taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden vast te leggen voor de bij hem in dienst zijnde werknemers;

Transcriptie

1 A. Arbo-beleid. De Arbo-wet stelt als eis dat de werkgever zijn ondernemingsbeleid zodanig inricht, dat rekening wordt gehouden met de veiligheid, gezondheid en welzijn van de werknemers. Dat dit ook geldt voor de opleidingsbedrijfen spreekt welhaast voor zich. Om dit te realiseren dient de werkgever/opleidingsbedrijf: - middelen, faciliteiten en tijd ter beschikking te stellen; taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden vast te leggen voor de bij hem in dienst zijnde werknemers; - met zijn werknemers te overleggen en samen te werken; - verzuimbeleid te voeren; - een risico inventarisatie en evaluatie op te stellen; - het beleid regelmatig te toetsen en aan te passen aan de hand van de ervaringen die met het genoemde beleid zijn opgedaan. De, uit de hiervoor genoemde punten voortvloeiende, activiteiten zijn vastgelegd in een Arbo-beleidsplan, waarbij rekening is gehouden met de specifieke omstandigheden waarin binnen het opleidingsbedrijf als onderneming wordt gewerkt. In het beleidsplan staat aangegeven welke Arbo-taken en welke procedures van toepassing zijn. Het uitgangspunt is dat wanneer door alle betrokkenen, werkgevers, werknemers en de inlenende bedrijven conform het Arbo-beleidsplan wordt gewerkt dit zal uitmonden in een verbetering van de arbeidsomstandigheden met als gevolg het terugdringen van verzuim door ziekte en ongevallen. Vanzelfsprekend is dat de onderdelen van het Arbo-beleidsplan een uitwerking hebben in de richting van de inlenende bedrijven. Van deze bedrijven wordt verwacht dat zij de doelstellingen van het Arbo-beleid zullen onderschrijven, middels de door de werkgever/opleidingsbedrijf gehanteerde algemene voorwaarden. B. Doelstelling Arbo-beleid. Het Arbo-beleid is erop gericht de arbeidsomstandigheden te verbeteren door de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de werknemers op de werkplek zo goed mogelijk te waarborgen. Voorwaarde voor succes is dat alle betrokkenen zich aangesproken voelen op hun verantwoordelijkheden en zich daadwerkelijk inzetten de hiervoor genoemde doelstelling te realiseren.

2 C. Algemene uitgangspunten. De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd bij de samenstelling van de taakverdelingen, waarbij het bestuur de verantwoordelijkheid heeft gedelegeerd naar de directie van het opleidingsbedrijf 1. Verantwoordelijkheden. a. De directie van het opleidingsbedrijf is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit plan. Zij zal de daarvoor nodige maatregelen (doen) treffen en de benodigde middelen ter beschikking stellen. Het opleidingsbedrijf en het inlenende bedrijf dragen zorg voor de uitvoering van de maatregelen, voor instructie en controle en het noodzakelijke overleg met deskundigen en overige derden. De afstemming van de taken zal jaarlijks in een jaarplan worden vastgelegd en middels een jaarverslag worden geëvalueerd. b. Door het opleidingsbedrijf zal bij het uitlenen van leerlingen worden toe- en teruggezien op de wijze waarop in het inlenend bedrijf invulling gegeven wordt aan de Arbeidsomstandigheden en het Arbeidsbesluit Jeugdigen. c. Met de bewaking, controle en advisering van dit plan wordt belast, als een onderdeel van zijn totale taak, de directie van het opleidingsbedrijf. Over alle zaken betreffende dit plan wordt rechtstreeks gerapporteerd aan het bestuur van het opleidingsbedrijf. 2. Voorbereidende maatregelen. a. Om het Arbo-beleid handen en voeten te geven zal er een deugdelijke op schrift gestelde risico inventarisatie en evaluatie gedaan worden, in overleg met de directie en deskundigen. Deze risico inventarisatie en evaluatie zal het uitgangspunt worden van het te voeren Arbo-beleid. b. Om te komen tot een goed verzuimbeleid zal verzuim specifiek geregistreerd worden naar de oorzaak (ongeval, ziekte etc.). De directie van het opleidingsbedrijf zal dit organiseren. Een analyse van het verzuim zal regelmatig met behulp van deskundigen opgesteld worden. Ook de uitkomst van de risico inventarisatie en evaluatie van a. zal hierbij worden meegenomen. De analyse is een, onderdeel van de jaarlijkse evaluatie en de maatregelen, vastgesteld ter vermindering van het verzuim, zullen in het jaarplan worden meegenomen. Ook zal schriftelijk aan de leerling bekend gemaakt worden op welke wijze de verzuimbegeleiding zal plaats vinden. c. Tijdens de voorbereiding van uit te voeren taken in de opleidingswerkplaats zal door het opleidingsbedrijf met de noodzakelijke gezondheids- en

3 veiligheidsvoorzieningen rekening worden gehouden volgens de ter beschikking gestelde informatie (lespakketten Stichting Arbouw, werkplekonderzoek door deskundigen, informatie van deskundigen, P- bladen, brochures, productinformatie bladen etc. d. Indien tot aanschaf van materieel en/of gereedschappen en/of grond- en hulpstoffen wordt besloten, zal steeds worden overwogen in hoeverre deze voldoen aan de laatste stand van de techniek etc. Bij de aanschaf van gronden hulpstoffen zal aan de leverancier productinformatie worden opgevraagd en zal ter beoordeling omtrent veiligheids- en gezondheidsrisico s hierover deskundigen geraadpleegd worden. Door het opleidingsbedrijf zullen aan het inlenend bedrijf aanbevelingen, conform dit Arbo-plan, worden gedaan die een gezonde en veilige werksituatie voor de leerling voorstaan. (indien noodzakelijk) 3. Maatregelen en controle. a. Introductie, voorlichting, onderricht en begeleiding vindt als volgt plaats: -- in de opleidingswerkplaats d.m.v. een geïntegreerde taalinstructie waarbij gebruik gemaakt wordt van ter beschikking gestelde informatie, P-bladen en de uitkomsten van werkplekinventarisatie door deskundigen; --de leerlingen door het in voldoende mate geven van instructie over algemene gezondheids- en veiligheidsonderwerpen, e.e.a. afgestemd op de informatie die op de streekscholen reeds worden verstrekt als basis voor de geïntegreerde taakinstructie. De begeleiding van de instructie geschiedt door externe deskundigen (Stichting Arbouw, BGD en/of anderen); door liet aan nieuwe leerlingen verstrekken van algemene informatie, regels en aanwijzingen in het kader van dit Arbo-beleidsplan en betrekking hebbend op o.a. het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, het treffen van hygiënische maatregelen en het opvolgen van instructies. b. Gedurende een uitleenperiode zal tijdens het bestaand overleg tussen het opleidingsbedrijf en het inlenend bedrijf de rapportage geëvalueerd en getoetst worden m.b.t. de stand van zaken op het gebied van gezondheid en veiligheid. Deze afzonderlijke rapportages zullen deel uitmaken van de jaarlijkse evaluatie omtrent de uitvoering van het Arbo-beleidsplan. 4. Bijzondere bepalingen inzake de bedrijfsgezondheidszorg. a. Iedere leerling zal voor dat deze een aanvang heeft gemaakt met de werkzaamheden hij het opleidingsbedrijf een intredekeuring ondergaan. Pas hij gebleken geschiktheid voor het gekozen vak zal de leerling een leer-/arbeidsovereenkomst worden aangeboden. b. Iedere leerling zal van de diensten van de bedrijfsgezondheidsdienst gebruik kunnen maken volgens de regels van de Bouw-CAO.

4 c. Het opleidingsbedrijf zal zich conform de Arbo-wet deskundig laten bijstaan waar haar deskundigheid stokt. d. Aan deskundigen van de bedrijfsgezondheidsdienst wordt vanuit het opleidingsbedrijf de mogelijkheid geboden om zich op de hoogte te houden van de schadelijke invloeden welke de leerling bij zijn arbeid kan ondervinden en van de verdere omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht en van de ervaringen welke zijn opgedaan met het op de gezondheid van de werknemer gerichte beleid. 5. Bijzondere bepalingen inzake de bedrijfsveiligheidszorg. a. Door het opleidingsbedrijf zullen voldoende bedrijfshulpverleners als zodanig worden opgeleid om ook op dit onderdeel aan de voorschriften conform de Arbo-wet te voldoen. Met medewerkers van het opleidingsbedrijf zal hierover in hem werkoverleg worden gesproken en afspraken over worden gemaakt. Door het opleidingsbedrijf zal een beleid gevoerd moeten worden gericht op een zo groot mogelijke veiligheid bij de arbeid. Dit specifieke beleid zal jaarlijks door het bestuur van het opleidingsbedrijf moeten worden opgesteld (jaarplan) en geëvalueerd (jaarverslag) en is een vast onderdeel van het Arbo-beleidsplan. Bij het vaststellen en de uitvoering van dit beleid kan door externe deskundigen ondersteuning worden verleend. 6. Bijzondere bepalingen inzake jeugdige werknemers. Ingevolge de artikelen 7-8 en 12 van de Arbo-wet zal er een programma ontwikkeld dienen te worden inzake voorlichting, onderricht en begeleiding van jeugdige werknemers. Een dergelijk programma beoogt ondermeer de inventarisatie van de onderwerpen die voor voorlichting in aanmerking komen, het opstellen van afzonderlijke instructieprogramma en/of geïntegreerde taakinstructie, het voldoende vaak organiseren van deze onderricht programma s en het tot stand laten komen van een taakomschrijving van de mentor. b. Ingevolge het Arbeidsbesluit Jeugdigen zal met behulp van een deskundige aangegeven dienen te worden welke werkzaamheden binnen het opleidingsbedrijf dan wel het inlenend bedrijf verboden zijn om door jeugdigen te worden uitgevoerd. In dit Arbeidsbesluit Jeugdigen staan deze werkzaamheden omschreven en wordt de apparatuur vermeld waarvan gebruik door jeugdigen verboden is. Een afschrift van dit Arbeidsbesluit Jeugdigen dient zowel in het opleidingsbedrijf als in het inlenend bedrijf aanwezig te zijn.

5 D. Definities. ** * ** * * In dit Arbo-beleidsplan wordt verstaan onder: Arbo-wet. De arbeidsomstandighedenwet. Opleidingsbedrijf. Opleidingsbedrijf STUBO BV, Bestuur. Het bestuur van het opleidingsbedrijf. Directie. De door het bestuur van het opleidingsbedrijf aangestelde perso(o)n(en) die belast zijn met de algemene en dagelijkse leiding van het opleidingsbedrijf. Functionaris. De algemeen coördinator, de coördinator en de mentor in het opleidingsbedrijf. Algemeen coördinator. De werknemer die de werkzaamheden van de coördinatoren coördineert. Coördinator. De werknemer die de werkzaamheden van (een groep van) mentoren coördineert. Leermeester. De werknemer belast met de taken als bedoeld in artikel S van de Arbo-wet. Arbo-instituut. Een instituut als bedoeld in artikel 21 van de Arbo-wet. Bedrijfsgezondheidsdienst. Een dienst als bedoeld in artikel 18 van de Arbo-wet. Bedrijfsveiligheidsdienst. Een dienst als bedoeld in artikel 19 van de Arbo-wet, Werknemer. De werknemer zoals omschreven in artikel 1 lid b van de Arbo-wet.

6 Leerling. De jeugdige werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Arbo-wet, alsmede een ieder die op basis van een arbeidsovereenkomst met betrekking tot de primaire of de voortgezette opleiding werkzaam is bij het opleidingsbedrijf. Inlenend bedrijf. Het bedrijf waarmee het opleidingsbedrijf een overeenkomst heeft op basis waarvan een leerling aldaar in het kader van zijn opleiding te werk gesteld wordt. E. Taakverdeling inzake Arbo-zorg. 1. De directie heeft de volgende taken en is daardoor jegens het bestuur verantwoording schuldig: a. Het (doen) uitvoeren van het Arbo-beleidsplan. b. Het ter beschikking stellen van de nodige middelen die de veiligheid en de gezondheid bevorderen. c. Het instrueren van de algemeen coördinator omtrent zijn taken. d. Het toezien op de periodieke rapportage van de functionarissen omtrent hun taken. e. Het periodiek evalueren van het Arbo-beleid, de uitvoering van de Arbo-taken en het doen van voorstellen tot wijziging daarvan. f. Het opstellen van het jaarverslag en het jaarplan. 2. De algemeen coördinator heeft de volgende taken en is daarvoor verantwoording schuldig aan de directie: a. Het instrueren van coördinatoren. b. Het toezien op periodieke rapportage door coördinatoren. c. Het (doen) opstellen van lijsten van materieel, gereedschappen en/of gronden hulpstoffen, welke de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en leerlingen bevorderen c.q. daarvoor het minst schadelijk zijn. d. Het zorgdragen voor de beschikbaarheid van de juiste productinformatie van het genoemde onder punt c. e. Het instrueren van inlenende bedrijven met betrekking tot het onderhavige Arbobeleidsplan. f. Het onderhouden van contacten en het plegen van overleg met de deskundigen van bedrijfsgezondheid- en bedrijfsveiligheidsdiensten en van de Arbo-instituten. g. Het doen uitvoeren of opzetten van een risico inventarisatie en evaluatie en het opzetten en uitvoeren van een plan van aanpak. h. De registratie van verzuim, gespecificeerd naar ziekte en ongevallen aangevuld met oorzaak en gevolg.

7 i. Het opzetten en onderhouden van verzuimbegeleiding. j. De inhoudelijke analyse van het verzuim met de voorstellen voor maatregelen ter vermindering daarvan, bij voorkeur in overleg met externe deskundigen. 3. De coördinator heeft de volgende taken en is daarvoor verantwoording schuldig aan de algemeen coördinator: a. Het (doen) opstellen van instructieprogramma s voor leerlingen. b. Het instrueren van de leermeesters (werkplaats). c. Het toezien op en de uitvoering van de rapportage door de leermeesters (werkplaats). d. Het toezien op de wijze waarop in het inlenende bedrijf invulling wordt gegeven aan de Arbo-wet en het Arbeidsbesluit Jeugdigen. e. Het toezien op de melding van verzuim door de leermeesters en de melding daarvan aan de algemeen coördinator. 4. De leermeester (werkplaats) heen de volgende taken en is daarvoor verantwoording schuldig aan de coördinator: a. De voorlichting en het onderricht van leerlingen zoals bedoeld in artikel 6 van de Arbo-wet. b. Voorlichting en onderricht als bedoeld in artikel 7 van de Arbo-wet, in het bijzonder: -- het informeren van leerlingen omtrent de inhoud van de voorschriften. -- het informeren van leerlingen omtrent algemene en specifieke gezondheidsen veiligheidsonderwerpen, een en ander afgestemd op de informatie die op de streekscholen reeds worden verstrekt. -- het verstrekken van informatie ten aanzien van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, het treffen van hygiënische maatregelen en het opvolgen van instructies. -- het toezien op de naleving van de verstrekte instructies door de leerlingen en het volgen van het leerproces. -- het rapporteren aan de coördinator omtrent verzuim, gespecificeerd naar de oorzaak (ongeval, ziekte etc.). c. Het mede opstellen van instructieprogramma s en de uitvoering daarvan. d. Het mede opstellen van lijsten van machines, gereedschappen en grondstoffen, ten aanzien waarvan de leerlingen niet dan onder begeleiding gebruik mogen maken en het toezien op de naleving van deze instructies. e. Het periodiek rapporteren aan de coördinator omtrent zijn taken genoemd onder sub. a t/m d.

8 5. De leerling heeft de navolgende verplichtingen en verantwoordelijkheden: a. Het op de juiste manier gebruik maken van de hem/haar verstrekte middelen, materialen, machines en gereedschappen. b. Het op de juiste manier hanteren en in stand houden van aangebrachte beveiligingen. c. Het op de juiste manier gebruiken en beheren van de hem/haar door de werkgever of het inlenende bedrijf verstrekte persoonlijke beschermingsmiddelen. d. Het onverwijld onder de aandacht brengen van de betreffende leermeester/coördinator van onveilige en/of gezondheidsbedreigende werkomstandigheden. e. Hij/zij dient zich strikt te houden aan de instructies van hetzij de leermeester in de werkplaats, danwel de bedrijfsleermeester. f. Is er naar zijn/haar redelijk oordeel, sprake van een acuut onveilige en/of gezondheidsbedreigende situatie, dan is hij/zij bevoegd het werk, na melding van het risico/gevaar, te onderbreken, met behoud van zijn/haar loon.