Advies middelengebruikschalen RISc. Maart Theo Broekman Gerard Schippers

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Advies middelengebruikschalen RISc. Maart 2010. Theo Broekman Gerard Schippers"

Transcriptie

1 scientific research data processing & analysis publishing Advies middelengebruikschalen RISc Maart 2010 Theo Broekman Gerard Schippers aiar-amc AMC-UvA Afdeling psychiatrie postbus aw amsterdam tel: bureau bêta carnotstraat dt nijmegen tel: broekman@beta.nl

2 INHOUD INHOUD 2 Inleiding 3 1 RISc beschrijving en analyse Doelstelling RISc RISc en de RNR benadering De schalen in de RISc Middelengebruik in de RISc: De schalen 8 en 9 en schaal De RISc in samenhang met andere instrumenten De anatomie van een zorgadvies voor verslavingsproblemen met behulp van de de MATE-Crimi Wat moeten de RISc middelenschalen meten? 9 2 Empirische analyse Inleiding Databestanden De samenhang tussen de RIScschalen en de MATE-Crimischalen Middelengebruik, delict(gedrag) en de verdeling over de 3RO s Indicatiestelling met de MATE-Crimi 15 3 Advies Screeningsinstrumenten Aansluiting met bestaande reclasseringsscreening: De AUDIT en de DUDIT Screening of meteen diepte in? Wanneer is het nodig een MATE-Crimi af te nemen? Indicatie voor gedragsinterventies voor justitiabelen Mogelijke senario s Problemen Onderzoek 21 Bijlage 1 Correlaties tussen de RIScschalen en de MATE-Crimischalen 24 Bijlage 2 RISc Schaal 8 en 9 Gebruikersversie Bijlage 3 Schalen voor alcohol misbruik en drugs misbruik OASys tweede pilot versie (Howard et al., 2006) 27 Bijlage 4 AUDIT 31 Bijlage 5 DUDID 32 1 RISc beschrijving en analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 2/33

3 Inleiding Deze notitie is geschreven in opdracht van Reclassering Nederland (RN) met als doel om in het kader van revisie van de RISc te adviseren over de schalen in de RISc die over middelengebruik gaan. Speciale aandacht gaat uit naar de relatie tussen de RISc en de MATE-Crimi als verdiepingsinstrument voor verslaving en de indicatiestelling voor interventies gericht op het gebruik van middelen en behandeling van verslavingsproblemen. Meer specifiek zal ook ingegaan worden op criteria aan de hand waarvan tot verdiepingsdiagnostiek besloten kan worden. 1 RISc beschrijving en analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 3/33

4 1 RISc beschrijving en analyse 1.1 Doelstelling RISc De RISc speelt een rol in de adviesfunctie van de reclassering aan Openbaar Ministerie, Rechtelijke Macht en Gevangeniswezen. De reclasseringsadviezen worden gebruikt voor strafrechtelijke beslissingen. Deze adviezen vormen tevens een belangrijke basis voor eventuele vervolgactiviteiten van de reclassering: het uitvoeren van gedragsinterventies, reclasseringstoezicht, toeleiding naar zorg of de tenuitvoerlegging van een taakstraf. In het advies staat vooral de vraag centraal of er kans is op herhaling van delictgedrag en als dat zo is, welke gedragsinterventie, behandeling of zorg of begeleiding de kans op herhaling bij het individu kan verminderen (Bosker, 2007). Dit laatste wordt ook wel de RISc indicatiestelling genoemd: " Een RISc indicatiestelling is de vaststelling welke interventies het meest geëigend zijn om bij een bepaalde cliënt recidive te voorkomen. Met interventies worden alle planmatige activiteiten bedoeld die gericht zijn op de verandering van gedrag en omstandigheden en/of op de beheersing van risico's." (van Kuijeren, Bosker, & Hildebrand, 2009). De RISc indicatiestelling wordt op het moment herzien en vernieuwd omdat (a) de kwaliteit van de indicatiestelling te wensen overlaat, (b) de indicatiestelling ook bruikbaar moet zijn voor het indiceren van bijzondere voorwaarden bij voorwaardelijke sancties en (c) de indicatiestelling moet aansluiten bij de recent ontwikkelde erkende gedragsinterventies. 1.2 De RNR benadering RISc is gebaseerd op de RNR benadering die drie principes kent: Risk, Needs en Responsivity. Interventies gericht op crimineel gedrag kunnen effectief zijn als zij zijn afgestemd op het Recidiverisico van de delinquent, gericht zijn op zijn criminogene behoeften (criminogenic Needs) en aansluiten op zijn Responsiviteit. Bij een hoog risico dienen zwaardere interventies ingezet te worden die gericht dienen te zijn op de huidige behoeften (beperkingen) die (weer) crimineel gedrag veroorzaken en dienen afgestemd te zijn op de mogelijkheden die de persoon heeft om van een interventie te profiteren. Bij een laag risico is geen interventie geïndiceerd. In het Nederlands is Risk, Needs, Responsivity vertaald met Recidive, Criminogene factoren en Responsiviteit. De vertaling van criminogenic need in criminogene factor schept nogal wat verwarring. In de handleiding van de RISc wordt bijvoorbeeld gesproken over statische criminogene factoren (gepleegde delicten bijvoorbeeld). Bedoeld worden hier gewoon risicofactoren, geen criminogene factoren. Het begrip need wordt door (Taxman & Thanner, 2006) omschreven als: Need refers to the degree to which deficits exist en: Essentially this refers to the degree to which daily functioning is impaired. In feite is er een betere terminologie voor de vertaling van need in behoefte of factor, namelijk stoornissen en beperkingen. Dit zijn de termen die door de World Health Organization (WHO) worden gebruikt om aan te geven dat er afwijkingen zijn in de (a) eigenschappen van de persoon (stoornis) of in het (b) uitvoeren van activiteiten of deelnemen aan het maatschappelijk leven (beperking). Het begrip criminogeen wordt in de RNR benadering alleen gebruikt bij behoeften en niet bij risicofactoren. Er is dus sprake van criminogene behoeften en nietcriminogene behoeften. In risicofactoren wordt een onderscheid gemaakt tussen statische risicofactoren en dynamische risicofactoren. Statische risicofactoren zijn niet meer veranderbaar (historische gegevens zoals bijvoorbeeld de geschiedenis van middelengebruik van de persoon), dynamische risicofactoren zijn in principe wel veranderbaar (bijvoorbeeld huidig gebruik). Het is ons niet helemaal duidelijk geworden in hoeverre het begrip dynamische risicofactoren in feite hetzelfde begrip is als criminogene behoeften. Soms krijgen we de indruk dat hetzelfde bedoeld wordt, maar bijvoorbeeld Ward, Melser en Yates (2003) schrijven dat: severity of risk (i.e., whether low, medium, or high) is assumed to covary with the number and type of criminogenic needs, and additionally, the severity or strength of each need. Dit impliceert dat criminogenic needs iets anders is dan risico, maar wel sterk samenhangt. We werken dit hier niet verder uit. Van belang voor deze notitie is in ieder geval onderscheid te maken tussen Recidiverisco, (criminogene) stoornissen en beperkingen, en responsiviteit. In Figuur 1 staat weergegeven hoe in de VS in een groot nationaal project de indicatiestelling voor justitiabelen langs de 1 RISc beschrijving en analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 4/33

5 twee assen van risico (x-as: criminogenic risk) en stoornissen en beperkingen (y-as: functional impairments) wordt geconceptualiseerd (Prins & Draper, 2008). Figuur 1 Tailoring evidence-based practices to the specific criminogenic risks and functional impairments of people with mental illnesses to improve public safety and public health outcomes (Prins & Draper, 2008, Fig 2) Vanzelfsprekend is dit een model en zullen de assen Risico en Stoornisen en beperkingen niet geheel onafhankelijk van elkaar zijn (niet loodrecht op elkaar staan). 1.3 RNR en de schalen in de RISc In de RISc basisdiagnose worden de middelenschalen samen met de andere RISc schalen gebruikt om een totaalscore te berekenen die de kans op recidive weergeeft in vier categorieën: laag (0-31), laaggemiddeld (32-56), hooggemiddeld (57--81) en hoog (82-167). Een functie van de RISc-schalen is dus het schatten van Recidiverisico. De schalen worden echter ook gebruikt om de ernst van de stoornis of beperking vast te stellen met als doel een indicatie te stellen. Iedere schaal is dus niet alleen een meting van het recidiverisico maar tegelijkertijd ook een meting van de ernst van de stoornis of beperking. Of de stoornis of beperking criminogeen is, wordt met een apart item beoordeeld. Bij alle schalen behalve de delictschalen is een item opgenomen of "er een relatie is tussen [onderwerp van de schaal] en delictgedrag" is wat met ja/nee beantwoord wordt. Alleen bij de middelenschalen (R8 en R9) wordt het item ook gebruikt om de schaalwaarde te berekenen 1. De derde component van de RNR benadering Responsiviteit is komt als apart item aan bod in beide middelenschalen en in R12. Overigens gaat het hier alleen om motivatie wat slechts een deel is van responsiviteit. Met responsiviteit wordt meer in algemene zin bedoeld dat de interventie moet aansluiten op de mogelijkheden (waavan motivatie er een is) en omstandigheden van de persoon. 1.4 Middelengebruik in de RISc: De schalen 8 en 9 en schaal 2 De RISc is een vertaling en bewerking van OASys (Howard, Clark, & Garnham, 2006). In de eerste pilotversies van OASys bestonden de middelenschalen uit uitgebreide secties: voor alcoholmisbruik 12 items en voor drugsmisbruik een volledige gebruiksgrid met 10 stoffen en ook nog 12 items. In de versie van de OASys die in Engeland in gebruik is genomen zijn veel 1 Dat is waarschijnlijk ook de reden dat bij R8 en R9 er drie antwoordmogelijkheid zijn: nee, aanwijzingen, zeker, terwijl voor hetzelfde item er bij de andere schalen twee antwoordmogelijkheden zijn: nee, ja. 1 RISc beschrijving en analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 5/33

6 van deze items niet meer opgenomen. Howard et al. zijn niet duidelijk over de redenen hiervan. In de bewerking van de OASys naar de RISc zijn vervolgens nog enkele items uit de schalen verwijderd, waarbij vooral opvalt dat de gebruiksgrid voor drugs niet in de RISC is opgenomen. Over de middelenschalen in RISc wordt door Bosker (2008) geconstateerd dat: gebruikers niet enthousiast zijn over de schalen. Een van de oorzaken daarvoor zou zijn dat een aantal items in de schalen erg breed geformuleerd zijn waardoor de schaal te weinig specifieke informatie oplevert voor een goede indicatiestelling. De motivatieitems in de middelenschalen moeten volgens Bosker geschrapt worden uit de schalen waarmee zij de conclusies van (Van der Knaap, Leenarts, & Nijssen, 2007) volgt die concluderen dat de items iets anders me[e]t[en] dan de overige items en niet bijdraagt aan een schaal die de ernst van het [alcohol][drug]gebruik beoogt te meten (p. 53). In de RISc komen drie verschillende aspecten van middelengebruik naar voren, namelijk de ernst van het middelengebruik/probleem, de relatie van het middelengebruik met delinquent gedrag, en de motivatie om middelengebruik te veranderen. De relevante items zijn in Tabel 1weergegeven. Tabel 1 Items over middelengebruik in de RISc Drugs Alcohol Item Omschrijving Item Omschrijving 8.1a Soort druggebruik ooit 9.1 Overmatig alcoholgebruik in het verleden 8.1b Frequentie druggebruik ooit 8.2 Drugs staan centraal in leven 9.2 Huidige gebruik is een probleem 8.3 Delictgedrag gerelateerd aan druggebruik 9.3 Delictgedrag is gerelateerd aan alcoholgebruik 8.4 Relatie druggebruik en direct gevaar zichzelf/ander 9.4 Relatie alcoholgebruik en direct gevaar zichzelf/ander 8.5 Motivatie om druggebruik aan te pakken 9.5 Motivatie om alcoholgebruik aan te pakken Delict aanleiding motief: Verslaving, Delict aanleiding motief: Verslaving, behoeftenbevrediging behoeftenbevrediging Delict bevorderend: Drugs Delict bevorderend: Alcoholgebruik De items x.3 x.4, x.5 en en zijn voor drugs en alcohol hetzelfde. x.3 gaat over de relatie tussen het delictgedrag en middelengebruik. De omschrijving van de scores verschilt echter voor drugs (8.3) en alcohol (9.3). Zo wordt bij drugs een 2 gescoord als druggebruik een invloed heeft gehad op het gebruik van geweld/uitbarstingen van geweld in het verleden en/of bij het huidige delict, terwijl bij alcoholgebruik een 2 wordt gescoord als alcoholgebruik een zeer belangrijke invloed heeft gehad op het delict of als onder invloed van alcohol is gereden, geweld is gebruikt, brand is gesticht of een zedendelict is gepleegd. Bij drugs speelt dus geweld in het verleden een rol bij de beoordeling van de gerelateerdheid, bij alcohol alleen het huidige delict en wordt de ernst van het delict betrokken bij de beoordeling van de relatie. Ofschoon het item spreekt over gerelateerdheid tussen delict en middelengebruik gaat het in feite om een relatie een kant op, namelijk de invloed van middelengebruik op crimineel gedrag en niet de invloed van crimineel gedrag op middelengebruik. x3 gaat dus over de invloed van middelengebruik op crimineel gedrag.. x4 gaat over de relatie tussen middelengebruik en gevaar voor de persoon of anderen. Onduidelijk is of onder gevaar ook gevaar op lange termijn (gezondheidsschade voor de persoon zelf) wordt verstaan of alleen direct acuut gevaar. Vreemd is dat bij de omschrijving van score 1 het begrip gevaar niet voor komt maar alleen gesproken wordt van " gebruik een rol heeft gespeeld bij het delict ". Bij score 0 en 2 wordt helemaal niet van delict gesproken maar wordt alleen van gevaar gesproken. x5 gaat over motivatie van de persoon om middelengebruik "aan te pakken". De omschrijving van de scores laat zien dat van belang wordt geacht of de persoon (a) middelengebruik als probleem ziet, (b) de relatie tussen middelengebruik en delict(en) ziet, en (c) of hij eerder of nu in behandeling is geweest. Het item scoort feitelijk drie dimensies tegelijkertijd. De 1 RISc beschrijving en analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 6/33

7 instructie luidt dat het item gescoord moet worden als de som van de items x1,x2,x3,x4 ten minste 1 is. Dat kan als resultaat opleveren dat een persoon die weinig of geen problemen met middelengebruik kent en een totaalscore van 1 haalt samen met een score van 2 op het x5 (ontkent relatie, ziet geen reden om gebruik te veranderen), een score haalt op de schaal van 3 wat geduid wordt als aanwezigheid van een criminogene factor. De items x.1 en x.2 zijn niet hetzelfde in beide schalen. Bij drugs wordt in 8.1.A de soort drugs gescoord, Kort samengevat is een score 0 blowen, zeer incidenteel andere drugs, en geen relatie met delict; 1: gebruik van softdrugs of misbruik van geneesmiddelen, "problematisch blowen", of een mogelijke relatie tussen druggebruik en delict; 2: gebruik van harddrugs, dagelijks cannabisgebruik, bewijs van afhankelijkheid, of directe relatie tussen gebruik en delict. 8.1.B gaat over de frequentie van gebruik : 0: minder dan eens per week, 1 minstens twee per week 2: 3 keer per week tot dagelijks. Bij alcohol wordt bij 9.1 niet naar frequentie of hoeveelheid van huidig gebruik gevraagd maar naar de alcoholverslavingsgeschiedenis meer dan een half jaar geleden. 0: geheelonthouder of dronk wel eens maar nooit meer dan 6 glazen op een keer, 1: geeft toe meer gedronken te hebben dan goed is, is wel eens veroordeel voor alcoholmisbruik 2: kan niet zonder alcohol, drinkt excessief, veel invloed op het leven, gezondheidsproblemen.. Bij item 9.2 (huidige gebruik is een probleem) worden ongeveer dezelfde omschrijvingen voor 0, 1 en 2 als bij 9.1 gegeven. Deze hebben dan betrekking op het laatste half jaar. Voor drugs is 8.2 een probleemschatting op basis van de al dan niet centrale positie die druggebruik inneemt in het leven van de persoon. 0: nevenactivitiet 1: groot deel van de dag 2: grootste deel van de dag. Bij drugs wordt vooral naar de soort en frequentie van gebruik gevraagd én naar de relatie met het delict. Bij alcohol wordt niet naar de relatie met het delict gevraagd en wordt vooral gefocused op kenmerken die op verslaving wijzen (invloed op leven) , en komen uit schaal 2 Huigig delict en delictpatroon. Daar wordt gescoord (ja/nee) of "verslaving, behoeftebevrediging (bv., plegen om druggebruik te bekostigen, gokken)" een motief is voor het delict (2.8.3). In 2.9 wordt gescoord of "crimineel gedrag" werd bevorderd door gebruik van een middel ( alcohol, en druggebruik). Deze scores spelen geen rol bij het bereken van de schalen 8 en 9. Bij beide schalen valt ook op dat huidig delict, crimineel gedrag, delict(en), delictgedrag in het verleden vaak inconsequent en onduidelijk gebruikt worden. Het is niet altijd duidelijk of bij de scoring een patroon van crimineel gedrag beschouwd moet worden, of een vroeger delict, of alleen het huidig delict. We concluderen dat in de definitie en scoring van de items over ernst van middelengebruik (x.1 en x.2) verschillende aspecten een wisselende en onduidelijke rol spelen (relatie met delict, hoeveelheid gebruik, ernst van de gevolgen). De criteria voor de scores drugs en alcohol lopen ook uit elkaar. In x.3 valt verder op dat alleen de invloed van middelengebruik op delictgedrag en niet andersom of wederkerig wordt gescoord. En dat de punten voor drugs en alcohol anders worden omschreven. X.4 is niet duidelijk over delict cq gevaar. X.5 scoort teveel dimensies in een. 1.5 De RISc in samenhang met andere instrumenten De RISc is een uitgebreide procedure die niet voor iedere justitiabele noodzakelijk is. Vanwege doelmatigheid is daarom de QuickScan als screeningsinstrument ontwikkeld (de Ruiter & de Jong, 2009). Deze wordt vooral in een vroeg stadium van het proces ingezet (zoals bij vroeghulp of bij een, reclasseringsservicepunt) en geeft beknopt informatie over het recidiverisico en de verwachte ontvankelijkheid voor begeleiding/behandeling (responsiviteit). Het recidiverisico wordt gemeten met de StatRec een door het WODC ontwikkelde schaal die is opgebouwd uit statische risicofactoren, namelijk: geslacht, leeftijd, geboorteland, delictcategorie, het aantal strafzaken en de veroordelingsdichtheid. Naast deze statische risicofactor worden een aantal criminogene stoornissen en beperkingen gescreend onafhankelijk van de soort van het delict (alcoholgebruik, drugsgebruik en financiële situatie) en afhankelijk van de soort van het delict ook: sociaal netwerk, relationele problemen, en seksueel geweld. Ook is er plaats voor allerhande andere overwegingen. Uiteindelijk geeft de reclasseerder een gestructureerd eindoordeel over laag-matig-hoog recidiverisico en over lage-matige-hoge responsiviteit. Indien het recidiverisico laag is, dan hoeft geen RISc meer gedaan te worden. Echter wanneer een van de criminogene 1 RISc beschrijving en analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 7/33

8 stoornissen of beperkingen matig of hoog is en de responsiviteit is voldoende dan is wel een RISc noodzakelijk om tot een uitgebreid advies te komen (Bosker, 2007). Teneinde een goede indicatie te kunnen stellen voor een interventie of behandeling op een specifieke stoornis of beperking zoals verslaving of psychopathologie, kan het nodig zijn om zogeheten verdiepingsdiagnostiek te plegen. Voor wat betreft het middelengebruik is daarvoor de MATE-Crimi (Schippers & Broekman, 2008)het aangewezen instrument (Bosker, 2007). De MATE-Crimi is een uitgebreide versie van de MATE (Schippers, Broekman, & Buchholz, 2007). De MATE wordt door het merendeel van de verslavingszorginstellingen gebruikt voor triage en evaluatie van zorg en behandeling. De uitbreiding van de MATE bestaat uit de NEXUS, ontwikkeld om een uitspraak te kunnen doen over de relatie tussen middelengebruik en een crimineel gedragspatroon en de MfT (Motivation for Treatment), een bestaand instrument voor het meten van de motivatie tot verslavingsbehandeling. Met behulp van de MATE-Crimi kan een indicatie voor interventies of behandelingen gericht op verslavingsgedrag gegeven worden. 1.6 De anatomie van een zorgadvies voor verslavingsproblemen met behulp van de MATE-Crimi Een zorgadvies met de MATE-Crimi gaat over het soort behandeling (gericht op crimineel gedrag of verslaving), noodzaak tot voorbehandeling het intensiteitniveau (1,2,3,4) van de behandeling en additionele zorg daar waar er ernstige beperkingen zijn in het persoonlijk of sociaal functioneren of bij sterk negatieve sociale omgevingsinvloeden. Bij de opbouw van een zorgadvies op grond van de MATE-Crimi worden de volgende concepten gehanteerd Dominantie en verwevenheid van crimineel gedrag en middelengebruik Als crimineel gedrag op de voorgrond staat, dan dient behandeling of begeleiding primair gericht zijn op het criminele, grensoverschrijdende of asociale gedrag en alleen secundair of niet op het middelgebruik, verwijzing naar verslavingszorg ligt dan niet in de rede. Bij sterke verwevenheid dient een gecombineerde behandelvorm gekozen te worden, bij dominantie van middelengebruik volstaat een reguliere verslavingsbehandeling Motivatie voor behandeling Als de persoon middelengebruik niet herkent als probleem, terwijl het wel een probleem is dient een vorm van voorbehandeling gegeven te worden die gericht is op vergroting van de motivatie. Als er wel herkenning is maar geen hulpwens of geen bereidheid tot behandeling, dan kan alleen nadere voorlichting en advies gegeven worden.die gericht is op het wegnemen van weerstand tegen behandeling of op het bevorderen van positieve verwachtingen van behandeling Verslavingsernst Als de ernst van de verslaving hoog is moet de verslavingsbehandeling op niveau 2 beginnen. Verslavingsernst wordt vastgesteld door gegevens over (a) het gebruik van middelen, (b) DSM-IV criteria voor afhankelijkheid en misbruik, en (c) de mate van hunkering (craving) Psychiatrische comorbiditeit Als de ernst van de psychiatrische comorbiditeit hoog is moet de verslavingsbehandeling op niveau 2 beginnen. Psychiatrische comorbiditeit wordt vastgesteld middels (a) suïcidale en psychotische kenmerken, (b) huidige psychiatrische/psychologische behandeling en (c) ernst van depressieve, angst en stressklachten. 1 RISc beschrijving en analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 8/33

9 1.6.5 Sociale desintegratie Als de ernst van de sociale desintegratie hoog is moet de verslavingsbehandeling op niveau 3 beginnen. Sociale desintegratie wordt vastgesteld door (a) ernstige beperkingen in het basale algemeen functioneren van de persoon en (b) externe sociale omgevingsinvloed die negatief werkt op het herstel van de persoon Eerdere verslavingsbehandelingen Als in de laatste 5 jaar 2 verslavingsbehandelingen zijn geweest dan op niveau 2 beginnen, bij 3-5 op niveau 3, pas bij meer dan 5 eerdere behandelingen wordt niveau 4 (zorg/rehabilitatie) geadviseerd Activiteiten en participatie; zorg en ondersteuning Op 15 domeinen van dagelijkse activiteiten en participatie van de persoon in de samenleving wordt vastgesteld of er behoefte is aan (meer) zorg op het betreffende domein. Dit gebeurt aan de hand van het vaststellen van beperkingen in het huidige functioneren en de huidige ontvangen zorg op 19 (sub)domeinen van dagelijkse activiteiten en participatie in de samenleving die vooral van belang zijn voor personen met een psychische stoornis Externe factoren van invloed op het herstelproces Voor vijf externe factoren die een negatieve invloed hebben op het herstel van de persoon wordt vastgesteld of er behoefte is aan zorg die de negatieve invloed van de externe factor kan beperken. Dit gebeurt aan de hand van het vaststellen van de mate van de negatieve invloed van de externe factor. 1.7 Wat moeten de RISc middelenschalen meten? Op het moment meten de middelenschalen van de RISc alle aspecten van het RNR model in een enkele schaalwaarde (althans een schaalwaarde voor alcohol en een schaalwaarde voor drugs). Dat is niet verstandig en wijkt ook af van de andere schalen in de RISc. Bijvoorbeeld de relatie tussen waar de schaal over gaat en het delict is bij de R8 en R9 in de schaal opgenomen terwijl dat bij andere schalen niet zo is 2. In het concept van RNR zouden schalen (a) risico op recidive moeten 3 meten, (b) beperking in functioneren/ziekte/behoefte/pathologie, en (c) responsiviteit. Het recidiverisico wordt mede bepaald door de huidige stoornissen en beperkingen, maar vooral ook door de relatie tussen middelengebruik en crimineel gedrag. Als er geen relatie is tussen middelengebruik en crimineel gedrag dan is de bijdrage van middelengebruik aan het recidiverisico lager dan wanneer crimineel gedrag enkel en alleen veroorzaakt wordt door middelengebruik. Het ligt voor de hand om stoornissen en beperkingen met betrekking tot middelengebruik vast te stellen met behulp van criteria uit de DSM (American Psychiatric Association, 1994) aan de hand waarvan afhankelijkheid of misbruik van middelen kan worden gescreend en om over de relatie tussen middelengebruik en crimineel gedrag enkele basale gegevens te verzamelen om iets over het recidiverisico te kunnen zeggen. Met betrekking tot de responsiviteit ligt het voor de hand in ieder geval behandelmotivatie om middelengebruik te veranderen te bepalen. In ieder geval dienen deze drie elementen niet in één schaalwaarde uitgedrukt te worden, zoals nu het geval is. 2 Dat kan ook mede verklaren waarom de middelenschalen bij bijna alle subgroepen sterk correleren met recidive, tabel 13 (Van der Knaap & Alberda, 2009) 3 We beperken ons hier tot het risico op recidive en bespreken niet het gevaarsrisico, dat als een special soort recidiverisico kan worden beschouwd. 1 RISc beschrijving en analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 9/33

10 2 Empirische analyse 2.1 Inleiding In dit deel bestuderen we de samenhang tussen de scores op de RISc en de MATE-Crimi om beter zicht te krijgen op de overeenkomsten en verschillen tussen beide instrumenten. Daarnaast zullen we ook nagaan in hoeverre de cliëntenpopulaties tussen de 3RO s verschillen in termen van de RIScscores. 2.2 Databestanden Voor de analyse van de gegegevens verzameld met de RISc en de MATE-Crimi beschikken we over twee bestanden. Het bestand "selectie_risc_ _tm_ _b" dat van RN verkregen is, met alle RISc-beoordelingen van 15 november 2004 tot en met 10 augustus 2009, met totaal RISc-beoordelingen over personen. Het aantal beoordelingen per persoon varieert van 1 (n=55123) tot 8 (n= 1). Uit het Implementatieproject verdiepingsdiagnostiek van verslaving bij justitiabelen (Zeegers, Broekman, Schippers, & Rutten, 2009) is het bestand met 534 MATE-Crimi's afkomstig.deze zijn vanaf 1 september 2008 tot 1 juli 2009 afgenomen in drie instellingen (Jellinek, Tactus, VNN) als verdiepingsdiagnostiek voor de RISc. De MATE-Crimi's zijn afgenomen bij 534 personen. 514 daarvan zijn ook aanwezig in de RISc-dataset. Van de MATE-Crimi is bekend op welke datum deze is afgenomen, van de RISc is een datum bekend waarop het "product RISc" is afgesloten. Het is dus slechts bij benadering te bepalen welke RISc-beoordeling bij een MATE-Crimi past. Als criterium hebben we genomen dat de RISC datum maximaal 30 dagen voor of na de afname van de MATE-Crimi mag liggen om gekoppeld te worden Dit levert 341 gekoppelde RISc MATE-Crimi's op. Van de RISc-dataset gebruiken we de gegevens van 1 augustus 2008 tot 1 augustus Bij meerdere RISc-beoordelingen van dezelfde persoon is de laatste RISc genomen. Dit levert een bestand op met RISc-beoordelingen van personen op. Van 341 is ook een MATE-Crimi beschikbaar. 2.3 De samenhang tussen de RIScschalen en de MATE-Crimischalen Samenhang RISc schalen met MATE schalen De RISc kent 13 schalen. Tabel 2 Schalen van de RISc 1 Delictgeschiedenis - Som score 2 Huidig delict - Som score 1en2 Delictgegegevens -Som score 3 Huisvesting en Wonen -Som score 4 Opleiding,werk,leren -Som score 5 Inkomen en omgaan met geld -Som score 6 Relaties partner, gezin fam. -Som score 7 Relaties vrienden-kennissen -Som score 8 Druggebruik -Som score 9 Alcoholgebruik -Som score 10 Emotioneel welzijn -Som score 11 Denkpatronen, gedrag vaardigheden -Som score 12 Houding -Som score 2 Empirische analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 10/33

11 De MATE meet alle relevante aspecten voor het toewijzen van een persoon aan zorg en voor evaluatie. De MATE kent 20 schalen. De MATE-Crimi (bestaandeuit de MATE en twee aanvullende instrumenten, de NEXUS en de MfT (SQ3.1-SQ3.4) ) kent 24 schalen. Tabel 3 Schalen van de MATE-Crimi S2.1 Kenmerken somatische comorbiditeit S8.1 Positieve externe invloed S2.2 Onder psychiatrische of psychologische behandeling S8.2 Negatieve externe invloed S2.3 Kenmerken psychiatrische comorbiditeit S8.3 Zorgbehoefte S4.1 Afhankelijkheid SQ1.1 Verlangen S4.2 Misbruik SQ2.1 Depressie S4.3 Ernst afhankelijkheid/misbruik SQ2.2 Angst S5.1 Lichamelijke klachten SQ2.3 Stress S6.1 Persoonlijkheid SQ2.4 Depressie Angst Stress - Totaal S7.1 Beperkingen - Totaal SQ3.1 Probleemherkenning Algemeen S7.2 Beperkingen - Basaal SQ3.2 Probleemherkenning Specifiek S7.3 Beperkingen Relationeel SQ3.3 Hulpwens S7.4 Zorg & ondersteuning bij beperkingen SQ3.4 Behandelbereidheid De samenhang tussen de 13 (schaal 1 en 2 apart en de somscore) RISc-schalen en de 24 MATE-Crimiscores is laag te noemen. Van de 312 correlaties zijn er slechts 41 groter of gelijk aan.30, de hoogste correlatie is.46, tussen 10 Emotioneel welzijn en S2.2 Onder psychiatrische of psychologische behandeling. Deze schaal vertoont de meeste samenhang met de MATE-Crimi scores, 12 correlaties Alcoholgebruik correleert niet 4 en 9 Druggebruik alleen met S4.1 Afhankelijkheid (.39) en S4.3 Ernst afhankelijkheid/misbruik (.39) en SQ3.1 Probleemherkenning Algemeen SQ3.2 Probleemherkenning Specifiek. Dit is voor een deel te verklaren doordat de MATE bij M4 en Q1 en Q3 over het primare probleemmiddel gaat. Als we de groep onderscheiden naar primair probleemmiddel (Alcohol n=152, Opiaten n=23, Stimulantia, n=106, Cannabis, n=30), dan wordt het beeld wat beter voor de samenhang met de M4 scores. Voor alcohol als primair probleemmiddel zien we dan een correlatie van.39 en.31 voor R9 met S4.2 en S4.3, voor opiaten van.31 voor R8 met S4.2, voor stimulantia van.43,.39 en.46 met S4.1. S4.2 en S4.3 en voor cannabis van.40,.54 en.43 met S4.1, S4.2 en S Samenhang RISc items van R8 en R9 met MATE schalen Wat de individuele items betreft komt het er kort samengevat op neer dat voor opiaten als primaire probleemstof 8.1b samenhangt met M4 (Afhankelijkheid en Misbruik) en negatief met Q2 (Depressie, Angst en Stress) en S2 (Indicaties psychiatrisch of medisch consult). 8.2 en 8.4 hangen samen met M7 (Activiteiten en participatie). Wat de negatieve samenhang betreft: het gaat slechts om 23 personen, en er is ook een behoorlijke samenhang tussen R9 en MATE-Crimi scores voor deze personen, de betekenis is zonder verdere bestudering niet zondermeer duidelijk. 8.5 (motivatie) hangt negatief samen met Q3 (Motivatie voor behandeling), in dit geval is het ook de verwachting dat het een negatieve samenhang is omdat 8.5 eigenlijk ongemotiveerdheid is. Voor stimulantia hangen de items 8.1b, 8.2 en 8.3 samen met M4 (Afhankelijkheid en Misbruik), 81b en 8.2 ook met de motivatie voor behandeling Q3. Voor cannabis hangen 8.1a, 8.1b, 8.2 en 8.3 en 8.4. samen met M4 en 8.1b, 8.2 en 8.3 ook met Q3. Voor beide groepen geldt dat 8.5 niet samenhangt met Q3. Bij alcohol hangen 9.1 en 9.2 samen met M4 en vooral 9.2 ook met M7 (beperkingen) en Q (ongemotiveerdheid) hangt hier wel negatief samen met Q3. 4 Voor het schrijfgemak en leesgemak bedoelen we met "correleert/hangt samen met wel/niet" dat de absolute waarde van de correlatie.30 is 2 Empirische analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 11/33

12 2.3.3 Conclusie De samenhang tussen RISc-schalen en MATE-Crimi scores is veel lager dan men in eerste instantie op grond van de benaming van de schalen zou vermoeden. De belangrijkste verklaring hiervoor ligt volgens ons in het feit dat de RIScschalen vooral het recidiverisico meten en de MATE-Crimi vooral de huidige stoornis en beperkingen van de persoon. RISc meet vooral de X-as (criminogeen risico) en MATE-Crimi vooral de Y-as (functional impairments) van Figuur 1. Een andere conclusie is dat per primaire probleemstof verschillende items het meest samenhangen met verslaving (M4), voor alcohol is dat 9.2 (huidig gebruik is een probleem), voor opiaten 8.1b (frequentie gebruik), voor stimulantia 8.2 (drugs staan centraal in het leven) en voor cannabis 8.1a (soort drug). Motivatie tot verandering in middelengebruik heeft alleen bij alcohol en opiaten de verwachte samenhang met behandelmotivatie (Q3). Zowel voor de samenhang van de items met verslaving als met behandelmotivatie geldt dat de samenhang minder groot is dan wenselijk geacht mag worden in het kader van indicatiestelling. Het gebrek aan samenhang met de MATE-Crimi, die geheel is opgesteld ten behoeve van indicatiestelling, bevestigt het vermoeden dat de RISc middelenschalen niet goed geschikt zijn voor indicatiestelling. 2.4 Middelengebruik, delict(gedrag) en de verdeling over de 3RO s De rol van middelengebruik bij het delict Om een indruk te krijgen van de omvang van de invloed van middelengebruik op het delict, hebben we eerst gekeken naar schaal 2 van de RISc waarin over het huidige delict gevraagd wordt of middelengebruik een motief was voor het delict (2.8) en of het delict bevorderd werd door middelengebruik (2.9). Gegevens zijn bekend van ongeveer personen ( bij ruim 5000 personen wordt schaal 2 vanwege ontkenning van het ten laste gelegde delict niet gescoord). Of middelengebruik een motief is, wordt in de RISc niet voor alcohol en drugs apart gevraagd maar alleen in het algemeen. Middelengebruik als bevorderende factor wordt wel apart nagevraagd voor alcohol en drugs (Tabel 4). Tabel 4 R2 middelengebruik als motief of bevorderende factor voor ten laste gelegde delict naar organisatie Organisatie RN SvG LdH Totaal n % n % n % n % Delict aanleiding motief: Verslaving, Nee behoeftenbevediging Ja Totaal Delict bevorderd door middelengebruik Geen invloed van middel Alcohol Drugs Alcohol en drugs Totaal Bij SvG speelt in 78.5% (n= 4196) van de gevallen middelengebruik een rol (ofwel als motief ofwel als bevorderende factor of als beiden), bij LdH in 33.6% (n=541) en bij RN in 20.2% (n=1946) van de gevallen. In totaal speelt dus bij 40% (6683/ 16500) middelengebruik een rol bij het delict. Deze percentages zijn verhoudingsgewijs gelijk, maar absoluut iets hoger als we kijken naar R8 en R9 in plaats van naar R2 (Tabel 5). Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het feit dat het bij R8 en R9 om delictgedrag in het algemeen gaat en niet specifiek over het huidige ten laste gelegde delict. Tabel 5 R8 en R9: delictgedrag gerelateerd aan middelengebruik naar organisatie Organisatie RN SvG LdH Totaal n % n % n % n % Delict gerelateerd aan middelengebruik (alcohol Nee of drugs) Ja Empirische analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 12/33

13 Totaal Bij R8 en R9 wordt bij 20% van alle gevallen aanwijzingen voor relatie met druggebruik gezien en bij 30% aanwijzingen voor relatie met alcoholgebruik. Verder blijkt uit de gegevens dat alcohol vaker dan drugs wordt gerapporteerd als bevorderende factor (Tabel 6). RN heeft relatief veel gevallen waarbij alcohol delictbevorderend werkte. Tabel 6 R2 middelengebruik als bevorderende factor voor ten laste gelegde delict naar organisatie Organisatie RN SvG LdH Totaal n % N % n % n % Delict bevorderd door middelengebruik Alcohol Drugs Alcohol en drugs Totaal We kunnen concluderen dat de voorselectie van cliënten naar de verschillende organisaties voor wat betreft de SvG in hoge mate werkt: in ongeveer 80% speelt middelengebruik een rol in het delict. Echter niet iedereen bij wie middelengebruik een rol speelt wordt richting SVG gedirigeerd. Middelengebruik speelt ook een rol bij 20% van RN en 35% van LdH. Uitgedrukt in percentages van alle cliënten bij wie middelengebruik een rol in het delict speelt, komt ongeveer 30% bij RN terecht, 60% bij de SvG en 10% bij het LdH. Het is niet duidelijk of dat komt door comorbiditeit (middelengebruik speelt een ondergeschikte of nevengeschikte rol ten opzichte van andere factoren), door fouten in de toewijzing, door systeemfactoren (productiecapaciteit, beschikbaarheid) of andere factoren. Overigens valt hier ook niet uit te sluiten dat een deel van het verschil ook komt door een selectieve blik: een verslavingsrwer zal (al dan niet terecht) eerder een probleem met middelen zien dan een nietverslavingszorgreclasseerder Verschillen in RISCprofielen tussen de organisaties De voorselectie zorgt voor grote verschillen tussen de organisaties in de profielen van de RIScschalen. In Figuur 2 staan de gemiddelde profielen van alle clienten (n 20000) (waarbij de schaalscores in z-scores zijn uitgedrukt om ze vergelijkbaar op een as weer te kunnen geven). 2 Empirische analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 13/33

14 Figuur 2 RISc profielen alle cliënten (n 20000) naar organisatie Het profiel van RN ligt laag ten opzicht van de andere twee organisaties. Het profiel van de SvG lijkt sterk op dat van LdH met als uitzondering R8 en R9. Men zou kunnen veronderstellen dat de profielen meer op elkaar lijken als we alleen kijken naar die cliënten bij wie middelengebruik een rol speelde bij het delict (n 6680). De profielen van de verschillende organisaties lijken nu wat meer op elkaar (Figuur 3). LdH ligt nu wat boven SvG en RN komt wat dichter bij die beide profielen te liggen. Het selecteren van middelengerelateerde delicten heeft als effect dat bij RN en LdH meer ernstige gevallen in termen van RIScscores worden geselecteerd. Het profiel van RN komt wel hoger te liggen maar blijft een groot stuk onder de profielen van LdH en SvG. Overigens gaat het bij RN gaat bij middelengebruik vooral om alcohol. 2 Empirische analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 14/33

15 Figuur 3 RIScprofielen van cliënten bij wie middelengebruik een rol speelde bij het delict (n 6680) naar organisatie Conclusie De voorselectie van cliënten voor de verschillende organisaties heeft het effect dat bij de SvG bij 80% van de cliënten middelengebruik een rol speelt bij in het delict, bij LdH 35% en bij RN 20%. De voorselectie heeft ook tot gevolg dat in termen van RIScprofielen een groot verschil in zwaarte optreedt tussen de RN populatie enerzijds en LdH en SvG anderzijds.. Wanneer we alleen kijken naar de cliënten bij middelengebruik een rol speelde, dan wordt het verschil wel kleiner, maar blijft aanwezig. 2.5 Indicatiestelling met de MATE-Crimi NEXUS uitslagen Voor 300/341 personen bij wie (allen via de SvG) een MATE-Crimi is afgenomen (zie paragraaf 2.2)kon een crimineel gedragspatroon worden vastgesteld. Bij 44 van deze 300 staat crimineel gedrag op de voorgrond en dient volgens het advies (Schippers & Broekman, 2008) op basis van de MATE_Crimi behandeling of begeleiding primair gericht zijn op het criminele, grensoverschrijdende of asociale gedrag en alleen secundair of niet op het middelgebruik, verwijzing naar verslavingszorg ligt dan niet in de rede Motivatie voor behandeling Mft uitslag Bij 328/341 konden de Mft-scores (Q3) berekend worden. 154 personen waren onvoldoende gemotiveerd om een behandeling te ondergaan. Bij 128 van deze personen (38%) was een motiveringsbehandeling geïndiceerd, bij 26 personen zou eventueel voorlichting en advies kunnen helpen. Bij 174 (51%) was geen verder motivering nodig. Als we alleen kijken naar de personen bij wie criminaliteit niet voorop staat (n=256) of bij wie geen crimineel patroon bepaald kon worden (n=41), dan zou voor 56% (n=166) van deze totale groep (n = 296) geen motivering of voorlichting nodig zijn, maar zou direct een behandeling geindiceerd zijn en gestart kunnen worden. 2 Empirische analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 15/33

16 2.5.3 RIScprofielen, MATEprofielen en intenstiteit van verslavingsbehandeling Zoals in 2.3 al beschreven zijn de correlaties tussen de RIScschalen en de MATE-Crimischalen laag. Het is daarom niet vreemd dat de informatie van de RISc niet goed discrimineert tussen de intensiteitsniveaus van verslavingsbehandeling zoals door het scoringsalgoritme en beslisboomalgoritme ((Schippers et al., 2007)) berekend op grond van de MATE-schalen. In de groep van 342 personen kwam als advies uit de MATE-scores: 158 (45% ) niveau 1, 106 (31%) niveau 2, 59 (17%) niveau 3 en 7 (2%) niveau 4. In Figuur 4 zijn de de RIScprofielen en in Figuur 5 de MATE-profielen te zien naar intensiteitsniveau van behandeling. Figuur 4 RISc profielen naar intensiteitsniveau verslavingsbehandeling Omdat de toewijzing aan intensiteitsniveaus op MATE-scores zijn gebaseerd, laat de MATE vanzelfsprekend meer gedifferentieerde profielen zien. Bij de toewijzing aan het intensiteitsniveau 1, zijn vrijwel alle MATE-scores zeer laag, bij de RISc-schalen zijn de schalen R3 Huisvesting en Wonen en R10 Emotioneel welzijn, nog het meest onderscheidend voor niveau 1. R10 Emotioneel welzijn liet bij de samenhang (2.3) ook de meeste correlaties met de MATE-scores zien. 2 Empirische analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 16/33

17 Figuur 5 MATE-Crimi profielen naar intensiteitsniveau verslavingsbehandeling Advies en verslavingsdiagnose Tot slot geven we in Tabel 7 de frequenties van de middelengebruikdiagnosen uitgesplitst naar de 3 stappen in het advies. Tabel 7 Frequenties van de diagnosen afhankelijkheid en misbruik naar behandeladviestap Diagnose afhankelijkheid S4.1>=3' Diagnose misbruik S4.2>=1' Nee Ja Totaal Nee Ja Totaal n % n % n % n % n % n % Criminaliteit voorop % % % % % % Adviesstap Onvoldoende motivatie voor behandeling % % % % % % Behandeling % % % % % % Totaal % % % % % % Bij 54% van de personen wordt een diagnose afhankelijkheid vastgesteld door de MATE. Bij de personen waarbij criminaliteit voorop staat is dat slechts 27%, bij de personen met onvoldoende motivatie voor behandeling is dat ook slechts 26%. In de laatste categorie bevinden zich ook personen die terecht vinden dat ze geen behandeling behoeven. De diagnose misbruik wordt veel vaker gesteld namelijk bij 81% van de personen. Misbruik komt vergeleken met afhankelijkheid ook vaker voor bij personen bij wie criminaliteit voorop staat (59% vs 27%) en bij mensen met onvoldoende motivatie voor behandeling (70% vs 26%). Dit kan voor een groot deel aan het item L9A (Heeft het gebruik van in de afgelopen 12 maanden geleid tot problemen met de politie?) toegeschreven worden, bij 73% van de personen is dat het geval, en deze krijgen alleen al op basis daarvan de diagnose misbruik (zie voor de criteria paragraaf 3.1). In de populatie die zich bij een verslavingszorginstelling aanmeldt is dat 25% (Schippers & Broekman, 2007). Deze resultaten bieden ons inziens wel ondersteuning voor het onderscheid tussen gedragsinterventies gericht op middelengebruik en behandeling van verslaving. Bij misbruik zonder verslaving zou een gedragsinterventie geïndiceerd kunnen zijn, bij verslaving zou eerder een behandeling aangewezen zijn. Hierop gaan we in paragraaf 3.5 verder in. 2 Empirische analyse Advies middelengebruikschalen RISc p. 17/33

18 3 Advies 3.1 Screeningsinstrumenten Peters, Bartoi en Sherman (2008) adviseren in een rapport van de Amerikaanse verslavingszorg om de Simple Screening Instrument (SSI) of de Texas Christian University Drug Screen-II (TCUDS-II) om bij justitiabelen te screenen op stoornissen in middelengebruik. Zij baseren deze aanbeveling op de conclusie dat deze instrumenten de hoogste positieve predictieve waarde, sensitiviteit en algemene accuraatheid bezaten voor het vaststellen van een stoornis in middelengebruik in een vergelijking met enkele andere instrumenten 5 (Peters et al., 2000). Beide instrumenten zijn voor een groot deel gebaseerd op de DSM-IV criteria voor misbruik en afhankelijkheid. Misbruik (laatste 12 maanden 1 van de volgende criteria): Herhaaldelijk gebruik, waardoor verzuim van verplichtingen Herhaaldelijk gebruik in situaties waarin het fysiek gevaarlijk is (bijv.rijden onder invloed) Herhaaldelijk in aanraking komen met justitie (m.b.t. gebruik) Voortdurend gebruik van het middel, ondanks aanhoudende of terugkerende problemen op sociaal gebied (o.i.v. het middel) Afhankelijkheid (laatste 12 maanden 3 van de volgende criteria): Tolerantie Wens gebruik middel in de hand te houden Veel tijd kwijt aan verwerving, gebruik of herstel effecten middel Grotere hoeveelheden of langduriger gebruik dan voorgenomen Onthoudingsverschijnselen Continueren gebruik, ondanks gebleken sociaal, psychische, lichamelijke schade Belemmering in sociale, beroepsmatige bezigheden en vrijeteijdsbesteding Beide instrumenten zijn zelfbeoordelingsvragenlijsten 6. De SSI beperkt zich voornamelijk tot deze criteria. De TCUDS-II inventariseert ook de frequentie van gebruik van 14 soorten stoffen (alcohol, cannanbis etc.) in de laatste 12 maanden. Ook komen er simpele items in voor over voorafgaande behandelingen en in hoeverre de persoon het van belang acht om in behandeling te gaan. 3.2 Aansluiting met bestaande reclasseringsscreening: De AUDIT en de DUDIT Gezien de pogingen van de reclassering verschillende instrumenten in het adviesproces op elkaar af stemmen en ook al gesuggereerd wordt items vanuit de QuickScan digitaal te koppelen naar de RISc (Bosker, 2007), ligt het voor de hand om bij het maken van nieuwe middelenschalen aan te sluiten bij de items/instrumenten die in de QuickScan worden gebruikt. Concreet zou het dan bij alcohol om de Alcohol Use Disorders Identification Test (AUDIT) (Saunders, Aasland, Babor, De la Fuente, & Grant, 1993) gaan, omdat die voor zover na te gaan als inspiratie voor de QuickScan heeft gediend (althans voor 3 van de 4 vragen over het gebruik zelf). Bij de drugssectie is voor het gebruik de consumptievraag van de AUDIT gebruikt en wordt alleen het DSM-IV criterium (wens tot vermindering of stoppen gebruik) nagevraagd. Deze vraag wordt ook inde alcoholsectie gesteld, maar is geen onderdeel van de AUDIT. Overigens wordt in beide secties ook al iets over een relatie gevraagd, namelijk of de persoon 5 Alcohol Dependence Scale (ADS), Drug Abuse Screening Test (DAST-20), Michigan Alcoholism Screening Test-short version (MAST-short), Substance Abuse Subtle Screening Inventory-2 (SASSI-2) en de Addiction Severity Index-Drug Use, Alcohol Use subscales Deze laatste scoorde ook goed maar wordt niet geadviseerd vanwege het feit dat het een constructie is vanuit delen van de ASI is en niet een zelfstandig instrument. 6 Die natuurlijk ook door een interviewer kunnen worden afgenomen. De vragen over de DSM-IV criteria en lijken wat bewoording van de vragen sterk op M4 van de MATE omdat dat de vragen zijn zoals ze in de CIDI worden gesteld. De CIDI is het lekeninterviewinstrument van de WHO. 3 Advies Advies middelengebruikschalen RISc p. 18/33

19 onder invloed was tijdens het plegen en of het verkrijgen van het middel een motief was voor het delict, als prelude op de RIScitems Delict bevorderend: Alcoholgebruik,2.8.3 Delict aanleiding motief: Verslaving, behoeftenbevrediging en Delict bevorderend: Drugs, Delict aanleiding motief: Verslaving, behoeftenbevrediging. Gezien het feit dat in de QuickScan gebruik wordt gemaakt van enkele items van de AUDIT hebben we onderzocht of de AUDIT als alternatief voor de in 3.1 genoemde screeningsinstrumenten kan dienen. De AUDIT is oorspronkelijk door de WHO ontwikkeld om in een internationaal onderzoek probleemdrinken, risicovol drinkwen en schadelijk drinkgedrag te meten De AUDIT bestaat uit 10 items, waarmee drie aspecten van alcoholgebruik worden gemeten: consumptie (item 1,2,3), afhankelijkheid (item 4,5,6) en schadelijk gebruik (items 7,8,9,10). De 10 items worden ieder gescoord van 0-4, de totale schaalwaarde varieert van Hier geldt hetzelfde als bij de eerdergenoemde instrumenten, het is een zelfbeoordelingsinstrument, maar kan ook door een interviewer worden afgenomen. Omdat de AUDIT alleen voor alcoholgebruik is ontwikkeld, is voor drugsgebruik is een op de AUDIT gebaseerd parallel instrument ontwikkeld, de Drugs Use Disorders Identification Test DUDIT (Berman, Bergman, Palmstierna, & Schlyter, 2005). Hier is overigens wel veel minder onderzoek mee gedaan is dan met de AUDIT. Een zeer bruikbaar aspect van de AUDIT is dat met het instrument 4 niveaus van gezondheidsschaderisico van alcoholgebruik kunnen worden onderscheiden met daaraan gekoppelde intensiteitsniveaus van interventies:(babor, Higgins-Biddle, Saunders, & Monteiro, 2001): Zone1 (0-7): Voorlichting, Zone 2 (8-15): Advies, Zone 3 (16-19) Advies met counseling en monitoring, Zone 4 (20-40) Verwijzing naar specialist voor diagnostiek en behandeling. In zoverre is het instrument niet alleen een simpele screener, maar kan ook gebruikt worden om te adviseren over intensiteit van interventies (zone 1,2,3) en diagnostiek en behandeling (zone 4). Voor het screenen van huidige middelenstoornissen en beperkingen de (de N uit het RNR) model adviseren we het gebruik van de AUDIT en de DUDIT. We leggen hier de nadruk op de functie van bepalen van de mate van stoornis en niet van risico. Als de huidige stoornis ernstig blijkt, kan worden aangenomen dat ook het recidiverisico (mits gerelateerd aan middelengebruik) groot is. Andersom (als er nu geen stoornis is, dat het recidiverisico laag is) geldt dat niet perse Screening of meteen diepte in? We onderscheidden eerder screening en diagnostiek. Het lijkt erop dat er in de reclassering sprake is van een voorselectie waarbij bij de cliënten die bij de SvG terecht komen van screening geen sprake meer hoeft te zijn: 80% heeft immers die factor. Bij RN en LdH ligt dat anders. Als we ervan uitgaan dat de baserates kloppen, dan ligt het voor de hand om in de verschillende organisaties het middelengebruik met een verschillend doel te meten. Bij RN en LdH zou dat gericht moeten zijn op het opsporen van middelengebruik, bij de SvG op het verder in kaart brengen en diagnostiseren van middelengebruik, de opsporing is immers al gebeurd. 3.4 Wanneer is het nodig een MATE-Crimi af te nemen? Een simpel antwoord op deze vraag is: als er middelengebruik met hoog risico op gezondheidsschade is en op grond daarvan dus behandeling in de verslavingszorg moet worden overwogen, kan niet volstaan worden met een RISc maar is het nodig een MATE-Crimi af te nemen. 3.5 Indicatie voor gedragsinterventies voor justitiabelen Wanneer er sprake is van middelengebruik in samenhang met crimineel gedrag kan het beteugelen van het middelengebruik een bijdrage leveren aan vermindering van recidive. Beteugelen van middelengebruik is vaak (maar niet altijd) het primaire doel van de verslavingszorg. Vandaar dat het voor de hand ligt om deze cliënten te verwijzen naar de 7 Onder andere omdat de cliënt antwoorden kan geven die niet kloppen, wat uit andere bronnen of op een later tijdstip kan blijken. Zo bleek uit een onderzoek met de AUDIT dat gevangenen onmiddellijk na gevangenzetting een veel lagere score hadden dan dat zij enkele weken later hadden(maggia et al., 2004). De vraag is wat voor een score toegekend moet worden in gevallen waarin informatie beschikbaar is die tegenstrijdig is met de informatie van de cliënt. We werken dat hier niet verder uit. 3 Advies Advies middelengebruikschalen RISc p. 19/33

20 verslavingszorg. De verslavingszorg is echter een gezondheidzorginstelling met herstel van gezondheid als doel en niet, of niet primair, het terugdringen van recidive, en zelfs niet altijd primair terugdringen middelengebruik. Beteugelen van middelengebruik kan ook bijdragen aan vermindering van recidive bij personen waarbij het middelengebruik niet (al) tot zodanige gezondheidsschade heeft geleid dat die beteugeling moet worden geplaatst in het kader van herstel van gezondheid. Er zijn dus terecht interventies in middelengebruik denkbaar buiten het kader van de verslavingszorg. In voorgesprekken is geconstateerd dat het mogelijk zou moeten zijn om een onderscheid te maken tussen het indiceren van een gedragsinterventie gericht op verslaving die niet een onderdeel van de gezondheidszorg is (leefstijltraining voor justitiabelen kort of leefstijltraining voor justitiabelen) en of verslavingszorg (per definitie ingebed in gezondheidszorg). Voor gedragsinterventies zou de RISc moeten kunnen voldoen, anders zou verdiepingsdiagnostiek met de MATE-Crimi moeten plaats vinden. Omdat gedragsinterventies gericht op middelengebruik voor justitiabelen uitgevoerd worden door verslavingsdeskundigen kan van regel 3.4 afgeweken worden als uitgesloten kan worden dat er sprake is van (a) comborbide psychopathologie en of (b) sociale desintegratie en als (c) de laatste 5 jaar geen of slechts een verslavingsbehandeling heeft gehad. In die gevallen zal immers ook de verslavingszorg zich normaliter beperken tot een interventie gericht op beteugeling van middelengebruik. Er zal nader bekeken moeten worden in hoeverre op grond van gegevens in de RISc over psychiatrische problematiek (gereviseerde schaal R10 (antisociale persoonlijkheid) en overige RIScitems over psychiatrische problematiek) en sociale desintegratie (bijvoorbeeld schaal R3 Huisvesting en wonen) een voldoende valide en betrouwbare schatting gemaakt kan worden van het feit dat er geen of slechts lichte beperkingen zijn op deze domeinen. Het aantal eerdere verslavingsbehandelingen speelt een belangrijke rol in de indicatiestellingsbeslisboom van de verslavingszorg en is relatief gemakkelijk in de RISc op te nemen. 284 (84%) personen hebben de laatste 5 jaar geen of slechts 1 verslavingsbehandeling gehad 8. Blijft wel het probleem van de positieve indicatiestelling voor de gedragsinterventies voor justitiabelen. Ons inziens zijn deze geschikt voor personen bij wie geen onderscheid meer te maken is tussen middelengebruik en crimineel gedrag(schippers & Broekman, 2008). De interventie richt zich op beide en op de reciproke relatie tussen beide. Personen bij wie middelengebruik voorop staat zijn meer gebaat bij een interventie in de verslavingszorg primair gericht op het verslavingsgedrag. Aandacht voor crimineel gedrag is dan niet nodig en kan zelfs verkeerd (aanmoedigend) werken. 3.6 Mogelijke senario s voor inzet van het instrumentarium In een gewijzigde RISc kunnen wij ons de volgende drie scenario s voorstellen voor screening en verdieping van middelengebruik Verdieping op basis van AUDIT/DUDID: integrale afname van AUDIT/DUDID Dit sluit aan op 3.4 waarin het standpunt wordt verwoord dat als er middelengebruik met hoog risico op gezondheidsschade is en op grond daarvan dus behandeling in de verslavingszorg moet worden overwogen, niet volstaan worden met een RISc maar het nodig is een MATE-Crimi af te nemen. In dit scenario wordt de AUDIT/DUDID geïntegreerd in de RISc. Op basis van de uitslagen wordt tot verdieping met de MATE-Crimi besloten. Uitvoering van de Integrale afname MATE-Crimi in de SvG Gebaseerd op de conclusie uit 3.3 dat Bij RN en LdH assessment van verslaving gericht zou moeten zijn op het opsporen van middelengebruik, en bij de SvG op het verder in kaart brengen en diagnostiseren van middelengebruik, zou in dit scenario bij de SvG integraal de MATE-Crimi afgenomen kunnen worden (9%) personen hebben twee verslavingsbehandelingen gehad, 17 (5%) personen drie tot vijf en 7 (2%) personen 6 of meer. Voor deze laatste 7 wordt, ongeacht andere MATE-scores, volgens het algoritme zorgniveau vier geadviseerd, voor de 17 personen met drie tot vijf behandelingen wordt ongeacht andere MATE-score volgens het algoritme niveau 3 geadviseerd 3 Advies Advies middelengebruikschalen RISc p. 20/33

vergelijkingsgroepenboek

vergelijkingsgroepenboek vergelijkingsgroepenboek samenstelling en gebruik van vergelijkingsscores voor de MATE 2.1 en de MATE-Y 2.1 theo broekman gerard schippers bêta boeken vergelijkingsgroepenboek samenstelling en gebruik

Nadere informatie

Monitoren e Gerard M. Schippers & Theo G. Broekman

Monitoren e Gerard M. Schippers & Theo G. Broekman Monitoren e Gerard M. Schippers & Theo G. Broekman Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam Bureau Bêta Opbouw 1. Achtergrond MATE 2. Toelichting onderdelen en gebruik van de MATE 3. Presentatie

Nadere informatie

CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen

CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen Achtergrond symposium Criminaliteit heeft grote gevolgen voor samenleving: -Fysieke verwondingen -Psychische klachten -Materiële schade -Kosten:

Nadere informatie

5. CONCLUSIES ONDERZOEK

5. CONCLUSIES ONDERZOEK 5. CONCLUSIES ONDERZOEK In dit hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek gepresenteerd. Achtereenvolgens worden de definitie van het begrip risicojongeren, de profielen en de registraties besproken.

Nadere informatie

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens Contactgegevens Heeft u na het lezen van deze Leidraad vragen of opmerkingen over het LIJ? U kunt dan contact opnemen met het projectteam LIJ via het telefoonnummer: 070 370 72 75. Mailen kan ook naar:

Nadere informatie

Hybride werken bij diagnose en advies. Inleiding

Hybride werken bij diagnose en advies. Inleiding Hybride werken bij diagnose en advies Inleiding Hybride werken is het combineren van 2 krachtbronnen. Al eerder werd aangegeven dat dit bij de reclassering gaat over het combineren van risicobeheersing

Nadere informatie

Samenvatting. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier

Samenvatting. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier Samenvatting Aanleiding en achtergrond van het onderzoek Sinds november 2004 maken de drie Nederlandse reclasseringsorganisaties gebruik van het instrument Recidive Inschattingsschalen (RISc) om het recidiverisico

Nadere informatie

Disclosure belangen Janneke Valk, bedrijfsarts

Disclosure belangen Janneke Valk, bedrijfsarts Disclosure belangen Janneke Valk, bedrijfsarts (potentiële) belangenverstrengeling Geen / Zie hieronder Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Sponsoring of onderzoeksgeld Honorarium

Nadere informatie

Pilotstudie Verdiepingsdiagnostiek van verslaving bij justitiabelen

Pilotstudie Verdiepingsdiagnostiek van verslaving bij justitiabelen Pilotstudie Verdiepingsdiagnostiek van verslaving bij justitiabelen Auteurs (in alfabetische volgorde) T.G. Broekman, C.A.J. de Jong, G.G.M. Riezebos, R. Rutten & G.M. Schippers Begeleidingsgroep Auteurs

Nadere informatie

MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN. Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein

MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN. Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein 28 november 2014 Middelengerelateerde problematiek 1. Algemeen A. Middelengebruik in België B. Gevolgen:

Nadere informatie

Justitiële Verslavingszorg. De reclassering

Justitiële Verslavingszorg. De reclassering Justitiële Verslavingszorg De reclassering JVz is een onderdeel van Inforsa, een instelling gespecialiseerd in intensieve en forensische zorg. JVz biedt reclasseringsprogramma s voor mensen die - mede

Nadere informatie

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling Evidence tabel bij ADHD in kinderen en adolescenten (studies naar adolescenten met ADHD en ) Auteurs, Gray et al., 2011 Thurstone et al., 2010 Mate van bewijs A2 A2 Studie type Populatie Patiënten kenmerken

Nadere informatie

Cannabis. Van frequent naar afhankelijk gebruik

Cannabis. Van frequent naar afhankelijk gebruik Improving Mental Health by Sharing Knowledge Cannabis Van frequent naar afhankelijk gebruik CanDepgroep Peggy van der Pol Margriet van Laar Ron de Graaf Nienke Liebregts Wim van den Brink Dirk Korf Frequent

Nadere informatie

handleiding en protocol

handleiding en protocol handleiding en protocol handleiding en protocol voor afname, scoring en gebruik van de MATE 2.1 gerard schippers theo broekman angela buchholz nederlandse bewerking gerard schippers theo broekman bêta

Nadere informatie

vroegsignalering alcoholgebruik medicatie & verslaving Ouderen Anton Selman

vroegsignalering alcoholgebruik medicatie & verslaving Ouderen Anton Selman vroegsignalering alcoholgebruik medicatie & verslaving Ouderen Anton Selman WWW.IRISZORG.NL Cijfers Ongeveer 300 patiënten met verslavingsproblemen per huisartspraktijk in Nederland Per 150 consulten per

Nadere informatie

Angst en depressie in de huisartspraktijk: signaleren van risicogroepen. Peter F M Verhaak NIVEL

Angst en depressie in de huisartspraktijk: signaleren van risicogroepen. Peter F M Verhaak NIVEL Angst en depressie in de huisartspraktijk: signaleren van risicogroepen Peter F M Verhaak NIVEL 12-maands prevalentie stemmings-, angst- en middelenstoornis 250 200 N/1000 patiënten 150 100 50 Depressie

Nadere informatie

Zorgpad alcohol en ouderen t.b.v. Huisarts

Zorgpad alcohol en ouderen t.b.v. Huisarts Zorgpad alcohol en ouderen t.b.v. Huisarts 1. De rol van de huisarts De huisarts kijkt op basis van de anamnese m.b.v. de Audit C of ICD 10 de cliënt alcoholafhankelijk is en doorverwezen moet worden naar

Nadere informatie

Inhoud. deel i de omvang en aard van het probleem 19. Voorwoord 1 1

Inhoud. deel i de omvang en aard van het probleem 19. Voorwoord 1 1 Voorwoord 1 1 deel i de omvang en aard van het probleem 19 1 Psychiatrische comorbiditeit van verslaving in relatie tot criminaliteit 2 1 Arne Popma, Eric Blaauw, Erwin Bijlsma 1.1 Inleiding 2 2 1.2 Psychiatrische

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

Samenvatting. 1 Aanleiding, doel en onderzoeksvragen

Samenvatting. 1 Aanleiding, doel en onderzoeksvragen Samenvatting 1 Aanleiding, doel en onderzoeksvragen Het instrument Recidive InschattingsSchalen (RISc) is het diagnose-instrument van de Nederlandse reclasseringsorganisaties dat in 2002-2003 door Adviesbureau

Nadere informatie

Vroegsignalering alcoholgebruik op de Spoedeisende hulp

Vroegsignalering alcoholgebruik op de Spoedeisende hulp Vroegsignalering alcoholgebruik op de Spoedeisende hulp Samenwerking tussen algemeen ziekenhuis en GGZ Roxanne Izendooren Projectleider Vroegsignalering alcoholgebruik 23 april 2012 Opdracht: Vragenlijst

Nadere informatie

handleiding en protocol

handleiding en protocol handleiding en protocol handleiding en protocol voor afname, scoring en gebruik van de MATE 2.1 gerard schippers theo broekman angela buchholz nederlandse bewerking gerard schippers theo broekman bêta

Nadere informatie

Middelen, delictgedrag en leefstijltraining. Marscha Mansvelt

Middelen, delictgedrag en leefstijltraining. Marscha Mansvelt Middelen, delictgedrag en leefstijltraining Marscha Mansvelt Inhoud Hoe gaat de Waag om met middelengebruik als risicofactor voor delictgedrag? Leefstijltraining 1. Alcohol is de meest sociaal geaccepteerde

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Antisociaal gedrag en problematisch middelengebruik. KFZ call

Antisociaal gedrag en problematisch middelengebruik. KFZ call Antisociaal gedrag en problematisch middelengebruik KFZ call 2015-9 Projectgroep Auteurs: Fleur Kraanen, Joan van Horn*, Jan van Amsterdam, Roos Dekker, Juliette Hutten en Lieke Nentjes. Klinische Psychologie,

Nadere informatie

Diagnostiek fase. Behandelfase. Resocialisatiefase. Psychosociale behandeling. Medicamenteuze behandeling. Terugvalpreventie Herstel

Diagnostiek fase. Behandelfase. Resocialisatiefase. Psychosociale behandeling. Medicamenteuze behandeling. Terugvalpreventie Herstel Diagnostiek fase Samenvattingskaart WANNEER, HOE? 1. Diagnostiek middelengebruik 2. Vaststellen problematisch middelengebruik en relatie met delict Aandacht voor interacties psychische problemen en middelengebruik

Nadere informatie

Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen?

Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen? Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen? Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen? Richtlijnen Casus IDDT Richtlijnen, wat zeggen ze niet! Richtlijnen Dubbele Diagnose, Dubbele hulp (2003) British

Nadere informatie

Integrated treatment for Substance abuse and Partner violence (I-StoP)

Integrated treatment for Substance abuse and Partner violence (I-StoP) Integrated treatment for Substance abuse and Partner violence (I-StoP) De effectiviteit van een gecombineerde behandeling gericht op problematisch middelengebruik en partnergeweld bij plegers van partnergeweld

Nadere informatie

Criminogene problemen onder daders die in aanmerking komen voor gedragsinterventies

Criminogene problemen onder daders die in aanmerking komen voor gedragsinterventies Cahier 2007-7 Criminogene problemen onder daders die in aanmerking komen voor gedragsinterventies L. M. van der Knaap G. Weijters S. Bogaerts a Wetenschappelijk Onderzoeken Documentatiecentrum Exemplaren

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

handleiding en protocol

handleiding en protocol Crimi handleiding en protocol handleiding en protocol voor afname, scoring en gebruik van de NEXUS 1.1 en de MfT-C gerard schippers theo broekman nederlandse bewerking gerard schippers theo broekman bêta

Nadere informatie

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender SAMENVATTING Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender In de jaren negentig werd duidelijk dat steeds meer werknemers in Nederland, waaronder in

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

Je vader en/of moeder verslaafd? Transgenerationele overdracht van verslaving

Je vader en/of moeder verslaafd? Transgenerationele overdracht van verslaving Je vader en/of moeder verslaafd? Transgenerationele overdracht van verslaving Drs. Margreet van der Meer Hoofd Kwaliteit Innovatie Centrum VNN Lectoraat Verslavingskunde Hanzehogeschool Je vader en/of

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/56016

Nadere informatie

Verslaving binnen de forensische psychiatrie

Verslaving binnen de forensische psychiatrie Verslaving binnen de forensische psychiatrie Minor - Werken in gedwongen kader Praktijkverdieping Docent: Paul Berkers Geschreven door: Martine Bergshoeff Edith Yayla Louiza el Azzouzi Evelyne Bastien

Nadere informatie

Positioneren van de SPV

Positioneren van de SPV Regiobijeenkomst SPV-en Friesland 27 november 2014 Positioneren van de SPV Gerard Lohuis Historie van SPV Eind jaren 60 vorige eeuw - Opnamebekorten - Opname voorkomen - Professional die in de thuissituatie

Nadere informatie

Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op , Sociëteit De Witte, te Den Haag

Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op , Sociëteit De Witte, te Den Haag Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op 30-8-2005, Sociëteit De Witte, te Den Haag Dames en heren, De Minister zei het al: de recidivecijfers zijn zorgwekkend. Van de

Nadere informatie

Blended video. Module Dubbele Diagnose. Versie 2.1

Blended video. Module Dubbele Diagnose. Versie 2.1 Blended video Module Dubbele Diagnose Versie 2.1 Inhoud Blended video carrousel Dubbele Diagnose pag. 3-4 Samen met cliënt kijken of mail sturen pag. 5-6 Evaluatie ter voorbereiding vervolggesprek pag.

Nadere informatie

namens Jellinek dank voor uw uitnodiging

namens Jellinek dank voor uw uitnodiging namens Jellinek dank voor uw uitnodiging Bani da Lima - Ahrendt Manager Behandelzaken JellinekMinnesota Franca Hasenbos Manager Bedrijfsvoering Jellinek Gooi- en Vechtstreek & JellinekMinnesota Onderwerpen

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Vroegsignalering bij middelengebruik! En dan? Brijder en Brijder Jeugd Leontien Los & Margriet Katoen

Vroegsignalering bij middelengebruik! En dan? Brijder en Brijder Jeugd Leontien Los & Margriet Katoen Vroegsignalering bij middelengebruik! En dan? Brijder en Brijder Jeugd Leontien Los & Margriet Katoen Programma Brijder en Brijder Jeugd Wie zit er in de zaal? Middelengebruik en GGZ Wat is verslaving?

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

Opzet alcoholbeleid voor werknemers binnen een instelling of bedrijf in de gemeente Raalte Alcoholpreventie volwassenen

Opzet alcoholbeleid voor werknemers binnen een instelling of bedrijf in de gemeente Raalte Alcoholpreventie volwassenen Opzet alcoholbeleid voor werknemers binnen een instelling of bedrijf in de gemeente Raalte Alcoholpreventie volwassenen Tactus Verslavingszorg Preventie & Consultancy Brink 40 7411 BT Deventer 088 3822

Nadere informatie

Verslaving en comorbiditeit

Verslaving en comorbiditeit Verslaving en comorbiditeit Wat is de evidentie? Dr. E. Vedel, Jellinek, Arkin 18 november 2014 Comobiditeitis hot 1 Jellinek onderzoek comorbiditeit Verslaving & persoonlijkheid, 1997 Verslaving & ADHD,

Nadere informatie

Ouderen en verslaving Dick van Etten Verpleegkundig Specialist GGZ Centrum Maliebaan

Ouderen en verslaving Dick van Etten Verpleegkundig Specialist GGZ Centrum Maliebaan Ouderen en verslaving Dick van Etten Verpleegkundig Specialist GGZ Centrum Maliebaan U moet de bakens verzetten en noch sterke drank, noch bier meer gebruiken: houdt u aan een matig gebruik van een redelijke

Nadere informatie

Open en Alert. en drugsgebruik door (delinquente) jongeren met LVG. Els Bransen, projectleider

Open en Alert. en drugsgebruik door (delinquente) jongeren met LVG. Els Bransen, projectleider Improving Mental Health by Sharing Knowledge Open en Alert Aanpakken van alcohol en drugsgebruik door (delinquente) jongeren met LVG Els Bransen, projectleider ebransen@trimbos.nl Jeugd en middelengebruik

Nadere informatie

Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen

Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen Het gebruik van tabak, alcohol, cannabis en drugs bij jongens met en zonder PIJmaatregel Samenvatting Annelies Kepper Violaine Veen Karin Monshouwer

Nadere informatie

When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L.

When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L. When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L. Kraanen Samenvatting Criminaliteit is een belangrijk probleem en zorgt

Nadere informatie

Langdurige Forensische Psychiatrie

Langdurige Forensische Psychiatrie Risicomanagement Checklijst Langdurige Forensische Psychiatrie Drs. Peter C. Braun, Dr. Erik Bulten Persoonlijke gegevens van de patiënt: Naam tbs-gestelde: Geboortedatum: TBS nummer: Verblijfplaats ten

Nadere informatie

Effectiviteit van de Wiet-Check

Effectiviteit van de Wiet-Check Improving Mental Health by Sharing Knowledge Effectiviteit van de Wiet-Check FADO 17 november 2011 Anouk de Gee Cannabis gebruik & jongeren Actueel gebruik (laatste maand) 5,3 % van 12-16 jarigen 20,7

Nadere informatie

Alcohol gebruik bij ouderen. 16-09-2010 Dick van Etten

Alcohol gebruik bij ouderen. 16-09-2010 Dick van Etten Alcohol gebruik bij ouderen 16-09-2010 Dick van Etten Inleiding Prevalentie Risicofactoren, lichamelijke aandoeningen Vroegsignaleren en diagnostiek Ontwikkelde interventies U moet de bakens verzetten

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Cannabisgebruik en stoornissen in het gebruik van cannabis in de adolescentie en jongvolwassenheid. Cannabis is wereldwijd een veel gebruikte drug. Het gebruik van cannabis is echter niet zonder consequenties:

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

Een oplossing voor uw verslaving én uw psychische klachten

Een oplossing voor uw verslaving én uw psychische klachten Een oplossing voor uw verslaving én uw psychische klachten GecombinEErde behandeling bij dubbele diagnose Onderdeel van Arkin Hebt u, naast een verslavingsprobleem, last van psychische klachten, zoals

Nadere informatie

Schizofrenie en comorbide verslaving

Schizofrenie en comorbide verslaving Schizofrenie en comorbide verslaving Wilma Reesink GGZ Verpleegkundig Specialist GGNet Apeldoorn Workshopindeling: 1. Stellingen bespreken aan de hand van het Lagerhuismodel met doel: kennis testen, dilemma

Nadere informatie

PK Broeders Alexianen Tienen

PK Broeders Alexianen Tienen PROGRAMMA 09u30 Ontvangst Koffie 10u00 Verwelkoming en inleiding Ivo Vanschooland Dr. H. Peuskens Getuigenis Pauze Getuigenis Herman Hacour 12u00 Aperitief en lunch 14u00 Werkgroepen begeleid door: Hacour

Nadere informatie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Het geïntegreerd behandelen van verslavingsproblematiek en PTSS

Het geïntegreerd behandelen van verslavingsproblematiek en PTSS Het geïntegreerd behandelen van verslavingsproblematiek en PTSS Dag van de Inhoud Den Haag 28 september 2017 Ante Lemkes, GZ-psycholoog in opleiding tot Specialist Inleiding Introductie van mezelf, jullie

Nadere informatie

HERSENZIEKTEN, AUTONOMIE EN GEDRAG. Werkbezoek OM Dordrecht 6-10-2009

HERSENZIEKTEN, AUTONOMIE EN GEDRAG. Werkbezoek OM Dordrecht 6-10-2009 HERSENZIEKTEN, AUTONOMIE EN GEDRAG Werkbezoek OM Dordrecht 6-10-2009 Co-morbiditeit is de norm (gegevens uit intern onderzoek Bouman GGZ) HEROÏNE (VAAK POLYDRUGGE BRUIK) ALCOHOL STIMULAN- TIA CANNABIS

Nadere informatie

Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie Versie: MATE-Uitkomsten-Q-nl 2.1. d d m m j j

Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie Versie: MATE-Uitkomsten-Q-nl 2.1. d d m m j j Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie Versie: MATE---nl 2.1 Vragenformulier Deze vragenlijst gaat over uw gebruik van alcohol en drugs (en gokken) en over een aantal onderwerpen die daarmee te maken

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Keuzevak Effectieve Verslavingspreventie. Welkom. iri Kruit Voorlichting en training

Keuzevak Effectieve Verslavingspreventie. Welkom. iri Kruit Voorlichting en training Keuzevak Effectieve Verslavingspreventie Welkom Docent: Siri Kruit s.r.kruit@hr.nl 1 Huiswerkopdracht : Programma les 2 Theorie basis informatie Cannabis -presentatie Voorlichtingsmateriaal -nabespreken

Nadere informatie

Auditinstrument. LVB & Middelengebruik

Auditinstrument. LVB & Middelengebruik Auditinstrument LVB & Middelengebruik Trimbos-instituut Organisatie: Organisatie-eenheid / locatie: Datum afname: Auditoren: Versie 9 mei 0 Pagina . Visie & beleid a. Beleid rondom middelengebruik De organisatie(eenheid)

Nadere informatie

PATHOLOGIE EN BEHANDELING BIJ

PATHOLOGIE EN BEHANDELING BIJ PATHOLOGIE EN BEHANDELING BIJ PATIËNTEN MET NOOD AAN ZEER INTENSIEVE ZORG DR. P. NEUTELEERS - SILKE VERCRUYSSE - JORN BOEIJKENS Afdeling Schelde Zeer Intensieve Zorg binnen FPC Gent Silke Vercruysse -

Nadere informatie

Landelijke menukaart 2012 Gedragsinterventies als leerstraf

Landelijke menukaart 2012 Gedragsinterventies als leerstraf Gedragsinterventies als leerstraf Erkende gedragsinterventies als leerstraf Naam Inhoud Frequentie* Uren Respect limits Regulier 10 bijeenkomsten / 1 ouderbijeenkomst Respect limits Regulier Plus 10 bijeenkomsten

Nadere informatie

IrisZorg. verslavingszorg. en maatschappelijke opvang. dicht bij mensen, ver in zorg

IrisZorg. verslavingszorg. en maatschappelijke opvang. dicht bij mensen, ver in zorg IrisZorg verslavingszorg en maatschappelijke opvang dicht bij mensen, ver in zorg > IrisZorg: dicht bij mensen, ver in zorg Bij IrisZorg kan iedereen rekenen op de deskundigheid en betrokkenheid van onze

Nadere informatie

Screening van cognitieve stoornissen in de verslavingszorg

Screening van cognitieve stoornissen in de verslavingszorg Screening van cognitieve stoornissen in de verslavingszorg aan de hand van de Montreal Cognitive Assessment (MoCA-D) Carolien J. W. H. Bruijnen, MSc Promovendus Vincent van Gogh cbruijnen@vvgi.nl www.nispa.nl

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

SPEEDPRESENTATIES Deel 1

SPEEDPRESENTATIES Deel 1 Dia 1 SPEEDPRESENTATIES Deel 1 Dia 2 Disclosure belangen sprekers van de speedpresentatie (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Sponsoring of onderzoeksgeld

Nadere informatie

Keuzevak Effectieve Verslavingspreventie. Welkom. iri Kruit Voorlichting en training

Keuzevak Effectieve Verslavingspreventie. Welkom. iri Kruit Voorlichting en training Keuzevak Effectieve Verslavingspreventie Welkom Docent: Siri Kruit s.r.kruit@hr.nl 1 Huiswerkopdracht : Programma les 2 Theorie basis informatie Cannabis -presentatie Voorlichtingsmateriaal -nabespreken

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

handleiding bêta boeken handleiding voor gebruik en scoring van de MATE-Q 2.1 gerard schippers theo broekman

handleiding bêta boeken handleiding voor gebruik en scoring van de MATE-Q 2.1 gerard schippers theo broekman Q handleiding S handleiding voor gebruik en scoring van de MATE-Q 2.1 gerard schippers theo broekman bêta boeken MATE: Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie http://www.mateinfo.eu Referentie Schippers,

Nadere informatie

Gevangen in Schuld. over de uitzichtloze schuldsituaties van cliënten van de verslavingsreclassering. door Marc Anderson

Gevangen in Schuld. over de uitzichtloze schuldsituaties van cliënten van de verslavingsreclassering. door Marc Anderson Gevangen in Schuld over de uitzichtloze schuldsituaties van cliënten van de verslavingsreclassering door Marc Anderson Hoe vorm te geven aan een sluitende aanpak van problematische schulden bij cliënten

Nadere informatie

Resocialisatie in Nederlandse Penitentiaire Inrichtingen

Resocialisatie in Nederlandse Penitentiaire Inrichtingen Resocialisatie in Nederlandse Penitentiaire Inrichtingen Anouk Bosma Universiteit Leiden Symposium gevangenismuseum 20 juni 2014 PRISONPROJECT.NL N S C R UL UU Wat ik vandaag wil vertellen Rehabilitatie

Nadere informatie

Bronnen van stress Persoonlijkheidskenmerken en coping (= wijze van omgaan met of reageren op stress) Effecten van stress

Bronnen van stress Persoonlijkheidskenmerken en coping (= wijze van omgaan met of reageren op stress) Effecten van stress WORK EXPERIENCE SCAN VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Voor elk bedrijf is het van belang de oorzaken van stresserende factoren zo snel mogelijk te herkennen om vervolgens het beleid hierop af te kunnen

Nadere informatie

MATE. Handleiding en protocol. Handleiding en protocol voor afname, scoring en gebruik van de MATE. Gerard Schippers Theo Broekman Angela Buchholz

MATE. Handleiding en protocol. Handleiding en protocol voor afname, scoring en gebruik van de MATE. Gerard Schippers Theo Broekman Angela Buchholz MATE Handleiding en protocol Handleiding en protocol voor afname, scoring en gebruik van de MATE Gerard Schippers Theo Broekman Angela Buchholz Colofon Uitgever Project Resultaten Scoren/GGZ Nederland

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

begrippen bevatten evenals een heldere afbakening van taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast kunnen in het protocol acute risicofactoren

begrippen bevatten evenals een heldere afbakening van taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast kunnen in het protocol acute risicofactoren 1 Samenvatting Inleiding en methode In 2009 wordt de verlofprocedure voor volwassen gedetineerden in het Nederlandse gevangeniswezen gewijzigd. Deze wijziging is onderdeel van het programma Modernisering

Nadere informatie

Behandeling van problematisch middelengebruik van leefstijltraining naar cognitieve gedragstherapie

Behandeling van problematisch middelengebruik van leefstijltraining naar cognitieve gedragstherapie Behandeling van problematisch middelengebruik van leefstijltraining naar cognitieve gedragstherapie Dr Wencke de Wildt Directeur behandelzaken Jellinek GZ psycholoog VGCT 2016 Inhoud 15 jaar cognitieve

Nadere informatie

Richtlijn alcohol screening door en voor arbeidsgeneesheren Lode Godderis 1,3 Marie-Claire Lambrechts 1,2

Richtlijn alcohol screening door en voor arbeidsgeneesheren Lode Godderis 1,3 Marie-Claire Lambrechts 1,2 Richtlijn alcohol screening door en voor arbeidsgeneesheren Lode Godderis 1,3 Marie-Claire Lambrechts 1,2 1 KU Leuven, Centrum Omgeving en Gezondheid; 2 Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs

Nadere informatie

Gedwongen opname en verslaving Dr Anne Van Duyse - De Sleutel en PC Sint Jan Baptist

Gedwongen opname en verslaving Dr Anne Van Duyse - De Sleutel en PC Sint Jan Baptist Gedwongen opname en verslaving Dr Anne Van Duyse - De Sleutel en PC Sint Jan Baptist Deel 1: Wet op de gedwongen opname Deel 2: problematisch middelengebruik Toetsing van de wet bij verslaving Geesteszieke

Nadere informatie

Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies

Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies Bijlage Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies 1. Theoretische onderbouwing: de gedragsinterventie is gebaseerd op een expliciet veranderingsmodel waarvan

Nadere informatie

P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ

P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ Dilemma s bij risicotaxatie Risicotaxatie is een nieuw en modieus thema in de GGZ Veilige zorg is een illusie Hoe veiliger de zorg, hoe minder vrijheid voor

Nadere informatie

Functionele diagnostiek bij langdurige eetstoornissen

Functionele diagnostiek bij langdurige eetstoornissen Functionele diagnostiek bij langdurige eetstoornissen OP BASIS VAN ICF MARIETA VERHOEVEN VERPLEEGKUNDIG SPECIALIST I.O. COGNITIEF GEDRAGSTHERAPEUTISCH WERKER VGCT Ernstige en langdurige eetstoornis Definitie

Nadere informatie

FORENSISCH AMBULANTE RISICO EVALUATIE FARE

FORENSISCH AMBULANTE RISICO EVALUATIE FARE E T N A L U B M A H C S I S N FORE E R A F E I T A U L A V E O C I S RI G IN R O C S N E T N U P S T H C A D UITLEG EN AAN FORENSISCH AMBULANTE RISICO EVALUATIE FARE Doel Vaststellen recidiverisico en

Nadere informatie

Een oplossing voor uw verslaving én uw psychische klachten

Een oplossing voor uw verslaving én uw psychische klachten Een oplossing voor uw verslaving én uw psychische klachten GECOMBINEERDE BEHANDELING BIJ DUBBELE DIAGNOSE Onderdeel van Arkin Hebt u, naast een verslavingsprobleem, last van psychische klachten, zoals

Nadere informatie

NVAB-richtlijn blijkt effectief

NVAB-richtlijn blijkt effectief NVAB-richtlijn blijkt effectief Nieuwenhuijsen onderzocht de kwaliteit van de sociaal-medische begeleiding door bedrijfsartsen van werknemers die verzuimen vanwege overspannenheid, burn-out, depressies

Nadere informatie

Samenvatting. Doel. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier

Samenvatting. Doel. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier Samenvatting Op 1 april 2014 is het adolescentenstrafrecht (ASR) in werking getreden. Met het adolescentenstrafrecht beoogt de wetgever een flexibele toepassing van het jeugden volwassenenstrafrecht rond

Nadere informatie

Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden

Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden Factsheet 2010-2 Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden Auteurs: G. Weijters, P.A. More, S.M. Alma Juli 2010 Aanleiding Een aanzienlijk deel van de Nederlandse gedetineerden verblijft

Nadere informatie

De trekthermometer. Carin Wiering. Verpleegkundig Specialist GGZ GGZ Drenthe Carin Wiering. Verpleegkundig Specialist GGZ

De trekthermometer. Carin Wiering. Verpleegkundig Specialist GGZ GGZ Drenthe Carin Wiering. Verpleegkundig Specialist GGZ De trekthermometer Over het begeleiden van craving bij cliënten met triple-problematiek Carin Wiering Carin Wiering Verpleegkundig Specialist GGZ GGZ Drenthe carin.wiering@ggzdrenthe.nl GGZ Drenthe Verpleegkundig

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Samenvatting Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Eén van de manieren van het ministerie van Veiligheid en Justitie om de hoge recidive onder ex-gedetineerden omlaag te brengen is door al tijdens detentie

Nadere informatie

Samenvatting in Nederlands

Samenvatting in Nederlands * Samenvatting in Nederlands Samenvatting in Nederlands Dit proefschrift is gebaseerd op gegevens verkregen uit het FuPro-CVA onderzoek (Functionele Prognose bij een cerebrovasculair accident (of beroerte)).

Nadere informatie

De invloed van LVB en PTSS op behandelresultaten. Birgit Seelen-de Lang (GZ psycholoog) Berry Penterman (Psychiater) GGZ Oost Brabant, FACT

De invloed van LVB en PTSS op behandelresultaten. Birgit Seelen-de Lang (GZ psycholoog) Berry Penterman (Psychiater) GGZ Oost Brabant, FACT De invloed van LVB en PTSS op behandelresultaten Birgit Seelen-de Lang (GZ psycholoog) Berry Penterman (Psychiater) GGZ Oost Brabant, FACT 19 juni 2019 Vignet 33 jarige man, boerenzoon. Sinds 2010 bekend

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

STAPPENPLAN ANGST IN DE EERSTE LIJN

STAPPENPLAN ANGST IN DE EERSTE LIJN STAPPENPLAN ANGST IN DE EERSTE LIJN Doel Vroegtijdige opsporing en behandeling van angst bij zelfstandig wonende ouderen. STAP 1: Screenen op angst in de eerste lijn (kruis aan). Voelde u zich de afgelopen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

De medicamenteuze behandeling van ADHD en verslaving bij adolescenten.

De medicamenteuze behandeling van ADHD en verslaving bij adolescenten. De medicamenteuze behandeling van ADHD en verslaving bij adolescenten. Joanneke van der Nagel, psychiater, Tactus Verslavingszorg, Enschede Pieter-Jan Carpentier, psychiater, Reinier van Arkel groep, s-hertogenbosch

Nadere informatie

De toepasbaarheid en haalbaarheid van CONTINGENCY MANAGEMENT, toegevoegd aan een CGT interventie voor problematisch middelengebruik

De toepasbaarheid en haalbaarheid van CONTINGENCY MANAGEMENT, toegevoegd aan een CGT interventie voor problematisch middelengebruik De toepasbaarheid en haalbaarheid van CONTINGENCY MANAGEMENT, toegevoegd aan een CGT interventie voor problematisch middelengebruik Merkx et al., 2015 1 Inhoud Context Contingency management Doelgedrag

Nadere informatie