Elde college Schijndel. Kernteam Techniek

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Elde college Schijndel. Kernteam Techniek"

Transcriptie

1 Elde college Schijndel Kernteam Techniek Wiskunde lesstof stapelaars docent: Joost van Veghel

2 Voorwoord Gefeliciteerd! Als je dit leest, heb je het schooljaar afgesloten met een diploma voor de basisberoepsgerichte leerweg. Daarnaast ben je ook toegelaten voor de kaderberoepsgerichte leerweg. Je blijft dus nog een jaartje langer op het Elde college. We noemen dat stapelen. Nu is het voor alle vakken (behalve wiskunde) zo, dat de lesstof voor de kaderberoepsgerichte leerweg, vanaf nu kortweg kader genoemd, een aanvulling is op de lesstof voor de basisberoepsgerichte leerweg, vanaf nu kortweg basis genoemd. Met andere woorden, je gaat eigenlijk gewoon verder met werken vanaf waar je gebleven bent. Wat maakt wiskunde op dit punt dan anders dan alle andere vakken? Een basis-leerling heeft in leerjaar 3 en 4 gewerkt met allerlei voorbeelden en opgaven, die heel dicht bij de werkelijkheid staan. Je kunt je er dus een voorstelling bij maken. Voor een kader-leerling is dit veel minder het geval. Daar kom je juist los van de werkelijkheid. Je leert daarmee een bepaalde manier van (wiskundig) denken. Soms vragen leerlingen zich wel eens af: Wat heb ik daar eigenlijk aan?. Het klopt dat je in de dagelijkse praktijk niet alles wat je bij wiskunde leert, direct toe kunt passen. Toch zul je merken dat bij andere vakken (zoals techniek en nask), in je vervolgopleiding en bij het oplossen van allerlei problemen, wiskundig denken een belangrijke rol speelt. Met alleen je basis-diploma op zak ben je niet goed genoeg voorbereid op wat er bij wiskunde in leerjaar 4 kader op je af gaat komen. Je begint dan meteen met een grote achterstand. Daarom heb ik voor stapelaars dit boekje geschreven. Je kunt dit in alle rust thuis doorwerken. Daarmee geef je jezelf een betere startpositie. Natuurlijk mag je, zolang het schooljaar nog loopt, altijd op school bij me langskomen om vragen te stellen over de uitleg en over de opgaven. Ook kun je me altijd een mailtje sturen: j.v.veghel@eldecollege.nl. Veel succes en alvast een fijne vakantie toegewenst! Joost van Veghel docent wiskunde

3 Opbouw van dit dictaat Dit dictaat is opgebouwd uit drie hoofdstukken. Die komen niet overeen met de hoofdstukken uit de boeken 3 vmbo-kgt 1 en 3 vmbo-kgt 2 van de methode getal en ruimte. De hoofdstukken in dit dictaat gaan uit van de hoofdelementen uit de wiskunde, te weten: Rekenen Verbanden Meetkunde Statistiek laat ik buiten beschouwing, omdat we dat onderdeel volledig afsluiten in leerjaar 3. Dat geldt dus ook voor het deel van de stof wat normaal gesproken in leerjaar 4 thuis hoort. Daarnaast is statistiek geen onderdeel van het examen. Om met dictaat te kunnen werken, moet je over bovengenoemde boeken kunnen beschikken. Daarnaast heb je een mapje met de bij deze boeken behorende nakijkbladen nodig. Als het goed is, heb je deze tegelijk met dit dictaat ontvangen. Per hoofdstuk is er een inleiding, waarin ik wat vertel over de verschillen tussen basis en kader. Daarna volgen er stukjes theorie, met voorbeelden. Het is de bedoeling dat je van ieder hoofdstuk uit de boeken een aantal opgaven maakt om te oefenen. Hoeveel oefening je nodig hebt, kun je alleen zelf bepalen. Maak echter tenminste van ieder hoofdstuk D-toets en herhaling. Het is de bedoeling dat je actief probeert deze stof zo goed mogelijk door te werken. Natuurlijk kan het altijd gebeuren dat je iets niet snapt. Kijk dan of er iemand is die je kan helpen. Ook via internet kun je proberen meer duidelijkheid te krijgen. Wat je in elk geval niet moet doen, is de moed opgeven. Je weet dat je ook altijd bij mij terecht kunt. Je kunt mij mailen via j.v.veghel@eldecollege.nl, voor uitleg of het maken van een afspraak.

4 1. Rekenen Inleiding Het berekenen van percentages wijkt bij kader nogal af van wat je bij basis hebt geleerd. Je bent gewend om berekeningen onder te verdelen in logische stapjes, zoals: Hoeveel procent is 12 van de 64? Antwoord: 100% = 64, dus 1% = 64 : 100 = 0,64 12 : 0,64 = 18,8% Hoeveel is 15% van 83? Antwoord: 100% = 83, dus 1% = 83 : 100 = 0, ,83 = 12,45 Rekenkundig zijn bovenstaande voorbeelden correct uitgewerkt. Met andere woorden, het is niet fout om het op deze manier te doen. Op kader doen we het anders. Waarom? Daar ga je in dit hoofdstuk achter komen. Wat hetzelfde is gebleven, is dat we procenten in principe afronden op één decimaal, tenzij er iets anders wordt aangegeven.

5 Percentage berekenen Paco werkt bij een installatiebedrijf, hij monteert wastafelkranen in nieuwe huizen. Tijdens het testen blijken 12 van de 64 aangesloten kranen niet volledig af te sluiten. Het gaat om 12 van de 64, dus 64 is het geheel en 12 is daar een deel van. Je berekent het percentage met de volgende formule: percentage = deel : geheel 100% Hoeveel procent is 12 van de 64? Antwoord: 12 : % = 18,8% ofwel: 100% 18,8% Rekenen met procenten Noord-Brabant heeft ongeveer inwoners. Daarvan is ca. 89% katholiek (bron: CBS). Hoeveel inwoners zijn dat? Procent betekent letterlijk per honderd. Van iedere honderd inwoners zijn er dus 89 katholiek. De bijbehorende breuk is en dat is 0,89. deel = percentage : 100% geheel Hoeveel is 89% van ? Antwoord: 89 : 100 = 0,89 0, =

6 Procenten en korting Je gaat een nieuwe telefoon kopen. Deze kost 680,-. Neem je er echter een abonnement bij, krijg je 82% korting. Wat kost de telefoon dan nog? In plaats van het berekenen van de korting, gaan wij direct uitrekenen wat je nog moet betalen. Wanneer je 82% korting krijgt, betaal je nog 18%. Immers, 100% - 82% = 18%. Hoe je 18% van 680,- uitrekent, hebben we al behandeld. Hoeveel is 18% van 680,-? Antwoord: 18 : 100 = 0,18 0,18 680,- = 122,40 Procenten en prijsverhoging Een tablet kost in december 399,-. Per 1 januari gaat de prijs met 3% omhoog. Wat betaal je in januari voor deze tablet? Ook hier gaan we direct uitrekenen wat je moet betalen. Bij een stijging van 3%, betaal je 103%. Immers, 100% + 3% = 103%. Hoeveel is 103% van 399,-? Antwoord: 103 : 100 = 1,03 1,03 399,- = 410,97 Het klinkt raar dat je met meer dan 100% kunt rekenen. Als 100% het geheel is, hoe kun je dan meer hebben? Ik hoop dat je uit het voorbeeld snapt, dat het geheel zelf natuurlijk altijd groter kan worden. Ten opzichte van de beginsituatie (100%) zijn we nu dus gestegen tot boven 100%.

7 BTW Bij Makro zijn alle prijzen exclusief 19% BTW. Aan de kassa komt die BTW dus boven de prijs op het prijskaartje. Een X-Box 360 Kinect 4Gb is in de aanbieding voor 239,-, exclusief BTW. Wat is de prijs die je aan de kassa betaalt? De 19% BTW kunnen we zien als een prijsstijging, zie vorige paragraaf. 100% + 19% = 119% Hoeveel is 119% van 239,-? Antwoord: 119 : 100 = 1,19 1,19 239,- = 284,41 Promille Naast procent kennen we ook promille. Procent betekent per honderd, promille betekent per duizend. Alle rekenregels voor procent gelden ook voor promille. Je vervangt alleen het getal 100 door het getal Het teken voor promille is o oo Ook geldt: 1% =, 1o oo =, dus 1% = 10o oo. Deelnemers aan het verkeer kennen promille van de alcohol-limiet. Je mag als bestuurder niet meer dan 0,5 o oo alcohol in je bloed hebben. Dat is dus gelijk aan 0,05%. Jan drinkt 5 glazen bier van 25 cl. Het bier heeft een alcoholgehalte van 5%. Jan weegt 70 kg, 60% van zijn lichaam bestaat uit vocht. Wat is zijn alcoholpromillage? Mag hij autorijden? Dit probleem bestaat uit diverse onderdelen, die we stap voor stap op moeten lossen. Dat gaat als volgt:

8 Hoeveelheid alcohol in het bier: 25 cl = 250 ml ml = ml 5 : 100 = 0,05 0, = 62,5 ml Hoeveelheid vocht in het lichaam: 60 : 100 = 0,6 0,6 70 = 42 kg = 42 liter = ml Alcoholpromillage: promillage = deel : geheel 1000 Antwoord:, 1000o. oo = 1,5 o oo Conclusie: Jan mag dus niet autorijden! Exponentiële toename Aan het begin van het hoofdstuk heb ik aangegeven dat er een reden was waarom we op kader anders rekenen met procenten dan dat we op basis hebben gedaan. Een van de belangrijkste redenen daarvoor is het rekenen met exponentiële toe- en afname. Daarover gaan deze en volgende paragraaf.

9 Stel je voor dat je een loterij wint, je ontvangt 750,-. Dit geld zet je op een spaarrekening. De bank geeft je 3,2% rente. Hoeveel staat er na 5 jaar op je rekening? Wat niet gaat werken, is uitrekenen hoeveel rente je het eerste jaar krijgt en dat bedrag vervolgens vermenigvuldigen met 5. Immers, de rente die je het eerste jaar krijgt, komt bij het bedrag op je bankrekening. Het tweede jaar ontvang je dus meer rente, het derde jaar nog meer, enz. Dat noemen we rente op rente. Maar hoe rekenen we dit dan wel uit? Laten we beginnen met het bedrag na 1 jaar: 750,- is 100%. Er komt 3,2% bij. 100% + 3,2% = 103,2% 103,2 : 100 = 1, ,- 1,032 = 774,-, je hebt 24,- rente ontvangen. Na 2 jaar: 774,00 1,032 = 798,77 ( 24,77 rente) Na 3 jaar: 798,77 1,032 = 824,33 ( 25,56 rente) Na 4 jaar: 824,33 1,032 = 850,71 ( 26,38 rente) Na 5 jaar: 850,71 1,032 = 877,93 ( 27,22 rente) Er zitten twee nadelen aan bovenstaande methode. Hij is omslachtig en omdat je steeds tussentijds af moet ronden, is hij ook niet erg nauwkeurig. Het kan ook in één keer: 750,- 1,032 1,032 1,032 1,032 1,032 = 877,93 Je zult zeggen, daar komt hetzelfde uit. Maar dat is niet waar, zonder afronding komen er deze uitkomsten uit: 877,93272 en 877, , verschil 0, Dat is natuurlijk voor jou een miniem verschil, maar voor een bank die met miljarden werkt, gaat het om enorme bedragen.

10 Laten we nog even terugkijken naar de berekening: 750,- 1,032 1,032 1,032 1,032 1,032 = 877,93 Hoewel dit de juiste uitkomst levert en korter is dan per jaar het bedrag uitrekenen, zoals we hebben gezien, blijft ook dit een omslachtige methode. Immers, stel je eens voor dat je moet uitrekenen hoeveel er na 20 jaar op je rekening staat. De berekening die je dan zou moeten maken, past niet eens op je rekenmachine. De oplossing is werken met machten. 1,032 2 = 1,032 1,032 1,032 3 = 1,032 1,032 1,032 1,032 4 = 1,032 1,032 1,032 1,032 1,032 5 = 1,032 1,032 1,032 1,032 1,032 Dus, wat staat er op de rekening? na 5 jaar: 750,- 1,032 5 = 877,93 na 20 jaar: 750,- 1, = 1.408,17 Op je rekenmachine voer je dat in als 750 1,032^5 of 750 1,032^20. Het bedrag waar je mee begint, noemen we het begingetal. Het getal waar je mee vermenigvuldigt, heet de groeifactor. In ons voorbeeld is het begingetal dus 750 en de groeifactor 1,032.

11 Een automerk verwacht een jaarlijkse groei van 2,8%. Ze verkopen nu auto s per jaar. Hoeveel auto s verkopen ze over 10 jaar? 100% + 2,8% = 102,8% 102,8% : 100 = 1, , = ,74 Antwoord: auto s We ronden af op het dichtstbijzijnde gehele getal, omdat je natuurlijk niet 0,74 auto kunt verkopen. Exponentiële afname Bij vermenigvuldigen met een getal groter dan 1, wordt het resultaat groter dan het beginpunt. Immers, 3 1,2 = 3,6 (3,6 is groter dan 3). Bij vermenigvuldigen met een getal kleiner dan 1, wordt het resultaat natuurlijk kleiner, 3 0,8 = 2,4 (2,4 is kleiner dan 3). Hetzelfde is waar bij machten. Dit blijkt ook uit de volgende voorbeelden. Zo geldt 1,01 50 = 1,64 en 0,99 50 =0,61. Waarom ga ik hier zo uitgebreid op in? Om je er goed van te doordringen dat vermenigvuldigen niet altijd betekent dat je ook vermeerdert. De conclusie die je hieruit kunt trekken, is dat een groeifactor groter dan 1 betekent dat er sprake is van groei. Bij een groeifactor kleiner dan 1 is er sprake van afname. Exponentiële toename: groeifactor > 1 Exponentiële afname: groeifactor < 1 > betekent groter dan, < betekent kleiner dan.

12 In 1998 leefde op de zuidpool een populatie pinguïns. Deze bestond uit dieren. Door een ziekte was er sprake van een jaarlijks afname van 1,7%. Hoe groot is de populatie in 2012? = 14 jaar 100% - 1,7% = 98,3% 98,3% : 100 = 0, , = ,39 Antwoord: pinguïns We ronden af op het dichtstbijzijnde gehele getal, omdat je natuurlijk geen 0,39 pinguïn kunt hebben. Procenten met verhoudingstabel Bij procenten hebben we tot nu toe steeds gerekend in situaties waarin de beginsituatie bekend was. Met andere woorden, we wisten wat er 100% was. Maar wat als je dat niet weet? In Schijndel wonen 5761 jongeren tussen 0 en 19 jaar (bron: CBS). Dat is 25,1% van de totale bevolking. Hoeveel inwoners heeft Schijndel? Een dergelijke opgave lossen we op met een verhoudingstabel. Zo n tabel werkt volgens het principe dat wat je aan de onderzijde van de tabel doet, je ook aan de bovenzijde moet doen. Hoe kom je nu van 25,1% naar 100%? Bij verhoudingen mag je nooit optellen of aftrekken, dus 74,9% erbij is niet de oplossing. Maar wat als je nu eerst deelt door 25,1 en daarna vermenigvuldigt met 100? Op die manier komen we op 100 uit, omdat 25,1 : 25,1 = 1 en = 100. Deze methode kun je in dit soort situaties altijd toepassen, zoals je op de volgende pagina's in de verschillende voorbeelden kunt zien.

13 In Schijndel wonen 5761 jongeren tussen 0 en 19 jaar (bron: CBS). Dat is 25,1% van de totale bevolking. Hoeveel inwoners heeft Schijndel? : 25, ,1% 1% 100% : 25,1 100 Het vakje waar de uitkomst van de deling 5761 : 25,1 zou moeten staan is gearceerd. Dat doen we omdat we die uitkomst niet opschrijven, dat is namelijk een tussenuitkomst. Om het antwoord te berekenen, voeren we op de rekenmachine in één keer in: 5761 : 25,1 100 =. Als antwoord vinden we dan (uiteraard hebben we afgerond op een geheel getal omdat je nu eenmaal geen halve bewoners hebt.) Een Galaxy SII wordt 5% duurder en kost dan 628,95. Hoeveel kostte de telefoon vóór de prijsverhoging? : ,95 599,- 105% 1% 100% :

14 In dit voorbeeld zie je dat de prijs 5% stijgt, en 100% + 5% = 105%. We delen dus eerst door 105 om op 1% uit te komen. De vervolgstap is altijd hetzelfde, namelijk vermenigvuldigen met 100 om op 100% uit te komen. Een Nintendo WII wordt 11% goedkoper en kost dan 209,15. Hoeveel kostte de gameconsole vóór de prijsverlaging? : ,15 235,- 89% 1% 100% :

15 Vergrotingsfactor Lees eerst alle theorie uit hoofdstuk 8 van het boek. Hieronder zie je drie vormen, te weten een lijn van 4 centimeter, een vierkant van 4 bij 4 centimeter en een kubus van 4 bij 4 bij 4 centimeter. Hieronder staan wederom een lijn, vierkant en kubus. Deze zijn met een factor 3 vergroot. De lijn is nu dus 4 x 3 = 12 centimeter lang. Het vierkant is 12 bij 12. Is de oppervlakte van het vierkant nu ook 3 x groter geworden? Je zou denken van wel, maar dat blijkt niet te kloppen. oppervlakte kleine vierkant: 4 x 4 = 16 cm 2 oppervlakte grote vierkant: 12 x 12 = 144 cm : 16 = 9

16 Dus, de oppervlakte van het vierkant is 9 x groter geworden. Dat komt omdat de vergrotingsfactor in de lengte én in de breedte werkt. De vergroting van de oppervlakte is dus de vergrotingsfactor in het kwadraat. Controle: 3 2 is inderdaad 9. Bij de inhoud is de vergroting van de inhoud de vergrotingsfactor tot de macht 3, omdat de vergrotingsfactor daar in drie richtingen werkt. inhoud kleine kubus: 4 x 4 x 4 = 64 cm 2 indoud grote kubus: 12 x 12 x 12 = 1728 cm : 64 = 27 controle: 3 3 is inderdaad 27. vergrotingsfactor is lengte groot : lengte klein vergroting oppervlakte is vergrotingsfactor 2 vergroting inhoud is vergrotingsfactor 3 Omgekeerd werkt dit dus ook, zoals de volgende voorbeelden illustreren: De oppervlakte van een vijver op een maquette is 256 keer kleiner dan de werkelijkheid. Wat is de schaal van de maquette? vergrotingsfactor 2 = 256, dus vergrotingsfactor = 256 = 16 de schaal is dus 1 : 16 De inhoud van een modelwoning is 2,5 m 3. De schaal is 1 : 6. Wat is de inhoud van de woning? vergrotingsfactor is 6 en 6 3 = 216 2,5 x 216 = 540 m 3

17 2. Lineaire verbanden Inleiding Het woord Lineair betekent lijnvormig, rechtlijnig. Een lineair verband is dus een verband waarvan de grafiek een rechte lijn is. Deze verbanden ken je, bij basis kwamen deze ook veel voor. Nieuw voor je is dat we op kader veel minder met woordformules werken. Stefan werkt bij een timmerman. Hij verdient 8,- per uur. Daarnaast krijgt hij 15,- reiskosten per week. Met welke formule kan Stefan zijn weekloon berekenen? Basis: Kader: weekloon = aantal uren w = u De term 8u is nieuw voor je. Het betekent 8 keer de waarde van u. Als je voor u de waarde 2 invult, komt er dus niet te staan w = , maar w = Verder moet ik je nog even op het verschil tussen een assenstelsel en een grafiek wijzen. Een assenstelsel bestaat gewoonlijk uit een horizontale en een verticale as. De horizontale as noemen we de x-as, de verticale as noemen we de y-as. Langs de assen staat een schaalverdeling. Die moet regelmatig zijn, maar de regelmaat langs beide assen hoeft niet hetzelfde te zijn. Zo mag je bijvoorbeeld op de x-as stapjes van 2 zetten (0,2,4, ), terwijl je op de y-as stapjes van 5 zet (0,5,10, ). In een assenstelsel kunnen we de grafiek bij een formule of een tabel tekenen. Dat is in geval van een lineair verband dus altijd een rechte lijn. Denk er om dat je deze twee begrippen niet door elkaar gooit!

18 Verbanden en formules Wanneer twee zaken iets met elkaar te maken hebben, zeggen we dat ze verband houden met elkaar. In de wiskunde proberen we die verbanden met een formule vast te leggen. Stel je voor dat je een bijbaantje hebt. Iedere dag dat je komt werken krijg je 2,50 reiskosten en 4,- per gewerkt uur. Tussen inkomsten en het aantal uren dat je werkt bestaat dus een verband, waarbij we de volgende formule kunnen maken: Inkomsten = 2, aantal uren of, korter: I = 2,5 + 4u Omdat je tijd in seconden, uren, dagen, enz. kunt meten, staan er altijd eenheden bij. In dit geval zou dat dus zijn: I = inkomsten in Euro, u = tijd in uren Tussen wiskunde en werkelijkheid bestaan verschillen. In de werkelijkheid zul je, als niet 0 uur werkt, ook geen reiskosten krijgen. Echter, als je in de formule 0 invult krijg je I = 2,5 + 4 x 0 = 2,5. Ook kun je in de formule bijvoorbeeld voor u het getal 50 invullen, terwijl je op één dag natuurlijk nooit zoveel uren kunt werken. Dit noemen we, met een moeilijk woord, abstract denken. Abstract betekent los van de werkelijkheid. Het tegenovergestelde ervan is concreet, dan weet je dat ook weer. Het grootste verschil tussen kader en basis is dat we op kader niveau veel abstracter met wiskunde omgaan. Daar heb ik je nu enkele voorbeelden van gegeven.

19 Regelmaat Bij een lineair verband is er altijd sprake van een regelmatige toename, dat kan niet anders. Immers, de grafiek is een rechte lijn. Bij een niet regelmatige toename zou die lijn niet recht zijn. Controleer dat maar eens voor jezelf. voorbeeld van een regelmatige tabel t I 2,50 6,50 10,50 14, voorbeeld van een onregelmatige tabel t I 2,50 5,50 9,50 14, In de tweede tabel zit natuurlijk wel een bepaalde logica, maar hij is niet regelmatig. Zowel boven als onder moet de tabel steeds met hetzelfde getal toenemen om regelmatig te zijn.

20 Soms zijn de stapjes in de bovenste rij niet even groot. Je kunt dan niet zien of de tabel regelmatig is, dus zul je eerst de bovenste rij regelmatig moeten maken. Je krijgt dan gaten in de onderste rij. Kun je deze met een regelmatige toename invullen, dan is de tabel regelmatig a P 4 7,50 14, a P 4 7,50 14,50 + 3,50 + 3,50 + 3,50 In de bovenste rij zie je nu stappen van 1, in de onderste rij zie je stappen van 3,50. Als je bij het getal 7,50 het getal 3,50 optelt, kom je op 11 uit, en ,50 = 14,50. De tabel is dus regelmatig. Welk getal zou er bij deze tabel nu bij 0 horen? bij 2 hoort: 4 3,50 = 0,50 bij 1 hoort: 0,50 3,50 = - 3 bij 0 hoort: - 3 3,50 = - 6,50

21 Je hebt nu dus het begingetal en het stijggetal gevonden bij de tabel. Stel dat dit gaat over het kopen van batterijen. De batterijen kosten per stuk 3,50 en je krijgt bij een afname vanaf 5 batterijen een korting van 6,50. begingetal = - 6,50 stijggetal = + 3,50 formule: P = - 6,50 + 3,50 a P = prijs in Euro, a = aantal Deze formule levert voor een aantal kleiner dan 5 geen reëel beeld op, anders zou iemand die daar 0 batterijen koopt, 6,50 cadeau krijgen. Op basis heb je al geleerd hoe je vanuit een tabel of grafiek een formule kunt maken. Wanneer je van hoofdstuk 2 theorie 2E t/m 2L doorleest, zul je zien dat er maar kleine verschillen zijn tussen basis en kader.

22 Balansmethode en inklemmen Lees eerst alle theorie uit hoofdstuk 6 van het boek. Over het oplossen van vergelijkingen met de balansmethode en met inklemmen wil ik nog het een en ander vertellen. Stel je voor dat je een vakantie aan het plannen bent. Je gaat met een paar vrienden naar Zeeland en je wil daar een appartement huren. Je hebt uiteindelijk twee appartementen uitgezocht. Bij ieder appartement betaal je eenmalig schoonmaakkosten. Daarnaast betaal je een prijs per nacht. Appartement A: Prijs = x aantal nachten Appartement B: Prijs = x aantal nachten Bij A zijn de vaste kosten lager, maar de prijs per nacht hoger. Er komt dus een moment waarop A en B even duur zullen zijn. Een typische opgave zou zijn: Je wilt weten wanneer de appartementen even duur zijn. Welke vergelijking moet je dan oplossen? Wat je dan moet doen is als het ware beide formules op een balans leggen. Een balans is een oud type weegschaal die een beetje werkt als een wip in een speeltuin. Als er aan beide kanten evenveel gewicht op rust, is de wip in balans, vandaar de naam balansmethode. In de wiskunde is het symbool voor zo n balans het is gelijk teken. Dus, op de vraag welke vergelijking je op moet lossen, is het antwoord: x aantal nachten = x aantal nachten We beginnen met het aantal nachten. Als we er aan beide kanten evenveel van af halen, blijft de vergelijking in balans. In dit geval halen we er 68 x aantal nachten van af, aan beide zijden. We krijgen dan: x aantal nachten = 69 Wanneer we er nu aan beide zijden 47 van af halen, krijgen we: 2 x aantal nachten = 22

23 Als 2 x aantal nachten gelijk is aan 22, is 1 x aantal nachten natuurlijk gelijk aan 11. Wat je nu gedaan hebt, is aan beide zijden delen door het getal wat voor de variabele (in dit geval aantal nachten ) staat. Wat heb je nu berekend? De uitkomst van de vergelijking is 11, dus na 11 nachten zouden beide appartementen even duur moeten zijn. Dat gaan we nog even controleren: Appartement A: Prijs = x 11 = 817,- Appartement B: Prijs = x 11 = 817,- De gevonden oplossing klopt dus. Omdat de kosten per nacht bij A hoger zijn, zal A bij meer dan 11 nachten duurder zijn. En bij minder dan 11 nachten zal B duurder zijn, omdat daar de vaste kosten hoger zijn. De notatie van de balansmethode ziet er als volgt uit: x aantal nachten = x aantal nachten - 68 x aantal nachten - 68 x aantal nachten x aantal nachten = x aantal nachten = 22 : 2 : 2 aantal nachten = 11 Met de balansmethode kun je alle vergelijkingen van lineaire formules oplossen, als je maar consequent en stap voor stap werkt.

24 Of je dan met positieve of negatieve getallen te maken krijgt, is niet belangrijk, zoals je in onderstaande voorbeelden kunt zien. Het is daarbij niet eens belangrijk om te weten waar de vergelijkingen over gaan. Neem alle voorbeelden goed door en probeer te begrijpen wat er gebeurt. 9a - 8 = 4a b - 15 = 5b a - 4a - 5b - 5b 5a - 8 = 22 2b - 15 = a = 30 2b = 0 : 5 : 5 : 2 : 2 a = 6 b = c = ,5d - 25 = -1,5d ,5d + 1,5d - c = d - 25 = 3 : - 1 : c = 36 4d = 28 : 4 : 4 d = 7 12e = -6 7,5 + 0,5f = ,35f : 12 : 12-0,35f - 0,35f e = - 0,5 7,5 + 0,15f = 15-7,5-7,5 0,15f = 7,5 : 0,15 : 0,15 f = 50 Zoals je hierboven ziet, bereken je met de balansmethode de exacte uitkomst van een vergelijking. Bij een vergelijking waarin bijvoorbeeld kwadraten of wortels voorkomen, wordt dat lastiger. Daarom gebruiken we voor die vergelijkingen meestal inklemmen. Dat ken je al van basis, maar bij kader zijn de regels een stuk strenger. Zo bereken je in de regel uitkomsten tot op één decimaal nauwkeurig.

25 Van inklemmen zie je hieronder twee voorbeelden. Los de vergelijking 50k - k 2 = 615 op. Rond af op één decimaal. k 50k - k x x 25 = 625 te hoog x x 20 = 600 te laag x x 23 = 621 te hoog x x 22 = 616 te hoog x x 21 = 609 te laag 21,9 50 x 21,9-20 x 21,9 = 615,39 te hoog 21,8 50 x 21,8-20 x 21,8 = 614,76 te laag 21,85 50 x 21,85-20 x 21,85 = 615,0775 te hoog Je ziet dat we in bovenstaand voorbeeld steeds getallen in blijven vullen, totdat we de uitkomst tussen twee getallen met één decimaal geklemd hebben. in het voorbeeld gaat het om 21,9 en 21,8. Wanneer we nu het getal 21,85 invullen, weten we of de uitkomst tussen 21,8 en 21,85 ligt, of tussen 21,85 en 21,9. In het eerste geval is de uitkomst (afgerond) 21,8 en in het tweede geval is de uitkomst (afgerond) 21,9. In het voorbeeld is de uitkomst (afgerond op één decimaal): 21,8 Welk getal kies je nu om mee te beginnen. Daar zijn geen regels voor, je begint gewoon ergens. Natuurlijk kun je met een beetje inzicht en wat hoofdrekenen al meteen een beetje in de buurt komen. Dat maakt je werk wat gemakkelijker. Hoe meer stappen je opschrijft, hoe meer je duidelijk maakt wat je gedaan hebt. Maak je dan een fout, kun je toch nog wat punten vergaren. Echter, wanneer je van bovenstaand voorbeeld alleen de laatste 3 regels correct opgeschreven zou hebben, had je de vraag goed beantwoord. Met andere woorden, noodzakelijk zijn alleen de laatste drie regels, maar het is verstandig alles op te schrijven.

26 Los de vergelijking ,5t 2 = 750 op. Rond de uitkomst af op één decimaal. t ,5t ,5 x 20 2 = 400 te laag ,5 x 15 2 = 662,5 te laag ,5 x 10 2 = 850 te hoog ,5 x 12 2 = 784 te hoog ,5 x 13 2 = 746,5 te laag 12, ,5 x = 750,385 te hoog 12, ,5 x 12,95 2 = 748,44625 te laag De uitkomst ligt tussen 12,9 en 12,95. Afgerond op één decimaal is dat dus 12,9. Kwadratische verbanden en wortelverbanden De theorie van hoofdstuk 9 geeft een duidelijk beeld van kwadratische en wortelverbanden. In leerjaar 4 komen we hier nog uitgebreid op terug. Zorg ervoor dat je nu eerst genoemde theorie goed bestudeert. Bij kwadratische en wortelverbanden is het heel belangrijk te denken aan het gebruik van haakjes. Stel je voor dat je het kwadraat van - 5 uit wil rekenen. Als je op je rekenmachine invoert: en je drukt op = komt er als uitkomst - 25 te staan. Echter, - 5 x 5 = 25, niet Bij het gebruik van haakjes gaat het wel goed, want (- 5) 2 = 25.

27 Dit geldt ook voor het uitrekenen van wortels. Stel dat je het volgende uit wil rekenen: 25 4 Wanneer je de wortel van 25 x 4 zonder haakjes invoert op je rekenmachine, krijg je 25 x 4 = 20. Immers, je rekenmachine berekent nu eerst de wortel van 25, dat is 5, en vermenigvuldigt deze uitkomst met 4 (en 5 x 4 = 20). Je zult dit dus in moeten voeren als (25 x 4). De uitkomst daarvan is 10. Voor het onthouden of de grafiek van een kwadratische formule een bergof dalparabool is, heb ik een eenvoudig ezelsbruggetje bedacht. Wanneer er een minteken voor het kwadraat staat, is er sprake van een negatief kwadraat. Van negatief wordt je niet vrolijk, dus we krijgen een verdrietige smiley. Je ziet dat de mond de vorm heeft van een bergparabool. Wanneer er geen minteken voor het kwadraat staat, is er natuurlijk sprake van een positief kwadraat. Van positief wordt je juist wel vrolijk, dus we krijgen een vrolijke smiley. Je ziet dat de mond nu de vorm heeft van een dalparabool. Tot slot, wat je van kwadratische verbanden vooral niet moet vergeten, is dat er bij iedere parabool sprake is van symmetrie.

28 3. Meetkunde Inleiding We beginnen met het doorlezen van alle theorie uit hoofdstuk 3 van het boek. Daar staan een aantal algemene regels goed uitgelegd. Waar je nog wat extra uitleg over nodig hebt, is de stelling van Pythagoras. Deze stelling zegt dat je iedere rechthoekige driehoek kunt maken door drie vierkanten met de hoeken tegen elkaar aan te leggen. Wat blijkt nu? De oppervlakte van de twee kleinste vierkanten bij elkaar opgeteld, is exact even groot als de oppervlakte van het grootste vierkant. Omdat het vierkanten zijn, is de oppervlakte van het vierkant met zijde a gelijk aan a 2. Datzelfde geldt voor vierkanten b en c. De stelling van Pythagoras is dus a 2 + b 2 = c 2. Het gebruik van deze stelling wordt uitgelegd op pagina 171 van het boek, theorie 5D.

29 Goniometrie Naast de stelling van Pythagoras kunnen we in een rechthoekige driehoek ook rekenen met tangens. Tangens is een verhoudingsgetal tussen twee rechthoekszijden van een driehoek. De rechthoekszijden zijn de zijden die vastzitten aan de rechte hoek. De overgebleven zijde is de langste zijde. Die heet schuine zijde, maar dat heeft niets te maken met schuin staan of zoiets. Een rechthoekige driehoek heeft twee rechthoekszijden en een schuine zijde. De rechthoekszijden grenzen aan de rechte hoek, de schuine zijde is de langste zijde van de driehoek. Lees nu eerst de theorie van hoofdstuk 5 en pas daarna onderstaande toelichting. Formules Onthoud TOA en je kunt vrij gemakkelijk de formules voor dit hoofdstuk onthouden. tan ( ) = overstaand aanliggend T O A A N G E N S V E R S T A A N D A N L I G G E N D Naast deze 3 formules wordt de Stelling van Pythagoras veel gebruikt. Dit alles geldt alleen in een rechthoekige driehoek!

30 Benoemen van de zijdes A De zijde tegenover de rechte hoek noemen we altijd de schuine zijde. Deze zijde is tevens de langste zijde van de rechthoekige driehoek. B schuin C Vanuit hoek A is: -zijde AB de aanliggende zijde. -zijde BC de overstaande zijde. aanliggend A B schuin overstaand C A Vanuit hoek C is: -zijde BC de aanliggende zijde. -zijde AB de overstaande zijde. overstaand B schuin aanliggend C Natuurlijk worden de letters van deze driehoek in een andere opgave veranderd. Belangrijk is dat je altijd met de volgende vier stappen werkt: 1: schrijf de definitie van tangens op 2: schrijf de formule op 3: vul in wat je weet 4: reken uit wat je wil weten

31 Berekeningen Er kunnen bij goniometrie 3 soorten vragen gesteld worden. Variant 1: Bereken een zijde van een rechthoekige driehoek. Hiervan zijn weer 2 verschillende vormen. Als je 2 zijdes weet, kun je de stelling van Pythagoras toepassen. Als je een zijde en een hoek weet, ga je als volgt te werk: Schets de driehoek en geef de zijdes de juiste namen (s/a/o). Bepaal welke formule je kunt gebruiken en schrijf deze op. Vul de formule in met de getallen die je weet (hoek en zijde). Reken de ontbrekende zijde uit. Variant 1a C Informatie: A = 15 o BC = 20 cm A B Uit de tekening kun je aflezen dat hoek C de rechte hoek is (controleer dat met je geodriehoek). Vanuit hoek A is BC de overstaande rechthoekszijde, AC is de aanliggende rechthoekszijde. AB ligt tegenover de rechte hoek en is dus de schuine zijde. 1: tan = 2: tan A = 3: tan (15) = 4: AC = = 74,64 cm

32 Variant 1b C Informatie: A = 15 o AC = 75 cm A B Uit de tekening kun je aflezen dat hoek C de rechte hoek is (controleer dat met je geodriehoek). Vanuit hoek A is BC de overstaande rechthoekszijde, AC is de aanliggende rechthoekszijde. AB ligt tegenover de rechte hoek en is dus de schuine zijde. 1: tan = 2: tan A = 3: tan (15) = 4: BC = tan(15) x 75 = 20,10 cm Om te bepalen of je nu moet vermenigvuldigen of delen bij stap 4, kun je gebruik maken van het volgende sommetje: 2 = Staat wat je wilt weten op de plaats van de 3, dan gebruik je delen. Staat wat je wilt weten op de plaats van de 6, dan gebruik je vermenigvuldigen.

33 Variant 2: Bereken een hoek van een rechthoekige driehoek. Ook hiervan zijn weer 2 verschillende vormen. Als je beide andere hoeken al weet kun je de derde hoek eenvoudig uitrekenen. De som van de hoeken in een driehoek moet 180 graden zijn. In het geval dat je twee zijdes weet ga je als volgt te werk: Schets de driehoek en geef de zijdes de juiste namen (s/a/o), je gebruikt hiervoor de hoek die je wil gaan berekenen. Bepaal welke formule je kunt gebruiken en schrijf deze op. Vul de formule in met de getallen die je weet (beide zijdes). Reken de hoek uit met behulp van shift (tan). Variant 2 C Informatie: AC = 75 cm BC = 20 cm A B Uit de tekening kun je aflezen dat hoek C de rechte hoek is (controleer dat met je geodriehoek). Vanuit hoek A is BC de overstaande rechthoekszijde, AC is de aanliggende rechthoekszijde. AB ligt tegenover de rechte hoek en is dus de schuine zijde. 1: tan = 2: tan A = 3: tan A = 4: A = tan -1 (20 : 75) = 14,9 o

34 Variant 3: Controleer of een gegeven driehoek rechthoekig is, of niet. In dat geval weet je minimaal één hoek en twee zijdes. Bepaal welke hoek de rechte hoek zou kunnen zijn (en welke zeker niet). Schets de driehoek en geef de zijdes de juiste namen (s/a/o). Bepaal welke formule je kunt gebruikt áls deze driehoek rechthoekig is en schrijf deze formule op. Vul de formule in met de getallen die gegeven zijn, je moet alles ingevuld hebben. Reken de formule uit en controleer of de uitkomst (afgerond) klopt. Schrijf een conclusie op of de driehoek wél (formule klopte) of niet (formule klopte niet) rechthoekig is. Variant 3 C Informatie: A = 15 o AC = 80 cm A B BC = 20 cm Uit de tekening kun je aflezen dat hoek C waarschijnlijk de rechte hoek is (controleer dat met je geodriehoek). Vanuit hoek A is BC de overstaande rechthoekszijde, AC is de aanliggende rechthoekszijde. AB ligt tegenover de rechte hoek en is dus de schuine zijde. 1: tan = 2: tan A = 3: tan (15) = 4: AC = = 74,64 cm Dat klopt niet, want AC = 80 (zie informatie). De driehoek is dus niet rechthoekig.

35 Hellingspercentage: Het hellingspercentage van een hoek bereken je door de tangens te vermenigvuldigen met 100%. Dus: tan hoek * 100% = hellingspercentage Dus ook: hellingspercentage : 100% = tan hoek Variant 1a C Informatie: AB = 750 m AC = 40 m A B Uit de tekening kun je aflezen dat hoek A de rechte hoek is (controleer dat met je geodriehoek). Vanuit hoek B is AC de overstaande rechthoekszijde, AB is de aanliggende rechthoekszijde. BC ligt tegenover de rechte hoek en is dus de schuine zijde. 1: tan = 2: tan B = 3: tan B = = 0,053 (afgerond op 3 decimalen) 4: hellingspercentage = 0,053 x 100% = 5,3% Bij stap 3 rond je af op drie decimalen, omdat je daarna met 100% gaat vermenigvuldigen. Je houdt daarna dus nog 1 decimaal over. De afspraak is dat we procenten afronden op 1 decimaal, dus dat komt precies uit.

Deze stelling zegt dat je iedere rechthoekige driehoek kunt maken door drie vierkanten met de hoeken tegen elkaar aan te leggen.

Deze stelling zegt dat je iedere rechthoekige driehoek kunt maken door drie vierkanten met de hoeken tegen elkaar aan te leggen. Meetkunde Inleiding We beginnen met het doorlezen van alle theorie uit hoofdstuk 3 van het boek. Daar staan een aantal algemene regels goed uitgelegd. Waar je nog wat extra uitleg over nodig hebt, is de

Nadere informatie

Als je, van achter naar voor, na iedere 3 cijfers een klein beetje ruimte laat, of je zet een punt, wordt het allemaal duidelijker.

Als je, van achter naar voor, na iedere 3 cijfers een klein beetje ruimte laat, of je zet een punt, wordt het allemaal duidelijker. Samenvatting leerjaar 4 hoofdstuk 1: Rekenen Grote getallen Grote getallen, zoals 5300000000 zijn niet eenvoudig te lezen. Je kunt je gemakkelijk vergissen in een nul meer of minder, met grote gevolgen.

Nadere informatie

1.1 Rekenen met letters [1]

1.1 Rekenen met letters [1] 1.1 Rekenen met letters [1] Voorbeeld 1: Een kaars heeft een lengte van 30 centimeter. Per uur brand er 6 centimeter van de kaars op. Hieruit volgt de volgende woordformule: Lengte in cm = -6 aantal branduren

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Grafieken en formules

Hoofdstuk 2: Grafieken en formules Hoofdstuk 2: Grafieken en formules Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 2: Grafieken en formules Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde Getallen

Nadere informatie

7 Hoeken. Kern 3 Hoeken. 1 Tekenen in roosters. Kern 2 Hoeken meten Kern 3 Hoeken tekenen Kern 4 Kijkhoeken. Kern 1 Tegelvloeren. Kern 3 Oppervlakte

7 Hoeken. Kern 3 Hoeken. 1 Tekenen in roosters. Kern 2 Hoeken meten Kern 3 Hoeken tekenen Kern 4 Kijkhoeken. Kern 1 Tegelvloeren. Kern 3 Oppervlakte 1 Tekenen in roosters Kern 1 Tegelvloeren Kern 2 Oppervlakte Kern 3 Het assenstelsel Kern 4 Rechthoeken 2 Rekenen Kern 1 De rekenmachine Kern 2 Voorrangsregels Kern 3 Afronden Kern 4 Afronden 3 Grafieken

Nadere informatie

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen: 6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen: 1) Haakjes wegwerken 2) Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts 3) Optellen en aftrekken van links naar rechts Schrijf ALLE stappen ONDER

Nadere informatie

Kennemer College Beroepsgericht Programma van Toetsing en Afsluiting schooljaar Proefwerk 60 min 3 Ja Schriftelijk.

Kennemer College Beroepsgericht Programma van Toetsing en Afsluiting schooljaar Proefwerk 60 min 3 Ja Schriftelijk. Kennemer College Beroepsgericht Programma van Toetsing en Afsluiting schooljaar 2017 2018 Wiskunde 4 Basis Periode Wat moet je kennen en kunnen? (deel)taken Toets-vorm Duur Weging Herkan sing Wijze van

Nadere informatie

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen: 6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen: 1) Haakjes wegwerken 2) Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts 3) Optellen en aftrekken van links naar rechts Schrijf ALLE stappen ONDER

Nadere informatie

klas 3 havo Checklist HAVO klas 3.pdf

klas 3 havo Checklist HAVO klas 3.pdf Checklist 3 HAVO wiskunde klas 3 havo Checklist HAVO klas 3.pdf 1. Hoofdstuk 1 - lineaire problemen Ik weet dat de formule y = a x + b hoort bij de grafiek hiernaast. Ik kan bij een lineaire formule de

Nadere informatie

Samenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen

Samenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen Samenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen Samenvatting door een scholier 2378 woorden 4 juni 2005 5,1 222 keer beoordeeld Vak Wiskunde Gelijkvormigheid Bij vergroten of verkleinen van een figuur worden

Nadere informatie

Leerstofplanning. 3 vmbo-k

Leerstofplanning. 3 vmbo-k Leerstofplanning 3 vmbo-k Inhoud 3 vmbo-k deel 1 1 Kijken in ruimtefiguren Bij kaart: schaal, hemelsbreed en werkelijke afstand(vuistregels), hoogtelijnen op kaart, verticale doorsnede bij hoogtekaart,

Nadere informatie

Deel 3 havo. Docentenhandleiding havo deel 3 CB

Deel 3 havo. Docentenhandleiding havo deel 3 CB Deel 3 havo De hoeveelheid leerstof is gebaseerd op drie lesuren per week. Met drie lesuren is het in ieder geval mogelijk om de basisstof van tien hoofdstukken door te werken, eventueel met de verkorte

Nadere informatie

4.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

4.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1] 4.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1] Voorbeeld 1: 5 x 3 = 15 (3 + 3 + 3 + 3 + 3 = 15) Voorbeeld 2: 5 x -3 = -15 (-3 +-3 +-3 +-3 +-3 = -3-3 -3-3 -3 = -15) Voorbeeld 3: -5 x 3 = -15 Afspraak: In plaats

Nadere informatie

Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters

Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters Maerlant College Brielle 5 oktober 2009 c Swier Garst - RGO Middelharnis 2 Inhoudsopgave Rekenen met gehele getallen 7. De gehele getallen.....................................

Nadere informatie

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv Voorkennis V-a Hester houdt e 5,00 3 e,85 3 e 3,9 = e 5,00 e 3,70 e,58 = e,7 over. b e 5,00 3 (e,85 + e 3,9) = e 5,00 3 e 5, = e 5,00 e 0,8 = e,7 V-a 3 = 3 9 = 7 b 9 (5 ) = 9 (5 ) = 9 = c 0 3 = 000 3 =

Nadere informatie

Wiskunde - MBO Niveau 4. Eerste- en tweedegraads verbanden

Wiskunde - MBO Niveau 4. Eerste- en tweedegraads verbanden Wiskunde - MBO Niveau 4 Eerste- en tweedegraads verbanden OPLEIDING: Noorderpoort MBO Niveau 4 DOCENT: H.J. Riksen LEERJAAR: Leerjaar 1 - Periode 2 UITGAVE: 2018/2019 Wiskunde - MBO Niveau 4 Eerste- en

Nadere informatie

Examencursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter

Examencursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter Voorbereidende opgaven VWO Examencursus wiskunde A Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk hem dan

Nadere informatie

Hoe maak je nu van breuken procenten? Voorbeeld: Opgave: hoeveel procent van de onderstaande tekening is zwart gekleurd?

Hoe maak je nu van breuken procenten? Voorbeeld: Opgave: hoeveel procent van de onderstaande tekening is zwart gekleurd? Procenten Zoals op de basisschool is aangeleerd kunnen we een taart verdelen in een aantal stukken. Hierbij krijgen we een breuk. We kunnen ditzelfde stuk taart ook aangegeven als een percentage. Procenten:

Nadere informatie

Inhoud. 1 Ruimtefiguren 8. 4 Lijnen en hoeken 148. 2 Plaats bepalen 60. 5 Negatieve getallen 198. 3 Rekenen 100

Inhoud. 1 Ruimtefiguren 8. 4 Lijnen en hoeken 148. 2 Plaats bepalen 60. 5 Negatieve getallen 198. 3 Rekenen 100 1 BK deel 1 Voorkennis 1 Aan de slag met wiskunde 6 1 Ruimtefiguren 8 1.1 Wiskundige ruimte guren 10 1.2 Vlakken, ribben en hoekpunten 14 1.3 Kubus en vierkant 17 1.4 Balk en rechthoek 24 1.5 Cilinder

Nadere informatie

2 REKENEN MET BREUKEN 3. 2.3 Optellen van breuken 6. 2.5 Aftrekken van breuken 9. 2.7 Vermenigvuldigen van breuken 11. 2.9 Delen van breuken 13

2 REKENEN MET BREUKEN 3. 2.3 Optellen van breuken 6. 2.5 Aftrekken van breuken 9. 2.7 Vermenigvuldigen van breuken 11. 2.9 Delen van breuken 13 REKENEN MET BREUKEN. De breuk. Opgaven. Optellen van breuken 6. Opgaven 8. Aftrekken van breuken 9.6 Opgaven 9.7 Vermenigvuldigen van breuken.8 Opgaven.9 Delen van breuken.0 Opgaven. Een deel van een deel.

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Meetkunde

Hoofdstuk 4: Meetkunde Hoofdstuk 4: Meetkunde Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 4: Meetkunde Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde Getallen Assenstelsel Lineair

Nadere informatie

SAMENVATTING BASIS & KADER

SAMENVATTING BASIS & KADER SAMENVATTING BASIS & KADER Afronden Hoe je moet afronden hangt af van de situatie. Geldbedragen rond je meestal af op twee decimalen, 15,375 wordt 15,38. Grote getallen rondje meestal af op duizendtallen,

Nadere informatie

STOF VOOR SCHOOLEXAMEN 1

STOF VOOR SCHOOLEXAMEN 1 STOF VOOR SCHOOLEXAMEN 1 Nederlands Hoofdstuk 1 en 2. Lezen Taal en woordenschat Grammatica en spelling Schrijfopdracht (zakelijke e-mail) Geldt voor alle niveaus. Engels Het eerste schoolexamen Engels

Nadere informatie

Samenvatting Moderne wiskunde - editie 8

Samenvatting Moderne wiskunde - editie 8 Samenvatting door een scholier 2288 woorden 16 mei 2010 5.7 213 keer beoordeeld Vak Wiskunde Samenvatting Moderne wiskunde - editie 8 4 vmbo gemengd theoretisch H1 Grafieken en vergelijkingen Verbanden

Nadere informatie

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv Voorkennis V-a Hester houdt e 5,00 3 e,85 3 e 3,9 5 e 5,00 e 3,70 e 6,58 5 e,7 over. b e 5,00 3 (e,85 e 3,9) 5 e 5,00 3 e 5, 5 e 5,00 e 0,8 5 e,7 V-a 6 3 5 36 9 5 7 b 9 (5 ) 5 9 (5 ) 5 9 5 c 0 3 6 5 000

Nadere informatie

Duizend 3 getallen achter de komma 230 duizend 230 000 46 duizend 46 000 Andersom 345 600 345,6 duizend 24 500 24,5 duizend

Duizend 3 getallen achter de komma 230 duizend 230 000 46 duizend 46 000 Andersom 345 600 345,6 duizend 24 500 24,5 duizend Hoofdstuk 5 5A Grote getallen Duizend 3 getallen achter de komma 230 duizend 230 000 46 duizend 46 000 Andersom 345 600 345,6 duizend 24 500 24,5 duizend Miljoen 6 getallen achter de komma 230 miljoen

Nadere informatie

dochandl4vmbo_kader_netwerk3e.doc Deel 4 vmbo kader Inhoud deel 4 Wolters-Noordhoff bv

dochandl4vmbo_kader_netwerk3e.doc Deel 4 vmbo kader Inhoud deel 4 Wolters-Noordhoff bv Deel 4 vmbo kader Inhoud deel 4 Hoofdstuk 1 Rekenen Hoofdstuk 2 Lineaire verbanden Hoofdstuk 3 Vlakke meetkunde Hoofdstuk 4 Machtsverbanden Hoofdstuk 5 Statistiek Hoofdstuk 6 Ruimtemeetkunde Hoofdstuk

Nadere informatie

Kennemer College Beroepsgericht Programma van Toetsing en Afsluiting schooljaar Proefwerk 60 min 3 Ja Schriftelijk.

Kennemer College Beroepsgericht Programma van Toetsing en Afsluiting schooljaar Proefwerk 60 min 3 Ja Schriftelijk. Kennemer College Beroepsgericht Programma van Toetsing en Afsluiting schooljaar 2017 2018 Wiskunde 3 Basis Periode Wat moet je kennen en kunnen? (deel)taken Toets-vorm Duur Weging Herkan sing Wijze van

Nadere informatie

Stoomcursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO ( ) = = ( ) ( ) ( ) = ( ) ( ) = ( ) = = ( )

Stoomcursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO ( ) = = ( ) ( ) ( ) = ( ) ( ) = ( ) = = ( ) Voorbereidende opgaven VWO Stoomcursus wiskunde A Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk hem dan

Nadere informatie

3.1 Kwadratische functies[1]

3.1 Kwadratische functies[1] 3.1 Kwadratische functies[1] Voorbeeld 1: y = x 2-6 Invullen van x = 2 geeft y = 2 2-6 = -2 In dit voorbeeld is: 2 het origineel; -2 het beeld (of de functiewaarde) y = x 2-6 de formule. Een functie voegt

Nadere informatie

Willem van Ravenstein

Willem van Ravenstein Willem van Ravenstein 1. Variabelen Rekenen is het werken met getallen. Er zijn vier hoofdbewerkingen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Verder ken je de bewerkingen machtsverheffen en worteltrekken.

Nadere informatie

Basisvaardigheden algebra. Willem van Ravenstein. 2012 Den Haag

Basisvaardigheden algebra. Willem van Ravenstein. 2012 Den Haag Basisvaardigheden algebra Willem van Ravenstein 2012 Den Haag 1. Variabelen Rekenenis het werken met getallen. Er zijn vier hoofdbewerkingen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Verder ken

Nadere informatie

Samenvatting VWO wiskunde B H04 Meetkunde

Samenvatting VWO wiskunde B H04 Meetkunde Samenvatting VWO wiskunde B H04 Meetkunde Getal & Ruimte editie 11 Goniometrie in rechthoekige driehoeken Stap 1: Zoek de rechthoekige driehoeken Figuur 1: Ga na dat in dit voorbeeld alleen ADC en DBC

Nadere informatie

Getal en Ruimte wi 1 havo/vwo deel 1 hoofdstuk 4 Didactische analyse door Lennaert van den Brink (1310429)

Getal en Ruimte wi 1 havo/vwo deel 1 hoofdstuk 4 Didactische analyse door Lennaert van den Brink (1310429) Getal en Ruimte wi 1 havo/vwo deel 1 hoofdstuk 4 Didactische analyse door Lennaert van den Brink (1310429) - een lijst met operationele en concrete doelen van de lessenserie, indien mogelijk gerelateerd

Nadere informatie

5.1 Lineaire formules [1]

5.1 Lineaire formules [1] 5.1 Lineaire formules [1] Voorbeeld : Teken de grafiek van y = 1½x - 3 Stap 1: Maak een tabel met twee coördinaten van deze lijn: x 0 2 y -3 0 Stap 2: Teken de twee punten en de grafiek: 1 5.1 Lineaire

Nadere informatie

Toets gecijferdheid augustus 2005

Toets gecijferdheid augustus 2005 Toets gecijferdheid augustus 2005 Naam: Klas: score: Datum: Algemene aanwijzingen: - Noteer alle berekeningen en oplossingen in dit boekje - Blijf niet te lang zoeken naar een oplossing - Denk aan de tijd

Nadere informatie

Rekenen met cijfers en letters

Rekenen met cijfers en letters Rekenen met cijfers en letters Maerlant College Brielle 5 oktober 009 c Swier Garst - RGO Middelharnis Inhoudsopgave Rekenen met gehele getallen 7. De gehele getallen.....................................

Nadere informatie

META-kaart vwo3 - domein Getallen en variabelen

META-kaart vwo3 - domein Getallen en variabelen META-kaart vwo3 - domein Getallen en variabelen In welke volgorde moet ik uitwerken? */@ Welke (reken)regels moet ik hier gebruiken? */@ Welke algemene vorm hoort erbij? ** Hoe ziet de bijbehorende grafiek

Nadere informatie

Factor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet vermenigvuldigen om een nieuwe hoeveelheid te krijgen.

Factor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet vermenigvuldigen om een nieuwe hoeveelheid te krijgen. Samenvatting door een scholier 1569 woorden 23 juni 2017 5,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Wiskunde Moderne wiskunde Wiskunde H1 t/m H5 Hoofdstuk 1 Factor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet

Nadere informatie

6.0 Voorkennis AD BC. Kruislings vermenigvuldigen: Voorbeeld: 50 10x. 50 10( x 1) Willem-Jan van der Zanden

6.0 Voorkennis AD BC. Kruislings vermenigvuldigen: Voorbeeld: 50 10x. 50 10( x 1) Willem-Jan van der Zanden 6.0 Voorkennis Kruislings vermenigvuldigen: A C AD BC B D Voorbeeld: 50 0 x 50 0( x ) 50 0x 0 0x 60 x 6 6.0 Voorkennis Herhaling van rekenregels voor machten: p p q pq a pq a a a [] a [2] q a q p pq p

Nadere informatie

Novum, wiskunde LTP leerjaar 1. Wiskunde, LTP leerjaar 1. Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: In de Ruimte H1 Kerndoel(en):

Novum, wiskunde LTP leerjaar 1. Wiskunde, LTP leerjaar 1. Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: In de Ruimte H1 Kerndoel(en): Wiskunde, LTP leerjaar 1 Onderwerp: In de Ruimte H1 26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert

Nadere informatie

Bij alle verbanden geldt dat je, als je een negatief getal in een formule invult, je altijd haakjes om dat getal moet zetten.

Bij alle verbanden geldt dat je, als je een negatief getal in een formule invult, je altijd haakjes om dat getal moet zetten. Theorie lineair verband Bij alle verbanden geldt dat je, als je een negatief getal in een formule invult, je altijd haakjes om dat getal moet zetten. In het dagelijks leven wordt vaak gebruik gemaakt van

Nadere informatie

PTA wiskunde KBL Bohemen, Kijkduin, Statenkwartier, Waldeck cohort

PTA wiskunde KBL Bohemen, Kijkduin, Statenkwartier, Waldeck cohort Schoolexamen leerjaar 3, schooljaar 2015-2016 Moderne wiskunde 9e editie deel 3 code eenheid vorm duur kansen kader 1 SE 1 De volgende onderdelen worden getoetst: PCS Schriftelijk 90 min ja 2,0 Hoofdstuk

Nadere informatie

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv Extra oefening - Basis B-a 5x + 6 7x + e 4x + 6 x + 6 x + 3x + 6 4 x 3x 5 x 4 : dus x x 5 : 3 dus x 5 b 9x + 0 34 + x f 8x + 5x + 38 8x + 0 34 3x + 38 8x 4 3x 6 x 4 : 8 dus x 3 x 6 : 3 dus x c 4x + 9 7x

Nadere informatie

1.1 Lineaire vergelijkingen [1]

1.1 Lineaire vergelijkingen [1] 1.1 Lineaire vergelijkingen [1] Voorbeeld: Los de vergelijking 4x + 3 = 2x + 11 op. Om deze vergelijking op te lossen moet nu een x gevonden worden zodat 4x + 3 gelijk wordt aan 2x + 11. = x kg = 1 kg

Nadere informatie

Wiskunde - MBO Niveau 4. Eerste- en tweedegraads verbanden

Wiskunde - MBO Niveau 4. Eerste- en tweedegraads verbanden Wiskunde - MBO Niveau 4 Eerste- en tweedegraads verbanden OPLEIDING: Noorderpoort MBO Niveau 4 DOCENT: H.J. Riksen LEERJAAR: Leerjaar 1 - Periode 2 UITGAVE: 2018/2019 Wiskunde - MBO Niveau 4 Eerste- en

Nadere informatie

Domein A: Inzicht en handelen

Domein A: Inzicht en handelen Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo Preambule Domein A is een overkoepeld domein dat altijd in combinatie met de andere domeinen wordt toegepast (of getoetst). In domein A wordt benoemd: Vaktaal: het

Nadere informatie

De grafiek van een lineair verband is altijd een rechte lijn.

De grafiek van een lineair verband is altijd een rechte lijn. Verbanden Als er tussen twee variabelen x en y een verband bestaat kunnen we dat op meerdere manieren vastleggen: door een vergelijking, door een grafiek of door een tabel. Stel dat het verband tussen

Nadere informatie

Inleiding goniometrie

Inleiding goniometrie Inleiding goniometrie We bekijken de volgende twee hellingen: 1 2 Duidelijk is dat de tweede helling steiler is dan de eerste helling. Ook zien we dat hellingshoek 2 groter is dan hellingshoek 1. Er bestaat

Nadere informatie

Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo

Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo Domein A: Inzicht en handelen Subdomein A1: Vaktaal wiskunde 1. vmbo passende vaktaal voor wiskunde herkennen en gebruiken voor het ordenen van het eigen denken

Nadere informatie

1 Basisrekenen en letterrekenen.

1 Basisrekenen en letterrekenen. Uitwerkingen versie 0 Basisrekenen en letterrekenen. Opgave. Opbouw van getallen. a 605 6 00 + 5 b 3.78 3 000+ 00+ 7 0+ 8 c 56.890 56 000+ 8 00+ 9 0+ 0 d 900.30 900 000+ 00+ 0+ 0 e 3.56.675 3.000.000+

Nadere informatie

Docentenhandleiding havo deel 3 CB. Docentenhandleiding Netwerk 3e editie. deel 3B havo

Docentenhandleiding havo deel 3 CB. Docentenhandleiding Netwerk 3e editie. deel 3B havo Docentenhandleiding Netwerk 3e editie deel 3B havo 0 Hoofdstuk 7 Verschillende verbanden Beginniveau Al eerder hebben de leerlingen kennis gemaakt met lineaire, kwadratische en exponentiële verbanden.

Nadere informatie

PTA wiskunde BBL Kijkduin, Statenkwartier, Waldeck cohort

PTA wiskunde BBL Kijkduin, Statenkwartier, Waldeck cohort Schoolexamen leerjaar 3 Schooljaar 2015-2016 Moderne wiskunde 9e editie deel 3 code eenheid vorm duur kansen kader 1 SE 1 worden getoetst: PCS Schriftelijk 90 min ja 2,0 Hoofdstuk 1: Plaats en afstand.

Nadere informatie

Niveau 2F Lesinhouden Rekenen

Niveau 2F Lesinhouden Rekenen Niveau 2F Lesinhouden Rekenen LES 1 Begintest LES 2 Getallen Handig optellen en aftrekken Handig vermenigvuldigen en delen Schattend rekenen Negatieve getallen optellen en aftrekken Decimale getallen vermenigvuldigen

Nadere informatie

1 Rekenen met gehele getallen

1 Rekenen met gehele getallen 1 Inhoudsopgave 1 Rekenen met gehele getallen... 1.1 De gehele getallen... 1. Optellen... 1. Opgaven... 1. Aftrekken... 1. Opgaven... 1. Vermenigvuldigen... 1. Opgaven... 1.8 Delen... 9 1.9 Opgaven...9

Nadere informatie

44 De stelling van Pythagoras

44 De stelling van Pythagoras 44 De stelling van Pythagoras Verkennen Pythagoras Uitleg Je kunt nu lezen wat de stelling van Pythagoras is. In de applet kun je de twee rode punten verschuiven. Opgave 1 a) Verschuif in de applet punt

Nadere informatie

Rekenen aan wortels Werkblad =

Rekenen aan wortels Werkblad = Rekenen aan wortels Werkblad 546121 = Vooraf De vragen en opdrachten in dit werkblad die vooraf gegaan worden door, moeten schriftelijk worden beantwoord. Daarbij moet altijd duidelijk zijn hoe de antwoorden

Nadere informatie

REKENEN Hfst 1-3 PROCENTEN. Procenten betekent per honderd.

REKENEN Hfst 1-3 PROCENTEN. Procenten betekent per honderd. REKENEN Hfst 1-3 PROCENTEN Procenten betekent per honderd. Percentage Groeifactor 1% 1/100 0,01 2% 2/100 0,02 10% 10/100 0,10 99% 99/100 0,99 104% 104/100 1,04 150% 150/100 1,50 Rekenen met procenten:

Nadere informatie

Breuken met letters WISNET-HBO. update juli 2013

Breuken met letters WISNET-HBO. update juli 2013 Breuken met letters WISNET-HBO update juli 2013 De bedoeling van deze les is het repeteren met pen en papier van het werken met breuken. Steeds wordt bij gebruik van letters verondersteld dat de noemers

Nadere informatie

PTA wiskunde KBL Bohemen, Kijkduin, Statenkwartier, Waldeck cohort

PTA wiskunde KBL Bohemen, Kijkduin, Statenkwartier, Waldeck cohort Eindtermen wiskunde BBL WI/K/1 Oriëntatie op leren en werken WI/K/2 Basisvaardigheden WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde Algebraïsche verbanden Rekenen, meten en Meetkunde WI/K/7 Informatieverwerking,

Nadere informatie

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken).

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken). Inhoud 1. Sinus-functie 1 2. Cosinus-functie 3 3. Tangens-functie 5 4. Eigenschappen 4.1. Verband tussen goniometrische verhoudingen en goniometrische functies 8 4.2. Enkele eigenschappen van de sinus-functie

Nadere informatie

1.3 Rekenen met pijlen

1.3 Rekenen met pijlen 14 Getallen 1.3 Rekenen met pijlen 1.3.1 Het optellen van pijlen Jeweetnuwatdegetallenlijnisendat0nochpositiefnochnegatiefis. Wezullen nu een soort rekenen met pijlen gaan invoeren. We spreken af dat bij

Nadere informatie

klas 3 havo Checklist HAVO klas 3.pdf

klas 3 havo Checklist HAVO klas 3.pdf Checklist 3 HAVO wiskunde klas 3 havo Checklist HAVO klas 3.pdf 1. Hoofdstuk 1 - lineaire problemen Ik weet dat de formule y = a x + b hoort bij de grafiek hiernaast. Ik kan bij een lineaire formule de

Nadere informatie

HAVO 4 wiskunde A. Een checklist is een opsomming van de dingen die je moet kennen en kunnen. checklist SE1 wiskunde A.pdf

HAVO 4 wiskunde A. Een checklist is een opsomming van de dingen die je moet kennen en kunnen. checklist SE1 wiskunde A.pdf HAVO 4 wiskunde A Een checklist is een opsomming van de dingen die je moet kennen en kunnen. checklist SE1 wiskunde A.pdf 1. rekenregels en verhoudingen Ik kan breuken vermenigvuldigen en delen. Ik ken

Nadere informatie

Elementaire rekenvaardigheden

Elementaire rekenvaardigheden Hoofdstuk 1 Elementaire rekenvaardigheden De dingen die je niet durft te vragen, maar toch echt moet weten Je moet kunnen optellen en aftrekken om de gegevens van de patiënt nauwkeurig bij te kunnen houden.

Nadere informatie

ANTWOORDEN blz. 1. d. 345 + 668 = 1013; 61 007 + 50 215 = 111 222; 102 240 30 628 = 71 612; 1 000 000 1 = 999 999

ANTWOORDEN blz. 1. d. 345 + 668 = 1013; 61 007 + 50 215 = 111 222; 102 240 30 628 = 71 612; 1 000 000 1 = 999 999 ANTWOORDEN blz. 3 a. Zeer onwaarschijnlijk Zeer onwaarschijnlijk a. Dan heb je ergens een schuld uitstaan 86 Dan hadden beide een kopie van de kerfstok; om fraude te voorkomen a. MMXII, MCCCXXVII, DLXXXVI,

Nadere informatie

Antwoordmodel - Kwadraten en wortels

Antwoordmodel - Kwadraten en wortels Antwoordmodel - Kwadraten en wortels Schrijf je antwoorden zo volledig mogelijk op. Tenzij anders aangegeven mag je je rekenmachine niet gebruiken. Sommige vragen zijn alleen voor het vwo, dit staat aangegeven.

Nadere informatie

PTA wiskunde BBL - Kijkduin Statenkwartier - cohort 13-14-15

PTA wiskunde BBL - Kijkduin Statenkwartier - cohort 13-14-15 A. Schoolexamen derde leerjaar, 2013-2014 1 SE 1 De volgende onderdelen worden getoetst: PCS Schriftelijk 90 min ja 2,0 Hoofdstuk 1: Plaats en afstand. 301B Algebraïsche verbanden en WI/K/4 * * * aanzichten

Nadere informatie

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 Katern 2 Getaltheorie Inhoudsopgave 1 Delers 1 2 Deelbaarheid door 2, 3, 5, 9 en 11 6 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 1 Delers In Katern 1 heb je geleerd wat een deler van een getal

Nadere informatie

2010-I. A heeft de coördinaten (4 a, 4a a 2 ). Vraag 1. Toon dit aan. Gelijkstellen: y= 4x x 2 A. y= ax

2010-I. A heeft de coördinaten (4 a, 4a a 2 ). Vraag 1. Toon dit aan. Gelijkstellen: y= 4x x 2 A. y= ax 00-I De parabool met vergelijking y = 4x x en de x-as sluiten een vlakdeel V in. De lijn y = ax (met 0 a < 4) snijdt de parabool in de oorsprong en in punt. Zie de figuur. y= 4x x y= ax heeft de coördinaten

Nadere informatie

PTA wiskunde KBL - Bohemen Media (Statenkwartier)- cohort 14-15-16

PTA wiskunde KBL - Bohemen Media (Statenkwartier)- cohort 14-15-16 Wiskunde Het schoolexamen in het vierde leerjaar (2015-2016) wordt ook toegepast binnen de locatie Statenkwartier. Schooljaar 2014-2015 ( leerjaar 3 ) Kader Schoolexamen 1 SE 1 De volgende onderdelen worden

Nadere informatie

De 10 e editie havo-vwo OB

De 10 e editie havo-vwo OB De 10 e editie havo-vwo OB Presentatie havo/vwo onderbouw 10 e editie 1 HAVO/VWO 1 VWO 2 HAVO 2 HAVO/VWO 2 VWO De delen 10 e editie onderbouw 3 HAVO deel 1 3 HAVO deel 2 3 VWO deel 1 3 VWO deel 2 Presentatie

Nadere informatie

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden. 1 Formules gebruiken Verkennen www.math4all.nl MAThADORE-basic HAVO/VWO 4/5/6 VWO wi-b Werken met formules Formules gebruiken Inleiding Verkennen Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Nadere informatie

2 Meten 2.1 2.1 Kaarten 2.1 2.2 Materialen en technieken 2.3 2.3 Meten en schetsen 2.12 2.4 Praktijkopdrachten 2.16

2 Meten 2.1 2.1 Kaarten 2.1 2.2 Materialen en technieken 2.3 2.3 Meten en schetsen 2.12 2.4 Praktijkopdrachten 2.16 Inhoud Voorwoord v Het metrieke stelsel vii Inhoud ix Trefwoordenlijst x 1 Basis 1.1 1.1 Veel voorkomende berekeningen 1.1 1.2 Van punt tot vlak 1.4 1.3 Oppervlakten berekenen 1.12 1.4 Zelf tekenen 1.16

Nadere informatie

2.1 Gelijkvormige driehoeken[1]

2.1 Gelijkvormige driehoeken[1] 2.1 Gelijkvormige driehoeken[1] 5 25 50 100 25 125 250 x Hierboven staat een verhoudingstabel. Kruiselings vermenigvuldigen van de getallen geeft: 5 x 125 = 25 x 25 (= 625) 5 x 250 = 25 x 50 (= 1250) 25

Nadere informatie

PTA wiskunde TL en GL Bohemen, Houtrust, Kijkduin, Statenkwartier cohort

PTA wiskunde TL en GL Bohemen, Houtrust, Kijkduin, Statenkwartier cohort Eindtermen wiskunde TL en GL WI/K/1 Oriëntatie op leren en werken WI/K/2 Basisvaardigheden WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde Algebraïsche verbanden Rekenen, meten en schatten Meetkunde WI/K/7

Nadere informatie

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv Blok - Vaardigheden Extra oefening - Basis B-a De formules a = en s= t 8 zijn lineaire formules. Bij tael A hoort een lineair verand omdat de toename in de onderste rij steeds + is. Bij tael B hoort geen

Nadere informatie

Programma van Toetsing en Afsluiting

Programma van Toetsing en Afsluiting Leerweg: Basis Klas: 3 Vak: Wiskunde Methode: getal en Ruimte Toetsnr 3.1.1 Wat moet je voor de toetsing doen? Hoofdstuk 1 Procenten Je kan rekenen met breuken en procenten. Je kan rekenen van afnamen

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 boek 1 Formules en grafieken havo b klas 4

Hoofdstuk 1 boek 1 Formules en grafieken havo b klas 4 Hoofdstuk 1 boek 1 Formules en grafieken havo b klas 4 1. Lineair verband. 1a. na 1 min 36 cm, na min. 3 cm, daling 4 cm per minuut. b. h = 40 4t h in cm en t per minuut b. k: rc = -3 m: rc = 0.5 p: rc

Nadere informatie

Practicum hoogtemeting 3 e klas havo/vwo

Practicum hoogtemeting 3 e klas havo/vwo Deel (benaderbaar object) Om de hoogte van een bepaald object te berekenen hebben we geleerd dat je dat kunt doen als je in staat bent om een rechthoekige driehoek te bedenken waarvan je één zijde kunt

Nadere informatie

Reken zeker: leerlijn kommagetallen

Reken zeker: leerlijn kommagetallen Reken zeker: leerlijn kommagetallen De gebruikelijke didactische aanpak bij Reken Zeker is dat we eerst uitleg geven, vervolgens de leerlingen flink laten oefenen (automatiseren) en daarna het geleerde

Nadere informatie

20 De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen

20 De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen Onderwerp: Kwadraten en Wortels H1 19 De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken en voor uitleg aan anderen, en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen.

Nadere informatie

Strategiekaarten. Deze strategiekaarten horen bij de ThiemeMeulenhoff-uitgave (ISBN 978 90 557 4642 2): Rekenen: een hele opgave, deel 2

Strategiekaarten. Deze strategiekaarten horen bij de ThiemeMeulenhoff-uitgave (ISBN 978 90 557 4642 2): Rekenen: een hele opgave, deel 2 Deze strategiekaarten horen bij de ThiemeMeulenhoff-uitgave (ISBN 978 90 557 4642 2): Joep van Vugt Anneke Wösten Handig optellen; tribunesom* Bij optellen van bijna ronde getallen zoals 39, 198, 2993,..

Nadere informatie

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen Referentieniveaus uitgelegd De beschrijvingen zijn gebaseerd op het Referentiekader taal en rekenen'. In 'Referentieniveaus uitgelegd' zijn de niveaus voor de verschillende sectoren goed zichtbaar. Door

Nadere informatie

REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS

REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS Schooljaar 008/009 Inhoud Uitleg bij het boekje Weektaak voor e week: optellen en aftrekken Weektaak voor e week: vermenigvuldigen Weektaak voor e week: delen en de staartdeling

Nadere informatie

6.1 Rechthoekige driehoeken [1]

6.1 Rechthoekige driehoeken [1] 6.1 Rechthoekige driehoeken [1] In het plaatje hiernaast is een rechthoekige driehoek getekend. Aan elke zijde van deze driehoek ligt een vierkant. Het gele vierkant heeft een oppervlakte van 9 hokjes;

Nadere informatie

Rekenen en wiskunde ( bb kb gl/tl )

Rekenen en wiskunde ( bb kb gl/tl ) Tussendoelen Rekenen en wiskunde Rekenen en wiskunde ( bb kb gl/tl ) vmbo = Basis Inzicht en handelen Vaktaal wiskunde Vaktaal wiskunde gebruiken voor het ordenen van het eigen denken en voor uitleg aan

Nadere informatie

3.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x.

3.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x. 3.0 Voorkennis y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x. y = -4x + 8 kan herschreven worden als y + 4x = 8 Dit is een lineaire vergelijking met twee variabelen. Als je

Nadere informatie

Gehele getallen: machtsverheffing en vierkantsworteltrekking

Gehele getallen: machtsverheffing en vierkantsworteltrekking 4 Gehele getallen: machtsverheffing en vierkantsworteltrekking Dit kun je al gehele getallen vermenigvuldigen 2 afspraken i.v.m. de volgorde van de bewerkingen toepassen 3 regelmaat en patronen ontdekken

Nadere informatie

8.1 Herleiden [1] Herleiden bij vermenigvuldigen: -5 3a 6b 8c = -720abc 1) Vermenigvuldigen cijfers (let op teken) 2) Letters op alfabetische volgorde

8.1 Herleiden [1] Herleiden bij vermenigvuldigen: -5 3a 6b 8c = -720abc 1) Vermenigvuldigen cijfers (let op teken) 2) Letters op alfabetische volgorde 8.1 Herleiden [1] Herleiden bij vermenigvuldigen: -5 3a 6b 8c = -720abc 1) Vermenigvuldigen cijfers (let op teken) 2) Letters op alfabetische volgorde Optellen: 5a + 3b + 2a + 6b = 7a + 9b 1) Alleen gelijksoortige

Nadere informatie

Kerstvakantiecursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter

Kerstvakantiecursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter Voorbereidende opgaven VWO Kerstvakantiecursus wiskunde A Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk

Nadere informatie

Blok 3 - Vaardigheden

Blok 3 - Vaardigheden B-a Extra oefening - Basis Ja, x en y zijn omgekeerd evenredig. Bij de tael hoort de formule x y = 70 of y = 70 of x = 70. x y Ja, x en y zijn omgekeerd evenredig. Bij de tael hoort de formule x y = 8

Nadere informatie

10.1 Berekeningen met procenten [1]

10.1 Berekeningen met procenten [1] 10.1 Berekeningen met procenten [1] Voorbeeld 1: Hoeveel is 48% van 560? Dit is 0,48 560 = 268,8 Voorbeeld 2: Een broek van het merk Replay kost normaal 129,-. Deze week is het uitverkoop en krijg je 35%

Nadere informatie

Checklist Wiskunde A HAVO 4 2014-2015 HML

Checklist Wiskunde A HAVO 4 2014-2015 HML Checklist Wiskunde A HAVO 4 2014-2015 HML 1 Hoofdstuk 1 Ik weet hoe je met procenten moet rekenen: procenten en breuken, percentage berekenen, toename en afname in procenten, rekenen met groeifactoren.

Nadere informatie

Bijlage 11 - Toetsenmateriaal

Bijlage 11 - Toetsenmateriaal Bijlage - Toetsenmateriaal Toets Module In de eerste module worden de getallen behandeld: - Natuurlijke getallen en talstelsels - Gemiddelde - mediaan - Getallenas en assenstelsel - Gehele getallen met

Nadere informatie

1.Tijdsduur. maanden:

1.Tijdsduur. maanden: 1.Tijdsduur 1 etmaal = 24 uur 1 uur = 60 minuten 1 minuut = 60 seconden 1 uur = 3600 seconden 1 jaar = 12 maanden 1 jaar = 52 weken 1 jaar = 365 (of 366 in schrikkeljaar) dagen 1 jaar = 4 kwartalen 1 kwartaal

Nadere informatie

wiskunde C pilot vwo 2017-I

wiskunde C pilot vwo 2017-I wiskunde C pilot vwo 207-I De formule van Riegel en kilometertijden maximumscore 3 4 minuten en 52 seconden komt overeen met 292 seconden,07 0000 T2 = 292 2223 (seconden) (of nauwkeuriger) 500 Dat is 37

Nadere informatie

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 1 dinsdag 15 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 1 dinsdag 15 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Examen VMBO-KB 2018 tijdvak 1 dinsdag 15 mei 13.30-15.30 uur wiskunde CSE KB Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 26 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 74 punten te behalen.

Nadere informatie

3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1] 3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1] Voorbeeld 1: 5 3 = 15 (3 + 3 + 3 + 3 + 3 = 15) Voorbeeld 2: 5-3 = -15 (-3 +-3 +-3 +-3 +-3 = -3-3 -3-3 -3 = -15) Voorbeeld 3: -5 3 = -15 Voorbeeld 4: -5 3 9 2

Nadere informatie