Gebruikershandleiding

Transcriptie

1 Gebruikershandleiding Brandcentrale XF-C 2 XF-C 4 XF-C 6 XFC2 XFC4 XFC6 XF-C2/4/6 ARITECH INTERLOGIX UTC Fire & Security GE Security ELVA Security ELVA Security Puurs

2 Brandcentrale model XF-C Gebruikershandleiding

3 XF-C Handleiding voor de Gebruiker Inhoud INHOUD...3 LIJST VAN DE FIGUREN BEDIENINGSKENMERKEN FRONTPANEEL VAN HET MODEL XF-C BESCHRIJVING VAN DE LED S OP DE PRINT BESCHRIJVING VAN DE LED S OP DE PRINT LED S IN VERBAND MET DE DETECTIELUSSEN BESCHRIJVING VAN DE TOETSEN INGAVE VAN DE PASWOORDEN HOE EEN PASWOORD INGEGEVEN WORDT DE CENTRALE RESETTEN IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE DETECTIELUSSEN INSCHAKELEN VAN EEN UITGESCHAKELDE LUS UITSCHAKELEN VAN EEN INGESCHAKELDE LUS WERKING VAN DE CENTRALE IN GEVAL VAN FOUT FOUTEN IN DE CENTRALE...13 A) SIRENELUS, BIJKOMENDE VOEDING (24V) EN DETECTIELUS ZONDER MEMORISATIE (INI LUS)...13 B) 220V VOEDING...13 C) BATTERIJ...13 C) SYSTEEMFOUT FOUTEN MET BETREKKING TOT EEN DETECTIELUS WERKING VAN DE CENTRALE BIJ PREALARM WERKING VAN DE CENTRALE BIJ ALARM...15 MEMORANDUM VOOR DE GEBRUIKER...16

4 Lijst van de figuren Figuur 1: Frontpaneel van het model XF-C6...5 Figuur 2: Toetsen voor het ingeven van de paswoorden voor niveau 1 en niveau Figuur 3: LED voor aanduiding niveau en annulatietoets ingave paswoord...10 Figuur 4: Positionering van de <Herwapening>-toets...11 Figuur 5: Toetsen en LED s voor het in- en uitschakelen van detectielussen...12 Figuur 6: Toetsen en LED s voor het zichtbaar maken van fouten met betrekking tot de centrale...14

5 1. Bedieningskenmerken De centrale herstelt automatisch na elke batterij-, voedingsspannings- of detectielusfout. Er zijn drie gebruiksniveaus. Niveau 0 is direct toegankelijk. Voor niveau 1 is er een paswoord van 4 cijfers nodig. Dit paswoord is niet programmeerbaar. Het akoestisch signaal (sirene) van een alarmconditie kan op elk moment uitgeschakeld worden door een bepaalde commandosequentie te gebruiken. Dergelijk signaal kan ingeschakeld worden, zelfs al is de centrale niet in alarm. 2. Frontpaneel van het model XF-C6 Sommige aanduidingen en LED s zijn niet aanwezig op de modellen XF-C2 en XF-C4. De ontbrekende indicaties en LED s verwijzen naar de ontbrekende lussen. LED s verwijzend naar de centrale (Algemene LED s) Set van 6 toetsen verwijzend naar de lussen (niet op alle modellen) Set van 6 toetsen verwijzend naar de centrale (op alle modellen) Figuur 1: Frontpaneel van het model XF-C6 LED s verwijzend naar de detectielussen

6 3. Beschrijving van de LED s op de print De LED s kunnen in twee verschillende groepen ingedeeld worden: LED s in verband met de centrale LED s in verband met de detectielussen 3.1 LED s in verband met de centrale Deze LED s tonen de toestand van de centrale en kunnen op alle modellen teruggevonden worden. LED KLEUR BESCHRIJVING Alarm Rood De LED knippert met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT) bij het optreden van een alarm; hij blijft continu AAN na het stoppen van het alarm, om aan te duiden dat het evenement bewaard werd. De LED gaat opnieuw knipperen als de <Sirenes>-toets ingedrukt wordt. Tijdens het programmeren van de centrale (niveau 2) blijft de LED continu AAN als een prealarm vertraging van 30 seconden geselecteerd werd. Pre-alarm Rood De LED knippert met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT) bij het optreden van een prealarm. Zelfs na het overgaan naar een alarmconditie, blijft de LED knipperen. Na het indrukken van de evacuatieknop om het alarm te bevestigen, gaat de LED continu AAN. Als nogmaals op de <Sirenes>-toets gedrukt wordt, gaat de LED niet opnieuw knipperen, omdat de centrale nu in alarm is. Tijdens het programmeren van de centrale (niveau 2), blijft de LED continu AAN als een prealarm vertraging van 60 seconden geselecteerd werd. Fout Geel De LED knippert met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT) bij het optreden van een fout. Als de LED s die overeenkomen met de detectielussen en de LED voor het aanduiden van spanningsuitval UIT blijven, dan moet de fout gezocht worden in de sirenelus of de lus zonder memorisatie (INI lus). Tijdens het programmeren van de centrale (niveau 2), blijft de LED continu AAN als een prealarm vertraging van 120 seconden geselecteerd werd. Zone uit Geel De LED knippert met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT) bij het in- of uitschakelen van een detectielus. De LED blijft continu AAN als tenminste één detectielus uitgeschakeld is. Test Geel Als de LED continu AAN is, dan is een test (op eender welk niveau) aan het lopen. Niveau Geel De LED knippert met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT) bij het ingeven van een paswoord en blijft continu AAN als niveau 1 opgeroepen werd. De LED knippert met een frequentie van 2 Hz (1 sec. AAN 1 sec. UIT) als niveau 2 opgeroepen werd. Voeding Groen De LED is continu AAN als de centrale voedingsspanning krijgt (ofwel van de netspanning ofwel van de batterijen of van beide). Batterij fout Geel De LED is continu AAN als een batterijfout optreedt; hij knippert met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT) als de netspanning uitvalt. Systeem fout Geel De LED is continu AAN bij het optreden van een algemene fout in de centrale (dit is waarschijnlijk het gevolg van een fout in de microprocessor op de print). Functie Geel De LED is continu AAN als de detectielussen werken en geprogrammeerd zijn (enkele of dubbele drempel). Als de LED UIT is, dan betekent dit dat alle detectielussen werken met enkele drempel, onafhankelijk van hun programmatie. De LED knippert met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT) tijdens het programmeren van de lussen.

7 3.2 LED s in verband met de detectielussen Deze LED s tonen de status van elke lus. Het aantal LED s varieert naargelang het model. LED KLEUR BESCHRIJVING Alarm Rood De LED knippert met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT) als de overeenkomstige lus in prealarm of alarm is (in dit geval knippert ook de Pre-alarm of de Alarm -LED). De LED blijft continu AAN na het stoppen van het alarm, om aan te duiden dat het evenement bewaard werd. Als de <Sirenes> toets ingedrukt werd, blijft de LED continu AAN. Fout / Uit Geel Normaal is de LED UIT om aan te duiden dat de overeenkomstige lus correct functioneert en van de juiste eindelusweerstand voorzien is. De LED is continu AAN als de lus uitgeschakeld is. Hij knippert met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec AAN 0.5 sec. UIT) bij het optreden van een lusfout. Hij knippert met een frequentie van 2 Hz (1 sec. AAN 1 sec. UIT) als de lus in test is. Functie Geel De LED is continu AAN als elke detectielus werkt zoals ze geprogrammeerd is. De LED is UIT als alle lussen werken met enkele drempel, niettegenstaande ze eventueel anders geprogrammeerd zijn. De LED knippert met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT) als de detectielussen in programmatiemode zijn. 4. Beschrijving van de toetsen Het aantal toetsen op het frontpaneel varieert volgens het model. Zes toetsen kunnen op alle modellen teruggevonden worden: <Uit>, <Herwapening>, <Stop buzzer>, <Test>, <Sirenes>, <Functie>; er zijn vier lus/numerische toetsen op de modellen XF-C2 en XF-C4 modellen en zes op het XF-C6 model. Toets Model CN2 CN4 CN6 Beschrijving Uit <Uit>-toets. Schakelt de detectielussen aan/uit indien gebruikt op niveau 1. Laat toe om de prealarm vertragingstijd te wijzigen indien gebruikt op niveau 2. Tijdens het ingeven van een paswoord kan met deze toets het ingeven onderbroken worden. Herwapening <Herwapening>-toets. Actief op zowel niveau 1 als niveau 2. Door op deze toets te drukken worden de centrale en alle aanwezige signalen gereset. Bij een alarm moet de <Sirenes>toets ingedrukt worden alvorens de centrale te resetten. Stop buzzer <Stop buzzer>-toets. Met deze toets kan de zoemer op elk niveau gestopt worden. Test <Test>-toets. Op niveau 0 wordt door het drukken op deze toets een test uitgevoerd op de zoemer en de LED s van de centrale (duurtijd 3 sec.). Op niveau 1 wordt een test uitgevoerd op de detectielussen, met manuele reset (zie sectie 4.7.2). Op niveau 2 wordt een test uitgevoerd op de detectielussen, met automatische reset (zie sectie 4.7.3). Sirenes <Sirenes>-toets. Actief op zowel niveau 1 als niveau 2. Als de centrale zich in de normale toestand bevindt, worden door het drukken op deze toets de zoemer gestart en de algemene Alarm -LED aangezet, waardoor deze laatste met een frequentie van 1 Hz gaat knipperen. (vervolg zie volgende blz.)

8 Toets Model CN2 CN4 CN6 Beschrijving Sirenes (vervolg vorige blz.) Door nogmaals op de toets te drukken, wordt de sirene gestopt en blijft de Alarm -LED continu AAN. Als de centrale daarentegen in alarm is, zal de eerste keer drukken op deze toets de sirene stoppen en de Alarm -LED continu AAN zetten. Door een tweede keer op te toets drukken wordt dan de sirene herstart en gaat de Alarm -LED opnieuw knipperen. Functie <Functie>-toets. Op niveau 1: Indien voor de eerste keer ingedrukt, toont de toets hoe de detectielussen geprogrammeerd zijn (enkele/dubbele drempel). Bij een volgende druk op de toets kan geschakeld worden tussen mode 1 (elke lus werkt zoals ze geprogrammeerd is) en mode 2 (alle lussen werken als enkele drempel lussen). De geselecteerde mode wordt aangeduid door de Functie -LED. <Functie>-LED: Continu AAN als mode 1 geselecteerd is; UIT als mode 2 geselecteerd is. Op niveau 2 kan de toets gebruikt worden om de lussen te programmeren. Uit Test-1 Uit Test-2 Uit Test-3 Uit Test-4 Uit Test (zone 5) Uit Test (zone 6) Deze toets kan gebruikt worden om de overeenkomstige detectielus in of uit te schakelen, om een test op de lus uit te voeren om de werkingsmode van de lus te wijzigen, alnaargelang de sequentie van ingedrukte toetsen en het werkingsniveau van de centrale. Ze kan eveneens gebruikt worden voor het ingeven van een paswoord. Zie <Uit / Test-1> toets. Zie <Uit / Test-1> toets. Voor model XF-C2 kan deze toets enkel gebruikt worden voor het ingeven van een paswoord. Zie <Uit / Test-1> toets. Voor model XF-C2 kan deze toets enkel gebruikt worden voor het ingeven van een paswoord. Zie <Uit / Test-1> toets. Deze toets kan niet gebruikt worden voor het ingeven van een paswoord. Zie <Uit / Test-1> toets. Deze toets kan niet gebruikt worden voor het ingeven van een paswoord.

9 5. Ingave van de paswoorden De centrale heeft 3 verschillende werkingsniveaus. NIVEAU 0 Om toegang te krijgen tot dit niveau, hoeft men niets te doen op de centrale. Op dit niveau kan men testen uitvoeren van de zoemer en de LED s, evenals de zoemer stoppen, ongeacht de oorzaak van activatie (alarm, prealarm, fout of het drukken op de <Sirenes>-toets). NIVEAU 1 Om toegang te krijgen tot dit niveau, moet een paswoord van 4 cijfers ingegeven worden. Dit paswoord is vastgelegd door de fabrikant en kan niet gewijzigd worden. In niveau 1 kan men: De zoemer stoppen De sirene activeren De sirene stoppen De detectielussen in- en uitschakelen De centrale resetten Niveau 1 kan afgesloten worden door op de <Herwapening>-toets te drukken of door 1 minuut na de laatste toetsdruk te wachten (timeout). Na het verlaten van niveau 1 gaat de centrale terug naar niveau 0. NIVEAU 2 Is voorbehouden voor de installateur. 5.1 Hoe het paswoord ingegeven wordt Het ingeven van het paswoorden voor niveau 1 wordt uitgevoerd met de toetsen van lussen 1, 2, 3 en 4. Toetsen voor het ingeven van de paswoorden voor niveau 1. Figuur 2: Toetsen voor het ingeven van de paswoorden voor niveau 1 en niveau 2 Denk eraan dat op het model XF-C2 de toetsen voor lussen 3 en 4 enkel gebruikt kunnen worden voor het ingeven van paswoorden. Ze kunnen niet gebruikt worden voor het in- en uitschakelen van een detectielus.

10 LED voor het aanduiden van het werkingsniveau Figuur 3: LED voor aanduiding niveau en annulatietoets ingave paswoord Als men het werkingsniveau van de centrale wil wijzigen, dan moet men er zeker van zijn dat de centrale op niveau 0 aan het werken is, met gedoofde Niveau -LED. Als dit het geval is, dan moet men het niveau 1 paswoord ingeven door de juiste toetsen in te drukken. Het paswoord voor niveau 1 is 1234: druk op <Uit / Test 1>, <Uit / Test 2>, <Uit / Test 3>, <Uit / Test 4> (dus de toetsen voor lussen 1, 2, 3 en 4 in volgorde). Na het indrukken van de eerste toets (<Uit / Test 1> in dit voorbeeld), begint de Niveau -LED te knipperen met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT) om aan te duiden dat minstens één cijfer van de code ingegeven werd. Na het ingeven van het complete paswoord, kan de Niveau -LED op één van de volgende drie manieren reageren: 1. De Niveau -LED blijft knipperen met een frequentie van 1 Hz. Het paswoord dat net werd ingegeven is niet correct; de centrale blijft op niveau 0. Het paswoord voor niveau 1 werd niet herkend. Druk op de <Uit>-toets en voer het paswoord opnieuw in. 2. De Niveau -LED blijft continu AAN. Het paswoord voor niveau 1 werd herkend. De centrale bevindt zich nu op niveau 1. Als men het ingeven van een paswoord wenst te onderbreken (terwijl de Niveau -LED knippert met een frequentie van 1 Hz), dan moet men op de <Uit>-toets drukken: de Niveau -LED wordt uitgeschakeld en de centrale is klaar om de procedure opnieuw uit te voeren. Het is niet mogelijk om de paswoorden te wijzigen. Hieronder is het paswoord voor niveau 1 vermeld. PASWOORD NIVEAU 1: Toets voor het annuleren van het ingeven van een paswoord.

11 5.2 De centrale resetten De centrale kan gereset worden door op de <Herwapening>-toets te drukken op niveau 1. Daarenboven gaat de centrale terug naar de normale toestand. Als een alarm- of foutconditie nog altijd aanwezig is, dan zal de centrale de overeenkomstige signalen terug activeren. Na het resetten van de centrale, worden de detectielussen tijdelijk uitgeschakeld gedurende 3 seconden: hierdoor worden de detectoren eveneens gereset. Dit wordt getoond door het aanschakelen van de LED s van de detectielussen (enkel Fout / Uit -LED s). PROCEDURE Geef het paswoord voor niveau 1 in en druk daarna op de <Herwapening>-toets. Opmerking: Als de centrale in alarm is, druk dan eerst op de <Sirenes>-toets alvorens de resetprocedure uit te voeren. Figuur 4: Positionering van de <Herwapening>-toets Toets voor het resetten van de centrale (actief op niveau 1 en 2)

12 6 In- en Uitschakelen van de detectielussen PROCEDURE Geef het paswoord voor niveau 1 in. Het is nu mogelijk om een ingeschakelde lus uit te schakelen of een uitgeschakelde lus in te schakelen. 6.1 Inschakelen van een uitgeschakelde lus Een lus is uitgeschakeld als de overeenkomstige Fout / Uit -LED continu AAN is. In deze toestand kan de lus geen alarm of fout detecteren. Om een lus in te schakelen druk achtereenvolgens op <Uit> en <Uit / Test-x> waarbij x een waarde van 1 tot 6 is, afhankelijk van de lus die men wenst in te schakelen en het model van de centrale. Als bijvoorbeeld lus 2 moet ingeschakeld worden, dan moet eerst het paswoord voor niveau 1 ingegeven worden, gevolgd door de toetsen <Uit> en <Uit / Test 2>. 6.2 Uitschakelen van een ingeschakelde lus Een lus is ingeschakeld als de overeenkomstige Fout / Uit -LED UIT is of knippert met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT). Deze laatste conditie duidt aan dat er een fout in de lus gedetecteerd werd. Een lus in fout kan uitgeschakeld worden; een lus in alarm kan niet uitgeschakeld worden. Om een lus uit te schakelen, druk achtereenvolgens op <Uit> en <Uit / Test x>, waarbij x een waarde van 1 tot 6 is, afhankelijk van de lus die men wenst uit te schakelen en het model van de centrale. Als bijvoorbeeld lus 1 moet uitgeschakeld worden, dan moet eerst het paswoord voor niveau 1 ingegeven worden, gevolgd door de toetsen <Uit> en <Uit / Test 1>. Als er tenminste één lus uitgeschakeld is, dan is de Zone uit -LED conitinu AAN. Als de Zone uit -LED UIT is, dan betekent dit dat er geen zones uitgeschakeld zijn. Toets voor het in- en uitschakelen van detectielussen LED voor het aanduiden van de aanwezigheid van uitgeschakelde detectielussen Toets die naar een detectielus refereert Figuur 5: Toetsen en LED s voor het in- en uitschakelen van detectielussen

13 7. Werking van de centrale in geval van fout Indien de centrale één van deze toestanden aanduid moet men zijn installateur contacteren. De centrale kan twee types van fouten aanduiden: Fouten in de centrale Fouten in de detectielussen 7.1 Fouten in de centrale Deze hebben betrekking op de volgende zaken: Sirenelus, bijkomende voeding (24V) en koppeling met andere XFC centrale. 220V voeding Batterij Systeemfout Alle fouttypes laten het foutrelais los met een vertraging van 4 seconden nadat de fout gedetecteerd werd. De fout kan steeds bevestigd worden door op de <Stop buzzer>-toets te drukken, ongeacht de oorzaak ervan. a) Sirenelus, bijkomende voeding (24V) & detectielus zonder memorisatie (INI lus) Als de sirenelus niet voorzien is van een eindelusweerstand of de zekering FUSE 1 is defect of niet geplaatst, dan geeft de centrale een fout door het knipperen van de Fout -LED met een frequentie van 1 Hz en door het continu activeren van de zoemer. De centrale vertoont dezelfde symptomen ( Fout -LED knippert en zoemer werkt continu) als de koppeling met een andere XFC - centrale werkt niet meer. b) 220V voeding Als de 220V voeding faalt dan gaan de Fout -LED en de Batterij fout -LED knipperen met een frequentie van 1 Hz. De zoemer gaat continu werken. c) Batterij Bij een batterijfout zal de Fout -LED knipperen met een frequentie van 1 Hz en gaat de Batterij fout -LED continu AAN. De zoemer werkt continu. d) Systeemfout In dit geval gaan de Fout -LED en de Systeem fout -LED continu AAN. De zoemer gaat continu werken. De centrale is volledig defect.

14 7.2 Fouten met betrekking tot een detectielus Fouten met betrekking tot detectielussen worden aangeduid met de Fout en Fout / Uit LED s. Wanneer er een kabelbreuk opgetreden is of een detector is verwijderd uit zijn sokkel, dan knipperen de Fout en de Fout / Uit van de betreffende zone met een frequentie van 1 Hz. De zoemer werkt continu. Deze LED is aan bij het optreden van een fout (alle fouten) Figuur 6: Toetsen en LED s voor het zichtbaar maken van fouten met betrekking tot de centrale 8. Werking van de centrale bij prealarm LED s voor het aanduiden van fouten in de voedingsspanning, batterijfout en systeemfout. Toets voor het bevestigen van een fout LED voor het aanduiden van een lusfout Als een detectielus van de centrale geprogrammeerd werd als dubbele drempel lus en één detector op deze lus gaat in alarm, dan activeert de centrale de prealarm procedure. De algemene Pre-alarm -LED en de Alarm LED van de lus gaan knipperen met een frequentie van 1 Hz. De gebruiker kan zo zien welke lus naar de prealarm status gegaan is. Het prealarm relais wordt eveneens geactiveerd en de zoemer gaat werken met een frequentie van 1 Hz. Door het drukken op de <Stop buzzer>-toets kan de zoemer op elk niveau gestopt worden. De enige manier om de prealarm status te verlaten is het drukken op de <Herwapening>-toets op ofwel niveau 1 of niveau 2. De centrale kan vanuit de prealarmstatus naar de alarmstatus overgaan door één van de volgende oorzaken: 1. Er wordt op dezelfde lus nog een detector geactiveerd 2. De prealarm vertragingstijd is verstreken OPMERKING 1: Als de centrale van de prealarmstatus naar de alarmstatus overgaat, dan worden de prealarm indicaties niet gewist. Dit betekent dat het prealarm relais en de algemene Prealarm -LED actief blijven tot de centrale gereset wordt. OPMERKING 2: Als meer dan één lus naar de prealarmstatus overgaat, dan wordt de prealarmvertraging genomen vanaf de activatie van de eerste lus.

15 9. Werking van de centrale bij alarm De centrale kan naar de alarmstatus overgaan door één van de volgende oorzaken: 1. Twee of meer detectoren aangesloten op een dubbele drempel lus zijn geactiveerd vóór het verlopen van de prealarm vertragingstijd. 2. Een detector op een dubbele drempel lus werd geactiveerd en de prealarm vertraging is verlopen 3. Eén of meer detectoren aangesloten op een enkele drempel lus zijn geactiveerd. In de eerste twee gevallen komt de centrale uit de prealarm status. Alle indicaties van deze prealarmstatus blijven aanwezig. Als de centrale naar de alarmstatus overgaat, gaat de Alarm -LED knipperen met een frequentie van 1 Hz (0.5 sec. AAN 0.5 sec. UIT) en begint de zoemer te werken (zelfs als deze gestopt werd tijdens de prealarm vertragingstijd met de <Stop buzzer>-toets). De sirenelus, het alarmrelais en de open collector uitgang van de lus worden eveneens geactiveerd. Door op de <Stop buzzer>-toets te drukken kan de zoemer gestopt worden op elk niveau. HET ALARM WORDT HIERDOOR ECHTER NIET BEVESTIGD. OM HET ALARM TE BEVESTIGEN, DRUK DE CODE VOOR NIVEAU1 EN OP DE <Sirenes>-TOETS. Hierna wordt de sirene uitgeschakeld en de zoemer stopt. De algemene Alarm en Pre-alarm LED s en ook de Alarm -LED van de lus blijven continu AAN om aan te duiden dat het alarm bevestigd werd. Als er meerdere lussen geactiveerd zijn, dan kan de gebruiker zien welke lussen bevestigd werden en welke lussen geactiveerd werden sedert de laatste bevestiging. De bevestiging van een alarm heeft geen invloed op de status van zowel het alarmrelais als de geactiveerde open collector uitgangen. De sirene kan opnieuw geactiveerd worden door op de <Sirenes>-toets te drukken. In dit geval zal enkel de algemene Alarm -LED gaan knipperen met een frequentie van 1 Hz. De Alarm -LED van de lus blijft continu AAN. Dit wordt zo getoond om aan te duiden dat de sirene actief is, maar dat de lus voorheen al bevestigd werd. De zoemer begint eveneens opnieuw te werken. Het activeren en stoppen van de sirene kan zoveel als men wil uitgevoerd worden door telkens op de <Sirenes>-toets te drukken. Op elke lus kunnen maximum 4 of 5 detectoren en drukknoppen tegelijkertijd in alarm zijn. Als meerdere detectoren of drukknoppen tegelijkertijd in alarm gaan, dan gaat de lus open om overbelastingen te vermijden. BELANGRIJK: DE <Sirenes>-TOETS IS ALTIJD ACTIEF OP NIVEAU 1. OM DE SIRENE TE ACTIVEREN, MOET DE CENTRALE ZICH NIET NOODZAKELIJK IN DE ALARM- OF PREALARMSTATUS BEVINDEN. OM DE SIRENE TE ACTIVEREN, GEEF HET NIVEAU 1 PASWOORD IN EN DRUK OP DE <Sirenes>- TOETS.

16 MEMORANDUM VOOR DE GEBRUIKER PASWOORD NIVEAU 1: PREALARM VERTRAGINGSTIJD: PROGRAMMATIE VAN ELKE DETECTIELUS (MARKEER HET JUISTE HOKJE ONDER ELK LUSNUMMER) ENKELE DREMPEL DUBBELE DREMPEL LUS 1 LUS 2 LUS 3 LUS 4 LUS 5 LUS