HANDHAVING SPREKER 24 NOVEMBER :00 14:15 MR. W.J. BOSMA ADVOCAAT VAN DER FELTZ ADVOCATEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HANDHAVING SPREKER 24 NOVEMBER 2015 12:00 14:15 WWW.AVDR.NL MR. W.J. BOSMA ADVOCAAT VAN DER FELTZ ADVOCATEN"

Transcriptie

1 HANDHAVING SPREKER MR. W.J. BOSMA ADVOCAAT VAN DER FELTZ ADVOCATEN 24 NOVEMBER :00 14:15

2 Inhoudsopgave Mr. W. J. bosma Jurisprudentie ABRvS 9 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU3757 p. 3 ABRvS 24 maart 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AO6056 p. 8 ABRvS 5 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2523 p. 14 ABRvS 15 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3692 p. 24 ABRvS 9 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2486 p. 30 ABRvS 23 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2751 p. 32 ABRvS 7 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1642 p. 36 ABRvS 4 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1039 p. 42 ABRvS 20 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2022 p. 46 ABRvS 25 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ6791 p. 50 ABRvS 21 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1805 p. 53 ABRvS 16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1314 p. 58 ABRvS 1 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3575 p. 63 ABRvS 16 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2657 p. 68 ABRvS 18 oktober 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ0347 p. 71 ABRvS 5 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT6683 p. 75 ABRvS 4 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1982 p. 80 ABRvS 25 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ5928 p. 85 ABRvS 5 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2523 p. 95 ABRvS 19 februari 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AF4730 p. 105 ABRvS 31 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1691 p. 108 ABRvS 19 juni 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE4344 p. 113 Rechtbank 30 juni 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:3787 p. 117 ABRvS 30 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA5983 p. 121 ABRvS 10 mei 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AX0732 p. 125 HR 26 november 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3382 p. 128 ABRvS 13 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW8183 p. 133 ABRvS 24 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2626 p. 139 ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2301 p. 142 Vz ABRvS 26 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2306 p. 148 Zelf raadplegen CBB 27 oktober 2009, AB 2009/394 ABRvS 1 oktober 2014, O&A 2015/6 ABRvS 13 november 2013, AB 2013/10 2

3 ECLI:NL:RVS:2011:BU3757 Instantie Raad van State Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /1/H1 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Bij besluit van 1 februari 2010 heeft het college, voor zover hier van belang, [appellant] gelast vóór 2 augustus 2010 de bewoning van het bedrijfsgedeelte van het pand op het perceel [locatie] te Groningen te staken, onder oplegging van een dwangsom. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak /1/H1. Datum uitspraak: 9 november 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te Groningen, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen van 17 december 2010 in zaak nrs. 10/1031 en 10/1091 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Groningen. 1. Procesverloop Bij besluit van 1 februari 2010 heeft het college, voor zover hier van belang, [appellant] gelast vóór 2 augustus 2010 de bewoning van het bedrijfsgedeelte van het pand op het perceel [locatie] te Groningen te staken, onder oplegging van een dwangsom. 3

4 Bij besluit van 17 september 2010 heeft het college, onder verlenging van de begunstigingstermijn tot drie maanden na dit besluit, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 17 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2011, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P.T. Huisman, advocaat te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door mr. T.C.A. Hofman-Aupers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge het uitbreidingsplan "Uitbreidingsplan Van Starkenborghkanaal" rust op de gronden waarop het pand is gelegen de bestemming "Handels- en industrieterrein met bijbehorende straten". Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planvoorschriften mogen op deze gronden uitsluitend gebouwen voor handel, nijverheid of verkeer worden gesticht. Ingevolge artikel 7, eerste lid, zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, ten behoeve van de bouw van dienstwoningen. Ingevolge artikel 1, onder a, onder 1, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Aanvullende voorschriften gebruik" is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de uit dit bestemmingsplan voortvloeiende bestemmingen. Ingevolge artikel 2 wordt artikel 1 toegevoegd aan (onder meer) het uitbreidingsplan "Van Starkenborghkanaal". Ingevolge artikel 4.6, eerste lid, van de "Partiële herziening Bestemmingsplannen industrieterrein Ulgersmaweg/Pop Dijkemaweg en bijbehorende geluidszone, alsmede wijziging Zone(besluit)" is het verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming en/of de daarbij behorende voorschriften [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden, nu er geen sprake is van een overtreding. Daartoe voert [appellant] aan dat vrijstelling is verleend voor een dienstwoning in het pand, alsmede dat het pand voorafgaand aan de onderhavige last onder dwangsom al tientallen jaren werd bewoond Vast staat dat bewoning van het pand, daargelaten of dit als bewoning van een dienstwoning of van een burgerwoning dient te worden aangemerkt, in strijd is met de op het perceel rustende bestemming "Handels- en industrieterrein met bijbehorende straten". Het is niet gebleken dat vrijstelling is verleend voor de onderhavige bewoning van het pand. Hoewel, zoals het college heeft aangegeven, in het verleden sprake is geweest van een dienstwoning in het pand waarvoor waarschijnlijk een vrijstelling is 4

5 verleend, is gebleken dat nadien in 1991 een bouwvergunning is verleend voor een wijziging van de dienstwoning naar bedrijfsruimte in overeenstemming met de op het perceel rustende bedrijfsbestemming. Uit de notariële akte van 30 september 2004, waarnaar [appellant] verwijst, waarin is bepaald dat "de bouw van een dienstwoning op het terrein aan de [weg] zal zijn toegestaan" en waaruit blijkt dat deze bepaling ook in een akte van ruiling uit 1958 was opgenomen, kan voorts niet worden afgeleid dat een vrijstelling is verleend die de onderhavige bewoning toestaat. Het college heeft zich in dit kader op het standpunt kunnen stellen dat deze bepaling dient te worden gezien in het licht van de vrijstellingsmogelijkheid voor een dienstwoning, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan Van Starkenborghkanaal". Voor zover het betoog van [appellant] moet worden opgevat als een beroep op het overgangsrecht kan dit evenmin slagen. Er zijn geen concrete aanwijzingen die de stelling van [appellant] onderbouwen dat het pand voorafgaand aan de last onder dwangsom reeds tientallen jaren ononderbroken werd bewoond. Daarentegen is juist gebleken dat in de periode van 10 februari 2000 tot februari 2005 niemand op het onderhavige adres stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, waaruit het college heeft mogen afleiden dat het pand in die periode in ieder geval niet werd bewoond. Uit voornoemde notariële akte van 30 september 2004 valt niets af te leiden omtrent het feitelijk gebruik van het pand in de loop der jaren. De rechtbank heeft het college dan ook terecht bevoegd geacht handhavend op te treden tegen de bewoning van het pand. Het betoog faalt [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat hij niet als overtreder van het gebruiksverbod kan worden aangemerkt, nu dit verbod niet aan hem als verhuurder is gericht. Voorts betoogt hij dat de rechtbank heeft miskend dat de last niet aan hem kon worden opgelegd, omdat hij in verband met de huurbescherming van de huurders niet in staat is om de bewoning van het pand te beëindigen Als overtreder in de zin van artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht moet worden aangemerkt degene die het te handhaven voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Een last onder dwangsom kan uitsluitend worden opgelegd aan de overtreder die het in zijn macht heeft de last uit te voeren, dat wil zeggen de overtreder die in staat is de last uit te voeren. [appellant] is mede-eigenaar van het pand en heeft een gedeelte van dit pand, zonder tussenkomst van een derde, verhuurd ten behoeve van het met het bestemmingsplan strijdig gebruik als woning. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat [appellant] niet als overtreder van het gebruiksverbod kan worden aangemerkt, enkel omdat hij niet één van de bewoners is. De door [appellant] gemaakte vergelijking met de uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2008 in zaak nr /1 gaat niet op. In die zaak was sprake van permanente bewoning van recreatiewoningen door de medewerkers van de huurder van de recreatiewoningen en werd slechts deze huurder, en niet de verhuurder van de recreatiewoningen, als overtreder aangemerkt. Die situatie is niet vergelijkbaar met het onderhavige geval waarin [appellant] het pand direct verhuurt ten behoeve van met het bestemmingsplan strijdig gebruik. Dat [appellant] huurovereenkomsten heeft gesloten met de huurders van de woningen staat voorts niet aan het opleggen van de last onder dwangsom in de weg. Het ontbreken van mogelijk voor uitvoering van de last benodigde privaatrechtelijke toestemming komt in beginsel voor risico van de overtreder. Daarbij komt dat niet is gebleken dat [appellant] het niet in zijn macht zou hebben om de overtreding te beëindigen. De huurbescherming strekt niet zo ver dat nimmer zou kunnen worden voldaan aan een wegens strijd met het bestemmingsplan opgelegde last. Het is daarbij 5

6 ook niet gebleken dat [appellant] daadwerkelijk stappen heeft ondernomen om het strijdige gebruik te beëindigen. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat het college [appellant] niet heeft kunnen aanmerken als overtreder die het in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen en de last onder dwangsom ten onrechte aan hem is opgelegd. Het betoog faalt Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die het college er toe noopten van handhavend optreden af te zien. Hij doet in dit kader een beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel en voert voorts aan dat sprake is van concreet zicht op legalisatie [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het pand, zoals hij betoogt, al jarenlang ononderbroken als woning wordt gebruikt. Zoals hiervoor onder is overwogen valt uit de aktes uit 1958 en 2004 niets af te leiden omtrent het feitelijke gebruik van het pand. Reeds hierom bestaat, anders dan [appellant] betoogt, geen grond voor het oordeel dat bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen is ontstaan dat niet handhavend zou worden opgetreden en dat het college het recht om te handhaven heeft verwerkt. Het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel faalt. [appellant] heeft ter onderbouwing daarvan gewezen op een aantal gevallen van bewoning van panden met een bedrijfsbestemming aan de [weg], waartegen het college volgens hem niet handhavend optreedt. Het college heeft evenwel toegelicht dat ten tijde van de behandeling van het beroep bij de rechtbank een onderzoek was gestart naar eventuele andere gevallen van bewoning van panden aan de [weg] in strijd met het bestemmingsplan en dat het, voor zover sprake is van bewoning in strijd met het bestemmingsplan, daartegen handhavend zal optreden. Er is verder evenmin gebleken van een concreet zicht op legalisatie. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat een daartoe strekkende aanvraag ontbreekt en het ook niet bereid is aan een eventuele aanvraag mee te werken, nu het perceel niet is gelegen in een gebied dat in de "visie [weg] (2006)" is aangewezen voor wonen en een woonfunctie ter plaatse van het perceel volgens hem niet past en niet wenselijk is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld uitspraak van 3 maart 2010 in zaak nr /1/H1), bestaat in het algemeen geen concreet zicht op legalisatie, indien het daartoe bevoegde bestuursorgaan - in dit geval het college - niet bereid is de daarvoor nodige vrijstelling te verlenen. Niet is gebleken van omstandigheden die in dit geval tot een ander oordeel leiden. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die het college er toe noopten van handhavend optreden af te zien. 6

7 Het betoog faalt [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de begunstigingstermijn te kort is, nu het voor hem niet mogelijk is om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van het besluit op bezwaar van 17 september 2010 de huurovereenkomsten te beëindigen Op 26 juni 2009 is aan [appellant] een vooraankondiging verstuurd. In het primaire besluit is [appellant] vervolgens gelast vóór 2 augustus 2010 de overtreding te beëindigen. In het besluit op bezwaar van 17 september 2010 is de begunstigingstermijn vervolgens verlengd tot drie maanden na dagtekening van dit besluit. Er is geen grond voor het oordeel dat een termijn van bijna 1,5 jaar, mede gelet op de daaraan voorafgaande correspondentie omtrent de geconstateerde overtreding, onvoldoende is om aan de last te voldoen. Het betoog faalt Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat. w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Kos voorzitter ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 9 november

8 ECLI:NL:RVS:2004:AO6056 Instantie Raad van State Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /1 en /1 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie Bij besluiten van 14 maart 2002 heeft verweerder krachtens artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht ondermeer - aan appellanten gelast om binnen een week na datum van verzending van de besluiten alsnog te voldoen aan artikel 17.1 van de Wet milieubeheer door een officieel asbestverwijderingsbedrijf definitief en onvoorwaardelijk opdracht te geven om de asbestdeeltjes in het gebied zoals weergegeven op de bij de besluiten behorende bijlagen zo snel mogelijk na het verstrekken van de opdracht te laten verwijderen. Daarbij is aangezegd dat indien daaraan geen gehoor wordt gegeven verweerder zal overgaan tot het zelf verstrekken van een dergelijke opdracht. Voorts is kostenverhaal aangezegd, waarbij de kosten van het verwijderen van de asbestdeeltjes zijn geraamd op Wetsverwijzingen Algemene wet bestuursrecht Algemene wet bestuursrecht 5:21 Algemene wet bestuursrecht 5:24 Algemene wet bestuursrecht 5:25 Vindplaatsen Rechtspraak.nl JB 2004/185 AB 2004, 218 met annotatie van ABB M en R 2004, 61K JBO 2005/15 JBO 2005/315 Uitspraak /1 en /1. Datum uitspraak: 24 maart 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 8

9 1. [appellante sub 1], wonend te [woonplaats], 2. [appellante sub 2], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluiten van 14 maart 2002 heeft verweerder krachtens artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht ondermeer - aan appellanten gelast om binnen een week na datum van verzending van de besluiten alsnog te voldoen aan artikel 17.1 van de Wet milieubeheer door een officieel asbestverwijderingsbedrijf definitief en onvoorwaardelijk opdracht te geven om de asbestdeeltjes in het gebied zoals weergegeven op de bij de besluiten behorende bijlagen zo snel mogelijk na het verstrekken van de opdracht te laten verwijderen. Daarbij is aangezegd dat indien daaraan geen gehoor wordt gegeven verweerder zal overgaan tot het zelf verstrekken van een dergelijke opdracht. Voorts is kostenverhaal aangezegd, waarbij de kosten van het verwijderen van de asbestdeeltjes zijn geraamd op Bij besluiten van 4 februari 2003, verzonden op 4 februari 2003, heeft verweerder de hiertegen gemaakte bezwaren deels gegrond verklaard, en de besluiten van 14 maart 2002 wat betreft de begunstigingstermijn voorzien van een nadere motivering. Tegen deze besluiten hebben appellante sub 1 bij brief van 12 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2003, en appellante sub 2 bij brief van 17 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2003, beroep ingesteld. Appellante sub 2 heeft haar beroep aangevuld bij brief van 14 april Bij brieven van 26 mei 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2003, waar appellante sub 1, in persoon en vertegenwoordigd door mr. G.J. van Brakel, advocaat te Huissen, appellante sub 2, vertegenwoordigd door mr. N. Stommels, advocaat te Nijmegen, en verweerder, vertegenwoordigd door M.J. Scheffers, ambtenaar van de gemeente Zaltbommel, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang. Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Ingevolge artikel 5:24, derde lid, geschiedt de bekendmaking van een beslissing tot toepassing van bestuursdwang aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang zal worden toegepast en aan de aanvrager. Ingevolge het vierde lid van dit artikel wordt in de beschikking een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf maatregelen te treffen. Het bestuursorgaan omschrijft de te nemen maatregelen. 9

10 Ingevolge het vijfde lid van dit artikel behoeft geen termijn te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen Op 31 december 2001 is een loods op het perceel Maasdijk 58a te Poederoijen door brand nagenoeg geheel verwoest. Bij deze brand is asbest vrijgekomen, dat zich in de omgeving heeft verspreid. Op 2 en 3 januari 2002 zijn door respectievelijk de Technische Recherche en Biesboer Expertise B.V. onderzoeken ingesteld naar de brand. Beide onderzoeken hebben er niet toe geleid dat de oorzaak van de brand is komen vast te staan. Op 4 januari 2002 is door Search Milieu B.V op verzoek van verweerder een plan van aanpak opgesteld met betrekking tot het opruimen van het asbest. Tussen verweerder en appellante sub 1 heeft op 7 januari 2002 een gesprek plaatsgevonden. Uit overwegingen van volksgezondheid en veiligheid heeft verweerder opdracht gegeven tot het verwijderen van het asbest, dat terecht is gekomen op de openbare weg en percelen met woningen. Bij besluiten van 7 februari 2002 heeft verweerder de drijvers van de drie betrokken ondernemingen, waaronder appellanten, daarvan in kennis gesteld en kostenverhaal aangezegd. Het advies van de Bezwaar- en beroepscommissie naar aanleiding van het door [appellante sub 1] gemaakte bezwaar heeft verweerder doen besluiten deze besluiten te herroepen door intrekking, omdat tussen het uitvoeren van de opruimwerkzaamheden en het bekend maken van bedoelde besluiten een te lange termijn, te weten van ruim 4 weken, is verstreken. Op 12 februari 2002 heeft verweerder aan genoemde drijvers vooraankondigingen van te nemen handhavingsbesluiten doen uitgaan, waarbij hen een termijn van vier weken is gegund om het asbest, dat zich bevindt op het resterende gedeelte van het besmette gebied, alsnog te doen verwijderen. Bij besluiten van 14 maart 2002 heeft verweerder de betrokken ondernemers nog een week de tijd gegeven om een gespecialiseerd bedrijf in te schakelen teneinde het overgebleven asbest op te ruimen. Appellante sub 1 heeft haar eigen terrein, zijnde een gedeelte van het nog besmette gebied, laten opruimen. Vervolgens is op verzoek van verweerder door een gespecialiseerd bedrijf het laatste deel van het getroffen gebied vrijgemaakt van asbest Appellanten stellen dat artikel 17.1 van de Wet milieubeheer (hierna: artikel 17.1) niet op hen van toepassing is. Zij voeren daartoe aan dat zij voorafgaand aan de brand in de loods geen inrichting in de zin van de Wet milieubeheer dreven. Volgens appellante sub 1 waren er tussen haar internationaal transportbedrijf en het gedeelte van de loods dat bij haar in gebruik was geen technische, organisatorische dan wel functionele bindingen aanwezig als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Wet milieubeheer. Zij zou de loods alleen voor privé doeleinden hebben gebruikt. Appellante sub 2 stelt dat haar activiteiten in hoofdzaak zijn gericht op de handel in gebruikte voertuigen en dat de door haar in de loods verrichte werkzaamheden, bestaande uit het poetsen en verkoopklaar maken van deze voertuigen, moeten worden gezien als verkoop ondersteunende activiteiten en zeker niet als hoofdactiviteiten. Hetzelfde geldt, volgens appellante sub 2, voor het stallen van voertuigen in de loods Onder het begrip inrichting dient op grond van de in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer vervatte definitie te worden verstaan elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing dient te worden verricht. 10

11 Ingevolge het derde lid van dit artikel worden bij algemene maatregel van bestuur categorieën van inrichtingen aangewezen die nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Aan dit artikellid is uitvoering gegeven in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (hierna: het Besluit). In artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer is bepaald voorzover hier van belang dat daarbij als één inrichting worden beschouwd de tot dezelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen Op grond van het verhandelde ter zitting en de stukken, waaronder de rapporten van De Straat Milieuadviseurs van ondermeer 2 mei 2002 en van Mulders Milieu Advies van 12 september 2002, is vast komen te staan dat het betreffende gedeelte van de loods door appellante sub 1 niet alleen werd gebruikt voor privé doeleinden doch ook ten behoeve van haar internationaal transportbedrijf in de vorm van opslag van goederen (wc-rollen) en oliën/vetten voor het onderhoud van de vrachtwagens, alsmede het stallen van een hogedrukreiniger. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de Afdeling dan ook op goede gronden op het standpunt gesteld dat de loods onderdeel uitmaakte van de inrichting van appellante sub 1. Ten aanzien van het bedrijf van appellante sub 2 merkt de Afdeling op dat gezien de voorhanden zijnde gereedschappen, de aanwezigheid van twee hefbruggen en het sporadisch verrichten van laswerkzaamheden in het door appellante sub 2 gebruikte gedeelte van de loods sprake was van een bedrijfsmatig ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. Verder kunnen de bedoelde activiteiten onder categorie 13.1, aanhef en onder a, van het Besluit worden geschaard, zodat de Afdeling van oordeel is dat verweerder zich ten aanzien van het bedrijf van appellante sub 2 eveneens op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een inrichting. Deze beroepsgronden treffen geen doel Appellanten bestrijden voorts dat zij artikel 17.1 hebben overtreden Ingevolge artikel 17.1 van de Wet milieubeheer treft degene die de inrichting drijft, indien zich in een inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, onmiddellijk de maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd, om de gevolgen van die gebeurtenis te voorkomen of, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken Tussen partijen is in confesso dat de verwoesting van de loods door brand een ongewoon voorval is. Als gevolg van de brand is asbest vrijgekomen. Blijkens het bestreden besluit gaat verweerder ervan uit dat het vrijkomen van asbestvezels een bedreiging van de volksgezondheid vormt en dat de verspreiding daarvan voorkomen moet worden. Dit standpunt acht de Afdeling niet onjuist. Niet is gebleken dat de verspreiding van de verontreiniging kan worden tegengegaan door minder verstrekkende maatregelen dan door het verwijderen van de verontreiniging. Nu na het vrijkomen van de asbest door de drijvers van de inrichtingen geen maatregelen zijn getroffen, hebben zij in strijd gehandeld met de in artikel 17.1 van de Wet milieubeheer neergelegde zorgplicht, zodat verweerder, aangezien het betreffende perceel en de omgeving daarvan ten tijde van het primaire besluit nog verontreinigd waren met asbest, bevoegd was bestuurlijke handhavingsmaatregelen te treffen Appellanten hebben verder betoogd dat aangezien niet is komen vast te staan in welk bedrijf de brand is ontstaan, zij niet verantwoordelijk kunnen worden geacht voor 11

12 de gevolgen van deze brand. Appellante sub 2 heeft nog opgemerkt dat zij niet is verzekerd De Afdeling is van oordeel dat aangezien de gehele loods is afgebrand verweerder de drijvers van de drie in deze loods gevestigde inrichtingen ter zake van asbestverontreiniging heeft kunnen aanschrijven. Naar het oordeel van de Afdeling heeft verweerder verder het algemeen belang van bescherming van de volksgezondheid kunnen laten prevaleren boven de financiële belangen van appellante sub 2. De omstandigheid dat appellante sub 2 niet is verzekerd, is een omstandigheid die voor haar rekening moet blijven en die niet maakt dat zij feitelijk niet in staat was aan de opgedragen last te voldoen. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten bestuursdwang aan te zeggen Verweerder heeft in de besluiten tot toepassing van bestuursdwang aangegeven dat indien niet binnen één week de aangegeven maatregelen ter voorkoming van de tenuitvoerlegging worden getroffen, hij zal overgaan tot het zelf verstrekken van een opdracht aan een asbestverwijderingsbedrijf. De kosten van verwijderen van de asbestdeeltjes, geraamd op , zullen dan op de belanghebbenden worden verhaald Appellanten maken hiertegen bezwaar. Naar hun mening had verweerder gelet op het bepaalde in artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht reeds in dit stadium de te maken kosten over de drie betrokken ondernemers moeten verdelen. Appellante sub 2 ziet verder niet in waarom de begunstigingstermijn bij het primaire besluit is teruggebracht tot één week, terwijl deze bij de vooraankondiging nog vier weken bedroeg In artikel 5:24, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat in de beschikking een termijn wordt gesteld waarbinnen de belanghebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf maatregelen te nemen. Het bestuursorgaan omschrijft de te nemen maatregelen. Aangezien het risico dat de asbest zich zou gaan verspreiding begon toe te nemen vanwege de naderende aanvang van het weideseizoen, is de Afdeling van oordeel dat de korte begunstigingtermijn gerechtvaardigd was In artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang is verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. De Afdeling overweegt dat uitgangspunt is dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang ten laste komen van de overtreder. In dit geval betekent dit dat de kosten ten laste komen van de drie overtreders als de drijvers van de drie in de afgebrande loods gevestigde inrichtingen. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in dit geval geen sprake is van een bijzondere situatie, waarbij het algemeen belang in die mate betrokken is bij effectuering van de besluiten, dat zulks tot afwijking noopt van het uitgangspunt dat de overtreder betaalt. Verder is de Afdeling van oordeel dat dit artikellid verweerder niet verplicht reeds in dit stadium de kosten gelijkelijk over de drie drijvers te verdelen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij bij het invorderen van de werkelijk gemaakte kosten, die overigens veel lager zijn uitgevallen dan de geraamde kosten, zal bezien of er aanleiding is de kosten naar rato over de drijvers te spreiden. Deze beroepsgronden kunnen geen doel treffen. 12

13 2.6. Uit het vorenstaande volgt dat de beroepen ongegrond zijn Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart de beroepen ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. P.C.E. van Wijmen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Brugman, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Brugman Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 maart

14 ECLI:NL:RVS:2015:2523 Instantie Raad van State Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /1/A4 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2014:7975, Meerdere afhandelingswijzen Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Bij besluiten van 30 november 2012 heeft het college [appellante sub 2] onder oplegging van een dwangsom gelast het zonder vergunning breken van puin in de open lucht op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) te beëindigen en beëindigd te houden. Wetsverwijzingen Algemene wet bestuursrecht Besluit omgevingsrecht Vindplaatsen Rechtspraak.nl OGR-Updates.nl JOM 2015/886 AB 2015/382 met annotatie van T.N. Sanders*Advocaat bij AKD en promovendus aan de Universiteit Leiden. Uitspraak /1/A4. Datum uitspraak: 5 augustus 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: 1. het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college), 2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats], en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante sub 2]), appellanten, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 juni 2014 in zaken nrs. 13/7040, 13/8142 en 13/10084 in het geding tussen: 14

15 [appellante sub 2] en het college. Procesverloop Bij besluiten van 30 november 2012 heeft het college [appellante sub 2] onder oplegging van een dwangsom gelast het zonder vergunning breken van puin in de open lucht op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) te beëindigen en beëindigd te houden. Bij besluit van 11 juli 2013 heeft het college de door [appellante sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij besluiten van 18 juli 2013 heeft het college [appellante sub 2] onder aanzegging van bestuursdwang gelast het breken van puin in de open lucht uiterlijk op 24 juli 2013 te beëindigen en beëindigd te houden. Om te voorkomen dat de uitoefening van bestuursdwang wordt gefrustreerd, heeft het college [appellante sub 2] tevens onder oplegging van een dwangsom gelast de verankering van de puinbreker niet te verbreken noch op andere wijze het breken van puin in de open lucht voort te zetten. Bij besluit van 5 september 2013 heeft het college besloten tot invordering van door [appellante sub 2] verbeurde dwangsommen ten bedrage van in totaal ,00. Bij besluit van 12 december 2013 heeft het college de door [appellante sub 2] tegen de besluiten van 18 juli 2013 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 30 juni 2014 heeft de rechtbank de door [appellante sub 2] tegen de besluiten van 11 juli 2013 en 12 december 2013 ingestelde beroepen ongegrond verklaard en het beroep tegen het besluit van 5 september 2013 niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben het college en [appellante sub 2] hoger beroep ingesteld. [appellante sub 2] en het college hebben een verweerschrift ingediend. [appellante sub 2] en het college hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2015, waar [appellante sub 2], vertegenwoordigd door [drie gemachtigden], bijgestaan door mr. R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. W.J. Bosma, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is als belanghebbende het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht, vertegenwoordigd door E.A. Logtenberg, gehoord. Overwegingen Inleiding 1. Bij besluit van 19 juli 2010 heeft het college een oprichtingsvergunning verleend voor afvalverwerking en productie, opslag en verkoop van bouwstoffen en bestratingsmaterialen op het perceel. Naast de opslag- en overslagactiviteiten is vergunning verleend voor een inpandig opgestelde puinbreker. 15

16 Op 30 september 2010 heeft [appellante sub 2] een revisievergunning gevraagd voor het naar buiten verplaatsen van de puinbreker, uitbreiding van de inrichting met een betoncentrale en uitbreiding van het hallencomplex. Bij besluit van 20 oktober 2011 heeft het college geweigerd deze vergunning te verlenen. Het daartegen ingestelde beroep heeft de Afdeling bij uitspraak van 5 februari 2014 in zaak nr /1/A4, ongegrond verklaard. Aan de besluiten van 30 november 2012 heeft het college ten grondslag gelegd dat tijdens controlebezoeken op 15 juli 2011, 24 november 2011, 12 september 2012, 22 september 2012 en 6 november 2012 door toezichthouders van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (hierna: OZHZ) is geconstateerd dat een mobiele puinbreker in werking was op het buitenterrein van de inrichting. Een kraan was bezig met het voeden van de puinbreekinstallatie met grof puin. De puinbreekinstallatie was hoorbaar en zichtbaar in bedrijf. Bij de puinbreekinstallatie werden diverse deelstromen zoals gebroken puin, zeeffracties en metalen aangetroffen. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een inrichting te veranderen of in werking te hebben. Er is derhalve sprake van een overtreding, aldus het college. Op 13 februari 2013 heeft [appellante sub 2] een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht heeft op 30 december 2013 het voornemen geuit deze vergunning te weigeren. Ter zitting bij de Afdeling heeft het college van burgemeester en wethouders nader toegelicht dat het thans voornemens is positief op deze aanvraag te beslissen en dat een ontwerpbesluit in voorbereiding is. Het hoger beroep van het college Ontvankelijkheid 2. [appellante sub 2] heeft ter zitting aan de orde gesteld dat het college nietontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat artikel 6.7 van het Besluit omgevingsrecht per 1 januari 2014 is komen te vervallen en de bevoegdheid tot handhavend optreden op dat moment is overgegaan op het college van burgemeester en wethouders. Zij wijst in dit verband op de bijlage bij de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 26 november 2013, kenmerk IENM/BSK-2013/265651, waarin staat dat handhavingsbesluiten van het college van gedeputeerde staten die op 1 januari 2014 nog niet geëffectueerd zijn, opnieuw moeten worden voorbereid namens het nieuwe bevoegde gezag. Aangezien er voor het college geen handhavingsbevoegdheid meer resteert, kan niet meer tot invordering van de dwangsommen worden overgegaan. Het belang bij een oordeel over de invorderingsbevoegdheid van het college is daarmee komen te vervallen, aldus [appellante sub 2] Vast staat dat het college ten tijde van het nemen van het besluit van 11 juli 2013 op grond van artikel 6.7 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) mede handhavingsbevoegd was met betrekking tot de inrichting. Artikel 6.7 van het Bor is per 1 januari 2014 komen te vervallen. De bevoegdheid tot handhavend optreden berust vanaf dat moment uitsluitend bij het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht. Dit maakt echter niet dat de voor 1 januari 2014 door het college bevoegd opgelegde en in bezwaar gehandhaafde last onder dwangsom, op grond waarvan het college tot invordering is overgegaan, zijn rechtskracht heeft verloren. Hetzelfde geldt voor de eveneens voor 1 januari 2014 bevoegdelijk genomen invorderingsbeschikking. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college, behoudens verjaring van de bevoegdheid, in dit geval niet tot feitelijke invordering van het verschuldigde bedrag kan overgaan. Ook de bijlage bij de door [appellante sub 2] genoemde brief van de staatssecretaris, wat daar verder van zij, moet zo worden begrepen dat de 16

17 staatssecretaris niet heeft bedoeld dat voor 1 januari 2014 de feitelijke invordering moet hebben plaatsgevonden. Voor het oordeel dat aan het hoger beroep het procesbelang zou zijn komen te ontvallen, bestaat geen grond. Verjaring bevoegdheid tot invordering 3. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het de verbeurde dwangsommen niet meer kan invorderen nu de bevoegdheid daartoe is verjaard. Het college stelt zich primair op het standpunt dat de bestuursrechter niet bevoegd is om uitspraak te doen over verjaring van het recht van invordering. Het verwijst daarvoor naar de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 februari 2014 in zaak nr. 13/2702 (ECLI:NL:RBGEL:2014:1145). Ter beoordeling van de bestuursrechter staat slechts of ten tijde van het nemen van het invorderingsbesluit sprake was van verjaring. Dat was niet het geval, zodat de rechtbank het beroep tegen het invorderingsbesluit ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Subsidiair voert het college aan dat de verjaringstermijn van de bevoegdheid tot invordering is verlengd, doordat in het kader van de voorlopige voorzieningprocedure uitstel van betaling is verleend, dan wel gestuit door erkenning van het recht op betaling Ingevolge artikel 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) verjaart de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom in afwijking van artikel 4:104 door verloop van een jaar na de dag waarop zij is verbeurd De Afdeling stelt voorop dat om een rechtsingang te hebben bij de bestuursrechter vereist is dat de desbetreffende appellant procesbelang heeft. Dit staat ter zelfstandige beoordeling van de bestuursrechter ten tijde van de beoordeling van het rechtsmiddel. In het geval van een aanhangig beroep tegen een invorderingsbesluit speelt, ter voorkoming van het geven van een rechtsoordeel over uitsluitend een theoretische kwestie, hierbij een rol of de bevoegdheid tot invordering inmiddels is verjaard. Is dat het geval, dan kan de overtreder door het bestuursorgaan niet meer langs bestuursrechtelijke weg worden gedwongen om de dwangsom te betalen. Het belang bij een oordeel over de rechtmatigheid van het invorderingsbesluit vervalt dan, tenzij appellant aannemelijk maakt dat er nog procesbelang bij een beoordeling aanwezig is. De rechtbank heeft zich derhalve terecht gebogen over de vraag of de invorderingsbevoegdheid is verjaard Vast staat dat de bevoegdheid om tot invordering over te gaan, uitgaande van de verbeurte van dwangsommen op 4, 6, 13, 17 en 18 mei 2013, ten tijde van het invorderingsbesluit van 5 september 2013, gelet op artikel 5:35 van de Awb, nog niet was verjaard De rechtbank heeft bij beantwoording van de vraag of [appellante sub 2] ten tijde van de behandeling van het beroep nog procesbelang had bij beoordeling van het invorderingsbesluit terecht niet alleen betrokken of het invorderingsbesluit voor het einde van de termijn als genoemd in artikel 5:35 is genomen, maar ook of het college binnen één jaar na de laatste constatering van 18 mei 2013 feitelijk tot invordering is overgegaan. Onder 'bevoegdheid tot invordering' als bedoeld in artikel 5:35 van de Awb moet immers niet alleen de bevoegdheid tot het nemen van het invorderingsbesluit, zoals neergelegd in artikel 5:37 van de Awb, worden verstaan, maar ook de bevoegdheden tot aanmaning en verrekening en het uitvaardigen en tenuitvoerleggen van een dwangbevel als bedoeld in artikel 4:104, tweede lid van de Awb. Indien het bestuursorgaan niet tijdig tot stuiting of verlenging van de verjaringstermijn is overgegaan, is het na verjaring van de bevoegdheid tot invordering niet langer bevoegd een invorderingsbesluit te nemen alsmede dwangmiddelen in te zetten teneinde tot inning van de geldschuld over te gaan. Het primaire betoog faalt. 17

18 3.5. Ingevolge artikel 4:94, eerste lid, van de Awb, kan het bestuursorgaan de wederpartij uitstel van betaling verlenen. Ingevolge het derde lid vermeldt de beschikking tot uitstel van betaling de termijn waarvoor het uitstel geldt. Ingevolge artikel 4:105, eerste lid, wordt de verjaring gestuit door een daad van rechtsvervolging overeenkomstig artikel 316, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Ingevolge het tweede lid stuit erkenning van het recht op betaling de verjaring van de rechtsvordering tegen hem die het recht erkent. Ingevolge artikel 4:106 kan het bestuursorgaan de verjaring ook stuiten door een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112, een beschikking tot verrekening of een dwangbevel dan wel door een daad van tenuitvoerlegging van een dwangbevel. Ingevolge artikel 4:111, eerste lid, wordt de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot betaling aan een bestuursorgaan verlengd met de tijd gedurende welke de schuldenaar na de aanvang van die termijn uitstel van betaling heeft. Dit uitstel kan het bestuursorgaan krachtens artikel 4:94, eerste lid, verlenen Het college heeft, nadat het invorderingsbesluit was genomen, bij brief van 8 oktober 2013, verzonden op 16 oktober 2013, aan de voorzieningenrechter van de rechtbank meegedeeld dat het invorderingstraject (aanmaning en indien noodzakelijk het inschakelen van een gerechtsdeurwaarder) wordt opgeschort totdat uitspraak is gedaan op het beroep tegen het besluit van 11 juli Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen betreft dit geen uitstel van betaling als bedoeld in artikel 4:94, eerste lid, van de Awb (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 9 april 2014 in zaak nr /1/A4). Het opschorten van het invorderingstraject doet aan de van rechtswege ontstane betalingsverplichting immers niet af. Daargelaten de vraag of de brief van 16 oktober 2013 een termijn bevat zoals op grond van het derde lid van artikel 4:94 is vereist, kan deze brief bovendien niet worden aangemerkt als een aan [appellante sub 2] gerichte beschikking, maar een aan de rechtbank gerichte reactie op het verzoek om voorlopige voorziening die overigens ook geen rechtsmiddelenclausule bevat. Het college heeft de verjaringstermijn daarmee derhalve niet verlengd. Zoals de rechtbank voorts terecht heeft overwogen hebben geen stuitingsacties plaatsgevonden binnen één jaar na de laatste constatering van 18 mei Anders dan het college aanvoert, doet erkenning van het recht op betaling als bedoeld in artikel 4:105, tweede lid, van de Awb zich hier niet voor. [appellante sub 2] heeft de erkenning betwist door erop te wijzen dat zij de opgelegde last onder dwangsom bestrijdt. Indien de last geen stand houdt, zijn er geen dwangsommen verbeurd en vervalt ook haar betalingsverplichting. De in hoger beroep overgelegde aanmaning dateert van 18 augustus 2014 en derhalve van meer dan een jaar na de dag waarop de laatste dwangsom is verbeurd, zodat ook hiermee de verjaring niet tijdig is gestuit. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat de bevoegdheid tot invordering is verjaard en [appellante sub 2] geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het invorderingsbesluit. Het subsidiaire betoog van het college faalt eveneens. Het hoger beroep van [appellante sub 2] 4. [appellante sub 2] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college heeft gehandeld in strijd met artikel 5:6 van de Awb. Als verjaring van de 18

19 invorderingsbevoegdheid wordt vastgesteld, is de bij besluiten van 30 november 2012 opgelegde dwangsom volgens haar nog niet uitgewerkt. Verder is het gelijktijdig opleggen van een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom in de besluiten van 18 juli 2013 volgens haar niet toelaatbaar. Beide lasten zien immers op dezelfde overtreding, aldus [appellante sub 2] Ingevolge artikel 5:6 van de Awb legt het bestuursorgaan geen herstelsanctie op zolang een andere wegens dezelfde overtreding opgelegde herstelsanctie van kracht is Voor zover het college er op heeft gewezen dat dit punt eerst ter zitting is aangevoerd en derhalve buiten beschouwing moet worden gelaten, wordt dit niet gevolgd. In het hogerberoepschrift wordt reeds geklaagd over de hoogte van de dwangsom in combinatie met de opgelegde last onder bestuursdwang. Anders dan [appellante sub 2] betoogt, zijn de besluiten van 30 november 2012, met het verbeuren van de vijfde dwangsom op 18 mei 2013 en derhalve het maximale dwangsombedrag, uitgewerkt. Dat de bevoegdheid tot invordering van de verbeurde dwangsommen inmiddels is verjaard, doet daar niet aan af. Zoals [appellante sub 2] terecht aanvoert, staat artikel 5:6 van de Awb er wel aan in de weg dat terzake van het puin breken in de open lucht zonder vergunning in de besluiten van 18 juli 2013 gelijktijdig zowel een last onder bestuursdwang als een last onder dwangsom is opgelegd. Weliswaar treedt de oplegde last onder dwangsom, zoals het college ter zitting heeft toegelicht, eerst in werking als in strijd met de uitgeoefende bestuursdwang handelingen worden verricht, maar dat neemt niet weg dat beide lasten wegens dezelfde overtreding, namelijk het buitengebruik van de puinbreker zonder vergunning, gelijktijdig zijn opgelegd. Artikel 5:6 staat deze cumulatie van herstelsancties niet toe. Het betoog slaagt. 5. [appellante sub 2] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college terecht heeft geconcludeerd dat er ten tijde van de beslissingen op bezwaar van 11 juli 2013 en 12 december 2013 geen sprake was van concreet zicht op legalisatie. Daartoe voert zij aan dat in de procedure die heeft geleid tot de in r.o. 1 vermelde uitspraak van de Afdeling van 5 februari 2014 is gebleken dat het college in 2011 ten onrechte heeft geweigerd vergunning te verlenen voor de activiteit puin breken op het buitenterrein. Ten tijde van het besluit van 30 november 2012 werden constructieve gesprekken met het bevoegde gezag gevoerd en was reeds een aanvraag ingediend voor een milieuneutrale wijziging van de vergunning. In elk geval vanaf 13 februari 2013, het moment waarop een nieuwe aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning is ingediend, bestaat volgens haar concreet zicht op legalisatie. Op dat moment was er nog geen sprake van dat de aanvraag getoetst zou worden aan de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob). Het enkele feit dat later is geconstateerd dat in het kader van de Wet Bibob nader onderzoek nodig is, leidt er volgens haar niet toe dat er geen concreet zicht meer was op legalisatie. Zij verwijst daarvoor naar het advies van de bezwarencommissie van 1 juli Er bestond volgens [appellante sub 2] bovendien onvoldoende grond voor het vragen van een Bibobadvies. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat een eerdere Bibob-toetsing niet aan vergunningverlening in de weg heeft gestaan, aldus [appellante sub 2] Het college stelt zich op het standpunt dat het uitvoeren van een Bibob-toets standaardprocedure is bij een afvalinzamelend en -verwerkend bedrijf. Dit is in het overleg met [appellante sub 2] medegedeeld en verzocht is om aanlevering van de gegevens. Op basis van het uitgebrachte advies van het Landelijke Bureau Bibob (hierna: LBB) is de voor de vergunningverlening benodigde verklaring van geen bedenkingen 19

20 geweigerd. Er kan dan ook niet worden staande gehouden dat ten tijde van de besluiten op bezwaar sprake was van concreet zicht op legalisatie, aldus het college Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 28 juli 2004 in zaak nr /1, is voor de beantwoording van de vraag of concreet zicht bestaat op legalisatie het moment van de beslissing op bezwaar beslissend. Zoals de Afdeling voorts eerder heeft overwogen (uitspraak van 1 juli 2009 in zaak nr /1/M2) is voor concreet zicht op legalisatie niet vereist dat reeds volledig inzicht bestaat in de van de aangevraagde inrichting te duchten milieugevolgen en de ter beperking van deze gevolgen aan een eventueel te verlenen vergunning te verbinden voorschriften. Vereist is in de regel dat een vergunningaanvraag strekkende tot legalisatie van de illegale situatie is ingediend die volgens het bevoegd gezag voldoende gegevens bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de inrichting voor het milieu en dat het bevoegd gezag geen beletselen ziet voor verlening van de gevraagde vergunning. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 13 februari 2008 in zaak nr /1 bestaat in het algemeen geen concreet zicht op legalisatie, indien een bestuursorgaan twijfelt aan de integriteit van een vergunningaanvrager en zijn zakelijke relaties en meent dat daarnaar nader onderzoek moet worden gedaan. Concreet zicht op legalisatie kan wel bestaan, indien geen redelijke grond voor zodanige twijfel bestaat en nader onderzoek derhalve niet nodig is Uit het dossier is de Afdeling gebleken dat de door [appellante sub 2] op 13 februari 2013 ingediende aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voldoende gegevens bevatte en door het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht in behandeling is genomen. Op 18 maart 2013 heeft de OZHZ de aangeleverde stukken betreffende de bedrijfsvoering en de financiering van het bedrijf getoetst. Naar aanleiding van deze toets is het Regionaal informatie en expertisecentrum (hierna: RIEC) op 19 maart 2013 om advies gevraagd. Op 10 juni 2013 is het advies van het RIEC ontvangen. Het RIEC heeft, zo volgt uit de beslissing op bezwaar van 11 juli 2013, op grond van diverse overtredingen geadviseerd het LBB om advies te vragen. Reeds hierom bestaat geen grond voor het oordeel dat er geen redelijke grond voor twijfel aan de integriteit van vergunningaanvrager bestond. Het LBB is op 14 juni 2013 om advies gevraagd en heeft op 21 juni 2013 een ontvangstbevestiging toegezonden. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank, gezien het voorgaande, terecht heeft overwogen dat het feit dat [appellante sub 2] een ontvankelijke vergunningaanvraag heeft ingediend, in dit geval niet voldoende is om aan te nemen dat ten tijde van het besluit van 11 juli 2013 concreet zicht op legalisatie bestond. Het advies van het LBB is op 3 september 2013 ontvangen. Het college heeft vervolgens besloten de verklaring van geen bedenkingen te weigeren en heeft deze weigering op 16 oktober 2013 aan het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht gezonden. De conclusies van het LBB zijn voor het college van burgemeester en wethouders aanleiding geweest een eigen Bibob-onderzoek te starten. In dat kader is [appellante sub 2] opnieuw een Bibob-vragenformulier toegezonden. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat ook ten tijde van het besluit van 12 december 2013 geen concreet zicht op legalisatie bestond. Het betoog faalt. 6. Voorts betoogt [appellante sub 2] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is gebleken van een aan het college toe te rekenen concrete ondubbelzinnige toezegging dat na indiening van de aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning niet meer handhavend zou worden opgetreden tegen het breken van puin op het buitenterrein. Daartoe voert zij aan dat op uitdrukkelijk verzoek van de 20

ECLI:NL:RVS:2015:1791

ECLI:NL:RVS:2015:1791 ECLI:NL:RVS:2015:1791 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-06-2015 Datum publicatie 10-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201408896/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RVS:2014:3368 ECLI:NL:RVS:2014:3368 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311559/1/A4 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201205237/1/A4 en 201205237/2/A4

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201003576/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151 Permanente link: http://deeplink.rechtspraa Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-12-2010 Datum publicatie 29-12-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-09-2005 Datum publicatie 21-09-2005 Zaaknummer 200501988/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492 ECLI:NL:RVS:2017:20 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-01-2017 Datum publicatie 11-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600568/1/A1 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

JOM 2017/310 AR 2017/1305 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7543

JOM 2017/310 AR 2017/1305 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7543 ECLI:NL:RVS:2017:695 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602860/1/A1 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:2812

ECLI:NL:RVS:2014:2812 ECLI:NL:RVS:2014:2812 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-07-2014 Datum publicatie 23-07-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201404677/1/A1 en 201404677/2/A1 Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1997 ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:313 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-02-2017 Datum publicatie 08-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600609/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:2992

ECLI:NL:RVS:2015:2992 ECLI:NL:RVS:2015:2992 Instantie Raad van State Datum uitspraak 23-09-2015 Datum publicatie 23-09-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201501779/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Uitspraak. per overtreding met een maximum van

Uitspraak. per overtreding met een maximum van Auteur: mr. R. Olivier 1 Verschenen in: Gemeentestem (Gst.), januari 2019, Gst. 2019/6 Datum: 20 juni 2019 Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Titel: Verjaring van bestuursrechtelijke

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:1268

ECLI:NL:RVS:2016:1268 ECLI:NL:RVS:2016:1268 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-05-2016 Datum publicatie 11-05-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201505940/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Uitspraak /1

Uitspraak /1 1 van 5 24-11-2015 21:22 Uitspraak 200305677/1 Datum van uitspraak: donderdag 6 mei 2004 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: ECLI: 200305677/1. Datum uitspraak: 6 mei 2004 het college van burgemeester

Nadere informatie

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012 LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1 Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 05-09-2012 Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing handhavingsverzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1481

ECLI:NL:RVS:2017:1481 ECLI:NL:RVS:2017:1481 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 07-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604831/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-05-2011 Datum publicatie 18-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201008844/1/H1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2348

ECLI:NL:RVS:2016:2348 ECLI:NL:RVS:2016:2348 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-08-2016 Datum publicatie 31-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201506454/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840 ECLI:NL:RBNHO:2014:3840 Instantie Datum uitspraak 28-04-2014 Datum publicatie 13-05-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Holland AWB-14_1317 bz Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-04-2013 Datum publicatie 17-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201200753/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 Instantie Datum uitspraak 12-06-2017 Datum publicatie 21-06-2017 Zaaknummer 17_175 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Omgevingsrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:2365

ECLI:NL:RVS:2015:2365 ECLI:NL:RVS:2015:2365 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-07-2015 Datum publicatie 29-07-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201408647/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis 070-4264578

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis 070-4264578 Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak IN14.0053S llltillullllllilllill College van burgemeester en wethouders van Beuningen Postbus 14 6640 AA BEUNINGEN GLD GEMEENTE BEÜNt, ocn INGEKOMEN 0 3 FEB 2011

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1...

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1... pagina 1 van 5 LJN: BR1463, Raad van State, 201011448/1/H1 Datum 13-07-2011 uitspraak: Datum 13-07-2011 publicatie: Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-05-2001 Datum publicatie 13-11-2001 Zaaknummer 200003521/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Omgevingsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:1169 ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige Essentie uitspraak: Een bedrijfswoning moet een functionele binding hebben met het bedrijf. Dat moet in de milieuvergunning zijn geregeld. Het bestemmingsplan moet de functie bedrijfswoning vervolgens

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709 ECLI:NL:RVS:2007:BB4709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-10-2007 Datum publicatie 03-10-2007 Zaaknummer 200702080/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1059

ECLI:NL:RVS:2017:1059 ECLI:NL:RVS:2017:1059 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 19-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602298/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-02-2013 Datum publicatie 18-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206332/1/R3 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is Essentie uitspraak: Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van een tankstation niet mogelijk. De milieuvergunning mag, vanwege het ruimtelijke feit, worden geweigerd. De gemeente is niet verplicht om het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302 ECLI:NL:RVS:2007:BB1302 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2007 Datum publicatie 08-08-2007 Zaaknummer 200609244/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065 LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-10-2010 Datum publicatie: 29-10-2010 Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Voorlopige

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359 ECLI:NL:RBOVE:2013:3359 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Awb 13/843 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2015:258 Instantie Raad van State Datum uitspraak 04-02-2015 Datum publicatie 04-02-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201309828/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2003:AL8988

ECLI:NL:RVS:2003:AL8988 ECLI:NL:RVS:2003:AL8988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-10-2003 Datum publicatie 15-10-2003 Zaaknummer 200302570/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BI2655

ECLI:NL:RVS:2009:BI2655 ECLI:NL:RVS:2009:BI2655 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-04-2009 Datum publicatie 29-04-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200806326/1/H1 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301 ECLI:NL:RBGEL:2015:5301 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 18082015 Datum publicatie 19082015 Zaaknummer AWB 14 _ 7236 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Omgevingsrecht Bodemzaak

Nadere informatie

Uitspraak /1/A3

Uitspraak /1/A3 Uitspraak 201707842/1/A3 Datum van uitspraak: woensdag 22 augustus 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Den Haag Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Boete ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:2782

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY5138

ECLI:NL:RVS:2012:BY5138 ECLI:NL:RVS:2012:BY5138 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 05-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201110184/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201106219/1/A4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BW8140

ECLI:NL:RVS:2012:BW8140 ECLI:NL:RVS:2012:BW8140 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-06-2012 Datum publicatie 13-06-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201111524/1/A1 en

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2014:539 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201304989/1/A1 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2002:AE2824

ECLI:NL:RVS:2002:AE2824 ECLI:NL:RVS:2002:AE2824 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-05-2002 Datum publicatie 22-05-2002 Zaaknummer 200104881/1 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Uitspraak 200904084/1/R2 gevonden via '' d eze uitsp raa k il de ze uitsp ra ak Page 1 of 4 Uitspraken ZAAKNUMMER 200904084/1/R2 DATUM VAN UITSPRAAK woensdag 24 maart 2010 TEGEN het college van gedeputeerde

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:2989

ECLI:NL:RVS:2015:2989 ECLI:NL:RVS:2015:2989 Instantie Raad van State Datum uitspraak 23-09-2015 Datum publicatie 23-09-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201502358/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 Uitspraak 201803876/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 17 oktober 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Kapvergunningen ECLI:

Nadere informatie

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207 LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207 Datum uitspraak: 16-02-2011 Datum publicatie: 25-02-2011 Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692 ECLI:NL:RVS:2008:BG4692 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-11-2008 Datum publicatie 19-11-2008 Zaaknummer 200801458/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292 ECLI:NL:RVS:2007:BB7292 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-11-2007 Datum publicatie 07-11-2007 Zaaknummer 200702345/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2003:AN8825

ECLI:NL:RVS:2003:AN8825 ECLI:NL:RVS:2003:AN8825 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-11-2003 Datum publicatie 26-11-2003 Zaaknummer 200302880/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:1444, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:1444, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2016:208 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-02-2016 Datum publicatie 03-02-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201502568/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2279

ECLI:NL:RVS:2016:2279 ECLI:NL:RVS:2016:2279 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602806/1/V3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-11-2012 Datum publicatie 21-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201202162/1/V6 Bestuursrecht Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Ons kenmerk [VERTROUWELIJK] Contactpersoon [VERTROUWELIJK]

Ons kenmerk [VERTROUWELIJK] Contactpersoon [VERTROUWELIJK] Autoriteit Persoonsgegevens AANGETEKEND Datum Contactpersoon Onderwerp Besluit tot invordering en voornemen tot publicatie Geachte, Bij besluit van 11 mei 2017 met kenmerk heeft de Autoriteit Persoonsgegevens

Nadere informatie

Uitspraak 201403254/1/A4

Uitspraak 201403254/1/A4 1 van 7 8-3-2015 21:16 Uitspraak 201403254/1/A4 Datum van uitspraak: woensdag 14 januari 2015 Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig Rechtsgebied:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2006:AV7550

ECLI:NL:RVS:2006:AV7550 ECLI:NL:RVS:2006:AV7550 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-03-2006 Datum publicatie 29-03-2006 Zaaknummer 200506819/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1642

ECLI:NL:RVS:2014:1642 ECLI:NL:RVS:2014:1642 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306514/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BV9444

ECLI:NL:RVS:2012:BV9444 ECLI:NL:RVS:2012:BV9444 Instantie Raad van State Datum uitspraak 14-03-2012 Datum publicatie 21-03-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201111372/1/A4 en 201111372/2/A4

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RVS:2016:2861 ECLI:NL:RVS:2016:2861 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-11-2016 Datum publicatie 02-11-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601473/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding Essentie uitspraak: Beëindiging verkoop LPG. Het college had moeten beoordelen welke schade aan de juridische beëindiging van de activiteit was toe te schrijven. In het thans bestreden besluit heeft het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:4724

ECLI:NL:RVS:2014:4724 ECLI:NL:RVS:2014:4724 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-12-2014 Datum publicatie 24-12-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden 201408640/1/A3 en 201408640/2/A3 Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2014:6239,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1439

ECLI:NL:RVS:2017:1439 ECLI:NL:RVS:2017:1439 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-05-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604870/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY5907

ECLI:NL:RVS:2012:BY5907 ECLI:NL:RVS:2012:BY5907 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-12-2012 Datum publicatie 12-12-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201201209/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:2213

ECLI:NL:RVS:2017:2213 ECLI:NL:RVS:2017:2213 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201605181/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-02-2012 Datum publicatie 22-02-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109131/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Natuurbeschermingswet [appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],

Natuurbeschermingswet [appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats], ECLI:NL:RVS:2017:417 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-02-2017 Datum publicatie 15-02-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601490/1/R2 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BV0554

ECLI:NL:RVS:2012:BV0554 ECLI:NL:RVS:2012:BV0554 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-01-2012 Datum publicatie 11-01-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201104903/1/H1 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3026

ECLI:NL:RVS:2014:3026 ECLI:NL:RVS:2014:3026 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 13-08-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311562/1/A3 Eerste

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2016:126 Instantie Raad van State Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 20-01-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201504420/1/A2 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057 ECLI:NL:RVS:2009:BK5057 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-12-2009 Datum publicatie 02-12-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200902426/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738 ECLI:NL:RVS:2012:BY6738 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-12-2012 Datum publicatie 19-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201102748/1/R4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903 ECLI:NL:RBDHA:2017:7903 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-07-2017 Datum publicatie 24-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 25671 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 200103469/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: 1. burgemeester-en wethouders van Hengelo, 2. de Staat der Nederlanden en de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2113

ECLI:NL:RBROT:2017:2113 ECLI:NL:RBROT:2017:2113 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 22-03-2017 Datum publicatie 22-03-2017 Zaaknummer ROT 16/6887 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 pagina 1 van 5 Uitspraak 201506029/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 14 september 2016 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied:

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:432 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-07-2013 Datum publicatie 24-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206123/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY5083

ECLI:NL:RVS:2012:BY5083 ECLI:NL:RVS:2012:BY5083 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 05-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109778/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

uitspraak RECHTBANK LIMBURG

uitspraak RECHTBANK LIMBURG uitspraak RECHTBANK LIMBURG Zittingsplaats: Roermond Bestuursrecht zaaknummers: AWB/ROE 141505 en AWB/ROE 14/506 uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 april 2014 op het beroep en het verzoek om voorlopige

Nadere informatie

Toezicht en handhaving

Toezicht en handhaving Toezicht en handhaving Praktijkdag VMR 2015 Jaap IJdema cjijdema@avdw.nl Modaliteit dwangsom Artikel 5:32b lid 1 Awb: Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet ECLI:NL:RVS:2016:934 Instantie Raad van State Datum uitspraak 06-04-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600302/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2145

ECLI:NL:CRVB:2017:2145 ECLI:NL:CRVB:2017:2145 Instantie Datum uitspraak 15-06-2017 Datum publicatie 20-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3245 AW Ambtenarenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3390

ECLI:NL:RVS:2016:3390 ECLI:NL:RVS:2016:3390 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601294/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

1 van 6 7-11-2011 15:05 i nt deze ui t spr aak Uitspraken Pr ZAAKNUMMER 201008546/1/M1 DATUM VAN UITSPRAAK woensdag 2 november 2011 TEGEN het college van gedeputeerde staten van Gelderland PROCEDURESOORT

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BT6665

ECLI:NL:RVS:2011:BT6665 ECLI:NL:RVS:2011:BT6665 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-10-2011 Datum publicatie 05-10-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201009255/1/R1 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2006:AW1261

ECLI:NL:RVS:2006:AW1261 ECLI:NL:RVS:2006:AW1261 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-04-2006 Datum publicatie 12-04-2006 Zaaknummer 200503239/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 Instantie Datum uitspraak 07-03-2013 Datum publicatie 18-04-2013 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB 12/26575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw 070-4264845

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw 070-4264845 Raad vanstate Afdeling bestunrsreclitspraak It ' V GESCAND OP 11 SEP. 2014 Raad van de gemeente Oostzaan Postbus 1 5 1510 AA OOSTZAAN Gemeente Oostzaan D.itLim Ons mimnicr Uw kenmerk 1 o september 201

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2014:110 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-01-2014 Datum publicatie 22-01-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201300676/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3998

ECLI:NL:RVS:2014:3998 ECLI:NL:RVS:2014:3998 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-11-2014 Datum publicatie 05-11-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201403900/1/A3 Eerste

Nadere informatie