Management en organisatie Examennummer: Datum: 28 juni 2014 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Transcriptie

1 Management en organisatie Examennummer: Datum: 28 juni 2014 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur Dit examen bestaat uit 9 pagina s. De opbouw van het examen is als volgt: - 40 meerkeuzevragen (maximaal 40 punten) Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen - Geen Wij wensen u veel succes!

2 Meerkeuzevragen (40 punten) De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt. 1. Lola is al een aantal jaren succesvol met haar adviesbureau. Volgens Lola heeft haar succes te maken met haar aanpak: think local and act global. Welk van de onderstaande uitspraak is waar? a. Lola s aanpak is een voorbeeld van een ambitie en is te classificeren als een onderdeel van een missie. b. Lola s aanpak is een voorbeeld van een succesformule en is te classificeren als een onderdeel van een visie. c. Lola s aanpak is een voorbeeld van een overtuiging en is daarom niet te classificeren als een onderdeel van een visie of een missie. 2. Lola is sterk in het motiveren van haar medewerkers en ze wordt door haar medewerkers en opdrachtgevers gezien als de leider van de organisatie. Aan welke managementrol van Mintzberg geeft Lola invulling? a. Besluitvormende rol b. Informationele rol c. Interpersoonlijke rol 3. Bij het maken van de raming bij ongewijzigd beleid (ROB) is het van belang na te gaan hoe de interactie tussen kansen en bedreigingen enerzijds en sterkten en zwakten anderzijds in de toekomst zal zijn. Hoe wordt deze analyse genoemd? a. Kwadrantitatief b. Kwalitatief c. Kwantitatief NCOI Opleidingsgroep 1

3 4. Het adviesbureau van Lola staat bekend als een kwalitatief adviesbureau. De klanten weten dat ze advies krijgen van goed opgeleid en gekwalificeerd personeel en dat ze de aandacht krijgen die ze verdienen. Dit betekent dat de klanten ook bereid zijn om een hoog uurtarief te betalen voor het advies van de consultants. Welke strategie van Porter volgt het adviesbureau van Lola? a. Differentiatiestrategie b. Focusstrategie c. Laagstekostenstrategie 5. Tijdens het maken van een SWOT-analyse komt Lola tot de conclusie dat de organisatie voldoende eigen vermogen heeft en solvabel is (in staat om te betalen). Waar dient Lola deze conclusie te plaatsen in de SWOT-analyse? a. Kans b. Sterkte c. Zwakte 6. Lola trekt aan de hand van de SWOT-analyse ook de conclusie dat de huidige markt vraagt om persoonlijke aandacht en maatwerk als speerpunten in het advies. Als Lola de beide SWOT-conclusies combineert, welke strategie uit de confrontatiematrix moet zij dan volgen? a. Aanvallen b. Verdedigen c. Versterken 7. Wat is de te volgen strategie als er uit een SWOT-analyse een bedreiging en een zwakte gecombineerd wordt? a. Terugtrekken b. Verdedigen c. Versterken 8. Lola is van mening dat medewerkers intrinsiek gemotiveerd zijn om hun werk goed te doen. Welk mensbeeld van McGregor past het beste bij Lola s overtuiging? a. Theorie X b. Theorie Y c. Theorie M NCOI Opleidingsgroep 2

4 9. Een van Lola s adviseurs vindt het leuk om opleidingen te volgen, omdat hij veel kan leren van de ervaring van andere cursisten en het sparren tijdens de bijeenkomsten. Welke behoefte ligt bij deze adviseur ten grondslag volgens de piramide van Maslow? a. Behoefte aan erkenning b. Behoefte aan zelfontplooiing c. Sociale behoeften 10. Op het adviesbureau worden de consultants aangestuurd op basis van vooraf gezamenlijk vastgestelde actieplannen met daarin SMART opgestelde doelen. Bij welke leiderschapstheorie past deze aanpak het best? a. Human Relations-beweging b. Revisionisme c. Situatieafhankelijke theorieën 11. De financiële consultants van het adviesbureau merken dat hun klanten worstelen met de nieuwe wet- en regelgeving binnen de financiële wereld. Aan de ene kant zoeken de klanten zekerheid, zodat ze niet meer in een financiële crisis terechtkomen en aan de andere kant willen ze klantgericht werken, wat nogal eens botst met elkaar. Welke DESTEP-factor speelt een grote rol bij de klanten van het adviesbureau? a. Economisch b. Politiek-juridisch c. Sociaal-maatschappelijk 12. Voor de medewerkers van het adviesbureau is het mogelijk om thuis te werken. Lola gelooft in sociale innovatie en het nieuwe werken is dus geen enkel probleem. Wel moeten er goede afspraken gemaakt worden over wie waar en hoe werkt. Volgens Lola kan ze ook niet anders, aangezien de huidige medewerker niet meer leeft voor zijn werk, maar werkt om te leven. Welke DESTEP-factoren staan centraal in dit voorbeeld? a. Demografische factoren b. Economische factoren c. Sociaal-maatschappelijke factoren 13. Welke kracht in het vijfkrachtenmodel van Porter zegt iets over wel of geen dreiging van vervangende producten en/of diensten voor de organisatie? a. Concurrentie b. Mogelijke toetreders c. Substituten 3 NCOI Opleidingsgroep

5 14. De laatste jaren merkt Lola dat het inkopen van kantoorartikelen steeds lastiger wordt, omdat bedrijven die kantoorartikelen verkopen zich hebben gegroepeerd in de markt. Welke conclusie kan getrokken worden op basis van het vijfkrachtenmodel van Porter? a. De onderhandelingsmacht van Lola s kopers is groter geworden. b. De onderhandelingsmacht van Lola s leveranciers is groter geworden. c. De onderhandelingsmacht van Lola s organisatie ten opzichte van haar kopers en leveranciers is groter geworden. 15. Lola s organisatie heeft de 3 d s centraal staan: doen, durf en dienstbaarheid. Deze waarden zijn vertaald naar de functieprofielen. In elk functieprofiel komen de competenties durf en dienstbaarheid terug. Welke van de onderstaande uitspraken is waar? a. De hierboven benoemde waarden zijn voorbeelden van soft elements en deze zijn lastig te veranderen. b. De hierboven benoemde waarden zijn voorbeelden van soft elements en deze zijn snel te veranderen. c. De hierboven benoemde waarden zijn voorbeelden van soft elements en deze staan vast. 16. Binnen het adviesbureau zijn de leidinggevenden eenvoudig te benaderen. De meesten vinden het ook niet leuk om zich als baas op te stellen, laat staan het woord baas in de mond te nemen. Vaak noemen ze zichzelf meewerkende voorlieden. Welke cultuurdimensie van Hofstede staat centraal in dit voorbeeld? a. Acceptatie van machtafstand b. Masculiniteit versus femininiteit c. Onzekerheidsvermijding 17. Lola s adviesbureau is een organisatie met hoog opgeleid personeel. Dit zegt veel over de cultuur in de organisatie, namelijk dat het individu centraal staat. In de organisatie draait het ook meer om mensen en minder om regels en procedures. Welke cultuurtype van Handy en Harrison typeert het adviesbureau het best? a. Machtgerichte cultuur b. Persoonsgerichte cultuur c. Rolgerichte cultuur NCOI Opleidingsgroep 4

6 18. Binnen het adviesbureau is het normaal dat iedereen zich formeel en zakelijk kleedt. Het is niet gebruikelijk om met een spijkerbroek naar kantoor te komen. Daarnaast zijn er ook kledingvoorschriften over de lengte van de rok of jurk. Welke schil staat hier centraal volgens de uitingsvormen van bedrijfscultuur van Sanders en Neuijen? a. Rituelen b. Symbolen c. Waarden en grondbeginselen 19. Het adviesbureau is de laatste jaren flink gegroeid, wat niet zonder slag of stoot is gegaan. Ondertussen heeft Lola geleerd dat ze de beslissingsbevoegdheid moest delegeren aan het hoger kader. Lola houdt zich nu bezig met het aansturen van de organisatie en bemoeit zich niet met elke te nemen beslissing. In welke groeifase volgens het groeimodel van Greiner is het adviesbureau terechtgekomen? a. Groei door delegatie b. Groei door richting geven c. Groei door samenwerking 20. Bij welke crisis kom je volgens het groeimodel van Greiner terecht als de organisatie verzandt in te veel regels en procedures die van bovenaf worden opgelegd? a. Beheerscrisis b. Bureaucratiecrisis c. Interne groeicrisis 21. Welke organisatievorm van Mintzberg typeert de onderstaande organisatie het best? a. Adhocratie b. Bestuurlijke innovatieve organisatie c. Uitvoerende innovatieve organisatie 22. Lola s adviesbureau werkt veel in product-marktcombinaties, wat ook terug te vinden is in het organigram van de organisatie. Op welke manier wordt de arbeid verdeeld in de organisatie? a. Op basis van horizontale differentiatie b. Op basis van specialisatie c. Op basis van verticale differentiatie 5 NCOI Opleidingsgroep

7 23. Het hoger kadermanagement van het adviesbureau heeft samen met Lola een MTsessie gepland om de strategie en planningen voor het komende jaar onder de loep te nemen. Tot welk proces behoort de inhoud van de MT-sessie? a. Bestuurlijk proces b. Ondersteunend proces c. Primair proces 24. Tijdens de MT-sessie willen creatieve oplossingen bedenken voor de strategiebepaling van het komende jaar. De leden denken eerst, ter voorbereiding, individueel (dus niet in groepen) op een bepaalde manier na. Welk instrument kan voor dit individuele denken het beste worden ingezet? a. Brainstorming b. Lateraal denken c. Zowel brainstorming als lateraal denken. 25. Tijdens de MT-sessie wordt er flink gediscussieerd over het goed in kaart brengen van de verschillende product-marktcombinaties. Zeker nu er een nieuwe markt aan zit te komen (HRM-advies). Welk element van het huidige strategisch profiel is typerend voor deze discussie? a. Positionering b. Samenwerking c. Spreiding 26. Welke uitspraak over het vijfkrachtenmodel van Porter is juist? a. Het vijfkrachtenmodel van Porter analyseert de omgeving die dicht bij de organisatie staat, namelijk de macro-omgeving b. Het vijfkrachtenmodel van Porter analyseert de omgeving die dicht bij de organisatie staat, namelijk de meso-omgeving c. Het vijfkrachtenmodel van Porter analyseert de omgeving die dicht bij de organisatie staat, namelijk de micro-omgeving NCOI Opleidingsgroep 6

8 27. Marcel, de partner van Lola, is bezig met het maken van een SWOT-analyse. Uit de confrontatiematrix komen twee conclusies naar voren. 1. De organisatie heeft goed opgeleide en gemotiveerde medewerkers. 2. Het vakgebied techniek heeft geen sexy imago en hierdoor komen we lastig aan goed opgeleide kandidaten. Welke strategie dient de organisatie van Marcel te volgen naar aanleiding van deze twee conclusies? a. Terugtrekken b. Verdedigen c. Versterken 28. Marcel is eigenaar van een installatiebedrijf met twintig man personeel. Zijn bedrijf maakt een groei door, die aan Marcel zelf is toe te schrijven. Marcel heeft een charismatische uitstraling en staat als een echte leider aan het roer van de organisatie. Zijn leiderschap blijkt een succesfactor te zijn. In welke groeifase volgens het groeimodel van Greiner bevindt Marcels organisatie zich? a. Groei door coördinatie b. Groei door creativiteit c. Groei door richting geven 29. Marcel heeft gebruikgemaakt van twee DESTEP-factoren. Hij heeft werknemers uit Zuid-Europese landen in dienst, die door de financiële crisis in hun land naar Noord-Europa zijn verhuist om te werken. Doordat het voor EU-burgers eenvoudig is om te werken en wonen in een ander EU-land, krijgt Marcel toch nog goed gekwalificeerde medewerkers die ook nog gemotiveerd zijn. Welke twee DESTEP-factoren staan centraal in dit voorbeeld? a. Demografisch en economisch b. Economisch en politiek-juridisch c. Economisch en sociaal-maatschappelijk 30. De organisatie van Marcel is een lijn-staforganisatie. Wat kan een nadeel zijn van lijn-staforganisaties? a. Lijn-staforganisaties hebben een lagere bezettingsgraad. b. Lijn-staforganisaties kunnen minder klantgerichtheid vertonen. c. Lijn-staforganisaties kunnen vaak last hebben van minder centrale controle. 7 NCOI Opleidingsgroep

9 31. In welk cultuurmodel van Robert Quinn en Rohrbaugh staan regels en procedures centraal? a. Internal process model b. Open systems model c. Rational goal model 32. Uit een recent gehouden medewerkerstevredenheidsonderzoek blijkt dat Marcels medewerkers behoefte hebben aan erkenning voor hun werkprestaties en dat ze meer zouden willen verdienen. Welke van deze twee bevindingen zou Marcel volgens de motivatie-hygiënebenadering van Herzberg als eerste moeten aanpakken? a. De behoefte aan erkenning, omdat dat een satisfier is. b. De behoefte aan meer inkomen, omdat dat een dissatisfier is. c. De behoefte aan meer inkomen, omdat dat een zekerheidsbehoefte is 33. Marcel heeft een discussie met zijn vrouw Lola. Volgens Marcel hoort een missie aan te geven waarom je er bent. Volgens Lola gaat het in dat geval om een visie. Wie heeft er gelijk? a. Lola b. Marcel c. Zowel Marcel als Lola heeft ongelijk, omdat het hier gaat om een strategisch profiel. 34. Een van Marcels projectleiders heeft voor het nieuwe jaar drie doelstellingen opgesteld. Welk doel is SMART opgesteld? I. Ik ga in 2014 beter luisteren naar mijn klanten en medewerkers om miscommunicatie te voorkomen. II. Ik ga in 2014 tijdens de gesprekken met mijn klanten minimaal twee samenvattingen teruggeven. III. Ik ga in 2014 mijn medewerkers op het Shell-project motiveren, zodat zij zich erkend voelen door mij. a. Doel I is SMART opgesteld. b. Doel II is SMART opgesteld. c. Doel III is SMART opgesteld. 35. Als oprichter en eigenaar is Marcel vaak bezig met het maken van langetermijnplanningen. Tot welk type taken behoort het maken van planningen volgens Fayol? a. Besluitvormende taken b. Constituerende taken c. Dirigerende taken NCOI Opleidingsgroep 8

10 36. Wat zijn volgens Eppink en Bossink (2004) de drie dimensies van strategie? a. Positionering, samenwerking en spreiding b. Positionering, samenwerking en synergie c. Positionering, synergie en waardecreatie 37. Uit de confrontatiematrix blijkt dat Marcels organisatie kansen heeft in de markt, maar dat er gewerkt dient te worden aan de zwakke kanten van de organisatie. Welke strategie dient Marcel te volgen? a. Verdedigen b. Versterken c. Terugtrekken 38. Welke groeifase volgens het groeimodel van Greiner volgt de bureaucratische crisis op? a. Groei door coördinatie b. Groei door extra-organisationele oplossingen c. Groei door samenwerking 39. Marcel gaat met Moederdag langs bij zijn moeder. Hij wil een mooi boeket voor haar kopen, maar eenmaal op het station besluit hij bonbons voor zijn moeder te kopen. Welke uitspraak van Porter aan de hand van het vijfkrachtenmodel is van toepassing op Marcels beslissing. a. De bonbonwinkel is een concurrent van de bloemenwinkel. b. De bonbonwinkel is een nieuwe toetreder voor de bloemenwinkel. c. De bonbonwinkel is een substituut van de bloemenwinkel. 40. Welke macro-omgevingsfactor gaat over zaken als nationaal inkomen, rentestanden en valutakoersen? a. Ecologie b. Economie c. Ergonomie 9 NCOI Opleidingsgroep