Voor alle duidelijkheid wordt de gewijzigde tekst van bericht 34 PS van 18 mei 1992 hierna volledig hernomen.

Transcriptie

1 Bericht Nr 47 HR 16 november 2004 STATUTAIRE EN REGLEMENTAIRE BEPALINGEN INZAKE PENSIOENEN De wet van 3 februari 2003, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13 maart 2003 en met uitwerking op 1 januari 2003, brengt verschillende wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector, waaronder deze van de NMBS. Daaruit volgt dat de terzake bij de NMBS van kracht zijnde statutaire en reglementaire bepalingen gepubliceerd met bericht 34 PS van 1992 als volgt worden aangepast. Voor alle duidelijkheid wordt de gewijzigde tekst van bericht 34 PS van 18 mei 1992 hierna volledig hernomen. De gewaarborgde minimumpensioenbedragen, de cumulaties van de rust- of overlevingspensioenen, de maxima op gebied van pensioenen en de aanvraag om een onmiddellijk of uitgesteld pensioen, zijn het onderwerp van afzonderlijke berichten. Het bericht 34 PS van 1992 is opgeheven. HOOFDSTUK I STATUTAIRE BEPALINGEN De wijzigingen aangebracht aan de artikels 25, 29, 30 en 37 van hoofdstuk XVI van het Statuut van het Personeel zijn als bijlage bij dit bericht gevoegd. De wijzigingen aangebracht aan de artikels 25, 30 en 37 hebben uitwerking vanaf 1 januari 2003; de wijzigingen aangebracht aan artikel 29 hebben uitwerking vanaf 1 juli HOOFDSTUK II REGLEMENTAIRE BEPALINGEN A. RUSTPENSIOENEN I. In aanmerking nemen van nieuwe diensten en perioden voor het openen van het recht en het berekenen van het pensioen 1. Aanneembare diensten en perioden zonder minimumleeftijdsgrens 1 De artikels 5 en 9 van hoofdstuk XVI van het Statuut van het Personeel schaffen de minimumleeftijd af voor het meetellen van diensten en perioden voor het openen van het recht en het berekenen van het rustpensioen, die, naargelang van het geval, vastgesteld was op 19 of 16 jaar. 2 Voor de toepassing van vorenvermelde bepalingen worden voortaan beschouwd als volbracht in de hoedanigheid van bediende van het rijdend personeel, de helft van de dienstjaren vervuld als :

2 - aspirant-machinist; - elektricien aspirant bestuurder; - leerling-bestuurder rangeringen; - leerling-bestuurder; - leerling-wachter. 2. Aannemen van nieuwe diensten voor het openen van het recht en het berekenen van het pensioen, bedoeld door de wet van 14 april 1965 a. Principe 3 De wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioensector voorziet het in aanmerking nemen, zowel voor het openen van het recht als voor het berekenen van het pensioen, van de vroeger tijdens de oorlog bewezen diensten bij de opgerichte agglomeraties van gemeenten in het kader van een voltijdse administratieve opdracht voor zover deze diensten: - niet reeds krachtens een vroegere wettelijke of reglementaire bepaling in aanmerking komen; - niet reeds recht hebben gegeven op een werknemerspensioen in het wettelijk stelsel op 1 juni b. Toekenningsvoorwaarden en toepassingsdata 4 De pensioenen worden op aanvraag van de betrokkene herzien, rekening houdend met de vorenstaande bepalingen. Die aanvraag tot herziening heeft uitwerking : - op 1 juni 1984 voor zover zij binnen 6 maanden na deze bekendmaking wordt ingediend; - op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de aanvraag werd ingediend, in de andere gevallen. II. Toekenning van een onmiddellijk of een uitgesteld pensioen 5 Bij toepassing van het artikel 8 van Hoofdstuk XVI van het Statuut van het Personeel, wordt de storting aan het pensioenstelsel van de wettelijke sociale zekerheid van de bijdragen, overeenstemmend met de duur van de bij de NMBS bewezen werkelijke diensten, niet uitgevoerd indien de bediende de toekenningsvoorwaarden voor een onmiddellijk of een uitgesteld pensioen vervult. 1. Toekenningsvoorwaarden 6 De bediende wiens diensten na 31 december 1976 beëindigd werden en die in aanmerking komende diensten of perioden van na die datum kan laten gelden, kan niettemin aanspraak maken op een dergelijk pensioen, indien hij tenminste 5 jaar aanneembare diensten telt.

3 Dit pensioen is onmiddellijk voor zover de bediende op de leeftijd van 60 jaar nog in dienst is. Het is uitgesteld tot 60 jaar wanneer de bediende zijn betrekking heeft neergelegd vóór die leeftijd. 7 Onder aanneembare diensten dient te worden verstaan de werkelijke diensten in aanmerking genomen voor het openen van het recht op pensioen waarvan sprake in artikel 5 van Hoofdstuk XVI van het Statuut van het Personeel. 8 De in hogervermelde par. 6 voorgeschreven bepalingen zijn niet van toepassing : - op de bediende wiens diensten beëindigd werden ingevolge afzetting; - op de bediende wiens diensten bij de NMBS reeds recht hebben gegeven op een werknemerspensioen in het wettelijk stelsel. 9 Als een bediende geen 20 in aanmerking komende dienstjaren telt voor de opening van het recht op een pensioen, worden de diensten en perioden tijdens welke deze bediende rechten heeft doen ontstaan, hetzij op een ander pensioen dat niet ten laste van de openbare sector valt of van één der machten of instellingen waarop de wet van 14 april 1965 van toepassing is, hetzij op een pensioen als gewezen lid van het beroepspersoneel van de kaders in Afrika, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het pensioen. 10 Als een bediende geen 20 voor de berekening van het pensioen in aanmerking komende dienstjaren telt: 1. wordt de tijdsbonificatie wegens diploma slechts in aanmerking genomen ten belope van de verhouding tussen de in maanden uitgedrukte duur van voormelde aanneembare diensten en het getal 240; 2. worden de aanneembare diensten en perioden slechts voor hun enkelvoudige duur in aanmerking genomen. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de duur van de aanneembare diensten vastgesteld zonder rekening te houden met de tijdsinkorting voorzien in het cijfer II A. van het bericht 33 PS van Opheffingsbepalingen 11 Cijfer I van letter C van het bericht 65 P van 1 december 1978 is ingetrokken. Het recht op het uitgesteld pensioen voortvloeiend uit de toepassing van het bericht 65 P van 1978 blijft geregeld door deze bepalingen, zoals ze waren gesteld vóór hun opheffing. De personen die hun recht op dat pensioen hebben verloren of zullen verliezen wegens de uitoefening van een winstgevende activiteit, mogen evenwel het uitgesteld pensioen aanvragen voorzien bij bericht 61 P van 1984, zoals het gewijzigd werd door dit bericht. III. Definitie van het begrip effectieve diensten 12 Onder effectieve diensten die in aanmerking komen voor de opening van het recht op pensioen waarvan sprake in artikel 5 van Hoofdstuk XVI van het Statuut van het Personeel, moet worden verstaan:

4 - de door de NMBS bezoldigde diensten bewezen in de hoedanigheid van statutaire of tijdelijke bediende of als dagloner of als stagiair RVA; - de duur van de vergoede afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid; - de tijdens de loopbaan van statutaire bediende volbrachte militaire diensten van de oorlog en gelijkgestelde diensten zoals zij bepaald zijn bij de wettelijke bepalingen; - de diensten bewezen bij besturen of openbare instellingen die in aanmerking komen krachtens de wet van 14 april 1965; - de diensten bewezen door de leden van het beroepspersoneel van de kaders in Afrika die in aanmerking worden genomen krachtens het Koninklijk Besluit van 21 mei 1964; - de perioden van internationale opdrachten; - het beschikbaarheidsverlof en het verlof ter voorbereiding van de opruststelling; - de perioden van brugpensioen; - de dienstvrijstellingen toegekend in het kader van een politiek mandaat en de politieke verloven; - het verlof zonder bezoldiging om dwingende redenen; - de perioden van onderbreking van de beroepsloopbaan, ambtshalve aanneembaar of geldig gemaakt door vrijwillige stortingen; - de perioden van niet-benuttiging voortvloeiend uit de uitoefening van onvolledige prestaties; - de periode van preventieve schorsing die niet als straf bekrachtigd werd; - de diensten bewezen bij de vergunninghoudende Spoorwegmaatschappijen door personeelsleden die door de NMBS werden overgenomen; - de duur van de dienstonderbrekingen wegens gehechtheid aan het vaderland, waarvoor de normale bezoldiging of een symbolische bezoldiging werd toegekend; - de duur van het voordeel van het tijdelijk pensioen indien de gerechtigde daadwerkelijk opnieuw in dienst werd genomen gedurende ten minste één jaar. IV. Diensten bewezen vóór een afzetting 13 Wanneer een personeelslid werd afgezet en later opnieuw pensioenaanspraakverlenende diensten verricht, kunnen enkel de vanaf de nieuwe indiensttreding verrichte diensten in aanmerking komen voor de toekenning en de berekening van het rustpensioen. Wordt met een afgezette bediende gelijkgesteld, de tijdelijke bediende wiens diensten werden beëindigd ten gevolge van een afdanking om een dringende reden, waardoor hij zijn betrekking zonder opzeggingstermijn, noch opzeggingsvergoeding verloor.

5 B. OVERLEVINGSPENSIOENEN Navermelde reglementaire bepalingen geven bijzonderheden en uitvoeringsmaatregelen inzake de artikelen van Hoofdstuk XVI van het Statuut van het Personeel betreffende de overlevingspensioenen. I. Het pensioen van de langstlevende echtgenoot 1. Artikel 25, cijfer 1 14 Onder voor de berekening van een overlevingspensioen in aanmerking komende dienstjaren overeenkomstig de op 31 mei 1984 van kracht zijnde bepalingen wordt verstaan, de diensten en perioden die aanleiding hebben gegeven tot bijdragen ten voordele van Kas II van het Pensioenfonds. 2. Artikel De verklaring van afwezigheid overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek geldt als bewijs van het overlijden. 3. Artikel Voor de berekening van het overlevingspensioen wordt rekening gehouden met de diensten en perioden die in aanmerking worden genomen voor de berekening van een rustpensioen dat op dezelfde datum van het overlevingspensioen zou ingaan. 17 De periodes tijdens welke de bediende zijn ambt heeft onderbroken om een bezigheid uit te oefenen uit hoofde waarvan de langstlevende echtgenoot effectief aanspraak kan maken op een overlevingspensioen in een ander stelsel, zijn niet aanneembaar. 4. Artikel 29, cijfer 1 18 De globale wedde, die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het overlevingspensioen, is de gemiddelde globale wedde van de laatste 5 loopbaanjaren van de overleden echtgenoot ; ze is beperkt tot die van de duur van de loopbaan, als deze minder dan 5 jaar bedraagt. 19 Het geheel van de aanneembare diensten worden uitgedrukt in maanden met 2 decimalen. De bepalingen van deze paragraaf hebben uitwerking op 1 september Indien de duur van de aanneembare diensten ingekort werd overeenkomstig de bepalingen van het bericht 33 PS van 1992 tot regeling van de berekening van het pensioen voor diensten met onvolledige opdracht, mag de breuk de verhouding c) niet overschrijden bepaald onder cijfer II, A, 2, 1 van bedoeld bericht. 21 Als het overlijden van de bediende zich voordoet vóór het verstrijken van de maand in de loop waarvan hij zijn twintigste verjaardag bereikt heeft of zou bereikt hebben, dan is de breuk gelijk aan de verhouding c) waarvan sprake in par. 20 hierboven.

6 22 Onder sommen gestort krachtens vroegere statutaire en reglementaire bepalingen met het oog op de geldigmaking van diensten en periodes worden de bijdragen aan Kas II van het Pensioenfonds verstaan. 23 De vergoede duur overeenkomstig de bepalingen van voormelde par. 22 wordt, in voorkomend geval, vermenigvuldigd met de verhouding c) waarvan sprake in par. 20 hierboven. 5. Artikel 29, cijfer 2 24 De maximumwedde van de weddeschaal wordt vervangen door de gemiddelde globale wedde waarvan sprake onder cijfer 4 hierboven, indien die hoger is. De voormelde maximumwedde of de voormelde gemiddelde globale wedde wordt vervangen door de laatste wedde: a. indien de echtgenoot niet in dienstactiviteit overleden is, zijn pensioenrechten uitsluitend voortvloeien uit de statutaire en reglementaire bepalingen betreffende het uitgesteld of onmiddellijk pensioen en hij minder dan 20 in aanmerking komende dienstjaren telde in de zin van voornoemde bepalingen; b. indien de echtgenoot niet in dienstactiviteit overleden is, hij geen diensten of periodes na 31 december 1976 kan laten gelden en hij minder dan 20 voor de berekening van een overlevingspensioen in aanmerking komende dienstjaren overeenkomstig de op 31 mei 1984 van kracht zijnde wetgeving telde. II. Het pensioen van de uit de echt gescheiden echtgenoot 1. Artikel De teller en de noemer van de breuk omvatten, in voorkomend geval, het gedeelte dat 480 maanden zou overschrijden. Het maandonderdeel, dat eventueel in deze totalen voorkomt, wordt weggelaten. 2. Artikel Voor de berekening van het totale pensioen, alsmede van het gedeelte dat wordt toegekend aan de uit de echt gescheiden echtgenoot, wordt rekening gehouden met de bepalingen van paragraaf 17 hierboven, ongeacht welke echtgenoot het in dat lid bedoelde voordeel geniet. III. Het wezenpensioen 1. Artikel Indien het recht op wezenpensioen voortvloeit uit de toepassing van artikel 37, tweede alinea, wordt de uitbetaling van het pensioen geschorst vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die van het huwelijk van de langstlevende ouder. Deze schorsing is niet meer van toepassing wanneer de wees de leeftijd van meerderjarigheid bereikt of wanneer de langstlevende ouder overlijdt vooraleer de wees deze leeftijd bereikt.

7 Zij moet niet toegepast worden indien de voogdij over de wees uitgeoefend wordt door een andere persoon dan de langstlevende ouder. De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing vanaf 1 april Voor de toepassing van de artikelen 40bis, 42 en 43 1 van de wet van 5 augustus 1978, wordt een pensioen dat aan een minderjarige wees toegekend wordt krachtens het artikel 37, tweede lid, beschouwd als een overlevingspensioen waarvan de langstlevende ouder titularis zou zijn. Onderhavige bepaling slaat op al de pensioenen, ongeacht de datum waarop zij ingaan en heeft uitwerking op 1 juli 1991 ; zij is evenwel niet toepasselijk indien de voogdij over de wees uitgeoefend wordt door een andere persoon dan de langstlevende ouder. Indien de wees, uit hoofde van het overlijden van zijn beide ouders, aanspraak kan maken op: 29 - NMBS-pensioenen, wordt enkel het hoogste pensioen toegekend; 30 - een NMBS-pensioen en een door een ander stelsel toegekend pensioen, wordt het pensioen van de NMBS enkel toegekend als het het hoogste is. 31 Voor de toepassing van de vorige alinea worden als andere stelsels beschouwd, de pensioenregelingen vastgesteld krachtens een Belgische of buitenlandse wetgeving, of een pensioenregeling van een volkenrechtelijke instelling. 2. Artikel Het pensioen van de aangenomen wees wordt niet of niet meer toegekend indien het aangenomen kind uit hoofde van het overlijden van zijn natuurlijke ouders of van één van hen, een hoger wezenpensioen ontvangt. Indien dit laatste pensioen lager is, wordt het afgetrokken van het voormelde pensioen. Hetzelfde geldt voor het door adoptie gewettigd kind. 33 De cumulatie van voordelen voortvloeiend uit achtereenvolgende adopties is verboden. Alleen het hoogste voordeel wordt toegekend. 3. Artikel 40 alinea 2 34 Wanneer er bij het overlijden van het personeelslid tegelijk wezen uit verschillende huwelijken bestaan, wordt het pensioen berekend alsof ze allen uit hetzelfde huwelijk waren. Dat pensioen wordt verdeeld onder de groepen pensioengerechtigden evenredig met het aantal kinderen waaruit iedere groep bestaat. Wanneer er bij het overlijden van het personeelslid tegelijk een langstlevende echtgenoot en niet uit deze echtgenoot en het overleden personeelslid geboren wezen zijn, wordt een overeenkomstig de bepalingen van artikel 29 berekend overlevingspensioen toegekend. Dat pensioen wordt verdeeld tussen de langstlevende echtgenoot enerzijds en de wezen anderzijds evenredig met de pensioenen die elk van de twee groepen rechthebbenden, afzonderlijk beschouwd, verkregen zou hebben ; in voorkomend

8 geval wordt het gedeelte dat toekomt aan de groep der wezen verdeeld overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 34, tweede lid. Wanneer er bij het overlijden van het personeelslid tegelijk een uit de echt gescheiden echtgenoot en niet uit deze echtgenoot en het overleden personeelslid geboren wezen zijn, wordt een overeenkomstig de bepalingen van artikel 29 berekend overlevingspensioen toegekend. Dat pensioen wordt verdeeld tussen de uit de echt gescheiden echtgenoot enerzijds en de wezen anderzijds evenredig met de pensioenen die elk van de twee groepen rechthebbenden, afzonderlijk beschouwd, verkregen zou hebben ; in voorkomend geval wordt het gedeelte dat toekomt aan de groep der wezen verdeeld overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 34, tweede lid. Het pensioengedeelte dat toekomt aan elk van de twee groepen rechthebbenden wordt beperkt tot het pensioen dat die groep zou hebben verkregen indien er geen twee groepen rechthebbenden zouden zijn geweest. IV. Gemeenschappelijke bepaling 37 Wanneer de langstlevende of de uit de echt gescheiden echtgenoot afziet van de voogdij over de uit zijn huwelijk met het overleden personeelslid geboren kinderen, worden deze laatsten als wezen beschouwd. Hetzelfde geldt indien hij van de voogdij over die kinderen is uitgesloten of ontzet of onbekwaam is om de voogdij over diezelfde kinderen uit te oefenen. In de gevallen, bedoeld in vorige alinea, wordt het pensioen van de langstlevende of uit de echt gescheiden echtgenoot verdeeld onder de groepen pensioengerechtigden evenredig met de pensioenen die de verschillende groepen, afzonderlijk beschouwd, zouden verkregen hebben, zonder dat iedere groep een hoger pensioen kan verkrijgen dan datgene dat hij afzonderlijk zou verkregen hebben. Het aan de kinderen toekomend gedeelte wordt uitbetaald aan de persoon die de kinderbijslag voor de voormelde kinderen ontvangt. C. ALGEMENE BEPALINGEN I. Afstand van een pensioen Toepassing van het artikel 54 van hoofdstuk XVI van het Statuut van het Personeel 38 De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op de rust- en overlevingspensioenen ten laste van de Openbare Schatkist, van de NMBS, of één van de machten of instellingen waarop de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector van toepassing is. Iedereen die een rust- of overlevingspensioen geniet waarvan sprake in de eerste alinea, kan op elk ogenblik afstand doen van de uitbetaling van het geheel van dit pensioen, indien hij daardoor een vervangingsinkomen kan verkrijgen. Iedereen die een overlevingspensioen geniet waarvan sprake in de eerste alinea, kan op elk ogenblik afstand doen van de uitbetaling van het geheel van dit pensioen, indien hij daardoor een al dan niet in de eerste alinea bedoeld overlevingspensioen kan verkrijgen, waarvan de rechten echter voortvloeien uit een ander huwelijk. De aanvraag tot afstand van een pensioen moet worden gericht tot de Pensioendienst van de NMBS (bureau HR 341 sectie 52) Frankrijkstraat 85 te 1060

9 Brussel. Ze heeft uitwerking, hetzij vanaf de ingangsdatum van het pensioen, hetzij vanaf een door de betrokkene gekozen datum. Wanneer de aanvraag uitwerking heeft op een datum voorafgaand aan die van haar indiening en wanneer bedragen moeten worden terugbetaald, zijn de voorziene verjaringstermijnen niet van toepassing op deze bedragen. De persoon die gebruik heeft gemaakt van de bij alinea 2 en 3 van deze paragraaf bepaalde mogelijkheid, mag op elk ogenblik vragen dat de uitkering van zijn pensioen voor de toekomst wordt hervat. Deze aanvraag heeft uitwerking op een door de betrokkene gekozen datum, maar ten vroegste op de eerste dag van de maand volgend op die waarin ze werd ingediend. De datum waarop de uitbetaling van het pensioen wordt hervat, wordt beschouwd als ingangsdatum van het pensioen voor de toepassing van de bepalingen die de cumulatie van pensioenen met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen regelen. II. Gemeenschappelijke bepalingen 39 Indien geen enkele van de diensten bepaald in artikel 28 van het Statuut van het Personeel gelijktijdig werd uitgeoefend, worden de diensten die achtereenvolgens werden volbracht, in aanmerking genomen voor de berekening van een enig overlevingspensioen, zelfs als die diensten rechten hebben doen ontstaan of kunnen doen ontstaan op onderscheiden rustpensioenen. Indien de diensten die werden gepresteerd bij de macht of het organisme waarbij de bediende zijn loopbaan niet heeft beëindigd, op zichzelf rechten op een afzonderlijk rustpensioen hadden doen ontstaan of hadden kunnen doen ontstaan, en indien de gemiddelde wedde die als grondslag zou hebben gediend voor de berekening van het overlevingspensioen hoger is dan de gemiddelde wedde die verbonden is aan de laatste 5 jaar van de loopbaan, kan het enig overlevingspensioen worden vastgesteld op basis van die hogere gemiddelde wedde, maar in dat geval wordt de duur van de diensten gepresteerd bij de macht of de instelling waarbij het personeelslid zijn loopbaan beëindigd heeft, verminderd in evenredigheid met de verhouding tussen enerzijds de gemiddelde wedde verbonden aan de laatste 5 jaar van de loopbaan of aan de volledige duur van de loopbaan in het laatste ambt als die minder dan 5 jaar bedraagt en anderzijds voormelde hogere gemiddelde wedde. Die berekeningswijze wordt enkel toegepast als ze voor betrokkene gunstiger is. Als de tweede alinea wordt toegepast, wordt de breuk die voortvloeit uit de toepassing van artikel 29 1 alinea 4 van hoofdstuk XVI van het Statuut van het Personeel of in geval van onvolledige prestaties, van paragraaf 20 van onderhavig bericht, vermenigvuldigd met de verhouding tussen enerzijds de duur van alle diensten die in aanmerking werden genomen voor de berekening van het enig overlevingspensioen na toepassing van de tweede alinea en anderzijds de duur van diezelfde diensten zonder de toepassing van die alinea. De tweede en derde alinea zijn niet van toepassing indien de diensten die werden gepresteerd in het ambt waarin betrokkene zijn loopbaan niet beëindigt, werden volbracht in het kader van een mandaat waaraan een pensioenstelsel verbonden is met een gunstiger tantième dan 1/55. Gelijktijdig uitgeoefende diensten die de toekenning van onderscheiden rustpensioenen met zich hebben gebracht of zouden hebben gebracht, geven aanleiding tot de toekenning van onderscheiden overlevingspensioenen, die elk vastgesteld worden op grond van dezelfde elementen als die welke in aanmerking

10 werden genomen of zouden genomen zijn voor de berekening van de onderscheiden rustpensioenen. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt geen rekening gehouden met diensten en perioden waarvan de inaanmerkingneming nadelig zou zijn voor de betrokkene. III. Betalingsmodaliteiten 40 De rust- en overlevingspensioenen ten laste van de NMBS die ingaan na 31 december 1987, zijn per maand verworven en worden de laatste werkdag van de maand betaald, waarop ze betrekking hebben, met uitzondering van het maandbedrag voor de maand december dat de eerste werkdag van de maand januari van het volgend jaar betaald wordt. Hetzelfde geldt voor de verschillende elementen die in voorkomend geval bij het pensioen gevoegd worden en tegelijkertijd betaald worden. Worden vooraf betaald : - de rust- en overlevingspensioenen ingegaan vóór 1 januari 1988; - de overlevingspensioenen toegekend aan rechthebbenden van personen, die op het ogenblik van hun overlijden, een rustpensioen genoten dat voorafbetaald werd.