Transcriptie

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27 Verkennend Milieutechnisch Bodemonderzoek januari 2008 (J In bovengrondmonster X18 voor lood (zware metalen) een overschrijding is aangetoond ten opzichte van de interventiewaarde; Cl In bovengrondmonster X19 (boring 3A) voor barium en kwik (zware metalen) overschrijdingen zijn aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde; Cl In bovengrondmonster X19 voor lood (zware metalen) een overschrijding is aangetoond ten opzichte van de tussenwaarde; Cl In bovengrondmonster X20 (boring 117) voor lood en zink (zware metalen) overschrijdingen zijn aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde; (J In bovengrondmonster X21 (boring 115) voor lood (zware metalen) een overschrijding is aangetoond ten opzichte van de achtergrond waarde; (J In bovengrondmonster X22 (boring 107) voor lood en zink (zware metalen) overschrijdingen zijn Cl aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde; In bovengrondmonsters X23 (boring 113), X24 (boring 112) en X25 (boring 101) voor lood (zware metalen) overschrijdingen zijn aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde; (J In bovengrondmonsters X26 (boring 118), X27 (boring 119) en X28 (boring 120) voor lood (zware metalen) overschrijdingen zijn aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde. De bodem op de onderzoekslocatie is uit milieuhygiênisch oogpunt niet vrij van milieuvreemde stoffen, zoals vermeld in de "Leidraad Bodembescherming" van het Ministerie van VROM en voldoet hiermee niet aan de hierin gestelde criteria voor "multifunctionaliteit". De vooraf gestelde hypothese 'onverdacht' voor deze locatie dient derhalve formeel te worden verworpen. De in eerste instantie vastgestelde matig verhoogde gehalten voor lood (zware metalen) in de bovengrond tijdens het verkennend onderzoek vormden formeel aanleiding voor de uitvoering van nader bodemonderzoek. Op basis van de resultaten van het verkennend- en nader bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat er, naast het verspreidt voorkomen van licht verhoogde waarden voor diverse zware metalen, in de nabijheid van het landhuis matige tot sterke verontreinigingen met barium, lood en zink (zware metalen) voorkomen. Plaatselijk kunnen deze verhoogde waarden met zware metalen worden gerelateerd aan de aanwezige antropogene bijmenging met baksteen. Gezien het ontbreken van antropogene bijmengingen ter plaatse van boring 9 bestaat daarnaast het vermoeden dat de spotsgewijs aangetroffen matig tot sterk verhoogde waarden met lood en zink (zware metalen) verband kunnen houden met het gebruik van loodslabben, zinken dakgoten en de beschildering van het landhuis. Ten aanzien van de plaatselijk aanwezige sterke verontreinigingen met lood en zink (zware metalen) aan de zuidzijde van het landhuis is op basis van de geschatte omvangbepaling geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (meer dan 25 m 3 grondvolume sterk verontreinigd), zoals bedoeld in de Wet bodem bescherm ing. De vastgestelde gehalten in de bovengrond vormen gezien de aard van de verontreiniging en het bodem gebruik momenteel geen acute risico's voor de volksgezondheid. Daarnaast betreft het een immobiele verontreiniging en treedt er geen of nauwelijks verspreiding op als gevolg van uitloging naar de ondergrond. De milieukwaliteit van de bodem is onzes inziens in voldoende mate vastgelegd. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek zijn er in milieuhygiênische zin geringe belemmeringen voor het realiseren van de voorgenomen verbouwing op de verontreinigde locatie. Het verwijderen van de sterk verontreinigde grond met zware metalen dient bij de gemeente Hardenberg te worden gemeld. De ontgraving dient onder milieukundige begeleiding te worden uitgevoerd. Na afloop van de ontgraving dienen bij voorkeur controle monsters van putwanden en putbodem genomen te worden ter verificatie van het resultaat. Van de ontgraving dient een evaluatierapport te worden opgesteld. In een standaard verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 wordt de grond niet geanalyseerd op asbest. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden is indicatief een visuele inspectie uitgevoerd op de aanwezigheid van asbest verdacht materiaal. Op de locatie is baksteen als verhardingsmateriaal en als

28 Verkennend Milieutechnisch Bodemonderzoek januari 2008 bijmenging in de grond aangetroffen. Zintuiglijk is tussen het puinmateriaal geen asbest verdacht (plaat)materiaal aangetroffen. Aanbevolen wordt bij graafwerkzaamheden de baksteenhoudende grond gescheiden te ontgraven en, indien van toepassing, op een daartoe geêigende wijze af te voeren.

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

53

54

55

56

57

58

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

70

71

72

73

74

75

76

77

78

79

80

81

82

83

84

85

86

87

88

89

90