serogroep B : verdeling per maand (N; ) N / maand 5 4 serogroep B andere IPH-K Figuur 5 : N. meningitidis serogroep B : evolutie van het aantal diagnoses per maand (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K29refB J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : N. meningitidis serogroep B : evolutie van het aantal diagnoses per maand (N 26, M ) N 4 3 IPH-K29refB N 26 = 114 M = J F M A M J J A S O N D 4 Neisseria meningitidis

256 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis Figuur 7 : N. meningitidis serogroep C : verdeling per maand (N; ) N / maand 5 4 serogroep C andere IPH-K Figuur 8 : N. meningitidis serogroep C : evolutie van het aantal diagnoses per maand (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K29refC J F M A M J J A S O N D Figuur 9 : N. meningitidis serogroep C : evolutie van het aantal diagnoses per maand (N 26, M ) N 25 2 IPH-K29refC N 26 = 11 M = J F M A M J J A S O N D Neisseria meningitidis 5

257 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium Schatting van de incidentie per arrondissement De nationale incidentie bedroeg 1,3/1. inwoners. Op arrondissementsniveau was de incidentie bijzonder hoog in Namur : 4,8/1. inw., Arlon : 3,6/1. inw. en Thuin : 3,4/1. inw. (figuur 1 en tabel 3). Figuur 1 : N. meningitidis totaal : incidentie per arrondissement (26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 4,79], MC >, - 1, > 1, - 2, > 2, RS BG TL KR TR EK GT OD AT MN AL 1,31 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV TH LV NM DN MS HS TG WR LG HY MR NC VT BS AR TG VV IPH-K29ref 6 Neisseria meningitidis

258 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis Tabel 3 : N. meningitidis totaal : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel 1,1 2,7 3,1 3,4 2,6 2, 3,4 2,3 2,5 2,4 2,3 1,7 2, N totaal Antwerpen 1,6 2,6 2,6 3, 2,3 3,7 2,9 8,2 4,5 2,2 2,2 1,3 1,8 Mechelen 1, 2, 2,7 1,3 3, 4,3 1,3 6,2 2, 1,9 1, 1,,6 Turnhout 2,6 2, 2,3 3,5 3,7 5,2 4,4 5,9 2,7 1,9 1,2 1,2,5 Halle-Vilvoorde 1,5 2,2 2, 1,6,9 2,3 2, 1,6 1,8,9,9 1, 1,2 Leuven 1,8 3,6 2,9 4,2 2,2 2,4 1,5 2,2 2,4 2,4,9 1,1,9 Brugge 1,1 3,7 7,5 2,6 3, 5,2 2,6 7,4 1,8 4,4,7 1,1,4 Diksmuide 2,1 4,2 1,5, 6,3 6,2 8,3 2,1 6,2, 2,1 2,1, Ieper 3,8 1,9 4,8, 2,9 4,8 3,8, 2,9, 2,9 5,8 1,9 Kortrijk,7 3,2 2,5 2,5 3,6 3,6 2,2 3,2 2,9 2,9,,7 1,1 Oostende, 2,8,7,,7 4,2 3,5 3,5 4,9 2,1 2,1 2,,7 Roeselare 4,3 2,2 3,6 3,6 4,3 11,4 5, 5, 3,5 4,2 2,1 1,4,7 Tielt 1,2 2,3 1,1 1,1 1,1 2,3 5,7 1,1 1,1 2,3 1,1,, Veurne, 1,8 1,8 3,6,,, 1,8 1,7, 3,4 1,7 1,7 Aalst,8 1,5,4 2,3 1,9 3,8 1,5 3,4 1,5 1,9 1,1 2,3 1,1 Dendermonde 1,1 1,1,5,5 1,1 4,3 1,6 3,2 2,1 1,1 1,1 2,7,5 Eeklo,, 3,8 2,5 1,3 1,3 6,3 3,8 3,8 1,3,,, Gent 1, 1,2 1,4 2, 3,6 2, 2,8 2,4 2,2 2, 1, 2,2 1,6 Oudenaarde,9,,,9,9,9,9,9 1,7,9,9,, St.-Niklaas,5 1,4,5 1,4 1,8 2,2 1,3 4, 4,9 1,3,9 1,8,4 Hasselt,5 1,9 1,3 2,6 2,9 3,9 3,7 1,8 4,1 2,1 1, 1,3 1, Maaseik 1,9 1, 1,4 2,8 2,8 2,8 4,6 3,2 3,2 3,6 2,2 1,3,9 Tongeren,,5,5 2,7 2,7 6,9 2,1 11,6 2,6 5,2 1, 1, 1,6 Vlaanderen 1,3 2,1 2,2 2,4 2,5 3,7 2,7 4,3 2,9 2,2 1,3 1,4 1, N totaal Nivelles,6 2,7 4,1 5, 1,7 1,4 2, 2,6 2,5 2, 1,7,5 1,1 Ath,, 1,3 2,6, 2,5 5,1 2,5 2,5 2,5, 2,5, Charleroi,9 1,4 1,4 2,3 2,6 1,7 3,1 3,6 1,4 1,4 1,9 4,3 1,2 Mons 1,2 1,2 2, 2,4 1,2,8 1,2 5,2 1,6 1,6 1,2 1,6 2, Mouscron, 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 2,9 1,4, 5,7 4,3 2,9 2,8 Soignies,,6,6 2,3 3,5 1,2 1,7 5,2 4, 3,4,6 2,3, Thuin,,7 1,4 1,4 2,1 2,7 2,1 2,7 2,7 4,1,7 2,7 3,4 Tournai,7 3,5 4,3 2,8 5,7 1,4 3,6 4,3 4,3 2,1 2,8 2,1 2,1 Huy 1,, 1, 2, 2, 4,, 4, 2, 1, 1,9 3,9 1, Liège,2,2,7,8,7,7 1,7 1,7,9 2,4 1,7 1,,3 Verviers,8 1,2,4,8 1,5 2,3,8 1,5,4 2,6 1,5 1,1 1,1 Waremme 1,5,,,,, 4,4, 2,9 4,3,, 1,4 Arlon 4, 8, 7,8 13,7 5,8 3,9 1,9 3,8 1,9, 3,7, 3,6 Bastogne,,, 2,5 2,5, 2,5, 2,4 2,4 7,1, 2,3 Marche-en-Fam. 2,1,, 2, 2, 2,,,,,,, 1,9 Neufchâteau 9,1 5,5 3,6 5,4 1,8 7,2 1,8 7,2, 5,3, 3,5 1,7 Virton 2,1 4,3 2,1,, 2,1, 2,1 6,1, 6, 2, 2, Dinant, 1, 1, 2, 1, 3, 1, 3, 1, 1, 1, 5,8 1,9 Namur 1,4 1,4 1,1 1,4,7 3,2 2,5 3,2 2,5 1,4 2,1 2,4 4,8 Philippeville 1,7,, 1,6 3,3 3,3 3,3 4,9, 3,2, 1,6 1,6 Wallonie,9 1,3 1,6 2,2 1,8 1,8 2, 3, 1,8 2,2 1,7 2, 1,6 N totaal Onbekend N totaal België 1,3 2, 2,1 2,4 2,3 2,9 2,6 3,7 2,5 2,2 1,5 1,6 1,3 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k29ref 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Neisseria meningitidis 7

259 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium In vergelijking met het gemiddelde van voorgaande jaren werd in de meeste arrondissementen een daling van het aantal gediagnosticeerde gevallen vastgesteld, behalve in het arrondissement Namur (figuren 11 en 12). Figuur 11 : N. meningitidis totaal : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26 M ) N 8 6 IPH-K29ref N 26 = 137 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 12 : N. meningitidis totaal : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26 Max en Min per arrondissement N 8 6 IPH-K29ref N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 8 Neisseria meningitidis

260 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis Op nationaal vlak bedroeg de incidentie van meningokokken behorend tot serogroep B 1,1/1. inwoners. Op het vlak van de arrondissementen werden de hoogste incidentiecijfers vastgesteld in Namur : 4,8/1. inw. en Arlon : 3,6/1. inw. (figuur 13 en tabel 4). Figuur 13 : N. meningitidis serogroep B : incidentie per arrondissement (26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS MC RS BG TL KR TR EK GT OD AT MN AL incidentie/1. inwoners [, - 4,11], >, - 1, > 1, - 2, > 2, 1,8 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV TH LV NM DN MS HS TG WR LG HY MR NC VT BS AR TG VV IPH-K29Bref Neisseria meningitidis 9

261 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium Tabel 4 : N. meningitidis serogroep B : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel,8 2,2 2,5 2,5 1,9 1,2 1,9 1,1 1,3 1,8 1,9 1,3 1,6 N totaal Antwerpen 1, 2,2 2,4 2,5 1,9 2,7 2,4 2,4 2,2 1,5 1,7 1,1 1,4 Mechelen 1, 1,7 2, 1,3 2,3 2,9 1,3 2,,7 1,6 1,,6, Turnhout 2, 1,3 2, 2,5 2, 4,2 3,4 1,7 1, 1,7 1,2 1,2,5 Halle-Vilvoorde 1,3 2, 2, 1,4,7 1,4 1,1 1,1 1,1,5,4 1,,7 Leuven 1,4 2,9 2,7 3,8 1,3 1,5 1,3 1,1 2,,9,9,9,9 Brugge 1,1 2,6 6,3 2,2 2,6 3,3 1,5 4,4 1,1 3,7,7 1,1,4 Diksmuide, 4,2,, 2,1 4,2 2,1 2,1 2,1, 2,1,, Ieper 3,8 1, 4,8, 1,9 1,9,, 2,9, 2,9 5,8 1,9 Kortrijk,4 3,2 2,2 1,8 2,5 1,8 1,4 1,8 2,2 2,2,, 1,1 Oostende, 1,4,7,,7 3,5 2,1, 3,5 1,4 2,1 1,4,7 Roeselare 4,3 2,2 2,1 3,6 3,6 6,4 2,8 2,8 3,5 4,2 1,4 1,4,7 Tielt 1,2 2,3 1,1, 1,1 2,3 2,3 1,1 1,1 2,3 1,1,, Veurne, 1,8 1,8 3,6,,,, 1,7, 1,7 1,7 1,7 Aalst,4 1,2,4 1,9,8 1,1 1,5 1,5,8 1,5,4 1,9,4 Dendermonde 1,1 1,1,5,5, 2,1,5 1,6 1,6 1,1,5 2,7,5 Eeklo,, 2,5 1,3,, 5, 2,5 3,8 1,3,,, Gent,6 1,2,8 2, 3,2 1,6 1,6 1, 1,8 1,8,6 1,4 1,4 Oudenaarde,9,, 1,8,,9,,,9,9,9,, St.-Niklaas,,9,5, 1,3 1,3,9 2,2 3,6 1,3,9 1,8,4 Hasselt,5 1,6 1,1 2,1 1,6 3,4 2,1 1,3 2,6 2,1,8 1,3,5 Maaseik 1,,5 1,4,9 2,3,5 2,3,5 1,8 1,8 2,2 1,3,9 Tongeren,,5,5 2,7 2,7 4,8 1,1 6,3 2,1 4,2 1, 1, 1,6 Vlaanderen 1, 1,8 1,9 1,9 1,8 2,4 1,8 1,8 1,9 1,7 1, 1,2,8 N totaal Nivelles,6 2,1 3,5 3,2 1,5 1,2 1,4 2, 1,7,6,6,5 1,1 Ath,, 1,3 1,3, 2,5 3,8, 2,5 2,5, 2,5, Charleroi,7,9 1,2 2,1 2,1 1,4 1,2 1,4,5 1,4 1,4 2,6,9 Mons 1,2,4 1,2 2,4,8,4,4 3,2,8,8,4 1,2 2, Mouscron, 1,4, 1,4, 1,4 1,4 1,4,, 2,9 2,9 1,4 Soignies,,6,6 1,7 2,3 1,2 1,2 2,3 2,3 2,3,6 1,7, Thuin,,7 1,4 1,4 1,4 2,7,7,, 2,1,7 2, 2,7 Tournai,7 2,1 4,3 2,1 5,, 2,1 2,1 3,6 2,8 2,8 1,4 2,1 Huy,, 1, 2, 1, 4,, 3, 2, 1, 1,9 2,9 1, Liège,2,,5,8,3,5 1,4 1,,5 1,5 1,2 1,,3 Verviers,4,4,4,8 1,5 1,5,8,8,4 2,2 1,5 1,1,7 Waremme 1,5,,,,, 4,4, 2,9 4,3,, 1,4 Arlon, 6, 5,9 7,8 3,9 3,9 1,9 1,9 1,9, 3,7, 3,6 Bastogne,,,,,,,, 2,4 2,4 4,8, 2,3 Marche-en-Fam.,,, 2,, 2,,,,,,, 1,9 Neufchâteau 7,3 5,5 3,6 5,4 1,8 3,6 1,8 5,4, 1,8, 3,5 1,7 Virton 2,1 4,3 2,1,, 2,1, 2,1 2,, 6, 2, 2, Dinant, 1,, 1, 1, 2,, 2, 1, 1, 1, 5,8 1,9 Namur,7,4 1,1 1,1,7 2,1 1,1 1,8 1,4,7 2,1 2,4 4,1 Philippeville 1,7,, 1,6 1,6 3,3 3,3 4,9, 3,2, 1,6 1,6 Wallonie,6,9 1,3 1,7 1,3 1,4 1,2 1,6 1,1 1,5 1,3 1,7 1,4 N totaal Onbekend N totaal België 1, 1,6 1,8 1,9 1,6 2, 1,6 1,7 1,6 1,6 1,2 1,4 1,1 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k29bref 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar 1 Neisseria meningitidis

262 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis In vergelijking met voorgaande jaren is in de meeste arrondissementen een daling van het aantal gediagnosticeerde gevallen van serogroep B vastgesteld, met evenwel een toename in de arrondissementen Mons, Thuin en Namur (figuren 14 en 15). Figuur 14 : N. meningitidis serogroep B : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 3 2 IPH-K29refB N 26 = 114 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 15 : N. meningitidis serogroep B : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 3 2 IPH-K29refB N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Neisseria meningitidis 11

263 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium Op nationaal vlak bedroeg in 25 de incidentie van meningokokken behorend tot serogroep C,1/1. inwoners. Op het vlak van de arrondissementen werden de hoogste incidentiecijfers vastgesteld in Mouscron : 1,4/1. inw. (figuur 16 en tabel 5). Figuur 16 : N. meningitidis serogroep C : incidentie per arrondissement (26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS MC RS BG TL KR TR EK GT OD AT MN AL incidentie/1. inwoners [, - 1,42], >, -,25 >,25 -,5,1 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV >,5 IPH-K29Cref LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV 12 Neisseria meningitidis

264 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis Tabel 5 : N. meningitidis serogroep C : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel,1,3,1,5,6,8 1,4,7 1,,5,3,3,2 N totaal Antwerpen,1,1,1,2,3,5,2 5,2 1,7,6,3,1,3 Mechelen,3,3,7,, 1,, 3,9 1,3,,,, Turnhout,,3,,5 1,7,2,7 3,4 1,5,2,,, Halle-Vilvoorde,2,,,2,2,9,7,4,7,2,2,, Leuven,2,5,,4,7,9,2,9,4 1,1,,2, Brugge, 1,1,,,4 1,5 1,1 2,2,7,4,,, Diksmuide 2,1,,, 4,2 2,1 4,2, 4,2,,,, Ieper,,,,, 2,9 2,9,,,,,, Kortrijk,,,4,7,4 1,4,7 1,1,7,7,,4, Oostende,,,,,,7 1,4 3,5 1,4,,,, Roeselare,,,,,7 4,3 1,4 2,1,,,7,, Tielt,,, 1,1,, 3,4,,,,,, Veurne,,,,,,, 1,8,, 1,7,, Aalst,,4,, 1,1 1,5, 1,9,8,,4,4, Dendermonde,,,, 1,1 1,1 1,1 1,6,,,5,, Eeklo,, 1,3 1,3,, 1,3 1,3,,,,, Gent,,,2,,4,4,8 1,4,2,2,2,4, Oudenaarde,,,,,9,,9,,9,,,, St.-Niklaas,5,,,5,4,9,4 1,8 1,3,,,, Hasselt,,,3,3,8,5 1,6,3 1,3,,3,,5 Maaseik,5,5,,,5 1,8 2,3 2,3 1,4 1,3,,, Tongeren,,,,, 2,1 1,1 5,3,5 1,,,, Vlaanderen,1,2,1,2,5 1,,8 2,3,9,4,2,1,1 N totaal Nivelles,,6, 1,2,3,3,6,3,6 1,1,6,, Ath,,,,,,, 2,5,,,,, Charleroi,,2,2,2,5,2 1,7 1,9,7,2,5 1,7,2 Mons,,4,8,,,4,8 2,,8,8,4,, Mouscron,, 1,4,,, 1,4,, 1,4 1,4, 1,4 Soignies,,,,6,,,6 2,9 1,7 1,1,,, Thuin,,,,,,,7 2,1 2,7,7,,7, Tournai,,,,7,7,7 1,4 2,1,7,7,,, Huy,,,, 1,,,,,,, 1,, Liège,,,,,3,2,2,3,3,7,2,, Verviers,4,8,,,,8,,8,,4,,,4 Waremme,,,,,,,,,,,,, Arlon 2, 2,, 3,9 1,9,, 1,9,,,,, Bastogne,,,,,,,,,, 2,4,, Marche-en-Fam.,,,,,,,,,,,,, Neufchâteau 1,8,,,, 3,6, 1,8, 1,8,,, Virton,,,,,,,, 4,1,,,, Dinant,,, 1,, 1, 1, 1,,,,,, Namur,7,,,4,,7 1,1 1,1 1,1,7,,,3 Philippeville,,,,,,,,,,,,, Wallonie,2,2,1,3,2,4,6 1,1,7,6,2,3,1 N totaal Onbekend N totaal België,2,2,1,3,5,8,8 1,7,9,5,2,2,1 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k29cref 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Neisseria meningitidis 13

265 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium In vergelijking met voorgaande jaren zijn in alle arrondissementen een daling van het aantal gevallen van serogroep C vastgesteld (figuren 17 et 18). Figuur 17 : N. meningitidis serogroep C : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N IPH-K29refC N 26 = 1 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 18 : N. meningitidis serogroep C : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N IPH-K29refC N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Geografische verspreiding 49,7% van de gevallen werd in Vlaanderen waargenomen, 9,9% in Brussel en 4,4% in Wallonië (tabel 6, figuur 19). Tabel 6 : N. meningitidis totaal : regionale verspreiding van de stammen (N, %; 2-26) Provincie/Gewest Antwerpen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Limburg Vlaanderen Brussel Brabant wallon Hainaut Liège Luxembourg Namur Wallonie Onbekend Totaal 2 N % 18,7 6,4 14,2 11,2 1,9 61,4 12,7 2,6 12,4 5,6 1,1 3,7 25,5,4 1, 21 N % 31,3 5,3 11,6 1,5 9,5 68,2 5,8 2,4 13,2 4,7 1,8 3,9 26,1, 1, 22 N % 22,5 8, 12,6 13,7 1,7 67,6 9,2 3,1 11,1 3,8 1,9 3,1 22,9,4 1, 23 N % 15,8 6,6 13,6 9,6 11,4 57, 1,5 3,1 13,6 11, 1,8 3,1 32,5, 1, 24 N % 18,5 5,7 9,6 8,3 7, 49, 14,6 3,8 12,7 1,2 5,1 4,5 36,3, 1, 25 N % 11,7 6,4 1,5 15,2 5,8 49,7 9,9 1,2 21,6 7,6 2,3 7,6 4,4, 1, 26 N % 15,2 8, 6,5 9,4 6,5 45,7 14,5 2,9 14,5 5,1 4,3 12,3 39,1,7 1, k29ref_t6 14 Neisseria meningitidis

266 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis Figuur 19 : N. meningitidis totaal : verspreiding per provincie (%, ) N % IPH-K29 Neisseria meningitidis 15

267 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium Verdeling volgens leeftijdsgroep en geslacht Bij personen van het mannelijke geslacht werden 75 (54%) stammen geïsoleerd en bij personen van het vrouwelijke geslacht 63 stammen; de geslachtsverhouding M/V bedraagt 1,2/1. Kinderen jonger dan 5 jaar vertegenwoordigen 37% van de gevallen en jongeren tussen 15 en 19 jaar vertegenwoordigen 18% van de gevallen (tabel 7). Tabel 7 : N. meningitidis totaal : verdeling per leeftijdsgroep en geslacht (N, %; 2-26) Leeftijdsgroep < 1 maand 1-11 maand 1-4 jaar 5-9 jaar 1-14 jaar jaar 2-24 jaar jaar jaar > 65 jaar onbekend Totaal 2 Mannen Vrouwen Totaal * % 13,1 27,7 15, 8,6 15,4 5,6 5,2 4,5 4,5,4 1, Overleden Mannen Vrouwen Totaal % 1,1 1,8 27,9 11,6 6,1 17,9 5,5 8,9 5,3 4,7,3 1, Overleden Mannen Vrouwen Totaal ** %, 14,5 28,2 11,1 6,5 16, 5,3 6,9 7,3 3,8, 99,6 Overleden Mannen Vrouwen Totaal %,4 12,7 28,9 11, 11, 14,5 3,1 8,8 6,1 3,5, 1, Overleden Mannen Vrouwen Totaal %, 16,6 26,1 11,5 2,5 13,4 2,5 1,8 8,3 8,3, 1, Overleden Mannen Vrouwen Totaal %, 18,7 26,9 11,7 9,4 8,8 5,3 8,8 4,7 5,3,6 1, Overleden Mannen Vrouwen Totaal %, 15,2 21,7 8, 8, 18,1 2,2 3,6 11,6 11,6, 1, Overleden * 1 onbekend geslacht; ** 1 onbekend k29ref_t7 16 Neisseria meningitidis

268 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis Verdeling in serogroepen Voor de 138 ontvangen meningokokken kon de serogroep worden bepaald. Serogroep B werd in 83% van de stammen aangetroffen en serogroep C in 8% van de gevallen (tabel 8). Tabel 8 : N. meningitidis : verdeling in serogroepen (N, %; 2-26) serogroep B C X Y W135 29E Totaal 2 N % 64,2 33,1,,8 1,6,4 1, 21 N % 47,5 49,4,3, 2,8, 1, 22 N % 63,6 35,2,,8,4, 1, 23 N % 75,8 21,5,5,9 1,4, 1, 24 N % 8,5 13,6,6 1,9 3,2, 1, 25 N % 83,6 1,5,6 1,8 3,5, 1, 26 N % 82,6 8,, 3,6 5,8, 1, k29ref_t8 Neisseria meningitidis 17

269 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium Verdeling per leeftijds- en serogroep Voor serogroep B was het aantal infecties hoog bij jonge kinderen en verminderde het aantal met de leeftijd behalve bij de leeftijdsgroep jaar. Voor serogroep C waren er meer gevallen bij volwassenen als bij jongeren onder de 2 jaar. De infecties van de serogroep Y werden vooral bij patiënten ouder dan 64 jaar waargenomen (4/5 van de gevallen; tabel 9). Tabel 9 : N. meningitidis : verdeling per leeftijds- en serogroep (N; 2-26) serogroep < 1 maand 1-11 maand 1-4 jaar 5-9 jaar 1-14 jaar jaar 2-24 jaar jaar jaar > 65 jaar onbekend Totaal 2 B C W Y E 1 1 Totaal B C W X 1 1 Totaal B C W Y Totaal B C W X 1 1 Y 2 2 Totaal B C W X 1 1 Y Totaal B C W X 1 1 Y Totaal B C W X Y Totaal k29ref_t9 18 Neisseria meningitidis

270 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis Verdeling per serogroep en gewest 46% van de gevallen werden in Vlaanderen waargenomen, 4% in Wallonië ent 14% in Brussel. Serogroep B overheerste in de drie gewesten. In Vlaanderen trof serogroep C alleen volwassenen ouder dan 25 jaar (tabel 1). Tabel 1 : N. meningitidis : verdeling per serogroep en gewest (N; 2-25) serogroep Vlaanderen Brussel Wallonie Totaal 2 B C W Y E 1 1 Totaal B C W X 1 1 Totaal B C W Y Totaal B C W X 1 1 Y Totaal B C W X 1 1 Y Totaal B C W X 1 1 Y Totaal B C W X Y 4 5 Totaal k29ref_t1 Neisseria meningitidis 19

271 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium Verdeling in sero- en subtypes Voor 19 meningokokken B en 11 meningokokken C werd het serotype en het subtype bepaald. In serogroep B werden serotype 4 (5%) en subtype P1.4 (53%) het frequentst waargenomen. De combinatie van serotype 4 met subtype P1.4 (B:4:P1.4) werd bij 44% van de stammen van serogroep B vastgesteld (tabel 11). Tabel 11 : N. meningitidis : serogroep B : verdeling in sero- en subtypes (N; 26) Subtype Serotype Totaal 1 2a 2b NT P1.2, P P1.4, P P P1.7, P P P P P P P NST Totaal NT : niet typeerbaar / NST : niet subtypeerbaar k29ref_t11 In serogroep C werden serotype 2a (82%) en subtype P1.2,5 (45%) het frequentst waargenomen. De combinatie van serotype 2a met subtype P1.2,5 (C:2a:P1.2,5) werd teruggevonden bij 45% van de stammen van serogroep C (tabel 12). Tabel 12 : N. meningitidis : serogroep C : verdeling in sero- en subtypes (N; 26) Subtype Serotype Totaal 1 2a 2b NT P1.1, P1.2, P NST Totaal NT : niet typeerbaar / NST : niet subtypeerbaar k29ref_t12 Alle stammen van de serogroep W135 waren niet typeerbaar (vooral W135 :NT :P1.3,6) behalve één stam die W135:2a:P1.2,5 was. De stammen van serogroep Y waren ofwel niet typeerbaar ofwel van serotype 15. Antibioticagevoeligheid Het referentielaboratorium heeft de gevoeligheid van 129 meningokokkenstammen, geïsoleerd in 26, getest door Etest voor penicilline G, ampicilline, cefotaxime en chlooramfenicol (behandelingsantibiotica), rifampicine en cipro-floxacine (profylaxeantibiotica). Alle geteste stammen waren gevoelig voor chlooramfenicol, cefotaxime, ciprofloxacine en rifampicine (tabel 13). 74 procent van de stammen waren gevoelig voor ampicilline en voor penicilline G. Onder de 33 stammen met een verminderde gevoeligheid voor penicilline (22B, 4C en 7 W135) waren 28 stammen (22%) intermediair met MICs van,94 tot,25 μg/ml en 5 (4%) stammen resistent met MICs van,38 tot,5 μg/ml. Geen stam was resistent voor ampicilline (MIC 2 μg/ml). Tabel 13 : N. meningitidis : antibioticagevoeligheid van meningokokken (26) Antibiotica Remmingsconcentratie (MIC) in g/ml % gevoeligheid Gevoeligheidsdrempel* Interval 5% 9% Penicilline G <,6,8 -,5,47, Ampicilline <,12,16 -,75,32,25 74 Cefotaxime <,12 <,2 -,8,3,4 1 Chlooramfenicol <2,25-1,5,75 1,5 1 Rifampicine <,5 <,2 -,94,12,32 1 Ciprofloxacine <,3 <,2 -,8,3,4 1 * CLSI M1-S17, 27 k29ref_t13 2 Neisseria meningitidis

272 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis Retrospectief overzicht Tabel 14 : N. meningitidis : incidentie en verdeling van de stammen in serogroepen (N, %; ) Jaar Incidentie Stammen Serogroepen A B C W135 Andere N/1. N % % % % % 1987,7 67 3,2 66,6 27, 1,6 1, , 92 2,4 61,9 31, 4,7 1989,9 83 3,7 75,6 15,9 2,4 2,4 199,8 77 2,9 75,7 21, , 96 84,6 13,2 1,1 1, ,2 119,9 8,1 14,7 4, , ,7 17,8 1,6 3, ,3 133,8 81, 13,2 2,5 2, , 2,6 86, 11, 2, , , 7, 1,5, , ,5 12,5 1,7 1, , ,5 2,8 2,3 1, , ,4 27,5,4,7 2 2, ,2 33, 1,6 1,2 21 3, ,5 49,4 2,8,3 22 2, ,6 35,2,4,8 23 2, ,8 21,5 1,4 1,3 24 1, ,5 13,6 3,2 2,7 25 1, ,6 1,5 3,5 2,4 26 1, ,6 8, 5,8 3,6 k29ref_t14 Neisseria meningitidis 21

273 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium Commentaar en besluit In België nam de incidentie van meningokokkeninfecties toe van 1 geval per 1. inwoners in 1991 tot 3,7 gevallen per 1. inwoners in 21 (tabel 14). De stijging van de incidentie werd geassocieerd met wijzigingen: in de leeftijdsverdeling, met meer gevallen bij adolescenten en jonge volwassenen (figuur 2); in de geografische spreiding, met een sterke toename van het aantal gevallen in Vlaanderen; in de verdeling per serogroep en serotype : toename van de frequentie van de isolaties van serogroep B en serotype 4:P1.4 tot 1996 en sinds 1997 toename van de frequentie van de isolaties van serogroep C en serotype 2a (figuur 22). In 21 overheerste serogroep C (49%). Ten gevolge van de hoge incidentie van infecties met meningokokken C (1,7/1. in 21) werd er besloten om een nationale vaccinatiecampagne te organiseren waarbij kinderen van 1 tot 5 jaar gratis met het geconjugeerde vaccin tegen meningokok C zouden worden ingeënt. In de Vlaamse Gemeenschap startte de campagne, die alle jongeren van 1 tot 18 jaar wil beschermen, in november 21 en ze eindigde in december 24. In de Duits- en Franstalige gemeenschap startte de vaccinatiecampagne in maart 22, ze eindigde in september 22 en beoogde alleen kinderen van 1 tot 5 jaar. Baby s van maanden krijgen het vaccin in het kader van het basisvaccinatieschema. Van 21 tot 24, ten gevolge van de vaccinatiecampagne, daalde het aantal infecties veroorzaakt door serogroep C met 88% in België, 93% in Vlaanderen en 78% in Wallonië. Het aantal meningokokken C-infecties is gedaald bij alle leeftijdsgroepen (tabel 9). In de leeftijdsgroep 1-5 jaar, beoogd door de nationale inentingscampagne, werd een daling van 9% van de C- gevallen waargenomen. Bij de jongeren van 1 tot 18 jaar was de vermindering gelijk aan 94% en aan 78% bij de volwassenen ouder dan 18 jaar. In 25 werd een lichte toename van het aantal meningokokkeninfecties, geassocieerd met serogroep B, waargenomen. Dit zijn de veranderingen in 26, i.v.m. het voorgaande jaar : het aantal stalen verstuurd naar het laboratorium is met 19% gedaald (138 in 26 vs 171 in 25); het percentage van meningokokken met serogroep C is licht verminderd (8% in 26 vs 1,5% in 25) terwijl dat van meningokokken met serogroep B stabiel rond 83% bleef; het percentage van meningokokken met serogroep Y steeg van 1,8% in 25 tot 3,6% in 26 en met serogroep W135 van 3,5% in 25 tot 5,8% in 26; in de serogroep C hebben we in 26 geen stam met serotype 2b teruggevonden, de meest frequente stam was C:2a:P1.5 in plaats van C:2a:P1.2,5 in 25 en het percentage van meningokokken C met serotype 2a steeg van 56% in 25 tot 82% in 26; in de serogroep B is serotype 4 van 6% in 25 tot 5% in 26 verminderd maar het percentage van stammen B:4:P1.4 bleef stabiel; de letaliteit (CFR=1,4%, niet significant) was zwak in 26 (2 gemelde overlijdens, 1 veroorzaakt door serogroep B en 1 door serogroep Y) in vergelijking met de voorgaande jaren : 8,2% in 25 eit 6,4% in 24. Tot besluit In 26 is het aantal meningokokkeninfecties in vergelijking met voorgaande jaren gestegen. Serogroep B was sterk dominant en serogroep C bleef verminderen. Figuur 2 : N. meningitidis : evolutie van de verdeling van de gevallen per leeftijdsgroep (%; ) % 6 5 IPH-K29-4 j. 5-9 j j j. >19 j Neisseria meningitidis

274 Referentielaboratorium Neisseria meningitidis Figuur 21 : N. meningitidis : evolutie van de meningokokkeninfecties (N; ) N 4 IPH-K Figuur 22 : N. meningitidis : evolutie van de serogroepen (%; ) % 1 IPH-K29 8 B B C A W C W135 Y Neisseria meningitidis 23

275 Neisseria meningitidis Referentielaboratorium Groep 2 : Dragerschap Het laboratorium ontving 13 stammen geïsoleerd uit de nasofarynx van gezonde kiemdragers, doorgaans met een zieke in hun omgeving : Neisseria meningitidis B C W Y Z 2 29E 1 1 niet groepeerbare stammen Totaal Neisseria polysaccharea 2 Neisseria lactamica Neisseria subflava 1 1 Neisseria spp. 2 niet Neisseria 1 niet reactiveerbaar stammen Totaal Groep 3 : Bronchusinfecties Het laboratorium ontving 12 stammen geïsoleerd uit sputum : k29ref_gr Neisseria meningitidis A 1 B C W X Y 1 1 Z E 1 1 niet groepeerbare stammen Totaal niet reactiveerbaar stammen Totaal Groep 4 : Diverse oorsprong Het laboratorium ontving 4 stammen van verschillende oorsprong (vaginaal secreet, oog,... ) : k29ref_gr Neisseria meningitidis A 1 1 B C W X 1 Y niet groepeerbare stammen Totaal Neisseria gonorrhoeae Neisseria spp. 5 niet Neisseria 1 1 niet reactiveerbaar stammen Totaal k29ref_gr4 24 Neisseria meningitidis

276 Referentielaboratorium Opkomende Virussen 1. Gegevens van het referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER WIV - Virologie J. Wytsmanstraat Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be 2. Programmaverantwoordelijken contactpersonen Carine Gérard Isabelle Thomas Tel. : 2/ Tel. : 2/ Fax : 2/ Fax : 2/ carine.gerard@iph.fgov.be Isabelle.Thomas@iph.fgov.be 3. Doelstellingen Snelle diagnose stellen in geval van een nationale of internationale crisis, veroorzaakt door het ontstaan of opnieuw opduiken van virosen die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Taken van de sectie : het stellen van de diagnose van opduikende virosen zoals SARS, vogelgriep (H5N1, H7N7), westnilevirus, enz. en de ontwikkeling en validatie van moleculaire diagnosetests evenals de manipulatie van pathogene virussen van risiconiveau 3 in laboratoria met bioveiligheidsniveau L3. Uitwisseling van informatie met de Cel Medische Bewaking van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, het kabinet van de minister van volksgezondheid, de gemeenschappen, de WGO en de vragende partijen, met name artsen en laboratoria. 4. Accreditatie Geen geaccrediteerde test 5. Realisaties in 26 Surveillance van griep met pandemisch potentieel A/H5N1 Zie jaarrapport Surveillance van griep in België seizoen op de website Samenvatting In december 25 is naar alle artsen een brief gestuurd om hen te informeren over het bestaan van eventuele besmettingsrisico s (vooral voor reizigers afkomstig van landen getroffen door vogelgriep). In deze brief zijn de artsen op de hoogte gebracht van de definitie van een verdacht, waarschijnlijk of bevestigd geval van een humane infectie met het virus A/H5N1. Net zoals in fase OMS 3 moet elk verdacht geval worden bevestigd in het laboratorium. De artsen hebben ook nauwkeurige instructies gekregen om hen in de gelegenheid te stellen stalen te nemen bij verdachte patiënten. Bovendien zijn stalenkits naar alle laboratoria voor klinische biologie in België gestuurd, die ze op hun beurt ter beschikking stellen van artsen met een vermoeden van een infectie met het virus H5N1. Om de aanwezigheid na te gaan van het virus A/H5N1 in stalen van verdachte patiënten, is een resem PCR-tests ontwikkeld. Deze tests zijn in combinatie gebruikt, zodat een differentiële diagnose van influenza mogelijk was (aviair en humaan subtype). De fasen waarin de verdachte stalen moeten worden gemanipuleerd en het nucleïnezuur moet worden geëxtraheerd (RNA) zijn doorlopen in een BSL3 laboratorium, voornamelijk om elke mogelijke nieuwe sortering tegen te gaan tussen influenzavirussen van vogel-oorsprong en menselijke oorsprong, meestal behandeld in BSL2 laboratoria, in het kader van de surveillance van seizoensgriep. Voor elk verdacht staal worden de onderstaande tests gerealiseerd : Real time PCR type A, B, subtype H5. Parallel daaraan, Nested RT-PCR subtype H3 en H1(bevestiging). In geval van een positief resultaat bij subtypering H, Nested RT-PCR subtype N1(humaan, aviair)/n2. Sinds januari 26 is een groot aantal oproepen gegeven door de behandelende artsen. Deze oproepen zijn doorgegeven aan de gezondheidsinspecteur (gemeenschappen) opdat de eindbeslissing kan vallen wat betreft de indeling van het geval en de eventuele preventieve maatregelen. De indeling van de verdachte, mogelijke en waarschijnlijke gevallen is gebaseerd op een geheel van epidemiologische en klinische criteria (symptomen, landen van oorsprong en termijn na de terugkeer, contact al dan niet met gevogelte). In 26 werden 22 patiënten aan het NIC gemeld en onderworpen aan de laboratoriumdiagnose H5. Onder de 22 patiënten werden er 3 ingedeeld onder de non-gevallen omdat zij niet aan de gevalsdefinitie beantwoordden. Er is echter een staal bij deze patiënten genomen. Zestien van de 19 verdachte gevallen werden beschouwd als verdachte gevallen, 2 als Opkomende Virussen 1

277 Opkomende Virussen Referentielaboratorium mogelijke gevallen en 1 als waarschijnlijk geval. Alle stalen genomen bij mogelijke en waarschijnlijke gevallen werden met spoed behandeld en een resultaat is binnen de 24 uur doorgegeven. De stalen genomen bij verdachte gevallen en de nongevallen werden eveneens snel behandeld maar niet met spoed. Wij merken op dat een test bij een patiënt was herhaald omdat het eerste staal in een onaangepaste verpakking was getransporteerd en dat voor een patiënt de slechte kwaliteit van het staal geen analyse mogelijk heeft gemaakt. Bijgevolg werden 21 van de 22 patiënten getest. Geen enkele van de 21 geteste patiënten was positief voor het virus H5N1 maar 5 patiënten vertoonden een positief resultaat voor influenza waaronder 4 voor influenza A (1 H3N2 en 3 H1N1) en 1 voor influenza B. 6. Besluit In de loop van de alarmfase OMS 3 voor een pandemie, bestaat het doel van de surveillance erin elk verdacht geval van humane infectie door het virus H5N1 op te sporen. Daarom zijn ook laboratoriumtests uitgevoerd bij patiënten die niet helemaal beantwoorden aan de definitie van een mogelijk of waarschijnlijk geval. Voor deze gevallen, bestempeld als verdacht of non-geval, is de laboratoriumdiagnose niet met spoed uitgevoerd. Een enkele patiënt beantwoordde aan de definitie van een waarschijnlijk geval in de loop van het jaar. Het ging om een patiënt die de klinische symptomen vertoonde nadat hij in nauw contact was gekomen met gevogelte en bovendien in een zone waar vogelgriephaarden actief waren en humane gevallen waren bevestigd (Turkije). Het surveillancesysteem voor alle verdachte gevallen van A/H5N1 inlfuenzavirusinfecties werkte goed. De samenwerking met de verschillende betrokkenen was optimaal en heeft de gelegenheid geboden om pertinente informatie te geven aan de verschillende autoriteiten. Ontwikkeling en validatie van moleculaire diagnosetests Meerdere technieken van subtypering van influenza A werden in 26 ontwikkeld : - subtypering H5 via real time PCR (wordt gevalideerd) - subtypering aviaire N1 via nested RT PCR - subtypering H2 en H7 via nested RT-PCR. Diagnosetests van SARS en van de west-nilevirusinfectie (WNV) In 26 werden 3 analyseaanvragen geregistreerd : - SARS 1/6 Maria Ziekenhuis Noord Limburg - WNV 1/6 Securex externe Dienst voor Preventie en Bescherming (Antwerpen) - WNV 1/6 Binche De bekomen resultaten waren negatief. 7. Publicatie in 26 S. Quoilin, I. Thomas, C. Gérard, S. Maes, G. Haucotte, M. Gerard, Y. Van Laethem, R. Snacken, G. Hanquet, B. Brochier, E. Robesyn Management of potential human cases of influenza A/H5N1: lessons from Belgium Eurosurveillance, 26, 11, 1, E Opkomende Virussen

278 Peillaboratoria Parainfluenza Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van infecties met Parainfluenza ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 2. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 geval door 13 laboratoria, dit is 12% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 13 laboratoria over 8/43 arrondissementen : 7 in Vlaanderen, 2 in Wallonië en 4 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Parainfluenza : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper 1 1 Kortrijk Oostende Roeselare 1 33 Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas 1 5 Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur 1 33 Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k84_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Parainfluenza 1

279 Parainfluenza Peillaboratoria in vergelijking met 25, daling van het aantal laboratoria die ten minste één geval diagnosticeerden (tabel 2). Tabel 2 : Parainfluenza : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , ,1 IPH - Epidemiologie k84_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 4,2/1 5 inwoners; opmerkelijk zijn de 255 gevallen gediagnosticeerd in Brussel (2 : N=147, 21 : N=227, 22 : N=129, 23 : N=3, 24 : N=229, 25 : N=34) : die gevallen zijn verspreid en in het bijzonder gelokaliseerd in Sint-Jans-Molenbeek (N=3), Anderlecht (N=34) en Brussel-Stad (N=31) (figuur 1). Figuur 1 : Parainfluenza : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 23,3], >, - 2, > 2, - 4, > 4, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 4,2 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K84 2 Parainfluenza

280 Peillaboratoria Parainfluenza 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met 25, daling van de nationale incidentie (tabel 3, figuren 2 en 3). Tabel 3 : Parainfluenza : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw.; ) Arrondissement Brussel 13,7 17,2 21,9 15,3 23,7 13,2 3,2 22,9 3,2 25, N totaal Antwerpen 1,3 1,1 3,4,2 4,3 5,9 5,4 3,4 1,2 5,6 Mechelen, 1, 6,9,3 1,3 1,3 1,3 1, 2,6 1, Turnhout,3 1,,5,3,5,2,7,5 1,, Halle-Vilvoorde 3,3 2,7 3,4 3,1 3,6 3,2 5,1 3,3 6,8 5,6 Leuven 1,3,7 1,3 8,5,4,2,2,2 1,5 1,3 Brugge 2,2 2,6 1,1,7 2,6 1,5 1,1,7, 1,8 Diksmuide, 2,1,,,,, 6,2, 2,1 Ieper,,,,,,,,, 2,9 Kortrijk,4 2,5 1,1,,7 1,1 2,5 2,2 1,1, Oostende, 3,5 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4,,, Roeselare 7,2,7,,,7,7,,,7,7 Tielt 3,4 3,4 1,1 1,1 2,3 3,4 1,1 1,1 6,8, Veurne 1,8, 3,6, 1,8,,,,, Aalst 1,2 1,5,,4,4,,8 1,9 1,5 1,5 Dendermonde 3,2,5,5, 1,6,,5,5 6,4 1,6 Eeklo,, 1,3, 1,3 6,3, 2,5,, Gent,4,4,2 1,,6,,8,8 1,,2 Oudenaarde,9 2,6,9,, 1,7 2,6 2,6,,9 St.-Niklaas,,9 3,1 4, 2,7 1,3 1,3,4 1,8,9 Hasselt,3 1,1 2,4 2,6 1,3,5,8,3,3, Maaseik,5,,,,5,,,,, Tongeren 1,1, 1,1,, 1,6,5,,, Vlaanderen 1,3 1,3 1,9 1,5 1,7 1,8 2, 1,4 3,2 1,9 N totaal Nivelles 1,2 2,1 1,2,6 1,7, 2, 1,1 3,3 1,9 Ath 3,8 1,3 1,3 2,5 2,5, 1,2 1,2 1,2, Charleroi,9,5 3,3 2,1 2,1 2,4 2,4 1,4,9,9 Mons 2,4 1,6 1,2,8 2,4,8 2,8 2,4,4 1,2 Mouscron 1,4,,,,,,, 1,4, Soignies 1,2 5,2 4,1,6 2,3 6,9 8, 1,8 1,7,6 Thuin 3,4 2,8,7, 1,4 3,4 6,2 3,4, 1,4 Tournai 5,7,,7,7,7 1,4 1,4,7 1,4 2,8 Huy,,,,, 1, 1, 1,,, Liège,2,2,7,7 2,4,2,2,,,2 Verviers,4,4 1,9,,,,4,,, Waremme, 1,5 1,5, 2,9,,,, 1,4 Arlon 2, 5,9,, 3,9 1,9,, 1,8, Bastogne 2,5 2,5 2,5, 2,5, 4,8 4,8 14,1, Marche-en-Famenne, 2,, 2,,, 1,9 5,8 1,9, Neufchâteau, 1,8 1,8 1,8,, 1,8 5,3 3,5 1,7 Virton, 2,1 2,1 2,1,,,, 2, 2, Dinant 6,1 4,1 3, 2, 8, 7, 29,6 129,8 62,4 23,3 Namur,,4,7 1,4 1,1,7 1,7 2,8 2,4 3,4 Philippeville 1,7 1,7 3,3,, 1,6 4,8 17,6 14,4 3,2 Wallonie 1,3 1,3 1,5,9 1,8 1,3 2,8 6, 3,4 1,8 N totaal Onbekend N totaal België 2,5 3, 3,8 2,7 4, 2,8 5,2 5,2 6,2 4,2 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k84_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Parainfluenza 3

281 Parainfluenza Peillaboratoria Figuur 2 : Parainfluenza : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 4 3 N 26 = 431 M =386 IPH-K Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Parainfluenza : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26 Max en Min per arrondissement N 4 3 IPH-K84 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 442 gevallen in 26, een daling van 32% t.o.v. 25 (tabel 4). Tabel 4 : Parainfluenza : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , ,6 IPH - Epidemiologie k84_t4 4 Parainfluenza

282 Peillaboratoria Parainfluenza 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 54% van de gevallen is in 26 gediagnosticeerd bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 1,2/1); 55% van de gevallen is gediagnosticeerd bij kinderen < 1 jaar en 35% bij kinderen tussen 1 en 4 jaar (figuur 4 en tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Parainfluenza : leeftijdsverdeling (N, 26) N 3 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Parainfluenza : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < , 17 53, , , , , ,2 6 3, 16 3, ,4 3 1,5 4, ,1 3 1,5 8 1, ,1 5 2,5 1 2,3 > ,1 2 1, 7 1,6 Totaal 237 1, 22 1, 439 1, Tabel 6 : Parainfluenza : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k84_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,5 15,2 12,6 1,1 5,1 4,,4 1,1 6,9 3,2 4, 3,6 6,1 3,2 59,6 4, ,1 22,8 19,6 13,6 3, 2,5,7,7 2, 2,2 1,2 1, 3,2 1,2 55,8 44, ,9 2,5 19,1 17,4 2,7 3,1 1, 2, 1,4 1,7 1,4 3,4,7,7 51,2 48, ,5 22, 18,4 16,5 4,7 1,5,,4 1,3 1,5,4 1,9 1,1,8 55,5 44, ,5 22,9 18,8 16,9 3, 2,2,2,4,2,9,4,9 1,1 1,5 54,2 45, ,7 23,9 19, 16,4 2,6 2,9,5,3,3,5 1,2 1,4 1,4,9 53,7 46, ,8 24,4 17,3 17,3 2,3 1,4,2,7 1,1,7 1,1 1,1 1,1,5 54, 46, IPH - Epidemiologie k84_t6 Parainfluenza 5

283 Parainfluenza Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie Parainfluenza wordt het hele jaar door waargenomen, in het bijzonder gedurende de lente (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Parainfluenza : aantal diagnoses per week (26) N / week 4 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Parainfluenza : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Parainfluenza : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 4 3 IPH-K84 N 26 = 442 M = Parainfluenza

284 Peillaboratoria Parainfluenza Figuur 8 : Parainfluenza : aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 125 IPH-K uit de gegevens verzameld van 1996 tot 26 blijkt dat de piek van Parainfluenzainfecties die van griepale ALI volgt (figuur 9). Figuur 9 : Parainfluenza : vergelijking van de evolutie van het aantal Parainfluenza en het aantal griepale ALI ( ) 4 Parainfluenza griepale ALI 12 N Parainfluenza / week N griepale ALI / 1 patiëntcontacten IPH-K84 Parainfluenza 7

285 Parainfluenza Peillaboratoria 5. Diagnosetechnieken de diagnosetechniek was bekend voor 7/13 laboratoria; voor deze diagnose gebruikten de meeste laboratoria in 26 de techniek cultuur of antigeendetectie (tabellen 7 en 8). Tabel 7 : Parainfluenza : verdeling van de diagnosetechnieken per kiem (N, %; 25-26) Diagnosetechniek N % % N % % antigeendetectie ,25 23, ,89 18,33 cultuur 383 6,7 58, ,24 61,31 PCR 58 9,19 8,9 18 4,86 4,7 serologie 37 5,86 5,67,, N gevallen waarvoor een techniek is vermeld 631 1, 96, , 83,71 N gevallen waarvoor geen techniek is vermeld 21 3, ,29 Tabel 8 : Parainfluenza : verdeling van de diagnosetechnieken per laboratorium (N, %; 25-26) IPH - Epidemiologie k84_t Diagnosetechniek(en) N % % N % % antigeendetectie 3 3, 18, ,86 23,8 cultuur 4 4, 25, 3 42,86 23,8 PCR 1 1, 6, ,29 7,69 serologie 2 2, 12,5,, N laboratoria die de techniek hebben vermeld 1 1, 62,5 7 1, 53,85 N laboratoria die de techniek niet hebben vermeld 6 37,5 6 46,15 IPH - Epidemiologie k84_t8 Besluit Infecties met Parainfluenza worden voornamelijk in het voorjaar vastgesteld en volgen de piek van griepale infecties. De meeste gevallen zijn gediagnosticeerd bij kinderen < 5 jaar. 8 Parainfluenza

286 Peillaboratoria Parvovirus Dit virus maakt sinds 21 deel uit van het surveillanceprogramma. In 21 registreerden 4 laboratoria 37 infecties. Een laboratorium diagnosticeerde 29 gevallen. De infecties waren vooral in Brussel (N=18) en in Wallonië (N=14) gelokaliseerd. De verdeling per geslacht was als volgt : 15/37 waren van het mannelijke geslacht en 22/37 waren van het vrouwelijke geslacht. De verdeling per leeftijd was als volgt : 12/37 waren kinderen 5 jaar, 7/37 waren kinderen tussen 6 en 2 jaar en 18/37 waren volwassenen tussen 21 en 62 jaar. In 22 registreerde 1 laboratorium 15 infecties. Deze waren vooral gelokaliseerd in Brussel (N=13), de overige gevallen waren gelokaliseerd in Vlaanderen. De verdeling per geslacht was als volgt : 2/15 waren van het mannelijke geslacht en 13/15 waren van het vrouwelijke geslacht. De verdeling per leeftijd was als volgt : 3/15 waren kinderen 5 jaar, 5/15 waren kinderen tussen 6 en 2 jaar en 7/15 waren volwassenen tussen 21 en 33 jaar. In 23 registreerden 4 laboratoria 16 infecties, 1 ervan diagnosticeerde 11 gevallen. De infecties waren gelokaliseerd in 9 arrondissementen van het land, waarvan 4 in Brussel en 6 in de 3 arrondissementen van de provincie Antwerpen. De geslachtsverdeling was als volgt : 7/16 (44%) waren van het mannelijke geslacht en 9/16 (56%) waren van het vrouwelijke geslacht. De leeftijdsverdeling was als volgt : 4/16 waren kinderen 5 jaar, 2/16 waren kinderen tussen 6 en 2 jaar en 1/16 waren volwassenen tussen 21 en 74 jaar. In 24 registreerden 9 laboratoria 34 infecties. Een laboratorium diagnosticeerde 15 gevallen. De infecties waren gelokaliseerd in 1 arrondissementen van het land, waarvan 11 in Brussel en 9 in de 3 arrondissementen van de provincie Namen. De geslachtsverdeling was als volgt : 8/34 (24%) waren van het mannelijke geslacht en 26/34 (76%) van het vrouwelijke geslacht. Opmerkelijk waren de 13/26 gevallen gediagnosticeerd bij vrouwen tussen 25 en 44 jaar. In 25 registreerden 17 laboratoria 55 infecties. Een laboratorium diagnosticeerde 19 gevallen. De infecties waren gelokaliseerd in 22 arrondissementen van het land. De geslachtsverdeling was als volgt : 23/55 (42%) waren van het mannelijke geslacht en 32/55 (58%) van het vrouwelijke geslacht. Opmerkelijk waren de 2/32 gevallen gediagnosticeerd bij vrouwen tussen 25 en 44 jaar. In 26 registreerden 17 laboratoria 86 infecties. Een laboratorium diagnosticeerde 22 gevallen. De infecties waren gelokaliseerd in 26 arrondissementen van het land. De geslachtsverdeling was als volgt : 28/85 (33%) waren van het mannelijke geslacht en 57/85 (67%) van het vrouwelijke geslacht. Opmerkelijk waren de 27/57 gevallen gediagnosticeerd bij vrouwen tussen 25 en 44 jaar (tabellen 1 tot 3). Tabel 1 : Parvovirus : evolutie van het aantal deelnemers (21-26) Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden diagnosticeerden N % N % , , 22 1, , , ,5 Tabel 2 : Parvovirus : evolutie van de registratiefrequentie (21-26) IPH - Epidemiologie k113_t1 Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar 21 37, , , , , ,8 IPH - Epidemiologie k113_t2 Parvovirus 1

287 Parvovirus Peillaboratoria Tabel 3 : Parvovirus : geslachts- en leeftijdsverdeling (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 3 1,7 1 1,8 4 4, ,3 7 12, , , 11 19, , ,6 5 8,8 6 7, , 27 47,4 34 4, ,3 5 8,8 9 1,6 > ,1 1 1,8 3 3,5 Totaal 28 1, 57 1, 85 1, Tabel 4 : Parvovirus : geslachts- en leeftijdsverdeling (%; 21-26) IPH - Epidemiologie k113_t3 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 21 37,, 16,2 13,5 5,4 13,5 2,7, 5,4 24,3 1,8 8,1,, 4,5 59, ,, 6,3 6,3, 18,8, 18,8 6,3 37,5,, 6,3, 18,8 81, ,, 12,5, 18,8 6,3,, 6,3 5,,, 6,3, 43,8 56, ,9,, 17,6 8,8 14,7 2,9, 5,9 38,2 2,9 2,9, 2,9 23,5 76, ,5, 12,7 9,1 12,7 3,6 1,8 5,5 3,6 36,4 3,6 1,8 1,8 1,8 41,8 58, ,5 1,2 4,7 8,2 8,2 12,9 1,2 5,9 8,2 31,8 4,7 5,9 2,4 1,2 32,9 67,1 IPH - Epidemiologie k113_t4 2 Parvovirus

288 Referentielaboratorium Pasteurella species Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. VANROBAEYS DGZ-VL. - Laboratorium West Industrielaan, Torhout Tel. : 5/ Fax : 5/ Mia.vanrobaeys@dgz.be Sinds 21 is het referentielaboratorium gevestigd bij het Dierengezondheidszorg Vlaanderen, laboratorium West. In de loop van 26 werden 31 inzendingen aangeboden door 1 verschillende ziekenhuizen of klinische laboratoria voor biochemische identificatie van Pasteurella stammen. Sinds 22 tot heden schommelt het aantal op jaarbasis rond de 3 inzendingen. Ook het aantal insturende ziekenhuizen of laboratoria blijft constant. In tabel 1 is de evolutie weergegeven van de biochemische identificaties. De overgrote meerderheid van de stammen wordt biochemisch geïdentificeerd als P. multocida subsp multocida. Tabel 1 : Pasteurella species : biochemische identificatie (N, %; 21-26) N % N % N % N % N % N % P. multocida subsp. multocida 14 87, , ,9 14 4, 16 61,5 2 64,5 P. multocida subsp. septica 1 6,3 3 11,1 6 22,2 8 22,9 3 11,5 5 16,1 P. canis biovar 1 1 6,3 5 18,5 2 7,4 6 17,1 5 19,2 3 9,7 P. canis biovar 2 2 7,4 1 3,8 P. dogmatis 2 7,4 1 2,9 P. hemolytica 1 3,8 1 3,2 Pasteurella sp niet typeerbaar 3 8,6 Andere (geen Pasteurella sp ) 1 3,7 1 3,7 3 8,6 2 6,5 Totaal 16 1, 27 1, 27 1, 35 1, 26 1, 31 1, In tabel 2 is de evolutie weergegeven van de oorsprong van isolatie. De meerderheid van culturen is afkomstig uit wonden, etter en ulcera die in meer dan de helft van de gevallen kan geassocieerd worden met een kat of hondenbeet. Tabel 2 : Pasteurella species : oorsprong van isolatie (N, %; 22-26) N % N % N % N % N % Wonden - etter - ulcera 17 63, 16 59, , ,1 2 64,5 Sputum 5 18,5 6 22,2 3 8,8 5 19,2 3 9,7 Bloed 1 3,7 5 18,5 1 29,4 1 3,8 5 16,1 Gewrichtsvocht 1 3,7 1 2,9 1 3,2 Uitstrijkje 2 5,9 1 3,2 Biopsie 1 3,7 Niet gespecifieerd 2 7,4 1 3,2 Andere (oor, aortaklep, neussecreet, urine) 3 8,8 1 3,8 Totaal 27 1, 27 1, 34 1, 26 1, 31 1, 26 k13ref_t1 k13ref_t2 Pasteurella species 1

289 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Plasmodium Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be 2. Doelstellingen schatting trend van Plasmodium-infecties ( ), schatting nationale incidentie, beschrijving van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënt. 3. Evolutie van het aantal deelnemende laboratoria registratie van ten minste 1 infectie door 32 laboratoria, dit is 29% van alle peillaboratoria, zoals voorheen, toevoeging van de gegevens van het referentielaboratorium (I.T.G. Antwerpen) aan die van de peillaboratoria en ontdubbeling van de registraties, verspreiding van de 32 laboratoria over 18/43 arrondissementen : 17 in Vlaanderen, 9 in Wallonië en 6 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Plasmodium : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst 1 25 Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy 1 1 Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k11_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Plasmodium 1

290 Plasmodium Peillaboratoria + Referentielaboratorium t.o.v. de vorige jaren is er een stabilisatie vastgesteld van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2). Tabel 2 : Plasmodium : evolutie van het aantal deelnemende laboratoria ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,9 IPH - Epidemiologie k11_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 incidentie van 1,8/1 5 inwoners op nationaal niveau, opmerkelijk is het feit dat het referentielaboratorium 154 gevallen heeft gediagnosticeerd of bevestigd en dus 77% van alle gevallen (2 : 22/337 of 65%, 21 : 217/327 of 66%, 22 : 186/299 of 62%, 23 : 17/262 of 64%, 24 : 166/262 of 63%, 25 : 193/27 of 71%), opmerkelijk zijn de 61 gevallen gediagnosticeerd in Brussel (2 : N=61, 21 : N=64, 22 : N=69, 23 : N=59, 24 : N=56, 25 : N=75) en de 44 gevallen gelokaliseerd in het arrondissement Antwerpen (2 : N=55, 21 : N=57, 22 : N=62, 23 : N=59, 24 : N=5, 25 : N=47; figuur 1). Figuur 1 : Plasmodium : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 5,99], >, - 1,5 > 1,5-3, > 3, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 1,86 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K11 2 Plasmodium

291 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Plasmodium 2. Evolutie van de registratiefrequentie het gemiddelde aantal gediagnosticeerde gevallen blijft hoog in Brussel en in het arrondissement Antwerpen (figuren 2 en 3). Figuur 2 : Plasmodium : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 1 75 IPH-K11 N 26 = 184 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3: Plasmodium : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 1 75 IPH-K11 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv in vergelijking met vorige jaren is er een daling van het aantal gediagnosticeerde gevallen in 26 (tabel 3). Tabel 3 : Plasmodium : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,9 IPH - Epidemiologie k11_t3 Plasmodium 3

292 Plasmodium Peillaboratoria + Referentielaboratorium 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 66% van de isolaties is afkomstig van personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 1,9/1), bijna de helft van de gevallen is gediagnosticeerd bij personen tussen 25 en 44 jaar (figuur 4, tabellen 4 en 5). Figuur 4: Plasmodium : verdeling volgens leeftijd (N; 26) N 9 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 4 : Plasmodium : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1,,, 1-4 1,8 1 1,5 2 1, , ,5 2 1, ,3 8 12, , , , , , , ,8 > ,6 3 4,6 1 5,2 Totaal 126 1, 65 1, 191 1, Tabel 5 : Plasmodium : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k11_t4 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 2 316,,3,6,9 5,1 3,8 8,2 5,4 32,6 14,9 14,6 6,3 5,4 1,9 66,5 33, ,,,7,7 4, 2,3 8,3 5,6 34, 18,2 15,2 5, 4,6 1,7 66,7 33, ,,,7 1,1 3,2 3,5 8,5 7,4 37,8 12,7 14,8 5,3 3,5 1,4 68,6 31, ,9 1,3 2,2 1,3 4,3 2,2 8,2 3,9 31,6 16, 17,3 6,1 3, 1,7 67,5 32, ,4, 1,2 1,2 3,1 1,9 1,5 6,2 3,4 14, 19,1 7, 3,5 1,6 68,1 31, , 1,5 1,5,8 6,8 5,6 1,2 4,1 3,5 12, 16,5 6,8 3,,8 68,4 31, ,,,5,5 4,2 6,3 6,8 4,2 31,4 12, 19,4 9,4 3,7 1,6 66, 34, IPH - Epidemiologie k11_t5 4 Plasmodium

293 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Plasmodium 4. Seizoensevolutie het hele jaar door worden gevallen gediagnosticeerd, afhankelijk van de jaren stellen we eind augustus en in september een toename van het aantal gevallen vast (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Plasmodium : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 15 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6: Plasmodium : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7: Plasmodium : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 2 15 IPH-K11 N 26 = 195 M = Plasmodium 5

294 Plasmodium Peillaboratoria + Referentielaboratorium Figuur 8: Plasmodium : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 5 IPH-K Geografische oorsprong van de infectie de geografische oorsprong van de infectie was gekend voor 84 van de 195 gevallen (43%); in 23 was zij gekend voor 13 van de 266 gevallen (39%), in 24 voor 141 van de 262 gevallen (54%) en in 25 voor 17 van de 27 gevallen (4%); 78/84 (93%) gevallen zijn besmet in Afrika en 5 in Azië (tabel 6). Tabel 6 : Plasmodium : geografische oorsprong (N, %, ) Geografische Afrika Amerika Azië Europa Oceanië Totaal oorsprong N % N % N % N % N % N % ,7 2 1, ,3 1, , ,2 4 2, , 2 1, , ,7 2 1,2 12 7, , ,8 4 2,4 16 9,6 1,6 1, , ,4 3 1,8 18 1,5 3 1,8 1, , ,6 1,7 16 1,5 1,7 1, , ,3 2 1,5 7 5, , ,7 6 5,3 9 8, 113 1, ,3 4 3,9 8 7,8 13 1, ,2 5 3,5 13 9, , ,3 8 7, ,2 17 1, ,9 5 6, 1 1,2 84 1, IPH - Epidemiologie k11_t6 6 Plasmodium

295 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Plasmodium 6. Evolutie in functie van de parasitaire species in 26 was het type van 132 infecties bekend; net zoals voorheen behoorden de meeste stammen (86%) in 26 toe aan het type P. falciparum (tabel 7). Tabel 7 : Plasmodium : evolutie van de verspreiding van de geïncrimineerde parasitaire species (N; ) P. P. P. P. P. falciparum P. falciparum Gemengde jaar falciparum vivax ovale malariae + P. ovale + P. malariae infecties Totaal N % N % N % N % N % N % N % N % , ,2 2 7,1 6 2,1 3 1, , , 25 11, ,4 7 3, , ,5 25 8,6 9 3, ,4 1,3 9 3, , , 96 26, 43 11,7 16 4,3 11 3, 369 1, , ,8 23 9,8 5 2,1 1,4 1,4 2, , , ,8 11 4,5 4 1,6 1, , ,9 3 12,3 23 9,5 8 3, , ,1 3 11,5 26 9,9 4 1, , , ,8 17 7, 4 1, , , 3 15, 18 9, 4 2, 2 1, , 22 1,4 22 1,4 13 6, , ,8 21 1, 8 3,8 3 1,4 21 1, ,9 23 1,8 19 9, 7 3, , , ,9 6 4,1 4 2, , , 28 15,3 2 1,9 5 2, , ,4 8 6,1 8 6,1 2 1, , IPH - Epidemiologie k11_t7 Plasmodium 7

296 Plasmodium Peillaboratoria + Referentielaboratorium van de 65 infecties afkomstig uit Afrika behoorden er 63 (97%) tot het type P. falciparum (tabel 8). Tabel 8 : Plasmodium : evolutie van de verspreiding van de geïncrimineerde parasitaire species per continent (n, %; ) Afrika Amerika Azië Europa Oceanië Totaal N % N % N % N % N % N % 1996 P. falciparum 98 86, 5 26,3 2 1, 15 77,2 P. ovale 5 4,4 5 3,7 P. vivax 7 6,1 1 1, 14 73, ,2 P. malariae 4 3,5 4 2,9 Totaal ,8 1, , 2 1, , 1997 P. falciparum ,9 6 33, , P. ovale 14 9,7 1 5, 1 5,6 16 9,7 P. vivax 2 1,4 1 5, 11 61,1 14 8,5 P. malariae 3 2,1 3 1,8 Totaal ,9 2 1,2 18 1, , 1998 P. falciparum 12 87, 1 25, 5 35, ,7 P. ovale 12 8,7 1 7,1 1 1, 14 8,9 P. vivax 5 3,6 3 75, 8 57,1 1 1, 17 1,8 P. malariae 1,7 1,6 Totaal ,3 4 2,5 14 8,9 1,6 1, , 1999 P. falciparum ,8 2 13,3 1 33, ,1 P. ovale 1 7,1 1 6,1 P. vivax 9 6,4 3 1, 13 86,7 2 66,7 1 1, 28 17,2 P. malariae 1,7 1,6 Totaal ,5 3 1,8 15 9,2 3 1,8 1, , 2 P. falciparum ,3 3 2, 1 5, ,6 P. ovale 9 7, 9 6,1 P. vivax 5 3,9 1 1, 12 8, 1 5, 1 1, 2 13,6 P. malariae 1,8 1,7 Totaal ,1 1,7 15 1,2 2 1,4 1, , 21 P. falciparum 92 75,4 1 5, 3 42, ,3 P. ovale 12 9,8 12 9,2 P. vivax 8 6,6 1 5, 4 57,1 13 9,9 P. malariae 1 8,2 1 7,6 Totaal ,1 2 1,5 7 5, , 22 P. falciparum 81 95,3 3 37, ,4 P. ovale 3 3,5 3 3,2 P. vivax 1 1,2 1 1, 5 62,5 7 7,4 P. malariae, Totaal 85 9,4 1 1,1 8 8,5,, 94 1, 23 P. falciparum 77 82,8 3 6, 2 28, ,1 P. ovale 1 1,8 1 9,5 P. vivax 1 1,1 2 4, 5 71,4 8 7,6 P. malariae 5 5,4 5 4,8 Totaal 93 88,6 5 4,8 7 6,7 15 1, 24 P. falciparum 95 87,2 2 5, 1 6, ,6 P. ovale 4 3,7 4 3,1 P. vivax 7 6,4 2 5, 14 93, , P. malariae 3 2,8 3 2,3 Totaal 19 85,2 4 3, , , 25 P. falciparum 59 81,9 1 16,7 5 5, 65 73,9 P. ovale 7 9,7 1 16,7 1 1, 9 1,2 P. vivax 3 4,2 4 66,7 4 4, 11 12,5 P. malariae 3 4,2 3 3,4 Totaal 72 81,8 6 6,8 1 11,4 88 1, 26 P. falciparum 56 77,8 1 1, 57 64,8 P. ovale 2 2,8 1 1, 3 3,4 P. vivax 3 4,2 3 3,4 P. malariae 2 2,8 2 2,3 Totaal 63 96,9 2 3, ,9 IPH - Epidemiologie k11_t8 8 Plasmodium

297 Peillaboratoria + Referentielaboratorium Plasmodium Besluit Wij onderstrepen nogmaals het hoge aantal gevallen bij inwoners van het arrondissement Antwerpen en van Brussel, Net zoals voorheen waren de meeste infecties in 26 van het type P. falciparum. Plasmodium 9

298 Referentielaboratorium Rabiës Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. I. LE ROUX W.I.V. - Dpt Pasteur - Hondsdolheid Engelandstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ ileroux@pasteur.be Het referentielaboratorium voor rabiës is gevestigd op het WIV-Departement Pasteur Instituut te Brussel. Vaccinatie tegen rabiës bij de mens 1. Aantal vaccinaties uitgevoerd in personen kregen het vaccin tegen rabiës toegediend. Tabel 1 : Rabiës : behandelde personen (N; 24-26) Vaccinatie vóór besmetting Primovaccinaties Herhalingen Totaal Aantal gevaccineerde personen (na blootstelling in België en in het buitenland) Algemeen totaal rage_t1 Gebruikt vaccin tegen rabiës Gebruikte immunoglobulines tegen rabiës Post-vaccinale complicaties van neurologische aard Vaccin Mérieux. Het rabiësvaccin van het Institut Mérieux is een gelyofiliseerde gestabiliseerde suspensie van een rabiësvaccin op basis van een Wistar PM/WI 38- stam die helemaal is geïnactiveerd door bètapropiolactone en wordt verkregen door de kweek op humane diploïde MRC5 -cellen Rabipur van het bedrijf Chiron : gelyofiliseerde gestabiliseerde suspensie van de geïnactiveerde stam "flury LEP ". Deze stam wordt gekweekt op een primaire voedingsbodem van kippenfibroblast. De immunoglobulines tegen rabiës van humane oorsprong zijn geleverd door Aventis Pasteur (Mérieux) Geen Overlijden ten gevolge van rabiës bij gevaccineerden Geen rage Rabiës 1

299 Rabiës Referentielaboratorium Tabel 2 : Rabiës : evolutie van het aantal vaccinaties tegen rabiës (curatief en preventief) van 198 tot 26 in België (GG : gammaglobulinen) Jaar Preventieve vaccinaties Curatieve vaccinaties Curatieve + primo herhaling totaal zonder GG met GG totaal Preventieve Vaccinaties tegen rabiës na blootstelling Tabel 3 : Rabiës : aantal behandelde personen (N; 24-26) Na blootstelling Totaal aantal behandelingen in België in het buitenland onbepaald 2 Totaal rage_t3 rage_t2 2 Rabiës

300 Referentielaboratorium Rabiës Tabel 4 : Rabiës : spreiding, per provincie, van de personen behandeld na blootstelling in België (N; 24-26) Na blootstelling in België Totaal aantal behandelingen Antwerpen 1 Brabant wallon 1 1 Brussel Hainaut Liège Limburg 2 Luxembourg Namur 1 3 Oost-Vlaanderen 2 2 Vlaams-Brabant 1 West-Vlaanderen 1 Niet geregistreerd 1 Totaal Tabel 5 : Rabiës : verdeling, per land, van de behandelde personen na blootstelling in het buitenland (N; 24-26) Na blootstelling Totaal aantal behandelingen Na blootstelling Totaal aantal behandelingen in buitenland in buitenland Afghanistan 1 Italië 1 2 Argentinië 1 Kaap Verde 1 Bengladesh 1 Kenia 2 6 Birma 1 Kongolees D. R. 2 1 Bolivia 1 Kosovo 1 Botswana 2 Madagaskar Brazilië 1 Marokko Bulgarije 1 Mexico 2 1 Burkina Faso 2 Mongolië 1 Burundi 1 Namibië 1 Cambodja 1 1 Nepal 2 1 Chili 1 1 Peru 2 4 China 1 1 Polen 1 Corse 2 1 Roemenië Costa Rica 1 2 Rusland 2 3 Croatie 1 Senegal 3 Djibouti 1 Sierra Leone 1 Dominicaanse Republiek 1 Spanje 1 Duitsland 1 Sri Lanka 1 1 Ecuador 2 1 Tanzania 1 Egypte 1 1 Thailand Ethiopië 1 Tunesië Filippijnse 3 1 Turkije Frankrijk V.S. 1 Griekenland Vietnam 2 2 Groothertogdom Luxemburg 1 Zuid-Afrika 5 1 Guatemala 1 Zwitserland 1 Guyana 1 India Niet gepreciseerd Totaal rage_t4 rage_t5 Rabiës 3

301 Rabiës Referentielaboratorium Tabel 6 : Rabiës : diersoorten verantwoordelijk voor de vaccinatie in België (N; 24-26) Diersoort Totaal aantal behandelingen Tamme dieren Geit 1 Hond Kat Wilde dieren Aap 1 Fret 1 1 Muis 1 Rat 1 1 Steenmarter 1 Vleermuis Vos Onbepaald 1 Besmetting in laboratorium 1 Totaal Tabel 7 : Rabiës : aard van het resultaat van de diagnose bij dieren na blootstelling in België (N; 24-26) rage_t6 Aard van het resultaat van de diagnose Totaal aantal behandelingen Diagnose van rabiës bevestigd door laboratorium Diagnose van rabiës ontkracht door laboratorium 2 1 Dier onder toezicht 2 2 Dier op de vlucht, geen resultaten Overleden dier, geen resultaten 4 1 Geslacht dier, geen resultaten Niet gepreciseerd 8 Totaal rage_t7 Tabel 8 : Rabiës : oorsprong van de besmetting na blootstelling in België (N; 24-26) Oorsprong van de besmetting Totaal aantal behandelingen Krab 1 2 Beet Krab + beet 1 Contact met wonde 1 Geen contact met wonde Onbepaald 4 Totaal Tabel 9 : Rabiës : plaats van de besmetting na blootstelling in België (N; 24-26) Besmettingsplaats hoofd 1 2 onder ledematen 2 5 boven ledematen niet gepreciseerd Totaal Tabel 1 : Rabiës : behandelingen in België na besmetting in België (N; 25-26) Toegepaste behandelingen Totaal aantal behandelingen Totaal curatief volledig met gammaglobulines 15 4 curatief volledig zonder gammaglobulines 14 8 Totaal rage_t8 rage_t9 rage_t1 4 Rabiës

302 Referentielaboratorium Rabiës 3. Vaccinaties tegen rabiës vóór de blootstelling Dit jaar werden 12 personen preventief gevaccineerd. Tabel 11 : Rabiës : rechtvaardiging van de preventieve vaccinaties (primovaccinaties en herhalingen samen) (N; 25-26) Rechtvaardiging van de preventieve vaccinaties professioneel rede reis in het buitenland 727 niet gepreciseerd 6 Totaal 12 rage_t11 4. Serologie ter controle Er is ter controle een serologie uitgevoerd volgens de voorschriften van de WGO, op het einde van een curatief vaccinatieschema om 1 tot 2 keer per jaar de doeltreffendheid ervan na te gaan bij personen met risicogedrag. Dit jaar werden 257 tests uitgevoerd. Controle van dierlijke rabiës 1. Epidemiosurveillance Het totale aantal analyses van diagnoses bij dieren is 488 : geen enkel was positief, 488 gevallen waren negatief (tabel 12). Wij verklaren België daarom vrij van rabiës in Controle van de doeltreffendheid van de vaccinatie van huisdieren Ons laboratorium is geaccrediteerd door de Europese Gemeenschap om serologische tests uit te voeren die de doeltreffendheid controleren van de vaccinatie van huisdieren. Deze serologische tests zijn vereist om toe te treden tot of vrij te circuleren in de Europese Gemeenschap (2/258/EEC, 2 March 2). In 26 werden 5231 tests uitgevoerd (3875 honden en 134 katten). Rabiës 5

303 Rabiës Referentielaboratorium Tabel 12 : Rabiës : verdeling van rabiës volgens de diersoorten in België (N; ) Jaar Wilde diersoorten Tamme diersoorten Totaal Totaal vos das hertach- diversen rund schaap paard varken hond kat positief geanalytige geit seerde dieren rage_t12 6 Rabiës

304 Peillaboratoria Respiratoir Syncytiaal Virus Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trends van R.S.V.-infecties ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 2. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 84 laboratoria, dit is 76% van alle peillaboratoria, waarvan 72 ziekenhuislaboratoria en 12 privé-laboratoria, verspreiding van de 84 laboratoria over 33/43 arrondissementen : 5 in Vlaanderen, 27 in Wallonië en 7 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : R.S.V. : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k85_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Respiratoir Syncytiaal Virus 1

305 Respiratoir Syncytiaal Virus Peillaboratoria in vergelijking met 25, stabilisatie van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2). Tabel 2 : R.S.V. : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , ,2 IPH - Epidemiologie k85_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 55,1/1 5 inwoners; het is opmerkelijk dat 26 (4%) van de 5789 gediagnosticeerde gevallen door een privé-laboratorium werden gediagnosticeerd; opmerkelijk zijn de 1436 gevallen gediagnosticeerd in Brussel en meer bepaald in Schaarbeek (N=172, 12%), in St.-Jan- Molenbeek (N=171, 12%) en in Anderlecht (N=16, 11%; figuur 1). Figuur 1 : R.S.V. : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 14,95], >, - 25, > 25, - 75, > 75, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL DM SG 55,7 SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K85 2 Respiratoir Syncytiaal Virus

306 Peillaboratoria Respiratoir Syncytiaal Virus 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie t.o.v. 25 is het aantal gevallen gediagnosticeerd op nationaal vlak in 26 lichtjes gedaald; het aantal gevallen gediagnosticeerd in Brussel is in vergelijking met de voorgaande jaren gestegen, in het bijzonder in vergelijking met 25 omdat een welbepaald laboratorium vanaf oktober 25 geen gegevens meer verstuurde; dit laboratorium had van oktober tot december 24, 11% van alle gediagnosticeerde gevallen in 24 verstuurd; opmerkelijk is het feit dat de incidentie in 26 slechts in 9 arrondissementen is gestegen (tabel 3). Tabel 3 : R.S.V. : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel 5,3 69,6 41,9 94,2 78,5 89,9 92,3 9,4 76, 14,9 N totaal Antwerpen 15, 24, 19,5 27,7 57,8 4,5 5,2 46,2 5,4 5,4 Mechelen 3,1 41, 27,2 48,1 63,5 35,5 61,2 41,6 46,2 62,4 Turnhout 9,3 53,3 24,2 49,5 79,8 51,8 81,8 66,7 121,5 9,6 Halle-Vilvoorde 14,3 17,9 11,3 22,6 2,4 18,8 3,6 4,3 52, 68,6 Leuven 19,2 12,4 5,9 12,3 17,5 18,9 24,5 24, 37,4 51,5 Brugge 26,8 87,5 46,7 63,1 6,2 52,9 76,4 57,9 1,9 79,8 Diksmuide 48,2 71,3 29,1 52,1 54,2 74,9 41,6 54, 91,2 66,2 Ieper 23, 39,3 43,1 45,1 24, 45,1 28,8 5, 76,7 44, Kortrijk 5, 26,2 12,2 43,8 28,7 53,6 38,6 44,4 7,3 39,3 Oostende 6,4 77,1 45,9 52, 57,6 63,9 1,1 52,2 87,4 72,6 Roeselare 36,5 65,9 42,7 73,3 44,9 77,3 49,6 54,5 13,7 76,7 Tielt 1,3 27,4 25,1 84, 56,8 99,9 7,3 74,7 167,2 77,7 Veurne 34, 15,6 67,7 81,6 3,2 19,2 29,5 1,3 41, 2,4 Aalst 3,1 9,2 4,2 4,6 8, 3,8 3,8 22,4 55,7 56,1 Dendermonde 5,4 11,3 5,9 11,8 4,8 7, 13,9 14,4 33, 77,8 Eeklo 3,8 7,6 21,4 35,2 26,4 18,9 45,4 45,3 59, 29,9 Gent 8,9 15, 13,2 22,6 21,6 19,7 31,9 3,1 5,9 6,5 Oudenaarde 4,4 11,4 2,6 7,9 4,4 1,5 11,3 1,5 14,7 11,2 St.-Niklaas 3,6 19,4 1,8 26,8 24,2 1,7 29,7 16,3 36,4 38,3 Hasselt 28,1 73,1 31, 42,3 57,2 4,9 52,8 31,5 65, 39, Maaseik 21,9 5,4 13,3 19,2 28,8 25,3 18,4 21,4 34,2 3, Tongeren 12,2 27,7 11,6 29, 29,6 25,2 15,2 13, 19,3 19,2 Vlaanderen 15,4 33,9 19,5 32,9 38,9 33,5 42,2 38, 6,6 55,7 N totaal Nivelles 25,5 41,9 34,3 6,9 45,7 56,6 34,6 5,5 71,2 49,1 Ath 11,5 52,3 35,6 12,6 2,2 17,5 16,2 17,4 23,6 24,7 Charleroi 19,3 22,6 27,5 3,9 24,7 24,3 12,4 3,2 23,5 23,9 Mons 11,1 17,9 38, 29,3 34,5 37, 2,1 24,9 57,4 27,7 Mouscron 15,6 19,9 22,8 35,7 34,3 54,5 41,6 33, 7, 62,5 Soignies 7, 21, 19,7 3, 23,1 2,6 2, 37,4 25,9 18,5 Thuin 24, 31,6 26,7 29,4 28,8 32,8 22,6 42,4 59,3 36,1 Tournai 5,7 7,8 5, 13,5 1, 7,1 14,2 14,9 27,6 7,1 Huy 7,2 4, 16,1 41, 47, 45,4 33,3 48,7 53,1 21,2 Liège 7,6 13,6 15, 21,7 15,5 23,2 1,9 13,1 11, 11,5 Verviers 5,3 3,9 17, 28,6 24,1 41,1 21,2 22,3 51,3 21,6 Waremme 9,1 28,7 11,8 2,5 11,7 11,5 8,6 14,2 22,4 8,3 Arlon 15,4 126,8 65,9 73,2 84,8 142,2 54,5 48,5 13,2 49,2 Bastogne 3,4 55,7 37,4 64,1 27,1 57,8 35,8 71,3 44,7 23,4 Marche-en-Famenne 4,1 12,2 6, 4, 4, 7,8 13,6 11,5 19,2, Neufchâteau 34,5 58,1 3,7 57,6 36, 5, 39,1 79,4 166, 43,4 Virton 4,2 21, 24,9 59,9 8,6 14,1 48,6 62,4 122,1 45,7 Dinant 5,1 72,5 27,3 5,2 69,2 117,2 15,6 13,2 126,7 46,5 Namur 14, 17,2 15,3 36,8 18,8 26,6 23,7 43, 49,6 26,3 Philippeville 31,3 39,5 27,8 3,9 48,8 29,1 14,5 33,6 59, 38, Wallonie 16,3 28, 23,4 33,6 28,9 36,8 23,7 33,8 46,2 26,3 N totaal Onbekend N totaal België 2, 36,5 23,2 39,5 39,6 4,3 41,4 42,1 58,2 55,1 N totaal IPH-Epidemiologie k85_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Respiratoir Syncytiaal Virus 3

307 Respiratoir Syncytiaal Virus Peillaboratoria in vergelijking met het gemiddelde aantal gevallen gediagnosticeerd tussen 1997 en 25 in heel het land (M=3838), is in 26 een toename van het aantal gediagnosticeerde gevallen vastgesteld (N=5719); deze toename wordt vooral toegeschreven aan de toename vastgesteld in Brussel (M=74, N=1436) (figuren 2 en 3, tabel 4). Figuur 2 : R.S.V. : evolutie van de verdeling van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 15 1 N 26 =5719 M =3838 IPH-K85 5 Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3: R.S.V. : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 15 1 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement IPH-K85 5 Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Tabel 4 : R.S.V. : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , IPH - Epidemiologie k85_t4 4 Respiratoir Syncytiaal Virus

308 Peillaboratoria Respiratoir Syncytiaal Virus 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 53% van de gevallen is gediagnosticeerd bij kinderen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 1,1/1); 69% van de gevallen is gediagnosticeerd bij baby s < 1 jaar en 29% bij kinderen tussen 1 en 4 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : R.S.V. : leeftijdsverdeling (N; 26) N 5 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : R.S.V. : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < , , , , , , ,8 25,9 5, ,2 8,3 13, ,7 11,4 31, ,3 12,4 21,4 > 65 14,5 14,5 28,5 Totaal 367 1, , , Tabel 6 : R.S.V. : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k85_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,2 22,5 23,9 19,9,9,8,2,2,3,3,2,4,2,1 55,8 44, ,6 32,4 12,7 12,,9,7,3,2,2,1,2,3,3,2 54,1 45, ,9 3,6 14,8 12,7,4,5,1,,1,2,1,1,1,1 55,6 44, ,3 3,9 14,5 13,3,6,9,1,1,3,3,1,1,4,1 54,2 45, ,7 3,1 15,4 13,8,7,7,1,1,2,2,3,2,2,2 54,6 45, ,1 32,2 14,4 12,9,5,6,,1,3,2,2,1,2,2 53,6 46, ,8 31,9 15,4 13,5,4,4,1,1,3,2,2,2,2,2 53,4 46,6 IPH - Epidemiologie k85_t6 Respiratoir Syncytiaal Virus 5

309 Respiratoir Syncytiaal Virus Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie R.S.V.-infecties worden voornamelijk op het einde van de herfst en in de winter waargenomen met een piek in december; in 26 is het hoogste aantal gevallen vastgesteld in week 49 (N=83), in 25 in week 49 (N=697), in 24 in de weken 51 en 52 (N=459) en in 23 in week 5 (N=557) (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : R.S.V. : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 1 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : R.S.V. : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : R.S.V. : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N N 26 = 5789 M =3581 IPH-K Respiratoir Syncytiaal Virus

310 Peillaboratoria Respiratoir Syncytiaal Virus Figuur 8 : R.S.V. : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 3 IPH-K opmerkelijk is het verband tussen de evolutie van het aantal R.S.V. en de evolutie van het aantal niet-griepale A.L.I. (figuur 9). Figuur 9 : R.S.V. : vergelijking tussen de evolutie van het aantal R.S.V. en niet-griepale A.L.I. ( ) N R.S.V. / week R.S.V. niet-griepale ALI N niet-griepale ALI / 1 patiëntcontacten IPH-K85 op basis van de beschikbare gegevens lijkt de piek van infecties met R.S.V. de piek van de griepale ALI vooraf te gaan (figuur 1). Figuur 1 : R.S.V. : vergelijking tussen de evolutie van het aantal R.S.V. en griepale ALI ( ) 1 R.S.V. griepale ALI 12 N R.S.V. / week N griepale ALI / 1 patiëntcontacten IPH-K85 Respiratoir Syncytiaal Virus 7

311 Respiratoir Syncytiaal Virus Peillaboratoria Besluit R.S.V.-infecties worden voornamelijk bij baby s < 1 jaar gediagnosticeerd en worden elk jaar opnieuw van oktober tot maart met een piek in december waargenomen. Het zou nuttig zijn om te wijzen op de preventieve maatregelen om het risico op bronchiolitis te verminderen (zie : rubriek informatiefolders en informatiefolder 1 als bijlage). 8 Respiratoir Syncytiaal Virus

312 Peillaboratoria Rotavirus Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van infecties met Rotavirus ( ), onderbreking van de registratie tussen 22 en 24, schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 2. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 95 laboratoria, dit is 86% van alle peillaboratoria, waarvan 76 ziekenhuislaboratoria en 19 privé-laboratoria, verspreiding van deze 95 laboratoria over 33/43 arrondissementen : 54 in Vlaanderen, 33 in Wallonië en 8 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Rotavirus : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; , 25-26) Arrondissement N % N % N % N % N % Arrondissement N % N % N % N % N % Antwerpen Brussel Mechelen Nivelles Turnhout Ath Halle-Vilvoorde Charleroi Leuven Mons Brugge Mouscron Diksmuide Soignies Ieper Thuin Kortrijk Tournai Oostende Huy Roeselare Liège Tielt Verviers Veurne Waremme Aalst Arlon Dendermonde Bastogne Eeklo Marche-en-Famenn Gent Neufchâteau Oudenaarde Virton St.-Niklaas Dinant Hasselt Namur Maaseik Philippeville Tongeren Wallonie Vlaanderen België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k88_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 sinds 25, stabilisatie van het aantal laboratoria die ten minste 1 kiem isoleerden; 33/95 laboratoria hebben 1 diagnoses uitgevoerd (tabel 2). Tabel 2 : Rotavirus : evolutie van het aantal deelnemers ( , 25-26) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , ,5 IPH - Epidemiologie k88_t2 Rotavirus 1

313 Rotavirus Peillaboratoria Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 82/1 5 inwoners en dus een daling van 9% t.o.v. 25 (9/1 5 ); het is opmerkelijk dat 1333 (15%) van de 865 gediagnosticeerde gevallen door een privé-laboratorium werden gediagnosticeerd; opmerkelijk is het hoge aantal gevallen in Brussel (en 26 : N=698) en in de arrondissementen Antwerpen (26 : N=58), Turnhout (26 : N=579), Leuven (26 : N=543) en Kortrijk (en 26 : N=515) (figuur 1). Figuur 1 : Rotavirus : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [5,68-214,7] >, - 75, > 75, - 1, > 1, - 125, > 125, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL DM SG 82,29 SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K88 2 Rotavirus

314 Peillaboratoria Rotavirus 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie opmerkelijk is het feit dat de incidentie in Vlaanderen (95/1 5 ) hoger ligt dan in Wallonië (61/1 5 ; tabel 3). Tabel 3 : Rotavirus : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw.; , 25-26) Arrondissement Arrondissement Antwerpen 37,9 39,7 67,5 84,1 6,8 Bruxelles 43,7 68,1 85,2 51,5 68,5 Mechelen 8, 11,6 117,5 96, 73,8 N totaal Turnhout 94,5 19,6 115,2 162,5 138, Nivelles 55,8 83,7 74,3 19,4 94,7 Halle-Vilvoorde 29,3 42,3 47,1 45,4 46,5 Ath 57,2 75,9 68,3 7,7 77,8 Leuven 49,6 8,8 72,1 134, 116, Charleroi 27,2 58,2 57,7 51, 51,9 Brugge 54,8 14,9 1,4 126,1 115,1 Mons 32,4 42,1 36,9 35,7 58,9 Diksmuide 43,7 58,3 95,9 132,6 148,9 Mouscron 98,5 114,2 145,6 27,2 144,9 Ieper 66,1 81,5 18,4 235, 185,6 Soignies 4,5 49,6 49,1 44,5 37,5 Kortrijk 77,6 115, 18,9 197, 185,6 Thuin 48, 93,1 87,6 12,3 97,3 Oostende 6,7 18,1 65,3 99,7 72,6 Tournai 37,6 34,9 32, 46, 4,9 Roeselare 68,4 18,2 11,8 185,8 214,7 Huy 33,3 6, 44, 35,7 24, Tielt 84,4 159, 121,5 197,7 181,3 Liège 19,6 42,2 25,4 46,9 2,3 Veurne 3,3 49,7 3,2 59,7 32,3 Verviers 68,9 52,3 7,8 86,8 9,4 Aalst 22,9 43,8 49,2 8, 52,7 Waremme 1,4 44, 35,2 54,7 26,3 Dendermonde 63,3 43,4 66, 65, 86,3 Arlon 14,7 17,9 19,3 35, 85,6 Eeklo 64,2 42,8 13,2 124,3 98,4 Bastogne 15, 49,3 29,6 61,2 88,8 Gent 58,1 57,5 11,1 84,1 77,2 Marche-en-Famenne 8, 6, 6, 13,4 5,7 Oudenaarde 24,5 16,6 2,1 28,6 24,1 Neufchâteau 61,4 63, 43,2 148,5 142,2 St.-Niklaas 94, 65,3 112,7 141,6 111,5 Virton 22,8 15,4 22,7 4, 11,3 Hasselt 75,6 58,2 76,2 122,6 112,4 Dinant 28,3 46,2 41,1 97,5 97, Maaseik 47,4 68,1 48,9 17,8 14,1 Namur 28,8 47, 44,2 37,2 52,7 Tongeren 28,5 37, 32,7 67,6 6,1 Philippeville 39,2 86,2 63,4 127,6 12,9 Vlaanderen 55,6 68,5 79,3 18,3 94,5 Wallonie 38,3 57,7 5,3 65,7 61,4 N totaal N totaal Onbekend België 49,7 65,9 71, 9,2 82,3 N totaal N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k88_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar uit het gemiddelde van voorgaande jaren en het aantal gevallen gediagnosticeerd in 26, blijkt dat sinds enkele jaren een hoog aantal gevallen wordt gediagnosticeerd in de provincies Antwerpen (26 : 869/865 of 1%) en Oost-Vlaanderen (26 : 159/865 of 17%) (figuren 2 en 3). Figuur 2 : Rotavirus : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M , 25) N 1 75 N 26 = 8541 M ,25 =735 IPH-K Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Rotavirus : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement , 25) N 1 75 IPH-K88 N 26 Max per arrondissement ,25 Min per arrondissement , Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Rotavirus 3

315 Rotavirus Peillaboratoria 865 gevallen gediagnosticeerd door 95 laboratoria en dus een daling van 8% in vergelijking met 25 (tabel 4). Tabel 4 : Rotavirus : evolutie van de registratiefrequentie ( , 25-26) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , ,6 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd IPH - Epidemiologie k88_t4 52% van de gevallen is afkomstig van mannen (geslachtsverhouding M/V : 1,1/1), 51% van de gevallen is afkomstig van kinderen tussen 1 en 4 jaar en 47% van kinderen < 1 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Rotavirus : leeftijdsverdeling (N; 26) N 5 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Rotavirus : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < , , , , , , ,7 61 1, , , 7,2 9, ,3 18,4 33, ,2 11,3 19,2 > 65 25,6 28,7 53,6 Totaal , 484 1, , Tabel 6 : Rotavirus : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-21,25-26) IPH - Epidemiologie k88_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,7 22,4 25,3 21,3,9 1,,,,2,3,1,1,2,3 54,5 45, ,7 24,2 24,7 21,5,7,5,,,1,1,,1,1,3 53,3 46, ,4 24,9 23,9 2,8,8,8,,1,2,3,1,1,4,3 52,7 47, ,7 21,9 26, 24,5,9,7,,1,2,2,1,1,3,3 52,2 47,8 IPH - Epidemiologie k88_t6 4 Rotavirus

316 Peillaboratoria Rotavirus 4. Seizoensevolutie de gevallen zijn meestal in de winter geregistreerd; in 26 is de piek vastgesteld in week 6, hetzij begin februari (N=96), in 25 in week 1, hetzij begin maart (N=762) en in 21 in week 11, hetzij halverwege maart (N=453) (figuren 5-8). Figuur 5 : Rotavirus : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 1 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Rotavirus : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min , 25) N Max Min IPH-K , Figuur 7 : Rotavirus : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M , 25) N 1 75 IPH-K88 N 26 = 865 M ,25 = Rotavirus 5

317 Rotavirus Peillaboratoria Figuur 8 : Rotavirus : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( , 25-26) N / 4 weken 4 IPH-K Besluit Wij vestigen de aandacht op de lichte daling van het aantal gevallen gediagnosticeerd in 26, in vergelijking met 25. In 26 lag de incidentie, net zoals voorheen, hoger in Vlaanderen (26 : 95/1 5 ) dan in Wallonië (26 : 61/1 5 ). 6 Rotavirus

318 Peillaboratoria Rubivirus Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be 2. Doelstellingen schatting trend van infecties met Rubivirus (21-26), voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 19 laboratoria, dit is 17% van alle peillaboratoria, verspreiding van deze 19 laboratoria over 16/43 arrondissementen : 9 in Vlaanderen, 8 in Wallonië en 2 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Rubivirus : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; 22-26) Arrondissement N % N % N % N % N % Arrondissement N % N % N % N % N % Antwerpen Brussel Mechelen Nivelles 1 5 Turnhout Ath 1 1 Halle-Vilvoorde Charleroi Leuven Mons Brugge Mouscron 1 5 Diksmuide Soignies Ieper 1 1 Thuin Kortrijk Tournai Oostende Huy Roeselare Liège 1 2 Tielt Verviers Veurne Waremme Aalst Arlon Dendermonde Bastogne Eeklo 1 1 Marche-en-Famenne Gent 1 2 Neufchâteau Oudenaarde Virton St.-Niklaas Dinant Hasselt Namur 1 25 Maaseik 1 1 Philippeville Tongeren Wallonie Vlaanderen België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k111_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 in vergelijking met 25, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval isoleerden, vooral in Vlaanderen (25 : N=17, 26 : N=9; tabel 2). Tabel 2 : Rubivirus : evolutie van het aantal deelnemers (21-26) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , ,3 IPH - Epidemiologie k111_t2 Rubivirus 1

319 Rubivirus Peillaboratoria Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie 44 gevallen gediagnosticeerd in 26, dat is een daling t.o.v. 25; 1/44 gevallen zijn gelokaliseerd in Brussel, de andere zijn verspreid (tabel 3). Tabel 3 : Rubivirus : evolutie van de registratiefrequentie (21-26) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar 21 31, , , , , ,4 IPH - Epidemiologie k111_t3 2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 14% van de gevallen is afkomstig van mannen (geslachtsverhouding M/V :,2/1), 52% van de gevallen is afkomstig van vrouwen tussen 25 en 44 jaar en 25% van vrouwen tussen 15 en 24 jaar (tabellen 4 en 5). Tabel 4 : Rubivirus : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < ,3, 2 4, ,3 2 5,3 4 9,1 5-14, 2 5,3 2 4, , 11 28, , ,7 23 6, , ,,, > ,7, 1 2,3 Totaal 6 1, 38 1, 44 1, Tabel 5 : Rubivirus : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 21-26) IPH - Epidemiologie k111_t4 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 21 31,,, 3,2, 3,2 6,5 25,8 6,5 54,8,,,, 12,9 87, ,8, 4,8, 9,5 4,8 4,8 23,8, 47,6,,,, 23,8 76, ,7, 8,1 8,1, 5,4, 29,7, 43,2, 2,7,, 1,8 89, ,, 2,1 2,1, 2,1 2,1 29,8 4,3 44,7, 4,3 4,3 4,3 12,8 87, ,2 5,2 7,8 9,1, 3,9 1,3 29,9 1,3 35,1, 1,3,, 15,6 84, ,5, 4,5 4,5, 4,5, 25, 2,3 52,3,, 2,3, 13,6 86,4 IPH - Epidemiologie k111_t5 2 Rubivirus

320 Peillaboratoria Rubivirus 3. Diagnosetechnieken de diagnosetechniek was bekend voor 12/19 laboratoria; voor deze diagnose gebruikten de laboratoria in 26 de serologie of de antigeendetectietechniek (tabellen 6 en 7). Tabel 6 : Rubivirus : verdeling van de diagnosetechnieken per kiem (N, %; 25-26) Diagnosetechniek N % % N % % antigeendetectie 9 33,33 11, ,5 13,64 serologie 18 66,67 23, ,5 22,73 N gevallen waarvoor een techniek is vermeld 27 1, 35,6 16 1, 36,36 N gevallen waarvoor geen techniek is vermeld 5 64, ,64 Tabel 7 : Rubivirus : verdeling van de diagnosetechnieken per laboratorium (N, %; 25-26) IPH - Epidemiologie k111_t Diagnosetechniek(en) N % % N % % antigeendetectie 7 43,75 25, 5 41,67 26,32 serologie 7 43,75 25, 6 5, 31,58 antigeendetectie of serologie 2 12,5 7,14 1 8,33 5,26 N laboratoria die de techniek hebben vermeld 16 1, 57, , 63,16 N laboratoria die de techniek niet hebben vermeld 12 42, ,84 IPH - Epidemiologie k111_t7 Rubivirus 3

321 Referentielaboratorium Rubivirus 1. Gegevens van het referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER WIV - Virologie J. Wytsmanstraat Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ bernard.brochier@iph.fgov.be 2. Programmaverantwoordelijke contactpersoon Veronik Hutse Tel. : 2/ Fax : 2/ veronik.hutse@iph.fgov.be 3. Accreditatie Accreditatiecertificaat van de WGO verkregen in juni 27 (audit en vaardigheidstesten begin 27 uitgevoerd). 4. Verwezenlijkingen in 26 Bevestigende diagnose Om te beantwoorden aan de aanbevelingen van de WGO wordt van het Nationaal Centrum voor Rubella verwacht dat elk verdacht geval van rubella door het laboratorium bevestigd wordt. De WGO beveelt de opsporing van IgM tegen rubella aan bij patiënten die klinisch verdacht zijn voor mazelen maar seronegatief blijken te zijn. De volgende stalen kunnen bij de patiënten worden verzameld : serum ter bevestiging van de serologische diagnose (IgM en IgG), neus- en keelwisser ter opsporing van nucleïnezuur door PCR. Een totaal van 12/13 patiënten seronegatief voor mazelen IgM zijn onderworpen aan de serologische diagnose van rubella. Zij waren allemaal negatief (tabel 1). De resultaten van de confirmatietesten voor rubella worden maandelijks gerapporteerd aan de afdeling Epidemiologie van het WIV en de WGO ( Tabel 1 : Rubivirus : aantal uitgevoerde analyses (N: 26) IgM IgG Totaal Afname Serum k111_t1ref Ontwikkeling van serologische en moleculaire diagnosetests Ontwikkeling en optimalisatie van een moleculaire diagnosetest (nested RT-PCR) voor de opsporing van het rubellavirus in neus- en keeluitstrijkjes. 5. Routine-analyses ELISA IgM en IgG : serum PCR (RNA detectie) : neus- en keelwissers Rubivirus 1

322 Peillaboratoria Sepsis en neonatale meningitis Inleiding Deze registratie heeft per definitie betrekking op alle stammen geïsoleerd uit bloed of C.S.V. van kinderen jonger dan 28 dagen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de ziekte die vroegtijdig begint (vóór de vijfde dag) en de ziekte die laattijdig begint (vanaf de vijfde dag). Zoals in 22 en 25 verliep de registratie in 26 op twee verschillende manieren : het hele jaar door werden gegevens verstuurd en in december 26 vond een retrospectieve enquête plaats. In 26 diagnosticeerden 23 laboratoria in totaal 9 gevallen. Evolutie van de registratiefrequentie daling van het aantal geregistreerde gevallen in vergelijking met 25; opmerkelijk is het feit dat 1 ziekenhuis 27 gevallen diagnosticeerde (tabel 1). Tabel 1 : Sepsis en neonatale meningitis : registratiefrequentie ( et 25-26) Jaar Aantal gevallen Aantal labs* Jaar Aantal gevallen Aantal labs* * Aantal laboratoria die ten minste één geval diagnosticeerden Sept_t1 Indeling volgens geslacht en leeftijd van 76 gevallen (84%) waren leeftijd en geslacht bekend; 45 gevallen (59%) werden bij jongens gediagnosticeerd; 43 gevallen (57%) werd vóór de vijfde dag gediagnosticeerd (tabel 2, figuur 1). Tabel 2 : Sepsis en neonatale meningitis : indeling volgens leeftijd en geslacht (N, %; et 25-26) Jaar < 5 dagen > 5 dagen Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal N N N % N N N % Sept_t2 Sepsis en neonatale meningitis 1

323 Sepsis en neonatale meningitis Peillaboratoria.Figuur 1 : Sepsis en neonatale meningitis : indeling volgens leeftijd en geslacht (N, 26) N=45 dagen N=31 27 IPH-sep Sepsis en neonatale meningitis

324 Peillaboratoria Sepsis en neonatale meningitis Indeling volgens kiemtype in 26 werden de volgende kiemen het frequentst vermeld : Staphylococcus epidermidis (31/9, 34%), Streptococcus agalactiae (17/9, 19%) en Escherichia coli (9/9, 1%; tabel 3). Tabel 3 : Sepsis en neonatale meningitis : indeling van de kiemen (N, %; et 25-26) Kiemen N % N % N % N % N % N % N % N % N % Acinetobacter lwoffi 1 1,1 Acinobacter sp. 1 1,5 Aerococcus viridans 1,9 2 2, Aeromonas hydrophila 1 1, Arcanobacterium haemolyticum 1 1,5 Bacillus brevis 1 1, Bacillus cereus 2,8 Bacillus sp. 1 1,1 Brevundimonas diminuta 1 1,1 Campylobacter 1 1,1 Candida albicans 2 1,8 2 2, 2 2,5 3 1,2 Candida glabrata 1,9 1,4 Candida parapilosis 1,9 1,8 Citrobacter 1,8 Citrobacter koseri 1,4 Clostridium butyricum 1,9 Corynebacterium diphteriae 1 1, 1 1,5 Corynebacterium sp. 1 1, 1,4 1 1,1 Enterobacter aerogenes 1,4 Enterobacter cloacae 4 3,5 2 1,8 1 1,5 4 1,7 3 2,5 1 1,1 Enterobacter sp. 2 1,8 2 2,5 1 1,5 1 2, 2,8 Enterococcus durans 1,9 Enterococcus faecalis 4 3,5 1 1, 2 2,5 3 3,3 Enterococcus faecalis/faecium 9 3,7 6 5, Enterococcus faecium 1,9 1,9 1 1, 2,8 Enterococcus sp. 1,9 1 2, 1 1,1 Enterovirus 1 1,3 Escherichia coli 14 12, ,4 1 9, ,8 5 7,4 3 12, , 9 1, Haemophilis influenzae 2 1,7 2 2,9 1 2, 2 2,2 Herpes 1 1,3 Klebsiella 1,9 Klebsiella oxytoca 2 1,7 1,9 1 1,3 3 4,4 1,4 1,8 Klebsiella pneumoniae 3 2,6 2 2, 1 1,5 1 2, 3 1,2 Kocuria rosea 1,4 Lactobacillus 1,9 1,8 Listeria 3 2,9 2 2,5 2 4, Micrococcus sp. 2 1,8 3 2,9 Morganella marginïs 1,8 Neisseria cinerea 1,4 Neisseria meningitidis 1,9 1 1, 3 6, 5 4,1 Proteus mirabilis 2 2, 2,8 1,8 Pseudomonas aeruginosa 2 1,7 1 1, 2,8 1,8 Pseudomonas putida 1,4 Pseudomonas stenotrofomas 1 1, Pseudomonas vesicularis 1,9 Salmonella sp. 1,9 1 1, 1 1,5 Serratia marcescens 1,9 2,8 Serratia sp. 1 1,5 1,4 Staphylococcus aureus 11 9, ,7 11 1, , 3 4,4 6 12, 17 7,1 6 5, 1 1,1 Staphylococcus capitis 5 4,1 3 3,3 Staphylococcus chromogenes 1,9 5 5,6 Staphylococcus coagulase neg. 2 1,7 5 4, ,8 2 1,7 1 1,1 Staphylococcus epidermidis 12 1, , 18 17, ,8 6 8,8 4 8, 38 15, ,3 6 6,7 Staphylococcus haemolyticus 1 1, 2,8 1, ,4 Staphylococcus hominis 3 2,9 7 2,9 7 5,8 Staphylococcus lugdunensis 2,8 1,8 1 1,1 Staphylococcus sp. 4 3,5 5 4, ,8 21 3, , 12 5, 5 4,1 Staphylococcus warneri 1 1,3 4 1,7 2 1,7 Streptococcus agalactiae 29 25, , , ,3 14 2,6 9 18, 22 9, ,4 Streptococcus bovis 1, ,9 Streptococcus faecalis 2 1,7 2 1,8 1 1,1 Streptococcus groep G 1,4 Streptococcus mitis 1,9 5 4,4 2 2, 1 2, 5 2,1 Streptococcus oralis 1,4 Streptococcus parasanguinis 1 1,1 Streptococcus pneumoniae 5 4,3 1,9 3 2,9 1 1,3 2 2,9 4 1,7 3 2,5 Streptococcus pyogenes 1 1,3 4 5,9 5 1, 1 1,1 Streptococcus sanguis 2 1,7 1,9 1 1, Streptococcus sp. 3 2,6 1 1, 2 1,7 Streptococcus viricularis 1,9 1 1,1 Streptococcus viridans 2 1,7 1,4 1,8 Totaal 115 1, 114 1, 12 1, 8 1, 68 1, 5 1, 241 1, 121 1, 9 1, Sept_t3 Sepsis en neonatale meningitis 3

325 Peillaboratoria Shigella Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. Wet. J.M. COLLARD W.I.V. - Bacteriologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ j.collard@iph.fgov.be 2. Doelstellingen schatting registratiefrequentie van infecties met Shigella in 26, schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 48 laboratoria, dit is 44% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 48 laboratoria over 22/43 arrondissementen : 3 in Vlaanderen, 12 in Wallonië en 6 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Shigella : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon 1 1 Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant 1 5 Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k25_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Shigella 1

326 Shigella Peillaboratoria in vergelijking met vorige jaren, lichte daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2). Tabel 2 : Shigella : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , ,8 IPH - Epidemiologie k25_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 incidentie van 1,7/1 5 inwoners op nationaal niveau, opmerkelijk zijn de 3/177 (17%) gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Antwerpen en de 28/177 (16%) gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Nivelles (figuur 1). Figuur 1 : Shigella : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 7,64], >, - 1, > 1, - 2, > 2, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 1,68 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K25 2 Shigella

327 Peillaboratoria Shigella 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie sinds 2, stabilisatie van het aantal gediagnosticeerde gevallen; in 21 werden de gegevens van het referentielaboratorium toegevoegd aan die van de peillaboratoria en ontdubbeld (tabel 3). Tabel 3 : Shigella : evolutie incidentie/arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel 6,8 7,3 7,9 6,1 4,5 5,2 5,6 3,5 4,6 2,2 N totaal Antwerpen 2,4 4,2 3,8 4,9 5,7 4,3 3,8 3,8 4,3 3,1 Mechelen 5,6 6,3 5,2 3,9 4,9 3,3 2,6 1,3 5,1 3,5 Turnhout,8 1,8 3,2 3,2 1,2 3,7 1,7 2,9 3,6 1, Halle-Vilvoorde 1,3 1,8 2,3 1,6 1,6 2, 1,8 2,5 1,4 1,9 Leuven 1,1 2,7 2,9 1,3 1,1 3,3 2,4 4,1 5,4 2,8 Brugge 2,6 1,5 1,1,7 3,7,7 3,7 1,5,7,7 Diksmuide,,, 2,1,, 2,1 2,1,, Ieper, 1,,,,,,,,, Kortrijk 1,1 1,4 3,6,4 2,2,4 1,8 1,1 2,2 1,4 Oostende 1,4 1,4 1,4, 1,4,7 1,4,7,, Roeselare 1,4,7,7,,7,,7,7 1,4, Tielt 1,1, 3,4 2,3 2,3 2,3,, 2,3 1,1 Veurne,,,,, 3,5,, 3,4 1,7 Aalst,8 1,5 1,1,4,4,4,4,,,4 Dendermonde, 1,6,5 2,1 4,8 2,7 1,6,5, 1,1 Eeklo 1,3, 1,3 1,3,,, 1,3 1,3 1,2 Gent 2,6 3,1 2,2 1,8 4,8 1,8 2, 1,2 2,6 2, Oudenaarde,9,9,, 1,7,9 2,6,9, 2,6 St.-Niklaas 2,7 3,6,5 1,8, 1,8,9,4 2,2 1,3 Hasselt 1,6,8 2,4 1,3 1,5,8,8,3,8 1, Maaseik,,5,9,5,9,5,4 2,2,9,9 Tongeren,,5 1,6,5,5,5,5 1,6 1,6, Vlaanderen 1,7 2,3 2,4 2, 2,6 2,1 1,9 1,9 2,4 1,7 N totaal Nivelles 2,6 6,2 6, 1,7 1,7 4,5 3,9 1,7 3, 7,6 Ath, 33,2,, 1,2,,,,, Charleroi,9,7,5, 1,,5,7 1, 1,2 2,6 Mons,8,,,,,,,4,, Mouscron 2,8, 2,9, 5,7 5,7 11,5 1, 2,9, Soignies, 3,5,6 1,7, 2,9 1,1,,6 1,1 Thuin,7,7, 1,4,7,7,7,,, Tournai,7,,,,7,7, 1,4,, Huy,, 2, 2, 1,,,, 1,, Liège,9,9 4,6 1,5 1,5,7,3,3,5,7 Verviers 1,1 1,1 2,3,4,4 1,5 3,7 1,9,, Waremme 1,5,,,, 1,4, 1,4 1,4, Arlon,,,,,,,,,, Bastogne,,,,,,,,,, Marche-en-Famenne,,,,,,,,,, Neufchâteau,, 1,8,,,,,,, Virton,, 4,2,,,,,,, Dinant 1,, 8,1 1,,,, 1, 1, 1, Namur,,4,4 2,1 2,8,7,3,7,3,3 Philippeville, 1,7,,, 1,6,,,, Wallonie,9 2, 2,2,9 1,1 1,2 1,2,9,8 1,4 N totaal Onbekend N totaal België 2, 2,8 2,9 2, 2,3 2,2 2,1 1,8 2,1 1,7 N totaal IPH-Epidemiologie k25_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Shigella 3

328 Shigella Peillaboratoria het aantal gediagnosticeerde gevallen in 26 ligt globaal genomen lager dan het gemiddelde aantal gediagnosticeerde gevallen van voorgaande jaren (figuren 2 en 3). Figuur 2 : Shigella : evolutie van de verspreiding van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N N 26 = 172 M =256 IPH-K Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Shigella : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N IPH-K25 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 177 gevallen en dus een daling van 21% van de registratiefrequentie t.o.v. 25 (tabel 4). Tabel 4 : Shigella : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , ,7 IPH - Epidemiologie k25_t4 4 Shigella

329 Peillaboratoria Shigella 3. Verdeling per geslacht en leeftijd 57% van de isolaties is in 26 uitgevoerd bij personen van het vrouwelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V :,8/1), 35% van de isolaties is uitgevoerd bij volwassenen tussen 25 en 44 jaar en 2% van de isolaties bij volwassenen tussen 45 en 64 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Shigella : verdeling per leeftijd (N; 26) N 1 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Shigella : verdeling per geslacht en per leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 1 1,3, 1, , 16 16, 31 17, , , 26 14, ,7 9 9, 17 9, , , 61 34, , , 35 2, > , 1 1, 4 2,3 Totaal 75 1, 1 1, 175 1, Tabel 6 : Shigella : verdeling per geslacht en per leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k21_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V 2 26,5 1,5 11,7 12,1 7,8 9,7 4,4 8,3 11,2 14,1 7,3 1,2 1,,5 43,7 56, ,9,6 8,3 6,8 8,6 1,3 3,9 6,8 16, 23,5 4,3 6,2,9 1,9 44, 56, ,4,5 6,8 12,3 1,9 1,9 2,7 8,2 15,5 15,5 7,3 5,,9 2,3 45,5 54, ,3,5 1,7 7,9 9,8 7, 5,1 7,5 12,6 18,7 7, 7, 2,3 1,4 5, 5, ,6,5 6,5 9,2 6,5 8,2 2,2 9,8 14,7 2,7 1,9 4,3 2,7 2,2 45,1 54, ,8,9 7,3 7,8 5, 8,2 5, 6,4 18,7 18,7 9,1 8,2 1,4 1,4 48,4 51, ,6, 8,6 9,1 4,6 1,3 4,6 5,1 14,9 2, 8, 12, 1,7,6 42,9 57,1 IPH - Epidemiologie k21_t6 Shigella 5

330 Shigella Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie isolaties van Shigella zijn vooral in de zomer vastgesteld, het hoge aantal gediagnosticeerde gevallen tegen eind augustus en in september kan te maken hebben met de terugkeer van een reis uit het buitenland maar deze informatie is niet beschikbaar voor de gevallen die zijn geregistreerd door het netwerk (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Shigella : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 15 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Shigella : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Shigella : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 4 3 IPH-K25 N 26 = 177 M = Shigella

331 Peillaboratoria Shigella Figuur 8 : Shigella : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 1 IPH-K Besluit het aantal gevallen gediagnosticeerd door het netwerk daalt sinds 2; het referentielaboratorium (WIV - afdeling Bacteriologie) bevestigt die daling van het aantal gevallen in 26 t.o.v. 25; voor het rapport van 26, opgesteld door het referentielaboratorium, kan u terecht op: Shigella 7

332 Referentielaboratorium Staphylococcus aureus (faagtypering) Gegevens van het Referentielaboratorium Mevr. C. WILDEMAUWE WIV - Dpt Pasteur Faagtypering Engelandstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ cwildemauwe@pasteur.be De afdeling Faagtypering van het Pasteur Instituut - Brussel ontvangt stammen van Staphylococcus aureus van menselijke, dierlijke, voedings- en milieugebonden oorsprong. De stammen worden na isolatie en voorbereidende identificatie door verschillende laboratoria toegezonden. De meeste typeringen worden uitgevoerd op stammen afkomstig van ziekenhuisinfecties. Faagtypering bestaat erin de gevoeligheid van bacteriën te bepalen voor een reeks van 23 bacteriofagen die deel uitmaken van een internationaal schema. Hier kunnen eventueel nog 9 extra bacteriofagen aan worden toegevoegd. Stammen van menselijke oorsprong of uit het ziekenhuismilieu 1. Stalen In 26 werd het faagtype bepaald van 498 humane stammen (tabel 1). Tabel 1 : MRSA S. aureus : lokalisatie van de laboratoria (N; 2-26) Lokalisatie van N de laboratoria Antwerpen Brabant Hainaut 1 2 Liège 1 Limburg Namur Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Buitenland 2 1 Totaal lyso_t1 Na eventuele verbetering bleek de aard van de stammen de volgende (tabel 2) : Tabel 2 : MRSA S. aureus : aard van de stammen (N; 24-26) Aard van de stammen N % N % N % MRSA* (Methicillin resistant Staphylococcus aureus ) , , ,56 MSSA* (Methicillin sensitive Staphylococcus aureus ) 8 3,1 85 2,627 23,561 CNS (coagulase negative Staphylococcus ) 65 2,5 33 1,2 54 1,318 autres (geen groei, geen Staphylococcus) 4 1,5 38 1,174 23,561 Totaal , , 498 1, lyso_t2 * In 25 werd de chromogene voedingsbodem MRSA Select (Biorad) geëvalueerd in vergelijking met de bepaling van de MIC oxacilline 4mg/L om het karakter van MRSA na te gaan. Bevredigende resultaten hebben ons in de gelegenheid gesteld om gebruik te maken van deze voedingsbodem om de stammen ontvangen in 26 systematisch te verifiëren. 2. Resultaten van de faagtypering Tabel 3 toont de significante epidemische faagtypes van MRSA tussen Tabel 3 : MRSA S. aureus : epidemische faagtypes en periodes (2-26) jaar N % faagtypes <C> <J> <O> Oth NT < Oth : andere; NT : niet typeerbaar Opmerking : de som van de effectieven van de goepen <J> + <O> is dezelfde als in 25. lyso_t3 Staphylococcus aureus (faagtypering) 1

333 Staphylococcus aureus (faagtypering) Referentielaboratorium Spreiding van de faagtypegroepen in 2 specifieke gevallen : 1) een ziekenhuis ontvangen : 225 stammen 3 CNS 222 MRSA <C>: 3%, <J>: 26%, <O>: 4%, Oth: 26% NT: 6% Besluit : zoals op nationaal vlak behoort de meerderheid van de stammen tot groep <O>. In dit totale aantal <J> + <O> treffen we echter relatief meer <J> en minder <O> aan. Het percentage niet-typeerbare stammen ligt hoger dan het nationale percentage. 2) een groep van rusthuizen (8 rusthuizen) ontvangen : 63 stammen 63 MRSA <C>: 2%, <J>:, <O>: 65%, Oth: 27% NT : 5% Besluit : zoals op nationaal vlak behoort de meerderheid van de stammen tot groep <O> en het totale aantal <J> + <O> is gelijkaardig. Toch behoort geen enkele stam tot groep <J>. Ook hier ligt het percentage niet-typeerbare stammen hoger dan het nationale percentage. Tabel 4 geeft een beeld van de verspreiding van de faagtypegroepen in België van 2 tot 26. Tabel 4 : MRSA S. aureus : epidemische faagtypes en periodes (%; 2-26) Wat betreft de nieuwe faagtypes opgetreden in 25 : Type Faaggevoeligheid Oplossing Jaar C31 (6) /42E / 47 / 54 / 75 /77 /84 / 81 RTD sinds 2 I4 29/(42E)/54/(D11) RTDx1 sinds 22 J2 54 RTDx1 sinds 2 J4 54/77 RTDx1 sinds 23 K2 HK2 RTDx1 sinds 22 8 / (47) / 54 RTDx1 sinds 2 () : zwakke of variabele gevoeligheid lyso_t4 Tabel 5 : MRSA S. aureus : nieuwe faagtypes opgetreden in 25 Type Gevoeligheid voor fagen Verdunning N ziekenhuizen J41 54/77/84 RTDX O8 52A/8/54/(83A)/84/85 RTDX O81 52/52A/54/84 RTDX J1 54/85/9/92 RTDX1 1 9 O11 52/54/85/95/9/92 RTDX J2+ 54/92/HK2 RTDX //52/52A/84/81/+ RTDX1 lokaal lyso_t5 Tabel 6 : MRSA S. aureus : nieuwe faagtypes opgetreden in 26 Type Gevoeligheid voor fagen Verdunning N ziekenhuizen J24 54/84 RTD 12 O22 52A/54 RTDX1 5 O81 29/52/52A/8/54/(77)/(83A)/84/85/95 RTDX1 13 O881 52A/8/54/83A/84/85/81 RTDX1 7 O882 52/52A/8/42E/54/77/(83A)/84/85/81 RTDX RTDX1 5 52/52A/(8)/54/(75)/84/85/95/96 RTDX1 4 Specificatie van de faagtypes in 26 : In 26 stuurden 16 laboratoria werkzaam voor het ziekenhuismilieu ten minste 5 MRSA. Onder de 16 isolaten van groep <C> behoorden er 46 tot type C31, hetzij een iets kleinere fractie dan wat is vastgesteld in 25 (55% in 25; 43% in 26). Groep <C> was afwezig in 1 ziekenhuis (<1% van de MRSA). Onder de 316 isolaten van groep <J>, zoals in 25, behoorde de meerderheid (188 isolaten) tot type J2 (29% waren J2+). De frequentie van het type J4 bedroeg 1%. Groep <J> was afwezig in een ziekenhuis. Onder de 1114 isolaten van groep <O> werd type O niet meer vastgesteld terwijl de types O8 en O81 wijd verspreid zijn en samen de helft van de stammen <O> vertegenwoordigen. In de groep andere zijn er nog 2 stammen van het type I4 (in 2 ziekenhuizen) en 1 stammen van het type K2 (in 3 ziekenhuizen). lyso_t6 2 Staphylococcus aureus (faagtypering)

334 Referentielaboratorium Staphylococcus aureus (faagtypering) Stammen van dierlijke oorsprong In 26 bepaalde de afdeling het faagtype van 1 MSSA-stammen geïsoleerd uit infecties bij konijnen (samenwerking met Dr. D. Vancraeynest van de Faculteit Diergeneeskunde, UG, Merelbeke). Faagtype 3A/3C/55/71, gekend als pathogeen bij konijnen, is vastgesteld in 2 isolaten; 4 isolaten hadden faagtype 29/52/52A/8/3A/3C/55/6+/42E+/47±/53/83A/84/81/94/+, 1 isolaat faagtype 53/83A/9/92±/(D11±) en 1 isolaat was alleen gevoelig voor faag PB, allemaal echter voor RTD. De 2 andere isolaten waren alleen gevoelig voor RTDX1 en hadden faagtype 29±/52A/54/81+/(HK2)/+. Besluit Faagtypering van S. aureus blijft een bruikbare en relatief goedkope methode die ideaal is voor de lokale epidemiologie maar waarvan ook de uitbreiding op nationaal vlak en na verloop van tijd een interessante bijdrage levert. Zo wordt een verschuiving van de epidemische faagtypes van MRSA rond het jaar 2 vastgesteld. Dit fenomeen lijkt niet overeen te stemmen met een klonaal verschil in het ziekenhuis waar de isolaten hiertoe konden worden onderzocht. C. Wildemauwe et al. (25), J. Hosp. Inf. 6 : Een andere studie (stammen geïsoleerd in 22) heeft door moleculaire technieken faagtype I4 aangetroffen in een epidemische haard kunnen karakteriseren : D8, een minder belangrijke kloon, vastgesteld in België sinds 1999 en bepaald door PFGE (C. Wildemauwe et al. (26), MIC, 12(1): ) en overeenstemmend met code 188 bepaald door spa typing volgens de bank PHRI, NY, USA (C. Wildemauwe et al (26) 12th International Symposium on Staphylococci & Staphylococcal Infections, Maastricht). Er wordt nog altijd in hoofdzaak een verschuiving van de types van 2 vastgesteld. De herkenning van de snelle evolutie van de faagtypes van MRSA en de complementariteit van deze analyse met het onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van moleculaire methodes, met name pulsed field gel electrophoresis, maken een preciezere opvolging van de verschillende epidemische klonen mogelijk. Staphylococcus aureus (faagtypering) 3

335 Referentielaboratorium Staphylococcus aureus (MRSA) Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. STRUELENS U.Z. Erasmus - Bacteriologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Marc.struelens@ulb.ac.be Het referentielaboratorium voor stafylokokken - MRSA (Université Libre de Bruxelles Brussel) verleent de volgende diensten : - Identificatie en antibiogram van atypische stafylokokkenstammen met behulp van de volgende methodes : fenotypische : biochemische tests, minimale remmingconcentraties, fenotype van de glycopeptidengevoeligheid (populatiestudie); genotypische : identificatie van de verschillende stafylokokkenspecies door sequentie-analyse van gen 16S rrna, opsporing van de genen nuc (voor de identificatie van S. aureus), meca (coderend voor de oxacillineresistentie), mupa (coderend voor de mupirocineresistentie) en van de genen resistent tegen macroliden-lincosamiden-streptograminen (MLS), tetracyclines en aminoglycosiden. - Moleculaire typering : genomische macrorestrictie door Pulsed Field Gel Electrophoresis (PFGE), multi-locus sequence typing (MLST), spa sequence typing en typering van de mec chromosoomcassette van de stafylokok (SCCmec), bepaling van de groep agr. - De opsporing van de genen coderend voor toxines : de exfoliatinen A en B, Panton Valentine Leucocidine (PVL) en de Toxic Shock Syndrom Toxin (TSST-1). Deze analysen worden op verzoek van de ziekenhuislaboratoria uitgevoerd voor klinische stammen die diagnostische problemen vormen of voor stafylokokkencollecties afkomstig van lokale epidemiologische enquêtes. De aanvraagformulieren voor deze analysen kunnen van de internetsite van het referentielaboratorium voor MRSA, worden gedownload. Ook in heeft het laboratorium deelgenomen aan een studie over de klonale diversiteit van stammen met S. aureus (MRSA en MSSA) die invasieve infecties veroorzaken in de Europese ziekenhuizen. Deze enquête is uitgevoerd in het kader van het Europese programma EARSS (European Antimicrobial Resistance Surveillance System) betreffende de resistentie van S. aureus als agens van bacteriëmiën bij opgenomen patiënten, in samenwerking met de afdeling Epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV). Deze studie stelde zich tot doel de kaart van de verspreiding van de predominante klonen van S. aureus te identificeren en op te stellen. Deze klonen zijn geïdentificeerd door sequentieanalyse van een herhaald gebied van proteïne A (spa typing). Karakterisering van atypische stafylokokkenstammen In 26 heeft het laboratorium 22 atypische klinische stafylokokkenstammen, afkomstig van 39 laboratoria, in het kader van doelgerichte aanvragen gekarakteriseerd door de fenotypische en/of genotypische identificatie van 52 atypische stammen en de resistentieanalyse (oxacilline en/of vancomycine) van 71 stammen. Er is geen enkele MRSA-stam met verminderde glycopeptidengevoeligheid (GISA) gediagnosticeerd. De mupirocineresistentie is geanalyseerd door bepaling van de minimale remmingsconcentratie en PCR voor 142 stammen, afkomstig van 14 ziekenhuizen, waarvan er 86 (6%) een hoog resistentieniveau tegen mupirocine (MIC > 524 mg/l) en de aanwezigheid van gen mupa toonden. Opsporing van toxines In 26 werden 132 stammen van S. aureus, 97 MRSA, 33 MSSA en 2 BORSA, afkomstig van 43 ziekenhuizen, naar het referentielaboratorium verstuurd voor het opsporen van toxines. De genen luks-lukf PV, coderend voor Panton Valentine Leucocidine, werden aangetroffen bij 32 (33%) MRSA-stammen afkomstig van 23 ziekenhuizen en bij 7 (21%) MSSA-stammen. De meeste PVL-positieve MRSA-stammen toonden een typisch resistentieprofiel (gevoeligheid tegen ciprofloxacine (88%) en resistentie tegen fusidinezuur (53%), kanamycine (75%) en tetracycline (72%). Zeventien stammen hiervan (53%) behoorden tot pulsotype X overeenstemmend met de Europese epidemische kloon ST8-SCCmec IV. De andere MRSA-stammen behoorden tot 9 andere pulsotypes. Deze stammen werden geïsoleerd bij jonge patiënten (mediaan 25 jaar, interval 1-62 jaar) zonder bijzondere medische antecedenten. Zij worden voornamelijk geassocieerd met huidinfecties van het type furunkel, abces en cellulitis. Staphylococcus aureus (MRSA) 1

336 Staphylococcus aureus (MRSA) Referentielaboratorium Figuur 1 : S. aureus (MRSA) : evolutie van de voornaamste genotypes van stammen van CA-MRSA positieve PVL, N 3 2 Andere genotypes ST8-SCCmec IV ST3-SCCmec IV ST8-SCCmec IV IPH-Kmrsa 1 23 (n=2) 24 (n=13) 25 (n=3) 26 (n=32) De toxine TSST-1 is opgespoord in 12 MRSA-stammen en in 9 MSSA-stammen. Deze TSST-1 positieve stammen behoren tot de pulsotypes J, C of G. Twee MRSA-stammen vertoonden het gen van exfoliatine A. Drie MSSA-stammen geïsoleerd bij jonge kinderen vertonen de aanwezigheid van genen coderend voor de exfoliatinen A en B en behoren tot hetzelfde pulsotype N. Twee MSSA-stammen van hetzelfde pulsotype J en geïsoleerd in dezelfde familie vertoonden de aanwezigheid van de genen coderend voor PVL en TSST-1. Typering voor het onderzoek van lokale epidemieën De moleculaire typering (PFGE) van stammen van S. aureus in het kader van het onderzoek van lokale epidemieën of lokale surveillance van MRSA is uitgevoerd in 26 voor 17 stammen afkomstig van 2 ziekenhuizen. De moleculaire typering heeft het mogelijk gemaakt om een mogelijke overdracht van MRSA te bevestigen op de diensten van 8 ziekenhuizen (n=69 stammen). Onder deze enquêtes wordt het pulsotype G1 het meest geassocieerd met de epidemie (21 stammen in 3 ziekenhuizen). Helaas worden de gegevens m.b.t. deze epidemieën of lokale enquêtes zelden doorgegeven aan het referentielaboratorium, wat de interpretatie van de typeringsresultaten bemoeilijkt. Onder de 166 geanalyseerde MRSA-stammen is een klonale diversiteit vastgesteld. De stammen werden onderverdeeld in 13 verschillende PFGE-groepen. De 3 grote groepen vastgesteld in de voorgaande studies voor surveillance (epidemische genotypes A2, B2 en G1) zijn het frequentst. Zij zijn aangetroffen in 54 (A2) en 31 stammen (B2 en G1). Het genotype B2 is aanwezig in 13 (65%) ziekenhuizen, het genotype A2 is vastgesteld in 1 ziekenhuizen (5%) en G1 is vastgesteld in 5 (2%) ziekenhuizen. Programma EARSS voor de surveillance van de resistentie van S.aureus geïsoleerd uit een hemocultuur Sinds 25 is het protocol van de surveillance voor de Belgische deelnemers gewijzigd. De bacteriëmiën met S. aureus gevoelig of resistent aan oxacilline maken het voorwerp uit van een verklaring op formulier met de klinische en bacteriologische gegevens. In 26 zijn 959 gevallen met een eerste episode van bacteriëmiën met S. aureus geregistreerd. Onder deze patiënten werden 188 gevallen van bacteriëmiën met MRSA bevestigd, dit is 21,9% van de MRSA. Het aantal bacteriëmiën met MRSA onder de S. aureus geïsoleerd uit hemoculturen van opgenomen patiënten is spectaculair gedaald in België sinds 25 (31,4% MRSA). De gegevens voor alle landen die deelnemen aan het programma EARSS zijn beschikbaar op de website EARSS enquête - SeqNet over de klonale diversiteit van de stammen met S. aureus die invasieve infecties in Europese ziekenhuizen veroorzaken In het kader van het Europese surveillanceprogramma voor de resistentie van invasieve stammen van S. aureus (EARSS) werd een steekproef van 23 Belgische ziekenhuizen genomen op basis van een voldoende aantal stammen van S. aureus (>15) geïsoleerd uit hemoculturen in 25 en hun geografische spreiding om deel te nemen aan de studie. Deze laboratoria zijn gesitueerd in Vlaanderen (n=14), Wallonië (n=7) en Brussel (n=2). Deze stammen zijn geanalyseerd per sequentieanalyse van het hypervariabele gewest van de oppervlakteproteïne A (gen spa). In het kader van deze enquête zijn de laboratoria voor microbiologie van de geselecteerde ziekenhuizen gevraagd om 1 klinische stammen te verzamelen, consecutief en niet gedupliceerd van S. aureus (5 MRSA en 5 MSSA), geïsoleerd uit normaal steriele sites bij patiënten met een invasieve infectie van S. aureus. De stammen zijn verzameld over een periode van 6 maanden (15/9/26-15/3/27). 2 Staphylococcus aureus (MRSA)

337 Referentielaboratorium Staphylococcus aureus (MRSA) De stammen zijn verstuurd naar het referentielaboratorium voor stafylokokken MRSA met een formulier waarin demografische gegevens staan : leeftijd, geslacht, opname-eenheid van de patiënt, de klinische isolatiesite van de stam, de isolatiedatum van de stam en de overdrachtswijze (nosocomiaal of geïmporteerd) van de stam. Een nosocomiale overdracht van MRSA is gedefinieerd als isolatie van MRSA bij een patiënt na de eerste 48 uren van zijn opname. Demografische gegevens De geslachtsverhouding binnen de groep patiënten, voor wie een MRSA-stam is verstuurd, bedraagt 1,53 en de mediane leeftijd 71 jaar (interval : jaar) (tabel 1). De meeste patiënten waren opgenomen (n=79, 88%) onder wie 9 (1%) op de dienst intensieve verzorging. Zeventien patiënten (19%) zijn overleden binnen de 14 dagen volgend op de MRSA-infectie. De geslachtsverhouding binnen de groep patiënten, voor wie een MSSA-stam is verstuurd, bedraagt 1,5 en de mediane leeftijd 61 jaar (interval : 1-9 jaar) (tabel 1). Zesentachtig patiënten (78%) waren opgenomen onder wie 21 (19%) op intensieve verzorging. Negentien patiënten (17%) zijn overleden binnen de 14 dagen volgend op de MSSA-infectie. Tabel 1 : verdeling volgens geslacht en leeftijd van de patiënten met S. aureus in EARSS-enquête SeqNet, België MRSA MSSA Vrouw Man Vrouw Man Leeftijd (jaar) N % N % N % N % <1,,,, ,6, 5 4,8 8 6, ,1 7 4, , , ,5 11 6,7 7 6, , ,6 33 2, 12 11, , , , , , > , , , ,3 Totaal 179 1, 165 1, 15 1, 119 1, mrsa_t2 Bacteriële stammen Onder de 93 MRSA-stammen ontvangen van 23 ziekenhuizen werden er 91 (98%) bevestigd door middel van genotypische analyse (PCR 16sRNA, nuc, meca). Een stam was geïdentificeerd als coagulase-negatieve stafylokok en een andere als BORSA (Borderline oxacillin resistant S. aureus). Onder de 113 verzamelde MSSA-stammen is de identificatie van 111 stammen (98%) door multiplex PCR bevestigd. Twee stammen werden geïdentificeerd als coagulase-negatieve stafylokokken. Elk ziekenhuis verzamelde 2 à 5 MRSA-stammen en 3 à 5 MSSA-stammen. De meeste stammen van S. aureus zijn geïsoleerd uit hemoculturen (78% van de MRSA en 8% van de MSSA). Twee MRSA zijn geïsoleerd uit cerebrospinaal vocht (2%) en de rest van de stammen is afkomstig van andere punctievloeistoffen (2% van de MRSA en 2% van de MSSA). Negenenvijftig procent van de MRSA-stammen zijn overgedragen in het ziekenhuis. Het nosocomiale overdrachtspercentage van MRSA is gedaald in verhouding tot de laatste nationale surveillance (59% versus 64%). Geografische spreiding van de voornaamste epidemische genotypes De spa types werden bepaald met behulp van de software Ridom StaphType 1,4 (Ridom GmbH) en geanalyseerd volgens het algoritme BURP met de standaard parameters : de spa types van minder dan 5 repeats werden uitgesloten en twee spa types behoren tot dezelfde groep of hetzelfde klonale spacomplex (spa CC) als de kosten lager liggen dan of gelijk zijn aan 6 volgens het algoritme EDSI. De genotypering uitgevoerd voor de 22 stammen van S. aureus verdeelt deze in 15 spa CC, die elk een aantal stammen ve renigden variërend van 2 tot 41. De meeste stammen behoren tot de spa CC8 (21%), CC74 (18%), CC2 (15%). Deze spa CC stemmen overeen met de grote epidemische klonen bepaald door multilocus sequence typing (MLST), ST8 (of related : ST247, ST25 en ST254) voor spa CC8, ST45 voor spa CC74 en ST5 voor spa CC2. Vier stammen zijn uitgesloten (< 5 repeats), 13 stammen zijn ingedeeld als singleton en 2 stammen vertonen een nieuw profiel repeat. Onder de 91 MRSA-stammen behoorde 93% tot de spa CC8- ST8 (41%), spa CC74- ST45 (33%) en spa CC2- ST5 (19%). De 111 MSSA-stammen daarentegen vertonen een grotere klonale diversiteit en zijn ingedeeld als 15 spa CC met elk tussen 2 en 13 stammen. De meeste spa CC aangetroffen in de MRSA-stammen zijn eveneens aanwezig in de MSSAstammen maar in kleinere aantallen : CC8- ST8 (4%), CC74- ST45 (4%) en CC2- ST5 (12%). Deze vaststellingen bevestigen de resultaten van Hallin et al. (27) met betrekking tot het verband tussen MRSA en MSSA onder de opgenomen patiënten in België. Bepaalde spa types zijn uitsluitend aangetroffen bij MSSA-stammen, zoals spa CC84 overeenstemmend met ST15 of ST18 door MLST, aangetroffen in 11% van de MSSA of spa CC15 ST45 aanwezig in 11% en spa CC78 ST26 of 11 aangetroffen in 6% van de MSSA. Een MRSA-stam uit een gemeenschap en drager van de genen luks-lukf coderend voor de PVL overeenstemmend met de kloon MRSA ST59 is bij een patiënt vastgesteld. Staphylococcus aureus (MRSA) 3

338 Staphylococcus aureus (MRSA) Referentielaboratorium Analyse van S. aureus van dierlijke oorsprong Sinds 25 analyseert het referentielaboratorium stammen van S. aureus geïsoleerd uit dieren en gerefereerd door collega sdierenartsen (Faculty of veterinary Medicine, Ghent University en CODA CERVA). In 26 werden 25 stammen van S. aureus van dierlijke oorsprong verstuurd voor moleculaire typering en opsporing van toxines. Tien MSSA-stammen geïsoleerd uit konijnen zijn geanalyseerd, 4 behoorden tot pulsotype N2 geassocieerd aan de Europese hypervirulente MSSA-stammen (Dieter et al. 26). De overige 7 behoorden tot andere genotypes en een ervan toont de aanwezigheid van de genen luks-lukf coderend voor PVL. Veertien MRSA-stammen afkomstig van paarden en een MRSA-stam afkomstig van varkens zijn geanalyseerd. Deze stammen werden voornamelijk in verband gebracht met cutane en subcutane infecties (n=11), respiratoire infecties (n=2) of peritonitis (n=1). Alle MRSA-stammen zijn niet typeerbaar door PFGE na macrorestrictie met SmaI, behoren tot kloon t11 door spa typing en kloon ST398 door MLST. De stammen afkomstig van paarden bezitten een cassette SCCmec van het type IV en de stam afkomstig van varkens bezit een cassette van het type V. De opsporing van PVL toxines en TSST-1 is negatief. Zij bieden anderzijds een heel bijzondere antibiogram : zij zijn resistent aan tetracycline (1%), gentamicine en tobramycine (1%), erythromycine-clindamycine (9%), co-trimoxazole (5%) en blijven gevoelig aan ciprofloxacine (9%). De resistentie tegen tetracyclines is voornamelijk gecodeerd door het gen tetm coderend voor een cytoplasmische proteïne van ribosomiale bescherming. De resistentie tegen Macrolides-Lincosamides-Streptogramines (MLS) is overgebracht door het gen ermc coderend voor een methylase die een resistentiefenotype toekent van het type induceerbare MLSb. Dit profiel stemt overeen met het type beschreven bij de MRSA-stammen afkomstig van varkens in Frankrijk, Duitsland, Denemarken en vooral Nederland (tetra-r; spa types t18, t11 en t34; PFGE NT; ST 398). MRSA-stammen met fenotypische en genotypische profielen (ST398) identiek aan die aangetroffen bij dierlijke stammen zijn vastgesteld bij opgenomen patiënten. Al deze patiënten werden verzorgd in Vlaanderen, in provincies met een hoge densiteit van varkenskwekerijen. Vijf stammen verzameld tijdens nationale surveillancestudies van MRSA georganiseerd in 23 (n=2) en 25 (n=3), hetzij,5 à 1% van de stammen geïsoleerd uit opgenomen patiënten in de loop van de nationale surveillance-enquêtes. Twee stammen verstuurd naar het referentielaboratorium voor typering en geïsoleerd in Roeselare in 25 en in Ieper in 26. Tabel 2 : Demografische gegevens van humane MRSA-stammen met een genotype identiek aan varkensstammen, Jaar Geslacht Leeftijd Bron Dienst Verkrijging Stad (jaar) % 23 M 67 Ademhalingswegen Int. Geneeskunde Gemeenschappelijk St.-Truiden V 76 Bloed Anderen Nosocomiaal Brugge 25 M 7 Opsporing Anderen Nosocomiaal Brugge V 67 Urine Int. Geneeskunde Nosocomiaal Roeselare V 76 Ademhalingswegen Geriatrie Gemeenschappelijk Roeselare V? Onbekend Onbekend Onbekend Roeselare 26 M 6 Bloed Kindergeneeskunde Gemeenschappelijk Ieper V 64 Etter Heelkunde Onbekend Roeselaere mrsa_t2 Besluit Sinds 24 stellen wij een toename vast van het aantal PVL-positieve MRSA-stammen voornamelijk verantwoordelijk van huidaandoeningen. Deze stammen behoren voornamelijk tot kloon MRSA ST8-SCCmec IV, duidelijk beschreven in Europa maar we stellen in 26 een diversificatie van de klonen vast onder deze stammen (ST3- SCCmec IV, ST8-SCCmec IV, ST59-SCCmec IV). In het kader van de lokale enquêtes toont de genotypering aan dat de MRSA verantwoordelijk voor lokale epidemieen/gegroepeerde gevallen in onze ziekenhuizen voornamelijk toebehoren aan de drie grote epidemische nosocomiale klonen A2, B2 en G1. Het is de eerste keer sinds het begin van het EARSS-programma dat een significante daling wordt vastgesteld van het resistentiepercentage tegen oxacilline van S. aureus (21,9% in 26 versus 31,4% in 25) geïsoleerd uit bacteriemiën bij patiënten opgenomen in België. Deze tendens is al opgetreden in andere Europese landen, zoals Frankrijk en Slovenië. In het kader van de Europese enquête over de klonale diversiteit van de stammen S. aureus verantwoordelijk voor invasieve infecties, hebben de 23 deelnemende ziekenhuizen de MRSA en MSSA-stammen correct geïdentificeerd (>98%). De genotypering door spa typing wijst op de aanwezigheid van 3 grote genotypes onder de MRSA-stammen bevattende meer dan 9% van de stammen : spa CC8- ST8 (pulsotype A2), spa CC74- ST45 (pulsotype B2) en spa CC2- ST5 (pulsotypes C en G). De MSSA-stammen bieden bovendien een grote klonale diversiteit. 4 Staphylococcus aureus (MRSA)

339 Referentielaboratorium Staphylococcus aureus (MRSA) Sinds 25 stellen wij het opduiken en de verspreiding vast van MRSA-stammen van dierlijke oorsprong met dezelfde karakteristieken, niet typeerbaar door PFGE, t11 door spa typing, SCCmec IV of V en ST398 door MLST, overeenstemmend met het type beschreven voor MRSA-stammen afkomstig van varkens in Frankrijk en in Nederland. Deze stammen worden occasioneel aangetroffen als oorzaak van humane infecties onder opgenomen patiënten in Vlaanderen (<1% van de stammen geïsoleerd uit opgenomen patiënten in de loop van nationale surveillance-enquêtes). Referenties Deplano A, Witte W, van Leeuwen WJ, Brun Y, Struelens MJ. Clonal dissemination of epidemic methicillin-resistant Staphylococcus aureus in Belgium and neighboring countries. Clin Microbiol Infect 2; 6(5): Denis O, Magdalena J, Deplano A, Nonhoff C, Hendrickx E, Struelens MJ. Molecular epidemiology of resistance to macrolides lincosamides-streptogramins in methicillin-resistant Staphylococcus aureus (MRSA) causing bloodstream infections in patients admitted to Belgian hospitals. J Antimicrob Chemother 22; 5(5): Denis O, Deplano A, De Ryck R, Nonhoff C, Struelens MJ. Emergence and spread of gentamicin-susceptible strains of methicillin-resistant Staphylococcus aureus in Belgian hospitals. Microb Drug Resist 23; 9(1): Denis O, Deplano A, Nonhoff C, De Ryck R, de Mendonça R, Rottiers S, Vanhoof R, Struelens MJ. National surveillance of methicillin resistant Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgian hospitals indicates rapid diversification of epidemic clones. Antimicrob. Agents Chemother. 24; 48(9): Denis O, Deplano A, De Beenhouwer H, Hallin M, Huysmans G, Garrino MG, Glupczynski Y, Malaviolle X, Vergison A, Strue lens MJ. Polyclonal emergence and importation of community acquired methicillin resistant Staphylococcus aureus strains harbouring Panton-Valentine leukocidin genes in Belgium. J. Antimicrob. Chemother. 25; 56(12): Denis O, Deplano A, Nonhoff C, Hallin M, De Ryck R, Vanhoof R, De Mendonça R, Struelens MJ. In Vitro activities of ceftobiprole, tigecycline, daptomycin and 19 other antimicrobials against methicillin-resistant Staphylococcus aureus strains from a national survey of Belgian Hospitals. Antimicrob. Agents Chemother. 26; 5(8): Hallin M, Deplano A, Denis O, De Mendonça R, De Ryck R, Struelens MJ. Validation of pulsed-field gel electrophoresis and spa typing for long term, nation-wide epidemiological surveillance studies of Staphylococcus aureus infections. J. Clin. Microbiol. 27 (45) Hallin M, Denis O, Deplano A, de Mendonca R, De Ryck R, Rottiers S, Struelens MJ. Genetic relatedness between methicillin-susceptible and methicillin-resistant Staphylococcus aureus: results of a national survey. J. Antimicrob. Chemother. 27 (59) Vancraeynest D, Haesebrouck F, Deplano A, Denis O, Godard C, Wildemauwe C, K. Hermans K. International dissemination of a high virulence rabbit Staphylococcus aureus clone. J. Vet. Med. 26 (53) Staphylococcus aureus (MRSA) 5

340 Referentielaboratorium Streptococcus agalactiae Gegevens van het referentielaboratorium Dr. P. MELIN C.H.U. - Medicale Microbiologie Sart-Tilman Bât Liège Tel. : 43/ Fax : 43/ Pierrette.melin@chu.ulg.ac.be Inleiding In 25 hebben 38 Belgische laboratoria 135 stammen van de groep B streptokokken (GBS) naar het referentielaboratorium (C.H.U. Liège) verstuurd. De stammen werden voornamelijk geïsoleerd uit bloed, C.S.V. of normaal steriele sites. In 26 verstuurden 34 laboratoria 133 stammen. Door de jaren heen blijven deze aantallen veeleer stabiel. Voor alle stammen die bij ontvangst levensvatbaar waren, zijn na bevestiging van alle stammen behorend tot de groep B van Lancefield, de kapsulaire serotypes bepaald met behulp van een specifieke coagglutinatietest op de antigenen Ia, Ib en II tot VIII. Populatie en diagnose De ontvangen stammen zijn in functie van de leeftijd van de patiënten en van een eventuele obstetrische context in drie groepen verdeeld. Neonatale infecties In 25 werden 31 stammen (23% van de stammen ontvangen in 25) geïsoleerd uit hemoculturen en/of cerebrospinaal vocht van baby s met sepsis of neonatale meningitis. In 26 waren 31 stammen (23% van de stammen ontvangen in 26) afkomstig van hetzelfde type stalen. De evolutie van kinderen wordt zelden meegedeeld, waardoor het sterftecijfer van deze infecties niet kon worden bepaald. Onder de vroegtijdige infectiegevallen in 26, bedroeg het sterftecijfer ten minste 5%. Vroegtijdige infectie : in 25 ontwikkelden 19 baby s een vroegtijdige infectie gekarakteriseerd door een septische toestand. In 26 waren 21 neonatale stammen afkomstig van pasgeborenen met een vroegtijdige infectie gekarakteriseerd door een septische toestand en in 4 gevallen werd de infectie geassocieerd met meningitis. De vroegtijdige infectie werd gekarakteriseerd door het snel optreden van tekenen van infecties, met name op dag of 1 in de meeste gevallen, 84% in 25 en 1% in 26. De geslachtsverhouding M/V bedraagt 1,1 voor de gevallen in 25 en voor de gevallen in 26. Laattijdige infectie : in 25 waren 12 stammen afkomstig van hemoculturen of cerebrospinaal vocht van kinderen die een laattijdige infectie ontwikkelden. Vier van deze kinderen (33%) vertoonden een meningitis. De gemiddelde leeftijd bedroeg 53 dagen (6-18 dagen). In 26 waren de 1 stammen allemaal op z n minst geïsoleerd uit hemoculturen en in 3 gevallen ook uit cerebrospinaal vocht van kinderen met meningitis (3%); de gemiddelde leeftijd waarop de laattijdige infectie optrad bedroeg 51 dagen (7-18 dagen). In 25 was de geslachtsverhouding M/V 1,4 en voor de gevallen van 26 bedroeg die 1,5. Verhouding tussen het aantal laattijdige en vroegtijdige infecties : de vergelijking van de 6 voorgaande jaren wijst op een toename tussen vroeg- en laattijdige infectie van,16 in 1999 en 2 tot,4 in 21,,36 in 22,,35 in 23 en,52 in 24. Voor de 2 vorige jaren, 25 en 26, bedraagt de verhouding,55 wat de voorheen vastgestelde tendens bevestigt, zonder grote evolutie. Door het omzetten in de praktijk van de richtlijnen ter preventie van vroegtijdige neonatale infecties met groep B streptokokken, zou het jaarlijkse aantal stammen afkomstig van laattijdige infecties stabiel moeten blijven omdat zij het voorwerp niet uitmaken van het aanbevolen preventiebeleid terwijl het jaarlijkse aantal stammen afkomstig van vroegtijdige infectiegevallen zou moeten dalen. Het ideaal na te streven doel door een nationaal aanvaard preventiebeleid zou een verhouding van 1 zijn. Zoals verwacht werd de vaststelling van een stijging van deze verhouding zich af te tekenen vanaf het jaar 2 maar de resultaten van vertonen geen duidelijke evolutie meer. Deze resultaten vastgesteld op basis van gevallen gerapporteerd aan het referentielaboratorium zouden een bias kunnen vertonen. Een nationale registratie van alle neonatale infectiegevallen met groep B streptokokken is nodig om de situatie in België te kennen evenals de doeltreffendheid van ons preventiebeleid. Overlijden in utero, miskraam : in tegenstelling tot voorgaande jaren werden in 25 slechts 2 stammen, geïsoleerd in een infectieuze context geassocieerd met een overlijden in utero of een miskraam, naar het referentielaboratorium gestuurd. Deze gevallen worden nog steeds gerapporteerd. Het versturen van de stammen naar het referentielaboratorium en hun karakterisering blijft wenselijk. Infecties bij vrouwen in een obstetrische context Met uitzondering van enkele stammen geïsoleerd uit de genitale tractus bij moeders van kinderen met een vroegtijdige infectie werd een enkele stam geïsoleerd uit een hemocultuur in een context van chorio-amnionitis overgedragen. Geen enkele andere stam van patiënten duidelijk geïdentificeerd als lijdend aan puerperale koorts werd noch in 25, noch in 26 gekregen. Sinds het begin van de jaren 2 is een daling vastgesteld van het aantal gevallen van puerperale koorts en postpartumwondinfectie met groep B streptokokken vastgesteld. Er moet worden herinnerd aan het feit dat een van de secundaire doelstellingen van het preventiebeleid van vroegtijdige neonatale groep B streptokokkeninfecties in België erin bestaat het aantal gevallen van puerperale koorts en andere infectieuze complicaties van groep B streptokokken postpartum te verminderen. In deze context zou de Streptococcus agalactiae 1

341 Streptococcus agalactiae Referentielaboratorium analyse van nationale exhaustieve gegevens ook interessant zijn om de aanpak te bevestigen of het streven naar deze secundaire doelstelling. Infecties bij kinderen of volwassenen buiten de zwangerschap om Tabel 1 toont de verspreiding van de diagnoses geassocieerd met de 88 stammen gekarakteriseerd in 25 en de 98 stammen in 26, evenals de gecumuleerde resultaten van de 31 stammen ontvangen van 1995 tot 21 en de 227 stammen van 22 tot 24. In 25 bedroeg de geslachtsverhouding M/V voor alle infecties samen,94 en in 26 :,54. Tabel 1 : Streptococcus agalactiae : verdeling van de diagnoses van infecties bij kinderen en volwassenen buiten de zwangerschap om (N, %; , 22, 23, 24, 25 en 26) Sepsis Gelokaliseerde infecties (met of zonder sepsis) Diagnoses Oorsprong onbekend of niet gespecificeerd Infectie van de huid/ weke weefsels/ osteïtis/ septische artritis Infectie van de huid en weke weefsels / osteïtis Septische artritis Osteïtis / septische artritis Infectie van de huid en weke weefsels Longontsteking Meningitis Infectie van de urinewegen Andere Endocarditis Totaal N % 53,5 31,6 25,8 5,8 3,9 1, 6,5 2,6 1, 1, 22 N % 69,6 49,3 42, 7,2 34,8 2,9 2,9 2,9 1, 23 N % 7,7 48, 3,7 8, 22,7 2,7 9,3 4, 2,7 2,7 1, 24 N % 72,3 59, 28,9 3,6 25,3 3,6 2,4 4,8 1,2 1, 25 N a % 63,6 42, 34,1 8, 26,1 1,1 1,1 14,8 5,7 1,1 1, 26 N 74, 43, 18, 2, 16, 6, 4, 21, b 2, 3, 97, % 76,3 44,3 18,6 2,1 16,5 6,2 4,1 21,6 2,1 3,1 1, a 3 urosepsis en 1 infectie van de urinewegen Sagala_tab1 b 2 urosepsis en 19 infectie van de urinewegen De verspreiding van infecties in functie van de leeftijdsgroepen wordt voorgesteld in figuur 1. Figuur 1 : Streptococcus agalactiae : verspreiding van het jaarlijkse aantal stammen per leeftijdsgroep van de patiënten (N; 22-26) N N= N=98 24 N=16 25 N= N=127 IPH-Ksaga dagen 6 dagen - 1 jaar 2-18 jaar jaar jaar jaar leeftijdsgroep 5-59 jaar 6-69 jaar 7-79 jaar > 79 jaar Deze curven lopen veeleer parallel. Na de neonatale periode, ontwikkelen kinderen en adolescenten slechts uitzonderlijk een streptokokkeninfectie van groep B. Op volwassen leeftijd neemt het aantal gevallen in grote mate toe na 5 jaar. 2 Streptococcus agalactiae

342 Referentielaboratorium Streptococcus agalactiae In de grote groep van volwassen patiënten wordt regelmatig de aanwezigheid van cofactoren gerapporteerd. Net zoals voorgaande jaren, waren de frequentste diabetes, een oncologische pathologie (hematologische inbegrepen) en cirrose. Diabetes werd geassocieerd met ten minste 9,1% van de gevallen in 25 en 12,4% in 26. Onder deze patiënten leed 4,5% in 25 en 4% in 26 aan cirrose. Serotype van de GBS-stammen Het serotype van de GBS-stammen werd bepaald (tabel 2). Net zoals voorgaande jaren, blijft onder pasgeborenen in 25 en 26, serotype III het frequentste serotype onder de invasieve infecties : 67 en 6% van de stammen onder de laattijdige neonatale infecties, 38 en 47% onder de vroegtijdige neonatale infecties. Bij de vroegtijdige infecties is het op een na frequentste serotype V (figuur 2). Onder volwassenen is de situatie anders : serotype V overheerst en wordt gevolgd door de serotypes III en Ia; de minder frequente serotypes Ib, II en IV werden regelmatig geïsoleerd. Zeldzame stammen behorend tot de serotypes VI, VII en VIII werden geïdentificeerd (figuur 3). Tabel 2 : Streptococcus agalactiae : jaarlijkse verspreiding van de serotypes van GBS-stammen verantwoordelijk voor infecties bij pasgeborenen en bij volwassenen buiten de zwangerschap om (N; 22-26) Serotypes Ia Ib II III IV V VI VII VIII Niet Niet Totaal typeerdbaard getypeerd 22 Pasgeborenen - 5 dagen dagen - 1 jaar Volwassenen Pasgeborenen - 5 dagen dagen - 1 jaar Volwassenen Pasgeborenen - 5 dagen dagen - 1 jaar Volwassenen Pasgeborenen - 5 dagen dagen - 1 jaar Volwassenen Pasgeborenen - 5 dagen dagen - 1 jaar Volwassenen Sagala_tab2 Figuur 2 : Streptococcus agalactiae : jaarlijkse verspreiding van de serotypes van de stammen verantwoordelijk voor vroegtijdige neonatale infecties (%; ) % N=32 21 N=22 24 N= N=41 22 N=28 25 N=18 2 N=28 23 N=17 26 N=17 IPH-Ksaga Ia Ib II III IV V NT serotype Streptococcus agalactiae 3

343 Streptococcus agalactiae Referentielaboratorium Figuur 3 : Streptococcus agalactiae : jaarlijkse verspreiding van de serotypes van stammen verantwoordelijk voor infecties bij volwassenen buiten de zwangerschap om (%; ) % N=48 25 N= N=1 26 N=92 2 N=53 21 N=79 22 N=67 23 N=77 24 N=6 IPH-Ksaga Ia Ib II III IV V VI VII VIII NT serotype Antibioticagevoeligheid Voor 178 stammen van groep B streptokokken gekregen van het referentielaboratorium tussen januari 25 en juni 26, werden de minimale remmingsconcentraties (MIC) bepaald voor penicilline G (behandelingsantibioticum en als profylaxe), erytromycine en clindamycine (alternatieve behandelingsantibiotica en als profylaxe). De minimale remmingconcentraties (MIC) werden bepaald door de diffusiemethode Etest (ABbiodisk), met gebruik van criteria aanbevolen door het Clinical and Laboratory Standards Institute (CLSI). Van de 178 stammen waren er 42 geïsoleerd bij pasgeborenen (vroeg- en laattijdige neonatale infecties). Voor de stammen resistent tegen macroliden, zijn de resistentiefenotypes gekarakteriseerd door de dubbele diskdiffusietechniek (Dtest) gebruik makend van papierschijfjes met erytromycine (15 µg) en clindamycine (2 µg) op 18-2 mm afstand van elkaar aan de oppervlakte van een Muller Hinton gelose verrijkt met 5% schapenbloed, vooraf geënt met entstof,5 McFarland. Na een nacht van incubatie op 35 C in aerobiose, bepalen de remmingzones rond de schijfjes het resistentiefenotype van de stam. Tabel 3 : Streptococcus agalactiae : gevoeligheidsprofiel voor penicilline G, erytromycine en clindamycine van 187 stammen van GBS geïsoleerd in verschillende groepen van patiënten (%; januari 25-juni 26) Resistentiepercentage in % (aantal stammen) Antibiotica Alle Serotype serotypen Ia Ib II III IV V (178) (31) (11) (18) (58) (1) (37) Penicilline G Erythromycine Clindamycine 19 Sagala_tab3 Alle stammen waren gevoelig voor penicilline G met een MIC 9 van,9 mg/l (,1 tot,9) (tabel 3). In vergelijking met de resultaten van voorgaande jaren blijft penicilline actief tegen streptokokken van groep B en blijft dit het antibioticum dat de voorkeur geniet. Globaal beschouwd is 32% van de stammen resistent tegen erytromycine. Het resistentiepercentage tegen erytromycine blijft significant toenemen van 3 tot 1% in de jaren 199 en bedroeg 19% in 21-22, net zoals voor andere streptokokken. In tegenstelling tot de vaststellingen van voorgaande surveillances worden stammen geïsoleerd uit pasgeborenen nu even resistent als de stammen geïsoleerd uit infecties bij volwassenen. Het hoogste resistentiepercentage wordt voornamelijk aangetroffen voor serotype V, 57% van de stammen en het laagste voor serotype II, 5% van de stammen. Het resistentiepercentage tegen clindamycine bedraagt 19% voor de stammen geïsoleerd bij volwassenen of van neonatale infecties. 4 Streptococcus agalactiae

344 Referentielaboratorium Streptococcus agalactiae Tabel 4 : Streptococcus agalactiae : fenotypes van 58 stammen van groep B streptokokken resistent tegen erytromycine Fenotype van Kruisresistentie met % stammen Resistentie clindamycine erythromycine-r Constitutief MLS B + 45 Induceerbaar MLS B + 34 M - 21 Sagala_tab4 Zoals eerder vastgesteld, heeft de meerderheid van de stammen, 79%, een fenotype getoond van resistentie tegen MLS, met andere woorden van een kruisresistentie tussen de macroliden, de lincosamiden en de streptograminen. Voor 34% van de stammen resistent tegen erytromycine, is de kruisresistentie tegen clindamycine induceerbaar en voor 45% van de stammen is zij constitutief. Fenotype M werd waargenomen bij 21% van de stammen (geen kruisresistentie met de lincosamiden). Deze verdeling van resistentiefenotypes toont geen significante evolutie. De opsporing van resistentiegenen in de groep van macroliden, lincosamiden en streptograminen heeft de overheersing aangetoond maar niet de exclusiviteit van het gen ermb onder de stammen van het constitutieve fenotype MLS, het gen ermtr onder de stammen van het induceerbare fenotype MLS en het gen mefa voor de stammen van het fenotype M. Besluit Bij pasgeborenen blijft het aantal vroegtijdige infecties hoger dan het aantal laattijdige infectiegevallen. In vergelijking met de jaren 199 blijft het aantal vroegtijdige infecties dalen maar deze daling lijk te stagneren in tegenstelling tot de verwachtingen van het preventiebeleid aanbevolen in België sinds Om de doeltreffendheid na te gaan van dit preventiebeleid zou een exhaustieve nationale registratie van neonatale GBS infecties wenselijk zijn. Het aantal gevallen van laattijdige infecties blijft relatief stabiel. Van de laattijdige neonatale infecties is meer dan 3% van de gevallen gekarakteriseerd door meningitis en 64% van de stammen behoort tot serotype III. In vergelijking met voorgaande jaren blijft de verspreiding van diagnoses van infecties bij volwassenen gelijkaardig. In tegenstelling tot stammen geïsoleerd uit neonatale infecties overheerst serotype V, gevolgd door de serotypes III en Ia. Penicilline blijft het antibioticum dat de voorkeur geniet voor de profylaxe en behandeling van groep B streptokokkeninfecties. Het opduiken van erytromycineresistentie en de karakterisering van het fenotype wijzen op een risico van ondoeltreffendheid bij de empirische behandeling of bij profylaxe met erytromycine of clindamycine, momenteel aanbevolen bij patiënten allergisch tegen penicilline. Deze evolutie rechtvaardigt de routineuze bepaling van de gevoeligheid met erytromycine en clindamycine voor de stammen die klinisch significant zijn, in het bijzonder in geval van klinisch falen. Zo nodig zal het resistentiefenotype MLS worden gekarakteriseerd. Recente referenties met betrekking tot de epidemiologie, de aanbevelingen en de diagnosemethoden Aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad, 23 (HGR 7721): Preventie van perinatale infecties met groep B streptokokken. Document dat u kan downloaden of opvragen bij de Hoge Gezondheidsraad ( S. Lorquet, P. Melin, J-M Minon, M. Carpentier, C.Gerday,.J. Rigo and JM. Foidart «Le streptocoque du groupe B en clinique anténatale et en salle de travail : un problème d attitude systématique». J Gynecol obstet Biol reprod 25, 34: P. Melin, S. Lorquet, MP. Hayette, P. De Mol Killing kinetics of group B streptococci for penicillin in combination with gentamicin. International Congress Series 1289, 26; 85:13-16 P. Melin Prevention of perinatal group B streptococcal diseases: Belgian guidelines. RSM publication, Round Table Series 27; 85 :29-42 P. Melin «Prévention des infections périnatales à streptocoques du groupe B: stratégie basée sur le dépistage prénatal.». Gunaïkeia. 26; 11(?): P. Melin,, S. Bonafe, MP. Hayette, P. De Mol «Evaluation of the Strepto B ID agar for the detection of group B streptococci from vaginal and recto-vaginal specimens.», (Abstract # C-318). In: Program and abstracts of the 16 th General Meeting of the American Society for microbiology, Washington, DC, American Society for Microbiology, 26 P. Melin, MP. Hayette, G. Ducoffre, P. De Mol «Early onset neonatal sepsis or meningitis, in Belgium, in the era of prevention for perinatal group B streptococcal diseases», (Abstract # G-864). In: Program and abstracts of the 46 th Intersciences Conference on Antimicrobial Agents and Chemotherapy, Washington, DC, American Society for Microbiology, 26 Streptococcus agalactiae 5

345 Peillaboratoria Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Streptococcus pneumoniae Dr. J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Jan.verhaegen@uz.kuleuven.ac.be 2. Doelstellingen schatting trend van infecties met S. pneumoniae ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Casusdefinitie uitsluitend isolaties uit bloed, C.S.V. of pleuraal, peritoneaal, pericardiaal of gewrichtsvocht; sinds 26 worden isolaties uit ooretter niet meer geregistreerd. 4. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 77 laboratoria, hetzij 7% van alle peillaboratoria, waarvan 74 ziekenhuislaboratoria en 3 privé-laboratoria, verspreiding van de 77 laboratoria over 32/43 arrondissementen : 45 in Vlaanderen, 25 in Wallonië en 7 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : S. pneumoniae : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k3_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Streptococcus pneumoniae 1

346 Streptococcus pneumoniae Peillaboratoria sinds 6 jaar, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2). Tabel 2 : S. pneumoniae : evolutie van het aantal deelnemende laboratoria ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , IPH - Epidemiologie k3_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 incidentie van 9,4/1 5 inwoners op nationaal niveau, opmerkelijk zijn de 133 gevallen gediagnosticeerd in Brussel (2 : N=167, 21 : N=28, 22 : N=199, 23 : N=232, 24 : N=213, 25 : N=16) en de 96 gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Antwerpen (2 : N=92, 21 : N=153, 22 : N=153, 23 : N=179, 24 : N=155, 25 : N=112; figuur 1). Figuur 1 : S. pneumoniae : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS MC RS incidentie/1. inwoners [,68-26,99] >, - 5, > 5, - 1, > 1, - 15, > 15, BG TL KR TR EK GT OD AT MN AL 9,37 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K3 2 Streptococcus pneumoniae

347 Peillaboratoria Streptococcus pneumoniae 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met de voorgaande jaren, daling van het aantal gediagnosticeerde gevallen in zowel Vlaanderen als Wallonië en Brussel, wat deels kan worden toegeschreven aan het feit dat isolaties uit ooretter sinds 25 niet meer worden geregistreerd (tabel 3). Tabel 3 : S. pneumoniae : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw.; ) Arrondissement * 26* Brussel 7,2 1,5 14,2 15,3 16,3 21,1 2,6 17,4 21,7 2,3 23,3 21,3 15,9 13,1 N totaal Antwerpen 4,8 7,9 9,1 12,5 11,3 13,4 11,8 9,9 16,4 16,4 19,6 16,4 11,8 1,1 Mechelen 12,1 8, 14,3 13, 16,2 1,3 14,4 1,1 12,1 1,1 15,2 2,3 16,7 8,9 Turnhout 3,6 11,2 7,9 13,9 1,5 12, 14,6 15,3 11,3 16,8 16,5 15,9 11,5 7,9 Halle-Vilvoorde 9, 11,2 8,9 12,4 12,9 13, 8,3 1,2 1,9 7,6 9,4 8,1 7,2 7,6 Leuven 12,3 16,3 21,5 18,7 16,8 23,4 19,6 17,5 21,5 26,6 22,7 24,8 23, 15,2 Brugge 12,4 12,4 16,8 2,9 14,9 12,7 8,9 16,6 17,4 21,7 2,9 19, 1,2 6,6 Diksmuide 8,4 4,2 2,1 12,6 16,8 4,2 2,1 22,9 2,8 27,1 1,4 12,5 1,4 8,3 Ieper 9,6 7,7 8,6 9,6 1,5 8,6 5,8 9,6 12,5 8,6 9,6 11,5 16,3 16,3 Kortrijk 7,2 9,3 1,1 15,8 19, 19,4 1,8 17,3 18, 16,2 26,3 3, 16,6 13, Oostende 5, 7,1 5, 9,9 8,5 6,4 15,5 5,6 7,7 4,2 7,6 8,9 4,8,7 Roeselare 9,4 18,7 15,1 2,8 1, 16,5 15, 15,7 24,2 28,4 24,1 26,2 31,8 16,2 Tielt 1,4 6,9 5,7 11,4 19,4 25,1 19,4 25, 2,4 18,2 23,8 28,3 14,7 11,3 Veurne 1,8 1,8 5,4 3,6 1,8 3,6 7,1 3,6 1,8, 3,5 5,2 1,2 5,1 Aalst 7,3 4,6 6,1 8,8 8,8 6,1 5,3 7,2 1,1 5,3 2,3 2,3 1,9 3,4 Dendermonde 5,4 3,8 7, 15,1 17,2 12,4 7,5 11,8 16,1 1,2 8, 5,9 6,4 4,2 Eeklo 17,7 15,1 6,3 8,8 11,3 1,1 13,8 7,6 7,6 13,9 16,4 2,1 17,6 5, Gent 9,6 8,8 13,2 17,5 16,5 14,2 14,8 12,5 15,5 14,2 19,8 17,3 12,3 8,8 Oudenaarde,8,9 3,5 7, 6,2 2,6 8,8 7, 2,6 5,2 4,4,9 2,6,9 St.-Niklaas 6, 5,5 7,3 6,8 9,9 5, 9, 7,6 3,1 1,2 13,7 14,1 13,6 9,1 Hasselt 7,8 8,3 9,1 16,8 17,2 14,8 14,4 14,1 18, 15,8 16,2 18,2 14,8 11,6 Maaseik 1,2 9,1 7,6 19,3 16,3 17,7 8,3 8,7 12,3 13,5 17,1 12,5 1,2 7,9 Tongeren 3,3 3,2 5,4 4,3 5,3 4,8 9,5 11,6 1, 11,5 6,3 7,8 9,4 5,2 Vlaanderen 7,8 9,1 1,3 13,8 13,3 13,1 11,9 12,1 13,8 14,4 15,9 15,7 12,5 9, N totaal Nivelles 8,2 15,6 14,3 15,9 17,3 11,7 17,6 12,9 11,2 16,3 24,3 2,8 2,6 13,1 Ath 2,6 11,6 1,3 12,8 7,7 5,1 14, 6,3 22,8 16,3 17,5 6,2 7,4 2,5 Charleroi 7,9 1, 12,2 25,6 3,3 31, 29,6 28,3 3,9 29,7 3,2 33,8 26,8 14,2 Mons 1,2 4,7 6,3 1,3 6,4 5,2 11,2 6,4 6,8 9,6 8,4 6, 5,6 8,8 Mouscron 26,6 32,3 41, 48,2 58,2 44, 62,8 64,2 44,3 43, 6,3 53,1 28,6 27, Soignies 1, 12,3 1,5 8,8 8,2 7,6 12,2 12,7 13,3 12,6 13,7 12,5 11,3 11,8 Thuin 7,6 13,8 7,6 22,7 12,4 9,6 18,5 16,4 24, 27,3 2,5 21,9 2,5 8,8 Tournai 4,3 2,1 7,8 6,4 7,1 7,8 7,8 2,1 12,8 9,9 7,1 5,7 4,2 4,9 Huy 2,1 4,2, 5,2 3,1 7,2 4, 4, 12, 6,9 3,9 3,9 1,9 1, Liège,8 2,2,8 3,7 2,9 4,8 7,3 5,5 9,1 7,9 6,1 7,8 3,9 3, Verviers 1,6 4,6 4,2 6,5 5,7 2,7 5,3 6,4 1,9 5,6 6, 6,3 5,9 5,5 Waremme, 3,1, 4,6 1,5 6, 8,9 8,8 4,4 5,8 11,5 7,1, 2,8 Arlon 22, 33,9 35,5 31,4 37,1 29,3 17,4 27, 19,3 34,1 28,2 1,9 3,7 9,1 Bastogne 2,6 5,2, 7,7 1,1 2,5 12,5 7,4 7,4 4,8 4,8 7,1 9,4 2,3 Marche-en-Fam. 4,2 6,3 2,1 4,1 2, 2,, 2, 2,, 5,8, 3,8 7,6 Neufchâteau 12,8 7,3 1,9 2, 14,5 21,8 12,6 23,4 16,2 1,7 23,1 1,6 14, 13,9 Virton 8,6 4,3 2,1 18,9 1,5 18,9 14,5 24,8 1,3 18,4 32,4 4, 4, 13,9 Dinant 7,3 4,2 2,1 11,3 6,1 9,2 5,1 7, 12, 5, 5,9 4,9 7,8 8,7 Namur 5,1 4,7 6,5 12,6 15,4 15,1 12,5 15,2 15,9 7, 16, 16,3 9,6 8,9 Philippeville 3,3 6,7 6,6 11,6 6,6 16,5 19,6 26, 22,8 25,9 22,5 19,2 2,7 9,5 Wallonie 5,4 8, 7,8 13, 12,6 12,1 14,3 13,4 14,5 14,1 15,9 14,3 11,5 8,6 N totaal Onbekend N totaal België 1,6 1,4 11,1 15, 13,8 13,9 13,7 13,3 15, 15,1 17, 16,2 12,6 9,4 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k3_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar * sinds 25 : zonder isolaten afkomstig uit ooretter Streptococcus pneumoniae 3

348 Streptococcus pneumoniae Peillaboratoria het aantal gevallen gediagnosticeerd in 26 in de meeste arrondissementen van het land is lager t.o.v. het gemiddelde van voorgaande jaren (figuren 2 en 3). Figuur 2 : S. pneumoniae : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N IPH-K3 N 26 = 973 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : S. pneumoniae : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N IPH-K3 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 985 gevallen in 26 en dus een daling van 25% in vergelijking met 25 (tabel 4). Tabel 4 : S. pneumoniae : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , * sinds 25 : zonder isolaten afkomstig uit ooretter IPH - Epidemiologie k3_t4 4 Streptococcus pneumoniae

349 Peillaboratoria Streptococcus pneumoniae op basis van de isolaties afkomstig uit bloed en/of C.S.V. stelt men t.o.v. 25 een daling van het aantal gediagnosticeerde gevallen vast (1998 : N=846, 1999 : N=854, 2 : N=891, 21 : N=114, 22 : N=156, 23 : N=1241, 24 : N=1183, 25 : N=1244, 26 : N=967; figuur 4). Figuur 4 : S. pneumoniae : evolutie van het aantal diepe isolaties ( ) N / jaar 15 IPH-K Verdeling volgens geslacht en leeftijd 57% van de gevallen werd vastgesteld bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 1,3/1), 12% van de gevallen werd vastgesteld bij kinderen tussen 1 en 4 jaar en 45% bij personen 65 jaar (figuur 5, tabellen 5 en 6). Figuur 5 : S. pneumoniae : leeftijdsverdeling (N; 26) N 75 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : S. pneumoniae : verdeling volgens geslacht en leeftijd (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 4 7,2 18 4,3 58 5, ,2 41 9, , ,3 2 4,7 44 4, ,5 11 2,6 25 2, ,9 5 11,8 99 1, , ,4 2 2,5 > , , ,7 Totaal 553 1, 423 1, 976 1, IPH - Epidemiologie k3_t5 Streptococcus pneumoniae 5

350 Streptococcus pneumoniae Peillaboratoria Tabel 6 : S. pneumoniae : verdeling volgens geslacht en leeftijd (%; 2-26) Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,4 2,9 18,2 13,3 3,1 2,6 1,4,9 4,8 3,1 7,3 5,3 17,3 15,4 56,6 43, ,2 4,8 13,8 9,8 3,7 3,1,9,5 4,1 3,9 9,7 4,5 17,6 14,5 59, 41, ,5 6,1 13, 11,3 4,3 3,4,7,9 4,6 4,4 8, 5,4 16,3 14,2 54,4 45, ,9 5,8 12,8 8,8 5,3 2,7 1,1 1,6 5, 4,9 8,7 5,7 15,4 14,4 56,1 43, ,6 5,3 14,3 9,5 4,9 2,9 1,4,8 4,3 5,2 8,5 7,1 14,5 13,6 55,5 44, ,4 3,7 6,7 4,7 3,2 2,5 1,8,9 5,9 4,9 11,5 7,3 2,3 22, 53,9 46, ,1 1,8 7,5 4,2 2,5 2, 1,4 1,1 5, 5,1 12,5 8, 23,7 21, 56,7 43,3 IPH - Epidemiologie k3_t6 4. Oorsprong van de stalen net zoals voorheen was de meerderheid van de isolaties afkomstig uit bloed van zowel kinderen < 5 jaar als van personen 5 jaar (tabel 7). Tabel 7 : S. pneumoniae : verdeling in functie van de oorsprong van de stalen (N, %; 2-26) Bloed C.S.V. Bronchiaal Pleuraal Peritoneaal Gewrichts- Totaal vocht vocht vocht vocht N % N % N % N % N % N % N % 2 < 5 j ,5 12 6,9 1, , > 5 j ,6 17 2,3 6,8 14 1,9 3, , Totaal ,2 29 3,2 6,7 15 1,6 3, , 21 < 5 j ,6 13 6,8 3 1,6 19 1, > 5 j ,2 22 2,6 13 1,5 18 2,1 3,4 2, , Totaal ,9 35 3,3 13 1,2 21 2, 3,3 2, , 22 < 5 j ,9 22 1,2 1,5 1, , > 5 j ,5 26 3,1 3,4 7,8 1,1 1,1 85 1, Totaal 14 94,2 48 4,5 4,4 8,8 1,1 1, , 23 < 5 j ,7 1 4,1 1,4 1,4 1, , > 5 j ,7 23 2,3 7,7 2,2 1,1 18 1, Totaal ,3 33 2,6 8,6 3,2 2, , 24 < 5 j ,5 15 6,3 2,8 1,4 24 1, > 5 j ,5 12 1,3 1,1 24 2,5 6, , Totaal ,9 27 2,3 1,1 26 2,2 6,5 1, , 25 < 5 j ,5 6 2,7 4 1, , > 5 j ,2 5,5 2 1,9 1,1 3, , Totaal ,9 11,9 24 1,9 1,1 3, , 26 < 5 j ,5 7 3,9 3 1, , > 5 j ,8 3,4 12 1,5 3,4 84 1, Totaal ,2 1 1, 15 1,5 3, , IPH - Epidemiologie k3_t7 6 Streptococcus pneumoniae

351 Peillaboratoria Streptococcus pneumoniae 5. Seizoensevolutie infecties met S. pneumoniae worden het hele jaar door vastgesteld en in het algemeen meer in de winter en minder in de zomer; in 24 is halverwege april een piek (N=57) vastgesteld, in 25 eind maart (N=67) en in 26 halverwege februari (N=48); de gevallen waren verspreid (figuren 6 tot 9). Figuur 6 : S. pneumoniae : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 6 IPH-K3 4 2 J F M A M J J A S O N D Figuur 7 : S. pneumoniae : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 8 : S. pneumoniae : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 1 75 IPH-K3 N 26 = 985 M = Streptococcus pneumoniae 7

352 Streptococcus pneumoniae Peillaboratoria Figuur 9 : S. pneumoniae : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 25 IPH-K opmerkelijk is het verband tussen de evolutie van het aantal S. pneumoniae en de evolutie van het aantal niet-griepale ALI (figuur 1). Figuur 1 : vergelijking tussen de evolutie van het aantal S. pneumoniae en de evolutie van het aantal niet-griepale ALI ( ) N S. pneumoniae / week S. pneumoniae niet-griepale ALI N niet-griepale ALI / 1 patiëntcontacten IPH-K3 Aanbevelingen Het strekt tot de aanbeveling om artsen te herinneren aan het nut van een pneumokokkenvaccin voor alle risicopersonen, met name zij die lijden aan een chronische pathologie en personen 65 jaar. De vaccinatie bij voorkeur na zes jaar herhalen. Besluit De daling van het aantal gevallen gediagnosticeerd in 26 kan worden toegeschreven aan de daling van het aantal gevallen gediagnosticeerd bij personen 65 jaar (25 : N=556, 26 : N=436). De gegevens die het referentielaboratorium in 26 verzamelde, wijzen ook op een daling van het aantal gediagnosticeerde gevallen in vergelijking met Streptococcus pneumoniae

353 Referentielaboratorium Streptococcus pneumoniae Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Jan.verhaegen@uz.kuleuven.ac.be Van 1983 tot 1993 werd het surveillanceprogramma door twee referentielaboratoria (U.Z.-Leuven en H.U. Brugmann - Brussel) waargenomen. Sinds januari 1994 is alleen nog het Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg te Leuven nationaal referentielaboratorium voor de surveillance van Streptococcus pneumoniae. In 26 verstuurden 16 laboratoria, overwegend ziekenhuislaboratoria, 1612 pneumokokken. In 25 kon worden gerekend op de vrijwillige medewerking van 13 laboratoria die 1744 pneumokokken instuurden. Tabel 1 geeft de geografische verspreiding per provincie en de evolutie sedert Nagenoeg uit al de provincies ontvingen we het voorbije jaar wat minder stammen, ondanks de lichte toename van het aantal participerende laboratoria. Tabel 1 : S. pneumoniae : verspreiding van de isolaties per provincie ( ) Provincie Vlaams-Brabant + Brussel + Waals-Brabant Antwerpen West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Hainaut N L N/L N L N/L N L N/L N L N/L N L N/L N L N/L N L N/L N L N/L N L N/L N L N/L , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,1 k3ref_t1 Liège Limburg Namur Luxembourg België Figuur 1 : S. pneumoniae : verspreiding van de isolaties per provincie ( ) N % IPH-K3ref Streptococcus pneumoniae 1

354 Streptococcus pneumoniae Referentielaboratorium Tabel 2 geeft de oorsprong van de culturen en de verdeling ervan volgens het geslacht van de patiënten weer. Meer dan 87% van de pneumokokken werd uit bloed of pleuravocht geïsoleerd. In vergelijking met 25 is het aantal isolaten uit lumbaal vocht toegenomen : 83 in plaats van 74 in 25. In 24 en 23 werden ons respectievelijk 66 en 91 lumbaalvochtisolaten toegestuurd. Sedert de introductie van het 7-valent pneumokokkenvaccin tijdens de maand oktober 24, vraagt de Belgische Vereniging voor Kindergeneeskunde en het WIV aan de pediaters en microbiologen, invasieve pneumokokkeninfecties te documenteren en dus zeker deze isolaten naar het referentiecentrum te sturen. Vanuit het WIV werd gevraagd otitisstammen niet meer naar het referentielaboratorium te sturen. Tabel 2 : S. pneumoniae : verdeling in functie van de oorsprong van het staal en het geslacht van de patiënt (N, ) M Bloed & Pleuritis CSV Otitis media Andere Totaal M V O M/V Tot M V O M/V Tot M V O M/V Tot M V O M/V Tot M V O M/V Tot , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , M : mannelijk, V : vrouwelijk, O : onbekend k3ref_t2 Tabel 3 geeft de leeftijdsdistributie van de patiënten bij wie pneumokokken uit één van de drie voornaamste infectieplaatsen zijn geïsoleerd. Bij kinderen jonger dan 5 jaar werden 264 stammen uit bloed geïsoleerd. Bij bejaarden (> 6 j) werden 71 pneumokokken geïsoleerd. 51.8% van de lumbaalvochtisolaten werden geïsoleerd bij kinderen (< 1 j). Maar ook in de leeftijdscategorie van 3- tot 7-jarigen is de pneumokok een belangrijke oorzaak van meningitis. Figuur 2 illustreert de evolutie van het aantal hemocultuurisolaten vanaf 1994 en het aantal verkochte dosissen van het 23- valent pneumokokkenvaccin (Pneumo 23). In 26 werden ook dosissen van het 7-valent pneumokokkenvaccin (Prevenar) toegediend. Figuur 2 : S. pneumoniae : evolutie van het aantal gevallen geïsoleerd uit hemoculturen in België en het aantal verkochte vaccins ( ) N 16 IPH-K Pneumo Prevenar Streptococcus pneumoniae

355 Referentielaboratorium Streptococcus pneumoniae Tabel 3 : S. pneumoniae : leeftijdsverdeling (N; ) < > 9 Onbekend Totaal Bacteriëmie + Pleuritis Meningitis Otitis media Totaal Tabel 4 toont in dalende volgorde de frequentie van de kapseltypen die ten minste,5% van de onderzochte stammen vertegenwoordigen. Kapseltype 19 is het meest frequent geïsoleerde kapseltype op de voet gevolgd door kapseltype 1. Kapseltype 1 was van de vijfde plaats in 22, opgeschoven naar de eerste plaats in 23, 24 en 25. Dit kapseltype is niet geïncludeerd in het 7- valent vaccin. Dit kapseltype was echter verantwoordelijk voor 11,8% van de hemocultuurisolaten bij kinderen van 1-4 jaar, 58.7% bij kinderen van 5-1 jaar en 34.3% bij de leeftijdscategorie van 1-19 jaar. Kapseltype 14, vorig jaar tweede belangrijkste type, volgt op de derde plaats. k3ref_t3 Streptococcus pneumoniae 3

356 Streptococcus pneumoniae Referentielaboratorium Tabel 4 : S. pneumoniae : verdeling kapseltypen (26) Rangorde Typen Aantal isolaties N % , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,7 Andere 13, 17, 2, 27, 29, 47 2,9 31, 34, 35, 38 Rough 8,5 Totaal , k3ref_t4 Tabel 5 toont de verdeling van de kapseltypen voor de belangrijkste drie infectieplaatsen. Hiervoor is alleen rekening gehouden met de kapseltypen die verantwoordelijk zijn voor minstens 5% van de isolaties. Type 1 vinden we als predominant kapseltype terug onder de hemocultuurisolaten en is verantwoordelijk voor bijna 13.8% van de hemocultuurisolaten. Type 19 was vanaf de start van de surveillance het belangrijkste kapseltype onder de otitisstammen; in 25 was type 1 het belangrijkste kapseltype, maar tijdens het voorbije jaar was kapseltype 19 terug prominent vertegenwoordigd. Tabel 5 : S. pneumoniae : predominante kapseltypen voor de verschillende infectieplaatsen (> 5%, 2-26) Bacteriëmie + Pleuritis Type Andere Totaal N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % ,4 62 6,5 79 8,3 47 5, 11 1, , ,6 69 7, , , ,2 87 7,5 58 5, 113 9,8 68 5,9 96 8, , 111 9,6 89 7, , , ,7 82 6, ,3 67 5, , , ,3 86 6, , , , 17 6,9 86 5,5 13 8,3 83 5, , , ,2 87 5, , , ,7 87 5,9 91 6, ,1 91 6,2 13 7, , ,4 19 7, , , ,3 9 5, ,7 87 5, , , ,9 12 7, , , ,8 16 7,5 9 6,4 17 7,6 97 6, , ,2 87 6, , , Meningitis Type Andere Totaal N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % ,5 6 11,1 1 18,5 5 9, ,6 54 1, ,5 6 13, 3 6,5 3 6,5 7 15,2 8 17,4 4 8,7 5 1,9 7 15,2 46 1, , 6 8, 6 8, 9 12, 5 6,7 1 13,3 4 5,3 23 3,7 75 1, ,5 6 6,6 8 8, ,5 6 6,6 6 6, ,3 7 7, ,5 91 1, ,6 9 13,6 4 6, , ,7 4 6, ,3 66 1, ,4 7 9,5 4 5,4 2 27, 1 13, ,2 7 9,5 1 13,5 74 1, , ,3 5 6, 5 6, 5 6, 12 14,5 6 7,2 3 36,1 83 1, k3ref_t5 k3ref_t5 4 Streptococcus pneumoniae

357 Referentielaboratorium Streptococcus pneumoniae Otitis media Type Andere Totaal N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % , ,7 1 5, , , , , , , 24 1,9 12 5, ,8 6 27, , ,4 22 1, , 23 1,9 11 5, ,5 12, 5,7 5 23, , , , ,1 24 9, , , ,3 21 8,6 5 2, , , 19 9, , , ,6 4 2, , , ,9 11 1, ,8 22 2,2 7 6, ,4 19 1, ,8 7 6,9 8 7, ,7 11 1, ,7 11 1, Tabel 6 illustreert de gevoeligheid voor de 4 antibiotica die zijn getest op de ingestuurde pneumokokken. Voor de surveillance werd steeds dezelfde methode gebruikt : de diffusietechniek met papieren schijfjes op Mueller Hinton met 5% paardenbloed. Na incubatie gedurende 18 uur in een broedstoof met 5% CO 2 worden de inhibitiezones gemeten en geïnterpreteerd volgens de richtlijnen van het NCCLS. Voor de opsporing van resistentie tegen penicilline werden oxacillineschijfjes met een lading van 1 μg gebruikt. Honderd negen en zestig (1.5%) van de pneumokokken vertoonden een verminderde gevoeligheid voor penicilline, bevestigd door een MIC-bepaling. Acht en zeventig van deze 169 stammen hadden een MIC voor penicilline van meer dan 1 mg/l en horen bijgevolg thuis in de categorie echte resistentie (4.84%). Op alle pneumokokken met een verminderde gevoeligheid voor penicilline werd ook een MIC-bepaling voor cefotaxime uitgevoerd. Bij 11 van de 169 stammen werd een MIC voor cefotaxime gevonden van 1.5 mg/l. Al de overige 158 stammen met verminderde gevoeligheid of resistentie tegen penicilline waren in vitro gevoelig voor cefotaxime. Voor tetracycline en erytromycine vinden we in vergelijking met 25 stabiele resistentiepercentages. Tegen ofloxacine, vonden we resistentie bij.6% van de pneumokokken. De evolutie van deze resistentie zal tijdens de komende maanden/jaren nauwkeurig moeten gevolgd worden. Tabel 6 : S. pneumoniae : evolutie van antibioticaresistentie ( ; criteria van het NCCLS) k3ref_t5 Totaal Stammen die resistent zijn tegen Penicilline G* Tetracycline Ofloxacine Erythromycine N % N % N % N % , ,9 36 8, ,3 4 1, , , , , , , 92 17, , , , , 85 15, , , , , , , , , ,8 4, , , , , , ,2 3, , , , 2, , , ,5 6, , , ,7 4, , , 431 3,2 2, , , ,7 7, , , 58 3,3 1, , , ,7 11, , , ,5 17 1, , , ,5 1, ,6 * zowel intermediaire - als volledig resistente stammen k3ref_t6 Tabel 7 geeft een overzicht van de resistentiepercentages voor erytromycine, tetracycline, penicilline en cefotaxime binnen de belangrijkste kapseltypen. Erytromycineresistentie is heel sterk aanwezig (> 5% van de isolaten) onder de kapseltypen 14, 19, 6, 9 en 33 en in mindere mate (> 1% van de isolaten) onder de kapseltypen 1 en 23. Zoals in 25 zijn meer dan tachtig procent van de pneumokokken met kapseltype 14 resistent tegen macroliden. Erytromycine-resistentie is nagenoeg afwezig binnen de kapseltypen 3, 4, 5 en 8 aangetroffen. Erytromycineresistentie is wel beduidend toegenomen van.9% in 22 tot 33.2% in 26 bij kapseltype 1- stammen. Ook de tetracyclineresistentie vinden wij terug bij dezelfde kapseltypen die frequent resistent zijn tegen erytromycine. Penicillineresistentie is sterk aanwezig binnen kapseltype 14 (53%). Ook type 6, 23, 9, 19 en 15 zijn verantwoordelijk voor het overgrote deel van de penicillineresistente stammen. Penicilline-resistentie in kapseltype 19 is echter significant toegenomen van 1.2% in 23 tot 22.7% in 25 en 17.5% in 26. Streptococcus pneumoniae 5

358 Streptococcus pneumoniae Referentielaboratorium Tabel 7 : S. pneumoniae : verdeling over belangrijke kapseltypen (26) Kapseltypen N Stammen die resistent zijn tegen Erythromycine Tetracycline Penicilline Cefotaxime N % N % N % N % , , ,5 2 1, , ,1,, , , , 6 4, , 3 2,4 1,8, , 3 2,5,, ,9 55 5,9 2 18,5, ,9 11 1, ,3, , 38 37, ,8 3 2, ,7 2 3,4,, ,7,,, ,7,,, ,9 1 1,9 1 1,9, ,7 5 11,6,, ,3,,, ,6 1 3,1 5 15,6, ,3 2 8,3,, ,6 2 9,1,, ,8,,, ,7 1 7,7 1 7,7, ,3 1 8,3,, Andere ,5 5 1,6 2 4,3, Tabel 8 geeft een overzicht van de verschillende resistentieprofielen. Binnen de groep van pneumokokken met verminderde gevoeligheid voor penicilline (N=169) zijn er slechts 29 (17,2%) die alleen resistent zijn tegen penicilline, 92 (54,4%) pneumokokken hebben een gecombineerde resistentie tegen tetracycline en erytromycine, 7 (4,1%) hebben een gecombineerde resistentie tegen cefotaxime, tetracycline en erytromycine. Gecombineerde resistentie tegen tetracycline en erytromycine zonder resistentie tegen penicilline werd vastgesteld bij 291 pneumokokken (18% van de totale collectie). Tabel 8 : S. pneumoniae : resistentieprofiel (N; ) Gevoelig Resistent Onbekend Totaal P E T O PE PT PC TE PTE PEC PCTE Andere N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % ,1 61 4, ,9 35 2,7 19 1,5 15 1, ,3 27 2,1 8, , ,4 43 3,5 12 8,3 38 3,1 3,2 15 1,2 11, , 52 4, , ,1 65 5,4 83 6,9 57 4,7 1,1 19 1,6 8, , 79 6,6 1,1 11, , ,3 37 3, 96 7,9 41 3,4 1,1 17 1,4 1,8 22 1,8 2 16,4 7 5,7 6,5 34 2,8 7,6 5, , ,6 48 3,9 94 7,7 6 4,9 2,2 15 1,2 3,2 18 1, ,9 77 6,3 13 1,1 37 3, 2,2 1, , ,6 33 2,2 18 7, 5 3,3 1,1 39 2,5 5,3 1, , ,4 6,4 1,1 7, , ,8 48 3, ,6 56 3,6 4,3 25 1,6 6,4 5, , ,7 2,1 11,7 1, , , 53 2, ,5 64 3,3 6,3 32 1,7 4,2 5, , ,2 4,2 11,6 2, , ,5 31 1, ,3 43 2,5 4,2 31 1,8 6, ,5 12 5,8 8,5 17 1, 13,7 2, , ,2 54 3, ,1 48 2,8 6,3 34 1,9 6, , ,4 3,2 12,7 15,9 7, , ,2 29 1,8 9 5,6 33 2, 5,3 22 1,4 15, ,1 92 5,7 1,1 7,4 6,4 3, , P = penicilline E = erythromycine T = tetracycline O = ofloxacine C = cefotaxime k3ref_t8 k3ref_t7 Tabel 9 geeft de resistentiepercentages voor de verschillende infectieplaatsen. Zoals de voorgaande jaren zijn otitisstammen beduidend resistenter dan stammen uit hemoculturen en lumbaal vocht. Deze vaststelling geldt zeker voor de resistentie tegen penicilline. Slechts 9,6% van de hemocultuurisolaten waren resistent tegen penicilline in tegenstelling tot 18,8% van de otitisstammen. De 83 meningitisstammen waren zonder uitzondering, gevoelig voor cefotaxime. Derde generatie cefalosporines blijven bijgevolg in België een veilige keuze voor de empirische behandeling van pneumokokkenmeningitis. 6 Streptococcus pneumoniae

359 Referentielaboratorium Streptococcus pneumoniae Tabel 9 : S. pneumoniae : resistentie tegen antibiotica in functie van de infectieplaats ( ) Percentage stammen resistent tegen Penicilline G Cefotaxime Tetracycline Erythromycine Bacteriëmie + Pleuritis ,7-27,6 31,8 2 15,2 4,8 * 29,9 33, ,9,3 28,9 34, ,9,9 3,5 33, ,9 1,1 28,9 34, 24 9,8 1,3 27,8 32, ,6 1, 25,1 31,2 26 9,6,8 27,4 31,4 Meningitis ,6 16,7 24,2 2 22,2 7,4 31,5 42,6 21 6,5, 28,3 39,1 22 8,, 24, 38,7 23 8,8 1,1 28,6 31, ,1 3, 33,3 42, ,9 2,7 25,7 33, ,3, 16,9 27,7 Otitis ,3 4, 5,7 2 28,6 9,9 ** 4,6 49, ,4 1,8 37,4 49, ,5 1,9 37,4 5, ,6 1, 39,6 52, ,6 5, 34,7 52, ,7 1,8 29,4 35, ,8, 36,6 38,6 * 6 stammen met een MIC voor cefotaxime > 1 mg/lmg/l k3ref_t9 ** 2 stammen met een MIC voor cefotaxime > 1 mg/l Mortaliteitsgegevens Tabel 1 : S. pneumoniae : mortaliteit (N; 23-26) Bacteriëmie Meningitis Otitis Andere Totaal N %* N %* N %* N %* N %* 23 Overleden 83 7,8 6 8,7, 6 15, 95 7,3 Niet overleden , , , 34 85, ,7 Onbekend Totaal Overleden 79 7,8 9 18,,, 88 7,3 Niet overleden , , 15 1, 34 1, ,7 Onbekend Totaal Overleden 92 8,8 5 11,1, 1 3,4 98 8,4 Niet overleden 95 91,2 4 88,9 56 1, 28 96, ,6 Onbekend Totaal Overleden 92 9,7 7 11,9, 4 13,3 13 9,5 Niet overleden 857 9, ,1 51 1, 26 86, ,5 Onbekend Totaal %* : N/(overleden+niet overleden) x 1 k3ref_t1 Streptococcus pneumoniae 7

360 Peillaboratoria Streptococcus pyogenes Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. H. GOOSSENS U.Z. - Antwerpen - Microbiologie Wilrijkstraat, Edegem Tel. : 3/ Fax : 3/ Herman.goossens@uza.be 2. Doelstellingen schatting trend van infecties met S. pyogenes ( ), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Casusdefinitie alleen isolaties uit bloed, C.S.V., ooretter of pleuraal, peritoneaal, pericardiaal of gewrichtsvocht. 4. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 47 laboratoria, hetzij 43% van alle peillaboratoria; verspreiding van de 47 laboratoria over 24/43 arrondissementen : 27 in Vlaanderen, 16 in Wallonië en 4 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : S. pyogenes : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k38_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Streptococcus pyogenes 1

361 Streptococcus pyogenes Peillaboratoria in vergelijking met de voorgaande jaren, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden : deze daling werd vastgesteld in Vlaanderen (24 : N=42, 25 : N=33, 26 : N=27) (tabel 2). Tabel 2 : S. pyogenes : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , , IPH - Epidemiologie k38_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 incidentie van 1,2/1 5 inwoners op nationaal niveau in 26 (figuur 1). Figuur 1 : S. pyogenes : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 3,7], BG TL RS KR MC >, - 1, > 1, - 2, TR EK GT OD AT MN AL 1,25 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV > 2, IPH-K38 LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV 2 Streptoccus pyogenes

362 Peillaboratoria Streptococcus pyogenes 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met voorgaande jaren, daling van de incidentie in Brussel (tabel 3). Tabel 3 : S. pyogenes : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., ) Arrondissement Brussel 1,3 2, 3,5 1,7 4,5 5,2 6,4 6,4 7,4 7,3 8,4 3,9 1,3 N totaal Antwerpen 1,3 1,6 2,1 1,6 2, 2,5 3,3 3,5 3,2 2,9 4,7 1,4 1,5 Mechelen,3 1,3,7 2,7 2,3 1,6 2,6 4,3 2,6 1, 3,5,6 2,2 Turnhout,5 1, 1,,5,8 2,2 2,2 2,5 1,2 2,4 3,1,7,2 Halle-Vilvoorde 2, 2,6 3,3 2,5 2,5,9 5,4 2,3 2,7 2,1 1,8,7,3 Leuven 2,7 1,8 1,1 1,3 2,9 2,2 5,9 2,6 2,4 1,5 6,5 1,3 1,9 Brugge 3,7 2,2 4,1 3,4 4,1 2,6 5,9 4,4 2,6 4, 3,3,,4 Diksmuide 2,1,,,,,, 6,3 2,1 12,5 8,3,, Ieper,, 1, 1, 1, 1, 1,9 1, 1,9 1,9 6,7 1, 1, Kortrijk,7 3,2 2,5 2,2 5,7 3,2 3,6 2,5,4 2,9 4, 3,6 2,5 Oostende,7 2,1 3,5 1,4,7 2,1 3,5,7,7,7 1,4,7, Roeselare 4,3,7 2,9 5, 2,9 2,1 4,3 5,7 3,5 3,5 5,7 3,5 2,1 Tielt 2,3 4,6 6,9,, 2,3, 4,5 2,3 1,1 3,4, 1,1 Veurne,, 1,8,,,,,,, 1,7, 3,4 Aalst,8,8,8,8,8,8 1,5 1,5,8 1,1,8,, Dendermonde 1,6 3,8 3,8 2,7 1,6 1,6 3,2 2,7,5, 1,6,5, Eeklo,, 3,8 1,3 1,3 1,3 1,3 1,3, 1,3 1,3,, Gent 3,3 3,7 3,1 4,9 3,9 3,2 3,6 2, 2,6 2,8 6,6 3, 2,4 Oudenaarde 1,8,,,,9 2,6, 2,6, 1,7 2,6,, St.-Niklaas,9 1,4 1,8,9,9,9 1,8 4,5 1,3 2,2 3,5 2,6 1,3 Hasselt,5 1,3 2,1 1,9 1,1, 1,6 1,,8,5 1,5 1,8 1,5 Maaseik 1,9 3,3 6,6 4,2 4,7 3,7 3,2 2,3 3,6 2,2 2,7,,4 Tongeren 1,1,,5,,5,5,5,5,5,,5,,5 Vlaanderen 1,6 1,9 2,3 2, 2,2 1,9 3,2 2,7 2, 2,1 3,6 1,2 1,2 N totaal Nivelles 2,7 3,3 3,5 2,1 3,2 1,4 4, 3,1 5,1 6,1 6,7,,5 Ath 2,6, 3,8, 1,3 2,5 5,1, 5, 2,5 5, 1,2 3,7 Charleroi 1,6 4,4 7,5 13,6 12,2 11,6 11,6 12,4 8,8 1,5 11,9 1,9 1,2 Mons, 1,2 3,2 3,2 2, 2,8 2,,4 3,2 1,2 3,6,4 1,6 Mouscron 4,2, 5,7, 9,9 12,8 1, 5,7 2,9, 7,2 2,9 1,4 Soignies 1,8 1,2 2,9 2,3 2,3 12,2 6,9 3,5 6,3 4, 3,4, 1,1 Thuin 2,8 2,8,7 2,1 3,4 8,2 1,3 6,9 4,1 2,7 6,2 3,4 2, Tournai,7,7,, 1,4,,7,,7 1,4 3,5,, Huy, 1,, 1, 1,,, 1,, 1, 2,9,, Liège,,3,2 1,5,9,7,7 1,7 1,2,5 2,7 1,7 1,5 Verviers 1,5 1,5,8 1,1,4,4 1,1 1,5,4 1,5 3,3 1,5 2,9 Waremme,, 1,5 1,5 1,5 1,5 2,9 1,5,, 1,4 1,4 1,4 Arlon 8, 7,9 2, 9,8 9,8 3,9 7,7 15,4 7,6 7,5,, 1,8 Bastogne,,,, 2,5, 2,5 2,5 2,4 4,8 2,4,, Marche-en-Fam., 2,1,,, 4,, 4,,,,, 1,9 Neufchâteau,,,, 1,8,,, 1,8 1,8 1,8 1,7, Virton,, 2,1, 4,2,, 6,2 6,1 8,1 2,,, Dinant,,, 2,, 3, 1, 1, 1,, 1, 1,, Namur 1,5, 5, 1,8 2,9 2,9 1,4 1,8 1,8 5,9 5,2,7,7 Philippeville 1,7 3,3 1,7 4,9 3,3, 1,6 3,3 4,8, 4,8,, Wallonie 1,3 1,7 2,6 3,3 3,4 3,8 3,8 3,7 3,4 3,6 4,8 1,1 1,2 N totaal Onbekend N totaal België 1,7 1,9 2,7 2,5 2,9 2,9 3,8 3,5 3, 3,1 4,5 1,4 1,2 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k38_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Streptococcus pyogenes 3

363 Streptococcus pyogenes Peillaboratoria opmerkelijk is de daling van het aantal gediagnosticeerde gevallen, in vergelijking met het gemiddelde van voorgaande jaren in de meeste arrondissementen (figuren 2 en 3). Figuur 2 : S. pyogenes : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 1 75 IPH-K38 N 26 = 126 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : S. pyogenes : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 1 75 IPH-K38 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 131 gediagnosticeerde gevallen en dus een daling in vergelijking met voorgaande jaren (tabel 4). Tabel 4 : S. pyogenes : : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , ,8 IPH - Epidemiologie k38_t4 4 Streptoccus pyogenes

364 Peillaboratoria Streptococcus pyogenes 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 53% van de isolaties werd uitgevoerd bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V: 1,1/1), 37% van de isolaties werd uitgevoerd bij volwassenen > 65 jaar (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : S. pyogenes : leeftijdsverdeling (N; 26) N 9 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : S. pyogenes : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 3 4,3 3 4,8 6 4, ,1 7 11,3 14 1, ,3 2 3,2 5 3, ,4 2 3,2 3 2, ,8 7 11,3 2 15, , , 34 26, > , , ,4 Totaal 69 1, 62 1, 131 1, Tabel 6 : S. pyogenes : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k38_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,1 1,6 27,5 21,2 11,1 9,8,3,5 3,6 3,6 4,1 2,8 5,2 4,4 56, 44, ,9 2,4 26,5 16, 13,6 12,,3 1,2 3,6 3,3 3,6 3,6 5,1 4,8 56,6 43, , 4,6 25,6 2,3 8,9 9,2,7,3 2,3 4,9 3, 3,3 6,6 7,5 49,8 5, ,4 4,4 24,7 21,9 5,6 7,8, 1,3 2,8 2,8 6,6 4,1 5,9 7,8 5, 5, ,4 4,3 23,1 21,4 8,1 8,5,6,9 3,6 4,5 4,5 4,9 5,6 7,7 47,9 52, , 2,7 11,3 6, 3,3 4,,7 3,3 8, 1, 8, 6,7 16, 16, 51,3 48, ,3 2,3 5,3 5,3 2,3 1,5,8 1,5 9,9 5,3 12,2 13,7 19,8 17,6 52,7 47,3 IPH - Epidemiologie k38_t6 Streptococcus pyogenes 5

365 Streptococcus pyogenes Peillaboratoria 4. Oorsprong van de stalen toename van het aantal stalen genomen uit bloed zowel bij personen 5 jaar als bij kinderen < 5 jaar (tabel 6). Tabel 7 : S. pyogenes : evolutie van de verdeling van de isolaties volgens de oorsprong van de stalen (%; ) Oorsprong van de stalen Bloed Ooretter Peritoneaal Pleuraal Gewrichts- C.S.V. Totaal (N) vocht vocht vocht <5j. >5j. <5j. >5j. <5j. >5j. <5j. >5j. <5j. >5j. <5j. >5j. <5j. >5j ,6 45,2 9,4 53, , ,4 5, 95,6 5, ,5 5,7 94,8 44, - - -,7,7 4, ,3 5, 93,7 45, , ,7 37,7 88,8 57, - 1,5,6,7 1,2 3,7, , 37,8 89,7 57, - 1,5,6 -,6 3, , 42, 92, 53, - - 1, 1, - 3, 1, 1, ,4 41,8 87,6 54, ,6-1,1-1, ,4 53,8 94,6 44, ,7 -, ,2 6,4 91,7 37,5 -,7, ,4, ,4 52,8 89,8 42,8-1,3 2, 1,3-1,8, ,2 9,3 48,6 6,2 2,7,9 2,7 1,8 -,9 2, , 97,3 45,, , Seizoensevolutie isolaties van S. pyogenes worden het hele jaar door waargenomen maar minder in de zomer (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : S. pyogenes : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) IPH - Epidemiologie k38_t7 N / week 1 IPH-K38 5 J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : S. pyogenes : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Streptoccus pyogenes

366 Peillaboratoria Streptococcus pyogenes Figuur 7 : S. pyogenes : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N Figuur 8 : S. pyogenes : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 75 IPH-K Besluit In vergelijking met voorgaande jaren is de incidentie van infecties met S. pyogenes (26 : 1,2/1 5 inwoners) gedaald. Deze daling is vooral in Brussel vastgesteld. 37% van de gevallen zijn gediagnosticeerd bij volwassenen > 65 jaar. Streptococcus pyogenes 7

367 Referentielaboratorium Streptococcus pyogenes Gegevens van het referentielaboratorium Dr. H. GOOSSENS U.Z. - Antwerpen - Microbiologie Wilrijkstraat Edegem Tel. : 3/ Fax : 3/ Herman.goossens@uza.be Materiaal en methoden Stammen In 26 verstuurden in totaal 6 Belgische diagnostische laboratoria 164 vermoedelijke stammen van groep A streptococcus (GAS) : 86,8% van deze stammen kwam van 7 laboratoria en werd geïsoleerd uit keeluitstrijkjes. Het aantal GAS verstuurd per laboratorium varieerde van 1 tot 395 geïsoleerde kiemen. De geïsoleerde kiemen bleken 154 S. pyogenes uit steriele zones en 145 organismen uit niet-steriele zones (inclusief 1317 keeluitstrijkjes) (tabel 1). Tabel 1 : S. pyogenes : oorsprong van de isolatie (N, %; 24-26) N % % N % % N % % Invasieve zones Bloed ,9 8,2 7 66, 4,9 19 7,8 6,8 Diepe wonde 9 5,3,6 6 5,7, ,7 1,1 Weefsel 5 4,7,3 8 5,2,5 Pleuraal vocht 8 4,7,5 3 2,8,2 4 2,6,2 Cerebro-spinal vocht,, 3 2,8,2 Synoviaal vocht 3 1,8,2 2 1,9,1 3 1,9,2 Peritoneaal vocht 4 2,3,3 Andere steriele zones 19 11,1 1, , 1,2 12 7,8,7 Totaal 171 1, 11, 16 1, 7, , 9,6 Niet-invasieve zones Keel ,6 79, , 85, ,8 82,1 Oor 37 2,7 2,4 33 2,5 2,3 42 2,9 2,6 Niet-steriele wonde 16 1,2 1, 24 1,8 1,7 16 1,1 1, Vagina 24 1,7 1,5 22 1,7 1,5 17 1,2 1,1 Huid 2 1,4 1,3 8,6,6 7,5,4 Andere niet-steriele zones 47 3,4 3, 1,8,7 3 2,1 1,9 Onbekend 9,7,6 21 1,4 1,3 Totaal , 89, , 92, , 9,4 Totaal , , 164 1, Meer dan 5,3% van de stammen werd geïsoleerd bij patiënten jonger dan 16 jaar (figuur 1). Figuur 1 : S. pyogenes : leeftijdsverdeling (N; 26) k38ref_t number of GAS age (years) Streptococcus pyogenes 1

368 Streptococcus pyogenes Referentielaboratorium 4,1% van de isolaten werd verzameld in februari, maart en april (figuur 2). Figuur 2 : S. pyogenes : verdeling van het aantal isolaten in functie van de isolatiedatum (N; 26) /1/6 1/2/6 1/3/6 1/4/6 1/5/6 1/6/6 1/7/6 1/8/6 1/9/6 1/1/6 1/11/6 1/12/6 number of GAS date of isolation Fenotypische opsporing van de resistentiemechanismen Neo-sensitabschijven (Rosco, Taastrup, Denmark) met erythromycine (verspreidbare inhoud 78 µg) en clindamycine (verspreidbare inhoud 25 µg) werden afzonderlijk aangebracht op 15 en 2 mm op een bloedagarplaat (Mueller-Hintonagar aangevuld met 5% gedefibrineerd paardenbloed), waarop voordien een bacteriële suspensie evenwaardig met een,5 McFarlandstandaard was geïnoculeerd. Na incubatie bij 37 C in aërobe omstandigheden gedurende één nacht bepaalde de inhibitiezone rond de twee schijven het induceerbare (imls), constitutieve (cmls) of M resistentiefenotype van de stam. Antimicrobiële gevoeligheidstest De MIC-waarden werden bepaald door de verdunningsmethode op agar, gebruik makend van de criteria aanbevolen door het National Committee for Clinical Laboratory Standards (NCCLS). De geteste antibiotica zijn : erythromycine, clindamycine, telithromycine en tetracycline. Opsporing van de resistentiegenen op basis van de Polymerase Chain Reaction of PCR-techniek Om de genen mefa, ermb en erma op te sporen, werden specifieke primers gebruikt (1). Pulsed-field gel electrophoresis (PFGE) De PFGE-techniek werd zoals reeds beschreven uitgevoerd (2). M-genotypering Het M-genotype werd bepaald door een sequentie-analyse beschreven op 2 Streptococcus pyogenes

369 Referentielaboratorium Streptococcus pyogenes Resultaten Fenotypische opsporing van de resistentiemechanismen Van de 164 geteste GAS-stammen waren er 51 (3,2%) resistent tegen erythromycine. Volgens de dubbeleschijftest vertoonden 31 (1,9%) erythromycine-resistente isolaten constitutieve resistentie, 1 (,1%) induceerbare resistentie en 19 (1,2%) vertoonden een patroon van nieuwe resistentie (M fenotype). De prevalentie van erythromycine-resistentie varieerde volgens provincie tussen en 6,9% (tabel 2). Tabel 2 : S. pyogenes : verspreiding van de resistentie tegen erythromycine per provincie (N, %; 24-26) Antwerpen Brabant wallon Brussel Hainaut Liège Limburg Luxembourg Namur Oost Vlaanderen Vlaams Brabant West Vlaanderen Totaal % 24 Geteste totaal % Erythromycine-R 5,6 28,6 3,1 13, 8,4, 4,3 1,5 7,3 4,1 2,7 1 7,25 Resistentiefenotype (%) cmls 1,5 28,6 3,1 1,4 5,2, 2,1 5,3 2,4 3,3 2,7 64 4,64 imls,,,,,6,,,,,, 1,7 M 4,1,, 2,6 2,6, 2,1 5,3 4,9,7, 35 2,54 25 Geteste totaal % Erythromycine-R 3, 7,1 4,8 3,4 8,7 1,9 7,7 33,3, 1,3, 65 4,52 Resistentiefenotype (%) cmls 1, 3,9, 2,2 6,7, 5,1 33,3,,4, 38 2,64 imls,,4,,,,,,,,, 1,7 M 2, 2,8 4,8 1,1 1,9 1,9 2,6,,,9, 26 1,81 26 Geteste totaal % Erythromycine-R 1,2 6,9 5,8 2,4 5,, 3,1,, 3,4, 51 3,5 Resistentiefenotype (%) cmls,4 5,9 3,8 1,2 3,3,,5,, 2,4, 31 2,2 imls,,,,2,,,,,,, 1,1 M,,,,2,,,,,,, 19 1,3 k38ref_t2 Opsporing van resistentiegenen met behulp van PCR 93,5% van de constitutieve stammen droegen het gen ermb, in 2 stammen werden geen genen aangetroffen. Wat het induceerbare fenotype betreft, is gen erma aangetroffen. In 84,2% van de stammen van het resistente fenotype M, was gen mefa aanwezig maar in 1 stam was erma aanwezig terwijl in 2 stammen geen enkel gen is aangetroffen, wat verder zal worden onderzocht (tabel 3). Tabel 3 : S. pyogenes : verspreiding van de genen in samenhang met het fenotype (N; 24-26) ermb mefa erma ermb mefa Geen Totaal + + gen mefa ermtr aangetroffen 24 Geteste stammen Resistentiefenotype cmls imls 1 1 M Geteste stammen Resistentiefenotype cmls imls 1 1 M Geteste stammen Resistentiefenotype cmls imls 1 1 M k38ref_t3 Streptococcus pyogenes 3

370 Streptococcus pyogenes Referentielaboratorium Antimicrobiële gevoeligheidstest De MIC-ranges en MIC-waarden, waarbij respectievelijk 5% en 9% van de stammen resistent tegen erythromycine werden geïnhibeerd, zijn weergegeven in tabel 4. Er zijn geen waarden gegeven voor de imls stam. Tabel 4 : S. pyogenes : range, MIC 5, MIC 9 (µg/ml), % resistentie en resistentiebreekpunt van 5 stammen van Streptococcus pyogenes voor 4 antibiotica (26) cmls (N=31) M (N=19) Antibiotica Range MIC 5 MIC 9 Resistente Resistentie Range MIC 5 MIC 9 Resistente N % breekpunt N % Erythromycine 16 - >512 >512 > , > > , Clindamycine 4 - > > , > 1,6 -,5 <,3,5 Telithromycine, ,5 > 4*,15-2,5,125 Tetracycline, ,1 > 8,6-16,25,5 2 1,5 * geen NCCLS breekpunt vastgesteld k38ref_t4 Pulsed field gel electrophoresis Alle erythromycine-resistente isolaten werden getypeerd door PFGE met het restrictie-enzym SmaI of SfiI, afhankelijk van het fenotype. De gevoelige stammen en die van fenotype MLS waren typeerbaar met SmaI, terwijl de meeste stammen met het M resistentiefenotype niet typeerbaar waren met SmaI. Daarom werd de klonale verwantschap gebaseerd op SfiI-profielen bestudeerd. De interpretatie gebeurde zoals beschreven door Tenover et al. (3). De visuele en computergestuurde analyse van alle verkregen SmaI-patronen leverde 6 verschillende patronen op voor de stammen met fenotype MLS. Het frequentst aangetroffen patroon vertegenwoordigt 45,2% (n=14) en 29,% (n=9) van de bestudeerde isolaten. De visuele en computergestuurde analyse van alle verkregen SfiI-patronen leverde 11 verschillende patronen op voor de fenotype M-isolaten. De 2 frequentst aangetroffen patronen vertegenwoordigen 36,8% (n=7) van de bestudeerde isolaten. M-typering Het emm-serotype werd vastgesteld in alle erythromycine-resistente isolaten. Onder de 51 isolaten werden 13 verschillende emm-types vastgesteld. De frequentste emm-types waren 12., 28., 11. en 11.1 waaronder 72,5% van alle erythromycineresistente isolaten. De meeste 12. emm-stammen vertoonden het fenotype M hoewel alle emm28., emm11. en emm11.1 het fenotype cmls vertoonden. Andere emm-types vastgesteld voor deze stammen waren emm12.3, emm2.1, emm3.1, emm4., emm75., emm77., emm89. en emm89.7. Referenties 1. Malhotra-Kamur, S., C. Lammens, J. Piessens, and H. Goossens. Multiplex PCR for simultaneous detection of macrolide and tetracycline resistance determinants in S. pyogenes & S. pneumoniae. Antimicrob. Agents Chemother. 49: Descheemaeker P., S. Chapelle, C. Lammens, M. Hauchecorne, M. Wijdooghe, P. Vandamme, M. Ieven, and H. Goossens. 2. Macrolide resistance and erythromycin resistance determinants among Belgian Streptococci pyogenes and Streptococci pneumoniae isolates. J. Antimicrob. Chemother. 45: Tenover F., R. Arbeit, R. Goering, P. Mickelsen, B. Murray, D. Persing, B. Swaminathan Interpreting chromosomal DNA restriction patterns produced by pulsed-field gel electrophoresis: criteria for bacterial strain typing. J. Clin. Microbiol. 33: Streptococcus pyogenes

371 Referentielaboratorium Toxoplasmose Gegevens van de Referentielaboratoria Mr S. DECRAEYE W.I.V. - Dpt Pasteur - Toxoplasmose Engelandstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ sdecraeye@pasteur.be Dr. A. NAESSENS A.Z. - V.U.B. - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Anne.naessens@az.vub.ac.be Dr. C. LIESNARD U.Z. Erasmus - Microbiologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ cliesnar@ulb.ac.be Onderstaande gegevens van 25 en 26 zijn afkomstig van het referentielaboratorium van het W.I.V. - Departement Pasteur, Afdeling Toxoplasmose. Tabel 1 : Toxoplasmose : analyses per oorsprong (N; 25-26) Menselijk oorsprong Tabel 2 : Toxoplasmose : verdeling per test (N, %; 25-26) Veterinair oorsprong Oorsprong menselijk veterinair Totaal Toxo_t totaal positief totaal positief N N % N N % Serologische testen Sabin-Feldman Test , ,9 Komplementbinding ,1 EIA IgM Capture , ,5 Totaal Inoculatie Placenta , ,9 Cerebrospinaal vocht 5 1 2, 11 Biopsies 3 Bloed 7 1 1, ,1 Foetaal bloed ,5 Amniosvocht , ,4 Andere 5 27 Totaal , ,3 PCR Placenta , ,1 Cerebrospinaal vocht 1 7 Bloed , ,3 Foetaal bloed 2 Amniosvocht ,1 Andere 1 5 Totaal , ,3 Tabel 3 : Toxoplasmose : verdeling per test (N; 25-26) totaal positief totaal positief IgG IgM IgG IgM Serologische testen Kat Hond Schaap Geit 1 2 Rund Paard 1 1 Totaal PCR Weefsel DNA Totaal 7 98 Totaal Toxo_t3 Toxo_t2 Toxoplasmose 1

372 Peillaboratoria Treponema pallidum Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk De surveillance van de actieve syfilisgevallen begon in 22. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de volgende definitie : RPR/VDRL > 1:4 en een positieve treponemale test. 1. Doelstellingen schatting trend van infecties met T. pallidum (22-26), schatting nationale incidentie, beschrijving van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de patiënten. 2. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 42 laboratoria, dit is 38% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 42 laboratoria over 23/43 arrondissementen : 23 in Vlaanderen, 15 in Wallonië en 4 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : T. pallidum : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; 22-26) Arrondissement N % N % N % N % N % Arrondissement N % N % N % N % N % Antwerpen Brussel Mechelen Nivelles Turnhout Ath Halle-Vilvoorde Charleroi Leuven Mons Brugge Mouscron Diksmuide Soignies Ieper Thuin Kortrijk Tournai Oostende Huy 1 1 Roeselare 1 33 Liège Tielt Verviers Veurne Waremme Aalst Arlon Dendermonde Bastogne Eeklo Marche-en-Famenne Gent Neufchâteau Oudenaarde Virton St.-Niklaas Dinant Hasselt Namur Maaseik Philippeville Tongeren Wallonie Vlaanderen België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k48_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 t.o.v. 25, stabilisatie van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2). Tabel 2 : T. pallidum : evolutie van het aantal deelnemers (22-26) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , ,1 IPH - Epidemiologie k48_t2 Treponema pallidum 1

373 Treponema pallidum Peillaboratoria Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 nationale incidentie van 2,7/1 5 inwoners, opmerkelijk zijn de 69 gevallen gelokaliseerd in het arrondissement Antwerpen, wat een daling betekent in vergelijking met het aantal gevallen in de voorgaande jaren, in dit arrondissement (22 : N=63, 23 : N=75, 24 : N=67, 25 : N=11), ook opmerkelijk zijn de 79 gevallen gelokaliseerd in Brussel, wat een lichte stijging betekent in vergelijking met het aantal gevallen dat in 25 in de hoofdstad werd gediagnosticeerd (22 : N=31, 23 : N=49, 24 : N=74, 25 : N=64) (figuur 1). Figuur 1 : T. pallidum : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 7,75], >, - 2, > 2, - 4, > 4, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 2,74 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K48 2 Treponema pallidum

374 Peillaboratoria Treponema pallidum 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie in vergelijking met 25, daling met 2% van de nationale incidentie, deze daling is vooral in het arrondissement Antwerpen vastgesteld, opmerkelijk is de stabilisatie van de hoge incidentie in Brussel (tabel 3). Tabel 3 : T. pallidum : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 22-26) Arrondissement Arrondissement Antwerpen 5,2 5,2 7,1 1,6 7,2 Brussel 2,8 4,3 7,4 6,4 7,8 Mechelen, 1,9 1, 3,5 2,2 N totaal Turnhout,2,7 1,7 3,1 1,4 Nivelles,6,6 1,4,8 1,6 Halle-Vilvoorde,2,7,4 1,,7 Ath, 1,2 2,5 1,2 3,7 Leuven, 2,6 1,5 4,1 3,4 Charleroi, 1,2 2,9 3,8 2,1 Brugge,,7 1,5 2,9 1,5 Mons,4,4, 2,4,8 Diksmuide, 2,1, 2,1 2,1 Mouscron,,, 2,9, Ieper, 1,, 1,9 1,9 Soignies,, 1,1 4,5 1,1 Kortrijk,4 2,5 1,1 3,2 1,8 Thuin,, 2,1,7 2, Oostende,, 1,4 2,7 3,4 Tournai,,, 1,4 2,1 Roeselare,,7,7,7 1,4 Huy,, 1,9,, Tielt 1,1,, 2,3, Liège 3,1 1,7,7,3,8 Veurne,,,,, Verviers, 2,2,7,7, Aalst,4,,4,8 2,3 Waremme, 1,4,,, Dendermonde,,, 2,7,5 Arlon, 1,9 9,3 9,2 3,6 Eeklo,,, 1,3, Bastogne,,, 2,4 4,7 Gent,2,2 1, 3,6 2,4 Marche-en-Famenne,,,,, Oudenaarde,9,,9 2,6,9 Neufchâteau, 1,8,,, St.-Niklaas 2,2 1,3 1,3 4,4 2,2 Virton, 4,1 2, 6, 4, Hasselt,,5 1,3 1, 1,8 Dinant,,, 1,, Maaseik,,9,,9, Namur,4,3 2,8 1,4,7 Tongeren,, 1,6,5,5 Philippeville, 3,2, 3,2 1,6 Vlaanderen 1, 1,6 1,9 3,7 2,5 Wallonie,7 1, 1,4 1,7 1,2 N totaal N totaal Onbekend België 1,1 1,7 2,4 3,4 2,7 N totaal N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k48_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar zoals eerder al gemeld en t.o.v. 25 is het aantal gevallen vooral gedaald in het arrondissement Antwerpen (figuren 2 en 3, tabel 4). Figuur 2 : T. pallidum : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M 22-25) N IPH-K48 N 26 = 275 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : T. pallidum : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min 22-25) N IPH-K48 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Treponema pallidum 3

375 Treponema pallidum Peillaboratoria Tabel 4 : T. pallidum : registratiefrequentie (22-26) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , ,3 IPH - Epidemiologie k48_t4 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 83% van de isolaties is uitgevoerd bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 4,9/1), 58% van de gevallen is gediagnosticeerd bij mannen tussen 25 tot 44 jaar, de toename van het aantal waargenomen gevallen vanaf 22 in deze leeftijdsgroep (22 : N=83, 23 : N=112, 24 : N=141, 25 : N=179, 26 : N=148) ligt grotendeels aan de basis van de toename vastgesteld in het totale aantal gediagnosticeerde gevallen vanaf 22 (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : T. pallidum : leeftijdsverdeling (N; 26) N leeftijd (jaar) Tabel 5 : T. pallidum : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 5 2,1 2 4,1 7 2,4 1-4, 1 2, 1,3 5-14, 1 2, 1, ,3 8 16,3 23 8, ,9 2 4, , , , ,7 > ,8 5 1,2 14 4,9 Totaal 239 1, 49 1, 288 1, Tabel 6 : T. pallidum : verdeling volgens geslacht en leeftijdsgroep (%; 22-26) IPH - Epidemiologie k48_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,,,,,, 5,2 3,9 64,5 5,2 14,8 1,9 1,3 3,2 85,8 14, ,5,,,,, 3,3 4,7 71,6 3,7 14, 1,4,5,5 89,8 1, ,8,,,,4, 7, 3,7 58, 8,2 14, 3,7 2,5 1,6 82,7 17, ,3,3,3,3,3,3 9,6 2,3 5,6 7,9 18,1 3,4 2, 2,5 83,1 16, ,7,7,,3,,3 5,2 2,8 51,4 6,9 21,5 4,2 3,1 1,7 83, 17, IPH - Epidemiologie k48_t6 4 Treponema pallidum

376 Peillaboratoria Treponema pallidum 4. Seizoensevolutie infecties met T. pallidum zijn het hele jaar door vastgesteld de 13 gevallen begin juni gediagnosticeerd zijn verspreid (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : T. pallidum : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 15 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : T. pallidum : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min 22-25) N Max Min IPH-K Figuur 7 : T. pallidum : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M 22-25) N 2 15 IPH-K48 N 25 =288 M = Treponema pallidum 5

377 Treponema pallidum Peillaboratoria Figuur 8 : T. pallidum : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken (22-26) N / 4 weken 5 IPH-K Besluit De surveillance van deze kiem moet worden voortgezet, zeker nu in België en in alle andere Europese landen waar een toename van het aantal seksueel overdraagbare aandoeningen wordt vastgesteld. Opmerkelijk is de toename van het aantal gevallen waargenomen bij mannen tussen 25 en 44 jaar. In 26 waren de gevallen gediagnosticeerd door het netwerk net zoals voorheen vooral gelokaliseerd in het arrondissement Antwerpen en in Brussel. Een rapport over SOA-surveillancesysteem via een peilnetwerk van clinici in België, 26 is beschikbaar op het adres 6 Treponema pallidum

378 Referentielaboratorium Tularemie Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. Wet.. K. WALRAVENS C.O.D.A. Groeselenberg, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ kawal@var.fgov.be Het referentielaboratorium is gevestigd in het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA - Brussel). De belangstelling voor tularemie is in België weer groot ten gevolge van de import van prairiehonden uit de VS, mogelijk besmet met Francisella tularensis subspecies tularensis. De partij dieren die in ons land is geïmporteerd, bleek negatief. De wilde dieren in België zijn niet ongevoelig voor de ziekte, wat in 23 is gebleken uit de isolatie van Francisella tularensis subspecies holartica bij een haas, dood aangetroffen ten zuiden van het land. In 23 werden twee humane gevallen met de typische symptomatologie van tularemie serologisch bevestigd. In 24, 25 en 26 bevestigde het referentielaboratorium geen enkel geval serologisch noch bacteriologisch. Tularemie 1

379 Peillaboratoria Yersinia enterocolitica Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc Microbiologie Hippocrateslaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Delmee@mblg.ucl.ac.be Dr. J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Jan.verhaegen@uz.kuleuven.ac.be 2. Doelstellingen schatting trend van infecties met Y. enterocolitica ( ); schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau; voorstelling van enkele epidemiologische kenmerken van de patiënten. 3. Evolutie van het aantal deelnemers registratie van ten minste 1 infectie door 73 laboratoria, dit is 66% van alle peillaboratoria, verspreiding van de 73 laboratoria over 28/43 arrondissementen : 47 in Vlaanderen, 2 in Wallonië en 6 in Brussel (tabel 1). Tabel 1 : Y. enterocolitica : verspreiding van de laboratoria per arrondissement (N, %; ) Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Mechelen Turnhout Halle-Vilvoorde Leuven Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hasselt Maaseik Tongeren Vlaanderen Brussel Nivelles Ath Charleroi Mons Mouscron Soignies Thuin Tournai Huy Liège Verviers Waremme Arlon Bastogne Marche-en-Famenne Neufchâteau 1 1 Virton Dinant Namur Philippeville Wallonie België N : aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden IPH - Epidemiologie k26_t1 % : (aantal peillaboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden/ totaal aantal peillaboratoria) x 1 Yersinia enterocolitica 1

380 Yersinia enterocolitica Peillaboratoria in vergelijking met 25, lichte daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2). Tabel 2 : Y. enterocolitica : evolutie van het aantal deelnemers ( ) Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 Jaar Laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden geval diagnosticeerden N % N % N % , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,7 IPH - Epidemiologie k26_t2 Voornaamste epidemiologische kenmerken 1. Incidentie en registratiefrequentie in 26 incidentie van 2,5/1 5 inwoners op nationaal niveau, opmerkelijk zijn de 183 gevallen (69%) in Vlaanderen op een totaal van 264 gevallen voor heel het land; dit aantal is vergelijkbaar met de 261/375 (7%), de 222/33 (67%), de 228/338 (68%), de 223/326 (68%) en de 21/33 (69%) gediagnosticeerde gevallen in Vlaanderen in respectievelijk 21, 22, 23, 24 en 25 (figuur 1). Figuur 1 : Y. enterocolitica : incidentie per arrondissement (N/1 5 inw., 26) AL : Aalst AR: Arlon AT: Ath AW: Antwerpen B: Brussel BG: Brugge BS: Bastogne CR: Charleroi DK: Diksmuide DM : Dendermonde DN: Dinant EK: Eeklo GT: Gent HS: Hasselt HV: Halle-Vilvoorde HY: Huy IP: Ieper KR: Kortrijk LG: Liège LV: Leuven MC: Mouscron MH: Mechelen MN: Mons MR: Marche-en-Fam. MS: Maaseik NC: Neufchâteau NM: Namur NV: Nivelles OD: Oudenaarde OS: Oostende PV: Philippeville RS: Roeselare SG: Soignies SN: St.-Niklaas TG: Tongeren TH: Turnhout TL: Tielt TN: Thuin TR: Tournai VR: Veurne VT: Virton VV: Verviers WR: Waremme VR DK IP OS incidentie/1. inwoners [, - 13,52], >, - 2,5 > 2,5-5, > 5, BG TL RS KR MC TR EK GT OD AT MN AL 2,51 DM SG SN HV TN B CR AW MH NV PV LV NM TH DN HS WR HY NC MS TG LG MR VT BS AR TG VV IPH-K26 2 Yersinia enterocolitica

381 Peillaboratoria Yersinia enterocolitica 2. Evolutie van de incidentie en registratiefrequentie significante daling (p<,5) met lineaire trend van het aantal gevallen dat sinds 1999 in Vlaanderen wordt gediagnosticeerd; dit aantal ligt hier bijna drie maal hoger dan in Wallonië, sinds 1999, daling van het aantal gevallen gediagnosticeerd in Brussel (tabel 3). Tabel 3 : Y. enterocolitica : evolutie van de incidentie per arrondissement (N/1 5 inw.; ) Arrondissement Brussel 3,4 3, 4,6 4,1 2,1 2,3 4,9 3,2 2,3 1,8 1,7 1,9 1,6 1,4 N totaal Antwerpen 2,9 2,8 3,9 3,3 3,4 3,8 4,2 4,4 3, 2,1 1,8 3,3 2,1 1,8 Mechelen 17,1 15,4 15,6 14,6 8,9 14,9 11,5 11,8 5,2 6,5 7,8 5,2 3,2 3,8 Turnhout 3,6 4,6 1,3 5,3 3, 2,3 8,4 7,6 5,7 5,6 4,1 6,5 5,8 2,1 Halle-Vilvoorde 4,6 9,2 6,7 7,6 4, 5,1 6,5 6,3 2,3 2,3 4,1 2,1 2,3 2,3 Leuven 13,7 12, 1,3 8,7 8,9 7,7 11,2 12,5 5,5 7, 1,6 9,9 5,2 5,8 Brugge 4,5 1,9 12, 8,6 9,3 6,3 6,7 5,9 4,1 2,6 7,3 4,8 2,2 3,3 Diksmuide, 4,2 6,3 2,1 8,4,, 4,2 4,2 2,1 2,1 2,1, 6,2 Ieper 16,3 5,8 6,7 3,8 1,9 7,7 2,9 7,7 5,8 4,8, 5,8 4,8 3,8 Kortrijk 6,8 13,3 7,9 4,7 7,5 4,7 5,4 6,8 7,6 7,6 4,3 4, 7,2 4,7 Oostende 4,3 4,3 3,5 2,1 1,4 2,1 7,8 7,7 2,1 3,5 2,1 2,1 3,4, Roeselare 1,1 1,1 12,2 6,5 1, 6,4 7,8 6,4 1,7 3,5 8,5,7 9,2 7, Tielt 1,2 1,4 6,9 9,2 4,6 9,1 4,6 1,2 6,8 13,6 7,9 6,8 5,6 13,5 Veurne, 1,8 1,8 5,4 1,8 5,4 5,3 3,6,, 1,7 1,7 1,7, Aalst 5,8 6,9 8,1 7,7 5, 5,7 6,1 3,8 4,2 2,7 1,9 1,9 1,9 1,1 Dendermonde 11,4 1,3 14,1 13,5 16,2 1,8 14,5 8,6 9,1 4,3 1,1 3,7 3,2 4,2 Eeklo 12,6 11,4 7,6 8,8 5, 5, 6,3 8,8 1,1, 3,8 2,5 7,5 1,2 Gent 6,9 8, 5,5 4,5 7,1 3,3 8,5 4,6 5,1 3,2 2,2 3,8 3,4 3,5 Oudenaarde 1,8 3,5 1,8 2,6 3,5,9 1,8 2,6 3,5 1,7 4,4,9 5,2 6, St.-Niklaas 8,2 8,2 8,6 5,4 7,2 7,7 7,2 6,7 6,3 2,2 1,8 3,1 2,6 1,7 Hasselt 2,4 2,2 1,9 4,3 3,7 2,7 5, 2,6 2,1 2,3 1, 1,8 2,5 2,8 Maaseik 2,9 1,4 1, 1,9 1,9,5 2,8 1,8,9 3,6 2,7, 2,2,4 Tongeren 1,1 1,1,5,5 1,1 1,6, 1,6 1,6 1,6 1,,5 1,6,5 Vlaanderen 6,2 7,1 6,5 6, 5,6 5,1 6,6 6,2 4,4 3,7 3,8 3,7 3,5 3, N totaal Nivelles 9,1 11,4 7,7 5,3 4,7 5,3 5,8 4,6 5,7 4,5 6,4 5, 4,9 4,6 Ath 6,5 2,6 1,3 14,1 3,8, 3,8 7,6 5,1 3,8 6,2 8,7, 4,9 Charleroi 15,2 9,3 7,3 9,4 7,1 5,4 5, 4,3 2,9 2,4 3,8 2,9 2,1 1,4 Mons 2, 2,,8 3,2 2,4 1,6 2,8 1,2,8 1,2,4,8 2, 1,2 Mouscron 16,8 12,7 19,8 9,9 5,7 4,3 4,3 12,9 8,6 7,2 7,2 1,4 11,4 8,5 Soignies 7,1 9,4 5,9 4,7 6,4 4,7 2,3 2,3 2,3 3,4 2,9 2,3, 1,1 Thuin 8,3 1,3 14,4 1,3 6,2 5,5 8,9 6,9 7,5 1,9 6,2 8,2 2,7 2, Tournai 5,7 4,3 2,8 2,8,7,,7 4,3 2,9 2,8 1,4 2,8 1,4,7 Huy, 1, 2,1 2,1 1,,,,,, 1,, 2,9, Liège,8 1,4 1,5 1,2 1,,2,5,5,5 1,,7,7 1,7,8 Verviers 1,6 4,6 3,1 1,2,8 1,1 2,3 1,9 3,4 1,9 1,5 2,2 1,5 2,6 Waremme,,,, 1,5,, 1,5 1,5 1,4,,, 1,4 Arlon 8, 1, 7,9 7,8, 9,8 7,8 3,9,,,,, 7,3 Bastogne 2,6 2,6 2,6,, 2,5 2,5, 2,5,,,,, Marche-en-Fam., 2,1,, 2,,,,,,,,,, Neufchâteau 3,7 7,3 3,6 1,8 1,8 1,8 1,8,, 3,6 1,8,,, Virton 6,4 2,1, 2,1 4,2 2,1, 2,1, 2,,, 2,, Dinant 5,2 5,2 8,3 4,1 2, 2, 7,1 1, 1,,, 2,,, Namur 4,4 4,7 1,8 2,5 2,5 1,4,7 1,8 2,1 1,4 1,4 1,7,3,7 Philippeville 16,7 6,7 1, 6,6 4,9 9,9 4,9 4,9 3,3 6,5 9,7 3,2 4,8 1,6 Wallonie 6, 5,6 5, 4,3 3,2 2,6 3, 2,8 2,6 2,6 2,6 2,3 2, 1,8 N totaal Onbekend N totaal België 8, 7,4 6,3 5,8 4,8 4,3 5,6 5, 3,7 3,2 3,3 3,1 2,9 2,5 N totaal IPH-Epidemiologie 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 2 S.A.) voor het beschouwde jaar k26_t3 1 van de arrondissementen met een incidentie > gemiddelde + 1 S.A.) voor het beschouwde jaar Yersinia enterocolitica 3

382 Yersinia enterocolitica Peillaboratoria in de meeste arrondissementen ligt het aantal gediagnosticeerde gevallen veel lager dan het gemiddelde in voorgaande jaren (figuren 2 en 3). Figuur 2 : Y. enterocolitica : verdeling van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, M ) N 75 5 IPH-K26 N 26 = 259 M = Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv Figuur 3 : Y. enterocolitica : evolutie van de registratiefrequentie per arrondissement (N 26, Max en Min per arrondissement ) N 75 5 IPH-K26 N 26 Max per arrondissement Min per arrondissement Aw Mh Th HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg B Nv At Cr Mn Mc Sg Tn Tr Hy Lg Vv Wr Ar Bs Mr Nc Vt Dn Nm Pv 264 gediagnosticeerde gevallen en dus een daling van 13% t.o.v. 25 (tabel 4). Tabel 4 : Y. enterocolitica : evolutie van de registratiefrequentie ( ) Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar Aantal Gemiddeld aantal Jaar gevallen gevallen/lab/jaar gevallen gevallen/lab/jaar Aantal gevallen Gemiddeld aantal gevallen/lab/jaar , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , IPH - Epidemiologie k26_t4 4 Yersinia enterocolitica

383 Peillaboratoria Yersinia enterocolitica 3. Verdeling volgens geslacht en leeftijd 47% van de isolaties is in 26 uitgevoerd bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V :,9/1), 36% van de isolaties is in 26 uitgevoerd bij kinderen van 1 tot 4 jaar, van wie de meesten 1 of 2 jaar oud zijn (figuur 4, tabellen 5 en 6). Figuur 4 : Y. enterocolitica : leeftijdsverdeling (N; 26) N 4 IPH-K leeftijd (jaar) Tabel 5 : Y. enterocolitica : verdeling volgens geslacht en leeftijd (N, %; 26) Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen Totaal (jaar) N % N % N % < 1 3 2,5 8 5,9 11 4, , , 93 36, , ,5 7 27, ,7 4 2,9 17 6, , , , ,4 7 5,1 16 6,2 > ,6 11 8,1 19 7,4 Totaal 121 1, 136 1, 257 1, Tabel 6 : Y. enterocolitica : verdeling volgens geslacht en leeftijd (%; 2-26) IPH - Epidemiologie k26_t5 Jaar N Leeftijdsgroep (jaar, %) < > 65 Totaal M V M V M V M V M V M V M V M V ,8 1, 27,7 22,2 14,8 8,8 1,8 1,8 4,4 4,6 1,6 3,8 2,6 3, 54,7 45, ,9 2,2 19,1 18,8 12,5 1,5 1,7 2,8 3,9 7,5 5, 5,5 2,2 4,4 48,2 51, ,3 1,2 22,6 19,8 12,1 9,3 3,1 1,9 5, 4,6 4, 5,9 2,2 4, 53,3 46, ,3 2,2 21,6 18,4 15,6 9,4 2,5 3,4 5, 4,7 5,3 4,4 2,8 3,4 54,1 45, ,3 1,9 21,6 17,5 17,8 1,6 2,8 2,2 4,4 5, 3,1 4,7 2,2 5,9 52,2 47, ,7 4,3 18,3 18,3 13, 12,3 2,7 3,3 5, 6,3 4, 3, 3, 4,7 47,7 52, ,2 3,1 15,6 2,6 13,2 14, 5,1 1,6 5,4 6,6 3,5 2,7 3,1 4,3 47,1 52,9 IPH - Epidemiologie k26_t6 Yersinia enterocolitica 5

384 Yersinia enterocolitica Peillaboratoria 4. Seizoensevolutie de meeste isolaties zijn op het einde van de zomer en/of bij aanvang van de herfst geregistreerd; in 26 zijn de 14 gevallen gediagnosticeerd halverwege november verspreid; opmerkelijk is het hoge aantal infecties gediagnosticeerd in de lente van 1999 en dus tijdens de dioxinecrisis (figuren 5 tot 8). Figuur 5 : Y. enterocolitica : evolutie van het aantal diagnoses per week (26) N / week 15 IPH-K J F M A M J J A S O N D Figuur 6 : Y. enterocolitica : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, Max en Min ) N Max Min IPH-K Figuur 7 : Y. enterocolitica : evolutie van het aantal diagnoses per week (N 26, M ) N 5 4 IPH-K26 N 26 = 264 M = Yersinia enterocolitica

385 Peillaboratoria Yersinia enterocolitica Figuur 8 : Y. enterocolitica : evolutie van het aantal diagnoses per 4 weken ( ) N / 4 weken 15 IPH-K Besluit voortzetting van de sinds 15 jaar dalende trend van de registratiefrequentie, met uitzondering van de lichte toename in de lente van 1999; 4% van de infecties werd gediagnosticeerd bij jonge kinderen van < 5 jaar; sinds enkele jaren ligt de incidentie in Vlaanderen bijna drie keer hoger dan in Wallonië. Yersinia enterocolitica 7

386 Referentielaboratoria Leuven + Brussel Yersinia enterocolitica Gegevens van de Referentielaboratoria Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc Microbiologie Hippocrateslaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Delmee@mblg.ucl.ac.be Dr. J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Jan.verhaegen@uz.kuleuven.ac.be De gegevens werden verzameld door de twee referentielaboratoria (U.Z. Leuven - Leuven en U.C.L. - Brussel) voor Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis in België. De evolutie van het aantal ingestuurde stammen is opgesplitst volgens referentielaboratorium en wordt weergegeven in tabel 1. Tabel 1 : Y. enterocolitica : verdeling van de stammen per referentielaboratorium (N; ) jaar U.C.L. K.U.L. Totaal jaar U.C.L. K.U.L. Totaal jaar U.C.L. K.U.L. Totaal In 26 verstuurden 113 laboratoria stammen, dit is een vergelijkbaar aantal met dat van voorgaande jaren : 114 laboratoria in 25, 119 in 24, 118 in 23, 112 in 22, 111 in 2 en 15 in 21. Tabel 2 illustreert voor de afgelopen 7 jaar het aantal stammen dat door de laboratoria werd ingestuurd. Acht en tachtig van de 113 laboratoria (77,8%) isoleerden minder dan 5 stammen. Het gemiddelde aantal stammen dat per laboratorium werd ingestuurd bedroeg 3,8 (tegenover 3,7 in 25; tabel 2). Tabel 2 : Y. enterocolitica : verdeling van de laboratoria in functie van het aantal ingestuurde stammen (2-26) Aantal laboratoria Aantal ingestuurde stammen > totaal k26ref_t2 k26ref_t1 In tabel 3 wordt per provincie de evolutie beschreven van het aantal stammen dat sinds 1988 werd ingestuurd. In vergelijking met 25 vinden we een sterke stijging in de provincies Brabant en Limburg. Voor deze beide provincies hadden we in 25 een sterke vermindering in vergelijking met 24. Een daling noteren we voor de provincies West- en Oost-Vlaanderen en Namen. In de provincie Henegouwen vinden we een duidelijke toename. Yersinia enterocolitica 1

387 Yersinia enterocolitica Referentielaboratoria Leuven + Brussel Tabel 3 : Y. enterocolitica : ingestuurde isolaties per provincie (in functie van de ligging van het laboratorium, ) Brabant wallon + Brussel + Vlaams-Brabant Antwerpen Limburg West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Namur Hainaut Liège Luxembourg België Tabel 4 geeft per provincie een overzicht van het aantal deelnemende laboratoria en per serotype een verdeling van de geïsoleerde Yersinia s. Bij deze voorstelling van de gegevens wordt rekening gehouden met de woonplaats van de patiënt (kolom 1). De drie volgende kolommen geven informatie over de pathogene serotypen (:3, :9, :5,27). De 5e kolom verzamelt de zeldzame stammen van de species Y. pseudotuberculosis. In de 6e kolom worden zowel de niet-pathogene serotypen van Yersinia enterocolitica, als een reeks niet-pathogene species vermeld, zoals Y. bercovieri, Y. frederiksenii, Y. mollaretii en Y. kristensenii. Meer dan 63% van de onderzochte Y. enterocolitica behoort tot het serotype :3; het aandeel van het serotype :9 is beperkt tot 3,7% van de isolaten. Er werden 9 stammen van Y. pseudotuberculosis geïsoleerd. Van jaar tot jaar stellen we een geleidelijke toename vast van het aantal stammen van dit species. Meer dan 98% van de stammen werden geïsoleeerd uit faeces. Slechts 2 stammen werden uit bloed geïsoleerd beiden behoorden tot het species pseudotuberculosis. Tabel 4 : Y. enterocolitica : verdeling van de verschillende serotypen per provincie (N; 26) k26ref_t3 Provincie N Pathogeen serotype Y. pseudo- Niet pathogene Totaal Labs :3 :9 :5,27 tuberculosis typen Vlaams-Brabant+Brussel+Waals-Brabant Antwerpen Limburg West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Namur Hainaut Liège Luxembourg België k26ref_t4 2 Yersinia enterocolitica

388 Referentielaboratoria Leuven + Brussel Yersinia enterocolitica Niet pathogene typen N Niet pathogene typen N Oorsprong N Yersinia enterocolitica Yersinia mollaretii 2 faeces 424 Niet-pathogene serotypen 17 Yersinia kristensenii 2 bloed 2 Yersinia bercovieri 4 Yersinia intermedia andere 4 Yersinia frederiksenii 13 onbekend Totaal 128 Totaal 43 Yersinia enterocolitica 3

389 Yersinia enterocolitica Referentielaboratoria Leuven + Brussel Tabel 5 geeft de evolutie weer van de verspreiding van de verschillende serotypen sinds Het aantal type :3 stammen is sedert het begin van de surveillance in 1979 verminderd met meer dan 6% maar vertegenwoordigt nu 63,9% van de isolaten. Type :9 stammen vertegenwoordigen minder dan 5% van de onderzochte stammen. In 1979 werden jaarlijks meer dan 2 stammen van type :9 ingestuurd terwijl in 26 slechts 16 stammen werden geregistreerd. Het aantal niet-pathogene Yersinia-serotypen blijft de laatste jaren constant, wat onrechtstreeks bewijst dat de gebruikte coprocultuurtechniek voor isolatie van Yersinia enterocolitica in de Belgische laboratoria uitstekend blijft. Tabel 5 : Y. enterocolitica : verdeling van de serotypen ( ) Periode Serotype :3 Serotype :9 Andere pathogene Andere serotypen Totaal serotypen N % N % N % N % N , , , , , , , , , , 278 9, , , , 4, , ,9 44 4,3 1 1, , ,2 27 2,6 4,4 1 9, ,3 4 4,1 4, , ,8 5 5,7 11 1, , ,5 49 5,9 4, , ,2 38 5,1 1,1 1 13, ,3 34 4,8 6, , ,2 23 3,6, 98 15, ,3 38 6,6 6 1, 99 17, ,8 5 7,3 7 1, , , 36 6,3 2, , ,1 15 3,5, , ,8 11 2,7 3, , ,5 21 4,3 3, , ,2 2 4,3 3, , , 18 4,2 8 1, , , 16 3,7 11 2, ,8 43 K26ref_t5 Tabel 6 biedt een overzicht van de leeftijdsverdeling van de patiënten in functie van het serotype van de isolaties. Meer dan 84% van type :3 stammen werden geïsoleerd uit de stoelgang van kinderen jonger dan 1 jaar. Pathogene Y. enterocoliticastammen worden zeldzaam vanaf de derde levensdecade. Vanaf dan worden ook meer niet-pathogene serotypen dan pathogene serotypen geïsoleerd. Tabel 6 : Y. enterocolitica : verdeling volgens leeftijd en serotype (N; 26) Leeftijd (jaar) Serotype :3 Serotype :9 Andere Totaal < > Onbekend Totaal k26ref_t6 4 Yersinia enterocolitica

390 Referentielaboratoria Leuven + Brussel Yersinia enterocolitica Tabel 7 geeft de verschillende serotypen volgens het geslacht van de patiënten weer. De serotype :3 stammen werden even frequent geïsoleerd in beide geslachten, serotype O:9 en de andere serotypen en species werden frequenter in de vrouwelijke populatie geïsoleerd. Tabel 7 : Y. enterocolitica : verdeling per serotype in functie van het geslacht van de patiënt (N; 26) Geslacht Serotype :3 Serotype :9 Andere serotypen Totaal en species Man Vrouw Onbekend M/V 1,,8,8,9 Totaal k26ref_t7 Yersinia enterocolitica 5

391 Peillaboratoria Besluit Op nationaal vlak is het laboratorianetwerk voor de surveillance van infectieuze aandoeningen een uiterst belangrijk instrument. Het biedt de gelegenheid om de evolutie van een aantal micro-organismen in het lopende jaar én van jaar tot jaar op te volgen. Dankzij de gegevens van de deelnemende laboratoria kunnen ook de voornaamste epidemiologische kenmerken van de geregistreerde kiemen worden gepreciseerd en kan worden nagegaan in welke bevolkingsgroepen de meeste gevallen worden gediagnosticeerd. De gegevensverwerking per arrondissement blijkt interessant omdat die de gelegenheid biedt om problemen op te merken die in een of ander specifiek arrondissement van het land voorkomen. Eind 1994 werd een elektronisch surveillancesysteem (Programma Epi-Lab) ingevoerd : sindsdien versturen een twintigtal laboratoria hun wekelijks verzamelde gegevens via modem. Dit programma maakt het mogelijk om enerzijds de gegevens in te voeren en te versturen naar de server van het WIV en anderzijds de gegevens die zijn verzameld in het kader van de surveillance van infectieuze aandoeningen wekelijks onder de vorm van tabellen en kaarten te visualiseren. Sinds 25 is het mogelijk data via internet te sturen. De referentielaboratoria bieden kostbare informatie over de gevoeligheid van de bestudeerde ziektekiem ten opzichte van antibiotica, de typering en de verzamelde gegevens. Het blijvend registreren verruimt de mogelijkheden om een aantal vergelijkende aanwijzingen te verzamelen die in de toekomst nuttig zouden kunnen blijken. Besluit 1

392 Peillaboratoria Lijst van publicaties QUOILIN S., THOMAS I., GERARD C., MAES S., HAUCOTTE G., GERARD M., VAN LAETHEM Y., SNACKEN R., HANQUET G., BROCHIER B., ROBESYN E. Management of potential human cases of influenza A/H5N1: lessons from Belgium. Eurosurveillance 26 Janvier 26;11(1). QUOILIN S., LAMBION N., MAK R., DENIS O., LAMMENS C., STRUELENS M., MAES S., GOOSSENS H. Soft tissue infections in Belgian rugby players due to Streptococcus pyogenes emm type 81. Eurosurveillance weekly releases 26 > Volume 11 / Issue 12 VAN BORM S., THOMAS I., HANQUET G., LAMBRECHT B., BOSCHMANS M., DUPONT G., DECAESTECKER M., SNACKEN R., VAN DEN BERG T. Highly pathogenic H5N1 influenza virus in smuggled Thai eagles, Belgium. Emerg Infect Dis. 25 May;11(5): 72-5 (IF: 5.643, 24) SNACKEN R., HANQUET G., MAES S., BROCHIER B. Grippe aviaire : quelle menace pour la santé publique? Revue Médicale de Bruxelles 25, 26(6) MAILLES A., ABU SIN M., DUCOFFRE G., HEYMAN P., KOCH J., ZELLER H. Larger than usual increase in cases of hantavirus infections in Belgium, France and Germany, June 25 Eurosurveillance Vol. 1 Jul-Sept 25, SUETENS C., SNACKEN R., HANQUET G., BROCHIER B. et al. Eagles testing positive for H5N1 imported illegally into Europe from Thailand. Eurosurveillance Weekly 24;8 (44). DE SCHRIJVER K., ROBESYN E., TOP G., HANQUET G. Outbreak of hepatitis A in Flemish Belgium, July-August 24 Eurosurveillance 24; 9(3); HANQUET G., GOOSSENS H., TOP G. et al. Severe disease due to group A streptococcus in Belgium Eurosurveillance Weekly 24; 8(26). HANQUET G., GILBERT V., COVAS A. et al. A case of imported cholera from India reported in Brussels Eurosurveillance Weekly 24; 8(3). SASSE A., DEFRAYE A., DUCOFFRE G. Recent syphilis trends in Belgium and enhancement of STI surveillance systems Eurosurveillance, volume 9, December 24 issue 12. HANQUET G., CARION F. Meningococcal serogroup C disease and vaccination in Belgium. International Journal of Infectious Diseases, March 24: Vol 8, S 1, 11th ICID abstract n18.1. HANQUET G., DUCOFFRE G., VAN LOOCK F. Toename van syfilis en andere seksueel overdraagbare infecties : studie van het peillaboratoriumnetwerk Epidemiologisch Bulletin van de Vlaamse Gemeenschap, N 43, 23/1. DUCOFFRE G. La maladie de Lyme, pensons-y Revue de Médecine Générale N 194, juin 22. VAN DAMME P., THYSSEN A., VAN LOOCK F. Epidemiology of hepatitis C in Belgium : present and future Acta Gastroenterol Belg 22 Apr-Jun; 65(2):78-9. THYSSEN A., VAN LOOCK F. Parvovirus B 19 ou la cinquième maladie de l enfant Epidemiologisch Bulletin van de Vlaamse Gemeenschap, nummer 42, april 22. HANQUET G. Vacciner au 21ème siècle. Méningocoque C : inquiétante épidémiologie. Tempo Médical, N 232, mars 22. Lijst van publicaties 1

393 Lijst van publicaties Peillaboratoria HANQUET G., CARION F., VAN LOOCK F. Evolution des infections à méningocoques en Belgique Percentile, Vol. 6, Nr 5, déc. 21. VAN LOOCK F., DUCOFFRE G. Infections à méningocoques : sommes-nous à la veille d une nouvelle épidémie? Epidemiologisch Bulletin van de Vlaamse Gemeenschap 21,n 36, 4-7. VELLINGA A., VAN LOOCK F. The dioxin crisis as experiment to determine poultry related Campylobacter enteritis. Emerging Infectious Diseases 22, 8 ; 4. Priority publication since september 21st 21 : GALLAY A., VAN LOOCK F., DEMAREST S., VAN DER HEYDEN J., JANS B., VAN OYEN H. Belgian Coca-Cola-Related Outbreak : Intoxication, Mass Sociogenic Illness or Both? American Journal of Epidemiology, 22, vol.155, n 2, 14-7 RONVEAUX O., QUOILIN S., VAN LOOCK F., LHEUREUX P., STRUELENS M., BUTZLER J.P. A Campylobacter coli foodborne outbreak in Belgium. Acta Clinica Belgica 2; 55 : VAN LOOCK F., DUCOFFRE G., DUMONT J-M., LIBOTTE-CHASSEUR M-L., IMBRECHTS H., GOUFFAUX M., HOUINS- ROULET J., LAMSENS G., DE SCHRIJVER K., BIN N., MOREAU A., DE ZUTTER L., DAUBE G. Analysis of foodborne disease in Belgium in Acta Clinica Belgica, 2; DE SCHRIJVER K., VAN BOUWEL E., MORTELMANS L., VAN ROSSOM P., DE BEUKELAER T., VAEL C., DIRVEN K., GOOSSENS H., IEVEN M., RONVEAUX O. An outbreak of legionnaires disease among visitors to a fair in Belgium in Eurosurveillance 2; 5 : MAES N., STRUELENS M.-J., DINNE K., RONVEAUX O., VAN LOOCK F. Amplified fragment length polymorphism (AFLP) typing of Legionella pneumophila for identifying the source of an international outbreak of legionellosis in a Belgian hotel. 5 th International Conference on Legionella, Ulm (Germany), 26-29/9/2. Abstract book p 51. VAN LOOCK F., RONVEAUX O., DINNE K., QUOILIN S., MOREAU A., STRUELENS M. Een Legionellabesmetting na een hotelbezoek in het zuiden van het land. Epidemiologisch Bulletin van de Vlaamse Gemeenschap 2; No 1:8. RONVEAUX O., QUOILIN S., VAN LOOCK F. Infectious disease surveillance in Belgium during the Euro 2 football tournament. Eurosurveillance weekly, 22 June 2. RONVEAUX O., VAN LOOCK F., DINNE K., MAES N., QUOILIN S., SASSE A., STRUELENS M. An international outbreak of Legionnaires Disease in a Belgian hotel. 9 th International Congress on Infectious Diseases, Buenos Aires, 1-13/4/2. Abstract book p 23. DUCOFFRE G., CAUCHIE P. Simpson S. Respiratory Syncytial Virus Epidemiology in Belgium. ESPID 2, Noordwijk, 3-5/5/2 ; Abstract book p 74. VAN LOOCK F., GALLAY A., DEMAREST S., VAN DER HEYDEN J., VAN OYEN H. Outbreak of Coca-Cola-related illness in Belgium : a true association. Lancet, 1999, 354, PIÉRARD D., CROWCROFT N., DE BOCK S., POTTERS D., CRABBE G., VAN LOOCK F., LAUWERS S. A case-control study of sporadic infection with O157 and non-o157 verocytotoxin- producing E. coli. Epidemiol. Infect. 1999, 122, VAN LOOCK F. Notification of communicable diseases. Archives of Public Health, 1999, 57(5), DUCOFFRE G. Diagnosis and surveillance of infectious diseases. Archives of Public Health, 1999, 57(5), Lijst van publicaties

394 Peillaboratoria Lijst van publicaties QUOILIN S., DUPONT Y., VAN LOOCK F., DUCOFFRE G. Electronic surveillance in the sentinel laboratory network in Belgium. Archives of Public Health, 1999, 57(supp.1), 14. CROWCROFT N.S., INFUSO A., ILEF D., LE GUENNO B., DESENCLOS J.C., VAN LOOCK F., CLEMENT J. Risk factors for human hantavirus infection : Franco-Belgian collaborative case-control study during epidemic. BMJ, 1999, 318, VAN LOOCK F., DUCOFFRE G. Overzicht van infectieziekten, geregistreerd door de peillaboratoria in Epidemiologisch Bulletin van de Vlaamse Gemeenschap 1998 (n 24). VAN LOOCK F. Notification of Communicable Diseases. European Union for School and University Health and Medicine, Newletter, august 1998, VAN LOOCK F. De ziekte van Lyme Epidemiologisch Bulletin van de Vlaamse Gemeenschap 1999/2 (n 26). VAN PELT W., RONVEAUX O., GALLAY A., VAN LEEUWEN W.J., CHASSEUR-LIBOTTE M.L., VAN DUYNHOVEN Y.T.H.P., VAN LOOCK F., GODARD C. Een explosie van Salmonella enterica serovar Enteritidis (S. Enteritidis) in België : Een grensoverschrijdende problematiek? Infectieziekten Bulletin 1999 N 3. VAN LOOCK F., THOMAS I., CLEMENT J., GOOS S., COLSON P. A case-control study after a hantavirus infection outbreak in the south of Belgium : Who is at risk? Clinical Infectious Diseases, 1999, 28, VAN LOOCK F. Early Warning Systems and Public Health Interventions in a Belgian and European Perspective. Acta Clin. Belg., 1994, 49, DUCOFFRE G., WALCKIERS D., GLUPCZYNSKI Y., VERBIST L., VERHAEGEN J., YOURASSOWSKY E. Evolution des infections à pneumocoques en Belgique de 1986 à Acta Clin. Belg., 1993, 48, DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen in België door een netwerk van laboratoria voor microbiologie : toekomst perspectieven. Focus Diagnostica, 1992, 2, DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses en Belgique par un réseau de laboratoires de microbiologie : perspectives d'avenir. Focus Diagnostica, 1992, 2, WALCKIERS D. Surveillance van infectieuze aandoeningen in België door een netwerk van laboratoria voor microbiologie. Ontwikkeling sedert Focus Diagnostica, 1992, 2, 4-8. WALCKIERS D. Surveillance des maladies infectieuses en Belgique par un réseau de laboratoires de microbiologie. Développements depuis Focus Diagnostica, 1992, 2, 4-8. WALCKIERS D., PIOT P., STROOBANT A., VAN DER VEKEN J., DECLERCQ E. Declining trends in some sexually transmitted diseases in Belgium between 1983 and Genitourin. Med., 1991, 67, WALCKIERS D., STROOBANT A., VANDEPITTE J., VERBIST L., WAUTERS G. Surveillance des maladies infectieuses en Belgique par un réseau de laboratoires vigies. Application à Campylobacter et Yersinia enterocolitica. Expérience de sept années. Méd. Mal. Infect., 1991, 21, et 392. WALCKIERS D., STROOBANT A., YOURASSOWSKY E., LION J., CORNELIS R. A sentinel network of microbiological laboratories as a tool for surveillance of infectious diseases in Belgium. Epidemiol. Infect., 1991, 16, Lijst van publicaties 3

395 Lijst van publicaties Peillaboratoria WALCKIERS D., LAUWERS S., STROOBANT A., CORNELIS R., LION J., VAN CASTEREN V. Aspects épidémiologiques des infections à Campylobacter en Belgique. Acta Clin. Belg., 1989, 44, WALCKIERS D., PIOT P., STROOBANT A., CORNELIS R., LION J., VAN CASTEREN V. Aspects épidémiologiques des infections à Neisseria gonorrhoeae en Belgique. Rev. Epidém. et Santé Publ., 1989, 37, VAN DYCK E., WALCKIERS D., PIOT P. Multiple antimicrobial resistance in Haemophilus influenzae isolates from invasive infections in Belgium ( ). Acta Clin. Belg., 1988, 43, WALCKIERS D. Surveillance des maladies infectieuses en Belgique par un réseau de laboratoires de microbiologie. In : Recherche en santé publique en Belgique. Première journée nationale de la santé publique. Bruxelles, 25 novembre Résumés des communications orales et des posters. Arch. B. Méd. soc., Hyg., Méd. Tr. et Méd. lég., 1988, 46, 136. WALCKIERS D., PIOT P., STROOBANT A., CORNELIS R., LION J., VAN CASTEREN V. Aspects épidémiologiques des infections à Chlamydia trachomatis en Belgique. Acta Clin. Belg., 1988, 43, WALCKIERS D., WAUTERS G., STROOBANT A., CORNELIS R., VAN CASTEREN V. Surveillance des maladies infectieuses en Belgique par un réseau de laboratoires de microbiologie : principaux résultats de l'enregistrement Acta Clin. Belg., 1986, 41, WALCKIERS D., VANDEPITTE J., STROOBANT A., CORNELIS R., VAN CASTEREN V. Une nouvelle méthode de surveillance des maladies infectieuses en Belgique : le réseau "vigie" de laboratoires de microbiologie. Med. Mal. Infect., 1986, 16, WALCKIERS D., VAN ROS G., STROOBANT A. Surveillance du paludisme en Belgique par un réseau de laboratoires de microbiologie. Ann. Soc. belge Méd. trop., 1986, 66, WALCKIERS D., VAN CASTEREN V., STROOBANT A., CORNELIS R. Surveillance van infectieziekten door laboratoria voor microbiologie. Tijdschr. Geneeskd., 1986, 42, STROOBANT A., VAN CASTEREN V., WALCKIERS D. Surveillance infectieuze aandoeningen door een net van laboratoria voor microbiologie, Infectie door Entamoeba histolytica. Tijdschrift van de Belgische Vereniging van Laboratoriumtechnologen, 1986, 13, STROOBANT A., VAN CASTEREN V., WALCKIERS D. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, Revue de l'association Belge des Technologues de Laboratoire. Brucellose : 1985, 12, 347. Infection à Yersinia enterocolitica : 1986, 13, STROOBANT A., VAN CASTEREN V., WALCKIERS D. Surveillance des maladies infectieuses par les laboratoires en Revue de l'association Belge des Technologues de Laboratoire. Brucellose : 1984, 11, Legionellose : 1984, 11, Infection à Listeria : 1984, 11, Paludisme : 1985, 12, Infection à Pneumocoques : 1985, 12, Infection à Campylobacter : 1985, 12, Infection à Chlamydia : 1985, 12, Lijst van publicaties

396 Peillaboratoria Lijst van publicaties STROOBANT A., VAN CASTEREN V., WALCKIERS D. Surveillance infectieuze aandoeningen door microbiologische laboratoria in Tijdschrift van de Belgische Vereniging van Laboratoriumtechnologen. Malaria : 1984, 11, Infectie door Yersinia enterocolitica : 1984, 11, Infectie door Mycobacterium : 1985, 12, Infectie door Haemophilus influenzae : 1985, 12, Lijst van publicaties 5

397 Peillaboratoria Lijst WIV-rapporten DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, 25 + tendances épidémiologiques Mars 27 (D/26/255/29). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, 25 + epidemiologische trends Maart 27 (D/26/255/3). DUCOFFRE G. Laboratoires de référence : leur rôle dans le cadre du réseau des laboratoires vigies Février 27 (D/27/255/4). DUCOFFRE G. Referentielaboratoria : hun rol in het kader van het netwerk van peillaboratoria Februari 27 (D/27/255/5). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, 24 + tendances épidémiologiques Décembre 25 (D/25/255/32). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, 24 + epidemiologische trends December 25 (D/25/255/33). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, 23 + tendances épidémiologiques Novembre 24 (D/24/255/2). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, 23 + epidemiologische trends November 24 (D/24/255/21). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, 22 + tendances épidémiologiques Janvier 24 (D/23/255/34). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, 22 + epidemiologische trends Januari 24 (D/23/255/35). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, 21 + tendances épidémiologiques Janvier 23 (D/22/255/43). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, 21 + epidemiologische trends Januari 23 (D/22/255/44). DUCOFFRE G. Laboratoires de référence : leur rôle dans le cadre du réseau des laboratoires vigies D/22/255/37. DUCOFFRE G. Referentielaboratoria : hun rol in het kader van het netwerk van peillaboratoria D/22/255/38. QUOILIN S. Investigation d un épisode épidémique de rhume de hanche dans une école à Nivelles, janvier 21 D/22/255/9. Lijst WIV-rapporten 1

398 Lijst WIV-rapporten Peillaboratoria HANQUET G., VAN LOOCK F. Trends of syphilis cases reported by the sentinel laboratory network. Belgium, January 2 April 21 (résumés en français et néerlandais). D/21/255/12. DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, 2 + epidemiologische trends Januari 22 (D/2/255/28). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, 2 + tendances épidémiologiques Janvier 22 (D/2/255/27). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, epidemiologische trends November 2, 268 p. (D/1999/255/29). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, tendances épidémiologiques Novembre 2, 268 p. (D/1999/255/28). QUOILIN S. Rapport sur l épidémie d hépatite A à Templeuve. Février 2. DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, epidemiologische trends November 1999, 22 p. (D/1999/255/25). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, tendances épidémiologiques Novembre 1999, 22 p. (D/1999/255/24). QUOILIN S. Rapport sur l intervention lors d un épisode épidémique de Legionella pneumophila. Juin GALLAY A., QUOILIN S., VAN LOOCK F. Epidémie d hépatite A au centre la Clairière à Bruxelles. Février - Mai DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, epidemiologische trends November 1998, 22 p. (D/1998/255/27). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, tendances épidémiologiques Novembre 1998, 22 p. (D/1998/255/26). DUCOFFRE G. Referentielaboratoria : hun rol in het kader van het netwerk van Peillaboratoria. November 1997, 8 p. (D/1997/255/37). DUCOFFRE G. Laboratoires de référence : leur rôle dans le cadre du réseau des Laboratoires Vigies. November 1997, 76 p. (D/1997/255/36). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, epidemiologische trends November 1997, 24 p. (D/1997/255/31). 2 Lijst WIV-rapporten

399 Peillaboratoria Lijst WIV-rapporten DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, tendances épidémiologiques Novembre 1997, 24 p. (D/1997/255/3). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, retrospectieve November 1996, 177 p. (D/1996/255/16). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, rétrospective Novembre 1996, 177 p. (D/1996/255/15). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, retrospectieve December 1995, 148 p. (D/1995/255/27). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, rétrospective Décembre 1995, 148 p. (D/1995/255/26). November 199, 48 p. (D/199/255/27). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, retrospectieve December 1994, 135 p. (D/1994/255/21). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, rétrospective Décembre 1994, 135 p. (D/1994/255/2). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, retrospectieve November 1993, 82 p. (D/1993/255/25). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, rétrospective Novembre 1993, 81 p. (D/1993/255/24). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, retrospectieve Februari 1993, 64 p. (D/1992/255/45). DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, rétrospective Février 1993, 64 p. (D/1992/255/33). DUCOFFRE G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, retrospectieve November 1991, 32 p. DUCOFFRE G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, rétrospective Novembre 1991, 32 p. WALCKIERS D. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, retrospectieve WALCKIERS D. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, rétrospective Novembre 199, 48 p. (D/199/255/26). Lijst WIV-rapporten 3

400 Lijst WIV-rapporten Peillaboratoria WALCKIERS D. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie, retrospectieve September 1989, 56 p. (D/1989/255/28). WALCKIERS D. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie, rétrospective Septembre 1989, 56 p. (D/1989/255/27). WALCKIERS D. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie Juli 1988, 58 p. (D/1988/255/17). WALCKIERS D. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie Juillet 1988, 58 p. (D/1988/255/16). WALCKIERS D. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie October 1987, 62 p. (D/1987/255/39). WALCKIERS D. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie October 1987, 62 p. (D/1987/255/38). WALCKIERS D. Surveillance. van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie October 1985, 54 p. (D/1986/255/79). WALCKIERS D. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie Octobre 1986, 51 p. (D/1986/255/77). (Résumé paru dans le Bulletin Epidémiologique Hebdomadaire Français, 1987, 2, 6-7). WALCKIERS D. Surveillance van infectieuze aandoeningen door de laboratoria voor microbiologie in Oktober 1985, 22 p. (D/1985/255/41). WALCKIERS D. Surveillance des maladies infectieuses par les laboratoires de microbiologie en Octobre 1985, 22 p. (D/1985/255/4). STROOBANT A., VAN CASTEREN V., WALCKIERS D. Surveillance van infectieziekten door de laboratoria voor microbiologie in November 1984, 18 p. (D/1984/255/34). STROOBANT A., VAN CASTEREN V., WALCKIERS D. Surveillance des maladies infectieuses par les laboratoires de microbiologie. Novembre 1984, 2 p. (D/1984/255/33). 4 Lijst WIV-rapporten

401 Peillaboratoria Bijlage 1 LIJST VAN REFERENTIELABORATORIA / REFERENTIECENTRA Naam van de kiem / de ziekte Verantwoordelijke Instelling Adres ANAPLASMOSE Dr. C. VANDENVELDE Kon. Astrid Militair Hospitaal Bruynstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Christian.vandenvelde@mil.be BACILLUS ANTHRACIS Dr. P. BUTAYE C.O.D.A. Groeselenberg, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ pabut@var.fgov.be BARTONELLA HENSELAE Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc Microbiologie Hippocrateslaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Delmee@mblg.ucl.ac.be BORDETELLA PERTUSSIS Dr. S. LAUWERS UZ Brussel - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@uzbrussel.be BORRELIA BURGDORFERI Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc Microbiologie Hippocrateslaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Delmee@mblg.ucl.ac.be Dr. M. VAN RANST U.Z. - CDG8 - Virologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Marc.vanranst@uz.kuleuven.ac.be REFERENTIEGROEP Dr. V. GERIN (Labo) Clinique St-Pierre (Laboratorium) Av. Reine Fabiola, Ottignies Tel. : 1/ Fax : 1/ vincentgerin@swing.be Dr. V. LUYASU (RILY) Clinique St-Pierre (RILY) Av. Reine Fabiola, Ottignies Tel. : 479/ victor.luyasu@skynet.be BRUCELLA sp. Dr. Wet. K. WALRAVENS C.O.D.A. Groeselenberg, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Kawal@var.fgov.be BURKHOLDERIA CEPACIA Dr. P. VANDAMME Universiteit Gent - Microbiologie Ledeganckstraat 35 9 Gent Tel. : 9/ Fax : 9/ Peter.Vandamme@rug.ac.be CALICIVIRUS DE TYPE NORWALK Dr. M. VAN RANST U.Z. - CDG8 - Virologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Marc.vanranst@uz.kuleuven.ac.be CAMPYLOBACTER sp. Dr. O. VANDENBERG CHU Saint-Pierre - Microbiologie Hoogstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ olivier_vandenberg@stpierre-bru.be CLOSTRIDIUM BOTULINUM Dr. R. VANHOOF W.I.V. - Dpt Pasteur Engelandstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Rvanhoof@pasteur.be CLOSTRIDIUM DIFFICILE Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc Microbiologie Hippocrateslaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Delmee@mblg.ucl.ac.be CORONAVIRUS Dr. M. VAN RANST U.Z. - CDG8 - Virologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Marc.vanranst@uz.kuleuven.ac.be CORYNEBACTERIUM DIPHTERIAE Dr. S. LAUWERS UZ BRUSSEL - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@uzbrussel.be CRYPTOCOCCUS NEOFORMANS Dr. D. SWINNE W.I.V. - Mycologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ D.swinne@iph.fgov.be CRYPTOSPORIDIUM sp. Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be CYCLOSPORA Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be DENGUE Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be ECHINOCOCCUS MULTILOCULARIS Dr. Y. CARLIER Erasme Ziekenhuis - Parasitologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ ycarlier@ulb.ac.be ENTAMOEBA HISTOLYTICA Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be ENTEROCOCCUS Dr. H. GOOSSENS U.Z. Antwerpen - Microbiologie Wilrijkstraat, Edegem Tel. : 3/ Fax : 3/ Herman.goossens@uza.be ENTEROVIRUS Dr. P. GOUBAU Clin. St- Luc - ESP3 Hippocrateslaan, 54/92 12 Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ goubau@mblg.ucl.ac.be Dr. C. LIESNARD U.Z. Erasmus - Microbiologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Cliesnar@ulb.ac.be Dr. M. VAN RANST U.Z. - CDG8 - Virologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Marc.vanranst@uz.kuleuven.ac.be ESCHERICHIA COLI VTEC en EHEC Dr. D. PIERARD UZ BRUSSEL - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@uzbrussel.be FRANCISELLA TULARENSIS Dr. Wet.. K. WALRAVENS C.O.D.A. Groeselenberg, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ kawal@var.fgov.be HAEMOPHILUS INFLUENZAE Dr. F. CROKAERT CHU Saint-Pierre - Microbiologie Hoogstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ fcrokaert@ulb.ac.be HANTAVIRUS Dr. C. VANDENVELDE Kon. Astrid Militair Hospitaal Bruynstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Christian.vandenvelde@mil.be Virale HEPATITIS Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be H.I.V. Dr. K. FRANSEN I.T.G. - Virologie Nationalestraat, Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Kfransen@microbiol.itg.be Dr. P. GOUBAU Clin. St- Luc - ESP3 Hippocrateslaan, 54/92 12 Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ goubau@mblg.ucl.ac.be Dr. D. PIERARD A.Z. - V.U.B. - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@az.vub.ac.be Dr. C. LIESNARD U.Z. Erasmus - Microbiologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Cliesnar@ulb.ac.be Dr. J. PLUM U.Z. - R.U.G. - Virologie De Pintelaan, Blok A 9 Gent Tel. : 9/ Fax : 9/ J.plum@rug.ac.be Bijlage 1 1

402 Bijlage 1 Peillaboratoria Naam van de kiem / de ziekte Verantwoordelijke Instelling Adres H.I.V. Dr. A. GOTHOT U.Lg. - Bloedtransfusie Sart-Tilman B35 4 Liège Tel. : 43/ Fax : 43/ Transfusion@ulg.ac.be Dr. M. VAN RANST U.Z. - CDG8 - Virologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Marc.vanranst@uz.kuleuven.ac.be LEGIONELLA PNEUMOPHILA Dr. S. LAUWERS UZ Brussel - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Labomicro@uzbrussel.be Dr. M. STRUELENS U.Z. Erasmus - Microbiologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Marc.struelens@ulb.ac.be LEISHMANIA sp. Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be LEPTOSPIRA sp. Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be LISTERIA MONOCYTOGENES Dr. Wet. M. YDE W.I.V. - Bacteriologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ M.yde@iph.fgov.be MORBILLIVIRUS Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be MYCOBACTERIUM sp. Dr. Ap. M. DUFAUX W.I.V. - Dpt Pasteur - Mycobacteriologie Engelandstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Mfauville@pasteur.be Dr. F. PORTAELS I.T.G. - Mycobacteriologie Nationalestraat, Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ portaels@itg.be NEISSERIA GONORRHOEAE Dhr. E. VAN DYCK I.T.G. - Microbiologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ evandyck@itg.be Ap. T. CRUCITTI I.T.G. - Microbiologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ tcrucitti@itg.be NEISSERIA MENINGITIDIS Mevr. F. CARION W.I.V. - Bacteriologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ F.carion@iph.fgov.be PASTEURELLA sp. Dr. M. VANROBAEYS DGZ-VL. - Laboratorium West Industrielaan, Torhout Tel. : 5/ Fax : 5/ Mia.vanrobaeys@dgz.be PLASMODIUM sp. Dr. M. VAN ESBROECK I.T.G. - Klinische Biologie Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be POLIOVIRUS Dr. M. VAN RANST U.Z. - CDG8 - Virologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Marc.vanranst@uz.kuleuven.ac.be RABIES Dr. I. LE ROUX W.I.V. - Dpt Pasteur - Hondsdolheid Engelandstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ ileroux@pasteur.be RUBIVIRUS Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be SALMONELLA sp. Dr. Wet. S. BERTRAND W.I.V. - Bacteriologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ j.collard@iph.fgov.be SHIGELLA sp. Dr. Wet. S. BERTRAND W.I.V. - Bacteriologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ j.collard@iph.fgov.be STAPHYLOCOCCUS AUREUS Dr. M. STRUELENS U.Z. Erasmus - Bacteriologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Marc.struelens@ulb.ac.be FAAGTYPERING Mevr. C. WILDEMAUWE W.I.V. - Dpt Pasteur - Faagtypering Engelandstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Cwildemauwe@pasteur.be STREPTOCOCCUS AGALACTIAE (groep B) Dr. P. MELIN C.H.U. - Medicale Microbiologie Sart-Tilman Bât Liège Tel. : 43/ Fax : 43/ Pierrette.melin@chu.ulg.ac.be STREPTOCOCCUS PNEUMONIAE Dr. J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Jan.verhaegen@uz.kuleuven.ac.be STREPTOCOCCUS PYOGENES (groep A) Dr. H. GOOSSENS U.Z. - Antwerpen - Microbiologie Wilrijkstraat, Edegem Tel. : 3/ Fax : 3/ Herman.goossens@uza.be TEKENENCEFALITIS Dr. C. VANDENVELDE Kon. Astrid Militair Hospitaal Bruynstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Christian.vandenvelde@mil.be TOXOPLASMA Dr. C. LIESNARD U.Z. Erasmus - Microbiologie Lenniksebaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ cliesnar@ulb.ac.be Dr. A. NAESSENS UZ Brussel - Microbiologie Laarbeeklaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Anne.naessens@uzbrussel.be Mr S. DECRAEYE W.I.V. - Dpt Pasteur - Toxoplasmose Engelandstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ sdecraeye@pasteur.be VIBRIO CHOLERAE Dr. P. DE MOL C.H.U. Medische Microbiologie Sart-Tilman B23 4 Liège Tel. : 43/ Fax : 43/ P.demol@ulg.ac.be VIBRIO PARAHAEMOLYTICUS Dr. P. DE MOL C.H.U. - Medische Microbiologie Sart-Tilman B23 4 Liège Tel. : 43/ Fax : 43/ P.demol@ulg.ac.be YERSINIA ENTEROCOLITICA Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc Microbiologie Hippocrateslaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Delmee@mblg.ucl.ac.be Dr. J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, 49 3 Leuven Tel. : 16/ Fax : 16/ Jan.verhaegen@uz.kuleuven.ac.be YERSINIA PESTIS Dr. P. WATTIAU C.O.D.A. Groesenlenberg, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ pierre.wattiau@var.fgov.be YERSINIA PSEUDOTUBERCULOSIS Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc Microbiologie Hippocrateslaan, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ Delmee@mblg.ucl.ac.be WEST NILE VIRUS Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2/ Fax : 2/ b.brochier@iph.fgov.be Dr. M. VAN ESBROECK I.M.T. - Biologie Clinique Kronenburgstraat, 43/3 2 Antwerpen Tel. : 3/ Fax : 3/ Mvesbroeck@itg.be Voor alle kiemen : Dr. R. VANHOOF W.I.V. - Dpt Pasteur - Antibiotica Engelandstraat, Brussel aminoglycosideresistentie Tel. : 2/ Fax : 2/ Rvanhoof@pasteur.be 3/28 2 Bijlage 1

403 Peillaboratoria Bijlage 2 W.I.V. / Epidemiologie G. HANQUET / G. DUCOFFRE J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 2 / Fax : genevieve.ducoffre@iph.fgov.be SURVEILLANCE VAN INFECTIEZIEKTEN DOOR PEILLABORATORIA Week, van tot KIEM PATIËNT STAAL TECHNIEK (Cultuur : C, Serologie : S, Detectie van AG : AG, Moleculaire : M) ADENOVIRUS (respir.) B. PERTUSSIS B. BURGDORFERI 1 C. PSITTACI C. TRACHOMATIS 1 HANTAVIRUS HAV (IgM+) HBV (IgM+ et/ou Hbe Ag) HCV (PCR) INFLUENZA A INFLUENZA B LEGIONELLA PNEUM. MORBILLIVIRUS (IgM+) M. PNEUMONIAE 1 N. GONORRHOEAE N. MENINGITIDIS 2 PARAINFLUENZA PARVOVIRUS B19 ROTAVIRUS Geboorte- Gesl. Postcode Identificatie- Ref. Oorsprong C S AG M Andere datum M/V/? nummer 1 (J/N) (preciseren) RUBIVIRUS (IgM+) Zwanger : J/N S. PNEUMONIAE 2 1 T. PALLIDUM (actief*) * : RPR/VDRL > 1:4 en positieve treponemale test RSV Opmerking (kliniek, land van besmetting, plaats van besmetting, ) : preciseer de kiem : Vermeld het identificatienummer van het staal voor kiemen die naar het referentielaboratorium verstuurd worden en/of aangifteplichtig zijn (onderstreepte kiem) 2. Normaal steriele ruimte : bloed, C.S.V., gewrichts-, pericard-, peritoneaal- of pleuraalvocht Bijlage 2 1

404 Bijlage 2 Peillaboratoria KIEM PATIËNT STAAL EPIDEMIOLOGISCHE Geboorte- Gesl. Post- Oorsprong Ref. Identificatie- OPMERKINGEN 2 datum M/V/? code Bloed L.V. Stoelg. Andere Lab nummer 1 CAMPYLOBACTER 1 CRYPTOSPORIDIUM 1 CYCLOSPORA (prec.) E. COLI 4 (VTEC-EHEC) VORM : E. HISTOLYTICA GIARDIA 1 2 H. INFLUENZAE 5 TYPE : RESISTENTIE : LISTERIA PLASMODIUM SALMONELLA Cluster 6 AANTAL : PLAATS : SHIGELLA S. PYOGENES 5 J / N Y. ENTEROCOLITICA NEONATALE SEPTICEMIE EN/OF MENINGITIS Alle kiemen geïsoleerd uit bloed of uit C.S.V. bij kinderen < 28 dagen oud KIEM Leeftijd Geslacht Staal Overleden OPMERKINGEN (dagen) M / V /? Bloed L.V. J / N /? (état clinique, infections associées,...) ENTEROVIRUS IN C.S.V. Geboorte- Geslacht Postcode Gestuurd naar ref. lab OPMERKINGEN datum M/V/? J/N/? (kliniek, symptomen,...) / VRAGENLIJST INVULLEN 1. Vermeld het staal nummer identificatie voor kiemen die naar het referentielaboratorium verstuurd worden en/of aangifteplichtig zijn (onderstreepte kiem) 2. Species, land van besmetting, betrokken dier, geassocieerde infectie, Alleen isolaten afkomstig uit bloed of bloederige stoelgang 4. Enkel voor VTEC- of EHEC- isolaten (157:H7 en andere) afkomstig uit stoelgangstalen 5. Bloed, C.S.V. of andere diepe lokalisaties (gewrichts-, pericard-, peritoneaal- of pleuraalvocht) maar niet uit ooretter 6. Meer dan 2 gevallen uit dezelfde groep met dezelfde kiem binnen één week TER HERINNERING, OOK ZENDING NAAR DE REFERENTIELABORATORIA (STAMMEN + VRAGENLIJST) Bacillus anthracis Bartonella henselae Brucella sp. Burkholderia cepacia Calicivirus van het type Norwalk Clostridium botulinum Clostridium difficile Coronavirus (SARS) Corynebacterium diphteriae Cryptococcus neoformans Dengue Echinococcus multilocularis Ehrlichiose Enterovirus in de stoelgang Enterococcus Francisella tularensis Leishmania sp. Leptospira sp. Mycobacterium sp. Pasteurella sp. Poliovirus Rabiës Salmonella sp. S. aureus Streptococcus agalactiae Tekenencefalitis Vibrio cholerae / parahaemolyticus Yersina pestis / pseudotuberculosis West Nile Virus 2 Bijlage 2

405 Peillaboratoria Bijlage 3 WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID Afdeling Epidemiologie Fax : 2/ Tel. : 2/ Mevr. Geneviève DUCOFFRE g.ducoffre@iph.fgov.be Netwerk van Peillaboratoria http : Maandelijks rapport DECEMBER 26 (weken 49 tot 52) voor VLAANDEREN en BRUSSEL Verwerking op 23/1/27 Campylobacter - N = 191 N. meningitidis (Referentielaboratorium) - N = serogroep B (N=9) C (N=2) Aw Mh Th N/week 2 B HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg 26 max min Aw Mh Th N/maand 4 B HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg 26 max min J F M A M J J A S O N D R.S.V. - N = 218 Rotavirus - N = Aw Mh Th N/week 75 5 B HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg 26 max min Aw Mh Th N/week 75 5 B HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg 26 max min , M. pneumoniae - N = 22 S. typhimurium (Referentielaboratorium) - N = Aw Mh Th N/week 15 1 B HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg 26 max min Aw Mh Th N/week 8 B HV Lv Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Al Dm Ek Gt Od SN Hs Ms Tg 26 max min N. meningitidis : In december 26 diagnosticeerde het referentielaboratorium 16 gevallen, verspreid over Vlaanderen (N=8), Brussel (N=3) en Wallonië (N=5). In 26 behoorden 11/138 (8%) gevallen tot serogroep C, in 25 18/171 (11%), in 24 21/157 (13%), in 23 47/228 (21%), in 22 89/262 (34%), in /38 (47%) en in 2 85/267 (31%). In 26 behoorden 114/138 (83%) gevallen tot serogroep B, in /171 (83%), in /228 (72%), in /228 (72%), in /262 (61%), in /38 (45%) en in 2 164/267 (61%). R.S.V. : Het virus blijft sinds oktober in heel het land in omloop; het aantal gevallen dat het netwerk in december 26 heeft gediagnosticeerd, ligt hoger dan voordien : 26, N=218; 25, N=1758; 24, N=1531; 23, N=1487; 22, N=947; 21, N=113; 41/185 (22%) gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Turnhout zijn gelokaliseerd in de stad Turnhout en 65/168 (39%) gevallen gediagnosticeerd in het arrondissement Gent zijn gelokaliseerd in de stad Gent. Rotavirus : Het virus begint in heel het land in omloop te zijn. Aw Mh Th Antwerpen Mechelen Turnhout B HV Lv Brussel Halle-Vilvoorde Leuven Bg Dk Ip Kr Os Rs Tl Vr Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne Al Dm Ek Gt Od SN Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas Hs Ms Tg Hasselt Maaseik Tongeren WIV/3112/26 Bijlage 3 1

406 Bijlage 3 Peillaboratoria WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID Afdeling Epidemiologie Fax : 2/ Tél. : 2/ Mevr. Geneviève DUCOFFRE g.ducoffre@iph.fgov.be Netwerk van Peillaboratoria http : Aantal gediagnosticeerde gevallen gedurende de observatieperiode (weken 49-52) voor 26 en vergelijking tussen het cumulatief aantal gevallen sinds begin 26 (weken 1-52) en begin 25 (weken 1-52) Verwerking op 23/1/27 BRUSSEL (a) VLAANDEREN (a) WALLONIE (a) ONBEKEND (a) TOTAAL KIEMEN weken Adenovirus B. pertussis B. burgdorferi ( i+j) Campylobacter C. psittaci C. trachomatis Cryptococcus (f) Cryptosporidium Cyclospora (d) E. histolytica (d) E. coli (VTEC + EHEC) Giardia H. influenzae (g) Hantavirus (d) Hepatitis A Hepatitis B Hepatitis C (i) Influenza A Influenza B L. pneumophila (bact + serol) L. pneumophila (urine) Listeria (d) Morbillivirus M. pneumoniae N. gonorrhoeae N. meningitidis (d) Parainfluenza Parvovirus B Plasmodium (d) RSV Rotavirus Rubivirus S. enteritidis (f) S. hadar (f) S. typhimurium (f) Salmonella andere (f) Shigella S. pneumoniae (g) S. pyogenes (c) Y. enterocolitica TOTAAL aantal laboratoria (e) % deelname (b) (a) verdeling volgens de locatie van de patiënt (b) deelnamepercentage van de peillaboratoria : (aantal opgestuurde formulieren / aantal verwachte formulieren) x 1 (c) diepe isolaties (d) referentielaboratorium + peillaboratoria (e) verdeling volgens de locatie van het laboratorium (f) referentielaboratorium (g) diepe isolaties behalve ooretter (h) alleen CSV (i) nieuwe + oude gevallen (j) verdachte + bevestigde gevallen 2 Bijlage 3

407 Peillaboratoria Bijlage 4 Influenza Nationaal Griepcentrum. België WIV Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Eng Fr Griep België Europa De wereld Contact Griep Influenzavirussen Vaccinatie Behandeling Seizoenen 23-6 Weekrapport Historic graphs H5N1 some links EISS Flunet WHO reports Ons instituut Onze afdeling Links Vogelgriep: Call center: Procedure in geval van een vermoeden van influenza A/H5N1 bij de mens (geneesheren en gezondheidswerkers) -> rubriek " beroepsleven" -> "Opleiding artsen " Toestand op 2/5/27 (week 2) Bijlage 4 1

Dankwoord. Peillaboratoria

Dankwoord. Peillaboratoria Peillaboratoria Wij bedanken de verantwoordelijken van de peillaboratoria die aan de registratie van 2006 hebben deelgenomen. De lijst van deze laboratoria wordt per provincie en per postcode voorgesteld.

Nadere informatie

Dankwoord. Peillaboratoria

Dankwoord. Peillaboratoria Peillaboratoria Wij bedanken de verantwoordelijken van de peillaboratoria die aan de registratie van 2007 hebben deelgenomen. De lijst van deze laboratoria wordt per provincie en per postcode voorgesteld.

Nadere informatie

Respiratoir Syncytiaal Virus

Respiratoir Syncytiaal Virus Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trends van infecties met R.S.V. (1996-1), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling

Nadere informatie

Dankwoord. Peillaboratoria

Dankwoord. Peillaboratoria Peillaboratoria Wij bedanken de verantwoordelijken van de peillaboratoria die aan de registratie van 2008 hebben deelgenomen. De lijst van deze laboratoria wordt per provincie en per postcode voorgesteld.

Nadere informatie

Influenza B. Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk. Peillaboratoria. 1. Doelstellingen. 2. Representativiteit in 2004

Influenza B. Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk. Peillaboratoria. 1. Doelstellingen. 2. Representativiteit in 2004 Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de voornaamste epidemiologische kenmerken van de

Nadere informatie

Dankwoord. Peillaboratoria

Dankwoord. Peillaboratoria Peillaboratoria Wij bedanken de verantwoordelijken van de peillaboratoria die aan de registratie van 2010 hebben deelgenomen. De lijst van deze laboratoria wordt per provincie en per postcode voorgesteld.

Nadere informatie

Streptococcus pyogenes

Streptococcus pyogenes Peillaboratoria Streptococcus pyogenes Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van infecties met S. pyogenes (1994-24), schatting incidentie op nationaal

Nadere informatie

in vergelijking met 2002 en 2003, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden (tabel 2).

in vergelijking met 2002 en 2003, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden (tabel 2). Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van het aantal geregistreerde gevallen van hepatitis A (1994-24), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau,

Nadere informatie

Mycoplasma pneumoniae

Mycoplasma pneumoniae Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van infecties met M. pneumoniae (1996-23), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling

Nadere informatie

in vergelijking met 2001, lichte stijging van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2).

in vergelijking met 2001, lichte stijging van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2). Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van het aantal diagnoses van (1986-00), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling

Nadere informatie

Respiratoir Syncytiaal Virus

Respiratoir Syncytiaal Virus Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trends van infecties met R.S.V. (1996-), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling

Nadere informatie

Respiratoir Syncytiaal Virus

Respiratoir Syncytiaal Virus Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trends van infecties met R.S.V. (1996-22), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling

Nadere informatie

Chlamydia trachomatis

Chlamydia trachomatis Peillaboratoria Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van het aantal gevallen met C. trachomatis (1986-23), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau,

Nadere informatie

Bordetella pertussis

Bordetella pertussis Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. S. LAUWERS UZ Brussel - Microbiologie Laarbeeklaan, 11 19 Brussel Tel. : 2/477.5. Fax : 2/477.5.15

Nadere informatie

in vergelijking met 2002, stabilisatie van het aantal laboratoria die ten minste één geval diagnosticeerden (tabel 2).

in vergelijking met 2002, stabilisatie van het aantal laboratoria die ten minste één geval diagnosticeerden (tabel 2). Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van infecties met (1996-23), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van de

Nadere informatie

Bordetella pertussis

Bordetella pertussis Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Coördinaten van het Referentielaboratorium Dr. D. PIERARD UZ Brussel - Microbiologie Laarbeeklaan, 11 19 Brussel Tel. : 2/477.5. Fax : 2/477.5.15

Nadere informatie

Haemophilus influenzae

Haemophilus influenzae Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr F. CROKAERT CHU St-Pierre - Microbiologie Hoogstraat, 322 1000 Brussel Tel. : 02/541.37.06 Fax :

Nadere informatie

Respiratoir Syncytiaal Virus

Respiratoir Syncytiaal Virus Peillaboratoria Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trends van R.S.V.-infecties (1996-21), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau,

Nadere informatie

Oostende Waremme

Oostende Waremme Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van infecties met het (1996-26), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van

Nadere informatie

Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/

Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/ Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Coördinaten van het Referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, 14 1 Brussel Tel. : 2/642.55.98 Fax : 2/642.56.54

Nadere informatie

Philippeville

Philippeville Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van de Referentielaboratoria Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc 549 - Microbiologie Hippocrateslaan, 54 12 Brussel Tel. : 2/764.54.9 Fax :

Nadere informatie

Respiratoir Syncytiaal Virus

Respiratoir Syncytiaal Virus Peillaboratoria Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trends van R.S.V.-infecties (1996-24), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau,

Nadere informatie

Dankwoord. Peillaboratoria

Dankwoord. Peillaboratoria Peillaboratoria Wij bedanken de verantwoordelijken van de peillaboratoria die aan de registratie van 2003 hebben deelgenomen. De lijst van deze laboratoria wordt per provincie en per postcode voorgesteld.

Nadere informatie

Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/

Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/ Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, 14 15 Brussel Tel. : 2/642.55.98 Fax : 2/642.56.54

Nadere informatie

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten :

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten : Voorwoord Dit rapport bevat drie soorten documenten : de documenten die door het WIV zijn opgemaakt op basis van de gegevens verzameld door een netwerk van peillaboratoria in het kader van de surveillance

Nadere informatie

in vergelijking met 2002, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden in Wallonië (2002 : N=19, 2003 : N=14; tabel 2).

in vergelijking met 2002, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden in Wallonië (2002 : N=19, 2003 : N=14; tabel 2). Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van infecties met het (1996-23), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau, voorstelling van

Nadere informatie

Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/

Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/ Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, 14 Brussel Tel. : 2/642..98 Fax : 2/642.6.4 E-mail

Nadere informatie

Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % N %

Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % N % Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. C. VADEVELDE Kon. Astrid Militair Hospitaal Bruynstraat, 2 112 Brussel Tel. : 2/264.4.44 Fax :

Nadere informatie

Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen

Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. C. VADEVELDE Kon. Astrid Militair Hospitaal Bruynstraat, 2 112 Brussel Tel. : 2/264.4.44 Fax :

Nadere informatie

Chlamydia trachomatis

Chlamydia trachomatis Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Doelstellingen schatting trend van het aantal gevallen met C. trachomatis (1986-29), schatting incidentie op nationaal en arrondissementsniveau,

Nadere informatie

Dankwoord. Peillaboratoria

Dankwoord. Peillaboratoria Peillaboratoria Wij bedanken de verantwoordelijken van de peillaboratoria die aan de registratie van 2000 hebben deelgenomen. De lijst van deze laboratoria wordt per provincie en per postcode voorgesteld.

Nadere informatie

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j. 4 5 j j j j j j j j. 88 > 65 j.

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j. 4 5 j j j j j j j j. 88 > 65 j. Referentielaboratorium Brussel Inleiding De resultaten in de onderstaande tabel zijn gebaseerd op patiënten van wie : een staal naar het referentielaboratorium is verstuurd (U.C.L. - Brussel) voor diagnose;

Nadere informatie

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j j j j j j j j j. 96 > 65 j.

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j j j j j j j j j. 96 > 65 j. Referentielaboratorium Brussel Inleiding De resultaten in de onderstaande tabel zijn gebaseerd op patiënten van wie : een staal naar het referentielaboratorium is verstuurd (U.C.L. - Brussel) voor diagnose;

Nadere informatie

Borrelia burgdorferi. Gegevens van de Referentielaboratoria. Inleiding. Voornaamste epidemiologische karakteristieken

Borrelia burgdorferi. Gegevens van de Referentielaboratoria. Inleiding. Voornaamste epidemiologische karakteristieken Gegevens van de Referentielaboratoria Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc 549 - Microbiologie Hippocrateslaan, 54 1 russel Tel. : 2/764.54.9 Fax : 2/764.94.4 E-mail : Delmee@mblg.ucl.ac.be Dr. M. VA RAST U.Z. -

Nadere informatie

Borrelia burgdorferi. Gegevens van de Referentielaboratoria. Inleiding. Voornaamste epidemiologische karakteristieken

Borrelia burgdorferi. Gegevens van de Referentielaboratoria. Inleiding. Voornaamste epidemiologische karakteristieken Gegevens van de Referentielaboratoria Dr. M. DELMEE U.Z. St-Luc 549 - Microbiologie Hippocrateslaan, 54 1 russel Tel. : 2/764.54.9 Fax : 2/764.94.4 E-mail : Delmee@mblg.ucl.ac.be Dr. M. VA RAST U.Z. -

Nadere informatie

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten :

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten : Voorwoord Dit rapport bevat drie soorten documenten : de documenten die door het WIV zijn opgemaakt op basis van de gegevens verzameld door een netwerk van peillaboratoria in het kader van de surveillance

Nadere informatie

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten:

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten: Voorwoord Dit rapport bevat drie soorten documenten: de documenten die door het WIV zijn opgemaakt op basis van de gegevens verzameld door een netwerk van peillaboratoria in het kader van de surveillance

Nadere informatie

Dankwoord. Peillaboratoria

Dankwoord. Peillaboratoria Peillaboratoria Wij bedanken de verantwoordelijken van de peillaboratoria die aan de registratie van 2002 hebben deelgenomen. De lijst van deze laboratoria wordt per provincie en per postcode voorgesteld.

Nadere informatie

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten :

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten : Voorwoord Dit rapport bevat drie soorten documenten : de documenten die door het WIV zijn opgemaakt op basis van de gegevens verzameld door een netwerk van peillaboratoria in het kader van de surveillance

Nadere informatie

Neisseria meningitidis

Neisseria meningitidis In 21 stuurden 1 laboratoria voor klinische biologie verspreid over België 456 stammen naar het referentielaboratorium (W.I.V. - Afdeling Bacteriologie). De stammen kunnen worden ingedeeld in 4 groepen,

Nadere informatie

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten :

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten : Voorwoord Dit rapport bevat drie soorten documenten : de documenten die door het W.I.V. zijn opgemaakt op basis van de gegevens verzameld door een netwerk van peillaboratoria, in het kader van de surveillance

Nadere informatie

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten :

Voorwoord. Dit rapport bevat drie soorten documenten : Voorwoord Dit rapport bevat drie soorten documenten : de documenten die door het WIV zijn opgemaakt op basis van de gegevens verzameld door een netwerk van peillaboratoria in het kader van de surveillance

Nadere informatie

Statistiques Médecins - Geneesheren Statistieken toetreding akkoord , 2/3/2016, geografisch

Statistiques Médecins - Geneesheren Statistieken toetreding akkoord , 2/3/2016, geografisch Description/Beschrijving Antwerpen - Antwerpen Act. Adh. Statistiques Médecins - Geneesheren Statistieken toetreding akkoord 2016-2017, 2/3/2016, geografisch Généralistes-Huisartsen Rej. Spécialistes-Specialisten

Nadere informatie

Chômeurs complets mis au travail en ateliers protégés - Hommes - LIEU D'HABITATION

Chômeurs complets mis au travail en ateliers protégés - Hommes - LIEU D'HABITATION Chômeurs complets mis au travail en ateliers protégés - Hommes - LIEU D'HABITATION Volledig werklozen tewerkgesteld in een beschutte werkplaats - Mannen - WOONPLAATS Antwerpen 01 3 2,96 34,42 7.946,89

Nadere informatie

Nombre de travailleurs assujettis à l'o.n.s.s. répartis par classe d'âge - Hommes - LIEU D'HABITATION

Nombre de travailleurs assujettis à l'o.n.s.s. répartis par classe d'âge - Hommes - LIEU D'HABITATION Nombre de travailleurs assujettis à l'o.n.s.s. répartis par classe d'âge - Hommes - LIEU D'HABITATION Aantal aan de R.S.Z. onderworpen werknemers uitgesplitst naar leeftijdsklasse - Mannen - WOONPLAATS

Nadere informatie

Neisseria meningitidis

Neisseria meningitidis DANKBETUIGINGEN Wij houden eraan de Gezondheidsinspecties te bedanken die regelmatig aangifte hebben gedaan van de meningitis-gevallen. Tevens danken we de laboratoria die, door het zenden van hun stammen,

Nadere informatie

Voorwoord Peillaboratoria Referentielaboratoria Peillaborato- ria + Referentielaboratoria

Voorwoord Peillaboratoria Referentielaboratoria Peillaborato- ria + Referentielaboratoria Voorwoord Dit rapport bevat drie soorten documenten : de documenten die door het W.I.V. zijn opgemaakt op basis van de gegevens verzameld door een netwerk van peillaboratoria, in het kader van de surveillance

Nadere informatie

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : huidig erkende functies per vestigingsplaats

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : huidig erkende functies per vestigingsplaats Naam Naam ZA Pall 009 Antwerpen Algemeen Ziekenhuis Middelheim Antwerpen ZiekenhuisNetwerk Antwerpen 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Antwerpen Campus Middelheim 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 Antwerpen Campus ZNA Middelheim

Nadere informatie

Chômeurs complets de 58 ans et plus (50 ans et plus avec passé professionnel) (*) - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION

Chômeurs complets de 58 ans et plus (50 ans et plus avec passé professionnel) (*) - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION Chômeurs complets de 58 ans et plus (50 ans et plus avec passé professionnel) (*) - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION Volledig werklozen van 58 jaar en ouder (50 jaar en ouder met beroepsverleden)

Nadere informatie

Nombre de patients uniques ayant subi une oesophagectomie, par hôpital en 2012 en Belgique

Nombre de patients uniques ayant subi une oesophagectomie, par hôpital en 2012 en Belgique 1 Nombre de patients uniques ayant subi une oesophagectomie, par hôpital en 12 en Belgique Nombre de patients uniques avec oesophagectomie en 12 1 3 hôpitaux avec >= patients uniques ayant subi une œsophagectomie

Nadere informatie

Chômeurs complets mis au travail en ateliers protégés - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION

Chômeurs complets mis au travail en ateliers protégés - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION Chômeurs complets mis au travail en ateliers protégés - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION Volledig werklozen tewerkgesteld in een beschutte werkplaats - Fysieke eenheden - Mannen - WOONPLAATS

Nadere informatie

Chômeurs complets de 58 ans et plus (50 ans et plus avec passé professionnel) (*) - Hommes - LIEU D'HABITATION

Chômeurs complets de 58 ans et plus (50 ans et plus avec passé professionnel) (*) - Hommes - LIEU D'HABITATION Chômeurs complets de 58 ans et plus (50 ans et plus avec passé professionnel) (*) - Hommes - LIEU D'HABITATION Volledig werklozen van 58 jaar en ouder (50 jaar en ouder met beroepsverleden) (*) - Mannen

Nadere informatie

NEISSERIA MENINGITIDIS STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIE, IN 2002

NEISSERIA MENINGITIDIS STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIE, IN 2002 NEISSERIA MENINGITIDIS STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIE, IN 22 Nationaal Referentiecentrum voor Afdeling Bacteriologie Departement Microbiologie Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Bronnen : Nationaal

Nadere informatie

Algemene ziekenhuizen : erkenningsbesluiten : momenteel geldend voor niercentra

Algemene ziekenhuizen : erkenningsbesluiten : momenteel geldend voor niercentra Algemene ziekenhuizen : sen : momenteel geldend voor entra CAD CAD Adres CAD 009 Netwerk Campus ZNA Middelheim / Koningin Paola Kinder 19/2/2016 7/9/2014 Campus ZNA Middelheim / Koningin Paola Kinder Campus

Nadere informatie

2004 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR NEISSERIA MENINGITIDIS

2004 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR NEISSERIA MENINGITIDIS http://www.iph.fgov.be/bacterio 24 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR NEISSERIA MENINGITIDIS JAARVERSLAG NEISSERIA MENINGITIDIS STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIË IN 24 AFDELING BACTERIOLOGIE WETENSCHAPPELIJK

Nadere informatie

Chômeurs complets dispensés d'inscription (*) - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION

Chômeurs complets dispensés d'inscription (*) - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION Chômeurs complets dispensés d'inscription (*) - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION Volledig werklozen vrijgesteld van inschrijving (*) - Fysieke eenheden - Mannen - WOONPLAATS ethodologische

Nadere informatie

2005 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR NEISSERIA MENINGITIDIS

2005 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR NEISSERIA MENINGITIDIS http://www.iph.fgov.be/bacterio 25 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR NEISSERIA MENINGITIDIS JAARVERSLAG NEISSERIA MENINGITIDIS STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIË IN 25 AFDELING BACTERIOLOGIE WETENSCHAPPELIJK

Nadere informatie

Total des attributaires sur base de prestations de travail - LIEU D'HABITATION

Total des attributaires sur base de prestations de travail - LIEU D'HABITATION ethodologische nota note methodologique - zie m voir II - 73 Total des attributaires sur base de prestations de travail - LIEU D'HABITATION Totaal aantal rechthebbenden op basis van arbeidsprestaties-

Nadere informatie

MANDATARISSEN PER PE 40 ZETELS MANDATAIRES PAR EP 40 SIEGES Berekening van het aantal zetels Mode de calcul du nombre de sièges (art.

MANDATARISSEN PER PE 40 ZETELS MANDATAIRES PAR EP 40 SIEGES Berekening van het aantal zetels Mode de calcul du nombre de sièges (art. MANDATARISSEN PER PE 40 ZETELS MANDATAIRES PAR EP 40 SIEGES Berekening van het aantal zetels Mode de calcul du nombre de sièges (art. 14 20 HR/ROI) mdc 04/07/2017 - Minimum 3 mandatarissen per provinciale

Nadere informatie

Statistiques Médecins - Artsen Statistieken 19/3/2018 (eindtabel akkoord )

Statistiques Médecins - Artsen Statistieken 19/3/2018 (eindtabel akkoord ) Description-Beschrijving Description-Beschrijving Act. Adh. % Adh. Lim % Lim NoLim %NoLim Rej. % Rej. Royaume-Koninkrijk Statistiques Médecins - Artsen Statistieken 1 1 100,00 0 0,00 1 100,00 0 0,00 Médecin

Nadere informatie

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erkende bedden per vestigingsplaats

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erkende bedden per vestigingsplaats Algemene zieenhuizen : erenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erende bedden per vestigingsplaats Er. zieenhuis zieenhuis 009 Netwer 012 Dendermonde Blasius 017 Gent Maria Middelares

Nadere informatie

Volume complexe ingrepen VAN

Volume complexe ingrepen VAN Volume complexe ingrepen VAN 2006-2014 Inhoud Chirurgie gebruikt bij longkanker Chirurgie gebruikt bij slokdarmkanker Chirurgie gebruikt bij pancreaskanker Chirurgie gebruikt bij ingewikkelde pancreaskanker

Nadere informatie

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erkende bedden per vestigingsplaats

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erkende bedden per vestigingsplaats Algemene zieenhuizen : erenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erende bedden per vestigingsplaats Er. zieenhuis zieenhuis 009 Netwer 012 Dendermonde Blasius 017 Maria Middelares 026

Nadere informatie

ZIEKENHUISTARIEVEN EN INFORMATIEVERSTREKKING

ZIEKENHUISTARIEVEN EN INFORMATIEVERSTREKKING kamer kamer 1 UMC ST.-PIETER - campus Hallepoort A A D 11 3 1 KLINIEK ST.-JAN - campus Kruidtuin A A B 8-95 2 1 25 12 C.H.U. BRUGMANN - campus Victor Horta C A D 65-15 3 13 C.H.U. BRUGMANN - campus Paul

Nadere informatie

Neisseria gonorrhoeae

Neisseria gonorrhoeae Coördinaten van het Referentielaboratorium Ap. T. CRUCITTI I.T.G. - Microbiologie Kronenburgstraat, 43/3 2000 Antwerpen Tel. : 03/247.63.29 Fax : 03/247.63.33 E-mail : tcrucitti@itg.be In 2011 ontving

Nadere informatie

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : huidig erkende functies per vestigingsplaats

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : huidig erkende functies per vestigingsplaats Naam ZA Pall 009 Antwerpen Algemeen Ziekenhuis Middelheim Antwerpen ZiekenhuisNetwerk Antwerpen Antwerpen Campus Middelheim 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 Antwerpen Campus ZNA Middelheim / Koningin Paola Kinder

Nadere informatie

VREDEGER AR CORR 2009 Arrondissementen % van gemiddelde aantal < 100 % Subtotaal 5707 Ger. Arr. Dend. Afd. Aalst

VREDEGER AR CORR 2009 Arrondissementen % van gemiddelde aantal < 100 % Subtotaal 5707 Ger. Arr. Dend. Afd. Aalst VREDEGER AR CORR 2009 Arrondissementen % van gemiddelde aantal < 100 % 1 Aalst I 1586 99 1 2 Aalst II 2952 185 3 Ninove 1169 73 2 5707 Ger. Arr. Dend. Afd. Aalst 4 Dendermonde * 1655 104 3* 5 Hamme * 532

Nadere informatie

THEMA I.2. Aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie

THEMA I.2. Aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie THEMA I.2. Aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie Selectiecriteria Onderstaande selectie omvat alle klassieke ziekenhuisverblijven (definitie cfr.: Inleiding 2.2.) die voldoen aan de algemene selectiecriteria

Nadere informatie

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis. Neisseria meningitidis stammen afgezonderd in België in 2007

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis. Neisseria meningitidis stammen afgezonderd in België in 2007 CENTRE NATIONAL DE REFERENCE DES SALMONELLA ET SHIGELLA 27 JAARVERSLAG Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis Neisseria meningitidis stammen afgezonderd in België in 27 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM

Nadere informatie

VREDEGER B-reeks VERSCHIL Arrondissementen % 1 Aalst I Aalst II Ninove Subtotaal Ger.

VREDEGER B-reeks VERSCHIL Arrondissementen % 1 Aalst I Aalst II Ninove Subtotaal Ger. VREDEGER B-reeks 2008 2009 VERSCHIL Arrondissementen % 1 Aalst I 528 533 5 2 Aalst II 698 671-27 3 Ninove 591 385-206 Subtotaal 1817 1589-228 Ger. Arr. Dend. Afd. Aalst -13 4 Dendermonde 398 269-129 5

Nadere informatie

Medische microbiologie. Onderzoekspakket MSL MM

Medische microbiologie. Onderzoekspakket MSL MM Medische microbiologie Onderzoekspakket MSL MM Voor benodigd (verzend)materiaal en bewaarcondities per onderzoek: Zie pagina"inzenden van materialen" Voor doorlooptijden: Zie pagina: "Doorlooptijd" Voor

Nadere informatie

Antwerpen U.Z. ANTWERPEN DIENST ENDOCRINOLOGIE WILRIJKSTRAAT EDEGEM : 03/ : 03/

Antwerpen U.Z. ANTWERPEN DIENST ENDOCRINOLOGIE WILRIJKSTRAAT EDEGEM : 03/ : 03/ Revalidatie-inrichtingen voor continue insuline infusietherapie thuis bij middel van een draagbare insulinepomp / Etablissements de rééducation Pompes à insuline (7865) Antwerpen 7.86.505.68 U.Z. ANTWERPEN

Nadere informatie

Nombre de patients uniques ayant subi une oesophagectomie, par hôpital en 2012 en Belgique

Nombre de patients uniques ayant subi une oesophagectomie, par hôpital en 2012 en Belgique 12 Nombre de patients uniques ayant subi une oesophagectomie, par hôpital en 212 en Belgique Nombre de patients uniques avec oesophagectomie en 212 1 8 6 2 3 hôpitaux avec >= 2 patients uniques ayant subi

Nadere informatie

Medische microbiologie. Onderzoekspakket MSL MM

Medische microbiologie. Onderzoekspakket MSL MM Medische microbiologie Onderzoekspakket MSL MM Voor benodigd (verzend)materiaal en bewaarcondities per onderzoek: Zie pagina"inzenden van materialen" Voor doorlooptijden: Zie pagina: "Doorlooptijd" Voor

Nadere informatie

Algemene ziekenhuizen : erkenningsbesluiten : momenteel geldend voor niercentra

Algemene ziekenhuizen : erkenningsbesluiten : momenteel geldend voor niercentra Algemene ziekenhuizen : erkenningsen : momenteel geldend voor entra CAD CAD Adres CAD 009 Netwerk Campus ZNA Middelheim / Koningin Paola Kinder erkenning 19/2/2016 7/9/2014 Campus ZNA Middelheim / Koningin

Nadere informatie

THEMA I.3. Daghospitalisatieverblijven

THEMA I.3. Daghospitalisatieverblijven THEMA I.3. Daghospitalisatieverblijven Selectiecriteria Alle ziekenhuisverblijven weerhouden in deze selectie voldoen aan de algemene criteria die betrekking hebben op woonplaats, leeftijd en geslacht

Nadere informatie

Lijst met GKB-codes zoals deze eind 2009 van kracht waren

Lijst met GKB-codes zoals deze eind 2009 van kracht waren Lijst met GKB-codes zoals deze eind 2009 van kracht waren Volgende lijst geeft een overzicht van de Instellingen met erkenningsnummer en GKB-nummer (op een grijze achtergrond) met daaronder het GKB-nummer

Nadere informatie

PSEUDO-CODE DE LA NOMENCLATURE SAMBREVILLE (AUVELAIS) BORNEM 43,93 SINT-J OZEFKLINIEK BORNEM

PSEUDO-CODE DE LA NOMENCLATURE SAMBREVILLE (AUVELAIS) BORNEM 43,93 SINT-J OZEFKLINIEK BORNEM I.N.A.M.I. Institut National d'assurance Maladie-lnvalidite Soins de Sante Circulaire OA n0 2013/466 du 24 decembre 2013 333/392 En vigueur a partir du 1 janvier 2014 Honoraires forfaitaires par admission

Nadere informatie

Medische microbiologie. Onderzoekspakket MSL MM

Medische microbiologie. Onderzoekspakket MSL MM Medische microbiologie Onderzoekspakket MSL MM Voor benodigd (verzend)materiaal en bewaarcondities per onderzoek: Zie pagina"inzenden van materialen" Voor doorlooptijden: Zie pagina: "Doorlooptijd" Voor

Nadere informatie

Aantal unieke patiënten waarbij oesofagectomie werd uitgevoerd, per ziekenhuis in 2012 in België

Aantal unieke patiënten waarbij oesofagectomie werd uitgevoerd, per ziekenhuis in 2012 in België Aantal unieke patiënten met oesofagectomie in 12 1 Aantal unieke patiënten waarbij oesofagectomie werd uitgevoerd, per ziekenhuis in 12 in België 1 8 6 3 ziekenhuizen met >= unieke patiënten die ingreep

Nadere informatie

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erkende bedden per vestigingsplaats

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erkende bedden per vestigingsplaats Algemene zieenhuizen : erenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erende bedden per vestigingsplaats Er. 009 Netwer 012 Dendermonde Blasius 017 Maria Middelares 026 Mechelen Maarten 032

Nadere informatie

Prix par journée - Prijs per dag

Prix par journée - Prijs per dag Province - Provincie Antwerpen Type A Aigus - Acute Type 009 ZiekenhuisNetwerk Antwerpen 2020 Antwerpen 597,83 11,79 145,23 452,60 682 Fusieziekenhuis Monica 2100 Deurne 468,98 0,95 107,52 361,46 308 Sint-Elisabethziekenhuis

Nadere informatie

Prix par journée - Prijs per dag

Prix par journée - Prijs per dag Province - Provincie Antwerpen Type A Aigus - Acute Type 009 ZiekenhuisNetwerk Antwerpen 2020 Antwerpen 567,76 12,42 138,87 428,89 682 Fusieziekenhuis Monica 2100 Deurne 439,15 0,93 100,71 338,44 308 Sint-Elisabethziekenhuis

Nadere informatie

Nood aan concentratie van expertise voor zeldzame en complexe aandoeningen

Nood aan concentratie van expertise voor zeldzame en complexe aandoeningen Persconferentie IMA Nood aan concentratie van expertise voor zeldzame en complexe aandoeningen Ingrepen voor pancreas- en slokdarmkanker 30 september 2014 Welkom Opzet: betere kwaliteit door concentratie

Nadere informatie

Prix par journée - Prijs per dag

Prix par journée - Prijs per dag Province - Provincie Antwerpen Type A Aigus - Acute Type 009 ZiekenhuisNetwerk Antwerpen 2020 Antwerpen 558,91 11,35 136,02 422,89 682 Fusieziekenhuis Monica 2100 Deurne 435,51 0,94 99,89 335,62 308 Sint-Elisabethziekenhuis

Nadere informatie

Neisseria meningitidis

Neisseria meningitidis DANKBETUIGINGEN Wij houden eraan de Gezondheidsinspecties te bedanken die regelmatig aangifte hebben gedaan van de meningitis-gevallen. Tevens danken we de laboratoria die, door het zenden van hun stammen,

Nadere informatie

Streptococcus pneumoniae

Streptococcus pneumoniae Referentielaboratorium Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, 49 3000 Leuven Tel. : 016/34.70.73 Fax : 016/34.79.31 E-mail : Jan.verhaegen@uz.kuleuven.ac.be

Nadere informatie

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis. Neisseria meningitidis stammen afgezonderd in België in 2008

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis. Neisseria meningitidis stammen afgezonderd in België in 2008 CENTRE NATIONAL DE REFERENCE DES SALMONELLA ET SHIGELLA 2008 JAARVERSLAG Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis Neisseria meningitidis stammen afgezonderd in België in 2008 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM

Nadere informatie

Algemene ziekenhuizen : erkenningsbesluiten : momenteel geldend voor niercentra

Algemene ziekenhuizen : erkenningsbesluiten : momenteel geldend voor niercentra Algemene ziekenhuizen : sen : momenteel geldend voor entra 009 Netwerk 012 Dendermonde Algemeen Sint- Blasius 049 Brugge Algemeen Sint- Jan Brugge - Oostende Dendermonde Campus ZNA Stuivenberg campus Algemeen

Nadere informatie

Analyse van de uitgaven

Analyse van de uitgaven Analyse van de uitgaven van de invaliditeitsuitkeringen vanuit geografisch perspectief in België Werknemersregeling 2006-2011 Inhoudstafel 3 Inhoudstafel Inleiding 5 1 e Deel - Uitgaven in invaliditeit

Nadere informatie

Vastgoed is een bron van een kapitaalstroom met een jaarlijks debiet van vermoedelijk omtrent 1/3 BBP Vastgoed is zowel voor particulieren als voor

Vastgoed is een bron van een kapitaalstroom met een jaarlijks debiet van vermoedelijk omtrent 1/3 BBP Vastgoed is zowel voor particulieren als voor Vastgoed is een bron van een kapitaalstroom met een jaarlijks debiet van vermoedelijk omtrent 1/3 BBP Vastgoed is zowel voor particulieren als voor bedrijven vaak de grootste financiële investering ooit

Nadere informatie

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erkende bedden per vestigingsplaats

Algemene ziekenhuizen : erkenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erkende bedden per vestigingsplaats Algemene zieenhuizen : erenningssituatie : hospitalisatiediensten : huidig aantal erende bedden per vestigingsplaats Er. zieenhuis zieenhuis 009 Netwer 012 Dendermonde Blasius 017 Maria Middelares 026

Nadere informatie

Lijst van aangesloten ziekenhuizen

Lijst van aangesloten ziekenhuizen Lijst van aangesloten ziekenhuizen Provincie Antwerpen - Antwerpen Apra Kliniek - Antwerpen AZ Monica Campus Eeuwfeestkliniek - Antwerpen Revalidatiecentrum Hof ter Schelde - Antwerpen Sint-Vincentiusziekenhuis

Nadere informatie

Prix par journée - Prijs per dag

Prix par journée - Prijs per dag Province - Provincie Antwerpen Type - Type A Aigus - Acute 100 St.-Vincentiusziekenhuis 2018 Antwerpen 328,27 2,39 76,59 251,68 009 ZiekenhuisNetwerk Antwerpen 2020 Antwerpen 424,11 9,48 103,89 320,22

Nadere informatie

THEMA I.1. Aantal klassieke ziekenhuisverblijven

THEMA I.1. Aantal klassieke ziekenhuisverblijven THEMA I.1. Aantal klassieke ziekenhuisverblijven Selectiecriteria Onderstaande selectie omvat alle klassieke ziekenhuisverblijven (definitie cfr.: Inleiding 2.2.) die voldoen aan de algemene selectiecriteria

Nadere informatie

Surveillance van Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis in België

Surveillance van Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis in België Surveillance van Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis in België Verslag werkjaar 2014 Twee universitaire microbiologische laboratoria fungeren in België als referentiecentra voor Yersinia

Nadere informatie

Lijst van aangesloten ziekenhuizen

Lijst van aangesloten ziekenhuizen Lijst van aangesloten ziekenhuizen Provincie Antwerpen - Antwerpen AZ Monica - Apra Kliniek - Antwerpen AZ Monica - Antwerpen - Antwerpen Revalidatiecentrum Hof ter Schelde - Antwerpen Sint-Vincentiusziekenhuis

Nadere informatie

Lijst met GKB-codes zoals deze eind 2015 van kracht waren

Lijst met GKB-codes zoals deze eind 2015 van kracht waren Lijst met GKB-codes zoals deze eind 2015 van kracht waren Volgende lijst geeft een overzicht van de en met erkennings en GKB- (op een grijze achtergrond) met daaronder het GKB- van de bijhorende campus(sen)

Nadere informatie

Shop Nom Adresse Code Postal

Shop Nom Adresse Code Postal Shop Nom Adresse Code Postal 28 Schilde 471 Stockel 62 Oudenaarde 35 Ottignies 59 Herstal 23 Oostende 39 Elsene 78 Gent Dampoort 9 Mechelen 7 Kampenhout 451 Knokke 10 Etterbeek 6 Itegem Turnhoutsebaan

Nadere informatie