Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Tweede Examenperiode

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2008-09 Tweede Examenperiode"

Transcriptie

1 Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Tweede Examenperiode DE TOEPASSING EN INTERPRETATIE VAN DE THEMATIC APPERCEPTION TEST IN ONDERZOEK: EEN LITERATUURSTUDIE Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad Master in de Psychologie, Optie Klinische Psychologie door Marian Cardoen Promotor: Prof. Dr. Paul Verhaeghe Begeleider: Ruth Inslegers

2 Ondergetekende, <Marian Cardoen, > geeft toelating tot het raadplegen van de scriptie door derden.

3 Dankwoord Terwijl ik de laatste hand leg aan deze scriptie ervaar ik een gevoel van voldoening. Het is een mijlpaal in mijn leven: het afronden van een jarenlange studie. Ik zou hierbij dan ook graag een aantal mensen bedanken. Voor het lezen van deze scriptie en het geven van feedback zou ik graag mijn begeleidster Ruth willen bedanken. Ook Ellen, Ellen, en mijn broer Stefan waren een grote hulp bij het geven van feedback en het spelen van klankbord. Ik had dit punt niet kunnen bereiken zonder de schouderklopjes en de ondersteuning van mijn vriendenkring. Tijdens mijn studententijd ben ik een aantal bijzondere mensen tegengekomen, en hechte vriendschappen werden gevormd. Ik zou dan ook graag in het bijzonder Ellen, Ellen, Liesbeth, Ilja, Tyché, Tine, Valerie, Katrien, Doukje, en Kristien willen bedanken voor de leuke en ontspannende momenten die ik met hen heb meegemaakt. Wie zeker ook niet kan ontbreken in dit dankwoord is mijn moeder. Zij heeft me gedurende mijn opleiding financieel en emotioneel ondersteund. Ook mijn broers en zus wil ik graag bedanken, voor hun steun, hun bemoedigende woorden, en bereidheid om me bij te staan tijdens moeilijke periodes.

4 ABSTRACT Door middel van een literatuurstudie willen we de status van de Thematic Apperception Test (Murray, 1943) binnen onderzoek in kaart brengen. Ondanks de controverse rond de wetenschappelijkheid van projectieve technieken worden deze door voorstanders aangebracht als methoden die fundamentele informatie over een persoon kunnen opleveren. Via online databanken werd er gezocht naar artikels binnen het onderzoeksdomein waarbij de TAT betrokken was. Daaruit bleek dat de TAT gewaardeerd wordt als een bruikbaar instrument om fundamentele persoonlijkheidsaspecten te meten die niet toegankelijk zijn voor expliciete meetmethodes. Om de psychodiagnostische waarde van deze projectieve test aan te tonen dienen vooreerst de betrouwbaarheid en validiteit ervan bestudeerd en geëvalueerd te worden. Hiervoor is echter een systematische toepassing nodig. Dit ontbreekt voorlopig nog op vlak van standaard afnamesets van afbeeldingen. De interpretatie van TAT-narratieven op vlak van motivationele thema s, object relaties en sociale cognities, en defensiemechanismes is reeds gestandaardiseerd door de ontwikkeling van onderbouwde scoringssystemen. We bekeken in deze literatuurstudie de Social Cognition and Object Relations Scales (SCORS; Westen, 2002) en de Defense Mechanism Manual (DMM; Cramer, 1987). Voor beide scoringssystemen zijn er optimistische resultaten voor de validiteit. Betrouwbaarheidsonderzoek blijft nog een aandachtspunt (interbeoordelaarsbetrouwbaarheid uitgezonderd). De test-hertest betrouwbaarheid bleek op dit domein verwaarloosd binnen onderzoek. Verder ontbreekt het bij de systematische toepassing ook nog aan standaardset die consistent worden toegepast, wat generalisatie van resultaten en onderzoek naar interne consistentie bemoeilijkt.

5 INHOUDSTAFEL Inleiding... 3 Hoofdstuk 1: Projectieve Technieken Definities Projectie Persoonlijkheid Techniek versus Test Meerwaarde? Wetenschappelijk aanvaardbaar? Hoofdstuk 2: De Thematic Apperception Test Geschiedenis/Ontstaan Achterliggende Theorie Oorspronkelijke Inhoud en Wijze van Afname Oorspronkelijk Interpretatiesysteem Thematic Apperception Test of Techniek Hoofdstuk 3: Hedendaagse Toepassing van de TAT in Onderzoek Experimenten Persoonlijkheid Huidige Toepassing Wijze van Afname Instructies Setting Inhoud Motivationele thema s

6 3.2.2 Object relaties en sociale cognities Defensiemechanismes Betrouwbaarheid en Validiteit Betrouwbaarheid Interne consistentie Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid Test-hertest betrouwbaarheid Validiteit Motivationele thema s Object relaties en sociale cognities Defensiemechanismes Hoofdstuk 4: Interpretatie van de TAT in Onderzoek Social Cognition and Object Relations Scales Defense Mechanism Manual Besluit Referenties Bijlage

7 DE TOEPASSING EN INTERPRETATIE VAN DE THEMATIC APPERCEPTION TEST IN ONDERZOEK: EEN LITERATUURSTUDIE INLEIDING Projectieve technieken zijn altijd al een onderwerp van controverse geweest. Het doel van deze scriptie is om de huidige status na te gaan van de Thematic Apperception Test (Murray, 1943), een bekende projectieve techniek, binnen onderzoek. De toepassing van deze test binnen de praktijk, in het kader van een individuele therapie, valt niet binnen het bereik van deze scriptie. Voor we kunnen kijken naar de huidige status van de TAT binnen onderzoek, moeten we eerst een goed begrip hebben van wat projectieve technieken in het algemeen en de TAT in het bijzonder inhouden, dit komt aan bod in hoofdstuk 1 en 2. In hoofdstuk 3 en 4 kijken we naar de hedendaagse toepassing van de TAT binnen het onderzoeksdomein. In het eerste hoofdstuk zullen we kijken naar wat onder de noemer projectieve technieken geplaatst wordt. Het is een vrij breed begrip en we zullen daarom focussen op enkele termen die terugkomen bij de omschrijving van deze technieken: projectie, persoonlijkheid, en techniek/test. Daarnaast bekijken we ook de meerwaarde die projectieve technieken de moeite waard maken in vergelijking met objectievere meetmethodes. Vervolgens komt de discussie over de wetenschappelijkheid van projectieve technieken aan bod. Voor we de toepassing van de TAT binnen onderzoek kunnen nagaan, moeten we eerst een goed begrip hebben van wat deze test inhoudt. In hoofdstuk 2 gaan we dan ook volgende aspecten nader bekijken: 1) Hoe is deze test ontstaan?, 2) Wat is de achterliggende theorie?, 3) Hoe zag de oorspronkelijke TAT eruit?, en 4) Hoe werd de interpretatie voorgesteld door Murray (1943)? Wat hier zeker ook niet kan ontbreken zijn enkele visies over de psychodiagnostische status van de TAT. Eens we weten wat projectieve technieken en de TAT inhouden, gaan we op zoek naar de TAT in onderzoek (hoofdstuk 3). Hiervoor gaan we via databanken artikels opzoeken waarbij de TAT aanwezig was in onderzoek. Wat vrij snel opvalt is dat de 3

8 huidige TAT niet meer hetzelfde is als die van 1943: het gaat om verschillende afgeleide vormen waarbij telkens gefocust wordt op een specifiek aspect van de persoonlijkheid. We geven in dit hoofdstuk een overzicht hoe deze afgeleide vormen eruit zien en samengesteld worden, afhankelijk van het construct dat men wilt meten. Hier komen ook resultaten aan bod uit onderzoek betreffende de betrouwbaarheid en validiteit. Als we een integratie van een projectieve techniek zoals de TAT binnen het onderzoeksdomein willen bevorderen (zodat niet enkel voorstanders deze methode gebruiken maar dat deze test aanvaard wordt binnen het onderzoeksdomein) is het nodig om deze psychometrische concepten te onderzoeken. Een psychologische test dient een zekere betrouwbaarheid en validiteit te kunnen garanderen voordat deze bruikbaar kan zijn, zowel in onderzoek als in de praktijk. Niet enkel de vorm van de TAT is veranderd, ook de interpretatie heeft een evolutie doorgemaakt. Verscheidene scoringssystemen zijn ontwikkeld doorheen de jaren. In hoofdstuk 4 zullen we twee van deze systemen bespreken die ondertussen vrij uitgebreid en gevalideerd zijn: de Social Cognition and Object Relations Scales (SCORS) en de Defense Mechanism Manual (DMM). Bij deze literatuurstudie zijn we vertrokken van artikels over onderzoeken waarbij de TAT ofwel werd toegepast als meetinstrument ofwel deel uitmaakte van de onderzoeksvraag (bijvoorbeeld of deze betrouwbaar en valide is). Dit was het vertrekpunt samen met de handleiding van de TAT (Murray, 1943) voor een zoektocht naar relevante bronnen (en belangrijke auteurs) over dit onderwerp. Daarnaast werd er ook op zoek gegaan naar belangrijke bronnen over projectieve technieken (soms specifiek toegespitst op de TAT) en persoonlijkheidsassessment. HOOFDSTUK 1 PROJECTIEVE TECHNIEKEN Een projectieve techniek is de algemene benaming voor een verzameling van technieken/tests gebaseerd op hetzelfde principe, namelijk de projectie. Algemeen gesteld meet een projectieve techniek, op basis van het proces van projectie, 4

9 persoonlijkheidsaspecten. Het algemene gemeten construct hierbij is vrij breed maar dit wordt concreter bij specifieke projectieve technieken. We zullen dit apart voor de Thematic Apperception Test bespreken in hoofdstuk 3. Om alvast een duidelijker zicht te krijgen op wat we juist moeten begrijpen onder projectieve technieken gaan we in dit hoofdstuk kijken naar de definities van de volgende termen die in de definiëring ervan voorkomen: projectie, persoonlijkheid en technieken. 1. Definities 1.1 Projectie Het mechanisme achter projectieve technieken is, zoals de benaming aangeeft, projectie. Het is hierbij belangrijk om het onderscheid te maken tussen de betekenis van het concept projectie voortkomend uit psychodynamische theorieën en projectie als het achterliggend mechanisme bij projectieve technieken. Soms wordt dit onderscheid niet gemaakt en wordt de eerste betekenis toegewezen aan het algemene concept. We zien dat deze eerste definitie overeenkomt met de defensieve projectie. Dit houdt het projecteren in (van de interne beleving naar de externe wereld) van wensen, drijfveren, ideeën, behoeftes, die niet aanvaardbaar zijn voor het ego van de persoon in kwestie en door deze projectie onbewust kunnen blijven (Semeonoff, 1976). Het ego is één van de drie componenten van het psychische apparaat, dat ook het Ich wordt genoemd. De andere componenten zijn het id (Es) en het superego (Über-ich). Voor definities van deze twee begrippen verwijs ik naar Laplanche en Pontalis (2004) aangezien een uiteenzetting hiervan ons te ver zou leiden. Het ego gedraagt zich als een bemiddelaar die instaat voor de bescherming van de totaliteit van de persoon (Laplanche & Pontalis). Het ego bevat namelijk specifieke afweermechanismen die kunnen bemiddelen tussen de instinctmatige eisen van het id, en de verboden en sociale inhibities van het superego. Er zijn dus bepaalde driften, behoeftes, fantasieën, etc. die niet te verzoenen zijn met het censurerende superego. Het ego zorgt er dan voor dat er een compromis wordt gemaakt tussen beiden. Door middel van defensieve projectie worden deze gevoelens, kenmerken, verlangens, etc. naar buiten gebracht, het subject projecteert als het ware iets van zichzelf op objecten of personen in de buitenwereld (Laplanche & Pontalis). 5

10 Deze defensieve definitie is an sich niet verkeerd, maar nuanceert het onderscheid met andere mogelijke vormen van projectie te weinig. Men kan deze definiëring van projectie niet zomaar generaliseren naar het achterliggende mechanisme bij projectieve technieken. Indien men dit wel doet, zou dit betekenen dat je via projectieve technieken een zicht krijgt op het onderliggende van dit compromis: de afgeweerde emoties, behoeftes, ideeën, etc. die zichtbaar worden door projectie op ambigue stimuli. Zoals Murray (1951) en Semeonoff (1976) aanhalen is de projectie bij projectieve technieken van een andere aard. Het hoeft niet noodzakelijk te gaan over onverzoenbare of bedreigende behoeftes, ideeën, gevoelens, etc. bij de toepassing van projectieve technieken. In de literatuur wordt dit onderscheid nog steeds regelmatig onvoldoende genuanceerd, bijvoorbeeld in het woordenboek van de psychologie van Bergsma en van Petersen (2009). Daar ligt de focus nog teveel op de defensieve projectie, ook bij de definitie van projectietesten waar net de nuancering van belang is. Reber (1997) geeft voor projectie zowel de reeds aangehaalde betekenis die overeenkomt met de defensieve projectie, maar ook een meer neutrale betekenis. Een projectieve techniek wordt door hem gedefinieerd aan de hand van deze meer neutrale betekenis. Zoals Zubin, Eron, en Schumer (1965) mooi samenvatten komt het er bij projectieve technieken op neer dat wanneer een persoon betekenis geeft aan ambigue stimuli, hij of zij dit doet aan de hand van de eigen behoeftes, gevoelens, ideeën, etc., die an sich niet onbewust of onaanvaardbaar hoeven te zijn. Dit wordt bedoeld met de meer neutrale betekenis. Het kan natuurlijk zo zijn dat het om onbewuste aspecten gaat, maar dit is niet per definitie het geval. Frank (1948) omschrijft een projectieve techniek als een methode om de persoonlijkheid indirect te bestuderen via de reacties van het subject. De respons zal gekleurd zijn door de betekenis van de situatie voor het subject, en hoe hij/zij zich daarbij voelt. De werking van deze technieken wordt vaak als volgt omschreven (bv. Frank, 1948; Zubin, Eron, & Schumer, 1965): het subject wordt op een indirecte manier bevraagd, namelijk via spontane responsen op stimuli, zodat men tot de innerlijke wereld van die persoon kan komen. De stimuli die hierbij gebruikt worden zijn ambigue of ongestructureerd zodat de reacties relatief vrij kunnen zijn. Er is geen correct antwoord waardoor het subject de betekenis van de ambigue stimuli zelf zal moeten invullen en hierbij zal de persoonlijkheid de respons grotendeels bepalen. 6

11 1.2 Persoonlijkheid We weten nu wat in de literatuur wordt aangehaald als het achterliggende mechanisme waarop projectieve technieken zouden gebaseerd zijn. Tot nu was hetgene dat geprojecteerd zou worden door subjecten naar aanleiding van ambigue stimuli nog relatief vaag. In de vermelde definities werden reeds de behoeftes, gevoelens, ideeën, en persoonlijkheid vermeld. Persoonlijkheid lijkt de meest omvattende term. Wanneer we op zoek gaan naar een omvattende definitie hiervoor blijkt dit niet eenvoudig. Aangezien het een redelijk populaire psychologische term betreft wordt deze op verscheidene manieren gedefinieerd, afhankelijk van het theoretische kader dat de auteur onderschrijft (Zubin, Eron, & Schumer, 1965). Toen Allport in 1937 helderheid wou scheppen in het aanbod van definities, werd hij geconfronteerd met 50 verschillende invullingen voor deze term over verschillende vakgebieden. Voor een beknopt overzicht van de verschillende definities vanuit verschillende theoretische uitgangspunten verwijs ik naar Allport en ook naar het Woordenboek van de Psychologie (Reber, 1997). Allport zijn uiteindelijke definitie is als volgt: Personality is the dynamic organization within the individual of those psychophysical systems that determine his unique adjustments to his environment (p. 48). Een centraal aspect van deze definitie is de implicatie dat de persoonlijkheid het gedrag zal sturen naar gelang bepaalde tendensen geactiveerd zijn. Een ander belangrijk kenmerk is het unieke van elke particuliere persoonlijkheid. De algemene omschrijving die Reber afleidt van de definitie van de Nederlandse psycholoog Duijker is een verzameling van (lichamelijke en psychologische) kenmerken die voortdurend in het gedrag van een persoon doorklinken en die hem of haar van anderen onderscheiden. (p. 447). Deze definitie bevat, net zoals die van Allport, de uniekheid van de persoonlijkheid, alsook de sturing van het gedrag door de persoonlijkheidsaspecten. Volgens Cramer (2004) is onze identiteit iets van de orde van een narratief. Elk individu draagt een narratief in zich mee, dit is het schematische beeld van de persoon en zijn of haar leven en het vormt de persoonlijkheid. Een persoonlijke geschiedenis is niet enkel een weergave van biografische feiten, maar een samenknoping van deze feiten in een context op een manier die een unieke constructie oplevert voor elk 7

12 individu. Binnen verhalen van een individu kunnen we volgens Cramer dan ook unieke informatie vinden over de persoonlijkheid van dit individu. Ook Verhaeghe (2003) vertelt ons dat de identiteit iets taligs is: de mens is een verhaal en leeft binnen een narratieve realiteit. (p. 149). Deze verschillende definities van persoonlijkheid brengen nog onvoldoende duidelijkheid over de kenmerken die waaruit de unieke constructie persoonlijkheid is opgemaakt. Als we stellen dat projectieve technieken ons een zicht geven op deze persoonlijkheid, of toch aspecten hiervan, kunnen we ons dus met andere woorden afvragen wat er concreet gemeten wordt met een projectieve techniek. Eerst proberen we hier een antwoord op te geven dat geldt voor projectieve technieken in het algemeen, specifiek toegepast op de TAT hernemen we deze vraag in hoofdstuk 3. Zubin, Eron, en Schumer (1965) geven hier een concreter antwoord op dan we uit de persoonlijkheidsdefinities konden afleiden. Deze auteurs verdelen de psychologische inhoud die aanwezig is bij mensen in vier categorieën. Hiervoor passen ze twee criteria toe: 1) het intern toegankelijk zijn, en 2) de externe toegankelijkheid van de mentale inhoud. Volgens hen kunnen projectieve technieken een zicht geven op twee categorieën van psychische informatie, namelijk diegene die intern toegankelijk is maar uiterlijk niet zichtbaar of intern ontoegankelijk maar uiterlijk wel zichtbaar. Frank (1948) definieert hetgene we kunnen meten met projectieve technieken als patronen die door een individu worden opgelegd aan de realiteit en voortkomen uit de eigen persoonlijkheid. Elk individu creëert namelijk tijdens de ontwikkeling zijn of haar persoonlijke (en unieke) symbolische kader. Dit kader houdt een unieke wijze in van denken, handelen, en voelen die typerend is voor een individu. De externe wereld wordt aan de hand van dit kader waargenomen en geïnterpreteerd. Projectieve technieken kunnen volgens Frank een zicht geven op deze patronen die aanwezig zijn binnen een bepaalde persoonlijkheid. 1.3 Techniek of Test We hebben nu een zicht gekregen op het proces waarop projectieve technieken gebaseerd zijn en wat ze proberen te meten. De volgende vraag die we ons kunnen stellen is of deze methode op een wetenschappelijke wijze kan toegepast worden, met 8

13 andere woorden of deze voldoende betrouwbaar en valide is. Hiervoor kijken we om te beginnen naar de discussie over toepassing van de term techniek versus test. Sommige auteurs maken een onderscheid tussen projectieve technieken en projectieve tests (bv. Reber, 1997; Murstein, 1969; Semeonoff, 1976). Technieken zouden geen echte tests zijn omdat ze geen scores opleveren en het niet altijd duidelijk is wat ze juist meten. We kijken hiervoor even naar Reber zijn definities van een projectieve techniek of test. De focus ligt in deze definities afwisselend op het doel of op de wijze van afname. Bij een projectieve techniek gaat het volgens Reber om het doel: een zicht te krijgen op de persoonlijkheid van iemand door middel van een techniek die steunt op het proces van projectie. Bij een projectieve test is de wijze van afname van belang: er worden op een gestandaardiseerde wijze een aantal standaard stimuli en standaard instructies voorgelegd aan een subject. Het begrip standaard staat hierbij dus centraal. Volgens dit onderscheid is een projectieve techniek zoals de TAT zowel te classificeren als een projectieve techniek als een projectieve test. We krijgen door het projectieproces een kijk op de persoonlijkheid en dit door middel van standaardstimuli en standaardinstructies. De narratieven die men verkrijgt kunnen omgezet worden tot een score aan de hand van een scorings- of interpretatiesysteem. Semeonoff merkt op dat een projectieve techniek ook scores kan opleveren door middel van het kwantificeren van de resultaten van een subject. Projectieve technieken kunnen dan in principe wel als tests gezien worden aangezien ze nog steeds bepaalde aspecten van de persoonlijkheid meten. De uitdaging hierbij ligt volgens Semeonoff in het objectiveren van hetgene dat gemeten zou worden. Wanneer de operationalisatie van het veronderstelde gemeten construct niet voldoende lukt, impliceert dit dat het geen echte test is en dit leidt volgens Semeonoff tot de voorkeur voor de term techniek. Nu kunnen we ons afvragen of de term techniek in plaats van test bijgevolg meer vrijheid toelaat bij de toepassing ervan. Zijn de verwachtingen rond betrouwbaarheid en validiteit hier minder van belang, aangezien het toch geen echte test genoemd kan worden? Waarschijnlijk is dit niet het geval: zoals Reber (1997) opmerkt is er ook discussie over de wetenschappelijke en pragmatische waarde bij projectieve technieken. Ook daar wordt de vraag gesteld of deze voldoende validiteit en betrouwbaarheid bevatten zoals het een goede psychologische test beaamt, en of deze de moeite waard is om er tijd en energie in te steken. Zoals Holt (1999) aanhaalt is een projectieve techniek 9

14 op zich complex genoeg, we kunnen de psychometrische kwaliteiten niet gewoonweg negeren wanneer deze net de waarde hiervan enkel ten goede komen. Ook technieken moeten valide zijn, anders hebben de interpretaties weinig waarde Garb (1998). Ongeacht de term test of techniek, we moeten ons met andere woorden de volgende twee vragen stellen: 1) leveren projectieve technieken/tests een meerwaarde op die we bij andere testen niet hebben (wat hen de moeite waard maakt ondanks psychometrische bedenkingen)? en 2) is deze test op een wetenschappelijk aanvaardbare wijze toe te passen? Meerwaarde? Voor een antwoord op deze vraag hernemen we de classificatie van Zubin, Eron, en Schumer (1965) betreffende wat er juist gemeten wordt met projectieve technieken. Het zou volgens hen informatie betreffen die voor het subject zelf ontoegankelijk, maar extern wel zichtbaar is bijvoorbeeld door middel van projectie. Dergelijke informatie kan niet gemeten worden aan de hand van meetinstrumenten die een beroep doen op de mogelijkheid van introspectie (zoals zelfrapportage instrumenten), ook wel expliciete meetinstrumenten genoemd (Schultheiss, Yankova, Dirlikov, & Schad, 2009). Hierop verder bouwend kijken we naar het verschil tussen impliciete en expliciete motieven en respectievelijk de impliciete en expliciete meetmethoden hiervoor. decharms, Morrison, Reitman, en McClelland stelden reeds in 1955 dat deze verschillende meetmethoden andere aspecten van de persoonlijkheid meten die bovendien ongerelateerd zijn aan elkaar, met als gevolg dat ze ook verschillende gedragingen kunnen voorspellen. McClelland, Koestner, en Weinberger herhaalden in 1989 dat het onderscheid tussen impliciete en expliciteve motieven niet overbodig maar noodzakelijk is. Impliciete motieven worden door hen gedefinieerd als gedachten en gedragstendenzen die het gedrag sturen maar niet bewust gekend zijn door het subject. Aangezien deze teruggebracht kunnen worden tot een primitiever motivationeel systeem en niet altijd bewust toegankelijk zijn voor het subject, stellen deze auteurs dat ze gemeten kunnen worden door middel van impliciete meetinstrmenten zoals projectieve technieken. Expliciete motieven zijn de bewuste gedachten en voornemens over het eigen gedrag (McClelland, 1985). Deze worden ook wel zelf-geattribueerde motieven genoemd (bv. McClelland et al, 1989; Langan-Fox, Sankey, & Canty, 2009) en kunnen gemeten worden via expliciete 10

15 methoden (bv.vragenlijsten) die beroep doen op de introspectie van het subject, zoals hierboven reeds aangehaald. Deze twee verschillende motieven hoeven niet overeen te komen. Het is zelfs mogelijk dat ze elkaars tegengestelde zijn, maar ook dan zullen ze beide het gedrag sturen en beïnvloeden (McClelland et al., 1989). Winter, John, Stewart, Klohnen, en Duncan (1998) hebben in een onderzoek aangetoond dat er tussen persoonlijkheidstrekken (gemeten door middel van expliciete meetmethodes) en motivationele thema s (gemeten door middel van impliciete meetmethodes) een interactie mogelijk is die het gedrag beïnvloedt. Als we het gedrag van een subject zo volledig mogelijk willen bestuderen zullen we dus op beide een zicht moeten proberen te krijgen (De Houwer, Teige-Mocigemba, Spruyt, & Moors, 2009), zowel voor hun afzonderlijke invloed als het effect van de interactie tussen beiden op het gedrag (Winter et al., 1998). Hiervoor hebben we verschillende meetmethoden voor nodig: impliciete en expliciete. Er wordt niet gesteld dat de ene methode beter zou zijn dan de andere, maar wel dat beide een verschillende bijdrage kunnen leveren (Schultheiss & Brunstein, 2001; Winter et al, 1998). Een multimethodebenadering verdient dus de voorkeur in het kader van een grondige persoonlijkheidsmeting en accurate voorspellingen van gedrag. Heden wordt dit onderscheid tussen impliciet en expliciet algemeen aanvaardt en recent onderzoek heeft ook aangetoond dat expliciete en impliciete motieven weinig congruentie met elkaar vertonen; ze meten beide een ander aspect van de persoonlijkheid (bv. Langan-Fox et al, 2009; Locke, 2000; Schultheiss & Brunstein, 2001; Schultheiss et al, 2009; Winter, et al, 1998). In de huidige literatuur wordt onvoldoende beargumenteerd waarom sommige onderzoekers een projectieve techniek zoals de TAT verkiezen boven andere impliciete meetmethoden, zoals bijvoorbeelde de Implicit Association Test (IAT), die een meer betrouwbare scoring kan garanderen. Als we specifiek naar het verschil tussen de TAT en IAT kijken zien we dat bij een onderzoek van Sheldon, King, Houser-Marko, Osbaldiston, en Gunz (2007) er een zwakke maar significante correlatie aanwezig is tussen de TAT en IAT (bij de meting van de motivationele thema s Macht en Intimiteit). Bij de IAT wordt er enkel naar de reactietijden gekeken, de antwoordmogelijkheden zijn met andere woorden minder vrij als bij een projectieve techniek. Wat men hierbij meet zijn dan de automatische inhibities van een persoon (Sheldon et al.). Bij een projectieve techniek zoals de TAT is er geen beperking op de 11

16 antwoordmogelijkheden wat een voordeel kan zijn (Cramer, 1987). Zoals Woike (2007) ook al aanhaalde is het waarschijnlijk dat open antwoordmogelijkheden op ambigue stimuli bij een test unieke en zeer rijke informatie opleveren over de persoonlijkheid. Dergelijke informatie zou men kunnen mislopen bij een methode zoals vragenlijsten, en waarschijnlijk ook bij bepaalde impliciete methodes met beperkte antwoordmogelijkheden. Een ander voordeel bij de TAT dat Sheldon et al. aanhalen is dat deze test meer fundamele aspecten van een persoon zou meten. Tot op heden is het nog te onduidelijk in hoeverre de processen verondersteld bij verschillende impliciete meetmethoden (zoals bijvoorbeeld TAT tegenover IAT) gelijkaardig zijn (Sheldon et al.). Het lijkt dan ook aangewezen dit nader te onderzoeken om zo tot een betere keuze van methodes te komen afhankelijk van het onderzoeksonderwerp, alsook een beter onderbouwde argumentatie te kunnen geven voor de selectie van testen. Onze eerste vraag is grotendeels beantwoord: projectieve technieken zouden iets meten wat niet binnen het bereik ligt van zelf-rapportage instrumenten en hier ligt de meerwaarde van deze instrumenten. Expliciete instrumenten mogen dan wel vaker een beter psychometrisch profiel hebben, maar ze voldoen nu eenmaal niet om meer bepaalde persoonlijkheidsaspecten te meten. De meerwaarde tegenover andere impliciete meetmethoden moet nog verder onderzocht worden. Dit maakt onze volgende vraag extra belangrijk: het lijkt erop dat projectieve technieken waardevolle methoden zijn om bepaalde, soms onbewuste of automatische, aspecten van de persoonlijkheid te meten. Kunnen we aantonen dat deze methoden voldoen aan psychometrische vereisten zoals betrouwbaarheid en validiteit? De woordkeuze bij onze probleemstelling is van belang: of deze methodes voldoen aan dergelijke vereisten is één zaak, maar de manier waarop we dit kunnen onderzoeken zal niet dezelfde zijn als bij expliciete methodes. Het mag dan een grotere uitdaging vormen om deze aan te tonen bij projectieve technieken maar volgens Woike (2007) is het de moeite waard gezien hun veronderstelde meerwaarde tegenover expliciete (en sommige impliciete) instrumenten Wetenschappelijk aanvaardbaar? Zubin, Eron, en Schumer (1965) geven een overzicht betreffende het ontstaan van projectieve technieken. Ze geven aan dat dit een reactie was op de beperkingen van de toenmalige testbeweging op vlak van 12

17 persoonlijkheidsonderzoek. Projectieve technieken werden op dat moment als de nieuwe oplossing gezien. Zoals vaak voorkomt werd de nieuwe oplossing geïdealiseerd, deze zou de belofte met zich meedragen om alle vorige beperkingen te overstijgen. In dit initiële enthousiasme werd echter teveel aangenomen en te weinig aangetoond dat projectieve testen betrouwbaar en valide zijn (Zubin et al.). De vraag naar voldoende wetenschappelijkheid blijft een discussiepunt sinds projectieve technieken ontwikkeld werden (Semeonoff, 1976). Zubin, Eron, en Schumer (1965) merken op dat het objectiveren van projectieve technieken aan de hand van psychometrische kwaliteiten een hele uitdaging is, wat echter niet wilt zeggen dat het onmogelijk is. Wel is het nodig om hierbij een andere invalshoek te gebruiken. Om psychometrische concepten zoals betrouwbaarheid en validiteit te onderzoeken bij projectieve technieken zoals de TAT is er een andere werkwijze nodig waarbij het achterliggende proces van de technieken wordt gerespecteerd (Crespi & Politikos, 2008). Dit is een typisch standpunt van voorstanders van projectieve technieken zoals de TAT: waar de tegenstanders aanhalen dat projectieve technieken onbetrouwbaar zijn, zullen voorstanders argumenteren dat de methoden om deze betrouwbaarheid gewoonweg niet geschikt zijn voor projectieve technieken (Tuerlinckx, De Boeck, & Lens, 2002). Zelfs met aangepaste methoden is het mogelijk dat projectieve technieken geen 100% zullen voldoen aan de psychometrische vereisten die verwacht worden van psychologische testen. We mogen hierbij echter niet vergeten dat, zoals De Houwer, Teige-Mocigemba, Spruyt, en Moors (2009) al aanhaalden, ook een onperfect meetinstrument nog steeds waardevol kan zijn. Bovendien bestaat het perfecte meetinstrument voorlopig nog steeds niet. Volgens Schultheiss & Pang (2007) is alvast de differentiële validiteit aangetoond bij de vraag wat de meerwaarde is van projectieve technieken: de impliciete en expliciete meetmethoden meten beiden iets anders (zie hierboven). Constructvaliditeit hangt af van de specifieke projectieve techniek, pas als we weten wat deze pretendeert te meten zullen we dit kunnen onderzoeken. Dit wordt dan ook besproken in hoofdstuk 3 waar we ingaan op de verschillende onderzoeksonderwerpen waarvoor de TAT wordt toegepast. Voor de betrouwbaarheid zijn volgende concepten het meeste van belang: de interne consistentie, de interbeoordelaars- en de hertest- betrouwbaarheid (John & Soto, 13

18 2007; Schultheiss & Pang, 2007). Aangezien het bereik van deze scriptie zich beperkt tot de toepassing van de TAT in onderzoek zullen we deze vormen van betrouwbaarheid specifiek toegepast op de TAT hernemen in hoofdstuk 3. Algemene betrouwbaarheden voor alle projectieve technieken bespreken zou ons te ver leiden. Een ander aspect dat van belang is wordt opgemerkt door Frank (1948). Volgens hem gaat het bij projectieve technieken om de idiosyncratische respons van een subject. Het betreft hier de particuliere invulling die het subject maakt als reactie op een bepaalde situatie of ambigue stimuli. Frank somt een aantal voorwaarden op die nodig zijn voordat een test hoofdzakelijk idiosyncratische informatie kan genereren. De test moet bijvoorbeeld voldoende plastisch en ongestructureerd zijn zodat het mogelijk is voor een persoon om zijn of haar persoonlijke meningen en betekenissen uit te drukken in een respons. Als de test toch gestructureerd is moet deze voldoende manipuleerbaar zijn zodat het subject kan reageren op zijn/haar individuele wijze. Frank argumenteert verder dat het bij projectieve technieken niet de bedoeling is om individuen te vergelijken met een groepsnorm, maar het individu met zijn unieke configuratie van ideeën, gedachten, gevoelens, doelen, motieven, etc. nader te leren kennen. Men kan projectieve technieken alvast meer objectiveren door ze te standaardiseren. Met andere woorden het ontwikkelen van een standaardvorm met standaardinstructies en een gestandaardiseerde interpretatie (De Zeeuw, 1998). Eventuele standaardsets en uniforme scoringssystemen voor de TAT met bijhorende onderzoeksresultaten omtrent betrouwbaarheid en validiteit worden in hoofdstuk 3 en 4 besproken. HOOFDSTUK 2 THEMATIC APPERCEPTION TEST We hebben eerst gekeken naar wat een projectieve techniek kan inhouden. Nu zullen we kijken naar een bekende projectieve test, namelijk de TAT, die ondanks kritische tegenwind een plek heeft veroverd binnen het persoonlijkheidsonderzoek. Hierbij wordt aan mensen gevraagd om telkens een verhaal te schrijven rond ambigue afbeeldingen. Deze test werd in 1943 door Murray geïntroduceerd en het is deze versie 14

19 (met enige aanpassingen) die momenteel gebruikt wordt. We zullen eerst het ontstaan van de TAT en de achterliggende theorie schetsen. Daarna overlopen we de oorspronkelijke inhoud, wijze van afname en het interpretatiesysteem zoals voorgesteld door Murray. Om dit hoofdstuk af te sluiten zullen we enkele bedenkingen overlopen bij de betekenis van de TAT als een psychologische test. 1. Geschiedenis / Ontstaan Murstein (1963) merkt op dat er in de 19 e eeuw een grote interesse was in de verbeelding en fantasie van mensen. Het is daarom niet duidelijk wie er als eerste op het idee kwam om de productie van verhalen als respons op tekeningen te gaan bestuderen (Murstein). Picture-story tests werden al gebruikt voor de TAT bestond. Morgan (2002) geeft een mooi overzicht van gelijkaardige testen. De intelligentietest van Alfred Binet en Theodore Simon bijvoorbeeld bevat een onderdeel waar de picture-story methode wordt toegepast. Een ander voorbeeld dat Morgan aanhaalt is de Social-Situation Pictures techniek van Schwartz (1932). Hij paste deze methode toe bij de beoordeling van persoonlijkheid en psychopathologie bij delinquente kinderen. Er werd een tekening getoond aan de kinderen en daarna werd gevraagd om een interpretatie van de tekening te geven (waar denkt de persoon in de tekening aan?, wat zou jij in die situatie denken of doen?). De instructies zijn gelijkaardig aan die van de TAT. Bij de TAT wordt er echter niet gevraagd naar wat het subject zelf in de situatie zou denken of voelen, om te vermijden dat het subject hier teveel op zou gaan letten. Murray (1943) vertelt ons namelijk dat een verhaal vertellen over een afbeelding voorkomt dat het subject zichzelf moet verdedigen tegen het analyserend oog van de onderzoeker, uiteindelijk gaat het over een verzonnen karakter. Anders gaat het verhaal over het subject zelf, en dit zou de spontane projectie kunnen hinderen. Morgan (2002) beschrijft hoe Murray op het idee van de TAT is gekomen en welke verschillende invloeden hiertoe hebben bijgedragen (invloeden zoals gesprekken met een studente, Jung s techniek van actieve imaginatie, etc.). Eens het idee voor de TAT gevormd was, ging Murray met zijn medewerkers op zoek naar tekeningen. Voor een uitvoerige beschrijving van het ontstaan van het achterliggende idee en de ontwikkeling van de verschillende afbeeldingen verwijs ik naar Morgan. Ook Aronow, 15

20 Weiss, en Reznikoff (2001), Murstein (1963), Semeonoff (1976), en Zubin, Eron, en Schumer (1965) geven een historisch overzicht betreffende de ontwikkeling van de TAT. Het heeft een tijd geduurd voor er een vaststaande set van afbeeldingen was. De eerste set werd uitgegeven in 1943, daarvoor waren er verschillende afbeeldingen die afwisselend deel uitmaakten van de TAT. Morgan beschrijft het ontstaan van de verschillende series die bestonden tussen 1930 en De eerste serie wordt de Series A genoemd en is een verzameling van de vroegste afbeeldingen die ontwikkeld werden voor de TAT. Na de Series A werden Series B en Series C ontwikkeld om uiteindelijk tot de definitieve Series D te komen die in 1943 werd uitgegeven. Dit is tot op heden de definitieve set van afbeeldingen die in de TAT opgenomen zijn. 2. Achterliggende Theorie Het oorspronkelijk doel van de TAT zoals geformuleerd door Murray (1943) is om de dominante driften, emoties, gevoelens, complexen, en conflicten van de persoonlijkheid bloot te leggen. De term apperception houdt in dat mensen niet objectief waarnemen, maar er een wisselwerking aanwezig is tussen hun fantasie en hun perceptie (Winter, 1973). De verkregen narratieven bij de TAT zijn zo het resultaat van de wisselwerking tussen de waarneming van externe stimuli (de afbeeldingen) en de persoonlijkheid (Winter, 1973; Anderson, 1999). Hier komen we weer dat populaire begrip persoonlijkheid tegen dat we reeds besproken hebben in het eerste hoofdstuk. In een recente studie rond macht en motivatie beschreven Sheldon, King, Houser-Marko, Osbaldiston en Gunz (2007) het construct dat gemeten werd met de TAT als fundamentele motieven binnen de persoonlijkheid. Deze motieven of drijfveren sturen volgens hen het perceptuele systeem en zoeken een manier om zichzelf uit te drukken in de buitenwereld. We zullen in hoofdstuk 3 zien dat de TAT frequent wordt toegepast in onderzoek om persoonlijkheidsaspecten zoals motivationele thema s te meten. Een mogelijke manier om hier zicht op te krijgen is aan de hand van een verzonnen verhaal waarop de innerlijke motieven worden geprojecteerd, zoals via TAT-narratieven. Het achterliggende proces hierbij werd reeds besproken in het eerste hoofdstuk. In het specifieke geval van de TAT laat men een aantal ambigue tekeningen zien aan een subject waarbij de onderzoeker vraagt om telkens een verhaal over deze afbeelding te 16

21 verzinnen. De resulterende verhalen zouden significante aspecten van de persoonlijkheid onthullen, door middel van projectie. Frank (1948) deelt de TAT in bij de interpretatieve projectieve methoden. Hij omschrijft deze als volgt: The interpretative methods offer the subject a situation or action to which he responds by a creative activity, wherein is disclosed his basic concepts, expectations, feelings (p. 57). Het feit dat deze methode onthullend kan zijn wordt door Murray (1943) verklaard aan de hand van twee psychologische neigingen die volgens hem eigen zijn aan de mens. Als eerste hebben mensen de neiging om ambigue situaties te interpreteren conform hun eigen ervaringen en wensen. Ze zullen betekenis geven aan de onduidelijke afbeeldingen die ze aangeboden krijgen op basis van wat ze zelf meegemaakt hebben, of op basis van zaken waarmee ze in hun hoofd zitten. Er is dus sprake van apperception (zie hierboven). Als tweede zien we bij mensen die verhalen schrijven de neiging om inspiratie uit hun eigen ervaringen te halen en hun gevoelens en behoeften uit te drukken in het verhaal, bewust of onbewust. Ze geven dus eerst een eigen betekenis aan ambigue stimuli, op basis van hun eigen ervaringen en wensen, om deze daarna te gebruiken om een verhaal rond de tekeningen te verzinnen. Dit verhaal zal deels gevormd worden door de actieve thema s binnen de persoonlijkheid (Murray, 1959). De respons op projectieve stimuli bij de TAT betreft dus verhalen. Zoals ik bij de projectieve technieken reeds besproken heb is volgens verschillende auteurs onze identiteit van de narratieve orde (Cramer, 2004; Verhaeghe, 2003). Hierover heeft Cramer een interessante redenering. Volgens haar is elk verhaal dat verteld wordt een toegangspoort tot de unieke psyche van de verteller. Het verhaal is enkel een variant van het onderliggende narratief van de verteller, en het kernthema van een verhaal leidt ons hiernaar terug. Verhalen zullen delen van de menselijke natuur blootleggen die anders ongekend zouden zijn. In dit opzicht zijn de narratieven die je verkrijgt bij de TAT levensverhalen. Ze vertellen ons iets unieks over de persoon die het verhaal vertelt, iets dat anders misschien niet spontaan naar boven zou komen. Het is wel zo dat niet alle mensen hun levensverhaal zomaar weggeven. Sommige personen vertellen een stereotiep verhaal waarvoor ze inspiratie kunnen halen in de media, een boek, een film, etc; er zijn dus mensen die ons hun verhaal niet zullen vertellen. Cramer wijst er verder ook op dat een narratief altijd moet begrepen worden in de context. Ook Frank (1948) 17

22 benadrukt het belang van de context en informatie over het subject naast een TATnarratief bij de interpretatie. Dit impliceert dat de TAT-narratieven op zich niet zomaar gebruikt kunnen worden als diagnostisch instrument. Een verhaal vertelt ons wel iets, maar zonder context kunnen we het kernthema, de betekenis ervan voor een bepaald subject niet zien (Cramer, 2004). Niettemin kan het een waardevolle aanvulling zijn bij de diagnostische fase en/of therapie (Aronow, Weiss, & Reznikoff, 2001). Zoals reeds besproken in het eerste hoofdstuk kan een projectieve techniek zoals de TAT gebruikt worden om bepaalde aspecten van de persoonlijkheid naar de oppervlakte te brengen. Deze zouden zonder de ambiguïteit van de stimuli nooit uitgesproken worden, en eens naar boven gekomen kan je hiermee werken in therapie. Murray (1943) beschreef de algemene bruikbaarheid van de TAT inderdaad als een instrument om analytische sessies voor te bereiden. Het subject wordt bij de afname van de TAT zoveel mogelijk aangemoedigd om vrij te spreken. Wat er aan bod komt in dit vrij spreken kan dan een aanknopingspunt zijn voor de vrije associatie in analytische sessies. Het begrip vrije associatie zullen we kort bespreken aan de hand van de colleges van professor Verhaeghe (2008). Het betreft een vorm van spreken waar men de logische ordening probeert achterwege te laten. Als er een gedachte bij je opkomt moet men deze uitspreken, ook als deze de ordening kan verstoren. Het spreken wordt dan niet meer gestuurd door de logische ordening die we anders zouden toepassen, maar wel door het onderliggende associatieve netwerk. Het is dus geen echt vrij spreken aangezien het wel gestuurd wordt door iets, maar door deze manier van spreken komen we tot onderliggende betekenissen die voorheen onbewust waren. Soms gebruikt men een beginpunt vanwaar het subject begint te associëren. Dit kan een gebeurtenis zijn, of een bepaalde gedachte die telkens terugkomt, een aspect van een droom, en dus eventueel ook een thema dat naar boven gekomen is door middel van TAT-narratieven. Oorspronkelijk was de TAT dus niet bedoeld als een diagnostisch instrument. De conclusies die je bereikt via analyse van de TAT-narratieven moeten volgens Murray (1943) niet beschouwd worden als bewezen feiten, maar eerder als werkhypothesen die nog moeten bevestigd of gefalsifieerd worden door andere methoden, bijvoorbeeld in de analytische kuur. De toepassing zoals voorgesteld door Murray zou dus hoofdzakelijk binnen de klinische praktijk gebeuren. 18

23 3. Oorspronkelijke Inhoud en Wijze van Afname Hier zullen we de inhoud en wijze van afname bespreken zoals deze wordt voorgesteld door Murray (1943) in zijn handleiding van de TAT. De TAT bestaat in totaal uit 31 afbeeldingen waarvan een aantal specifiek voor mannen of vrouwen en één blanco afbeelding (zie Bijlage voor een korte beschrijving van deze afbeeldingen zoals beschreven door Murray in de originele handleiding). Een volledige reeks voor mannen of voor vrouwen bestaat uit 20 afbeeldingen. Tien van deze afbeeldingen stellen alledaagse scènes voor. De tien andere zijn meer bizar. De test wordt voorgesteld als een test over verbeeldingsvermogen, wat wordt uitgelegd als een vorm van intelligentie. Als het subject de ware toedracht zou vermoeden, zal deze waarschijnlijk meer gaan letten op wat hij/zij zegt in plaats van spontaan te vertellen en de innerlijke mentale inhoud de reacties te laten bepalen. Deze misleiding dient om het subject in het ongewisse te laten over het eigenlijke doel van de test, namelijk de persoon analyseren aan de hand van de verkregen narratieven. Hierdoor gaat het subject na de afname naar huis happily unaware that he has presented the psychologist with what amounts to an X-Ray picture of his inner self (p. 1). Na deze introductie rond het doel van de test wordt gevraagd om bij elke prent een verhaal te vertellen. Wat zeker in het verhaal moet voorkomen is de aanleiding tot de situatie, wat er nu aan het gebeuren is, wat de mensen in het verhaal denken, voelen en doen, en hoe het verhaal afloopt. Deze instructies worden langzaam en duidelijk verteld terwijl de persoon in een zetel ligt, of op een stoel zit met zijn rug naar degene die de instructies geeft. Deze positionering dient om de invloed van de onderzoeker zo min mogelijk te maken, zodat het subject zich vrijer zou voelen om een verhaal te vertellen. De blik of ander non-verbaal gedrag van de onderzoeker kan een invloed hebben op het verhaal dat verteld wordt, bijvoorbeeld door af en toe te knikken, of net niet, kan het verhaal in een bepaalde richting gestuurd worden. Het is daarom beter dat de onderzoeker zich zo afzijdig mogelijk houdt. Vervolgens stelt Murray voor dat er na een interval van minstens één dag een tweede afname wordt uitgevoerd. Deze bestaat uit de tien meer bizarre afbeeldingen. Ook de blanco afbeelding (nummer 16) hoort bij deze tweede set afbeeldingen. De instructies voor deze tweede afname zijn gelijkaardig aan de eerste. Er wordt uitgelegd dat de procedure hetzelfde blijft, dat de verhalen van de eerste afname heel goed waren maar 19

24 dat men deze keer hun verbeelding helemaal mag laten gaan. De nadruk wordt gelegd op complete vrijheid voor een persoon zijn fantasie. Mogelijk wordt er onmiddellijk of enkele dagen na de tweede sessie nog een interview afgenomen waarbij men aan de subjecten vraagt om de bron van hun verhalen op te sporen. Dit kan worden aangebracht als een interesse naar de factoren die een rol spelen bij het construeren van een verhaallijn, of een andere reden die meewerking verzekert. De persoon wordt dan aangemoedigd om zoveel mogelijk bronnen van zijn verhalen te herinneren en vrij te spreken. Op deze manier produceert de TAT ook vele aanknopingspunten voor vrije associatie, zoals we hierboven reeds hebben gezien. 4. Oorspronkelijke Interpretatiesysteem Hier zullen we kort kijken naar de interpretatie van TAT-narratieven zoals Murray (1943) die oorspronkelijk voorstelde. Om te beginnen is het aangeraden dat degene die de interpretatie doet een zekere ervaring heeft met het vertalen van geprojecteerd materiaal naar persoonlijkheidsthema s. De interpreteerder moet ook voldoende bekend zijn met de psychoanalytische theorie. In een TAT-narratief wordt de held en zijn motieven, gevoelens, gedachten, etc. bekeken. De held is de persoon waarmee het individu zich het meest identificeert. Afhankelijk van wat men te weten wilt komen over een bepaald individu kan de focus op verschillende thema s liggen. Murray stelt een lijst voor van 28 behoeften als richtlijn bij de interpretatie. Daarnaast wordt er ook gekeken naar een aantal gemoedstoestanden en emoties die aanwezig kunnen zijn bij de held. Zowel de behoeftes als de emoties en gemoedstoestanden van de held krijgen een score van 1 tot 5, afhankelijk van hun intensiteit (5 is het meest intense). Murray (1943) geeft echter geen volledig overzicht van de lijst die hij hiervoor toepast. Naast de held wordt ook aandacht besteed aan de omgeving. Hierbij zijn uniekheid, intensiteit, frequentie en ontbrekende elementen van belang. Elke aspect krijgt weer een score van 1 tot 5 voor intensiteit. Weer heeft Murray een lijst van invloeden die de omgeving uitoefent op onze held, maar ook hier geeft hij deze lijst niet volledig weer. Ook hieruit blijkt dat Murray verwacht dat interpreteerders hier zelf genoeg kennis over hebben, gezien hun (veronderstelde) vertrouwdheid met psychoanalytische theorieën en projectief materiaal. 20

25 Als laatste komt de afloop van het verhaal onder de loep te liggen. Thema s zijn opgebouwd uit de interactie tussen een behoefte van de held en de invloed vanuit de omgeving. Als resultaat krijgt men een lijst met variabelen die gescoord zijn op hun intensiteit alsook een lijst met belangrijke thema s, uitkomsten van het verhaal en bepaalde relevante observaties die gemaakt werden tijdens de afname. Er wordt verondersteld dat de variabelen die te maken hebben met de held overeenkomen met aspecten van het individu zijn/haar persoonlijkheid, en de omgevingsinvloeden met het individu zijn/haar werkelijk omgeving en dit beide ofwel in het verleden, heden of de verwachte toekomst. Murray (1943) zijn interpretatiesysteem waarin behoeftes en omgeving (en hun wisselwerking) aan bod komen is vrij uitgebreid. Klinische psychologen en onderzoekers werden dan ook voorgesteld door Murray om hun interpretatie af te stemmen op hun doel. Indien ze enkel geïnteresseerd waren in bijvoorbeeld de behoefte aan Prestatie, is het niet nodig om de exhaustieve lijst van behoeften na te gaan (al kan dit natuurlijk extra interessante informatie opleveren). Er zijn dan ook verschillende scoringssystemen ontwikkeld in de loop der jaren, specifiek afgesteld op het onderzoeksdoel. Deze zijn wel concreter toegelicht en zijn dus ook toepasbaar door onderzoekers die minder vertrouwd zijn met psychoanalytische theorieën en projectief materiaal. We zullen deze bespreken in hoofdstuk vier. 5. Thematic Apperception Test of Techniek Aronow, Reznikoff, en Moreland (1994) zien een projectieve techniek zoals de TAT als een instrument dat idiografische informatie oplevert. Dit is voor hen een argument om de term techniek toe te passen in plaats van test. Ook Aronow, Weiss, en Reznikoff (2001) vinden de TAT minder geschikt voor nomothetische metingen van persoonlijkheid en daarom verkiezen ook zij de term techniek boven test. Deze auteurs zijn dan ook voorstander van toepassing van de TAT in de klinische praktijk, minder in onderzoek. Bij toepassing in de praktijk lijkt het volgens hen echter verstandig om resultaten van een subject op de TAT ook nomothethisch te interpreteren. Deze auteurs geloven dat de interpretatie aan geloofwaardigheid zal winnen wanneer deze naast de idiografische analyse ook nog eens vergeleken wordt met een representatieve norm. 21

Enquête naar het gebruik van de Thematic Apperception Test in Vlaanderen en Nederland.

Enquête naar het gebruik van de Thematic Apperception Test in Vlaanderen en Nederland. Enquête naar het gebruik van de Thematic Apperception Test in Vlaanderen en Nederland. Struyfs, Jessica & Vereycken Johan Inleiding In 2012 werd een digitale enquête over het gebruik van de TAT in Vlaanderen

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Uitleg Start De workshop start met een echte, herkenbare en uitdagende situatie. (v.b. het is een probleem, een prestatie, het heeft

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die worden uitgevoerd om uit het gevonden bronnenmateriaal

Nadere informatie

TH-PI Performance Indicator. Best Peter Assistant

TH-PI Performance Indicator. Best Peter Assistant Best Peter Assistant TH-PI Performance Indicator Dit rapport werd gegenereerd op 11-11-2015 door White Alan van Brainwave Ltd.. De onderliggende data dateren van 10-03-2015. OVER DE PERFORMANCE INDICATOR

Nadere informatie

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben Ik ben wie ik ben Naam: Johan Vosbergen Inhoudsopgave Inleiding... 3 De uitslag van Johan Vosbergen... 7 Toelichting aandachtspunten en leerdoelen... 8 Tot slot... 9 Pagina 2 van 9 Inleiding Hallo Johan,

Nadere informatie

De Taxonomie van Bloom Toelichting

De Taxonomie van Bloom Toelichting De Taxonomie van Bloom Toelichting Een van de meest gebruikte manier om verschillende kennisniveaus in te delen, is op basis van de taxonomie van Bloom. Deze is tussen 1948 en 1956 ontwikkeld door de onderwijspsycholoog

Nadere informatie

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben Ik ben wie ik ben Naam: Lisa Westerman Inhoudsopgave Inleiding... 3 De uitslag van Lisa Westerman... 7 Toelichting aandachtspunten en leerdoelen... 8 Tot slot... 9 Pagina 2 van 9 Inleiding Hallo Lisa,

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

2) De voornaamste en meest frequente manier waarop vooruitgang gemaakt wordt in de

2) De voornaamste en meest frequente manier waarop vooruitgang gemaakt wordt in de Proefexamen wetenschappelijke methoden 1) Een intervalschaal is: a) Een absolute schaal van afstanden b) Een absolute schaal van rangordeningen c) Een verhoudingsschaal van afstanden d) Een verhoudingsschaal

Nadere informatie

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60)

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Auteurs: T. Batink, G. Jansen & H.R.A. De Mey. 1. Introductie De Flexibiliteits Index Test (FIT-60) is een zelfrapportage-vragenlijst

Nadere informatie

DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL

DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL INLEIDING DEEL I: DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: WAT EN HOE? 1. Doelstelling en Geschiedenis a. Doelstelling i. Wat? 1. Beschrijven van verschillen 2. Beschrijven van

Nadere informatie

Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën

Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën Pagina 1 Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën Je gaat een profielwerkstuk maken. Dan is euthanasie een goed onderwerp. Het is misschien niet iets waar je dagelijks over praat of aan denkt, maar

Nadere informatie

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success Leercentrum Nijmegen Oberon, november 2012 1 Inleiding Playing for Success heeft, naast het verhogen van de taal- en rekenprestaties van de

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Opgave 2 Doen wat je denkt

Opgave 2 Doen wat je denkt Opgave 2 Doen wat je denkt 7 maximumscore 2 een argumentatie waarom Swaab het bestaan van vrije wil verwerpt op grond van de experimenten van Libet: bewustzijn komt pas na de beslissingen van de hersenen

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent Onthouden Kunnen ophalen van specifieke informatie, variërend van feiten tot complete theorieën Opslaan en ophalen van informatie (herkennen) Kennis van data, gebeurtenissen, plaatsen Kennis van belangrijkste

Nadere informatie

Format beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk: de afstudeeropdracht Toelichting over het gebruik van het formulier:

Format beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk: de afstudeeropdracht Toelichting over het gebruik van het formulier: Bijlage bij Andriessen, D. en Van der Marel, I. (2015) Beoordelingsmodel voor eindwerkstukken voor een Faculteit Economie & Manage-ment in het hbo. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, Jaargang 33, Nr. 2,

Nadere informatie

Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest

Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest Respondent: Johan den Doppelaar Email: info@123test.nl Geslacht: man Leeftijd: 37 Opleidingsniveau: hbo Vergelijkingsgroep: Nederlandse beroepsbevolking

Nadere informatie

Het effect van doelstellingen

Het effect van doelstellingen Het effect van doelstellingen Inleiding Goalsetting of het stellen van doelen is een van de meest populaire motivatietechnieken om de prestatie te bevorderen. In eerste instantie werd er vooral onderzoek

Nadere informatie

3.6 Diversiteit is meer dan verschil in cultuur 91 3.7 Antwoorden uit de gezondheidswetenschappen

3.6 Diversiteit is meer dan verschil in cultuur 91 3.7 Antwoorden uit de gezondheidswetenschappen Inhoud Inleiding 7 1 Diversiteit in jouw leven 13 1.1 Identiteit 13 1.2 Sociale identiteit 15 1.3 Sociale deelidentiteiten 17 1.4 Multiculturele persoonlijkheden 20 1.5 Aspecten van persoonlijkheden 24

Nadere informatie

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam PT Positiviteitstest HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Zelfrapportage PT Inleiding 2 / 8 INLEIDING De Positiviteitstest is een vragenlijst die op basis van zelfrapportage in kaart brengt in hoeverre

Nadere informatie

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Zwaantina van der Veen / Dymphna Meijneken / Marieke Boekenoogen Stad met een hart Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding 3 Hoofdstuk 2

Nadere informatie

Performance Improvement Plan

Performance Improvement Plan Performance Improvement Plan Persoonlijke rapportage van B. Smit P E O P L E I M P R O V E P E R F O R M A N C E Computerweg 1, 3542 DP Utrecht Postbus 1087, 3600 BB Maarssen tel. 0346-55 90 10 fax 0346-55

Nadere informatie

Management Potentieel Index (MPI)

Management Potentieel Index (MPI) (MPI) deelnemer opdrachtgever HFM 07-11-2014 Dit rapport is gegenereerd met het HFMtalentindex Online Assessmentsysteem. De gegevens in dit rapport zijn gebaseerd op de antwoorden die de deelnemer op één

Nadere informatie

Motieven en persoonlijkheid. Waarom doen mensen de dingen die ze doen?

Motieven en persoonlijkheid. Waarom doen mensen de dingen die ze doen? Motieven en persoonlijkheid Waarom doen mensen de dingen die ze doen? Motivatie psychologen vragen: Waarom doen mensen de dingen die ze doen? Motivatiepsychologen zoeken naar de motieven, de drijfveren

Nadere informatie

Handleiding Nederlandse Werkwaardentest

Handleiding Nederlandse Werkwaardentest Handleiding Nederlandse Werkwaardentest Versie 1.0 (c), mei 2008 Dr Edwin van Thiel Nederlandse werkwaardentest De Nederlandse werkwaardentest is eind 2006 ontwikkeld door 123test via een uitgebreid online

Nadere informatie

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken? Werkblad: 1. Wat is je leerstijl? Om uit te vinden welke van de vier leerstijlen het meest lijkt op jouw leerstijl, kun je dit simpele testje doen. Stel je eens voor dat je zojuist een nieuwe apparaat

Nadere informatie

Rijke Lessen. zetten je aan het denken. Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag

Rijke Lessen. zetten je aan het denken. Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag Rijke Lessen zetten je aan het denken Minka Dumont 2009 www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag Onthouden Kunnen ophalen

Nadere informatie

Palliatieve zorg: Kwalitatief onderzoek

Palliatieve zorg: Kwalitatief onderzoek Palliatieve zorg: Kwalitatief onderzoek Hogeschool van Amsterdam Naam: Lauri Linn Konter Studentnr: 500642432 Klas: Lv12-2E2 Jaar: 2012-2013 Docent: M. Hoekstra Inhoudsopgave Inleiding Blz: 3 Verpleegprobleem

Nadere informatie

Foto: halfpoint. 123rf.com. methodisch werken

Foto: halfpoint. 123rf.com. methodisch werken 1 Foto: halfpoint. 123rf.com methodisch werken Methodisch werken 1 Als zorgprofessional doe je nooit zomaar iets. Je werkt volgens bepaalde methodes en procedures. In dit hoofdstuk leer je wat methodisch

Nadere informatie

Beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid 2 (Rol Ontwerper) 3.12

Beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid 2 (Rol Ontwerper) 3.12 Beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid 2 (Rol Ontwerper) 3.12 Naam student: Studentnummer: Naam beoordelende docent: Datum: Toets code Osiris: Algemene eisen (voor een voldoende beoordeling van het

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/25829 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Nunspeet, Félice van Title: Neural correlates of the motivation to be moral Issue

Nadere informatie

Maak de juiste keuze. Coaching. Selectie/Promotie. Management Ontwikkeling. Loopbaanbegeleiding. Copyright 2005 Alert Management Consultants

Maak de juiste keuze. Coaching. Selectie/Promotie. Management Ontwikkeling. Loopbaanbegeleiding. Copyright 2005 Alert Management Consultants Maak de juiste keuze - Selectie/Promotie Coaching Management Ontwikkeling Loopbaanbegeleiding Waarschijnlijk vindt u het net als de meeste mensen in uw vakgebied wel eens moeilijk om iemands persoonlijkheid

Nadere informatie

COMMUNICATIE DE AXIOMATA

COMMUNICATIE DE AXIOMATA COMMUICATIE DE AXIOMATA Mireille Jacobs Gezins en relatietherapie Bemiddeling, in familiezaken www.familiekwesties.be CAW oost Vlaanderen Vormingscentrum VCOK lid Forum voor Bemiddeling. Jozef Plateaustraat,

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W 1 Naam student: Studentnummer: Datum: Naam leercoach: Inleiding Voor jou ligt het meetinstrument ondernemende houding. Met dit meetinstrument

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie vwo 2001 - I

Eindexamen Filosofie vwo 2001 - I Eindexamen Filosofie vwo 00 - I 3 Antwoordmodel Opgave Het ontstaan van leven Een juist antwoord bevat de volgende elementen: een goede uitleg van wat inductie is; een goede uitleg van het inductieprobleem

Nadere informatie

Een voorlopige balans (Periode 1)

Een voorlopige balans (Periode 1) Een voorlopige balans (Periode 1) Omschrijving van deze periode We hebben tijdens dit schooljaar al heel wat gediscussieerd, besproken, nagedacht, Je hebt in deze gesprekken, maar ook in de logboekopdrachten

Nadere informatie

Feedback is een mededeling aan iemand die hem informatie geeft over hoe zijn gedrag wordt waargenomen, begrepen en ervaren.

Feedback is een mededeling aan iemand die hem informatie geeft over hoe zijn gedrag wordt waargenomen, begrepen en ervaren. FEEDBACK WAT IS FEEDBACK EIGENLIJK? Feedback is een mededeling aan iemand die hem informatie geeft over hoe zijn gedrag wordt waargenomen, begrepen en ervaren. Hiermee is feedback een belangrijk middel

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Van loslaten naar VERBINDEN: Hoe we mensen in rouw kunnen uitnodigen om verhalen te vertellen over wat hen dierbaar is.

Van loslaten naar VERBINDEN: Hoe we mensen in rouw kunnen uitnodigen om verhalen te vertellen over wat hen dierbaar is. Van loslaten naar VERBINDEN: Hoe we mensen in rouw kunnen uitnodigen om verhalen te vertellen over wat hen dierbaar is. Anik Serneels Klinisch psychologe, relatie- en gezinstherapeute, specialisatie narratieve

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten Blooms taxonomie Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten Evalueren Evalueren = de vaardigheid om de waarde van iets (literatuur, onderzoeksrapport, presentatie etc) te kunnen beoordelen

Nadere informatie

BECCI: Behaviour Change Counselling Inventory

BECCI: Behaviour Change Counselling Inventory Pagina 1 van 7 BECCI: Behaviour Change Counselling Inventory Voorafgaand aan het gebruik van de BECCI checklist: Maak a.u.b. gebruik van de toegevoegde handleiding met een gedetailleerde uitleg over hoe

Nadere informatie

INSTRUMENTEN TER ONDERSTEUNING VAN SCRIPTIESTUDENTEN

INSTRUMENTEN TER ONDERSTEUNING VAN SCRIPTIESTUDENTEN INSTRUMENTEN TER ONDERSTEUNING VAN SCRIPTIESTUDENTEN Medewerkers van de Bibliotheek Rechten hebben voor studenten, die starten met het schrijven van de scriptie, instrumenten ontwikkeld. De instrumenten

Nadere informatie

Gaan stemmen of niet gaan stemmen? (Uit: Kompas)

Gaan stemmen of niet gaan stemmen? (Uit: Kompas) Gaan stemmen of niet gaan stemmen? (Uit: Kompas) Bij deze activiteit wordt een enquête gehouden bij mensen in de omgeving in verband met: het gaan stemmen bij verkiezingen, de deelname van burgers aan

Nadere informatie

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Het doel van deze opdracht is nagaan of je instrument geschikt is voor je onderzoek. Het is altijd verstandig

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting Een brede kijk op onderwijskwaliteit E e n o n d e r z o e k n a a r p e r c e p t i e s o p o n d e r w i j s k w a l i t e i t b i n n e n S t i c h t i n g U N 1 E K Samenvatting Hester Hill-Veen, Erasmus

Nadere informatie

Naslagwerk KOERS. Producten van dit documenten zijn:

Naslagwerk KOERS. Producten van dit documenten zijn: Naslagwerk KOERS Dit document is bedoeld om ieder individu een eigen beeld te laten formuleren van de eigen koers als werkend mens en vervolgens als functionaris. Daarna kun je collectief de afdelingskoers

Nadere informatie

De mindset van een verbinder Focus op balans, afstemming en integratie

De mindset van een verbinder Focus op balans, afstemming en integratie De mindset van een verbinder Focus op balans, afstemming en integratie Zou je door een andere focus en een andere manier van denken de kans op succes kunnen verhogen? In het praktijkonderzoek verschil

Nadere informatie

Persoonlijkheidstest (PTA)

Persoonlijkheidstest (PTA) Persoonlijkheidstest (PTA) student 47 2013 TalentFocus 1. Inleiding Dit is jouw persoonlijkheidsprofiel. Het profiel is gebaseerd op de antwoorden die jij hebt gegeven in de vragenlijst. Jouw antwoorden

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in dutch)

Samenvatting. (Summary in dutch) Samenvatting (Summary in dutch) 74 Samenvatting Soms kom je van die stelletjes tegen die alleen nog maar oog hebben voor elkaar. Ze bestellen hetzelfde ijsje, maken elkaars zinnen af en spiegelen elkaar

Nadere informatie

Huiswerk, het huis uit!

Huiswerk, het huis uit! Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting

Nadere informatie

ONDERZOEK DOEN. HENK LINDEMAN h.lindeman@aps.nl. Naam Datum

ONDERZOEK DOEN. HENK LINDEMAN h.lindeman@aps.nl. Naam Datum ONDERZOEK DOEN HENK LINDEMAN h.lindeman@aps.nl Naam Datum Onderzoeksvragen; uw keuze voor deze workshop Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen onderzoek doen en gedocumenteerd schrijven? Welke

Nadere informatie

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde Universitair Medisch Centrum Utrecht Verplegingswetenschappen cursusjaar

Nadere informatie

PRESTUDY TASKS: DOING WHAT IS GOOD FOR YOU

PRESTUDY TASKS: DOING WHAT IS GOOD FOR YOU PRESTUDY TASKS: DOING WHAT IS GOOD FOR YOU Aan het voorstel werken helpt om na te denken over onderzoeksvragen en de focus van de studie. Onderzoeker maken verschillende beslissingen voor ze aan het veldwerk

Nadere informatie

Scriptie over Personal Branding en Netwerking

Scriptie over Personal Branding en Netwerking Scriptie over Personal Branding en Netwerking 1e versie - 16 november 2012 Jana Vandromme Promotor: Hannelore Van Den Abeele 1. Inhoudstafel 1. Inhoudstafel 2. Onderzoeksvragen 2.1 Onderzoeksvraag 1 2.2

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde Kennisbericht over een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift: Hardell L, Carlberg M, Söderqvist F, Hansson Mild K, Meta-analysis of long-term

Nadere informatie

Masterproef oktober 2009

Masterproef oktober 2009 Masterproef 1 29 oktober 2009 Wat is een masterproef? Beslaat +/- 50 blz (15000 woorden) Volgt de structuur van een wetenschappelijk artikel (onderzoek of literatuurstudie) Volgt de APA richtlijnen Deontologie

Nadere informatie

Systems-Centered Training door Lotte Paans

Systems-Centered Training door Lotte Paans Systems-Centered Training door Lotte Paans De workshop is ervaringsgericht van opzet, opdat je aan den lijve ondervindt wat het effect van de werkwijze is. Een wezenlijk onderdeel van Systems-Centered

Nadere informatie

Onderzoeksvraag Uitkomst

Onderzoeksvraag Uitkomst Hoe doe je onderzoek? Hoewel er veel leuke boeken zijn geschreven over het doen van onderzoek (zie voor een lijstje de pdf op deze site) leer je onderzoeken niet uit een boekje! Als je onderzoek wilt doen

Nadere informatie

Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test

Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test Respondent: Jill Voorbeeld Email: voorbeeld@testingtalents.nl Geslacht: vrouw Leeftijd: 39 Opleidingsniveau: wo Vergelijkingsgroep: Normgroep marketing

Nadere informatie

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: Het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs: Stadium van het instructie model Oriëntatiefase

Nadere informatie

CREATIEF VERMOGEN. Andrea Jetten, Hester Stubbé

CREATIEF VERMOGEN. Andrea Jetten, Hester Stubbé CREATIEF VERMOGEN Andrea Jetten, Hester Stubbé OPDRACHT Creativitief vermogen meetbaar maken zodat de ontwikkeling ervan gestimuleerd kan worden bij leerlingen. 21st century skills Het uitgangspunt is

Nadere informatie

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

Uit het resultaat van mijn test kwamen voornamelijk de doener en beslisser naar voren.

Uit het resultaat van mijn test kwamen voornamelijk de doener en beslisser naar voren. Metawerk Fedor. Semester 1a Opdracht 1. Ik heb voor opdracht 1 de leerstijlentest van Kolb gemaakt. Deze test heeft als doel om te kijken op wat voor manier je het beste informatie kunt opnemen en verwerken.

Nadere informatie

HET MAKEN EN VERSPREIDEN VAN PRAKTIJKVOORBEEL DEN: KENMERKEN EN VOORWAARDEN. Katrijn Ballet

HET MAKEN EN VERSPREIDEN VAN PRAKTIJKVOORBEEL DEN: KENMERKEN EN VOORWAARDEN. Katrijn Ballet HET MAKEN EN VERSPREIDEN VAN PRAKTIJKVOORBEEL DEN: KENMERKEN EN VOORWAARDEN Katrijn Ballet 1 INTRODUCTIE DRIE VOORWAARDEN VOOR EEN GOED PRAKTIJKVOORBEELD (1) Zorgvuldige beschrijving van het doen en zeggen;

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 7

Inhoudsopgave. Voorwoord 7 Inhoudsopgave Voorwoord 7 1 Beginselen van academisch-juridisch onderzoek 9 1.1 Academisch-juridisch onderzoek 9 1.2 Verschillen met ander juridisch onderzoek 10 1.3 Het onderzoeksproces 11 1.4 Eisen waaraan

Nadere informatie

i 360 Profiel Voorbeeldrapport 360 Talent Scanner

i 360 Profiel Voorbeeldrapport 360 Talent Scanner Profiel Talent Scanner sopgave 1. Algemene beschrijving... 3 1.1. Doel... 3 1.2. Sfeer van Invloed model... 4 1.3. Beschrijving van de interactiestijlen... 5 1.3.1 Interactiestijlen die sturen op relatie...

Nadere informatie

Inge Test 07.05.2014

Inge Test 07.05.2014 Inge Test 07.05.2014 Inge Test / 07.05.2014 / Bemiddelbaarheid 2 Bemiddelbaarheidsscan Je hebt een scan gemaakt die in kaart brengt wat je kans op werk vergroot of verkleint. Verbeter je startpositie bij

Nadere informatie

Sociolinguïstiek en sociale psychologie:

Sociolinguïstiek en sociale psychologie: Sociolinguïstiek en sociale psychologie: Nieuwe methodes voor attitudemeting Laura Rosseel, Dirk Geeraerts, Dirk Speelman OG Kwantitatieve Lexicologie en Variatielinguïstiek Inleiding sinds de jaren 1960

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2002-I

Eindexamen filosofie vwo 2002-I Opgave 1 Wetenschappelijke verklaringswijzen Maximumscore 3 1 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een antwoord op de vraag of de Weense Kring de uitspraak zinvol zou vinden: ja 1 een omschrijving

Nadere informatie

Welke vragenlijst voor mijn onderzoek?

Welke vragenlijst voor mijn onderzoek? Welke vragenlijst voor mijn onderzoek? NHG wetenschapsdag 2010 Caroline Terwee Kenniscentrum Meetinstrumenten VUmc Afdeling Epidemiologie en Biostatistiek VU medisch centrum Inhoud 1. Presentatie 2. Kritisch

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

Vraag 1 Corné geeft in deze scène feedback aan Mirjam. Leg uit waarom dit feedback is. Typ het antwoord in in het antwoordformulier.

Vraag 1 Corné geeft in deze scène feedback aan Mirjam. Leg uit waarom dit feedback is. Typ het antwoord in in het antwoordformulier. Vragen bij Feedback geven en ontvangen Vraag 1 Corné geeft in deze scène feedback aan Mirjam. Leg uit waarom dit feedback is. Vraag 2 Welke twee functies heeft feedback en hoe herken je deze functies in

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Naar slimmere MM-maatregelen met het 9-stappenplan

Naar slimmere MM-maatregelen met het 9-stappenplan Naar slimmere MM-maatregelen met het 9-stappenplan Uitgangspunt en doel van het stappenplan Uitgangspunt van ons stappenplan is niet de plannen zijn niet goed, maar wel vanuit gedragsperspectief kan het

Nadere informatie

Tijdens en voor mijn studie Projectleider Techniek verwerf ik competenties door specifieke taken en werkzaamheden te verrichten.

Tijdens en voor mijn studie Projectleider Techniek verwerf ik competenties door specifieke taken en werkzaamheden te verrichten. Beste collega, familie, vriend, Tijdens en voor mijn studie Projectleider Techniek verwerf ik competenties door specifieke taken en werkzaamheden te verrichten. Theoretische kennis doe ik op door onderwijs

Nadere informatie

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data Workshop Dataverzameling Van onderzoeksvraag naar data Even voorstellen: Suzanne van de Groep 24 jaar Promovendus (PhD-kandidaat) Universiteit Leiden Hoe gaan jongeren met andere mensen om? Hoe werkt dat

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Ouderversie Informant: Mevrouw Bakker Ouder INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst waarmee

Nadere informatie

Inleiding. It's the difference in mental capacities that will determine who the real winners are." Sven Goran Eriksson

Inleiding. It's the difference in mental capacities that will determine who the real winners are. Sven Goran Eriksson Inleiding Eigenlijk kan je als sporter niet verliezen. Het wedstrijdresultaat staat voorop, maar er is duidelijk meer. Wie of wat bepaalt het resultaat? Talent. Conditie. Motivatie. Maar ook je mentale

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden een handreiking 71 hoofdstuk 8 gegevens analyseren Door middel van analyse vat je de verzamelde gegevens samen, zodat een overzichtelijk beeld van het geheel ontstaat. Richt de analyse in de eerste plaats

Nadere informatie

Inhoud Inleiding Een nieuw beroep, een nieuwe opleiding Een nieuwe start bouwt voort op het voorgaande Relaties aangaan Omgaan met gevoelens

Inhoud Inleiding Een nieuw beroep, een nieuwe opleiding Een nieuwe start bouwt voort op het voorgaande Relaties aangaan Omgaan met gevoelens Inhoud Inleiding 9 1 Een nieuw beroep, een nieuwe opleiding 11 1.1 Het beroep Social Work 11 1.2 Beelden over leren mentale modellen 15 1.3 Competentiegericht leren 16 1.4 Een open leerhouding 17 1.5 Leren

Nadere informatie

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind MEE Nederland Raad en daad voor iedereen met een beperking Moeilijk lerend Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind Moeilijk lerend Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind Inhoudsopgave

Nadere informatie

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT? ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT? Wim Biemans Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie & Bedrijfswetenschappen 4 juni, 2014 2 Het doen van wetenschappelijk onderzoek Verschillende

Nadere informatie

Samenvatting Westerman_v3.indd 111 Westerman an v3.in _v3.indd dd 11 111 18-07-2007 13:01 8-07-2007 13:01:1 :12

Samenvatting Westerman_v3.indd 111 Westerman an v3.in _v3.indd dd 11 111 18-07-2007 13:01 8-07-2007 13:01:1 :12 Westerman_v3.indd Westerman an_v3.indd v3.indd 111 111 18-07-2007 8-07-2007 13:01 13:01:1 :12 2 112 In de klinische praktijk en met name in de palliatieve geneeskunde wordt kwaliteit van leven als een

Nadere informatie

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention Samenvatting Wesley Brandes MSc Introductie Het succes van CRM is volgens Bauer, Grether en Leach (2002) afhankelijk van

Nadere informatie

Denken kun je Leren!

Denken kun je Leren! Denken kun je Leren! Bekijk de twee vragen hieronder. Op welke manier verschillen deze twee vragen van elkaar? (Bedenk het antwoord voor jezelf draai je naar degene waar je het dichtste bij zit bespreek

Nadere informatie

Rapport Team Competenties i360. Test Kandidaat

Rapport Team Competenties i360. Test Kandidaat Rapport Team Competenties i360 Naam Test Kandidaat Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Sterkte/zwakte-analyse 3. Feedback open vragen 4. Overzicht competenties 5. Persoonlijk ontwikkelingsplan Inleiding Voor

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie