Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

Transcriptie

1 Vermogensbeheerrapportage 4e kwartaal 2014 In het vierde kwartaal van 2014 steeg de wettelijk dekkingsgraad 1,4%-punt van 105,3% naar 106,7%. Die stijging wordt grotendeels verklaard door: een verdere daling van de rente, waardoor de waarde van de vastrentende waarden (obligaties, etc.) toenam, die toename was groter dan de toename van de pensioenverplichtingen en verder werd een gering positief rendement behaald op de zakelijke waarden (aandelen, etc.). Dekkingsgraad De dekkingsgraad is berekend op basis van de systematiek zoals door de toezichthouder is voorgeschreven. Beleggingen Overige balansposten Pensioenverplichtingen (b) Dekkingsgraad % Ultimo ,5 13,2 (a) 383,8 102,3% Ultimo Q ,9 10,4 (a) 384,1 105,8% Ultimo Q ,1 7,2 396,1 106,4% Ultimo Q ,0 4,7 415,6 105,3% Ultimo Q ,9 2,4 429,6 107,7% a) SPUN en Unisys hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan Unisys maximaal 7,5 miljoen bijstort - te betalen in het eerste kwartaal in het geval de dekkingsgraad per einde van de hersteltermijn (eind 2013) lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen. Die vordering van SPUN op Unisys is meegenomen in de bezittingen, onder overige balansposten. b) De waarde van de verplichtingen wordt berekend op basis van rentecurve die DNB per ultimo van ieder maand publiceert 1. Het minimaal vereist vermogen bedraagt 104,0%, het vereist eigen vermogen per het einde van het vierde kwartaal 2014 is 107,7%. Vermogen per categorie Eind Q Eind Q Feitelijke weging Matching portefeuille 319,8 299,6 70,1% Vastrentende obligaties - Langlopende staatsobl. 267,5 210,7 - Bedrijfsobligaties 42,8 62,2 Rente-afdekking 7,6 23,1 Liquide middelen 1,9 3,6 Return portefeuille 136,1 133,4 29,9% Hoogrentende obligaties - Bedrijfsobligaties 21,3 20,4 - Staatsobligaties 20,2 19,3 Aandelen 73,2 69,9 Onroerend goed 0,0 2,8 Infrastructuur 21,4 21,0 Totaal portefeuille 455,9 433,0 100% 1 Voor de waardering van de pensioenverplichtingen hanteert SPUN de door De Nederlandsche Bank (DNB), maandelijks gepubliceerde rentefactoren. Dat wil zeggen SPUN gaat voor deze rekenrente uit van een driemaands gemiddelde rente over looptijden van de verplichtingen tot 20 jaar en een min of meer vaste rekenrente voor langlopende verplichtingen (meer dan 20 jaar). De marktrente (of actuele rente) is van invloed op de waardering van de vastrentende beleggingen, de obligaties en de beleggingen ter afdekking van het renterisico

2 Gedurende het vierde kwartaal 2014 vonden geen stortingen en onttrekkingen plaats. Begin oktober werd de resterende positie in de onroerend goed belegging verkocht. Ook vond de reguliere, periodieke afrekening van de valuta-afdekking plaats (opbrengst van 3,2 mln.). In het kader van een optimalisatie van de matching portefeuille werden enkele transacties uitgevoerd. Nederlandse en Finse staatsobligaties met een relatief korte looptijd werden verkocht, alsook een gedeelte van de portefeuille bedrijfsobligaties (investment grade). Een deel van de rentederivaten werd eveneens verkocht. Met de opbrengst van die verkopen werden langlopende staatsobligaties van België en Oostenrijk gekocht. In het beleggingsplan 2014 heeft SPUN de verdeling van de beleggingen over de verschillende categorieën vastgelegd. Voor de matching portefeuille is dat 68,2% en voor de return portefeuille 31,8%. De actuele weging (70,1% versus 29,9%) wijkt daar 1,9%-punt van af. De weging van de matching portefeuille nam toe als gevolg van de verdere rentedaling. Rendement per categorie Rendement Benchmark Performance Matching portefeuille 7,53 7,37 0,16 Vastrentende obligaties - Langlopende staatsobl. 7,99 7,99 0,00 - Bedrijfsobligaties 1,50 1,41 0,09 Rente-afdekking 7,87 7,87 0,00 Liquide middelen 0,02-0,02-0,00 Return portefeuille 0,52 0,39 0,13 Hoogrentende obligaties - Bedrijfsobligaties 0,05 0,17-0,22 - Staatsobligaties 1,35-0,87-0,48- Aandelen 2,01 1,74 0,27 Onroerend goed 0,00 0,00 0,00 Infrastructuur 2,25-2,26-0,01 Totaal portefeuille 5,30 5,28 0,02 Het totaal rendement over 2014 bedraagt 20,13%. In het vierde kwartaal liet de matching portefeuille (obligaties en rente-afdekking) een positief resultaat zien van 7,53%. De oorzaak was voornamelijk de verdergaande daling van de rente. De rentedaling had een positief effect op de waarde van de staatsobligaties. Bij de return portefeuille was sprake van een uiteenlopend beeld. Het totale rendement bedroeg 0,52%. Uitgesplitst naar de verschillende categorieën waren er dus verschillen: - De aandelen Noord Amerika (+4,85%), Opkomende landen (+0,16%) en Verre Oosten (+4,97%) lieten een positief beeld zien, - Het rendement op de aandelen Europa was negatief (-0,35%), - Het resultaat op Hoogrentende bedrijfsobligaties was gering positief (+0,05%). US High yield noteerde weliswaar een min van 0,16%, de Bank loans noteerden echter een plus van 0,34%, - De Hoogrentende staatsobligaties (Opkomende landen) daalden in waarde en lieten een negatief resultaat noteren van 1,35%, - Ook Infrastructuur had met een dip te maken, een negatief rendement van 2,25%. Marktontwikkelingen Geopolitieke spanningen zorgden voor een verzuring van het economisch sentiment. De volatiliteit in de financiële markten nam toe. De groei in de EMU economieën kwam praktisch tot stil stand. De inflatie zakte verder weg tot onder de 2%-doelstelling van de Europese Centrale Bank, en komt dicht in de buurt van de deflatiegrens. Verder kwam de disbalans tussen vraag en aanbod naar olie pregnant aan het licht. De olieprijs daalde scherp. Hoewel een lagere olieprijs theoretisch positief is voor de economische ontwikkeling, droeg de daling ook bij aan een verdere verslechtering van het economisch sentiment en de risico-aversie in de financiële markten. Enkele olieproducerende landen werden hard geraakt door de daling. Dat gold ook voor bedrijven die actief zijn als toeleverancier voor de olie- en gas industrie. Als klap op de vuurpijl ontstond er weer politieke onrust in Griekenland. Dat zou kunnen uitmonden in een Grexit (Griekenland treedt uit de EMU). De sterke ontwikkeling van de Bladzijde 2 van 5

3 Amerikaanse economie kon de verslechtering van het sentiment over de mondiale economie niet keren. De euro daalde scherp ten opzichte van de dollar. Kortom, de EMU economie lijkt zich in een stagnatie fase te bevinden. Daardoor daalde de rente onder een niveau dat op basis van economische verwachtingen verantwoord is maar waar pensioenfondsen voor de waardering van hun verplichtingen wel rekening mee moeten houden. Maatschappelijk verantwoord beleggen Het beleid van verantwoord beleggen wordt gekenmerkt door 6 principes overeenkomstig de UN Principles for Responsible Investment (zie MN heeft dat verder uitgewekt in 10 leidende beginsel voor verantwoord beleggen. De uitvoering van het maatschappelijk verantwoord beleggen rust op 4 peilers: 1) integratie van ESG (milieu, sociale en governance) factoren in beleggingsbeslissingen, 2) uitsluiting van investeringen van overheden en bedrijven, 3) betrokken aandeelhouderschap en 4) thematisch beleggen. Het betrokken aandeelhouderschap blijkt onder meer uit het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen en het aangaan van een dialoog met bedrijven. Zie ook De concrete activiteiten gedurende het vierde kwartaal rapporteert MN, de fiduciair manager, aan het bestuur van SPUN. Op staan rapportages over het verantwoord beleggen, zoals: Een samenvatting van het verantwoord beleggingsbeleid; De wijze waarop dat beleid in de verschillende beleggingscategorieën wordt geïntegreerd; Het stembeleid; Een volledig rapport van het stemgedrag; Een overzicht van de gevoerde dialoog met ondernemingen waarin wordt belegd; Een overzicht van de samenwerkingverbanden rondom het verantwoord beleggen, waarin MN actief is. Risicoparagraaf Renterisico Het renterisico geeft de mogelijke impact weer op de dekkingsgraad van een verandering in de waarde van de vastrentende beleggingen en de pensioenverplichtingen door veranderingen in de marktrente. Door de rente-afdekking wordt het risico beperkt. Rente-afdekking Feitelijk Norm in Bandbreedte beleggingsplan In % van de pensioenverplichtingen 67,0% 70% 60%-75% In het derde kwartaal bedroeg de feitelijke mate van afdekking 67,8%. Valutarisico Het valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert als gevolg van veranderingen in de valutakoersen. Het valutarisico in de Amerikaanse dollar (13,7% van de portefeuille), Britse pond (3,2%) en Japanse yen (0,9%) wordt voor 90% afgedekt. 7,9% van de portefeuille kan worden toegerekend aan overige vreemde valuta, valuta met een relatief geringe omvang. De totale positie in vreemde valuta bedraagt 25,7%. Inclusief de overige vreemde valuta resteert een exposure van 9,5%. Het valutarisico van illiquide beleggingen wordt niet afgedekt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen als gevolg van betalingsonmacht van de tegenpartijen waarop SPUN een (potentiële) vordering heeft. Het gaat vooral om beleggingen in obligaties. Het risico wordt beperkt door spreiding van de beleggingen naar regio s, sectoren en creditrating van tegenpartijen. Bladzijde 3 van 5

4 Ratingklasse vastrentende beleggingen: Rating AAA AA A BBB BB B <CCC Geen Liquide rating middelen 72% 6% 6% 8% 3% 5% 0% 0% 0% Als gevolg van de aanpassingen in matching portefeuille (zie hiervoor) is het aandeel van de AAA vastrentende beleggingen gestegen van 63% naar 72%. Concentratierisico In onderstaande tabel zijn de grootste posities in de vastrentende beleggingen opgenomen: Tegenpartij Q % van totaal vermogen Duitse overheid 111,9 24,6 23,9 Nederlandse overheid 102,3 22,4 19,5 Finse overheid 26,8 5,9 5,5 Oostenrijkse overheid 14,0 3,1 - Belgische overheid 13,7 3,0 - Rabo Bank Intern. 4,6 1,0 1,2 Sumitomo Mitsui 2,5 0,5 - Banking Corp. % Q Illiquiditeitsrisico Het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor SPUN op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, wordt het illiquiditeitsrisico genoemd. Beleggingscategorie Q Q Onroerend goed 0,0 2,8 Infrastructuur 21,3 21,0 Totaal 21,3 23,8 Totale portefeuille 455,9 433,0 Percentage illiquide beleggingen 4,7% 5,5% Liquiditeitsrisico Onderstaande tabel geeft weer hoeveel middelen er aan het einde van het kwartaal beschikbaar zijn om te kunnen voldoen aan onderpandverplichtingen 2 in het geval de waarde van de derivaten daalt. De liquide middelen bestaan uit cash, deposito s, liquiditeitsfondsen en cash uit onderpand bij derivatenposities (rente- en valuta-afdekking) en de aanwezige staatsobligaties. Mogelijkheid tot uitwisseling cash en obligaties % van portefeuille rente derivaten (rente-afdekking) 7,5 valuta derivaten (valuta-afdekking) 1,5- Obligaties Duitsland en Nederland 213,0 Totaal beschikbaar 219,0 48,0% 2 Een stijgende rente zorgt ervoor dat de renteafdekking zich negatief ontwikkelt en onderpand moet worden gestort. Hetzelfde geldt voor een zwakkere euro; de valutatermijncontracten ontwikkelen zich negatief, ook dan moet er worden bijgestort, Om de liquiditeitsbehoefte onder normale omstandigheden vast te stellen, wordt gerekend met een rentestijging van 0,7%, een 10% zwakkere euro, evenals een correlatie tussen beide gebeurtenissen van 0,1. Bladzijde 4 van 5

5 Gevoeligheidsanalyse - Normaal scenario - Stress scenario 8,1 16,2 Heeft u vragen naar aanleiding van deze rapportage? Neem dan contact met de directeur van SPUN, Geert Bierlaagh. Bij voorkeur op geert.bierlaagh@nl.unisys.com. Bladzijde 5 van 5