VIESMANN VITOCROSSAL. Planningsaanwijzing VITOCROSSAL 200 VITOCROSSAL 300 VITOTRANS 300. Type CM2. Type CR3

Transcriptie

1 VIESMANN VITOCROSSAL VITOTRANS 00 Planningsaanwijzing VITOCROSSAL 200 Type CM2 VITOCROSSAL 00 Type CR Condenserende HR-ketel voor aardgas 87 tot 11 kw, met MatriX-stralingsbrander VITOCROSSAL 00 Type CM Condenserende HR-ketel voor aardgas 87 tot 142 kw, met MatriX-stralingsbrander VITOCROSSAL 00 Type CT Condenserende HR-gasketel voor aardgas en vloeibaar gas 787 tot 978 kw VITOTRANS 00 Rookgas-/water-warmtewisselaar voor CV-ketels op gas en olie tot 6600 kw Condenserende HR-gasketel voor aardgas en vloeibaar gas 187 tot 65 kw 187 tot 14 kw, met MatriX-stralingsbrander (voor aardgas) 4/2007

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave &Voordelen:... 5 &Voordelen:... 5 &Werkingvaninstallatiesmet1ketel... 6 &Werkingvaninstallatiesmetmeerdereketels... 6 &Regeling installatie met meerdere ketels... 7 &Schakelpunten &Voordelen:... 8 &Naschakeling van een Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar voor rendementsverhoging &Energiebesparing door gebruik van Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar... 9 &Berekening van de mogelijke energiebesparing (BE) &Toepassingsvoorbeelden Planningsaanwijzingen 1. 1 Levering, naar binnen brengen en opstellen &Levering &Naar binnen brengen en opstelling &Stookruimte Configuratievandeinstallatie &Vermogensgrenzen in voorschriften &Aanvoertemperatuur &Pompgestuurde drukbehoudsystemen &Beveiligingstemperaturen &Eisen door stooklast &Keuze van het nominale vermogen Hydraulischeintegratie &Verwarmingsaansluitingen &Voor condensatie geschikte integratie &AanwijzingbijCV-pompen... 1 &Systeemtoebehoren &Toepassingsvoorbeelden Veiligheidstechnische uitrusting &Algemene aanwijzingen &Keuzetabel voor veligheidstechnische toebehoren van de Vitocrossal &Veiligheidstechnische uitrusting van de Vitotrans Brandstoffen &Vitocrossal &Vitotrans Brander &Geschikte branders &Montage van de brander Rookgasgeleiding &Rookgasinstallaties &Rookgasinstallaties voor condenserende HR-ketelss &Inbouwmogelijkheden van de rookgasinstallatie voor Vitocrossal &RookgasinstallatiesvoorVitotrans RookgassysteemvoorVitocrossal,87tot508kW &CE-certificering voor de rookgassystemen van PPs voor de Vitocrossal &Open werking met Vitocrossal 200 en Vitocrossal 00; respecteer NBN B61-001! &Gesloten werking met Vitocrossal 200; respecteer NBN B61-001! &Vaststelling van de maxmumbuislengtes en buisdiameter van het PPs-rookgassysteem bij gebruik van MatriX-stralingsbranders &Vaststellen max. buislengtes, buisdiameters en totale trek van het rookgassysteem bij gebruik van branders van derden &Afzonderlijke delen bij het rookgassysteem van kunststof &Aansluiting met rookgasleiding van kunststof (PPS of polyfenyleensulfide) op een vochtongevoelige schoorsteen (vochtongevoelige schoorsteen, onderdrukwerking)... 6 &Rookgasverzamelgeleiding van roestvast staal voor installaties met twee ketelsmetvitocrossal200(overdrukwerking) Geluidsbescherming... 7 &Luchtgeluidsdemping... 8 &Contactgeluidsdemping Richtwaardenvoordewaterkwaliteit... 8 &Verwarmingsinstallaties met reglementaire werkingstemperaturen tot 100ºC (VDI 205) &Vookomen van schade door watercorrosie VIESMANN VITOCROSSAL/VITOTRANS 00

3 Inhoudsopgave (vervolg) 1.11 Condenswater en neutralisering &Planningsaanwijzingen voor condenswaterafvoer &Neutraliseringsinrichtingen Belangrijke veiligheidsvoorschriften en bepalingen &Gasinstallatie &Buisleidingsaansluitingen &Elektrischeinstallatie &Gebruiksaanwijzing &Rookgasinstallatie &Vul-enbijvulwater &Test in het kader van de bouwtechnische afnameprocedure Toepassingsvoorbeelden 2. 1 Toepassingsvoorbeeld &InstallatiemetVitocrossal00CV-ketel Toepassingsvoorbeeld &Installatie met 1 ketel met Vitocrossal 00-ketel met meerdere verwarmingscircuits en één lagetemperatuurverwarmingscircuit Toepassingsvoorbeeld &Installatie met meerdere ketels met Vitocrossal-ketel met meerdere verwarmingscircuits en één lagetemperatuurverwarmingscircuit Toepassingsvoorbeeld &Installatie met meerdere ketels met Vitocrossal- en Vitoplex-ketel met meerdere verwarmingscircuits en één lagetemperatuurverwarmingscircuit Toepassingsvoorbeeld &Installatie met meerdere ketels met Vitocrossal- en Vitoplex-ketel met meerdere verwarmingscircuits en één lagetemperatuurverwarmingscircuit - Vitoplex met bijmengpomp Toepassingsvoorbeeld &Installatie met meerdere ketels met Vitocrossal- en Vitoplex-ketel met meerdere verwarmingscircuits en één lagetemperatuurverwarmingscircuit - Vitoplex mettherm-controlenketelcircuitpomp Toepassingsvoorbeeld &Installatie met meerdere ketels met Vitocrossal- en Vitoplex-ketel met driewegmengklep en meerdere verwarmingscircuits alsook één lagetemperatuurverwarmingscircuit Toepassingsvoorbeeld Toepassingsvoorbeeld &Installatie met meerdere ketels met Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar aan lagetemperatuur-verwarmingscircuits en bijmengpomp Toepassingsvoorbeeld &Installatie met meerdere ketels met Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar aan lagetemperatuur-verwarmingscircuits met ketelcircuitpomp Drinkwaterverwarmingmetboilerlaadsyssteem Aanwijzingen bij de toepassingsvoorbeelden Aanwijzingen bij regelingen. 1 Extra functies voor installaties met 1 ketel met Vitotronic 200, type GW1 of Vitotronic 00, type GW &Stekkers avd &Stekkers avh Extra functies voor installaties met meerdere ketels met Vitotronic 00-K en Vitotronic 100, type GC1 via LON &Stekkers avd en avh aan Vitotronic 00-K &Stekkers avd op Vitotronic 100, type GC Aansluiting van regelingen te voorzien door de installateur aan de Vitotronic 100, type GC1 bij installaties met 1 ketel &Werking met tweetraps brander &Werking met modulerende brander Ketelvolgschakeling met door de installateur te voorzien cascaderegeling Aansluitingen aan de Vitotronic 100, type GC &Werking met tweetraps brander &Werking met modulerende brander op de Vitocrossal &Werking met modulerende brander op de lagetemperatuurketel Functies in combinatie met functieuitbreiding 0 10 V (toebehoren) &Functies &Functieuitbreidingininstallatiesmet1ketel &Functieuitbreidingininstallatiesmetmeerdereketels Functies in combinatie met steekadapter voor externe veiligheidsinrichtingen (toebehoren) Opschakeling van door de installateur te voorziene regeltoestellen via LON Index VITOCROSSAL/VITOTRANS 00 VIESMANN

4 Inhoudsopgave (vervolg) 4 VIESMANN VITOCROSSAL/VITOTRANS 00

5 1.1 Vitocrossal 200 Condenserende HR-gasketel, 87 tot 11 kw voor aardgas H-G20 en L-G25 met Inox-Crossal-verwarmingsoppervlakken. Nominaal vermogen: 87 tot 11 kw Toegelaten werkingstemperatuur: tot 95 ºC Toegelaten beveiligingstemperatuur: tot 110 ºC Toegest. werkdruk: 4 bar Voor de werking met glijdend verlaagde ketelwatertemperatuur. CE-label volgens de Europese Richtlijn inzake Gastoestellen Type CM2 CE-0085 BQ Voordelen: & Condensatie-unit met MatriX-gasbrander, 87 tot 11 kw, als dubbele cascade tot 622 kw. & Gebruiksrendement: tot 97% (H s )/108% (H i ). & Grote bedrijfszekerheid en lange levensduur door corrosiebestendige Inox-Radial-verwarmingsoppervlak van roestvast staal. & Inox-Crossal-verwarmingsoppervlakken voor zeer doeltreffende wamteoverdracht en hoog condensatiepercentage. & Zelfreinigend effect door het gladde oppervlak van roestvast staal. & Schone verbranding door lage belasting van de verbrandingsruimte en dankzij een doorgaande verbrandingskamer. & MatriX-stralingsbrander tot 11 kw voor milieuvriendelijke werking met een modulatiebereik van tot 100%. & Bijzonder geruisloze werking. & Naar keuze gesloten en open werking. & Alle hydraulische aansluitingen van boven af monteerbaar. 1.2 Vitocrossal 00 Condenserende HR-gasketel & 87 tot 14 kw voor aardgas H-G20 en L-G25 & 187 tot 978 kw voor aardgas H-G20, L-G25 en vloeibaar gas met InoX-Crossal-verwarmingsvlakken. Nominaal vermogen: 87 tot 978 kw Toegelaten werkingstemperatuur 87 tot 142 kw (type CM): tot 95 ºC 187 tot 65 kw (type CT): tot 100 ºC 787 en 978 kw (type CR): tot 100 ºC Toegelaten beveiligingstemperatuur: tot 110 ºC Toegest. werkdruk 87 tot 142 kw (type CM): 4 bar 187 tot 14 kw (type CT): 4 bar 408 tot 65 kw (type CT): 5,5 bar 787 en 978 kw (type CR): 6 bar Voor de werking met glijdend verlaagde ketelwatertemperatuur. CE-label volgens de Europese Richtlijn inzake Gastoestellen: Type CM CE-0085 BN 0569 Type CT CE-0085 AQ 0257 Type CR CE-0085 AQ 015 Voordelen: & Verticaal geplaatst Inox-Crossal verwarmingsoppervlakken van roestvast staal voor een grote bedrijfszekerheid en een lange levensduur. Dankzij de verticaal geplaatste rookgaskanalen kan het ontstane condenswater ongehinderd loodrecht naar beneden stromen. Aldus wordt vermeden dat het condenswater steeds geconcentreerder wordt door herverdamping. Versterkt zelfreinigend effect door het gladde oppervlak van roestvast staal. & Uitermate efficiënte warmteoverdracht en een intensieve condensatie dankzij Warmtewisselaarvlakken die de stroom van rookgas intensief doen wervelen Tegenstroomprincipe dat wordt toegepast bij het ketelwater en de rookgassen. & Gebruiksrendement: tot 98% (H s )/109 % (H i ). & Twee retouraansluitingen - de verwarmingscircuits met lage retourtemperatuur worden afzonderlijk aangesloten. Daardoor wordt de condensatie van de rookgassen versterkt. & Schone verbranding door lage belasting van de verbrandingsruimte en dankzij een doorgaande verbrandingskamer. & Gemakkelijk in stookruimtes binnen te brengen door smal formaat en gering gewicht; vanaf 187 kw ook in in 2 delen uit elkaar te halen. & Brander tot 978 kw - afgeregeld en stekkerklaar bekabeld. Ketelgrootte 87 tot 14 kw met modulerende Viessmann MatriX-stralingsbrander voor bijzonder geluidloze en milieuvriendelijke werking. 1. Werkingsvoorwaarden Vereisten 1. Debiet van het verwarmingswater Geen 2. Ketelretourtemperatuur (min. waarde) Geen. Minimumketelwatertemperatuur Geen 4. Tweetraps-branderwerking Geen 5. Modulerende branderwerking Geen 6. Verlaagde werking Geen - een totale verlaging is mogelijk 7. Weekendverlaging Geen - een totale verlaging is mogelijk VITOCROSSAL/VITOTRANS 00 VIESMANN 5

6 (vervolg) Aanwijzing Eisen aan de waterkwaliteit, zie pagina Ketelcircuitregelingen (uitvoerige beschrijving, zie technische bladen van de ketelcircuitregelingen) Tot de leveringsomvang van elke Viessmann CV-ketel behoort een op de CV-ketel afgestemde ketelcircuitregeling. Dit is voor een energiesparende en milieuvriendelijke werking ontwikkeld. De temperatuursensoren komen exact overeen met de karakteristiekvandecv-ketel. Schakelkasten Vitocontrol met weersafhankelijke regeling Vitotronic 00-K (type MW1S) voor 1 tot 4 CV-ketels en 2 verwarmingscircuits met mengklep en verdere Vitotronic 200-H (type HK1S of HKS) voor 1 resp. tot verwarmingscircuits met mengklep kunnen voor Vitocrossal 00 worden geleverd. Bij de condenserende HR-ketels zijn de hierna genoemde regelingen leverbaar. Werking van installaties met 1 ketel Vitotronic 100 (type GC1) Vitotronic 200 (type GW1) Vitotronic 00 (type GW2) Elektronische ketelcircuitregeling voor verhoogde ketelwatertemperatuur of weersafhankelijke werking in combinatie met een schakelkast Vitocontrol met Vitotronic 00-K (type MW1S) of externe regeling Voor tweetraps- of modulerende brander Met boilertemperatuurregeling Met regeling voor boilerlaadsystemen met mengklepgroep of alternatief voor de regeling een permanente retourregeling met geregelde driewegklep Met geïntegreerd diagnosesysteem Functie-uitbreiding voor opgave van de gewenste ketelwatertemperatuur via een 0-10 V-ingang aan te sluiten (toebehoren). Weersafhankelijke, digitale ketelcircuitregeling Voor installaties met één ketel Voor tweetraps- of modulerende brander Met schakelklok met dag- en weekprogramma Met bedieningseenheid met weergave in volle tekst Met apart instelbare periodes Met boilertemperatuurregeling Met regeling voor boilerlaadsystemen met mengklepgroep of alternatief voor de regeling een permanente retourregeling met geregelde driewegklep Met geïntegreerd diagnosesysteem Functie-uitbreiding voor opgave van de gewenste ketelwatertemperatuur via een 0-10 V-ingang aan te sluiten (toebehoren). Externe warmtevraag: ketelvrijgave/smoorklep open 1. Brandertrap aan 1e en 2e brandertrap aan Voor elk van de eisen moet een potentiaalvrij contact ter beschikking worden gesteld. De potentiaalvrije contacten worden aan de laagspanningsstekkers avd und avh aangesloten. Weersafhankelijke, digitale ketel- en verwarmingscircuitregeling Voor installaties met één ketel Voor max. 2 verwarmingscircuits met mengklep Voor tweetraps- of modulerende brander Met schakelklok met dag- en weekprogramma Met bedieningseenheid met weergave in volle tekst Met afzonderlijk instelbare periodes en stooklijnen Met boilertemperatuurregeling Met regeling voor boilerlaadsystemen met mengklepgroep of alternatief voor de regeling een permanente retourregeling met geregelde driewegklep Met geïntegreerd diagnosesysteem Functie-uitbreiding voor opgave van de gewenste ketelwatertemperatuur via een 0-10 V-ingang aan te sluiten (toebehoren). Voor elk verwarmingscircuit met mengklep is een uitbreidingsset noodzakelijk. Voor communicatie (LON-BUS) is de communicatiemodule LON nodig. Werking van installaties met meerdere ketels Elke CV-ketel van een installatie met meerdere ketels moet met een Vitotronic 100 (type GC1) zijn uitgerust. De Vitotronic 00-K (type MW1) wordt met een CV-ketel geleverd (zie prijslijst) en kan apart gemonteerd worden. In de Vitotronic 100 moet de communicatiemodule LON worden ingebouw. Zie prijslijst. Bij installaties met meerdere ketels met externe regeling moet de lastafhankelijke brander- en ketelschakeling, alsmede de boilertemperatuurregeling, door de bovengeplaatst (externe) regeling gebeuren. 6 VIESMANN VITOCROSSAL/VITOTRANS 00

7 (vervolg) Vitotronic 100 (type GC1) Elektronische ketelregeling Voor tweetraps- of modulerende brander Communicatie via LON-BUS. Vitotronic 00-K (type MW1) Weersafhankelijke cascaderegeling voor installaties met meerdere ketels met maximaal 4 CV-ketels met Vitotronic 100 (type GC1) Voor max. 2 verwarmingscircuits met mengklep Met schakelklok met dag- en weekprogramma Met bedieningseenheid met weergave in volle tekst Met boilertemperatuurregeling Met regeling voor boilerlaadsystemen met menggroep Met keuzeschakeling voor de leidende ketel Communicatie via LON-BUS Met geïntegreerd diagnosesysteem en andere functies Functie-uitbreiding voor opgave van de gewenste installatieaanvoertemperatuur via een 0-10 V-ingang aan te sluiten (toebehoren). Voor elk verwarmingscircuit met mengklep is een uitbreidingsset noodzakelijk. 1 Regeling installatie met meerdere ketels VITOCROSSAL/VITOTRANS 00 VIESMANN 7

8 (vervolg) Schakelpunten 1 C Ingestelde stooklijn D Ingestelde maximale ketelwatertemperatuur A Instelmogelijkheden van de veiligheidstemperatuurbegrenzer van de Vitotronic ketelcircuitregelingen (leveringstoestand 110 ºC, kan op 100 of 95 ºC worden omgezet) B Instelmogelijkheden van de temperatuuregelaar (ketelwatertemperatuur) van de Vitotronic ketelcircuitregelingen (leveringstoestand 95 ºC) 1.5 Vitotrans 00 & Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar in combinatie met Vitoplex-, Vitorond- en Vitomax-ketels als condensatie-unit volgens DIN bzw. -7 & Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar voor Vitoplex en Vitorond 500 kw. Toegestane aanvoertemperatuur (= beveiligingstemperatuur) tot 110 ºC. Toegestane werkdruk 4 bar. & Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar voor Vitoplex en Vitorond vanaf 500 kw alsmede Vitomax tot 6600 kw. Toegestane aanvoertemperatuur (= beveiligingstemperatuur) tot 110 ºC. Toegestane werkdruk 6 of 10 bar. Voordelen: & Grote bedrijfszekerheid en lange levensduur dankzij het gebruik van corrosiebestendig, roestvast staal. Edelstaal is geschikt voor werking met gas en kortstondige werking met stookolie, roestvast staal voor continue werking met stookolie. & Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar met Inox-Crossal-verwarmingsvlak voor CV-ketels van 80 tot 1750 kw. & Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar met Inox-Tubalverwarmingsvlak voor CV-ketels van 1860 tot 6600 kw. & Vertikaal geplaatste Inox-Crossal- en Inox-Tubal-verwarmingsvlakken voor een grote bedrijfszekerheid en een lange gebruiksduur. Dankzij de verticaal geplaatste verwarmingsgaskanalen kan het ontstane condenswater ongehinderd loodrecht naar beneden stromen. Aldus wordt vermeden dat het condenswater steeds geconcentreerder wordt door herverdamping. Versterkt zelfreinigend effect door het gladde oppervlak van roestvast staal. & Uitermate efficiënte warmteoverdracht en een intensieve condensatie dankzij warmtewisselaarvlakken die de stroom rookgas intensief doen wervelen tegenstroomprincipe dat wordt toegepast bij het ketelwater en de rookgassen. & Neutraliseringsinrichtingen die op de Vitotrans 00 rookgas-/ water-warmtewisselaar zijn afgestemd. Naschakeling van een Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar voor rendementsverhoging Het naschakelen van een Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar bij een CV-ketel zorgt voor een duidelijke verhoging van het rendement. Door condensatie van de rookgassen in de warmtewisselaar wordt uit de CV-ketel, volgens de eisen van de Rendementsrichtlijn 92/42/EEG, een condenserende HR-ketel. & Bij gasverwarmde CV-ketels bedraagt de rendementsverhoging maximaal 12 %. & Bij werking met stookolie wordt op grond van het geringere watervolume en lagere dauwpunt ten opzichte van gas een rendementsverhoging van maximaal 6 % bereikt. 8 VIESMANN VITOCROSSAL/VITOTRANS 00

9 (vervolg) De Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar zijn zo gedimensioneerd dat bestaande installaties kunnen worden gemoderniseerd. Vitotrans 00 voor oliestook Voor de constante of langere werking met stookolieverbranding zijn de Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaars met oppervlakken die met rookgas in aanraking komen van hoogwaardig edelstaal leverbaar. 1 Energiebesparing door gebruik van Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar De rendementverhoging en daarmee de energiebesparing ten opzichte van installaties zonder rookgas-/water-warmtewisselaar wordt in hoge mate door het retourtemperatuur van de door de warmtewisselaar stromend retourwater bepaald. De retourtemperaturen worden door de dimensionering van de installatie bepaald en dalen met stijgende buitentemperatuur. Voor verwarmingssystemen met diemensioneringstemperaturen van 75/60 ºC en 40/0 ºC is het verloop van de retourtemperatuur afhankelijk van de buitentemperatuur in het diagram op pagina 9 afgebeeld. De redementsverhoging die door het naschakelen van een rookgas-/water-warmtewisselaar bij gasstook wordt bereikt, is voor verschillende verwarmingssysteemtemperaturen in de volgende tabel afgebeeld. De mogelijke rendementsverhogingen zijn gebaseerd op het glijdende verloop van de retourtemperatuur afhankelijk van de buitentemperatuur. De verschillende rendementsstijgingen ontstaan uit de verschillende rookgastemperaturen van de voorgeschakelde CV-ketel Dimensioneringstemperatuur verwarmingssysteem Rendementsstijging door Vitotrans 00 met Vitoplex 00, Vitomax 200 en 00 90/70 ºC 6,0 % 7,0 % 75/60 ºC 9,0 % 10,0 % 60/50 ºC 10,0 % 11,0 % 40/0 ºC 11,5 % 12,5 % Het totale rendement van de condensatie-unit bestaande uit gasgestookte CV-ketel en Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar komt voort uit de optelling van het ketelrendement en de voor de betreffende systeemtemperatuur vastgestelde rendementsverhoging van de warmtewisselaar. Voorbeeld: Rendement Vitoplex 00 = 96 % Rendementverhoging Vitotrans 00 bij 75/60 ºC = 9 % geeft een totaal rendement van de condensatie-eenheid van 96 % + 9 % = 105 %. Rendementsstijging door Vitotrans 00 met Vitoplex 100, Vitoplex 200, Vitorond 200 en Vitomax 100 A Aanvoertemperatuur bij verwarmingssysteem 75/60 ºC B Retourtemperatuur bij verwarmingssysteem 75/60 ºC C Aanvoertemperatuur bij verwarmingssysteem 40/0 ºC D Retourtemperatuur bij verwarmingssysteem 40/0 ºC Berekening van de mogelijke energiebesparing (B E ) & Jaarlijkse stookactiviteitq a van een ketelinstallatie met ² k = 460 kw en 1650 volledig benutte uren (b a ) per jaar: & Jaarverbruik B N van aardgas L-G25 (stookwaarde H u = 8,8 kwh/m ) bij gebruik van een lagetemperatuurketel Vitoplex 00 met een gebruiksrendement η N =96%: VITOCROSSAL/VITOTRANS 00 VIESMANN 9

10 (vervolg) 2 & Verhoging gebruiksrendement η AWT door het naschakelen van een Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar. De dimensioneringstemperatuur van het verwarmingssysteem, dat via de warntewisselaar wordt geleid, is 75/60 ºC. η AWT = 9 % (volgens de tabel op pagina 9) η ges = η N + η AWT = 96 % + 9 % = 105 % & Jaarverbruik B B van aardgas H-G20 (stookwaarde H u = 8,8 kwh/m ) bij gebruik van een lagetemperatuurketel Vitoplex 00 met een nageschakelde Vitotrans 00 rookgas-/ water-warmtewisselaar: & Besparing van aardgas H-G20 in m /a: & Procentuele besparing: Als een nageschakelde rookgas/waterwarmtewisselaar Vitotrans 00 wordt gebruikt, kan ca. 8,5 % brandstof worden bespaard. Bij de modernisering van verouderde ketelinstallaties met een laag rendement worden aanzienlijk hogere besparingen behaald. Toepassingsvoorbeelden Zie toepassingsvoorbeelden 8 tot 10 (vanaf pagina 87). Planningsaanwijzingen 2.1 Levering, naar binnen brengen en opstellen Levering Wij leveren tot de bouwplaats, inclusief lossen zonder bijzondere moelijkheden. Naar binnen brengen en opstelling De CV-ketels hebben een voldoende aantal ogen om de hefwerktuigen te bevestigen. Vitocrossal 00 (type CT) met 187 tot 65 kw kunnen desgewenst in delen geleverd worden. Het voorste deel van de verbrandingskamer kan er dan voor een gemakkelijker naar binnen brengen afgehaald worden (meerprijs, bij bestelling aangeven). Bij Vitocrossal 00 (type CR) kunnen verbrandingskamer en warmtewisselaar desgewenst worden gedeeld en dan apart naar binnen gebracht worden (meerprijs, bij bestelling opgeven). De in de lengte lopende voetrails vereenvoudigen het naar binnen brengen. Naar binnen brengen en opstellen op voorbereid fundament kan op wens tegen berekening door ons personeel geschieden. De CV-ketels kunnen zonder speciale fundering op beton worden geplaatst. Voor het reinigen van de ketelruimte is het echter doelmatig de CV-ketel op een sokkel te plaatsen. Geadviseerde minimumwandafstanden voor montage en onderhoudswerkzaamheden, zie technisch blad van de betreffende ketel. Als een contactgeluidsisolatie nodig is, kunnen de ketels op geluidsabsorberende ketelonderstukken worden geplaatst. Stookruimte Algemene eisen De stookruimte moet aan de eisen van de voldoen. De verwarmingsketels mogen in ruimtes waar luchtverontreiniging door halogeen-koolwaterstoffen mogelijk is, zoals kapperszaken, drukkerijen, chemische reiniging, laboratoria enz. slechts worden geplaatst als voldoende maatregelen worden getroffen voor de aanvoer van schone verbrandingslucht. Bij twijfel gelieve met ons contact op te nemen. CV-ketels mogen niet in ruimtes met veel stof of hoge luchtvochtigheid worden geplaatst. De stookruimte moet beveiligd tegen vorst en goed geventileerd zijn. Als deze aanwijzingen niet opgevolgd worden, vervalt de garantie voor eventuele schade aan de ketel die op één van deze oorzaken berust. De CV-ketels zijn bijzonder geschikt voor opstelling op zolder. Ze hebben geen hoge schoorsteen nodig omdat ze met onderdruk in de verbrandingskamer worden gebruikt. Eisen aan de modelstookverordening Eisen aan de stookruimte staan in Voorbeeld van een stookverordening. Beslissend zijn de betreffende nationale verordeningen die zich in principe aan de hierna genoemde eisen van de voorbeeld-stookverordening oriënteren. 10 VIESMANN VITOCROSSAL/VITOTRANS 00

11 Planningsaanwijzingen (vervolg) Verbrandingluchttoevoer; zie NBN B61-001! 2.2 Configuratie van de installatie Vermogensgrenzen in voorschriften In vele voorschriften zijn de benodigde instellingen afhankelijk van het nominale vermogen van de verwarmingsketel. Daarbij wordt uitgegaan van het vermogen bij TV/TR 80/60 ºC. De vermogengegevens in deze planningsaanwijzing hebben echter betrekking op de inmiddels bij condenserende HR-ketels normale opgave bij TV/TR 50/0 ºC (type CM2, CM en CR) en 40/0 ºC (type CT). De betreffende vermogens bij beide TV/TR staan in de tabel op pagina Aanvoertemperatuur Om de verdelingsverliezen gering te houden adviseren wij de & warmteverdelingsinstallatie en & tapwateropwarming op max. 70ºC (aanvoertemperatuur) te zetten. Bij de CV-ketels met meegeleverde ketelcircuitregeling is de max. ketelwatertemperatuur op 75ºC begrensd. Voor verhoging van de aanvoertemperatuur kan de temperatuurregelaar worden omgezet. Pompgestuurde drukbehoudsystemen In verwarmingsinstallaties met automatische, in het bijzonder pompgestuurde drukbehoudsystemen met geïntegreerde ontgassing, is voor elke ketel een membraanexpansievat voor aparte beveiliging voorzien. Daarmee worden de frequentie en de hoogte van de drukschommelingen verminderd. Dit draagt wezenlijk bij tot verhoging van de bedrijfszekerheid en levensduur van de installatieonderdelen. Indien dit niet wordt respecteerd, kan er schade aan de CV-ketel of andere installatie-elementen optreden. Ketelvermogen (kw) Membraandrukexpansievat Inhoud in liters tot tot tot tot tot tot Er dient verder op gelet te worden dat alleen corrosie-technisch gesloten, pompgestuurde drukbehoudsystemen ingezet worden, die tegen zuurstoftoevoer in het verwarmingswater beschermd zijn. Anders kan schade aan de installatie door zuurstofcorrosie optreden. Pompgestuurde drukbehoudsystemen met atmosferische ontgassing door cyclische drukontlasting zorgen weliswaar voor een centrale naontluchting van de CV-installatie, maar zijn geen zuurstofverwijdering in de zin van een corrosiebescherming volgens VDI 205 blad 2. Beveiligingstemperaturen De Viessmann CV-ketels voldoen aan DIN EN 0 en DIN 4702 en zijn typegekeurd. Ze kunnen in gesloten verwarmingsinstallaties volgens DIN EN gebruikt worden. Toegest. aanvoertemperaturen (= beveiligingstemperaturen): tot 110 ºC. Max. bereikbare aanvoertemperatuur: ca. 15 K onder de beveiligingstemperatuur. Veiligheidstemperatuurbegrenzer van de ketelcircuitregeling Standaarduitvoering Verstelbaar naar 110 ºC 100 ºC Bij Vitocrossal kan de beveiligingstemperatuurbegrenzer op 100 C worden gezet. Aanwijzing De beveiligingstemperatuurbegrenzers kunnen naargelang uitvoering na de omzetting niet meer op hogere waarden worden teruggezet. VITOCROSSAL/VITOTRANS 00 VIESMANN 11

12 Planningsaanwijzingen (vervolg) Eisen door stooklast Aan de eisen van DIN EN 1281 voor de berekening van de stooklast wordt door de weersafhankelijke regeling voldaan. Om het opwarmvermogen te verminderen wordt de nachtverlaging bij lage buitentemperaturen verminderd. Om de opwarmtijd na een verlagingsfase te verkorten wordt de aanvoertemperatuur gedurende een beperkte tijd verhoogd. 2 Keuze van het nominale vermogen Ketel conform benodigde stooklast kiezen. Het rendement van lagetemperatuur- en condenserende HR-ketels is over de volledige ketelbelasting gezien stabiel. Daarom kan bij lagetemperatuurketels, condenserende HR-ketels en installaties met meerdere ketels het vermogen groter zijn dan de berekende warmtebehoefte van het gebouw. Het vermogen van condenserende HR-ketels wordt beslissend door de retourtemperatuur en de daarvan afhangende condensatiewinst bepaald. In het bijzonder in de winter als hoge vermogens nodig zijn, kan echter door de hogere retourtemperaturen een geringe condensatie optreden. Wij adviserend aarom bij de keuze van het nom. vermogen de vermogensgegevens bij T V /T R 80/60 ºC als basis te nemen. In de volgende tabel staan de nom. vermogens tegenover de verschillende aanvoer- en retourtemperaturen. Keuze van het nominale vermogen Temperatuur aanvoer/ Nom. vermogen in kw retour (T V /T R ) 40/0 ºC /0 ºC /60 ºC Hydraulische integratie Verwarmingsaansluitingen Bestaande installaties Voordat de condensatietoestellen aan een bestaande verwarmingsinstallatie worden aangesloten, moet de installatie grondig worden gespoeld om vuil en slib te verwijderen. Vuil en slib zetten zich anders in het toestel af en kunnen daar plaatselijk tot oververhittingen, geluiden en corrosie leiden. Voor schade die hierdoor ontstaat vervalt de garantie. Er kunnen eventueel vuilvanginrichtingen worden ingebouwd. Ketelcircuitpompen Op grond van de constructie, de grote waterinhoud en de geringe interne verwarmingswaterweerstand hebben CV-ketels geen ketelcircuitpompen nodig. Verwarmingsretour Het retourwater van alle verbruikers resp. verwarmingscircuits moet aan het condensatietiestel via de retourstomp worden teruggevoerd. De Vitocrossal 00 hebben twee retourstroomstompen. Als er slechts 1 verwarmingscircuit aanwezig is, moet deze aan de stomp KR 1 worden aangesloten. Als er meerdere verwarmingscircuits zijn, dan moet aan de stomp KR 1 het verwarmingscircuit met het laagste temperatuurniveau (bijv. vloerverwarming) worden aangesloten. Aan stomp KR 1 moet minstens 15 % van het nom. vermogen worden aangesloten. Daardoor wordt een optimaal ketelrendement bereikt. Als er meerdere verwarmingscircuits met hetzelfde temperatuurniveau zijn, moeten deze aan stomp KR 1 worden aangeslotn. Bij de Vitotrans 00 kan het gehele of slechts een deel van het debiet via de warmtewisselaar worden geleid. Verwarmingscircuits Voor verwarmingsinstallaties met kunststofbuizen adviseren wij diffusiedichte buizen te gebruiken om indiffunderen van zuurstof door de buiswanden te voorkomen. In verwarmingsinstallaties met niet-zuurstofdichte kunststofbuizen (DIN 4726) moet een systeemscheiding worden aangebracht. Hiervoor leveren wij aparte warmtewisselaars. Voor condensatie geschikte integratie & Wegens de lage retourtemperaturen die voor benutting van de condensatiewarmte zijn vereist, mogen alleen driewegmengorgannen in de verwarmingscircuits worden ingebouwd. Liever geen vierwegmengkleppen gebruiken. Het hoge gebruiksrendement van de Vitocrossal condenserende HR-ketels resp. condensatie-units met Vitotrans 00 kunnen door de volgende maatregelen nog verbeterd worden: & De verwarmingscircuits voor zo mogelijk lage temperaturen bij voorkeur op 40/0ºC of 50/40ºC zetten. & Als er meerdere verwarmingscircuits met verschillende temperatuurniveaus zijn voorzien, de verwarmingscircuits met de laagste temperaturen aan de stomp KR 1 van de Vitocrossal 00 resp. aan de Vitotrans 00 aansluiten. & De waterstromen in de verwarmingscircuits moeten door toerental geregelde pompen resp. pompen waarvan de toerentallen afhankelijk van de aanvoer- en retourtemperaturen worden geregeld, worden verlaagd. 12 VIESMANN VITOCROSSAL/VITOTRANS 00

13 Planningsaanwijzingen (vervolg) & Maatregelen voor begrenzing van de retourtemperatuur kunnen tot verhoging van het rendement leiden. & Geen overstortkleppen tussen verwarmigsaanvoer en verwarmingsretour plaatsen. Aanwijzing bij CV-pompen CV-pompen in verwarmingsinstallaties met nom. vermogen > 25 kw moeten zo zijn uitgevoerd dat het elektrische verbruik in minstens drie trappen wordt aangepast aan de van de werking afhankelijke pompbehoefte, voorzover veiligheidstechnische belangen van de CV-ketel dat niet in de weg staan. 2 Systeemtoebehoren Hydraulische systeembuizen Voor installaties met twee ketels tot 622 kw met Vitocrossal 200, type CM2. Nom.vermogeninkW Installatie met één ketel Installatie met twee ketels Nom.diameter Bestelnr. DN 50/65 Z00 8 DN 65/80 Z00 84 Divicon verwarmingscircuitverdeling Geprefabriceerde verwarmingscircuitverdeling voor aansluiting van max. 4 verwarmingscircuits (in instalalties met 1 ketel) aan Vitocrossal 00, 87 tot 14 kw of Vitocrossal 200, 87 tot 11 kw. De buisaansluitingen aan de Divicon moeten door de installateur worden aangebracht. Zie technisch blad Divicon verwarmingscircuitverdeling. 1 Aanvoer- en retourvezamelaar 2 Motorisch gestuurde smoorkleppen Contraflens met afdichtingen Geprefabriceerde rookgasverzamelgeleiding Voor installaties met twee ketels tot 622 kw met Vitocrossal 200, type CM2 (zie pagina 7). Afstand a: 5 mm (ketelafstand met aangebrachte isolatie) Toepassingsvoorbeelden Zie vanaf pagina 42. De toepassingsvoorbeelden zijn slechts een aanbeveling en moeten door de installateur worden gecontroleerd op volledigheid en haalbaarheid. Draaistroomverbruikers moeten worden aangesloten via bijkomende vermogensrelais. VITOCROSSAL/VITOTRANS 00 VIESMANN 1

14 2 Planningsaanwijzingen (vervolg) 2.4 Veiligheidstechnische uitrusting De DIN EN geldt voor de planning van warmwater-verwarmingsinstallaties met toegest. beveiligingstemperaturen tot max. 110 ºC. De norm bevat veiligheidstechnische eisen aan warmtegeneratoren en warmtegeneratorinstallaties. Veiligheidtechnische uitrusting conform DIN EN Benodigde veiligheidsinrichtingen ADG Gesloten expansievat AV 1 Afsluitklep AV 2 Afsluitklep (tegen onverhoeds sluiten beveiligd, bijv. kapklep) E Aftap EST Ontspanningspot MA Drukindicatie-inrichting SDB 1 Veiligheidsdrukbegrenzer max. SDB 2 Veiligheidsdrukbegrenzer min. SIV Veiligheidsklep STB Veiligheidstemperatuurbegrenzer TH Thermometer TR Temperatuurregelaar WB Waterpeilbegrenzer Verdere legenda HK Verwarmingscircuit HKP CV-pomp HR Verwarmingswaterretour HV Verwarmingswateraanvoer Algemene aanwijzingen Laagwaterniveaubeveiliging Volgens DIN EN moeten CV-ketels van een laagwaterniveaubeveiliging (waterstandbegrenzer) resp. van een minimumdrukbewaker (type CM tot 142 kw en type CM2 tot 11 kw) worden voorzien. Maximumdrukbegrenzing Nodig voor elke CV-ketel van een installatie als nom. vermogen van de ketel > 00 kw. De ketels vanaf 187 kw hebben daartoe een mof R ½ aan de bovenkant van de ketel. Minimumdrukbegrenzing Te adviseren bij aanvoertemperaturen van meer dan 100ºC en bij installaties met meerdere ketels eenmaal per installatie. Veiligheidsklep De CV-ketels moeten conform DIN EN voor warmwaterverwarmingsinstallaties worden ingesteld op een beveiligingstemperatuur van max. 110 C en overeenkomstig de typehomologatie worden voorzien van een typegekeurde veiligheidsklep. Deze moet conform TRD 721 als volgt zijn gemarkeerd: & H tot,0 bar toegestane bedrijfsdruk en max kw vermogen & D/G/H voor alle overige werkingscondities. De verbindingsleiding tussen ketel en veiligheidsklep mag niet afgesloten worden. Er mogen geen pompen, armaturen en vernauwingen in zitten. Ontspanningspot Bij ketels van meer dan 00 kw moet direct bij de veiligheidsklep een ontspanningspot met uitblaas- en afvoerleiding worden geïnstalleerd. De uitblaasleiding moet naar buiten voeren. Ontsnappende stoom mag voor niemand gevaarlijk zijn. De uitblaasleiding van de veiligheidsklep moet zo uitgevoerd zijn dat er geen drukverhogingen mogelijk zijn. De monding van de waterafvoerleiding moet zo geplaatst zijn, dat het water dat via de veiligheidsklep het systeem verlaat, zonder gevaar en observeerbaar wordt afgevoerd. Alleen als een tweede veiligheidstemperatuurbegrenzer en een tweede maximumdrukbegrenzer worden ingebouwd, kan van de ontspanningspot en de uitblaasleiding worden afgezien. 14 VIESMANN VITOCROSSAL/VITOTRANS 00

15 Planningsaanwijzingen (vervolg) Keuzetabel voor veligheidstechnische toebehoren van de Vitocrossal De tabel geeft aan welke veiligheidstechnische toebehoren volgens DIN EN voor de CV-ketel nodig zijn. (x = nodig, = niet nodig) Nom. vermogen van de verwarmingsketel 00 kw > 00 kw Veiligheidstemperatuur 110 C 110 C (STB-instelling* 1, STB meegeleverd met de ketelcircuitregeling) Temperatuurregelaar x x Leveringsomvang van de ketelcircuitregeling Ketelthermometer x x Leveringsomvang van de ketelcircuitregeling Drukindicatie-inrichting x x Manometer (als aparte toebehoren) of als onderdeel van de armaturenstang met toebehoren resp. de kleinverdeler (alleen tot 142 kw) Veiligheidsklep x x Een veiligheidsklep bar maakt onderdeel uit van de kleinverdeler (te gebruiken tot 142 kw) Waterpeilbegrenzer* 2 x x als laagwaterniveaubeveiliging voor de verticale inbouw in de CV-ketel Maximaalpressostaat x Armaturenblok met toebehoren x* (met manometer, beveiligde afsluitklep, aftap en twee aansluitingen voor verdere veiligheidsdrukbegrenzer) Ontspanningspot x* 4 Veiligheidstemperatuurbegrenzer* 5 x (extra) Veiligheidsdrukbegrenzer* 5 (extra) (maximumdrukbegrenzet) x 2 Veiligheidstechnische uitrusting van de Vitotrans 00 De CV-ketels met Vitotrans 00 rookgas-/ water-warmtewisselaar moeten volgens de stand der techniek volgens TRD 702 uitgevoerd worden. De Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaars moeten met een veiligheidsklep en een manometer worden uitgerust (zie TRD 702), als ze door de warmtegeneratoren aan de waterzijde kunnen worden afgesloten. 2.5 Brandstoffen Vitocrossal Vitocrossal 00-ketels zijn voor de verbranding van aardgas, stadsgas en vloeibaar gas volgens DIN EN 47 Testgassen, testdrukken resp. de plaatselijke bepalingen geschikt. Viessmann MatriX-stralingsbranders zijn alleen voor de verbranding van aardgas H-G20 en L-H25 geschikt. Vitotrans 00 De Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaars kunnen bij gebruik van een olie/gas-combinatiebrander tijdelijk (max. 6 weken per stookperiode) met stookolie worden gebruikt. De gebruikte stookolie moet aan DIN 5160 voldoen en mag maximaal 0,2% zwavel bevatten. Na de oliestook moet de Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar grondig van verbrandingsresten worden ontdaan. De reiniging kan chemisch plaatsvinden. Daarna grondig met leidingwater doorspoelen en de gebruikte neutraliseringsinstallatie op functioneren controleren en eventueel onderhouden. *1 De veiligheidstemperatuurbegrenzer (STB) van de Vitotronic is in de toestand bij levering op 110 ºC gezet en moet eventueel worden omgezet. *2 Voor Vitocrossal 200, 87 tot 11 kw en Vitocrossal 00, 87 tot 142 kw kan een minimumdrukbewaker als vervanging voor de waterpeilbegrenzer worden ingezet (toebehoren). * Naar keuze toebehoren volgens DIN EN voor opbouw van de veiligheidsdrukbegrenzer. *4 Zie prijslijst Vitoset. *5 Volgens DIN EN is de ontspanningspot niet nodig als ook een veiligheidstemperatuurbegrenzer en een veiligheidsdrukbegrenzer (maximumdrukbegrenzer) worden ingebouwd (onderdelen zitten als set vervangingsmaatregel voor ontspanningspot bij de toebehoren). VITOCROSSAL/VITOTRANS 00 VIESMANN 15

16 Planningsaanwijzingen (vervolg) 2.6 Brander 2 Geschikte branders Gasventilatorbrander De brander moet zijn getest conform DIN EN 676 en moet overeenkomstig de richtlijn 90/96/EEG het CE-label hebben. Unit brander Bij Vitocrossal 200 met 87 tot 11 kw behoort de MatriX-stralingsbrander tot de leveringsomvang. Deze CV-ketels kunnen ook gesloten gebruikt worden. Hier is de restopvoerhoogte van de brander variabel en direct van de weerstanden in de luchttoevoerleiding afhankelijk. Deze ketels mogen uitsluitend met MatriX-stralingsbranders gebruikt worden. Het gebruik van een brander van derden is niet mogelijk. Voor Vitocrossal 00 met 87 tot 14 kw zijn Viessmann Unit gasventilatorbranders zoals MatriX-stralingsbranders verkrijgbaar. De restopvoerhoogte van deze branders bedraagt 70 Pa. Voor de vermogens 87 tot 142 kw mag uitsluitend de MatriX-stralingsbrander gebruikt worden. Het gebruik van een brander van derden is voor deze vermogens niet mogelijk. Voor Vitocrossal 00 met 187 tot 978 kw zijn gasventilatorbranders van de firma's Elco en Weishaupt verkrijgbaar op aanvraag Toepassingsbereik De CV-ketels worden met overdruk in de verbrandingskamer gebruikt. Er moet een brander gebruikt worden die voor de betreffende rookgasweerstand en de benodigde trek van de rookgasleiding geschikt is (zie technisch blad van de betreffende ketel). Het materiaal van de branderkop moet geschikt zijn voor werkingstemperaturen tot minstens 500 ºC. Branderuitvoeringen Er kunnen meertraps of traploze (modulerende) branders worden gebruikt. Montage van de brander Vitocrossal 200/00 (type CM2, CM en CT), 87 tot 14 kw met MatriX-stralingsbrander: de keteldeur voor de opbouw van de MatriX-stralingsbranders behoort tot de leveringsomvang van de brander. Vitocrossal 00 (type CT), 187 tot 65 kw: de boutcirkel van de branderbevestigingsgaten en van de doorvoeropening van de branderbuis beantwoorden aan de afmetingen van een groot aantal brandermerken. Als de afmetingen afwijken, dan moeten in de branderplaat branderbevestigingsgaten worden geboord, moet de doorvoeropening van de branderbuis worden uitgebrand en moet de branderplaat aan de keteldeur worden geschroefd. Vitocrossal 00 (type CR), 787 tot 978 kw: de branderopening voldoet aan DIN EN 0-1. Voor de opbouw van de brander moet de meegeleverde branderplaat worden gebruikt. Op verzoek (en tegen een meerprijs) kunnen branderplaten in de fabriek worden voorbereid. Bij de bestelling het merk en type van de brander vermelden. Bij aankoop van een Unitbrander van de firma Elco of Weishaupt kan een geboorde branderplaat worden meegeleverd. Neem contact op met Viessmann wanneer branders met een branderbuisdiameter groter dan de branderopening moeten worden gebruikt. Zie technisch blad voor verdere gegevens. 2.7 Rookgasgeleiding Rookgasinstallaties Eisen aan rookgasinstallaties staan in de verbrandingsverordening, de bouwverordeningen en de TRGI. Daarin wordt het volgende geëist: & Rookgasinstallaties moeten volgens binnenwerkse diameter en hoogte, indien nodig ook volgens warmtedoorlaatweerstand en intern oppervlak, zo bemeten zijn dat de rookgassen bij alle reglementaire werkingstoestanden naar buiten worden afgevoerd en er t.o.v. vertrekken geen gevaarlijke overdruk kan optreden. & De rookgassen van stookplaatsen voor vloeibare en gasvormige brandstoffen kunnen in schoorstenen of rookgasleidingen worden afgevoerd. & Rookgasleidingen aan gebouwen moeten tot vensters een afstand van minstens 20 cm hebben. & De mondingen van schoorstenen en rookgsleidingen moeten aan de volgende eisen voldoen: Ze moeten minstens 40 cm boven de daknok uitsteken of minstens 1 meter van het dakoppervlak verwijderd zijn. Dakopbouwen en openingen tot ruimtes moeten minstens 1 m lager liggen, in zoverre de afstand daarvan tot de schoorstenen en rookgasleidingen minder dan 1,5 m bedraagt. Onbeschermde onderdelen van brandbare stoffen, met uitzondering van dakbedekking, moeten minstens 1 m lager liggen of er minstens 1,5 m van verwijderd zijn. Afwijkend hiervan kunnen verdere eisen worden gesteld, wanneer gevaren of ontoelaatbare belastingen te vrezen zijn. & Bij verbrandingsinstallaties met een verbrandingsvermogen van 1 MW of meer, moet de hoogte van de uitlaatopening voor de rookgassen minstens m boven de hoogste kant van de daknok utisteken en minstens 10 m boven de vloer liggen. & Bij een dakinclinatie van minder dan 20 graden moet de hoogte van de uitlaatopening op een fictieve daknok afgesteld worden waarvan de hoogte op grond van een dakinclinatie van 20 graden berekend moet worden. Vraag advies van een erkende schoorsteenveger. 16 VIESMANN VITOCROSSAL/VITOTRANS 00

17 Planningsaanwijzingen (vervolg) 2 Rookgasinstallaties voor condenserende HR-ketelss In de Vitocrossal worden de rookgassen naargelang verwarmingswaterretourtemperatuur tot in het condensatiebereik afgekoeld en verlaten deze met een relatieve vochtigheid van 100 %. De rookgastemperatuur kan, naargelang installatievoorwaarden, max. 110 ºC bereiken. Door de lage rookgastemperatuur en de daaruit resulterende geringe stijgkrachten alsmede verdere condensatie van de rookgassen in de rookgasinstallatie moet de rookgasleiding door de fabrikant daarvan worden berekend en van geschikt matiaal worden vevaardigd. Verder bestaan er voor rookgasinstallaties van condensatiestookplaatsen bijzonder eisen met betrekking tot de uitvoering en de opstelling. Bij opstelling van de Vitocrossal op zolder (type B volgens TRGI'86/96) kan de rookgasgeleiding als verticale dakdoorvoering (stompschoorsteen) worden uitgevoerd (zie roestvaststalen rookgassystemen in prijslijst Vitoset). Condenserende HR-ketels moeten aan geteste en toegelaten rookgasleidingen worden aangesloten. De rookgasleidingen moeten een officiële toelating hebben. Rookgastemperatuursensor Volgens de Richtlijn voor homologatie van rookgasinstallaties punt.12, mogen aan of in rookgasleidingen van condenserende HR-ketels alleen onderdelen worden gemonteerd die een bouwgerechtelijk getest element van de rookgasleiding vormen. Openingen voor de inbouw van rookgastemperatuursensoren moeten daarbij door de fabrikant worden ingepland en samen met de rookgasleiding zijn getest. Het later boren en plaatsen van onderdelen van derden is niet toegestaan. Vitocrossal condenserende HR-ketels mogen ook op vochtongevoelige schoorstenen worden aangesloten. De schoorsteenfabrikant toont rekenkundig het naleven van DIN EN 184 aan, rekening houdend met de rookgaswaarden van de CV-ketel (zie technische gegevens in het betreffende blad met technische gegevens). De rookgasleidingen moeten in een aanwezige of nieuw aan te brengen schoorsteen (buitenmantel zonder binnenbuizen) boven het dak worden geleid. Wegens het formaat en de uitvoering van de schoorsteen adviseren wij daarom reeds in de planningsfase met een fabrikant of leverancier van rookgasleidingen contact op te nemen. VITOCROSSAL/VITOTRANS 00 VIESMANN 17

18 Planningsaanwijzingen (vervolg) Inbouwmogelijkheden van de rookgasinstallatie voor Vitocrossal Open werking Doorvoering door een koker (type B 2 ) De warmtegenerator 1 haalt uit de opstelruimte verbrandingslucht en voert het rookgas door de rookgasleiding via het dak weg (gelijkstroom). Gedetailleerde beschrijving, zie vanaf pagina Aansluiting aan een vochtongevoelige schoorsteen (vochtongevoelige schoorsteen, type B 2 ) De warmtegenerator 2 onttrekt verbrandingslucht aan de stookruimte en voert rookgas af via de vochtongevoelige schoorsteen boven het dak. Verticale doorvoering als er geen koker aanwezig is (type B 2 ) De warmtegenerator haalt uit de opstelruimte (zolder) verbrandingslucht en voert het rookgas door de rookgasleiding via het dak weg. Gedetailleerde beschrijving, zie pagina 2. A Rookgasafvoer B Ventilatie achterin C Luchttoevoer Gesloten werking Doorvoering door een koker (type C x ) De warmtegenerator haalt via de ringspleet in de schacht (schoorsteen) de verbrandingslucht van buitenaf via het dak en voert rookgas door de rookgasleiding boven het dak af. Gedetailleerde beschrijving, zie pagina 26. A Rookgasafvoer B Luchttoevoer 18 VIESMANN VITOCROSSAL/VITOTRANS 00

19 Planningsaanwijzingen (vervolg) Aansluiting aan een LAS-schoorsteen (type C 4 ) De warmtegenerator haalt via de ringspleet in de LAS-schoorsteen de verbrandingslucht van buitenaf via het dak en voert rookgas door de vochtongevoelige binnenbuis boven het dak af. 2 A Rookgasafvoer B Luchttoevoer Gescheiden luchttoevoer- en luchtafvoergeleiding (type C 5 ) 1 De warmtegenerator onttrekt via een afzonderlijke luchttoevoerleiding door de buitenwand verbrandingslucht aan de buitenlucht en voert via de rookgasleiding het rookgas af via het dak. Gedetailleerde beschrijving, zie pagina De warmtegenerator onttrekt via een afzonderlijke luchttoevoerleiding door het dak verbrandingslucht aan de buitenlucht en voert via de rookgasleiding het rookgas af via het dak (alleen bij opstelling van de warmtegenerator op zolder). Gedetailleerde beschrijving, zie pagina 27. A Rookgasafvoer B Ventilatie achterin C Luchttoevoer Gescheiden luchttoevoer- en luchtafvoergeleiding (type C 8 ) De warmtegenerator onttrekt via een afzonderlijke luchttoevoerleiding door de buitenwand verbrandingslucht aan de buitenlucht en voert via een vochtongevoelige schoorsteen het rookgas af via het dak. A Rookgasafvoer B Luchttoevoer VITOCROSSAL/VITOTRANS 00 VIESMANN 19

20 Planningsaanwijzingen (vervolg) 2 Rookgasinstallaties voor Vitotrans 00 In de Vitotrans 00 rookgas-/water-warmtewisselaar worden de rookgassen naargelang verwarmingswaterretourtemperatuur tot in het condensatiebereik afgekoeld en verlaten deze met een relatieve vochtigheid van 100 %. De rookgastemperatuur kan, naargelang de installatie, maximaal 10ºC bedragen. Deze rookgastemperatuur kan bij beveiligingstemperatuur 120ºC en instelling van de temperatuurregelaar van de ketelcircuitregeling op 110ºC worden bereikt. Door de lage rookgastemperatuur en de daaruit resulterende geringe stijgkrachten alsmede verdere condensatie van de rookgassen in de rookgasinstallatie moet de rookgasleiding door de fabrikant daarvan worden berekend en van geschikt matiaal worden vervaardigd. & Rookgaswaarden van de ketel met Vitotrans 00 rookgas-/ water-warmtewisselaar zijn in de betreffende technische gegevens van het gegevensblad aangegeven. & Houd rekening met de plaatstelijke omstandigheden (verwarmingswater-retourtemperatuur, uitvoering van het verbindingsstuk etc.). Verder bestaan er voor rookgasinstallaties van condensatiestookplaatsen bijzonder eisen met betrekking tot de uitvoering en de opstelling. Condenserende stookplaatsen moeten aan geteste en toegelaten rookgasleidingen worden aangesloten. De rookgasleidingen moeten een officiële toelating hebben. Er kan geen gebruik worden gemaakt van de rookgasbuizen die in register 9 worden vermeld. De rookgasleidingen moeten in een aanwezige of nieuw aan te brengen schoorsteen (buitenmantel zonder binnenbuizen) boven het dak worden geleid. Wegens het formaat en de uitvoering van de schoorsteen adviseren wij daarom reeds in de planningsfase met een fabrikant of leverancier van rookgasleidingen contact op te nemen. Rookgastemperatuursensor Volgens de Richtlijn voor homologatie van rookgasinstallaties punt.12, mogen aan of in rookgasleidingen van condenserende HR-ketels alleen onderdelen worden gemonteerd die een bouwgerechtelijk getest element van de rookgasleiding vormen. Openingen voor de inbouw van rookgastemperatuursensoren moeten daarbij door de fabrikant worden ingepland en samen met de rookgasleiding zijn getest. Het later boren en plaatsen van onderdelen van derden is niet toegestaan. 2.8 Rookgassysteem voor Vitocrossal, 87 tot 508 kw Wegens de lage rookgastemperatuur en de daaruit resulterende geringe opwaartse druk alsmede de verdere condensatie van de rookgassen in de rookgasinstallatie wordt een drukdicht, corrosiebestendig rookgassysteem bij de Vitocrossal, 87 tot 508 kw als toebehoren aangeboden. De rookgassen uit de rookgasinstallatie worden met onderdruk afgevoerd. Het rookgassysteem is passend bij de Vitocrossal gedimensioneerd, van geschikt materiaal gemaakt, getest en CEgecertificeerd. Certificaatnr. 006 CPD Fa. Skoberne Ostendstr Pfungstadt Volgens CE-certificering volgens DIN EN mag de rookgasleiding van kunststof (PPS) tot een max. rookgastemperatuur van 120ºC (type B) worden gebruikt. De kunsrstof rookgasleidingen zijn rookgasleidingen van typegroep B (max. toeg. rookgastemperatuur 120 C). Rookgasleidingen mogen in gebouwen alleen binnen eigen, in de lengte geventileerde kokers of kanalen, die aan de eisen aan huisschoorstenen volgens DIN (uitgave december 2001) paragraaf 4.4 tot 4.9 resp. een verbrandingsweerstandsduur van 90 minuten (F90/L90) voldoen en die de aangegeven minimumkokerbinnenmaten hebben, geleid worden. In de rookgasinstallatie moet minstens een toezichtopening voor inspectie, reiniging en druktest zijn gemonteerd. Als de rookgasleiding niet toegankelijk is vanaf het dak, moet op de dakverdieping een andere toezichtsopening worden voorzien achter de reinigingsdeur van de schoorsteen. De condenswaterafvoer van de rookgasleiding naar de verwarmingsketel moet door een afschot van minstens º zijn gegarandeerd. De rookgasinstallatie moet via het dak geleid worden. In zoverre de rookgasleiding in een bestaande schoorsteen moeten worden ingebouwd, moeten eventuele voorhanden aansluitopeningen in overeenstemming met het materiaal en dicht afgesloten en de binnenoppervlakken van de schoorsteen gereinigd worden. Dit geldt niet voor noodzakelijke reinigings- en controle-openingen die uitgerust zijn met schoorsteenreinigingsafsluitingen waarvoor een keurmerk werd toegekend. Aanwijzing Een rookgastemperatuurbeveiliging is in combinatie met de Vitocrossal niet nodig, omdat de max. toegestane rookgastemperatuur van 120ºC (rookgasleiding, van typegroep B) in geen enkele werkingstoestand of storing wordt overschreden. Naargelang de kokergrootte om de 2 tot 5 m en aan elk vormstuk (bijv. toezichtstuk of bochtstuk) een afstandshouder aan de rookgasleiding aanbrengen. 20 VIESMANN VITOCROSSAL/VITOTRANS 00