Deel 2. Basiskennis chemie

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "Deel 2. Basiskennis chemie"

Renske van de Velde
5 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 Deel 2. Basiskennis chemie Achteraan vind je een periodiek systeem van de elementen. Gebruik dit waar nodig. Vraag 21 Koolstofmonoxide (C) kan gesynthetiseerd worden door stoom met methaan (CH4 ) te laten reageren volgens onderstaande reactievergelijking. CH4 (g) + H2 (g) C (g) + 3 H2 (g) Wat zal er gebeuren als we de druk in het reactievat verhogen? (A) De evenwichtsconstante wordt groter. (B) De evenwichtsconstante wordt kleiner. (C) Er wordt meer C en H2 gevormd. (D) Er wordt meer CH4 en H2 gevormd. plossing: D Vraag 22 m een meting uit te voeren op een zeer zuur waterstaal moet een veldbiologe de ph van het staal (10 ml) snel wijzigen van 4 naar 6. Hoe gaat ze best te werk? (A) 990 ml water toevoegen. (B) 90 ml 0,1M NaH toevoegen. (C) 10 ml water toevoegen. (D) De meting slechts met 0,1 ml staal doen. plossing: A Vraag 23 IJzer(III)carbonaat is een roodbruine stof die onoplosbaar is in water. Welke van onderstaande formules is de correcte formule voor dit zout? (A) FeC3 (B) Fe3 C3 (C) Fe2 (C3 )3 (D) Fe3 (C3 )2 plossing: C 9

2 Vraag 24 Welke uitspraak over de galvanische cel is correct, als je weet dat de standaardelektrodepotentiaal (= normpotentiaal) van zilver E0 (Ag+ /Ag) = + 0,80 V is en die van nikkel E0 (Ni2+ /Ni) = 0,23 V? zoutbrug Ni Ni e Ag Ag+ + e Ni Ag (A) Ag+ is een oxidator en Ni2+ is een reductor. (B) In de nikkelcel vindt de reductie plaats en in de zilvercel de oxidatie. (C) p de zilverelektrode zal zich zilver afzetten. (D) Via de zoutbrug bewegen Ag+ ionen van de zilvercel naar de nikkelcel. plossing: C Vraag 25 De verbranding van een onbekend element (X) levert 4 mol X2 3 op volgens de onderstaande reactievergelijking. 4 X(v) (g) 2 X2 3 (v) Er werd 216 g van het element verbrand. Welk element is X? (A) aluminium (Al) (B) een isotoop van Astaat (At) (C) mangaan (Mn) (D) chroom (Cr) plossing: A 10

3 Vraag g propaangas (C3 H8 (g)) wordt samengebracht met 160 g zuurstofgas (2 (g)) en tot ontbranding gebracht. Deze reactie verloopt volgens onderstaande vergelijking. C3 H8 (g) (g) 3 C2 (g) + 4 H2 (g) Welke stof is er in overmaat aanwezig? (A) C3 H8 (B) C2 (C) 2 (D) Er is geen overmaat. plossing: A Vraag 27 Aspartaam is een kunstmatige zoetstof die ongeveer 200 maal zoeter is dan suiker. Door deze grote zoetkracht en de lage energetische waarde voor het lichaam wordt het vooral gebruikt in zoete lightproducten als frisdranken. Welke functionele groep komt in de afgebeelde structuurformule van aspartaam niet voor? H H2N HN (A) estergroep (B) amidegroep (C) aminegroep (D) alcoholgroep plossing: D 11 CH3

4 Vraag 28 Chloor komt voor onder de vorm van twee belangrijke isotopen, chloor-35 en chloor-37. Welke elektronenconfiguratie is correct voor chloor-37? (A) 1s2 2s2 2p6 3s3 3p6 (B) 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 (C) 1s2 2s2 2p6 3s3 3p5 (D) 1s2 2s2 2p6 3s2 3p5 plossing: D Vraag 29 In een vat van 1 liter laat je 1 mol van stof A reageren met 1 mol van stof B en wacht tot de reactie zijn evenwichtstoestand heeft bereikt. De reactie gaat op volgens de onderstaande reactievergelijking. Bereken de waarde van de evenwichtsconstante op basis van de gegevens in de grafiek. A+ 2B C concentratie (mol/l) 1,2 [A] 1,0 [B] 0,8 [C] 0,6 0,4 0,2 0, tijd (s) (A) 0,0600 (B) 1,33 (C) 3,33 (D) 16,7 plossing: D Vraag 30 Een organische molecule is opgebouwd uit 3 C-atomen en een onbepaald aantal H-atomen. Welke stelling omtrent deze molecule is juist? (A) De molecule kan maximaal 10 H-atomen bevatten. (B) De molecule kan maximaal 2 pi-bindingen bevatten. 12

5 (C) De molecule kan geen alkyn zijn. (D) De molecule kan maximaal 8 sigma-bindingen bevatten. plossing: B 13

6 Z X EN VII B elektronegativiteit VIII B 9 29 IB II B 12 5 B 2,0 III A 13 6 C 2,5 IV A 14 7 N 3,0 VA ,5 VI A 16 9 F 4,0 VII A ,9 Ra (226) Fr (223) Ba 137,3 Cs ,9 55 Sr 87,6 Rb 38 85,5 37 Ca 40,1 K 20 39,1 19 Mg 24,3 Na 1,2 23,0 12 9,0 6,9 11 Be Li 3 Sc Y (227) Ac ,9 La 57 88, ,00 Ti V Pa (231) 232,0 140, ,1 90 Th Pr Ce Db (260) Rf 105 (257) 104 Ta 180,9 Hf ,5 72 Nb 92,9 Zr 41 50,9 91, ,9 23 U 238, ,2 Nd 60 (263) Sg ,9 W 74 95,9 Mo 42 51,1 Cr 24 (237) Np (145) 93 Pm 61 (262) Bh ,2 Re (98) 75 Tc 43 54,9 Mn 25 Ar Fe (242) Pu ,4 Sm 62 (265) Hs ,2 s ,1 Ru 44 55,9 Ir (243) Am ,0 Eu 63 (266) Mt , ,9 Rh 45 58,9 Co 27 (247) Cm ,3 Gd 64 (269) Uun ,1 Pt ,4 Pd 46 58,7 Ni 28 relatieve atoommassa symbool Cu (247) Bk ,9 Tb ,0 Au ,9 Ag 47 63,6 Zn (249) Cf ,5 Dy ,6 Hg ,4 Cd 48 65,4 1,5 (254) Es ,9 Ho ,4 Tl ,8 In 49 69,7 Ga 31 27,0 Al 13 10,8 1,8 (253) Fm ,3 Er ,2 Pb ,7 Sn 50 72,6 Ge 32 28,1 Si 14 12,0 P 2,1 (256) Md ,9 Tm ,0 Bi ,8 Sb 51 74,9 As 33 31, ,0 S 2,5 (254) No ,0 Yb 70 (209) Po ,6 Te 52 79,0 Se 34 32, ,0 3,0 2,8 I 2,5 (257) Lr ,0 Lu 71 (210) At , ,9 Br 35 35,5 Cl 17 19,0 (222) Rn ,3 Xe 54 83,8 Kr 36 40,00 Ar 18 20,2 Ne 10 4,0 atoomnummer VI B 6 He 1,5 VB 5 H 4 IV B 4 1,0 1,0 III B 3 lanthaniden 14 actiniden 1 2,1 II A IA Periodiek Systeem van de Elementen

Vergelijkbare documenten

Algemene en Technische Scheikunde

Algemene en Technische Scheikunde Naam en voornaam: Examennummer: Reeks: Theorie: Oefeningen: Totaal: 1A 2A 3B 4B 5B 6B 7B 8B 1B 2B 3A 4A 5A 6A 7A 8A 1 1 H 1.008 2 He 4.003 2 3 Li 6.941 4 Be 9.012 5 B