Eindverslag interne werkgroep Bekwaamheidsbewijzen

Transcriptie

1 Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel INTERN DOCUMENT VVKSO Eindverslag interne werkgroep Bekwaamheidsbewijzen Gedurende drie vergaderingen heeft een interne 1 werkgroep een fundamentele denkoefening gemaakt over de bekwaamheidsbewijzen. Dit document vormt het eindverslag. We ontwikkelen hierin een visie om de flexibiliteit inzake inzetbaarheid van personeelsleden te vergroten. Na goedkeuring zal deze visie de houding van het VVKSO bij toekomstige onderhandelingen bepalen. 1 Cluster VO-vakken 1.1 Vaststelling Het huidige systeem van bekwaamheidsbewijzen met de daaraan verbonden rechten en plichten staat de flexibiliteit inzake inzetbaarheid van personeelsleden in de weg. De reden is dat de draagwijdte van de vaste benoeming, de draagwijdte van de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur en de opbouw van de rechten geënt zijn op de vereiste bekwaamheidsbewijzen. 1.2 Voorstel We streven tegelijk naar behoud van de kwaliteit en naar een verruiming van de inzetbaarheid. In deze optiek denken we aan de verruiming van rechten en plichten van de personeelsleden door de invoering van een cluster van VO-vakken. Om een ruimere inzetbaarheid te bekomen zou het mogelijk moeten worden om zonder een omslachtige procedure de rechten en plichten uit te breiden tot vakken waarvoor personeelsleden over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijzen beschikken. Men kan bij de samenstelling van het cluster eventueel ook rekening houden met competenties die elders verworven zijn. Deze vakken zouden dan opgenomen kunnen worden in het individuele cluster van het personeelslid. De uitbreiding verhoogt geenszins het volume van de vaste benoeming. De opname van een VO-vak binnen het cluster is enkel mogelijk indien zowel het schoolbestuur als het personeelslid hiermee akkoord gaan. Geen van beiden kan verplicht worden tot een dergelijke opname. Het cluster geldt voor de hele scholengemeenschap. Het is dan ook evident dat de scholengemeenschap over de toekenning afspraken maakt en gemeenschappelijke criteria toepast. Het cluster toeken- 1 De leden van de werkgroep waren Bernadette Van De Steene (voorzitter), Wouter Quaghebeur, Dominiek Desmet, Johan Lauwerier, An Cornelis, Stijn Bovy (verslaggever) en Luc Van Paemele van VDKVO.

2 2 nen na een proefperiode van één schooljaar zou een mogelijk criterium kunnen zijn. Om de rechten van de aangestelde tijdelijken binnen de scholengemeenschap te vrijwaren in de loop van het schooljaar, heeft de toekenning of de verruiming van het VO-cluster steeds uitwerking op 1 september. We vinden dat het cluster van VO-vakken meer mogelijkheden geeft om een eigen personeelsbeleid te voeren en zo sneller een oplossing biedt aan het lerarentekort. Het model onderschrijft het subsidiariteitsbeginsel en is een impliciete erkenning van het beleidsvoerend vermogen van scholen. Voorbeeld: Een licentiaat Romaanse is VB voor 10/20 AV Frans (VE). Dit personeelslid heeft een grote interesse voor informatica en heeft op eigen initiatief al verschillende cursussen informatica gevolgd. Na één schooljaar beslissen het schoolbestuur en het personeelslid in onderling overleg om AV Informatica en TV Toegepaste informatica op te nemen in het individueel cluster van dit personeelslid. Gevolg hiervan is dat het personeelslid de VO-vakken AV Informatica en TV Toegepaste informatica binnenbrengt in de draagwijdte van zijn vaste benoeming. Het personeelslid kan dus aangesteld worden als vastbenoemde voor bv. 6/20 AV Frans en 4/20 AV Informatica. Kenmerken van het VO-cluster Voor (deeltijds) vastbenoemden en tijdelijke personeelsleden; Individueel; Beperkt tot vakken waarvoor men een VO heeft; Eventueel op basis van elders verworven competenties; Na onderling akkoord schoolbestuur en personeelslid; VO-vak binnenbrengen in de begrippen: draagwijdte vaste benoeming; hetzelfde ambt en draagwijdte TADD Geen verruiming volume vaste benoeming; Geldig voor ganse scholengemeenschap; Verruiming heeft steeds uitwerking op 1 september; Afspraken op niveau van de scholengemeenschap nodig; Administratieve vereenvoudiging: minder gebruik van TAO. Aandachtspunten De beslissing van de directeur/schoolbestuur heeft verregaande gevolgen voor de loopbaan van de personeelsleden. De directeur/schoolbestuur zou onder druk kunnen komen te staan; Opname in het cluster kan maar gebeuren in kader van een concrete en niet in kader van een fictieve tewerkstelling; Opname van extra VO-vakken in het cluster geeft ook rechten en plichten bij boventalligheid: een leraar zal op basis van alle vakken binnen zijn cluster ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking en blijft onderhevig aan de huidige reaffectatiereglementering (principe hetzelfde ambt );

3 3 2 Vereenvoudiging weddeschalen 2.1 Vaststelling Een personeelslid wordt aangesteld op basis van zijn bekwaamheidsbewijs en als dusdanig verloond. De verschuiving van opdrachten kan gevolgen hebben op de weddetoelage. Deze gevolgen beperken de inzetbaarheid van vastbenoemde personeelsleden. Bij de verdeling van de opdrachten moet het schoolbestuur er immers voor zorgen dat de vastbenoemde personeelsleden minimaal dezelfde weddeschaal krijgen. De verschillen situeren zich op drie niveaus: er is een verschil in verloning tussen TV en PV; de verloning hangt af van de graad; de verloning hangt af van de onderwijsvorm. 2.2 Voorstel Het bekwaamheidsbewijs bepaalt de weddeschaal. Dit betekent dat de personeelsleden steeds dezelfde weddeschaal krijgen voor om het even welk vak, in om het even welke graad en onderwijsvorm. Ten minste HOLT + BPB: wsc 501; Alle anderen + BPB: wsc 301. Voor de personeelsleden die nu van verhoogde weddeschalen genieten, worden er overgangsmaatregelen vastgelegd. De overgangsmaatregel volgt het principe dat er een foto van de wedde wordt genomen. De foto wordt op één moment in het verleden gemaakt. Op dat moment wordt de overgangsmaatregel vastgelegd voor een bepaald volume van de opdracht. De wedde blijft nadien ongewijzigd, zelfs als de opdracht verandert. Door de koppeling van de weddeschaal aan het bekwaamheidsbewijs en door het fotoprincipe bij de overgangsmaatregelen toe te passen, zal de inzetbaarheid van de leraar aanzienlijk vergroten. 3 Nuttige ervaring 3.1 Vaststelling De huidige toepassing van de nuttige ervaring beperkt de inzetbaarheid van leraren TV/PV, die reeds in het onderwijs tewerkgesteld zijn, aanzienlijk. Tot op heden wordt de nuttige ervaring door de overheid erkend, op advies van de onderwijsinspectie. De toekenning van deze nuttige ervaring gebeurt per vak of specialiteit. Dit geeft problemen indien personeelsleden met andere vakken worden belast. De problemen zijn tweeërlei: ten eerste beschikt het personeelslid voor die andere vakken niet meer over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs, ten tweede komen de diensten van de nuttige ervaring voor die andere vakken niet in aanmerking voor de weddeanciënniteit. Het feit dat geen nuttige ervaring kan worden meegenomen door leraren AV noch door personeelsleden van het ondersteunend personeel, betekent een belemmering voor de overstap van de beroepswereld naar het onderwijs. Hierdoor zet een aantal competente arbeidskrachten de overstap naar onderwijs niet. Dit geldt niet alleen voor het ambt van leraar maar ook voor de specifieke functies van boekhouder, preventieadviseur, ICT-coördinator e.d.

4 4 Voor de ambten van het bestuurspersoneel is de erkenning van nuttige ervaring eveneens beperkt. Enkel de bestuursambten 2 in scholen die tso en/of bso aanbieden, of in scholen met uitsluitend een eerste graad waaraan een technisch georiënteerde basisoptie en/of een beroepsvoorbereidend leerjaar bestaat, kunnen een erkenning krijgen. 3.2 Voorstel Versoepeling van de aanvraagprocedure Het voorstel tot versoepeling houdt in dat de overheid op advies van de onderwijsinspectie de initiële erkenning vastlegt, en dat de inrichtende macht zich vervolgens kan uitspreken over een eventuele uitbreiding voor andere vakken en ambten. De tweede goedkeuring of erkenning, bij de overgang naar een ander vak of ambt wordt autonoom uitgesproken door de inrichtende macht. De scholengemeenschap dient over de erkenningscriteria die de inrichtende machten bij de behandeling van aanvragen hanteert, afspraken te maken aangezien de bevoegdheden van het personeelslid worden uitgebreid en de gevolgen van dergelijke beslissingen zich tot het niveau van de scholengemeenschap uitstrekken Uitbreiding naar andere doelgroepen Onderwijzend personeel: de leraar algemene vakken Ook voor de leraar AV moet de inbreng van nuttige ervaring uit vroegere arbeidsprestaties mogelijk worden. Dit zal zijn weddeanciënniteit verhogen en zijn bezoldiging in onderwijs competitiever maken. Onderwijzend personeel: de specifieke functies De functies van preventieadviseur, ICT-coördinator, boekhouder is een specifieke problematiek omdat de aanstelling in de meeste gevallen gebeurt in het ambt van leraar. We moeten bewaken dat deze specifieke groepen,op het moment dat hun functie erkend wordt, meegenomen worden in de toekenning van de nuttige ervaring. Bestuurspersoneel De erkenning van de nuttige ervaring voor de ambten van het bestuurspersoneel zou in eerste instantie moeten uitbreiden tot de ambten van directeur en adjunct-directeur, zonder bijkomende voorwaarden betreffende het schoolprofiel. Dit impliceert een verruiming naar aso-scholen en middenscholen. In afwijking op het algemeen aanvraagprincipe vermeld in punt willen we de erkenning van nuttige ervaring voor het bestuurspersoneel niet langer laten gebeuren door de overheid, maar door het schoolbestuur zelf. Het schoolbestuur kan criteria zoals managementcapaciteiten of leidinggevende ervaring, pedagogische competenties, ervaring met personeelsbeleid,. in overweging nemen. Indien de overheid de initiële erkenning van nuttige ervaring ook voor de ambten van directeur en adjunct-directeur in handen houdt, vragen wij op basis van welke criteria deze erkenning gebeurt. 2 Directeur, adjunct-directeur, coördinator DBSO, TA en TAC.

5 5 Ondersteunend personeel We stellen voor om binnen de ambten van administratief medewerker en opvoeder ook de vroegere beroepservaring te laten meetellen in de weddeanciënniteit Maximumgrens 10 jaar We pleiten ervoor de bestaande bovengrens voorlopig te behouden: de erkende nuttige ervaring draagt slechts voor een maximum van 10 jaar bij tot de weddeanciënniteit. De uitbreiding van deze maximumgrens zou de weddeanciënniteit verhogen, wat een aanzienlijke meerkost betekent voor de pensioendienst van de overheid. We geven voorkeur aan de uitbreiding van nuttige ervaring naar andere personeelscategorieën (zie punt 4.2.2) in plaats van het optrekken van de maximumgrens. 4 Bachelor- en masterdiploma s 4.1 Vaststelling De onderwijsbevoegdheid voor de nieuwe diploma s hoger onderwijs is beperkt geregeld. De diploma s van professionele bachelor en master zijn in een eerste fase respectievelijk gelijkgesteld met (ten)minste) HOKT en (ten)minste) HOLT. Tegen 1 september 2007 moeten de bevoegdheden definitief zijn vastgelegd. Voor gediplomeerden van een academisch gerichte bacheloropleiding is er in het besluit op de bekwaamheidsbewijzen niets voorzien. Ze zullen bij een aanstelling in onderwijs terugvallen op hun diploma secundair onderwijs. 4.2 Voorstel We vragen de overheid de onderwijsbevoegdheid volledig vast te leggen voor gediplomeerden uit de bachelors en masters - structuur, zodat de vereiste en de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen bekend zijn bij de start van het schooljaar Houders van een bachelordiploma van academisch niveau zouden eveneens onderwijsbevoegdheid moeten hebben. Deze afgestudeerden beschikken o.i over grondige vakinhoudelijke kennis, zodat ze een onderwijsopdracht kunnen opnemen in de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs. Een academisch bachelordiploma moet daarom worden gelijkgesteld met ten minste HOKT. Drie bijkomende argumenten om deze vraag te ondersteunen: - het tekort aan beschikbare leraren; - sommige personeelsleden met een diploma van het niveau secundair onderwijs zijn voor bepaalde vakken ook subsidieerbaar terwijl zij ook niet de finaliteit van leraar hebben; - de bachelor die doorgaat met een lerarenopleiding (Lio-baan) en tijdens deze opleiding in het onderwijs wordt aangesteld is subsidieerbaar terwijl een academische bachelor van elke onderwijsbevoegdheid wordt uitgesloten.