ACTUALITEITEN PERSONEN EN FAMILIERECHT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ACTUALITEITEN PERSONEN EN FAMILIERECHT"

Transcriptie

1 ACTUALITEITEN PERSONEN EN FAMILIERECHT SPREKER MR. A.R. VAN MAAS DE BIE, ADVOCAAT VMBS ADVOCATEN 11 DECEMBER :30 16:30 UUR

2 Inhoudsopgave Mr. dr. A.R. van Maas de Bie 1. Algemene inleiding in het internationaal privaatrecht Literatuur S.J. Schaafsma, Internationaal privaatrecht: in afwachting van Boek 10 BW, p. 7 NJB 2011, p Th.M. de Boer, Samenloop van verdragen en verordeningen op het terrein van het p. 10 internationaal familierecht, FJR 2010, p M. van Yperen-Groenleer, Een analyse van de gewone verblijfplaats, EB 2012, afl. 3, p. 21 p E.N. Frohn, Kroniek IPR/internationaal familierecht, FJR 2015, 66 p. 28 Boeken (zelf raadplegen) L. Strikwerda, Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht, 11e druk, Deventer: Kluwer 2015, nrs A.P.M.J. Vonken, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht, 10. Internationaal privaatrecht. Deel II. Het internationale personen familie- en erfrecht, Kluwer 2012, hoofdstuk 1: Nationaliteitsaanknoping versus domiciliaire aanknoping in het internationale personen-, familie- en erfrecht, p Huwelijksontbinding Wetgeving Brussel II bis Art. 4 lid 1 Rv Literatuur A.E. Oderkerk, Rome III: geen geünificeerd Europees conflictenrecht op het terrein p. 42 van de echtscheiding voor Nederland, Nederlands Tijdschrift voor Europees Recht 2011, p. 122 e.v. Boeken (zelf raadplegen) Th.M. de Boer, F. Ibili e.a., Nederlands internationaal personen- en familierecht Wegwijzer voor de rechtspraktijk, Serie Recht en Praktijk Personen- en Familierecht, deel PFR3, Kluwer 2012, Hoofdstuk 6, par. 2, p (Oderkerk) A.P.M.J. Vonken, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht, 10. Internationaal privaatrecht. Deel II. Het internationale personen familie- en erfrecht, Kluwer 2012, hoofdstuk 5: Huwelijksontbinding F. Ibili, Boek 1 Personen- en familierecht, onder Titel 9, IPR Huwelijksontbinding, in losbladige Groene Serie Personen- en Familierecht, Kluwer A.P.M.J. Vonken en A.E. Oderkerk, Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken

3 en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000, commentaar bij de Brussel II-bis Verordening, in: T&C Personen- en familierecht, Kluwer 2012, bijlage H.5.2 A.P.M.J. Vonken, Burgerlijk Wetboek Boek 10 (Uittreksel), commentaar bij de artikelen 10:55 e.v., in T&C Personen- en familierecht L. Strikwerda, Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht, 11 e druk, Deventer: Kluwer 2015, nr en nrs A.R. van Maas de Bie, (Echt)scheiding en internationaal privaatrecht, Monografieën (echt)scheidingsrecht, deel 6, Sdu Uitgevers S. Bouddount, Marokkaanse rechtspraktijk inzake de erkenning van in Nederland uitgesproken echtscheidingen, Migrantenrecht 2006, p Jurisprudentie HvJ EG/EU 16 juli 2009, ECLI:EU:C:2009:474 (Hadadi/Mesko) p. 49 NJ 2011/347 m.nt. Th.M. de Boer (geen effectiviteitstoets bij bipatridie onder art. 3(1)b Brussel II-bis) HvJ EG/EU 29 november 2007, ECLI:NL:XX:2007:BC1263 p. 64 (Sundelind Lopez/Lopez Lizazo) (formele reikwijdte Brussel II bis) Hof s-gravenhage 21 december 2005, NIPR 2006, 101 (echtscheiding, bevoegdheid, forum necessitatis) zelf raadplegen Hof s-gravenhage 7 december 2005, NIPR 2006, 12 (echtscheiding, litispendentie onder Brussel II bis, betekening) zelf raadplegen Hof s-gravenhage 10 oktober 2007, NIPR 2008, 9 (echtscheiding, bevoegdheid, litispendentie) zelf raadplegen HR 9 juni 1995, NIPR 1995, 474 (toepassing realiteitstoets onder art. 1 lid 2 WCE) (NB: WCE per 1 januari 2012 ingetrokken) zelf raadplegen Hof s-hertogenbosch 25 februari 2010, NIPR 2010, 287 (toepassing Marokkaans scheidingsrecht onder art. 1 WCE) (NB: WCE per 1 januari 2012 ingetrokken) zelf raadplegen HR 9 november 2001, ECLI:HR:HR:2001:AD4011, NJ 2002/279 m.nt. Th.M. de Boer p. 70 (buitenlandse echtscheiding i.s.m. Nederlandse openbare orde) 3. Alimentatie Wetgeving EU-Alimentatie-Verordening nr. 4/2009 betreffende rechtsmacht, toepasselijk recht, erkenning en tenuitvoerlegging onderhoudsverplichtingen (in werking getreden op 30 januari 2009, van toepassing in Nederland op 18 juni 2011) Artt Rv Haags Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen (sinds 1 augustus 2013 van toepassing; was reeds voorlopig van toepassing vanaf 18 juni 2011)

4 Art. 116 boek 10 BW (in werking vanaf 1 januari 2012) Literatuur Th.M. de Boer, Nieuwe regels voor de internationale alimentatie, FJR 2011, p. 84 p F. Ibili, Ontwikkelingen IPR: echtscheiding, alimentatie en ouderlijke p. 95 verantwoordelijkheid, EB 2012, afl. 3, p P. Vlas, Alimentatie uit Brussel met een Haags randje, WPNR 2009, 6794 p. 101 P. Vlas, Mijlpalen in het IPR, WPNR 2011, 6892 p. 104 D. van Iterson, Toegang tot de rechter en het recht in internationale p. 11 alimentatiezaken, FJR 2013/16, afl. 2, p L. Walker, From Brussels I and the Maintenance Convention to the Maintenance Regulation: is the Resulting Maintenance Regulation Consistent with the Other EU PIL Instruments?, NIPR 2013, afl. 2, p zelf raadplegen Boeken (zelf raadplegen) L. Strikwerda, Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht, 11 e druk, Kluwer:Deventer 2015, nrs a, A.P.M.J. Vonken, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht, 10. Internationaal privaatrecht. Deel II. Het internationale personen-, familie- en erfrecht, Kluwer 2012, hoofdstuk 10: Alimentatie, p L.Th.L.G. Pellis, Alimentatie, in: Nederlands internationaal personen- en familierecht, Wegwijzer voor de rechtspraktijk, Recht en Praktijk 3, p A.R. van Maas de Bie, (Echt)scheiding en internationaal privaatrecht, Monografieën (echt)scheidingsrecht, deel 6, Sdu Uitgevers Jurisprudentie HvJ EU 16 juli 2015, ECLI:EU:C:2015:479, NJ 2015/423 m.nt. De Boer p. 122 (nevenvoorziening kinderalimentaite bij art. 3 onder c en onder de Alimentatieverordening Hof Amsterdam 27 juli 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3137 (art. 3 sub d p. 134 Alimentatieverordening, geen connexiteit ouderlijke verantwoordelijkheid/alimentatie) Hof Amsterdam 9 december 2014 ECLI:NL:GHAMS:2014:6081 (art. 7 p. 139 Alimentatieverordening, geen sprake van forum necessitatis) HVJ EG 22 december 2010, ECLI:EU:C:2010:829 (Mercredi/Chaffe) (art. 8 en 10 p. 142 Brussel II bis, gewone verblijfplaats zuigeling, peildatum bevoegdheid, litispendentie) Rechtbank Middelburg 11 januari 2012, ECLI:NL:RBMID:2012:BV2280 p. 158 (aanpassing bijstandsnorm, Big Mac Index) Rb. Roermond 27 februari 2008, NIPR 2008, 177 (voorbeeld van internationale alimentatieberekening) zelf raadplegen

5 Hof s-gravenhage 10 december 2008, NIPR 2010, 6 (behoefte kind met woonplaats buiten Nederland) zelf raadplegen Rechtbank Dordrecht 29 augustus 2012, ECLI:NL:RBDOR:2012:BX6596 p. 171 (rechtskeuze artikel 7 Haags Protocol) Rechtbank Middelburg 11 januari 2012, ECLI:NL:RBMID:2012:BV2280 p. 192 (Alimentatie. Welke bijstandsnorm dient gehanteerd te worden bij vaststelling alimentatie? Big Mac index) Rechtbank Den Haag 5 april 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BW3284 p. 195 (lex fori voorlopige voorziening alimentatie) Rechtbank Amsterdam 8 augustus 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BY0574 p. 202 (art. 5 Haags Protocol) Gerechtshof Arnhem 24 mei 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BW8609 p. 207 (geen bruto draagkrachtberekening bij alimentatieplichtige die niet aan Nederlands belastingstelsel is onderhevig) Hof Amsterdam 26 maart 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:932 p. 215 (ex-partneralimentatie, artikel 5 Haags Protocol) Hof Amsterdam 28 oktober 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:6103 p. 226 (ex-partneralimentatie, artikel 5 Haags Alimentatie Protocol) 4. Huwelijksvermogensrecht Wetgeving Artikel 1-14 Rv Bilaterale verdragen (NL-Belgisch Verdrag 28 maart 1925) Literatuur E.N. Frohn: Tien jaar Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978: denk aan de veranderlijkheid!, FJR 2002, p zelf raadplegen P. Vlas en F. Ibili, Ontwikkelingen IPR: huwelijksvermogensrecht ( ) p. 234 WPNR nr (2007), p B.F.P. Lhoëst, Wetsvoorstel Boek 10 BW: Huwelijksbetrekkingen en p. 247 Huwelijksvermogensregime (art. 10:35-10:53), WPNR 2010 nr.6834, p Q.J. Marck, Enige zijpaden van het Nederlandse internationale p. 254 huwelijksvermogensrecht, FJR 2010, p M. Hook, Party autonomy yes or no? The commodification of the law applicable to matrimonial property relationships, NIPR 2012, afl. 4, p (ratio partijautonomie in het internationale huwelijksvermogensrecht) zelf raadplegen E.N. Frohn, Regimekeuze tevens (stilzwijgende) rechtskeuze?, FJR 2014, 74 p. 263 F. Ibili, Internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter bij verdeling van p. 273 het huwelijksvermogen, FJR 2015/62

6 M. van Yperen-Groenleer, De uitsluitingsclausule in internationaal perspectief, p. 280 TRP 2013, p. 347 Boeken (zelf raadplegen) L. Strikwerda, Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht, 11e druk, Kluwer:Deventer 2015, nrs M.H. ten Wolde, Huwelijk, persoonlijke betrekkingen tussen echtgenoten, huwelijksvermogensrecht, in: Nederlands internationaal personen- en familierecht, Wegwijzer voor de rechtspraktijk, Recht en Praktijk 3, p I.S. Joppe, Huwelijksvermogensrecht, Praktijkreeks IPR, deel 7, 3de herziene uitgave, Maklu Apeldoorn/Antwerpen, 2010 A.P.M.J. Vonken, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht, 10. Internationaal privaatrecht. Deel II. Het internationale personen familie- en erfrecht, Kluwer 2012, hoofdstuk 6: Huwelijksvermogenrecht, p Jurisprudentie Hof Den Haag 20 juli 2013, NIPR 2013, 328 (art. 9 onder c Rv, forum necessitatis afgewezen) zelf raadplegen Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, 24 april 2013, NIPR 2013, 226 (art. 9 onder c Rv, forum necessitates aangenomen) zelf raadplegen HR 20 oktober 2006, ECLI:HR:2006:AY4029 (uitzondering op hoofdregel van p. 286 art.1:94 BW op grond van redelijkheid en billijkheid, wederzijdse dwaling t.a.v. het op het huwelijksvermogensregime toepasselijke recht) HR 24 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1696 (Turks/Noorse echtpaar) p. 289 met conclusie A-G Strikwerda (nr ) Rb. Zwolle-Lelystad 20 oktober 2010, ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9271 p. 293 Hof Den Bosch 16 juli 2009, NIPR 2010, 18 (eerste huwelijksdomicilie, nauwst verbonden recht) zelf raadplegen Hof Amsterdam 16 februari 2010, NIPR 2010, 278 (opstellen huwelijkse voorwaarden, Engels recht) zelf raadplegen Rechtbank Zwolle-Lelystad 20 oktober 2010, ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9271 p. 299 (redelijkheid en billijkheid in het internationale geval) Rechtbank Midden-Nederland 20 november 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:5816 (buitenlandse erfenis en gemeenschap van goederen) zelf raadplegen Hof Amsterdam 13 augustus 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2941 p. 305 (buitenlandse erfenis en gemeenschap van goederen) Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 maart 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1954 p. 309 Hof Den Haag 28 mei 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1975 (HHV 1978 van p. 316 toepassing op het huwelijksvermogensregime van echtgenoten van gelijk geslacht)

7 Kluwer Navigator documentselectie Nederlands Juristenblad, Internationaal privaatrecht: in afwachting van Boek 10 BW Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: NJB 2011/14 Bijgewerkt tot: Auteur: Sierd J. Schaafsma [1] Internationaal privaatrecht: in afwachting vanboek 10 BW Samenvatting Met Boek 10 BW schaart Nederland zich in de rij van Europese landen die ook een IPR-codificatie hebben, zoals België, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en Italië. Het heeft lang geduurd, maar nu is het dan zo ver: Nederland krijgt zijn langverwachte IPR-codificatie. Het internationaal privaatrecht (IPR) verwacht een mijlpaal: Boek 10 BW een nieuw Boek van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. In Boek 10 BW wordt een belangrijk deel van het Nederlandse internationaal privaatrecht geconsolideerd en gecodificeerd. En dat mag een mijlpaal in de geschiedenis van het Nederlandse IPR worden genoemd. Het wetsvoorstel tot vaststelling en invoering van dit 165 artikelen tellende Boek 10 BW is afgelopen september door de Tweede Kamer goedgekeurd, en ligt nu in de Eerste Kamer. [2] Gehoopt wordt dat Boek 10 BW in 2011 in werking zal treden. Het Nederlandse Burger lijk Wetboek beschikt dan over negen boeken: Boeken 1 tot en met 8, en Boek 10. Alleen Boek 9, over intellectuele eigendom, ontbreekt dan nog. Toepasselijk recht Boek 10 BW regelt vrijwel alleen het materiële Nederlandse internationaal privaatrecht (ook wel conflictenrecht genoemd), het gaat dus om regels die aanwijzen welk rechtsstelsel van toepassing is in internationale gevallen. Boek 10 BW regelt niet het formele Nederlandse internationaal privaatrecht. Dat is elders neergelegd, namelijk in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering: de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter is geregeld in art Rv, en de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen in art. 431 Rv. De Nederlandse wetgever heeft namelijk gekozen voor verspreiding van het IPR over verschillende wetboeken, en dus niet voor één alomvattende IPR-wet waarin al het internationaal privaatrecht wordt geregeld. Dat laatste heeft bijvoorbeeld de Belgische wetgever, die enkele jaren geleden het Belgische IPR codificeerde, wel gedaan: het Belgische Wetboek van Internationaal Privaatrecht van 16 juli 2004 bevat een volledige regeling van het IPR: bevoegdheid, toepasselijk recht, en erkenning en tenuitvoerlegging alles in één wet. Zo niet in Nederland dus, waar als uitgangspunt geldt dat bevoegdheid en erkenning en tenuitvoerlegging in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt geregeld, en het toepasselijk recht in Boek 10 BW. Overigens is die verdeling niet helemaal strikt: zo bevat Boek 10 BW ook enkele bepalingen over de erkenning van buitenlandse beslissingen, bijvoorbeeld inzake echtscheiding, afstamming en adoptie. Een aantal zaken wordt niet in Boek 10 BW opgenomen. Verschillende internationale bepalingen in het Burgerlijk Wetboek verhuizen niet naar Boek 10 BW, zoals bijvoorbeeld art. 6:247 BW, dat het internationale geldingsbereik van de Nederlandse regeling inzake algemene voorwaarden bepaalt. Daarnaast bevat Boek 10 BW geen regeling voor het interregionaal privaatrecht, dat wil zeggen het IPR binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het Koninkrijk bestaat immers uit verschillende gebiedsdelen (Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten) met verschillende rechtsstelsels. Overigens is wel denkbaar dat de bepalingen van Boek 10 in een concreet interregionaal geval voor analogische toepassing in aanmerking kunnen komen. Bij dit alles moet worden bedacht dat internationale en Europese regelingen voorrang hebben. Dit wordt voor de zekerheid, in algemene zin, in herinnering gebracht door art. 10:1 BW (en voor het formele IPR door art. 1 Rv). Het internationaal privaatrecht kent zeer veel van dat soort regelingen, met name verdragen van de Haagse Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op 7 1

8 Kluwer Navigator documentselectie Conferentie voor IPR, en regelgeving van de Europese Unie. Om de praktijkjurist die geen IPR-specialist is, in dat oerwoud behulpzaam te zijn, wordt in Boek 10 BW regelmatig verwezen naar specifieke verdragen en specifieke Europese regelgeving. Niettemin blijft eigen waakzaamheid geboden. Het is voor de wetgever nu eenmaal niet doenlijk om bij ieder onderwerp een volledig en actueel overzicht van alle relevante internationale en Europese regelgeving bij te sluiten. Consolidatie Boek 10 BW kent een lange voorgeschiedenis. Een belangrijk keerpunt in die geschiedenis lag in de jaren zeventig, toen pogingen om het internationaal privaatrecht in Benelux-verband te unificeren, werden opgegeven. Besloten werd toen om een zo volledig mogelijke wettelijke regeling van het Nederlandse IPR tot stand te brengen. Daarbij werd gekozen voor een geleidelijke, stapsgewijze aanpak: steeds zou per onderwerp een afzonderlijke IPR-wet worden gemaakt, waarna deze verschillende wetten in een algemene wet zouden worden geconsolideerd. Deze aanpak werd ook wel de methode van aanbouwwetgeving genoemd. Dit codificatieproces, waaraan met name de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht en het Ministerie van Justitie hebben gewerkt, ging van start met de Wet conflictenrecht echtscheiding 1981 en nadert thans zijn voltooiing. Dat heeft dus zo n dertig jaar geduurd, en in die tijd zijn in totaal zestien IPR-wetten tot stand gebracht. Zij bevatten conflictenrechtelijke regelingen over uiteenlopende onderwerpen als namen, huwelijk, huwelijksbetrekkingen, huwelijksvermogensregime, echtscheiding, geregistreerd partnerschap, afstamming, adoptie, corporaties, goederenrecht, trusts, erfopvolging, levens- en schadeverzekering, onrechtmatige daad, zeerecht, binnenvaartrecht en luchtrecht. Deze regelingen worden nu, met enkele aanpassingen van voornamelijk redactionele aard, overgenomen in Boek 10 BW. Boek 10 BW zal dus voor een groot deel reeds geldend recht bevatten. De huidige zestien IPR-wetten worden ingetrokken. Daarnaast komen twee stokoude bepalingen, die nog stammen uit de tijd van de zogeheten statutenleer, te vervallen: art. 6 en 10 Wet Algemene Bepalingen 1829, over het personeel statuut respectievelijk het vormstatuut. Noviteiten Als gezegd zal Boek 10 BW voor een groot deel reeds geldend recht bevatten. Het Boek 10-wetsvoorstel is dus grotendeels een consolidatie-aangelegenheid, waarbij is gewerkt aan inpassing en consistentie. Maar het wetsvoorstel bevat ook nieuwe elementen. Nieuw zijn in de eerste plaats de algemene bepalingen van IPR, waarin algemene internationaal privaatrechtelijke vraagstukken zijn geregeld. Het gaat om vraagstukken betreffende de ambtshalve toepassing van de IPR-regels en van het toepasselijke recht, de lex fori processus, de voorvraag, renvoi, de openbare orde-exceptie, voorrangsregels, de algemene exceptie-clausule, het fait accompli, de rechtskeuze, handelingsbekwaamheid en - bevoegdheid, de formele geldigheid van rechtshandelingen, bewijslast en wettelijke vermoedens, verjaring en verval, meervoudige rechtsstelsels, staatlozen en vluchtelingen. Deze algemene bepalingen, die zijn opgenomen in de eerste titel van Boek 10 (art. 10:1 tot en met 10:17 BW), zijn gebaseerd op het Rapport Algemene Bepalingen van 1 juni 2002 van de Staatscommissie IPR. Daarnaast treft men in de hoek van het huwelijk nieuwe elementen aan. Zo is nieuw dat echtgenoten een (beperkte) rechtskeuze kunnen uitbrengen ter zake van hun onderlinge persoonlijke betrekkingen (art. 10:35 BW). Hetzelfde geldt voor geregistreerde partners (art. 10:64 BW). Een andere, voor de praktijk belangrijke noviteit betreft de echtscheiding. [3] De huidige conflictregel in art. 1 Wet con flictenrecht echtscheiding wordt niet overgenomen. Er wordt een nieuwe conflictregel voorgesteld, die Nederlands recht als lex fori voorop stelt (art. 10:56 lid 1 BW). Nationali teit en gewone verblijfplaats van de echtgenoten zijn daar bij niet van belang. Van deze hoofdregel kan onder bepaal de omstandigheden worden afgeweken door een rechtskeuze voor het gemeenschappelijke nationale recht (lid 2 en 3). Nieuw is voorts dat het echtscheidingsmonopo lie van de Nederlandse rechter nu wettelijk wordt vastge legd: ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed kunnen in Nederland uitsluitend worden uitgesproken door de Nederlandse rechter (art. 10:55 BW). Op het terrein van het verbintenissenrecht valt ook nieuws te melden. De Rome I-Verordening, die regelt welk het recht van toepassing is op verbintenissen uit overeen komst, wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op verbintenissen uit overeenkomst die buiten de wer kingssfeer van deze verordening vallen (art. 10:154 BW). En Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op 8 2

9 Kluwer Navigator documentselectie hetzelfde geldt voor de Rome II-Verordening, die regelt welk recht van toepassing is op niet-contractuele verbin tenissen: zij wordt van overeenkomstige toepassing ver klaard op verbintenissen uit onrechtmatige daad die bui ten de werkingssfeer van deze verordening en de ter zake geldende verdragen vallen, zoals smaad (art. 10:159 BW). [4] Daarbij wordt evenwel een uitzondering gemaakt voor verbintenissen voortvloeiend uit de uitoefening van Nederlands openbaar gezag : op dergelijke verbintenissen wordt Nederlands recht van toepassing verklaard. Internationale ontwikkelingen Met Boek 10 BW heeft Nederland eindelijk een eigen IPR-codificatie. Dat ondertussen ook het Europese IPR een grote vlucht heeft genomen, doet niet af aan nut en nood zaak van een nationale codificatie. Nationale regels blijven immers van belang voor onderwerpen die buiten de wer kingssfeer van de Europese regelgeving vallen, of waarvoor (nog) geen Europese regelgeving bestaat. Bovendien, zoals in de memorie van toelichting wordt opgemerkt, is om de coherentie tussen nationale, Europese en internationale regels te bewaken en de inpassing van dergelijke Europese (en internationale) initiatieven te vergemakkelijken, een aan de tijd aangepast en aan de laatste inzichten ontleend modern Nederlands internationaal privaatrecht noodzake lijk. Dat betekent ook dat Boek 10 BW in de toekomst zal moeten worden aangepast wanneer nieuwe internationale of Europese regelgeving moet worden ingepast. Met Boek 10 BW schaart Nederland zich in de rij van Europese landen die ook een IPR-codificatie hebben, zoals België, dat ons in 2004 inhaalde, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en Italië. Het heeft lang geduurd, maar nu is het dan zo ver: Nederland krijgt zijn langverwachte IPR-codificatie. Voetnoten Voetnoten [1] Mr. S.J. Schaafsma is raadsheer-plv. in Hof s-gravenhage, lid van de Staatscommissie IPR en medewerker van dit blad. [2] Wetsvoorstel tot vaststelling en invoering van Boek 10 BW (Internationaal privaatrecht). In de literatuur is het Boek 10-wetsvoorstel onder meer besproken in een feuilleton in het WPNR, beginnend in aflevering 6819 (WPNR 2009, p ) en in een themanummer van NIPR (NIPR 2010, nr. 3). De door de Staatscommissie IPR voorgestelde algemene bepalingen zijn besproken in een themanummer van het WPNR (WPNR 2003, 6537 p ). [3] Zie in dit verband ook het recente Raads document 17045/10 van 26 november 2010 van de Raad van de Europese Unie over het voorstel voor een (optionele) Rome III-Verordening. [4] Verordening (EG) nr. 593/2008 ( Rome I ) en Verordening (EG) nr. 864/2007 ( Rome II ). Zie ook NJB 2010/783,p e.v. Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op 9 3

10 Kluwer Navigator documentselectie Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, Samenloop van verdragen en verordeningen op het terrein van het internationaal familierecht Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: FJR 2010, 117 Bijgewerkt tot: Auteur: Prof. mr. Th.M. de Boer [*] Samenloop van verdragen en verordeningen op het terrein van het internationaal familierecht Wat te doen als een IPR-casus bestreken wordt door twee of meer verdragen of verordeningen die tot verschillende uitkomsten leiden? Met de toenemende stroom van internationale en Europese regelingen op het terrein van het internationaal familierecht neemt de kans toe dat zij elkaar overlappen en dat er een probleem van samenloop ontstaat. Dit artikel geeft aan hoe bepaald moet worden welke regeling in zo'n geval voorrang moet krijgen. Speciale aandacht wordt besteed aan de samenloop van IPR-regelingen in de categorieën ouderlijke verantwoordelijkheid, kinderontvoering en alimentatie. 1.Een taaie materie Toegegeven, er zijn spannender onderwerpen te bedenken voor het IPR-themanummer van FJR dan de samenloop van verdragen en verordeningen op het terrein van het internationaal familierecht. Maar bij mijn weten wordt er in de literatuur niet zoveel aandacht besteed aan dit probleem [1], terwijl we er in de praktijk steeds vaker mee te maken krijgen. Dat komt door de gestaag toenemende stroom van IPR-verdragen en -verordeningen, met name op het terrein van het internationaal familierecht, die naast elkaar van kracht zijn of dat binnenkort zullen worden. Problemen van samenloop ontstaan immers als dezelfde rechtsvraag door twee of meer uiteenlopende regels of regelingen wordt bestreken. We kennen dit fenomeen natuurlijk al langer in het interne recht. Bijvoorbeeld: verjaart een vordering uit aanvaring na twee jaar, zoals bepaald is in art. 8:1793 BW, of geldt hier de langere, door art. 3:310 voorgeschreven verjaringstermijn voor vorderingen uit onrechtmatige daad? [2] Maar de hier gebruikelijke oplossingen - cumulatieve, alternatieve of exclusieve toepassing van (een van) de samenlopende regels [3] - zijn in het internationaal privaatrecht niet zonder meer bruikbaar, al was het alleen maar omdat het volkenrecht voor de samenloop van verdragen zijn eigen regels kent. In de volgende paragrafen zal ik proberen enig licht te verschaffen in deze duistere en - de lezer zij gewaarschuwd! - nogal taaie en technische materie. Ik begin met een paar simpele vuistregels en bespreek daarna de oplossingen van het samenloopprobleem die zich in het internationaal gewoonterecht hebben ontwikkeld. Vervolgens wil ik nader ingaan op de gevallen van samenloop die zich in de praktijk, gelet op de voor Nederland geldende IPR-regelingen, op het terrein van het internationaal familierecht kunnen voordoen. 2.Drie vuistregels Voor de behandeling van het samenloopprobleem moeten verdragen en verordeningen op één lijn worden gesteld. Op grond van art. 94 GW hebben verdragen voorrang boven de Nederlandse wet. Europese verordeningen hebben dezelfde voorrang, maar dan op grond van de overdracht van soevereine bevoegdheden waartoe de lidstaten zich bij hun toetreding tot de Europese rechtsorde hebben verplicht. [4] Wanneer de casus zowel door een verdrag of verordening als door een wettelijke regel bestreken wordt, bepaalt de hiërarchie van rechtsbronnen welke regel voorgaat: een verdrag of verordening heeft altijd voorrang boven de Nederlands wet. Voorts moet bedacht worden dat een verordening en een verdrag volkenrechtelijk tot dezelfde categorie behoren. Een verordening staat niet hoger in de hiërarchie van rechtsbronnen dan een verdrag, en omgekeerd. Hun Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op

11 Kluwer Navigator documentselectie onderlinge verhouding wordt evenmin bepaald door hun inhoud: mensenrechtenverdragen hebben geen hogere rang dan een executieverdrag of een verordening over het geluidsniveau van grasmaaimachines. Samenloopproblemen kunnen dus steeds optreden in de verhouding tussen twee of meer verdragen, tussen twee of meer verordeningen, of tussen een of meer verdragen en een of meer verordeningen. De derde vuistregel heeft betrekking op het toepassingsgebied van verdragen en verordeningen. Heel vaak blijkt er geen sprake te zijn van een samenloopprobleem, omdat de casus buiten het toepassingsgebied van een (of meer) van de op het eerste gezicht samenlopende regelingen valt. Zo is er geen samenloop tussen het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 en de Verordening Brussel II-bis als het gaat om de erkenning in Nederland van een gezagsvoorziening getroffen door Zwitserse of Turkse autoriteiten. Die kwestie valt immers niet onder de (formele) toepasselijkheid van de verordening en wel onder die van het verdrag. Het is dus zaak nauwkeurig na te gaan of voldaan is aan de eisen die ogenschijnlijk samenlopende regelingen stellen met betrekking tot hun materieel, formeel en temporeel toepassingsgebied. In materieel opzicht is een verdrag of verordening van toepassing als de casus voldoet aan de omschrijving van de materie waarop de regeling betrekking heeft, wat doorgaans al valt op te maken uit de titel, maar meestal nauwkeuriger omschreven wordt in de inleidende bepalingen. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen IPR-kwesties en vragen van materieel recht. Een regeling die alleen iets zegt over de internationale bevoegdheid en de erkenning van buitenlandse beslissingen, zoals Brussel II-bis, is niet van toepassing op de vraag naar het toepasselijk recht. Een echtscheiding valt buiten het materieel toepassingsgebied van een regeling die kwesties betreffende de staat van personen uitsluit, zoals de EEX-verordening. Maar die verordening is weer wel materieel van toepassing op de alimentatie, zoals blijkt uit artikel 5. [5] De formele toepasselijkheid van een verdrag of verordening is wat lastiger te bepalen. Hier gaat het om hun 'ruimtelijk werkingsgebied'. We onderscheiden hier tussen regelingen met een onbeperkt en regelingen met een beperkt formeel toepassingsgebied. Het verschil zit hem in de vraag of de regeling criteria bevat die uitsluitend naar verdragsluitende staten of (in het geval van verordeningen) naar EU-lidstaten verwijzen, of ook naar staten die niet door de regeling gebonden zijn. Tot dusver behoren alle regelingen op het terrein van het internationaal procesrecht tot de eerste categorie. Zo is de EEX-verordening in principe niet van toepassing op bevoegdheidskwesties als de verweerder niet in een EU-lidstaat gevestigd is [6], terwijl de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen alleen door die verordening worden bestreken als de uitspraak afkomstig is uit een lidstaat. De meeste verdragen of verordeningen die een antwoord geven op de vraag naar het toepasselijk recht, daarentegen, hebben een onbeperkt ('universeel') formeel toepassingsgebied. Dat betekent dat hun werking zich ook uitstrekt tot gevallen waarin zij verwijzen naar het recht van een land dat geen partij is bij het verdrag of niet behoort tot de lidstaten van de Europese Unie. Het Haags Alimentatieverdrag 1973 bepaalt dit uitdrukkelijk in art. 3, en soortgelijke bepalingen zijn te vinden in recente verordeningen op het terrein van de contractuele en niet-contractuele verbintenissen ('Rome I' en 'Rome II'). [7] Het temporeel toepassingsgebied bepaalt het werkingsgebied van een verdrag of verordening in de tijd. De meeste regelingen hebben geen terugwerkende kracht. Dus zijn zij alleen van toepassing op gevallen die zich na hun inwerkingtreding hebben voorgedaan. Een procedure die werd ingesteld vóór 1 maart 2005, de datum waarop de Verordening Brussel II-bis in werking trad, bleef dus onderworpen aan de bevoegdheidsregels van Brussel II, ook al volgde de uitspraak pas veel later. Zo'n geval zal zich nu wel niet meer voordoen, maar zodra de Alimentatieverordening, het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 en de Haagse alimentatieverdragen van 2007 in werking zijn getreden, wordt de vraag of de casus onder de oude of de nieuwe regeling valt weer actueel. [8] 3.Het Weens Verdragenverdrag Een echt samenloopprobleem ontstaat dus pas als de casus valt onder het materieel, formeel en temporeel toepassingsgebied van twee of meer verdragen en/of verordeningen die in werking zijn getreden, in Nederland van kracht zijn [9] en inhoudelijk verschillen. [10] Wat nu? Wordt de keus aan de eiser of verzoeker overgelaten, of mag de rechter zijn eigen voorkeur laten prevaleren? Moeten de samenlopende regelingen zoveel mogelijk cumulatief worden toegepast of kan een ervan aanspraak maken op exclusiviteit? Vaak wordt gedacht dat de oplossing gezocht Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op

12 Kluwer Navigator documentselectie moet worden in het adagium lex specialis derogat legi generali, maar dat is in zijn algemeenheid niet juist, of het nu gaat om samenloop van nationale of internationale regels. Voor wat betreft de toepassing van samenlopende verdragen zijn wij gebonden aan de regels van het Weens Verdragenverdrag [11], en daarin is de lex specialis-regel in ieder geval niet terug te vinden De 'terugtredregel' De eerste en belangrijkste samenloopregel vinden we in art. 30 lid 2: 'indien een verdrag uitdrukkelijk vermeldt dat het ondergeschikt is aan een eerder of later verdrag of dat het niet als onverenigbaar met dit andere verdrag moet worden beschouwd, hebben de bepalingen van dat andere verdrag voorrang'. Met andere woorden: we moeten op zoek naar verdragsbepalingen die zelf iets zeggen over eventuele samenloopproblemen, en aan de hand daarvan kan dan wellicht hun onderlinge verhouding worden bepaald. Een paar voorbeelden. Het Haags Huwelijksgoederenverdrag 1978 'laat onverlet de toepassing van internationale instrumenten waarbij een Verdragsluitende Staat partij is of wordt, en welke bepalingen bevatten omtrent de bij dit Verdrag geregelde aangelegenheden' (art. 20). Soortgelijke bepalingen zijn te vinden in het Haags Alimentatieverdrag 1973 (art. 19) en het Haags Erfopvolgingsverdrag 1989 (art. 23). Andere Haagse verdragen zijn in dit opzicht wat minder ruimhartig. Het Haags Huwelijksverdrag 1978 treedt wel terug voor verdragen 'waarbij een Verdragsluitende Staat partij is op het tijdstip dat dit Verdrag voor die Staat in werking treedt' (art. 21 lid 1), maar niet voor verdragen betreffende de voltrekking of de erkenning van huwelijken waarbij die staat later partij mocht worden. [12] Soms ook wordt aan andere verdragen alleen ruimte geboden als dat bevorderlijk is voor het bereiken van een bepaald doel, zoals bijvoorbeeld de erkenning of tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen. Het Haags Alimentatie-executieverdrag 1973, bijvoorbeeld, 'belet niet dat een beroep wordt gedaan op een andere internationale akte die de Staat van herkomst en de aangezochte Staat bindt', als dat maar resulteert in de erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of een schikking. Deze regel, die gericht is op de favor executionis, mag inmiddels wel beschouwd worden als een regel van internationaal gewoonterecht die ook toepasselijk is als een executieverdrag dat niet uitdrukkelijk vermeldt. [13] Ik zou deze lijn trouwens nog wel wat verder willen doortrekken. Wat is er tegen om bij samenloop hoe dan ook de voorkeur te geven aan het verdrag of de verordening die het door beide regelingen beoogde doel het meest bevordert? Zo'n regel is weliswaar niet opgenomen in het Weens Verdragenverdrag, maar er zijn wel aanwijzingen dat de favor-gedachte niet beperkt hoeft te blijven tot het executierecht. In art. 52 lid 1 Haags Verdrag inzake de invordering van alimentatie 2007, bijvoorbeeld, wordt in geval van samenloop van dit verdrag met andere internationale regelingen voorrang gegeven aan de 'most effective rule', niet alleen ter zake van erkenning en tenuitvoerlegging, maar ook als het gaat om rechtsingang en rechtshulp. [14] Ook het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980 (HKOV) biedt in art. 34 ruimte voor toepassing van andere internationale regelingen waarbij de betrokken staten partij zijn, zolang dat bevorderlijk is voor de terugkeer van het kind naar het land van herkomst of voor de regeling van het omgangsrecht. [15] Zou er uit dit soort bepalingen niet een nieuwe ongeschreven regel van volkenrecht kunnen worden gedistilleerd? [16] 3.2. Het jongere verdrag gaat voor het oudere: lex posterior derogat legi priori De tweede samenloopregel die in art. 30 Weens Verdragenverdrag is neergelegd, geeft voorrang aan een later verdrag, maar alleen in de verhouding tussen staten die partij zijn bij zowel het oudere als het jongere verdrag. Dat kan natuurlijk iedereen met gezond verstand wel bedenken. Wie in samenspraak met zijn wederpartij een eerder gesloten overeenkomst vervangt door een andere, is niet meer gebonden aan de oorspronkelijke deal. Voor alle duidelijkheid wordt deze 'lex posterior-regel' nog eens uitgespeld in verdragen die een al bestaande regeling moeten vervangen. Zo is in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 de bepaling opgenomen (art. 51) dat dit verdrag in de betrekkingen tussen de verdragsluitende staten in de plaats treedt van het Kinderbeschermingsverdrag 1961 en het Voogdijverdrag [17] Ook in Europese verordeningen zijn dergelijke bepalingen te vinden. De EEX-verordening bevat een lijst van oudere, tussen de lidstaten geldende executieverdragen die door de verordening worden 'vervangen' (art. Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op

13 Kluwer Navigator documentselectie 69). Ook in Brussel II-bis is een bepaling opgenomen (art. 60) die 'in de betrekkingen tussen de lidstaten' voorrang verleent aan de verordening boven een aantal multilaterale verdragen waarbij die lidstaten al partij zijn. Tot dusver is er geen behoefte geweest aan een samenloopregel met betrekking tot elkaar opvolgende verordeningen, omdat nieuwe verordeningen over hetzelfde onderwerp steeds een bepaling bevatten waarbij de oude verordening wordt ingetrokken of gewijzigd. [18] Zo bevat Brussel II-bis de bepaling (art. 71) dat Brussel II wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop Brussel II-bis toepasselijk wordt. In de Alimentatieverordening is in art. 68 bepaald dat de EEX-verordening haar betekenis verliest voor alimentatiekwesties: vanaf 18 juni 2011 valt alimentatie niet meer onder het materieel toepassingsgebied van die verordening. 4.Resterende gevallen Jammer genoeg geeft het Verdragenverdrag geen andere oplossingen voor het samenloopprobleem. Dus rijst de vraag hoe er tussen samenlopende regelingen gekozen moet worden als zij daar zelf niets over zeggen, of als zij allebei een terugtredbepaling bevatten, of allebei voorrang claimen, en de lex posterior-regel geen uitkomst biedt. In de literatuur worden verschillende oplossingen verdedigd. Ik wil daar niet te diep op ingaan, niet alleen omdat met geen van die ideeën algemeen wordt ingestemd, maar ook omdat zij meestal niet zijn toegesneden op de samenloop van IPR-regelingen, en al helemaal niet op samenloop in het internationaal familierecht. Als het gaat om erkenning en tenuitvoerlegging, is er met het oog op de favor executionis veel te zeggen voor toepassing van de regeling die daarvoor de gunstigste voorwaarden schept. [19] In het verlengde daarvan biedt het most effective rule-criterium misschien een oplossing voor samenloopproblemen op andere terreinen. [20] Ook wordt wel verdedigd dat de regeling die het meest is toegesneden op het te berechten geval de voorkeur verdient, een oplossing die dicht in de buurt komt van de lex specialis-regel. [21] Weer een andere auteur vindt dat de keuze tussen conflicterende verdragen op het terrein van het privaatrecht moet worden overgelaten aan de eisende partij. [22] Dan zijn er nog de voorstanders van een onderscheid tussen verdragen op grond van hun al dan niet fundamentele karakter. In hun visie hebben mensenrechtenverdragen altijd voorrang. [23] Die opvatting wordt weer genuanceerd in de suggestie dat conflicterende verdragsverplichtingen tegen elkaar moeten worden afgewogen en dat voorrang moet worden verleend aan de verplichting die het zwaarste weegt. [24] Gelukkig hoef ik al deze alternatieven in het kader van dit artikel niet te bespreken, want de samenloopproblemen die zich op het terrein van het internationaal familierecht voordoen, kunnen in principe allemaal met behulp van de in 3 beschreven regels worden opgelost. Waar dat niet het geval is - wie weet met welke complicaties we in de toekomst nog te maken zullen krijgen - zou ikzelf de voorkeur geven aan de regeling die het beoogde doel het meest bevordert. Tegen die oplossing kunnen natuurlijk wel bezwaren worden aangevoerd. In de eerste plaats zal het niet altijd eenvoudig te bepalen zijn of de samenlopende regelingen gericht zijn op hetzelfde doel, en zo ja, welke regeling dat doel 'het meest bevordert'. Bij verdragen die gericht zijn op de aanwijzing van het toepasselijk recht, valt over die laatste vraag niet veel zinnigs te zeggen. Ten tweede: het zal ook niet meevallen een 'most effective rule' aan te wijzen bij samenloop van verdragen die zich beide richten op de bescherming van een bepaald belang, het ene op IPR-niveau, het andere in materieelrechtelijk opzicht. Het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980, bijvoorbeeld, is evenzeer gericht op het belang van het kind als het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. Een onderlinge rangorde kan daaruit niet worden afgeleid. Niettemin: toepassing van de meest doeltreffende regeling lijkt mij, waar mogelijk, een plausibele oplossing voor vragen van samenloop waarop het Weens Verdragenverdrag geen antwoord heeft. 5.Samenloop in het internationaal familierecht Laten we beginnen met een inventarisatie van de samenloopproblemen waarmee de Nederlandse rechter zou kunnen worden geconfronteerd in familierechtelijke procedures. Gelet op de verordeningen en verdragen die in Nederland van kracht zijn (of binnen afzienbare tijd van kracht zullen worden), hoeven we voorlopig nog niet bang te zijn voor samenloop op het terrein van huwelijk, geregistreerd partnerschap, namen, adoptie, afstamming en Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op

14 Kluwer Navigator documentselectie meerderjarigenbescherming. Kwesties van huwelijksbevoegdheid en de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken worden beheerst door het Haags Huwelijksverdrag 1978 [25], zonder concurrentie van andere verdragen of verordeningen. IPR-vragen met betrekking tot het geregistreerd partnerschap worden tot dusver door geen enkel verdrag of verordening bestreken. [26] Het recht dat bepaalt welke naam iemand mag voeren, wordt aangewezen door het Verdrag van München [27], uitgewerkt in de Wet conflictenrecht namen, maar andere regelingen op dit terrein zijn er niet. Ter zake van adoptie geldt in Nederland alleen het Haags Adoptieverdrag 1993 [28] ; het eerdere Haags Adoptieverdrag 1965 is door geen enkel land geratificeerd en dus ook nooit in werking getreden, terwijl het nog niet door Nederland geratificeerde Adoptieverdrag van de Raad van Europa [29] uitsluitend materiële regels bevat en zich niet specifiek op internationale gevallen richt. Afstammingskwesties vallen voor een klein deel onder het toepassingsgebied van de Overeenkomst inzake wettiging door huwelijk 1970 [30], maar in de praktijk hebben we alleen te maken met de Wet conflictenrecht afstamming. De meerderjarigenbescherming (bewind, curatele e.d.) wordt voor wat betreft bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning/tenuitvoerlegging bestreken door het Haags Verdrag bescherming meerderjarigen 2000 [31], maar dit verdrag is in Nederland nog niet van kracht en bovendien bestaat er geen andere internationale regeling op dit terrein. Wat houden we dan nog over? Op het terrein van het huwelijksgoederenrecht zijn er twee Haagse verdragen [32], waarvan het oudste al in 1977 buiten werking is getreden. Niettemin blijft dat oude Huwelijksgevolgenverdrag 1905 nog steeds van toepassing op huwelijken die vóór 23 augustus 1977 zijn gesloten, mits de casus valt onder het (beperkte) formele toepassingsgebied van het verdrag. [33] Het Huwelijksgoederenverdrag uit 1978 is temporeel alleen van toepassing op huwelijken die zijn gesloten na de inwerkingtreding van dat verdrag op 1 september [34] Van samenloop kan hier geen sprake zijn, omdat de temporele toepassingsgebieden van de twee verdragen elkaar niet overlappen. Echtscheiding levert evenmin een samenloopprobleem op, omdat er met betrekking tot de vraag naar de bevoegdheid en de vraag naar het toepasselijk recht geen overlappende internationale regelingen bestaan. In Nederland wordt de bevoegdheidsvraag alleen door de Verordening Brussel II-bis beantwoord, en de vraag naar het toepasselijk recht door de Wet conflictenrecht echtscheiding. [35] Theoretisch zou er wel samenloop kunnen ontstaan als het gaat om de erkenning van een echtscheiding uitgesproken in een (lid)staat die partij is bij het Luxemburgse of Haagse Echtscheidingserkenningsverdrag. [36] Maar in de eerste plaats bevatten beide verdragen een bepaling die voorrang verleent aan 'rechtsregels die gunstiger zijn voor de erkenning' - zoals de erkenningsregels van Brussel II-bis, die minder en strengere weigeringsgronden kennen dan de verdragen - en ten tweede geldt hier de lex posterior-regel: in de betrekkingen tussen lidstaten gaat de verordening vóór de beide verdragen, aldus art. 60 Brussel II-bis. Ook weer opgelost. De samenloopproblemen die zich in de drie resterende categorieën kunnen voordoen, zijn wat ingewikkelder. Het gaat dan om samenloop op het terrein van de ouderlijke verantwoordelijkheid, de kinderontvoering en de alimentatie. Door ruimtegebrek moet ik mij beperken tot een aantal hoofdlijnen Ouderlijke verantwoordelijkheid 'In de betrekkingen tussen de lidstaten' verlangt de Verordening Brussel II-bis voorrang boven het Haags Kinderbeschermingsverdrag Voor wat betreft de erkenning van kinderbeschermende maatregelen kan hiervan alleen sprake zijn als de beslissing afkomstig is uit een andere lidstaat. Gaat het om bevoegdheid [37], dan kan er alleen gesproken worden van 'betrekkingen tussen de lidstaten' als het kind zijn gewone verblijfplaats heeft in een lidstaat en niet de nationaliteit bezit van een niet-lidstaat die partij is bij het verdrag. Is dat laatste wel het geval, dan zullen we het verdrag moeten toepassen. Bijvoorbeeld: als een kind met de nationaliteit van een verdragsluitende staat (bijvoorbeeld Zwitserland) in Nederland woont, dan zullen we onze bevoegdheid moeten ontlenen van art. 1 van het verdrag en niet aan art. 8 Brussel II-bis. Maar als het kind de nationaliteit van Tunesië heeft (geen verdragsluitende staat), dan kan dat land niet van ons Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op

15 Kluwer Navigator documentselectie verlangen dat we het verdrag zullen toepassen en gaat Brussel II-bis voor. Woont het kind niet in een lidstaat maar wel in een staat die partij is bij het verdrag, dan valt de casus in principe buiten het formeel toepassingsgebied van de verordening. [38] Anticiperend op de inwerkingtreding van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, claimt Brussel II-bis (art. 61) nu alvast voorrang voor de bevoegdheidsregels van de verordening in alle gevallen waarin het kind zijn gewone verblijfplaats heeft in een lidstaat, tevens verdragsluitende staat. De regels met betrekking tot erkenning en tenuitvoerlegging van de verordening gaan voor als de beslissing afkomstig is uit een andere lidstaat, ongeacht de gewone verblijfplaats van het kind. [39] Omgekeerd valt hieruit af te leiden dat het verdrag voorrang heeft als het kind niet in een lidstaat woont [40] of als de te erkennen beslissing niet uit een lidstaat afkomstig is. Het verdrag bevat overigens een ruimhartige terugtredbepaling (art. 52), juist met het oog op de Europese plannen om met een eigen regeling van de internationale kinderbescherming te komen. [41] 5.2. Kinderontvoering Er zijn intussen vier internationale regelingen die iets zeggen over internationale kinderontvoering, t.w. het Kinderontvoeringsverdrag van de Raad van Europa en het Haags Kinderontvoeringsverdrag, beide uit 1980, de Verordening Brussel II-bis en het Haags Kinderbeschermingsverdrag Dat klinkt erger dan het is, omdat het verdrag van 1996 alleen een bepaling bevat over de bevoegdheid tot het treffen van kinderbeschermende maatregelen ten aanzien van een ontvoerd kind en zich verder niet inlaat met de problematiek van de kinderontvoering. Brussel II-bis bevat een soortgelijke bepaling (art. 10), maar geeft bovendien in art. 11 nog een aantal aanvullingen op het HKOV in gevallen waarin het kind vanuit de ene lidstaat naar de andere is ontvoerd. De daarvoor in art. 60 geclaimde voorrang is in zoverre gerechtvaardigd dat het HKOV zelf aangeeft (in art. 34) dat het wijkt voor regelingen die de doelstellingen van het verdrag (nog) beter kunnen verwezenlijken. Het Europees Kinderontvoeringsverdrag speelt in de praktijk nauwelijks nog een rol. Dit verdrag is in wezen gericht op de erkenning en tenuitvoerlegging van gezagsbeslissingen en op het herstel van het gezag. Voor zover de gezagsbeslissing afkomstig is uit een Europese lidstaat, heeft Brussel II-bis voorrang op het verdrag. Dat volgt uit de lex posterior-regel, die in art. 60(d) van de verordening tot uitdrukking wordt gebracht. In gevallen waarin de gezagsbeslissing gegeven is door de autoriteiten van een niet-lidstaat kan nog samenloop ontstaan tussen het Europese en het Haagse verdrag, maar dit probleem wordt in de Nederlandse rechtspraktijk opgelost door toepassing van de 'most effective rule', de regel die de teruggeleiding van het kind het meest bevordert, doorgaans het HKOV. [42] 5.3 Alimentatie Op het terrein van de alimentatie kunnen zich allerlei samenloopproblemen (gaan) voordoen, om te beginnen als het gaat om de vraag naar het toepasselijk recht. Daarvoor gelden tot dusver twee verdragen: het Haags Kinderalimentatieverdrag 1956 en het Haags Alimentatieverdrag In die verhouding heeft het jongere verdrag voorrang op het oudere, althans in de verhouding tussen staten die bij beide verdragen partij zijn en voor zover de casu valt onder het materieel toepassingsgebied van beide verdragen (kinderalimentatie) en onder het beperkte formeel toepassingsgebied van het verdrag van 1956 (kind moet wonen in een verdragsluitende staat). Het verdrag van 1973 treedt echter terug voor regelingen waarbij een verdragsluitende staat al partij is of nog zal worden. Wie deze voorwaarden doorrekent, komt tot de conclusie dat het Kinderalimentatieverdrag exclusief van toepassing is als het kind zijn gewone verblijfplaats heeft in België, Oostenrijk, Liechtenstein of Macao, oorden waar het nieuwe verdrag niet geldt en het oude wel. In alle andere gevallen moet het verdrag van 1973 worden toegepast. In deze situatie zal verandering komen zodra het Protocol inzake het toepasselijk recht op onderhoudsverplichtingen 2007 voor Nederland in werking treedt. Deze nieuwe regeling zal de verdragen van 1956 en 1973 vrijwel geheel [43] gaan vervangen (art. 18 Protocol jo. art. 19 Verdrag 1973). Gaat het om erkenning en tenuitvoerlegging van alimentatiebeslissingen, dan hebben we tot dusver alleen te Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op

16 Kluwer Navigator documentselectie maken met de EEX-verordening voor zover de beslissing afkomstig is uit een EU-lidstaat; met het Verdrag van Lugano voor zover de beslissing afkomstig is uit Noorwegen, IJsland of Zwitserland; met de Alimentatieexecutieverdragen voor zover de beslissing gegeven is in een (andere) niet-lidstaat die daarbij partij is; en met een bilateraal verdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten. Als hier al sprake is van samenloop - vaak niet, omdat de casus meestal niet valt onder het formeel toepassingsgebied van meer dan één regeling - dan zal de oplossing veelal gevonden worden in de favor executionis, die doorgaans in de terugtredbepalingen van dit soort regelingen doorklinkt. Na de inwerkingtreding van de Alimentatieverordening en het Haags verdrag inzake de invordering van alimentatie 2007 zal dit niet anders worden. In de verhouding tussen lidstaten heeft de verordening voorrang boven verdragen waarbij die staten partij zijn (art. 69 lid 2). Het verdrag treedt terug voor alle regelingen met betrekking tot erkenning en tenuitvoerlegging die binnen de EU van kracht zijn of zullen worden (art. 51 lid 4). Blijft over de vraag naar de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in alimentatiekwesties. Daarover bestaat geen verdrag, maar wel een oude (EEX) en een nieuwe (Alimentatie)verordening. Het conflict dat tussen deze twee regelingen zou kunnen ontstaan is echter voorkomen door een beperking van het materieel toepassingsgebied van de EEX-verordening: de bevoegdheid met betrekking tot onderhoudsverplichtingen valt in de toekomst uitsluitend onder het werkingsgebied van de Alimentatieverordening. 6.Besluit Met de wassende stroom van verordeningen op het terrein van het internationaal familierecht zullen problemen van samenloop zich steeds vaker voordoen. Binnen een door de Europese wetgever gecoördineerd regelsysteem zullen die problemen vrij eenvoudig kunnen worden opgelost: in verordeningen kan immers worden aangegeven hoe de ene Europese regeling zich tot de andere verhoudt. Dat ligt anders als het gaat om samenloop tussen verdragen of tussen verdragen en verordeningen. Weliswaar lijken de Haagse Conferentie voor het Internationaal Privaatrecht en de Europese Unie tegenwoordig wel bereid om rekening te houden met elkaars wetgevende activiteiten, maar dat maakt de toepassing van de daarop toegesneden samenloopregels er niet eenvoudiger op. [44] Wie dus precies wil weten hoe het zit - want in dit artikel heb ik lang niet alle details kunnen bespreken - doet er goed aan die regels nauwgezet te bestuderen. Voetnoten Voetnoten [*] Prof. mr. Th.M. de Boer is lid van de Staatscommissie voor het Internationaal Privaatrecht; hoogleraar IPR en rechtsvergelijking aan de Universiteit van Amsterdam. Bij zijn emeritaat in 2008 werd hij benoemd tot 'Distinguished Professor'. [1] Wel zijn er monografieën en artikelen over samenloop van verdragen in het algemeen of over de samenloop van specifieke regelingen, met name op het terrein van het internationaal procesrecht. Zie: J.B. Mus, Verdragsconflicten voor de Nederlandse rechter (diss. RUU), 1996; H. Stein, Samenloop van executieverdragen, in: Offerhauskring 25 jaar, Deventer 1987, p. 185 e.v.; L. Strikwerda, 'Samenloopperikelen in het internationaal procesrecht: art. 57 EEX', in: CJHB (Brunnerbundel), Deventer, 1994, p. 389 e.v.; P. de Meij, Samenloop van CMR-verdrag en EEX-verordening (diss. RUG), Zie ook: L. Strikwerda, Inleiding tot het Nederlandse internationaal privaatrecht, Deventer, 2008, p. 13 (9e druk). [2] Zie HR 15 juni 2007, NJ 2007, 621: 'eiser kan de kortere verjaringstermijn van art. 8:1793, die strekt ter bescherming van de aansprakelijk gestelde persoon, niet ontgaan door zijn vordering te baseren op onrechtmatige daad, zodat de wettelijke regeling inzake aanvaring in zoverre exclusief van toepassing is.' [3] Vgl. W. Snijders, Samenloop van wetsbepalingen in het nieuwe BW, in: Speculum Langemeier, Zwolle, 1973, p. 453 e.v; C.J.H. Brunner, Beginselen van samenloop, Arnhem, 1984, p.; (2e druk); C. A. Boukema, Samenloop, Monografieën Nieuw BW, A21, 1992, p. 4-6; F. Bakels, Aspecten van samenloop, WPNR 2009/6796, p ; WPNR 2009/6797, p Zie over de samenloop van materieelrechtelijke Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op

17 Kluwer Navigator documentselectie regels van Europese en nationale origine: Carla Sieburgh, 'Ich weiß nicht was soll es bedeuten', in: A.G. Castermans e.a. (red.), Ex libris Hans Nieuwenhuis, Opstellen aangeboden aan prof. mr. J.H. Nieuwenhuis, Deventer: Kluwer 2009, p [4] Vgl. Kapteyn & VerLoren van Themaat, Inleiding tot het recht van de Europese Gemeenschappen na Maastricht, Deventer, 1995, p. 50 e.v. (5e druk); L. Prakke en C.J.A.M. Kortmann (red.), Het staatsrecht van 15 landen van de Europese Unie, 2009, p. 627 e.v (7e druk). [5] Dat gaat overigens veranderen na de inwerkingtreding van de Alimentatieverordening (Verordening EG nr. 4/2009) op 18 juni Alimentatie valt dan niet langer onder het materieel toepassingsgebied van de EEXverordening; zie infra 5.3. [6] Dit beginsel lijdt uitzondering als het gaat om forumkeuze (dan is voldoende dat een van beide partijen - niet noodzakelijkerwijs de verweerder - in een lidstaat is gevestigd) of om de in art. 22 opgesomde gevallen van exclusieve bevoegdheid. In laatstgenoemde categorie wordt de link met de lidstaten niet bepaald door de gewone verblijfplaats van partijen, maar door het onderwerp van geschil. Bijvoorbeeld: een geschil over de eigendom van onroerend goed moet worden voorgelegd aan de rechter van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is, ongeacht de woonplaats van partijen. [7] Er is ook nog een verordening 'Rome III' in de maak: COM(2010) 105 def. Deze regeling betreft het toepasselijk recht op echtscheiding en scheiding en tafel en bed en bevat de bepaling dat 'het door deze verordening aangewezen recht toepasselijk [is], ongeacht of dit het recht van een deelnemende lidstaat is' (art. 2). Nederland behoort vooralsnog niet tot de aan dit project 'deelnemende lidstaten'. Nadat de onderhandelingen over een voorloper van deze verordening in 2008 waren mislukt, is een veertiental lidstaten door de Raad gemachtigd om een 'nauwere samenwerking' op dit terrein tot stand te brengen, een en ander op grond van art. 20 e.v. EU-verdrag en art. 326 e.v. Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. [8] De Alimentatieverordening wordt toepasselijk op 18 juni De datum van inwerkingtreding van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, het Haags Verdrag inzake de invordering van alimentatie en het Haags Protocol inzake het op alimentatie toepasselijke recht, beide van 2007, is op dit moment nog niet bekend. [9] Zoals blijkt uit noot 8, kunnen er ook verordeningen worden aangenomen die voor Nederland en andere lidstaten niet verbindend zijn. Verdragen waarbij Nederland geen partij is en verordeningen die niet voor Nederland gelden, spelen bij samenloop natuurlijk geen rol. [10] Wanneer toepassing van twee of meer samenlopende regelingen steeds hetzelfde eindresultaat oplevert, kan de keuze wellicht in het midden worden gelaten. Het is dan immers lood om oud ijzer welke regeling voorrang krijgt. Men zou dit een toepassing van de antikiesregel kunnen noemen, zij het niet op materieelrechtelijk maar op internationaal privaatrechtelijk niveau. Het samenloopprobleem wordt natuurlijk pas urgent als de toepassingsresultaten van de samenlopende regelingen verschillen. [11] Verdrag inzake het verdragenrecht van 23 mei 1969, Trb. 1985, 79, voor Nederland in werking sinds 9 mei Het verdrag is tot stand gekomen onder auspiciën van de Verenigde Naties. Hoewel het verdrag geen terugwerkende kracht heeft (art. 4), kunnen de samenloopregels ook op oudere internationale regelingen worden toegepast, omdat zij een codificatie vormen van het internationaal gewoonterecht. Vgl. De Meij, supra noot 2, p. 229, met verdere literatuurverwijzingen. [12] Er zijn op dit punt nog allerlei modaliteiten. Het Huwelijksverdrag maakt weer een uitzondering voor een later gesloten verdrag 'dat berust op bijzondere banden van regionale of andere aard' (art. 21 lid 2). Zie voorts: Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961, art. 18 lid 2; Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980, art. 36; Haags Adoptieverdrag 1993, art. 39; Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, art. 52; Haags Verdrag inzake de bescherming van meerderjarigen 2000, art. 49. [13] Vgl. HvJ EU 4 mei 2010, zaak C-533/08 (TNT v. AXA), betreffende de samenloop van de EEX-verordening en het CMR-verdrag. Zie ook: HR 5 januari 1990, NJ 1991, 591, m.nt. JCS, betreffende de samenloop van het Nederlands-Duits-Executieverdrag en de Haagse Alimentatie-executieverdragen: de terugtredbepaling van art. 19 Nederlands-Duits-Executieverdrag is 'geheel in lijn met het op dit gebied algemeen aanvaarde beginsel dat aan de executant de keuze van de meest geschikte internationale regeling dient te worden gelaten'. [14] 'This Convention shall not prevent the application of an agreement, arrangement or international Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op

18 Kluwer Navigator documentselectie instrument in force between the requesting State and the requested State that provides for (a) broader bases for recognition of maintenance decisions ; (b) simplified, more expeditious procedures on an application for recognition or recognition and enforcement of maintenance decisions, (c) more beneficial legal assistance than that provided under Articles 14-17, or (d) procedures permitting an applicant from a requesting State to make a request directly to the Central Authority of the requested State.'Zie ook: Haags Testamentsvormenverdrag 1961, art. 3: 'Dit verdrag maakt geen inbreuk op bestaande of toekomstige regels van de Verdragsluitende Staten, ingevolge welke testamentaire beschikkingen die gemaakt zijn in de vorm die door een niet in de voorgaande artikelen genoemd recht is voorgeschreven, worden erkend.' Deze bepaling geeft uitdrukking aan de favor negotii waarop ook art. 1 van het verdrag berust. [15] Zie ook: art. 36 HKOV 1980: verdragsluitende staten mogen onderling overeenkomen dat de gronden waarop de teruggeleiding van het kind kan worden geweigerd, beperkter zullen zijn dan de weigeringsgronden van het verdrag; Verordening (EG) nr. 1393/2007 (Betekeningsverordening), art. 20 lid 2: 'Deze verordening belet niet dat afzonderlijke lidstaten overeenkomsten of regelingen behouden of sluiten om de toezending van de stukken verder te versnellen of te vereenvoudigen '; Haags Adoptieverdrag 1993, art. 39 lid 2: 'Een Verdragsluitende Staat kan met een of meer andere Verdragsluitende Staten overeenkomsten sluiten met het oog op verbetering van de toepassing van het Verdrag in hun onderlinge betrekkingen.' [16] Zie ook hierna, 4. [17] Zie voorts: art. 18 Haags Alimentatieverdrag 1973 (vervangt het Haags Kinderalimentatieverdrag 1956) en art. 48 Haags Verdrag inzake de invordering van alimentatie 2007 (vervangt het Haags Alimentatieexecutieverdrag 1973 en het Haags Kinderalimentatie-executieverdrag 1958), voor zover de casus valt onder het toepassingsgebied van het nieuwe en het oude verdrag. [18] Of samenloop van verordeningen in de toekomst steeds zal kunnen worden vermeden door de oude verordening te schrappen of aan te passen aan de nieuwe regels, is nog maar de vraag. Problemen ontstaan als een beperkt aantal lidstaten heeft deelgenomen aan 'nauwere samenwerking' op een bepaald terrein (zie noot 8) en als een aldus tot stand gekomen verordening vervangen wordt door een nieuwe regeling die niet door alle oorspronkelijke deelnemers wordt aanvaard. In dat geval zal de oude verordening moeten blijven gelden in de lidstaten die zich niet aan de nieuwe regeling willen binden. [19] Supra, noot 14. [20] Supra, noot 15 en 16. [21] F. Majoros, 'Konflikte zwischen Staatsverträge auf dem Gebiete des Privatrechts', Rabels Zeitschrift 1982, p ; id., 'Le lacis des conflits de conventions en droit international privé et leurs solutions possibles', Revue critique de droit international privé 1984, p De door Majoros voorgestelde oplossingen worden uitvoerig besproken door De Meij, supra, noot 2, p. 230 e.v. [22] C. Brière, Les conflits de conventions internationales en droit privé, Paris, 2001, no Contra: Stein, supra, noot 2, p. 192 e.v. [23] Brière, supra, noot 23, no. 465 e.v. In kinderontvoeringszaken wordt vaak bepleit dat het EVRM of het IVRK voorrang heeft op het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980, steeds zonder succes: HR 1 december 2006, NJ 2007, 385, m.nt. ThMdB; HR 28 september 2007, NJ 2008, 548; HR 28 september 2007, NJ 2008, 549, m.nt. ThMdB. [24] Zie de noot van A.J.H. Swart onder HR 30 maart 1990, NJ 1991, 249, betreffende de uitlevering aan de Verenigde Staten van een van moord verdachte Amerikaanse militair op grond van het NAVO-Statusverdrag, samenlopend met het EVRM en het daarbij behorende Zesde Protocol: ' het antwoord op de vraag welke verdragsverplichting voorrang dient te krijgen, wordt bepaald door een belangenafweging op nationaal niveau. Hoe deze ook uitvalt, steeds zal dan sprake zijn van een inbreuk op een verdragsverplichting door Nederland, en wel op de verplichting die bij de afweging van de belangen het minst zwaar weegt.' [25] Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken, 's-gravenhage 14 maart 1978; Wet conflictenrecht huwelijk 1989; art (ontwerp) Boek 10 BW. [26] Er is wel een wettelijke regeling: Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap 2004; art (ontwerp) Boek 10 BW. [27] Overeenkomst inzake het recht dat van toepassing is op geslachtsnamen en voornamen, München, 5 september 1980; Wet conflictenrecht namen 1989; art (ontwerp) Boek 10 BW. Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op

19 Kluwer Navigator documentselectie [28] Verdrag inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van de interlandelijke adoptie, 's-gravenhage 29 mei 1993; Uitvoeringswet Haags Adoptieverdrag 1998; Wet opneming buitenlandse pleegkinderen ter adoptie; art (ontwerp) Boek 10 BW. [29] Europees Verdrag inzake de adoptie van kinderen (herzien), Straatsburg 27 november 2008, Trb. 2009, 141; de goedkeuringswet is op dit moment nog in behandeling: Kamerstukken [30] Overeenkomst inzake wettiging door huwelijk, Rome 10 september 1970; Wet conflictenrecht afstamming 2002; art (ontwerp) Boek 10 BW. [31] Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen, 's-gravenhage 13 januari [32] Verdrag betreffende de wetsconflicten met betrekking tot de gevolgen van het huwelijk ten opzichte van de rechten en verplichtingen der echtgenoten in hunne persoonlijke betrekkingen en ten opzichte van hunne goederen, 's-gravenhage 17 juli 1905 (Haags Huwelijksgevolgenverdrag); Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, 's-gravenhage 14 maart 1978; Wet conflictenrecht huwelijksvermogensregime 1991; art (ontwerp) Boek 10 BW. Er is wel een verordening met betrekking tot het internationaal huwelijksgoederenrecht in de maak; de ontwerptekst daarvan is echter op dit moment nog niet bekend. Persoonlijke betrekkingen tussen echtgenoten worden bestreken door de Wet conflictenrecht huwelijksbetrekkingen (art (ontwerp) Boek 10), maar niet door enige internationale regeling. [33] Het verdrag zelf geeft aan dat het alleen van toepassing is indien de man ten tijde van de huwelijkssluiting onderdaan was van een verdragsluitende staat (art. 10). De Hoge Raad heeft hieraan in het Zimbabwe-arrest (HR 19 maart 1993, NJ 1994, 187, m.nt. JCS) nog een voorwaarde toegevoegd: onder het verdrag vallen niet 'huwelijken die noch door de plaats van voltrekking, noch door de nationaliteit der echtgenoten, voor of na het huwelijk, met een der andere verdragslanden verband houden'. [34] En op huwelijken gesloten vóór 1 september 1992, indien de echtgenoten na die datum een rechtskeuze hebben gedaan (art. 21), maar dat geval ben ik in de praktijk nog nooit tegengekomen. [35] Zelfs als Nederland zou deelnemen aan de 'nauwere samenwerking betreffende het toepasselijk recht inzake echtscheiding' (Verordening Rome III in de meest recente versie, supra, noot 8) valt er geen samenloopprobleem te duchten, omdat er geen andere internationale regelingen zijn die iets zeggen over de vraag naar het op een echtscheiding toepasselijke recht. In de verhouding tussen een verordening en nationaal conflictenrecht gaat de verordening hoe dan ook voor. Zie de eerste vuistregel in 2. [36] Verdrag inzake de erkenning van beslissingen betreffende de huwelijksband, Luxemburg 8 september 1967; Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheiden van tafel en bed, 's-gravenhage, 1 juni In Nederland wordt de erkenning bestreken door Brussel II-bis als de uitspraak afkomstig is uit een andere lidstaat, en door art. 2 en 3 Wet conflictenrecht echtscheiding in andere gevallen. Beide regelingen bieden ruimere erkenningsmogelijkheden dan de verdragen en gaan op die grond voor (vgl. art. 13 van het Luxemburgse en art. 17 van het Haagse verdrag). [37] De vraag naar het toepasselijk recht valt buiten het materieel toepassingsgebied van de verordening. Hierop is dus vooralsnog het verdrag van 1961 van toepassing (eventueel naar analogie in gevallen waarin het kind zijn gewone verblijfplaats niet heeft in een verdragsluitende staat) of, te zijner tijd, het Haags Kinderbeschermingsverdrag1996. [38] Dat kan anders zijn in geval van prorogatie: art. 12 Brussel II-bis verlangt niet dat het kind in een lidstaat verblijft. Stel dat een Spaans kind in Zwitserland woont. In de verhouding tussen Spanje en Zwitserland is uitsluitend het verdrag toepasselijk. Maar wat nu, als de Spaanse ouders in Nederland wonen, hier willen scheiden en in dat kader gezamenlijk een gezagsvoorziening vragen? De casus valt dan wél onder het formeel toepassingsgebied van de verordening (art. 12 lid 1), en dus ontstaat er een samenloopprobleem. Ik zou menen dat de samenloopregel van art. 60 Brussel II-bis hier niet opgaat (er zijn immers niet uitsluitend lidstaten betrokken) en dat Nederland ten opzichte van Zwitserland gehouden is het verdrag toe te passen. Omdat het verdrag de mogelijkheid van forumkeuze niet kent, het kind niet in Nederland woont en niet de Nederlandse nationaliteit bezit, zal de Nederlandse rechter zich dus onbevoegd moeten verklaren. [39] Omdat de vraag naar het toepasselijk recht niet valt onder het materieel toepassingsgebied van Brussel II-bis en wél onder dat van het verdrag, kan er wat dit betreft geen samenloopprobleem ontstaan. Op dit punt heeft het verdrag een universeel formeel toepassingsgebied (art. 20). In de verdragsluitende staten zal het Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op

20 Kluwer Navigator documentselectie toepasselijk recht dus alleen op de voet van art. 15 e.v. kunnen worden aangewezen. [40] Het kind moet dan wel in een verdragsluitende staat wonen, anders valt de casus buiten het formeel toepassingsgebied van het verdrag van 1996 en komen we weer uit bij Brussel II-bis (art. 12). Het verdrag voorziet in art. 10 in een (tot echtscheidingsprocedures) beperkte mogelijkheid van prorogatie. Voorwaarden zijn o.a.: het kind heeft zijn gewone verblijfplaats in een andere verdragsluitende staat en een van de ouders heeft zijn gewoon verblijf in de forumstaat. [41] Zie het toelichtend rapport van Paul Lagarde bij het Kinderbeschermingsverdrag 1996, Actes et Documents de la 18e session, Tome II, La Haye, 1998, p. 600, nr Ten tijde van de onderhandelingen over het Kinderbeschermingsverdrag werd in de Europese Gemeenschap nog gewerkt aan een verdrag betreffende de internationale bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in familie- en erfrechtelijke zaken, bedoeld als complement van het EEX-verdrag. Van een verordening op dit terrein kon pas sprake zijn na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam. [42] Strikwerda (2008), supra, noot 2, nr. 132, p. 118, met verwijzing naar Rb. 's-hertogenbosch 1991, NIPR 1992, 205; Rb. Almelo 25 maart 1992, NIPR 1992, 180; Hof 's-hertogenbosch 2 oktober 1996, NIPR 1997, 72. Al deze gevallen hadden echter betrekking op intracommunautaire gevallen die zich hadden voorgedaan vóór de inwerkingtreding van Brussel II-bis. Sindsdien is het Europese Verdrag een dode letter geworden, zo lijkt het. [43] Het ligt in de bedoeling dat alle EU-lidstaten (behalve Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland) partij worden bij het Protocol. De betekenis van het Kinderalimentatieverdrag wordt dan nog verder beperkt, namelijk tot gevallen waarin het kind verblijft in Liechtenstein of Macao. Het Alimentatieverdrag 1973 verliest zijn werking zelfs in de verhouding tot niet-lidstaten die het Protocol niet hebben geratificeerd, omdat het niet alleen bestaande maar ook latere verdragen onverlet laat. [44] Het Haags Verdrag inzake de invordering van alimentatie 2007 bevat maar liefst negen verschillende samenloopregels (art ), de Alimentatieverordening kent er zeven (art ). Dit document is gegenereerd op Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op

Afkortingen. Inleiding

Afkortingen. Inleiding Inhoud Afkortingen 11 I 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Deel 1 II 12 III 13 14 15 16 Inleiding Inhoud internationaal privaatrecht (ipr) Bestaansgrond ipr Primair doel ipr Hoofdonderdelen ipr Internationale rechtshulp

Nadere informatie

Internationaal Privaatrecht 2017/2019

Internationaal Privaatrecht 2017/2019 Internationaal Privaatrecht 2017/2019 Verordeningen, Verdragen & Wetten Redactie Prof. Dr. K. Boele-Woelki & Mr. R. ter Rele Ars Aequi Libri Nijmegen 2017 Woord vooraf Het Nederlandse internationaal privaatrecht

Nadere informatie

www.asser.nl/cursusaanbod-advocatuur

www.asser.nl/cursusaanbod-advocatuur Cursusaanbod Onderhoud Vakbekwaamheid (PO) voor de advocatuur T.M.C. Asser Instituut 6 dec 2013 IPR Familierecht. Echtscheiding en nevenvoorzieningen inzake boedelscheiding en alimentatie gewezen echtgenoten

Nadere informatie

Inhoud internationaal privaatrecht (ipr)

Inhoud internationaal privaatrecht (ipr) I Inleiding 1 Inhoud internationaal privaatrecht (ipr) Het ipr bevat regels voor (doorgaans) privaatrechtelijke rechtsverhoudingen met een internationaal karakter. Dergelijke rechtsverhoudingen hebben

Nadere informatie

Parlementaire Geschiedenis Burgerlijk Wetboek Boek 10. Internationaal Privaatrecht (IPR)

Parlementaire Geschiedenis Burgerlijk Wetboek Boek 10. Internationaal Privaatrecht (IPR) Parlementaire Geschiedenis Burgerlijk Wetboek Boek 10 Internationaal Privaatrecht (IPR) Prof. mr. M.H. ten Wolde Mr. dr. J.G. Knot Mr. ICC. Henckel Mr. A. Mens Mr. D.A. Pettengell ^ J.Kluwer a W o lte

Nadere informatie

(Echt)scheiding en internationaal privaatrecht

(Echt)scheiding en internationaal privaatrecht (Echt)scheiding en internationaal privaatrecht mr. dr. A.R. van Maas de Bie 5e gewijzigde druk S d u U itg ev ers D e n H aag, 2014 Inhoudsopgave Voorwoord / 11 Afkortingenlijst / 17 i ï.i 1.2 1. 2.1 1.2.2

Nadere informatie

EU-Verordeningen huwelijks- en partnerschapsvermogensrecht

EU-Verordeningen huwelijks- en partnerschapsvermogensrecht 29-05-2018 1 EU-Verordeningen huwelijks- en partnerschapsvermogensrecht ALV en cursusdag EPN Amersfoort, 29 mei 2018 Mr. dr. J.G. (Jan-Ger) Knot Agenda 2 Inleiding Conflictregelkalender Rechtskeuze en

Nadere informatie

Inhoud Voorwoord 11 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur

Inhoud Voorwoord 11 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur Inhoud Voorwoord 11 Lijst van afkortingen 13 Verkort geciteerde literatuur 17 Inleiding 21 Hoofdstuk 1. Het Nederlandse internationaal bevoegdheidsrecht: eex-verordening ii, eex-verdrag en Lugano Verdrag

Nadere informatie

Hebben besloten hiertoe een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt:

Hebben besloten hiertoe een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt: Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende de wet

Nadere informatie

» Samenvatting. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr.

» Samenvatting. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr. Brandt ) [De man] te [woonplaats], hierna: de man, advocaat: mr. C.A. Lucardie te s-gravenhage.

Nadere informatie

Samenloop van verdragen en verordeningen op het terrein van het internationaal familierecht de Boer, T.M.

Samenloop van verdragen en verordeningen op het terrein van het internationaal familierecht de Boer, T.M. UvA-DARE (Digital Academic Repository) Samenloop van verdragen en verordeningen op het terrein van het internationaal familierecht de Boer, T.M. Published in: Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht Link

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1 Inleiding J 5

Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1 Inleiding J 5 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding J 5 1.1 Karakter van het rechtsgebied; grensoverschrijdend 15 1.2 Rechtsverscheidenheid en grensoverschrijdend rechtsverkeer 17 1.3 Internationaal privaatrecht is geen

Nadere informatie

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel

Nadere informatie

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart )

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart ) JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart ) [De vrouw] te [woonplaats vrouw], hierna: de vrouw, advocaat: mr. L.J. Zietsman te

Nadere informatie

Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime,

Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende

Nadere informatie

InhOud Voorwoord 5 Inhoud 7 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur

InhOud Voorwoord 5 Inhoud 7 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur Inhoud Voorwoord 5 Inhoud 7 Lijst van afkortingen 17 Verkort geciteerde literatuur 19 Behandelde prejudiciële uitspraken van het Hof van Justitie van de EG/EU 21 Hoofdstuk 1. Korte schets van de rechtsontwikkeling

Nadere informatie

Een nieuw Europees kindje... De

Een nieuw Europees kindje... De Publicatie Jaargang 23 Publicatiedatum 01-04-2013 Afleveringnummer 4 Artikelnummer 19 Titel Auteurs Samenvatting Trefwoorden JBN: Juridische Berichten voor het Notariaat Een nieuw Europees kindje... De

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) PUBLIC ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Coreper/de

Nadere informatie

» Samenvatting. JPF 2013/3 Rechtbank Zutphen 25 juli 2012, 126568 FA RK 11-2391; LJN BX4080. ( mr. Eskes )

» Samenvatting. JPF 2013/3 Rechtbank Zutphen 25 juli 2012, 126568 FA RK 11-2391; LJN BX4080. ( mr. Eskes ) JPF 2013/3 Rechtbank Zutphen 25 juli 2012, 126568 FA RK 11-2391; LJN BX4080. ( mr. Eskes ) [Verzoekster] te Virginia Beach, Verenigde Staten van Amerika, verzoekster, hierna te noemen: de vrouw, advocaat:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 980 Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te s-gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning,

Nadere informatie

Lisette Frohn, wetenschappelijk medewerker Internationaal Juridisch Instituut Patrick Wautelet, gewoon hoogleraar Universiteit Luik

Lisette Frohn, wetenschappelijk medewerker Internationaal Juridisch Instituut Patrick Wautelet, gewoon hoogleraar Universiteit Luik GRENSOVERSCHRIJDENDE ECHTSCHEIDINGEN Lisette Frohn, wetenschappelijk medewerker Internationaal Juridisch Instituut Patrick Wautelet, gewoon hoogleraar Universiteit Luik De verschillende (inter)nationale

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2011 COM(2011) 911 definitief 2011/0447 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese

Nadere informatie

Grensoverschrijdende erkenning en tenuitvoerlegging. mr. dr. M. Freudenthal

Grensoverschrijdende erkenning en tenuitvoerlegging. mr. dr. M. Freudenthal Grensoverschrijdende erkenning en tenuitvoerlegging mr. dr. M. Freudenthal Sdu Uitgevers Den Haag, 2009 Inhoud Afkortingen / XI Woord vooraf/xiii 1. Historische ontwikkelingen / 1 1.1. Inleiding/l 1.1.1.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 413 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Internationaal privaatrecht

Internationaal privaatrecht Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht Internationaal privaatrecht Deel personen-, familie- en erfrecht mr. A.P.M.J. Vonken Universitair hoofddocent bij de vaksectie

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2011 COM(2011) 915 definitief 2011/0450 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese

Nadere informatie

HUWELIJK MET INTERNATIONALE ASPECTEN HUWELIJK OVER DE GRENZEN

HUWELIJK MET INTERNATIONALE ASPECTEN HUWELIJK OVER DE GRENZEN HUWELIJK MET INTERNATIONALE ASPECTEN HUWELIJK OVER DE GRENZEN Dit gedeelte van de site gaat over het huwelijksvermogensrecht in internationaal verband. De belangrijkste regels van het hiermee samenhangende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 334 Wet van 6 juli 2004, houdende regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Internationaal familierecht

Internationaal familierecht Internationaal familierecht anno 2013 Dr. mr. I. Curry-Sumner Anno 2013 zijn internationale aspecten moeilijk weg te denken uit het familierecht. Steeds meer families tonen internationale aspecten: het

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0168 (E) 12327/16 JUSTCIV 238 COLAC 69 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD

Nadere informatie

13585/17 WST/sht/bb DGD 2

13585/17 WST/sht/bb DGD 2 Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0149 (E) 13585/17 JUSTCIV 249 SM 7 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD

Nadere informatie

Goed gescheiden, verrassend verdeeld?

Goed gescheiden, verrassend verdeeld? Goed gescheiden, verrassend verdeeld? Mr. Brigitte F.P. Lhoëst 1 Het komt steeds vaker voor dat koppels met vermogen in Nederland in het buitenland van echt scheiden. Het is dan de buitenlandse rechter

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan A.J.M. Nuytinck Published in WPNR, 2008,

Nadere informatie

Internationaal familierecht

Internationaal familierecht Internationaal familierecht Arresten van Hof van Justitie EU & Hoge Raad & Gerechtshof Arlette van Maas de Bie 24 juni 2015 1 24-06-2015 arresten Hof van Justitie EU & Opzet De volgende arresten zullen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GROENBOEK

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GROENBOEK COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.07.2006 COM(2006) 400 definitief GROENBOEK OVER COLLISIEREGELS OP HET GEBIED VAN HUWELIJKSVERMOGENSSTELSELS, MET INBEGRIP VAN DE KWESTIE VAN DE RECHTERLIJKE

Nadere informatie

MATERIE BEVOEGDHEID TOEPASSELIJK RECHT EXEQUATUR EXTRA Bestaan en afwezigheid Boek blz. 420 Art. 41 WbIPR Art. 39 WbIPR Boek blz.

MATERIE BEVOEGDHEID TOEPASSELIJK RECHT EXEQUATUR EXTRA Bestaan en afwezigheid Boek blz. 420 Art. 41 WbIPR Art. 39 WbIPR Boek blz. Bestaan en afwezigheid Boek blz. 420 Art. 41 Art. 39 Boek blz. 419 Naam Art. 36 Art. 37 - vaststelling Art. 39 Boek blz. 426 Art. 38 - verandering Staat en bekwaamheid Art. 3, Art. 32 Art. 34 Art. 39 Boek

Nadere informatie

13581/17 WST/sht/bb DGD 2

13581/17 WST/sht/bb DGD 2 Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0148 (E) 13581/17 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: JUSTCIV 248 ACP 116 ESE 5 BESLUIT VAN

Nadere informatie

Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging

Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende het toepasselijke recht

Nadere informatie

3644 MRdi.doc23-2-2007 1

3644 MRdi.doc23-2-2007 1 Concept-antwoorden op de vragen, gesteld in het Groenboek over collisieregels op het gebied van huwelijksvermogensstelsels, met inbegrip van de kwestie van de rechterlijke bevoegdheid en van de wederzijdse

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Vertaling C-184/14-1 Zaak C-184/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 april 2014 Verwijzende rechter: Corte Suprema di Cassazione (Italië)

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0173 (E) 12328/16 JUSTCIV 239 COREE 8 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0169 (E) 12326/16 JUSTCIV 237 COEST 226 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE

Nadere informatie

Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken

Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens de voltrekking van huwelijken en de erkenning van de geldigheid

Nadere informatie

InHoud Voorwoord 5 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur deel I. Burgerlijke stand en gemeentelijke basisadministratie (GBA)

InHoud Voorwoord 5 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur deel I. Burgerlijke stand en gemeentelijke basisadministratie (GBA) Inhoud Voorwoord 5 Lijst van afkortingen 11 Verkort geciteerde literatuur 13 Inleiding 15 Deel I. Burgerlijke stand en gemeentelijke basisadministratie (GBA) 17 Inleiding 19 Hoofdstuk 1. Registratiesystemen

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0153 (E) 13587/17 JUSTCIV 251 COLAC 111 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE

Nadere informatie

VERKORTE INHOUDSOPGAVE

VERKORTE INHOUDSOPGAVE VERKORTE INHOUDSOPGAVE (* met commentaar) Eerste band - Burgerlijk Wetboek en aanverwante regelingen Burgerlijk Wetboek Boek 1* 1 Bijlagen 889 NAAM, ADELDOM, BURGERLIJKE STAND 891 Besluit geslachtsnaamswijziging

Nadere informatie

30 IPR-aspecten van de internationale samenlevingsovereenkomst

30 IPR-aspecten van de internationale samenlevingsovereenkomst IPR-aspecten van de internationale samenlevingsovereenkomst 1 Voor ongehuwde samenwoners is het sluiten van een samenlevingscontract onontbeerlijk voor het maken van afspraken over de civielrechtelijke

Nadere informatie

INTERNATIONALE KINDERONTVOERING STAND VAN ZAKEN, VERZET VAN HET KIND?

INTERNATIONALE KINDERONTVOERING STAND VAN ZAKEN, VERZET VAN HET KIND? INTERNATIONALE KINDERONTVOERING STAND VAN ZAKEN, VERZET VAN HET KIND? Ius Commune Conference Amsterdam Workshop Family Law 29 november 2012 Geeske Ruitenberg Opbouw > Toepasselijk recht > Cijfers: wie

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2011/0444 (E) 12103/15 JUSTCIV 202 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD waarbij

Nadere informatie

ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht)

ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht) ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht) Steeds meer worden we in de rechtspraktijk geconfronteerd met internationale echtscheidingen op basis van de volgende elementen:

Nadere informatie

Het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996: nieuwe regels in de schaduw van Brussel II-bis de Boer, T.M.

Het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996: nieuwe regels in de schaduw van Brussel II-bis de Boer, T.M. UvA-DARE (Digital Academic Repository) Het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996: nieuwe regels in de schaduw van Brussel II-bis de Boer, T.M. Published in: Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht Link

Nadere informatie

HET INTERNATIONALE HUWELIJK

HET INTERNATIONALE HUWELIJK HET INTERNATIONALE HUWELIJK mr. R.J. (Roel) Haaksema kandidaat-notaris bij VPVA notarissen 38 Inleiding Kijkt u er al naar? Of cliënten getrouwd zijn in de wettelijke gemeenschap van goederen? En wat die

Nadere informatie

INHOUD. Woord vooraf VII. Inhoud XVII. Afkortingen

INHOUD. Woord vooraf VII. Inhoud XVII. Afkortingen INHOUD Woord vooraf Afkortingen V VII XVII Hoofdstuk 1. Inleiding 1 1.1. Begrip en functie van het internationaal privaatrecht 1 1. Literatuur 1 2. Bestaansvoorwaarden; doel 1 3. Hoofdonderdelen 2 4. Aangrenzende

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0150 (E) 13586/17 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: JUSTCIV 250 COLAC 110 ACP 118 ISL 39

Nadere informatie

STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT Mevr. mr W. Sorgdrager Minister van Justitie Postbus 20301 2500 EH 's-gravenhage 's-gravenhage, 18 april 1997 Excellentie, Bij brief van 1 oktober 1996

Nadere informatie

Nota naar aanleiding van het verslag

Nota naar aanleiding van het verslag 34 795 Uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning

Nadere informatie

Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mr F. Teeven Ministerie van Veiligheid en Justitie Postbus EH s-gravenhage

Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mr F. Teeven Ministerie van Veiligheid en Justitie Postbus EH s-gravenhage STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT Secretariaat: Spui 186-2511 BW 's-gravenhage tel (070) 3460974 - fax (070) 3625235 - e-mail iji@worldonline.nl s-gravenhage, 25 oktober 2011 Aan de

Nadere informatie

L. Strikwerda. Inleiding tôt het Nederlandse internationaal privaatrecht. vijfde druk

L. Strikwerda. Inleiding tôt het Nederlandse internationaal privaatrecht. vijfde druk L. Strikwerda Inleiding tôt het Nederlandse internationaal privaatrecht vijfde druk Wolters-Noordhoff Groningen Inhoud Afkortingen 16 I Inleiding 19 A Begrip en functie van het internationaal privaatrecht

Nadere informatie

Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris!

Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris! Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris! Prof. mr. A.J.M. Nuytinck Published in Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie (WPNR), 139,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Vertaling C-83/17-1 Zaak C-83/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 februari 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Verdrag inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen over onderhoudsverplichtingen

Verdrag inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen over onderhoudsverplichtingen Verdrag inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen over onderhoudsverplichtingen De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te

Nadere informatie

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Prof. mr. A.J.M. Nuytinck, hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder personen-, familie- en erfrecht, aan de Erasmus Universiteit

Nadere informatie

Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts

Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Overwegend dat de trust zoals die is ontwikkeld door de equitygerechten

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) 13967/03 LIMITE PUBLIC JUSTCIV 208 TRANS 275 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité burgerlijk recht (algemene vraagstukken)

Nadere informatie

Internationale grensoverschrijdende alimentatie

Internationale grensoverschrijdende alimentatie Internationale grensoverschrijdende alimentatie Een kritische blik op de drie nieuwe regelingen Masterscriptie Rechtsgeleerdheid: accent Privaatrecht Tilburg Law School / Universiteit van Tilburg Marka

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Coreper/de Raad Resultaten van de Diplomatieke Conferentie te Den

Nadere informatie

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 27.10.2010 2010/0067(CNS) ONTWERPADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Nadere informatie

Bestaande lacunes en toekomstperspectieven in het Europees internationaal privaatrecht: naar een wetboek van internationaal privaatrecht?

Bestaande lacunes en toekomstperspectieven in het Europees internationaal privaatrecht: naar een wetboek van internationaal privaatrecht? DIRECTORAAT-GENERAAL INTERN BELEID BELEIDSONDERSTEUNENDE AFDELING C: RECHTEN VAN DE BURGER EN CONSTITUTIONELE ZAKEN JURIDISCHE ZAKEN Bestaande lacunes en toekomstperspectieven in het Europees internationaal

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1994 Nr. 168

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1994 Nr. 168 71 (1989) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1994 Nr. 168 A. TITEL Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging; 's-gravenhage, 1 augustus 1989 B. TEKST De

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 795 Uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van

Nadere informatie

VOORJAARSWIJZIGINGEN FAMILIERECHT mr. L.H.M. Zonnenberg

VOORJAARSWIJZIGINGEN FAMILIERECHT mr. L.H.M. Zonnenberg VOORJAARSWIJZIGINGEN FAMILIERECHT mr. L.H.M. Zonnenberg Op 12 februari 2009 verscheen het Koninklijk Besluit van 6 februari 2009. Dat KB regelt de inwerkingtreding van onder meer de Wet van 9 oktober 2008

Nadere informatie

2. Inhoud van het concept-wetsvoorstel Wet scheiden zonder rechter

2. Inhoud van het concept-wetsvoorstel Wet scheiden zonder rechter Scheiden zonder rechter anno 2014 Prof. mr. A.J.M. Nuytinck, hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder personen-, familie- en erfrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam en hoogleraar burgerlijk recht, in

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 20.11.2001 COM(2001) 680 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

Belgisch Internationaal Privaatrecht

Belgisch Internationaal Privaatrecht Belgisch Internationaal Privaatrecht Bart VOLDERS & Liselot SAMYN Maklu Antwerpen-Apeldoorn Inhoudstafel Lijst van afkortingen 11 Voorwoord 13 DEEL I. COMMUNAUTAIRE RECHTSBRONNEN 15 A. Internationaal en

Nadere informatie

Den Haag, 3 december Betreft: Adviesaanvraag ter uitvoering van de motie-dijkstra (34 102, nr. 5) Excellentie,

Den Haag, 3 december Betreft: Adviesaanvraag ter uitvoering van de motie-dijkstra (34 102, nr. 5) Excellentie, COMMISSIE VAN ADVIES voor de za ken betreffende DE BURGERLIJKE STAAT en de NATIONALITEIT Aan de Minister van Veiligheid en Justitie Mr. G.A. van der Steur Directie Wetgeving en Juridische Zaken Sector

Nadere informatie

Toepasselijk recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed *

Toepasselijk recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed * P7_TA(2010)0477 Toepasselijk recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15 december 2010 over het voorstel voor een verordening van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 153 Wet van 14 maart 2002, houdende regeling van het conflictenrecht inzake de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming (Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 980 Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te s-gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning,

Nadere informatie

14 Nederlands nationaliteitsrecht

14 Nederlands nationaliteitsrecht MONOGRAFIEËN PRIVAATRECHT Prof. mr. G.R. de Groot Prof. mr. M. Tratnik 14 Nederlands nationaliteitsrecht Vierde druk p. Kluwer a Wolters Kluwer business Kluwer - Deventer - 2010 INHOUDSOPGAVE Lijst van

Nadere informatie

STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT 's-gravenhage, 28 maart 1995 Excellentie, 1. Bij brief van 25 juni 1993 (Uw kenmerk 374391/93/6) heeft de toenmalige Staatssecretaris Mr A. Kosto, naar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 675 Regeling van het conflictenrecht inzake de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming (Wet conflictenrecht afstamming) Nr.

Nadere informatie

BELGISCH INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

BELGISCH INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT A.J.T. - MEMO'S - nr. 1. BELGISCH INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT Ingrid D'HAEYER Adjunct-hoofdadviseur Juridische Zaken NV KBC Bank INHOUD DEEL I. BELGISCH INTERNATIONAAL PRIVAATRECHTELUK PROCESRECHT Hoofdstuk

Nadere informatie

Dit Verdrag is van toepassing, welke ook de rechter of de autoriteit is die kennis dient te nemen van het geschil.

Dit Verdrag is van toepassing, welke ook de rechter of de autoriteit is die kennis dient te nemen van het geschil. Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op de aansprakelijkheid wegens produkten De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende

Nadere informatie

Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg. De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,

Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg. De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen inzake de wet

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GROENBOEK. over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GROENBOEK. over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 14.3.2005 COM(2005) 82 definitief GROENBOEK over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken (door de Commissie ingediend)

Nadere informatie

WERKDOCUMENT. NL In verscheidenheid verenigd NL

WERKDOCUMENT. NL In verscheidenheid verenigd NL EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie juridische zaken 11.11.2011 WERKDOCUMENT over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de

Nadere informatie

Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen

Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend gemeenschappelijke bepalingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 1167 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 795 Uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van

Nadere informatie

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 * Jurisprudentie BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 * Prejudiciële verwijzing Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken Verordening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 924 Regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap) Nr.

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT Secretariaat: Spui 186-2511 BW 's-gravenhage tel (070) 3460974 - fax (070) 3625235 - e-mail iji@worldonline.nl Aan de heer mr R. Luchtenveld Tweede

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.7.2017 COM(2017) 357 final 2017/0148 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij Luxemburg en Roemenië worden gemachtigd om, in het belang van de Europese Unie, de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 28 867 Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) Nr. 12 DERDE NOTA

Nadere informatie

GEWOGEN RECHTSMACHT IN HET IPR. Over forum (non) conveniens en forum necessitatis. mr. F. Ibili

GEWOGEN RECHTSMACHT IN HET IPR. Over forum (non) conveniens en forum necessitatis. mr. F. Ibili GEWOGEN RECHTSMACHT IN HET IPR Over forum (non) conveniens en forum necessitatis mr. F. Ibili Kluwer - Deventer - 2007 LUST VAN AFKORTINGEN XIII 1 INLEIDING 1 1.1 Verkenning onderzoeksterrein 1 1.2 Afbakening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 21 293 (R 1379) Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de ten uitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocollen

Nadere informatie