Kinderopvang cijfert. Voorrangsgroepen

Transcriptie

1 Kinderopvang cijfert Voorrangsgroepen Inleiding Elke subsidiegroep met subsidie inkomenstarief (trap 2 of T2) moet op jaarbasis minstens 20% kinderen uit specifieke voorranggroepen opvangen. Elke subsidiegroep met plussubsidie (trap 3 of T3) moet op jaarbasis minstens 30% kinderen uit kwetsbare gezinnen opvangen. Voor de analyse van de 20% tellen we ook de cijfers van de subsidiegroepen met trap 3 mee. Hoe gebeurt de registratie voorrangsgroepen? De cijfers zijn gebaseerd op gegevens die de organisatoren zelf registreerden. Meer info over de registratie vind je op en Voor 2015 zijn de gegevens van 1129 subsidiegroepen verwerkt. Van 8,4% (n=104) van de subsidiegroepen met T2 hebben we geen gegevens ontvangen: 25 subsidiegroepen groepsopvang en 79 subsidiegroepen gezinsopvang en groepsopvang samenwerking (cijfers op 26 september 2017). Voor 2016 zijn de gegevens van 1139 subsidiegroepen verwerkt. Van 8,6% (n=107) van de subsidiegroepen met T2 hebben we geen gegevens ontvangen: 29 subsidiegroepen groepsopvang en 78 subsidiegroepen gezinsopvang of groepsopvang samenwerking (cijfers op 26 september 2017).

2 Voorrangsgroepen Hoeveel procent van de subsidiegroepen heeft minstens 20% kinderen uit een voorrangsgroep opgevangen? Per vergunningstype In 2016 hebben 64,4% van de subsidiegroepen de 20%norm behaald. Dit is meer dan in 2015, toen bedroeg het percentage 56,2%. Er is een stijging bij de gezinsopvang en de groepsopvang. Een kleine daling bij de groepsopvang samenwerking. 75,00% 70,00% 65,00% 69,10% 64,50% 64,30% 60,00% 55,00% 58,80% 55,90% 54,40% 53,50% 56,20% 50,00% 45,00% 40,00% Gezin Groep Groepsoo Totaal % subsidiegroepen die minstens 20% kinderen uit voorrangsgroepen opvangt, per vergunningstype Per subsidietype Wanneer we kijken naar de verschillende subsidietypes, stellen we bijna overal een stijging vast in 2016 tegenover Alle subsidiegroepen die T2A combineren met T3 subsidies (nieuw in 2016) halen de norm. Eindtotaal Gestopt in ,1% 50,0% 56,2% 64,3% T3 met T2a en T2b T3 enkel T2b T3 enkel T2a 88,9% 100,0% 95,7% 100,0% 100,0% T2a en T2b Enkel T2b 53,9% 60,1% 63,4% 68,5% Enkel T2a 56,8% 65,3% 40,0% 50,0% 60,0% 70,0% 80,0% 90,0% 100,0% 110,0% % subsidiegroepen die minstens 20% kinderen uit voorrangsgroepen opvangt, per subsidietype

3 Per rechtsvorm De subsidiegroepen binnen openbare besturen en vzw s halen de beste scores en blijven het hoogst scoren in Respectievelijk 70,2% en 68,0% van deze subsidiegroepen halen de 20%norm. Er is ook een sterke stijging voor de feitelijke verenigingen en andere privévormen. Andere privé rechtsvormen Stijging (2016/2015) 37,5% 55,6% 48,3% Feitelijke vereniging 50,0% 56,7% 13,4% Natuurlijk persoon 52,2% 57,0% 9,2% Openbaar bestuur 62,1% 70,2% 13,0% Vennootschap 56,2% 59,8% 6,4% vzw 57,4% 68,0% 18,5% Totaal 56,2% 64,3% 14,4% % subsidiegroepen die minstens 20% kinderen uit voorrangsgroepen opvangt, per rechtsvorm Hoe is de verdeling van de subsidiegroepen over het percentage bereikte voorrangsgroepen? Ruim een derde van de subsidiegroepen bereikt tussen de 20% en 30% voorrangsgroepen. In vergelijking met 2015 bereiken meer subsidiegroepen 30%, 40% of 50% kinderen uit voorrangsgroepen. % subsidiegroepen % voorrangsgroepen Stijging (2016/2015) 0-9,99 17,1% 12,4% -27,5% 10-17,99 21,0% 19,0% -9,5% 18-19,99 5,7% 4,4% -22,8% 20-29,99 30,1% 34,5% 14,6% 30-39,99 13,0% 13,4% 3,1% 40-49,99 6,3% 6,5% 3,2% >=50 6,8% 9,8% 44,1% Totaal 100,0% 100,0% % Subsidiegroepen per klasse van bereikte kinderen uit voorrangsgroepen Hoeveel procent van de kinderen behoort tot een voorrangsgroep? Per vergunningstype In 2015 kwam 25,5% van de opgevangen kinderen in T2-locaties uit een voorrangsgroep, in 2016 zien we een stijging tot 28,3%. GEZIN 26,0 28,6 GROEP 25,2 28,3 GROEPSOO 25,2 26,8

4 Totaal 25,5 28,3 % kinderen uit een voorrangsgroep, per vergunningstype Per provincie De provincie Antwerpen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest scoren het hoogste percentage opgevangen kinderen uit voorrangsgroepen. Ook hier zien we nog een verder stijging in 2016 tot 31,9% en 35,6%. De grootste stijging zit echter in Limburg, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Stijging% (2016/2015) Antwerpen 30,6 31,9 4,2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest 33,5 35,6 6,3 Limburg 22,3 26,1 17,0 Oost-Vlaanderen 23,6 27,5 16,5 Vlaams-Brabant 22,0 25,9 17,7 West-Vlaanderen 23,5 25,6 8,9 Totaal 25,5 28,3 11,0 % kinderen uit voorrangsgroepen, per provincie en BHG Per gebiedsindeling (VRIND) 1 In de steden worden procentueel gezien het meest aantal kinderen uit voorrangsgroepen opgevangen. In 2016 bedroeg dit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 35,6%, 41% in Antwerpen en 35% in Gent, telkens een stijging tegenover Sterkere stijgingen zien we vooral in nietgrootstedelijk gebied. Alleen in de grootstedelijke rand stellen we een achteruitgang vast. Stijging% (2016/2015) Brussels Hoofdstedelijk Gewest 33,5 35,6 6,3 centrumsteden 27,6 29,3 6,2 grootstedelijke rand 24,1 22,2-7,9 grootsteden 37,1 38,8 4,6 Antwerpen 40,0 41,0 2,5 Gent 32,6 35,0 7,4 kleinstedelijke provinciaal 25,0 30,8 23,2 overgangsgebied 19,3 22,5 16,6 platteland 18,9 22,1 16,9 regionaal stedelijke rand 19,6 20,8 6,1 stedelijk gebied rond Brussel 22,7 26,5 16,7 structuurondersteunende steden 23,5 28,3 20,4 Totaal 25,5 28,3 11 % kinderen uit voorrangsgroepen, per gebiedsindeling VRIND 1 Een overzicht van de VRIND-indeling met alle gemeenten met de gebiedsindeling vind je hier.

5 Kwetsbare gezinnen Hoeveel procent van de subsidiegroepen heeft minstens 30% kinderen uit een kwetsbaar gezin opgevangen? In 2016 was er een sterke uitbreiding van het aantal T3 plaatsen: 1221 gesubsidieerde plaatsen T3 zijn er bijgekomen. Per vergunningstype Tot 2015 waren er enkel T3 plaatsen mogelijk in de groepsopvang. Bij de uitbreiding in 2016 is dit veranderd. Sindsdien zijn er ook bij de gezinsopvang T3 subsidies mogelijk. Ruim 75% van de subsidiegroepen T3 vingen elk in 2016 ruim 30% kinderen uit een kwetsbaar gezin op. Dit is vergelijkbaar met % subsidiegroepen totaal aantal %subsidiegroepen totaal aantal die 30% norm halen subsidiegroepen die 30% norm halen subsidiegroepen GEZIN 72,70% 11 GROEPSOO 100,00% 5 GROEP 76,50% 17 74,10% 58 Eindtotaal 76,50% 17 75,70% 74 % subsidiegroepen die minstens 30% kinderen uit een kwetsbaar gezin opvangt, per voorzieningstype Wanneer we echter kijken naar de spreiding van de subsidiegroepen over de categorieën van het percentage kwetsbare gezinnen, dan blijkt dat in ,8% van de subsidiegroepen elk 50% kinderen uit kwetsbare gezinnen opvangt. In 2016 bedroeg dit 35,1% van de subsidiegroepen. In 2015 haalden 4 subsidiegroepen (23,6%) de 30% grens niet. In 2016 behaalden 18 subsidiegroepen (24,4%) deze norm niet , , , , ,99 >= 50 Totaal Aantal subsidiegroepen % subsidiegroepen 0% 11,8% 11,8% 0% 17,6% 58,8% 100% Aantal subsidiegroepen % subsidiegroepen 4,1% 2,7% 17,6% 25,7% 14,9% 35,1% 100% % subsidiegroepen T3 naar klasse % opgevangen kinderen uit kwetsbare gezinnen Per rechtsvorm Het aandeel subsidiegroepen dat 30% kinderen uit kwetsbare gezinnen bereikt, lag in 2015 het hoogst bij een vzw (80%). In 2016 scoren de vzw s ook nog hoog (76%), maar halen 93,3% van de subsidiegroepen bij openbare besturen de 30%norm.

6 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Feitelijke vereniging Natuurlijk persoon Openbaar bestuur Vennootschap vzw Totaal ,40% 80,00% 76,50% ,00% 60,00% 93,30% 33,30% 76,00% 75,70% % subsidiegroepen die minstens 30% kinderen uit kwetsbare gezinnen opvangt, per rechtsvorm Hoeveel procent van de kinderen opgevangen in T3 locatie behoort tot een kwetsbaar gezin? Per vergunningstype In 2016 zijn er meer kinderen uit een kwetsbaar gezin opgevangen (5224 in 2016 tegenover 1171 in 2015). Procentueel gezien kwamen er in 2015 in T3 locaties 60,1% uit een kwetsbaar gezin; in ,5%. Het aantal kinderen uit een voorrangsgroep in T3 locaties bedroeg 64,5% in 2015 en 49,7% in Het gegeven dat velen nog in opstartfase zitten, is een verklaring voor het verschil in percentage tussen beide jaren. % kinderen uit voorrangsgroepen % kinderen uit kwetsbare gezinnen % kinderen uit voorrangsgroepen % kinderen uit kwetsbare gezinnen GEZIN 48,8 46,4 GROEP 64,5 60,1 48,4 43,0 GROEPSOO 63,4 61,8 Eindtotaal 64,5 60,1 49,7 45,5 % kinderen uit voorrangsgroepen en kwetsbare gezinnen in T3 locaties, per vergunningstype

7 Per gebiedsindeling In grootsteden worden procentueel gezien het meest aantal kinderen uit kwetsbare gezinnen opgevangen. Op het platteland en in de regionaal stedelijke rand scoort men het laagst. % kwetsbare gezinnen % kwetsbare gezinnen Brussel Hoofdstedelijk Gewest 65,3 45,4 centrumsteden 48,0 39,2 grootsteden 71,6 59,5 kleinstedelijke provinciaal 31,6 overgangsgebied 40,0 platteland 21,2 regionaal stedelijke rand 37,4 19,6 structuurondersteunende steden 39,1 Eindtotaal 60,1 45,5 % kinderen uit kwetsbare gezinnen, per gebiedsindeling VRIND Overzicht opgegeven kenmerken die in aanmerking komen voor voorrangsgroep of kwetsbaar gezin De kenmerken die in aanmerking komen om te behoren tot een voorrangsgroep of een kwetsbaar gezin, zijn gekend vanaf De kenmerken werk en/of opleiding, een laag inkomen en alleenstaanden zijn de meest voorkomende kenmerken. In respectievelijk 88,8%, 70% en 34,5% komen de opgevangen kinderen uit een gezin met dergelijk kenmerk. % Werk en/of Opleiding % Sociale of pedagogische redenen % Pleegkinderen % Laag opleidings-vermogen % Laag inkomen % Gezinslid met handicap % Gezindslid met verminderd zelfzorgvermogen % Alleenstaanden % voorrangsgroepen (minstens T2) % kwetsbare gezinnen T3 1,1 2,2 2,1 11,6 18,4 28,3 34,5 45, ,

8 BIJLAGE Vrind-indeling verstedelijking Een overzicht van de VRIND-indeling met alle gemeenten met de gebiedsindeling vind je hier.