Woonmobiliteit in Vlaanderen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Woonmobiliteit in Vlaanderen"

Transcriptie

1 Woonmobiliteit in Vlaanderen Op zoek naar een verklaring voor verhuiswensen en de transitie van huurder naar eigenaar Januari 2009 Kristof Heylen Sien Winters 1

2 Verantwoordelijke uitgever: Deze paper kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek. In deze tekst komt de mening van de auteur naar voor en niet die van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap kan niet aansprakelijk gesteld worden voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de meegedeelde gegevens. 2

3 Executive summary Anno 2005 telt Vlaanderen ongeveer drie vierde eigenaars en één vierde huurders. Deze cijfers zijn echter een snapshot en verhullen enigszins dat er een grote dynamiek bestaat op de woningmarkt. Er vinden immers constant verhuisbewegingen plaats, binnen en tussen de woningmarktsectoren. Zo zijn er mensen die verhuizen van de huur- naar de eigendomsmarkt na voldoende gespaard te hebben; anderen zijn omwille van een (echt)scheiding of hun werksituatie dan weer (tijdelijk) terug op de huurmarkt aangewezen, etc. In de Woonsurvey 2005 werden de mensen gevraagd naar de voornaamste verhuisreden bij hun vorige verhuis. Voor degenen die eigenaar werden bleek de wens om eigenaar te worden met voorsprong de voornaamste reden; voor degenen die van een eigen woning naar een huurwoning verhuisden was dit een (echt)scheiding. Daarnaast bleken ook de fysische staat, de aangepastheid en de grootte van de woningen belangrijke factoren. Aspecten van de woonomgeving werden zelden genoemd als voornaamste trigger (Heylen et al, 2007). Een beperking van deze bevraging is dat alleen werd gevraagd naar de voornaamste verhuisreden. We kregen daarmee slechts een beperkt inzicht in de motieven voor transities op de woningmarkt en gingen op zoek naar kwantitatieve methoden om hier nadere inzichten in te verwerven. Het doel van deze studie is om meer inzicht te krijgen in de woonmobiliteit in Vlaanderen. In eerste instantie onderzoeken we het waarom van een verhuisbeslissing; welke factoren bijdragen tot het ontstaan van een verhuiswens. Hiervoor doen we beroep op een vaak toegepast theoretisch model betreffende woontevredenheid en verhuisverwachting (Speare, 1974). In een tweede deel van de studie staan we stil bij de transitie van de huur- naar de eigendomsmarkt. We onderzoeken welke factoren bijdragen tot deze overgang. In ons eerste deel vonden we dat zowel voor huurders als eigenaars de tevredenheid met de woning een belangrijke determinant is van een verhuiswens, en dat deze tevredenheid voor een deel wordt bepaald door huishoud- en woningkenmerken. Daarnaast bleek ook de tevredenheid met de woonomgeving een significante factor. Dit is een belangrijke vaststelling aangezien in de Woonsurvey aspecten van de woonomgeving amper werden genoemd als voornaamste verhuisreden bij het verlaten van de vorige woning. Verder heeft de leeftijd van het gezinshoofd een sterk direct negatief effect op de verhuiswens, zowel voor eigenaars als huurders. Ceteris paribus wensen jongere gezinnen dus eerder te verhuizen dan oudere. Het leeftijdseffect is ook deels indirect aangezien oudere huishoudens eerder geneigd zijn om tevreden te zijn met woning en woonomgeving dan jongere huishoudens. Het effect van de aanwezigheid van één of meer kinderen volgt een verschillende logica naargelang het eigendomsstatuut. De resultaten wijzen uit dat koppels de komst van toekomstige kinderen anticiperen bij de keuze van een eigendomswoning. Koppels met een kind op de eigendomsmarkt zijn minder geneigd om te verhuizen dan koppels zonder kind, al de overige variabelen constant gehouden. Aan de andere kant zien we dat gezinnen de komst van een kind veel minder anticiperen op de 3

4 huurmarkt. Hurende koppels met kind(eren) zijn gemiddeld immers minder tevreden met de woning en de woonomgeving dan koppels zonder kind. De fysische staat van de woning blijkt een sterk positief effect te hebben op de tevredenheid met de woning vooral bij huurders - en beïnvloedt de verhuiswens dus op een indirecte manier. Voorts zijn huishoudens uit het stedelijk gebied alle overige factoren constant minder tevreden met hun woonomgeving dan huishoudens uit het buitengebied, ongeacht het eigendomsstatuut. Daarenboven blijkt dat - voor om het even welk tevredenheidsniveau - zowel huurders als eigenaars uit het stedelijke gebied sneller willen verhuizen dan deze uit het buitengebied. Het tweede deel van de paper focust op de determinanten van de transitie van huurder naar eigenaar in Vlaanderen. Voor deze analyse vertrokken we zowel van het levensloopperspectief als het micro-economische perspectief. Zowel variabelen die de levensfase als de economische situatie van het huishouden schetsen, werden in de analyse opgenomen. In eerste instantie werden kruistabellen opgesteld, gevolgd door een multivariate logistische regressieanalyse. De analyse had betrekking op de groep huurders met concrete verhuisplannen, die nog geen nieuwe woning hadden gevonden op het moment van de bevraging. Vooreerst blijkt het aandeel huurders dat eigenaar wordt, het grootst in de leeftijdsgroep van 17 tot 34 jaar. Deze bevinding ligt in lijn met de levensloophypothese die stelt dat de stap naar een eigendomswoning wordt gezet in de levensfase waarin het gezin en de werkcarrière vaste vorm krijgen. Ook blijken alleenstaanden en eenoudergezinnen minder geneigd eigenaar te worden dan koppels, en dan vooral diegenen met een kind (of meerdere). Een zekere stabiliteit op vlak van de huishoudsituatie draagt dus bij tot de transitie naar eigenaarschap. Verder blijkt het inkomen uiteraard een cruciale factor. Al de overige factoren constant zijn hogere inkomensgezinnen eerder geneigd om eigenaar te worden dan lagere inkomens. Bovendien suggereert onze analyse dat ook het verwachte inkomen over de levensloop een rol speelt. Hoog opgeleide huurders zetten immers ongeacht leeftijd en inkomen sneller de stap naar een eigen woning dan lager opgeleiden. We gaan er hierbij vanuit dat hoger opgeleiden hogere toekomstige inkomens verwachten dan lager opgeleiden. Zo is het mogelijk dat lager opgeleiden ondanks eenzelfde besteedbaar inkomen - over minder vermogen beschikken dan hoger opgeleiden (inbreng van ouders). Maar mogelijk spelen naast de financiële aspecten ook nog andere factoren een rol. Lager opgeleiden zijn mogelijk minder goed geïnformeerd over de verschillende steunmaatregelen op het gebied van eigendomsverwerving (vb. sociale lening of koopwoning) of voelen zich minder snel geroepen om eigenaar te worden. Voor eenzelfde inkomensniveau en leeftijd blijken werkloze huurders ten slotte minder geneigd om een eigen woning te verwerven dan werkende huurders, wat erop wijst dat een stabiele werksituatie bijdraagt tot de stap naar eigenwoningbezit. Deze onderzoeksresultaten bevestigen het belang van een kwaliteitsbeleid voor de private huurmarkt, in het bijzonder in stedelijk gebied. Verder bevestigt dit onderzoek dat een laag inkomen, een lage opleiding en het niet hebben van werk een hindernis zijn voor het verwerven van een eigen woning. Wenst het beleid 4

5 eigendomsverwerving ook bij deze groepen aan te moedigen, dan zijn bijkomende middelen hiervoor vereist. Aanvullend kan gesleuteld worden aan de vorm en voorwaarden van de bestaande beleidsinstrumenten om de doeltreffendheid ervan te verbeteren. De studie toont aan dat de fysische staat van de woning een sterke impact heeft op de tevredenheid met de woning, en dit vooral op de huurmarkt. Uit vroegere analyses op de Woonsurvey weten we dat slechte woningen meer voorkomen op de huurmarkt dan op de eigendomsmarkt: 17,1% van de huurders en 6,6% van de eigenaars betrekken wat gedefinieerd werd als slechte of zeer slechte woning (Heylen et al, 2007). De nieuwe onderzoeksresultaten bevestigen dus ons vroegere pleidooi om het kwaliteitsbeleid in belangrijke mate te richten op de huurmarkt. Uit vroeger onderzoek wisten we ook al dat lage inkomensgezinnen minder gemakkelijk eigenaar worden dan hogere inkomens. De hier uitgevoerde analyse bevestigt dit ook ceteris paribus. Wenst het beleid meer lage inkomensgezinnen over de drempel van eigenaarschap te helpen, dan zullen hiervoor meer middelen moeten ingezet worden en/of de doeltreffendheid van de bestaande instrumenten worden verhoogd. Een belangrijke voorwaarde om van de bestaande steunmaatregelen zoals sociale leningen te kunnen genieten, is dat de gezinnen over een minimum aan eigen vermogen moeten beschikken. Dit is echter vaak niet het geval. Om hieraan tegemoet te komen stelden Doms et al (2001) voor om een startpremie toe te kennen voor de betaling van notaris- en dossierkosten. Vroeger onderzoek toonde verder uitgebreid aan hoe belangrijk het scholingsniveau en het hebben van werk is voor de positie op de woningmarkt. De hier uitgevoerde analyses bevestigen dat beide factoren een belangrijke rol te spelen bij de transitie naar een eigen woning. Het belang van een algemeen opleidings- en tewerkstellingsbeleid met bijzondere aandacht voor de zwakkere sociaal-economische groepen is hiermee nog maar eens bevestigd. Maar verder vinden we hierin opnieuw een argument voor een goed informatiebeleid gericht naar de groep laag opgeleiden (Winters e.a., 2002). 5

6 1. Inleiding In deze paper worden enkele cruciale aspecten belicht van woonmobiliteit in Vlaanderen, gebruik makend van de Woonsurvey De resultaten van de Woonsurvey wijzen uit dat in Vlaanderen bijna één op vier huishoudens zijn woning bezit (74,4%), wat een hoog percentage is in international perspectief. Dit aandeel is sterk gestegen tijdens de afgelopen 20 jaar. In 1981 en 1991 was resp. 65,5% en 68,8% eigenaar-bewoner, tegenover 73% in De Woonsurvey toont ook aan dat de Vlaamse huishoudens eigenaarschap als het ideale eigendomsstatuut beschouwen. De helft van de Vlaamse huurders geeft immers expliciet aan dat ze eigenaar willen worden (Heylen et al, 2007; Doms et al, 2001). Bovendien, wanneer eigenaars worden gevraagd naar de belangrijkste motivatie voor hun laatste verhuis, antwoordt 36,6% de wens om eigenaar te worden. Daarnaast worden ook enkele levensloopgebeurtenissen en woningkenmerken genoemd als voornaamste verhuisreden. Bijna 12% van de respondenten (gezinshoofden) antwoordt dat een scheiding de voornaamste reden was, terwijl resp. 12,3% en 5% de grootte (te klein/te groot) en de staat van de woning opgeven als belangrijkste factor (Heylen et al, 2007). Opvallend is dat ontevredenheid met aspecten van de woonomgeving niet of amper worden genoemd. De vraag was echter zo gesteld dat de respondent enkel de voornaamste verhuisreden kon meedelen. Mogelijk komt de woonomgeving pas op de tweede of derde plaats bij de beslissing om te verhuizen. In het licht van deze resultaten beslisten we verder onderzoek te doen naar woonmobiliteit in Vlaanderen. In de eerste plaats staan we stil wij het waarom van een verhuiswens. Welke factoren spelen een rol bij de beslissing naar een andere woonst te zoeken? We doen hiervoor beroep op een invloedrijk model van Speare (1974) en de studies die dit model hebben getest en verder verfijnd (Bach & Smith, 1977; Landale & Guest, 1985; Deane, 1990; McHugh et al, 1990). Ons model laat toe te onderzoeken in welke mate een gezin verhuist omwille van een zekere ontevredenheid met de woonsituatie en in welke mate bepaalde gezins- of omgevingskenmerken als een rechtstreekse trigger fungeren, ongeacht het tevredenheidsniveau. Met het model kunnen we ook achterhalen welke woning- en woonomgevingskenmerken tot ontevredenheid leiden. Gegeven het ideaal van eigenaarschap in Vlaanderen, is het verder interessant om te onderzoeken welke de factoren zijn die bijdragen tot de transitie van huurder naar eigenaar. In het tweede deel van onze paper gaan we hier dieper op in. Voor onze analyses doen we zoals vermeld beroep op de Woonsurvey Deze survey werd afgenomen bij een representatieve steekproef van Vlaamse huishoudens, getrokken uit het Rijksregister. De responsgraad bedraagt 67%, wat bevredigend is binnen sociaal-wetenschappelijk onderzoek. De gegevens werden verkregen door het bevragen van de referentiepersoon van het huishouden (een administratieve categorie). Wanneer de vraag een subjectieve dimensie bevat (zoals de vraag naar woontevredenheid), fungeert de mening van de referentiepersoon als een proxy voor de mening van het hele gezin. Tot slot is er een weegfactor gebruikt die corrigeert voor de ondervertegenwoordiging van gezinnen in appartementen en bepaalde arrondissementen. 6

7 2. Woonmobiliteit: theoretische achtergrond en literatuur 2.1 Determinanten van de verhuiswens/verhuisverwachting Rossi (1955) heeft als eerste onderzoek verricht naar het beslissingsproces wat betreft woonmobiliteit. In het klassieke werk Why families move concludeert hij dat vóór huishoudens verhuizen ze een bepaalde vorm van conflict ervaren die hun beslissing beïnvloedt, zoals overbezetting, problemen met de verhuurder, buurt- of woningproblemen. Tien jaar na deze studie was Wolpert (1965) de eerste om een algemene theorie uit te werken over de determinanten van een verhuisbeslissing. Hij stelde dat woonmobiliteit (en migratie) een rationeel antwoord is op een aantal sociale en economische omstandigheden. Volgens Wolpert evalueren mensen hun huidige woonsituatie in termen van kosten en baten, om zo tot een nutsbeoordeling te komen. Deze place utility wordt dan vergeleken met het verwachte nutsniveau van een andere locatie. Verder introduceerde hij het begrip stress-threshold. Indien een bepaalde woonsituatie leidt tot een environmental stress boven de tolerantiedrempel van het huishouden in kwestie, zal er naar een nieuwe woning gezocht worden. Deze stress kan bijvoorbeeld inhouden dat er geen match is tussen de noden van het huishouden en de woonomgeving (Golant, 1971). In lijn met de studie van Wolpert (1965), introduceerde Speare (1974) een invloedrijk model dat woonmobiliteit tracht te verklaren. Dit model stelt dat een huishouden slechts wenst te verhuizen als het een zekere vorm van environmental dissatisfaction kent. Een gezin zal dus volgens Speare pas naar een nieuwe woonst zoeken als er een zekere grens is bereikt op vlak van ontevredenheid met de woonsituatie. Wanneer een gezin ontevreden is, zal er een kosten-batenanalyse worden uitgevoerd. Alleen wanneer er een geschikt alternatief wordt gevonden, zal het gezin in kwestie verhuizen, aldus Speare. Een beperking is echter dat deze theorie niet toepasbaar is voor gezinnen die om één of andere reden verplicht zijn om te verhuizen. Essentieel in Speare zijn model is de tussenliggende rol van woontevredenheid met betrekking tot de verhuiswens. Het niveau van woontevredenheid wordt verondersteld af te hangen van de kenmerken en de noden van het huishouden (leeftijd, eigendomsstatuut, inkomen, woonduur ) en de sociale banden die men heeft in de woonomgeving. Deze structurele omgevingskenmerken hebben volgens Speare enkel een indirecte invloed op de verhuiswens; ze hebben een invloed voorzover ze dus de woontevredenheid beïnvloeden. De effecten van veranderende huishoudnoden kunnen geïnterpreteerd worden als effecten die voortkomen uit de opeenvolging van verschillende fasen in de levenscyclus van een huishouden (Rossi, 1955; Wolpert, 1965; Michelson, 1977). De levenscyclus is een begrip dat een lange traditie kent in onderzoek naar woonmobiliteit. In meer recente studies wordt het begrip levenscyclus waarbij de opeenvolgende fasen vastliggen - echter vervangen door het meer flexibele concept levensloop (Myers, 1999). Verschillende onderzoekers hebben verder het concept wooncarrière (housing career) gebruikt om de relatie tussen verschillende gebeurtenissen in de levensloop van een huishouden en mobiliteitsprocessen te 7

8 onderzoeken (Kendig, 1984; Clark & Dieleman, 1996; Özüekren & van Kempen, 2002). In deze dynamische aanpak wordt een wooncarrière gedefinieerd als de opeenvolging van woningen dat een huishouden doorloopt tijdens zijn bestaan (Pickles & Davies, 1991, p.466). De gebeurtenissen in de levensloop zijn bijvoorbeeld veranderingen in de huishoudensamenstelling, opleiding en werkcarrière, beslissingen om te trouwen, kinderen te hebben of op pensioen te gaan. Speare heeft (met een steekproef uit Rhode Island) zijn theoretisch model grotendeels bewezen. De woontevredenheidsindex bleek een tussenliggende variabele voor het effect van vier structurele kenmerken op de verhuiswens. In tegenstelling tot zijn hypothese bleken het eigendomsstatuut en de woonduur echter ook een direct effect te hebben. Verschillende onderzoekers hebben het model van Speare vervolgens getest en aangepast (Bach & Smith, 1977; Landale & Guest, 1985; Deane, 1990; McHugh et al, 1990). Deze studies zijn niet allemaal vergelijkbaar qua opzet maar laten toch toe twee duidelijke conclusies te trekken. Ten eerste blijkt er een belangrijk verband te bestaan tussen de woontevredenheid en de verhuiswens of verhuisverwachting, waarbij de woontevredenheid in zekere mate als een tussenliggende variabele functioneert. Ook recent Europees comparatief onderzoek heeft deze link aangetoond (Diaz-Serrano, 2006). Ten tweede blijken verscheidene structurele kenmerken van het huishouden of de woonomgeving een direct effect te hebben op de verhuiswens of verwachting. Voorbeelden hiervan zijn de leeftijd, de huwelijksstatus, het eigendomsstatuut en de duur van bewoning. McHugh et al (1990) vonden dat het effect van woontevredenheid op de verhuisverwachting verschilt naargelang het eigendomsstatuut. Voor eigenaars bleek de tussenliggende rol van de woontevredenheid een belangrijke factor. Met uitzondering van de leeftijd, bleek er geen enkel huishoud- of woningkenmerk een direct effect te hebben op de verhuisverwachting. Bij de huurders daarentegen bleken verschillende huishoud- en omgevingskenmerken de verhuisverwachting te beïnvloeden, ongeacht het niveau van woontevredenheid. Deze resultaten maken duidelijk dat huurders sterk tevreden kunnen zijn met hun woonsituatie, maar toch wensen te verhuizen. Zo zijn jonge huurders mogelijk tevreden met hun woning, maar wensen ze de stap naar eigendomsverwerving te zetten wanneer hun inkomenssituatie of levensfase (werk, kinderen) daartoe uitnodigt. Eigenaars zullen pas verhuizen indien er een drempel inzake ontevredenheid wordt overschreden. McHugh et al (1990) gebruiken de waarde van de woning of de maandelijkse huur als een proxy voor de fysieke kwaliteit van de woning en woonomgeving in hun model. In de andere studies wordt opvallend genoeg geen gebruik gemaakt van een kwaliteitsindicator om de verhuiswens of -verwachting te verklaren. 8

9 2.2 De transitie van huurder naar eigenaar-bewoner Vele studies op vlak van woonmobiliteit focussen op de transitie van huurder naar eigenaar-bewoner; een overgang die wordt beschouwd als één van de belangrijkste in de levensloop van een huishouden. Deze studies vertrekken echter niet allemaal van hetzelfde theoretische kader en nemen niet allen dezelfde determinanten in beschouwing. We kunnen hier drie onderzoeksperspectieven onderscheiden. Een eerste perspectief voornamelijk gevolgd door demografen en sociologen focust op het effect van (veranderingen in) huishoudkenmerken op het eigendomsstatuut. Zo is onder meer het effect van leeftijd, huishoudinkomen en huishoudsamenstelling aangetoond (Clark et al, 1994; Dieleman & Everaers, 1994; Li, 1977). Deze studies hanteren doorgaans de levenscyclus of levensloop van het huishouden als conceptueel kader, vaak in combinatie met het wooncarrière-begrip (Kendig, 1984). De overgang van huur naar eigendom wordt dikwijls gelinkt aan andere belangrijke gebeurtenissen uit de levensloop zoals een huwelijk of de geboorte van het eerste kind. Zo vonden Clark et al (1994) met longitudinale data voor de V.S. dat koppels de transitie naar eigenaarschap combineren met de geboorte van het eerste kind in een periode van twee à drie jaar. Algemeen gesteld toont dit soort onderzoek aan dat eigendomverwerving pas plaatsvindt als het huishouden een zekere stabiliteit heeft bereikt (Dieleman & Everaers, 1994). Een tweede perspectief voornamelijk gevolgd door economisten modelleert de overgang naar eigenaarschap als een consumptiebeslissing van het huishouden. Verscheidene auteurs benadrukken hierbij het duale karakter van eigenaarschap. De stap naar een eigen woning wordt dan enerzijds opgevat als een consumptiebeslissing en anderzijds als een belangrijke investering. In deze benadering worden het permanente inkomen, het vermogen, de relatieve kost van eigenaarschap tegenover huur en de leenbeperkingen als voornaamste verklarende variabelen gehanteerd (Clark et al, 1994; Haurin et al, 1997, Henderson & Ioannides, 1983). Studies binnen deze traditie wijzen uit dat inkomensstabiliteit en vermogen twee belangrijke factoren zijn bij het verklaren van de transitie huurder-eigenaar. Huurders met een hoger inkomen en meer vermogen kennen een hogere geneigdheid om eigenaar-bewoner te worden (Capeau et al, 2003; Haurin et al, 1996; Clark et al, 1994; Goodman, 1982, Li, 1977). Clark et al (1994) tonen dat de aanwezigheid van een extra verdiener in het huishouden cruciaal is. Maar ook de inkomensverwachting speelt een rol. Gebaseerd op paneldata voor de V.S. concluderen Haurin et al (1997) onder meer dat de transitie naar eigenaarschap sterk gerelateerd is aan potentiële inkomens. Ten derde zijn er verscheidene onderzoekers die de algemene economische context (woningmarktomstandigheden) relateren aan eigenwoningbezit. Binnen dit onderzoeksperspectief wordt ook het effect van bepaalde beleidsopties geëvalueerd. Voor Nederland hebben Dieleman en Everaers (1994) het effect onderzocht van zeven indicatoren van de algemene economische toestand op de beslissing inzake eigendomsstatuut, voor twee decennia (jaren 70 en 80). Zij vonden dat veranderingen in de woningmarktcondities duidelijk de beslissing beïnvloedden om al dan niet huurder te blijven, maar stelden dat de verschillende effecten moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Recent Belgisch onderzoek (Capeau et al, 2003) toont aan dat de reële woningprijzen, de (hoogte van de) hypotheekrente en de registratierechten negatief gerelateerd zijn aan eigenwoningbezit op jonge leeftijd. Tot 9

10 slot toonde ook Clark et al (1994) voor de V.S. aan dat de overgang naar eigenaarschap beïnvloed wordt door de hoeveelheid en de prijs van nieuwbouw alsook de hoogte van de hypotheekrente. De drie genoemde perspectieven sluiten elkaar echter niet uit. Verscheidene onderzoekers hebben getracht de kloof tussen de verschillende benaderingen te dichten en hebben er twee of zelfs drie gecombineerd in hun onderzoek. 3. Determinanten van de verhuiswens in Vlaanderen 3.1 Onderzoeksdoelstelling en hypothesen Zoals hoger gemeld willen we in het eerste deel van deze studie een beter inzicht krijgen in het beslissingsproces bij de verhuiswens in Vlaanderen. Hiervoor doen we beroep op het model betreffende woontevredenheid van Speare, waarbij we rekening houden met voorgestelde verfijningen van enkele critici van dit model. De afhankelijke variabele in ons model is de verhuiswens. Omwille van databeperkingen zal de effectieve verhuisbeweging niet onderzocht worden. We stellen aparte modellen op voor eigenaars en huurders, aangezien de verwachting is dat de woontevredenheid een grotere tussenliggende rol speelt bij eigenaars. Verder hanteren we twee tevredenheidsindices; één voor de tevredenheid met de woning en een tweede voor de tevredenheid met de woonomgeving. Naast de tussenliggende rol van de woontevredenheid modelleren we eveneens directe effecten van zowel huishoud- als woningkenmerken. Om de fase in de levenscyclus te modelleren, nemen we de leeftijd van het gezinshoofd en het aantal kinderen op. Door een gebrek aan recente longitudinale data in Vlaanderen zijn we niet in staat om veranderingen in de huishoudsituatie te onderzoeken (de zogenaamde levensloopgebeurtenissen). We modelleren daarom het effect van de levensfase door de leeftijd en het aantal kinderen te analyseren op een bepaald tijdstip. Voortgaand op vorige studies verwachten we een negatief effect van leeftijd op het hebben van een verhuiswens en een positief effect van het aantal kinderen. Ook wat het huishoudinkomen betreft, verwachten we een positief effect. Rijkere huishoudens zouden ceteris paribus sneller verhuizen omdat ze over meer (financiële) mogelijkheden beschikken (Speare, 1974, McHugh et al, 1990). Andere variabelen die we opnemen zijn een index voor de fysische staat van de woning, een maat voor overbevolking en de ligging van de woning. Voor de index van de fysische staat verwachten we uiteraard een negatief effect: hoe beter de woning scoort, hoe lager de verhuiswens. Tot slot hebben we de duur van de bewoning opgenomen in de modellen. Amerikaans onderzoek wijst uit dat de woonduur negatief gerelateerd is aan de buurttevredenheid (Speare, 1974; McHugh et al, 1990). McHugh et al menen dat de opeenstapeling van ergernis in verband met de woonomgeving zorgt voor een daling van de algemene buurttevredenheid. Uit Vlaams onderzoek van Pannecoucke et al (2001) naar het 10

11 profiel van de sociale huurder komt echter naar voor dat diegenen die het langst in hun woning wonen, de grootste buurtbetrokkenheid vertonen. Ook blijkt dat hoe langer men dezelfde woning betrekt, hoe meer tevreden men is over de sociale woonomgeving. De Vlaamse studie heeft betrekking op de sociale huurders, terwijl de Amerikaanse resultaten gelden voor alle huishoudens. Mogelijk leidt dit tot een verschillend resultaat. Huurders kunnen immers gemakkelijker verhuizen wanneer ze ontevreden zijn met de woonomgeving. 3.2 Methode en variabelen Zoals Speare en verscheidene andere onderzoekers doen we beroep op padanalyse om de determinanten van een verhuisbeslissing te onderzoeken. Bij een padanalyse worden verschillende lineaire regressievergelijkingen gecombineerd in één model, waarbij de onafhankelijke variabele in één vergelijking een verklarende variabele kan zijn in een andere vergelijking. In deze studie stellen we drie regressievergelijkingen op en testen we de veronderstelde relatie tussen huishoud- en woningkenmerken, de tevredenheid met woning en woonomgeving en de verhuiswens. De padcoëfficiënten worden geschat met de gewone kleinste kwadraten methode (ordinary least square, OLS) 1 (Welkenhuysen-Gybels & Loosveldt, 2002). De te verklaren variabele in het model graad van verhuiswens bestaat uit vier categorieën: zeker niet verhuizen=1, misschien verhuizen=2, waarschijnlijk verhuizen=3, zeker niet verhuizen=4. In de Woonsurvey was de vraag als volgt gesteld: Als u over de mogelijkheden zou beschikken, zou u dan uit deze woning verhuizen? Belangrijk is dat de vraag gesteld is op een voorwaardelijke wijze. Daarom spreken we ook van een verhuiswens en niet over effectieve verhuisplannen. Omwille van de voorwaardelijke formulering (als je over de mogelijkheden zou beschikken) verwachten we dat het effect van inkomen geneutraliseerd is. De tussenliggende variabelen de tevredenheid met woning en woonomgeving bestaan uit vijf categorieën: zeer tevreden=5, tevreden=4, noch tevreden/noch ontevreden=3, ontevreden=2, zeer ontevreden=1. De huishoudvariabelen in het model zijn de leeftijd van het gezinshoofd, de aanwezigheid van kinderen (ja/nee) en het equivalent huishoudinkomen. Het besteedbaar huishoudinkomen maken we equivalent (corrigeren we voor huishoudsamenstelling) met de aangepaste equivalentieschaal van de OESO. De woonvariabelen in het model zijn zoals vermeld de fysische staat van de woning, een maat voor overbevolking, de ligging van de woning en de woonduur. De index voor de fysische staat is geconstrueerd a.d.h.v zes vragen uit de Woonsurvey. De respondenten werden gevraagd of de volgende delen van de woning in goede staat zijn of een kleine of grote herstelling nodig hebben: de elektrische installatie, de 1 Dit is een geschikte methode aangezien de afhankelijke variabele (graad van verhuiswens) en de twee tussenliggende variabelen (tevredenheid met woning/woonomgeving) kunnen beschouwd worden als quasi intervalvariabelen. Verder wordt er een correlatie verondersteld tussen de structurele variabelen in het model en tussen de error-termen van de twee tevredenheidsindices. 11

12 binnenmuren, de buitenmuren, de ramen, de dakgoot en het dak. Op basis van deze vragen werd een score berekend die resulteerde in vier categorieën: goed=4, middelmatig=3, slecht=2, zeer slecht=1. De index van de fysische staat werd verkozen boven de variabele uitwendige kwaliteit uit de Woningschouwing 2005 omdat deze laatste geen beoordeling inhoudt van de inwendige kwaliteit en daarenboven een heel kleine variantie kent (bijna alle observaties vallen onder het label goed ). De maat voor overbevolking hebben we berekend als de verhouding van het aantal personen in de woning tegenover het aantal kamers. Voor de ligging van de woning doen we beroep op de indeling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen: buitengebied/stedelijk gebied. De duur van bewoning is opgenomen zonder categorisering. De pijlen in het model representeren de significante directe effecten (bij niveau α=0.05). Dit zijn de effecten van de variabele in kwestie, voor een gelijk niveau van al de overige variabelen in het model. Ze worden ook wel de partiële correlaties genoemd. Doordat de effecten gestandaardiseerd zijn, kunnen we de sterkte ervan met elkaar vergelijken. In bijlage zijn de zero-order of volledige correlaties tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabelen gepresenteerd (Raykov & Marcoulides, 2000). De indirecte effecten van de huishoud- en woningkenmerken op de verhuiswens zijn de effecten die werken via de tevredenheidsindices. Om deze te berekenen dient men het effect van de structurele variabele op de tevredenheidsindex te vermenigvuldigen met het effect van de tevredenheidindex op de verhuiswens. De lineaire vergelijkingen van ons padmodel (voor zowel huurders als eigenaars) zijn de volgende: Tevredenheid_woning = b11*leeftijd_gezinshoofd + b12*kind(eren) + b13*equivalent_inkomen + b14*overbevolking_ratio + b15*index_fysische_staat + b16*ligging + b17*woonduur + E1 Tevredenheid_woonomgeving = b21*leeftijd_gezinshoofd + b22*kind(eren) + b23*equivalent_inkomen + b24*overbevolking_ratio + b25*index_fysische_staat + b26*ligging + b27*woonduur + E2 Verhuiswens = b31*tevredenheid_woning + b32*tevredenheid_woonomgeving + b33*leeftijd_gezinshoofd + b34*kind(eren) + b35*equivalent_inkomen + b36*overbevolking_ratio + b37*index_fysische_staat + b38*ligging + b39*woonduur + E3 3.3 Resultaten Figuren 1 en 2 tonen de padmodellen voor respectievelijk eigenaars en huurders in Vlaanderen anno De verschillende model-fit indexen (chi-kwadraat, CFI en NFI) geven aan dat beide modellen bij de data passen, wat wil zeggen dat de modellen significant bijdragen tot het verklaren van de verhuiswens in Vlaanderen (Meyers et 12

13 al, 2006). De R 2 -waarden van de lineaire vergelijkingen met de verhuiswens als afhankelijke variabele geven aan dat resp. 19% en 37% van de variantie in de verhuiswens wordt verklaard door de modellen van de eigenaars en huurders. Deze percentages zijn statistisch zeer significant (p<.0001) en zijn bevredigend voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Padmodel voor eigenaars De resultaten voor het model van de eigenaars bevestigt de hypothese dat woontevredenheid een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van een verhuiswens. Het negatieve effect is het sterkst voor tevredenheid met de woning (-0.222). Maar ook de woonomgeving draagt duidelijk bij tot het vormen van een verhuiswens (-0.137). Dit is een interessante vaststelling aangezien in de Woonsurvey de woonomgeving nauwelijks werd genoemd als voornaamste verhuisreden bij de laatste verhuis van de respondent (Heylen et al, 2007). Van de huishoudvariabelen heeft de leeftijd van het gezinshoofd het sterkste effect op de verhuiswens, in de te verwachten richting (-0.222). Dus, ongeacht het tevredenheidsniveau, hebben oudere eigenaars gemiddeld een lagere verhuiswens dan jongere eigenaars. Bovendien heeft de leeftijd een indirect effect op de verhuiswens via de tevredenheidsindices. Hoe ouder een eigenaar wordt, hoe meer tevreden hij over het algemeen is met zijn woning en woonomgeving. Het effect van de aanwezigheid van kinderen is direct en negatief. Voor elk tevredenheidsniveau heeft de aanwezigheid van kinderen dus een verminderend effect op de verhuiswens. De vermoedelijke uitleg hiervoor is dat koppels met een kinderwens de komst van kinderen anticiperen bij de bouw of aankoop van een woning. Ze lijken dus te kiezen voor een aangepaste woning en woonomgeving. Bovendien zijn er nog enkele implicaties van de aanwezigheid van kinderen (vb. school in de buurt, lid van lokale sportclubs, ) die een vermoedelijke rem vormen voor de verhuiswens. Om deze onderliggende mechanismen helemaal te begrijpen dienen we beroep te doen op kwalitatief onderzoek naar verhuiswensen. Zoals verwacht blijkt het equivalent inkomen de verhuiswens niet direct te beïnvloeden. Zoals hoger vermeld, is de verhuiswens in ons model immers voorwaardelijk: de wens te verhuizen indien men over genoeg middelen beschikt. Wel zien we dat het inkomen ceteris paribus een positief effect heeft op de tevredenheid van eigenaars met de woning en de buurt. Ook bivariate analyses (Heylen et al, 2007) toonden reeds aan dat hogere inkomensgezinnen relatief meer tevreden zijn met hun woning en woonomgeving dan lagere inkomensgezinnen. In lijn met onze verwachting heeft de fysische staat van de woning een sterk positief effect (0.215) op de tevredenheid met de woning en een direct negatief effect (-0.071) op de verhuiswens. Hoe beter de staat van de woning, hoe meer tevreden men is over de woning en hoe minder men geneigd is te verhuizen. Verder blijkt dat eigenaars uit stedelijk gebied minder tevreden zijn over hun woonomgeving dan deze uit het buitengebied. Daarnaast is er ook - ongeacht de woontevredenheid - een direct positief effect van wonen in stedelijk gebied op de verhuiswens. Ceteris paribus, zijn 13

14 eigenaars in stedelijk gebied dus eerder geneigd om te verhuizen dan eigenaars in het buitengebied. Verder heeft de woonduur een negatief effect op de tevredenheid met de woning maar niet op de tevredenheid met de woonomgeving. Mogelijk leidt een langere woonduur tot een opeenstapeling van ergernis i.v.m de woning. Tot slot blijkt er een licht direct effect te bestaan van overbevolking op de verhuiswens. Leeftijd gezinshoofd Kind(eren) (1=ja; 0=nee) Equivalent Inkomen Overbevolkings ratio Tevredenheid met woning.051 E Verhuiswens E Index fysische staat van de woning Tevredenheid woonomgeving E Stedelijke ligging.110 Duur van bewoning Figuur 1: Padmodel ter verklaring van de verhuiswens, voor eigenaars in Vlaanderen anno 2005 (N=3.558); padcoëfficiënten zijn statistisch significant op niveau α=.05 Padmodel voor huurders Ook het padmodel voor de Vlaamse huurders laat zien dat de tevredenheid met de woning en de woonomgeving een belangrijke (tussenliggende) rol speelt m.b.t het ontstaan van een verhuiswens. De tevredenheid met de woning heeft het sterkste effect op de verhuiswens (-0.353) van alle variabelen in het model. Net als bij de eigenaars is ook het effect van de tevredenheid met de woonomgeving significant (- 0,088), al is dit effect vier keer kleiner dan dat van de tevredenheid met de woning. 14

15 Een verschilpunt met het model van de eigenaars is dat het effect van de aanwezigheid van kinderen een andere logica volgt. Huurders met kind(eren) zijn ceteris paribus minder tevreden met hun woning en woonomgeving dan huurders zonder kind. Deze vaststelling wijst er op dat de woning en woonomgeving van huurders niet steeds is aangepast aan de aanwezigheid van één of meerdere kinderen. Door deze ontevredenheid zullen huurders met kind(eren) dus sneller verhuizen dan deze zonder kind. In tegenstelling tot de situatie bij eigenaars anticipeert het gemiddelde koppel op de huurmarkt dus niet op de komst van een kind bij de woningkeuze. Deze vaststelling is niet onlogisch, aangezien de woningkeuze voor een toekomstige eigenaar een langetermijnkeuze is terwijl huurders hun woonsituatie eerder als tijdelijk beschouwen en sneller van woning kunnen veranderen. Wanneer er een kind op komst is, kan een huurder alsnog beslissen naar een meer aangepaste woning te verhuizen. Voor een bepaalde tijd kunnen deze huurders echter wonen in een woning die niet geheel is aangepast aan hun wensen (i.v.m de aanwezigheid van een kind). Verder zien we dat het effect van de fysische staat van de woning op de woningtevredenheid dubbel zo sterk is bij de huurders dan bij de eigenaars (0.417 versus 0.215). Dit sterke verband is cruciaal aangezien de Woonsurvey uitwijst dat 17% van de huurders een woning betrekt in (zeer) slechte fysische staat. Voor de eigenaars is dat 6,6%. De leeftijd van het gezinshoofd heeft een sterk positief direct effect op de verhuiswens van de huurders. Dus, ongeacht de tevredenheid, zijn oudere huurders algemeen beschouwd minder geneigd te verhuizen dan jongere huurders. Opvallend is dat er een direct positief effect is van het inkomen op de verhuiswens (0.084), dus ongeacht het niveau van woontevredenheid. Zoals vermeld, is de verhuiswens een voorwaardelijke wens. Algemeen beschouwd blijken huurders in stedelijk gebied eerder geneigd om te verhuizen dan huurders in buitengebied. Dit effect van de ligging werkt zowel direct (voor elk tevredenheidsniveau) als indirect. Net als bij de eigenaars zijn de stedelijke huurders gemiddeld minder tevreden met de woonomgeving. Wat de overbevolkingsmaat betreft, is er een licht positief (direct) effect op de verhuiswens. Zoals verwacht, is men dus eerder geneigd te verhuizen uit woningen met te weinig kamers voor de gezinsleden dan uit woningen die voldoende groot zijn. Tot slot heeft de duur van de bewoning geen invloed op de tevredenheid met de woning, in tegenstelling tot de situatie voor eigenaars. Een vermoedelijke verklaring is dat huurders minder lang op dezelfde plaats wonen dan eigenaars en de irritatie met de woonomgeving niet laten opstapelen. 15

16 Leeftijd gezinshoofd Kind(eren) (1=ja; 0=nee) Equivalent Inkomen Overbevolkings -ratio Index fysische staat van de woning Tevredenheid woning Tevredenheid woonomgeving E E Verhuiswens E Stedelijke ligging.080 Duur van bewoning Figuur 2: Padmodel ter verklaring van de verhuiswens, voor huurders in Vlaanderen anno 2005 (N=1.043); padcoëfficiënten zijn statistisch significant op niveau α= Transitie van huurder naar eigenaar in Vlaanderen 4.1 Onderzoeksdoelstelling en hypothesen Het doel van dit deel van de studie is om een beter begrip te krijgen van de transitie van huurder naar eigenaar in Vlaanderen. Meer concreet onderzoeken we voor een aantal huishoudkenmerken of ze bepalend zijn voor de overgang van de huur- naar de eigendomsmarkt. Hiervoor maken we wederom gebruik van de Woonsurvey Onze literatuurstudie (zie 2.2) wees uit dat de overgang van huurder naar eigenaarbewoner vanuit drie perspectieven wordt onderzocht: een demografisch/sociologisch vertrekkend van het levensloopconcept, een micro-economisch en een macroeconomisch perspectief. In onze benadering hanteren we een combinatie van de twee eerst genoemde perspectieven. Enerzijds nemen we twee variabelen op in onze analyse die de fase in de levensloop van de huishoudens weerspiegelen: de leeftijd en 16

17 de activiteitsstatus van het gezinshoofd en het huishoudtype (alleenstaand, eenoudergezin, koppel met en zonder kind(eren)); anderzijds analyseren we het effect van enkele micro-economische variabelen: het equivalent inkomen, het aantal verdieners in het huishouden en het opleidingsniveau (als indicatie voor het verwachte inkomen). Ons baserend op internationale literatuur en recent Vlaams onderzoek naar het inkomensprofiel van huurders en eigenaars (Van Dam & Geurts, 2000; Pannecoucke et al 2001; Heylen et al, 2007), verwachten we een sterk positief verband tussen het inkomen en de overgang van huur naar eigendom. Wat de leeftijd betreft, verwachten we dat de geneigdheid eigenaar te worden het hoogst is voor de categorie van 17 tot 34 jaar, aangezien dit de leeftijd is waar het gezin en de werkcarrière vorm krijgen (Dieleman & Everaers, 1994). Omdat huishoudstabiliteit uit de literatuur naar voor komt als een cruciale factor, is onze hypothese dat eenoudergezinnen en alleenstaanden minder geneigd zijn om eigenaar te worden dan koppels. Ook de verwachte inkomens spelen een rol volgens de literatuur. Hier is onze hypothese dat werklozen en lager opgeleide huurders een lagere kans hebben om eigenaar te worden dan resp. werkende en hoger opgeleide huurders. Tot slot verwachten we dat tweeverdieners op de huurmarkt eerder de stap naar eigenaarschap zullen zetten dan éénverdieners. 4.2 Methodologie Om het effect van huishoudkenmerken op de transitie van huurder naar eigenaar te onderzoeken, doet men idealiter beroep op longitudinale data. Voor Vlaanderen is zulk een databron echter niet voorhanden anno We baseren ons daarom op de Woonsurvey uit We gebruiken de verwachte verandering in eigendomsstatuut als een proxy voor de echte verhuisbeweging. De respondenten uit de Woonsurvey werden immers gevraag naar hun verhuisplannen in de nabije toekomst. Vervolgens werd aan de respondenten met verhuisplannen gevraagd of ze naar een huur- of eigendomswoning zochten. Onze afhankelijke variabele kent dus twee categorieën: plannen om huurder te blijven/plannen om eigenaar te worden. De bestudeerde populatie is de groep huurders met verhuisplannen (143 huishoudens). Een beperking van ons cross-sectioneel design is dat er geen veranderingen in huishoudkenmerken (de gebeurtenissen in de levensloop) gemodelleerd kunnen worden. We kennen alleen de huishoudsituatie op het moment van de bevraging. De verschillende categorieën van de variabelen (vb. alleenstaand, koppel, met of zonder kind) representeren op deze manier de verschillende fasen in de levensloop van het huishouden. We starten met een bivariate analyse, gevolgd door een multivariaat regressiemodel. Met kruistabellen gaan we eerst na of er een statistisch verband bestaat tussen bepaalde huishoudkenmerken en de (verwachte) transitie van huurder naar eigenaar. Een regressie-analyse laat ons vervolgens toe om causale effecten te detecteren. 17

18 4.3 Bivariate analyse voor transitie huurder - eigenaar Tabel 1 toont ons de resultaten van de bivariate analyse. We stellen vast dat de overgang van huurder naar eigenaar statistisch significant gerelateerd is aan een aantal huishoudvariabelen. We moeten echter in het achterhoofd houden dat in dit deel geen causale effecten of determinanten kunnen aangetoond worden. Bij bivariate analyses wordt er immers niet gecontroleerd voor de invloed van andere relevante (verstorende) variabelen, waardoor enkel de statistische samenhang wordt onderzocht. Ten eerste zien we dat de leeftijd van gezinshoofd sterk gerelateerd is aan de verhuis van een huur- naar een eigen woning. Binnen de jongste groep met verhuisplannen (17-34 jaar) kiest 55% voor een eigen woning, terwijl dit aandeel aanzienlijk lager ligt in de oudere leeftijdsklassen. In de oudste leeftijdsgroep bedraagt dit aandeel niet meer dan 5%. Deze resultaten liggen dus in lijn met onze verwachtingen. Verder houdt ook de activiteitstatus van het gezinshoofd sterk verband met de keuze tussen huren of eigendomsverwerving. Indien het gezinshoofd werkloos is, plant slecht 20% eigenaar te worden; wanneer het gezinshoofd tewerkgesteld is, loopt dit aandeel op tot 58%. Complementair met het resultaat naar leeftijd, zoekt 86% van de gepensioneerde verhuizende huurders opnieuw een huurwoning. Deze resultaten wijzen uit dat inkomensstabiliteit een belangrijke factor is met betrekking tot de stap naar een eigen woning. Ook met betrekking tot de samenstelling van het huishouden bevestigen de resultaten onze hypotheses. Het aandeel alleenstaanden en eenoudergezinnen dat eigenaar plant te worden is laag (resp. 28% en 32%) vergeleken met het aandeel koppels met of zonder kinderen (58% en 66%) dat deze overgang plant. Deze bevinding duidt aan dat de overgang naar de eigendomsmarkt over het algemeen maar plaatsvindt als het huishouden een zekere stabiliteit heeft bereikt. Veel jonge alleenstaanden en alleenstaande ouders wachten vermoedelijk op een (nieuwe) vaste relatie om eigenaar te worden. Uiteraard hebben alleenstaanden en eenoudergezinnen gemiddeld ook een lager inkomen dan koppels, zodat ze minder middelen hebben om een woning te kopen of te bouwen. Of er ook een effect is van het huishoudtype ongeacht het inkomensniveau kunnen we met een bivariate analyse niet achterhalen. Hiervoor verwijzen we naar de volgende paragraaf, waar we een logistisch regressiemodel uitwerken. Om het verband met inkomen te onderzoeken, doen we beroep op quintielen van equivalente inkomens. Het eerste quintiel bevat de 20% laagste equivalente inkomens uit Vlaanderen, terwijl het vijfde quintiel de 20% hoogste equivalente inkomens vertegenwoordigt. Logischerwijze blijken huurders met een hoger (equivalent) inkomen eerder geneigd om eigenaar te worden als ze verhuizen dan huurders met een lager inkomen. Tabel 1 toont ons dat maar 13% van de verhuizende huurders behorend tot het eerste inkomensquintiel eigenaar wordt. Binnen het vijfde quintiel bedraagt dit aandeel 87%. Ook blijkt dat het gemiddeld (equivalent) inkomen van degenen die eigenaar worden significant hoger ligt dan dat voor degenen die huurder blijven (1562 versus 1010 euro). In lijn met de bevinding van Clark et al (1994) blijkt het aantal verdieners in het huishouden een cruciale rol te spelen. Tweeverdieners op de huurmarkt zijn veel 18

19 sterker geneigd om eigenaar te worden dan eenverdieners (70% versus 47%). De categorie geen verdiener in het huishouden kunnen we niet éénduidig interpreteren aangezien hier zowel werklozen als (brug)gepensioneerden toe behoren. Tot slot blijkt dat ook het opleidingsniveau significant gerelateerd is aan de transitie naar eigenaarschap. Wanneer het gezinshoofd alleen maar zijn lagere school diploma heeft, blijft 73% van de verhuizers op de huurmarkt. Daarentegen verhuist twee derde van degenen met een diploma hoger onderwijs naar een eigen woning. We weten echter ook dat lager opgeleiden gemiddeld ouder zijn dan hoger opgeleiden en dat oudere huurders minder geneigd zijn om eigenaar te worden. Om een causaal verband te onderscheiden tussen opleidingsniveau en de transitie naar eigenaar, dienen we de factor leeftijd constant te houden (zie verder). 19

20 Tabel 1: Nieuw eigendomsstatuut van huurders met verhuisplan, die nog geen nieuwe woning hebben gevonden, socio-economische kenmerken, Vlaanderen, 2005 Nieuw eigendomsstatuut Eigenaar (%) Huurder (%) Huurders met verhuisplan 46,3 53,7 Leeftijd gezinshoofd** ,6 45, ,6 53, ,2 61,8 65/+ 5,2 94,8 Huishoudtype*** Alleenstaand 27,7 72,3 Eenoudergezin 31,6 68,4 Koppel zonder kind 66,3 33,7 Koppel met kind(eren) 57,6 42,4 Aantal verdieners in het huishouden*** 0 13,4 86,6 1 46,7 53,3 2 70,5 29,5 Activiteitsstatus gezinshoofd*** Tewerkgesteld 57,5 42,5 (Brug)gepensioneerd 14,0 86,0 Werkloos 20,5 79,5 Ziek/arbeidsongeschikt 55,0 45,0 Equivalent inkomen (in quintielen)*** 1ste 13,0 87,0 2 39,9 60,1 3 43,3 56,7 4 65,9 34,1 5 de 87,5 12,5 Opleidingsniveau gezinshoofd*** Lager onderwijs 27,1 72,9 Lager secundair onderwijs 28,2 71,8 Hoger secundair onderwijs 47,9 52,1 Hoger onderwijs 65,8 34,2 Gemiddelde leeftijd F=5,4; p=0,02 Gemiddeld equivalent inkomen F=31,5; p<0,0001 N=143 χ²- test: ***p<0,001 **p<0,05 Bron: Woonsurvey jaar, 10 m 40 jaar, euro euro 20

21 4.4 Logistisch regressiemodel voor transitie huurder - eigenaar Aangezien onze afhankelijke variabele dichotoom is (huurder blijven/eigenaar worden), is een logistische regressie de geschikte methode om een multivariate analyse uit te voeren. Bij logistische regressie interpreteren we de geschatte coëfficiënten mits exponentiëring als odds ratio s. In ons model zijn dit ratio s van de odds om eigenaar te worden. Een odds verhoudt zich tot een kans als volgt: odds=kans/(1-kans). Voor een kans van 80% is de odds 4, terwijl een kans van 20% een odds van ¼ oplevert. Een odds ratio valt dan ook extremer uit dan een kansenratio (Pampel, 2000). De opgenomen variabelen zijn: leeftijd, activiteitsstatus en opleidingsniveau van het gezinshoofd, huishoudtype en equivalent inkomen (in quintielen). Het aantal verdieners werd in tegenstelling tot bij de bivariate analyse niet opgenomen in het model omdat dit voor problemen zorgde op vlak van multicollineariteit. De Likelihood ratio (χ²=53, p<0,0001) van het model geeft aan dat het model met de onafhankelijke variabelen significant meer variantie in de afhankelijke variabele dan het model met alleen het intercept. Dit betekent dat het model op een bevredigende manier bij de data past (Sharma, 1996). Een aantal effecten uit het model bleken echter niet significant, wat vermoedelijk te wijten is aan het lage aantal observaties (n=143). Met een hoger aantal observaties zouden we waarschijnlijk meer significante effecten hebben aangetroffen. Gecontroleerd voor de overige variabelen, vinden we geen significant effect van de leeftijd op de odds op woningbezit. Dit geeft aan dat het hoger aandeel dat eigenaar wordt in de categorie van 17 tot 34 jaar verklaard wordt door de huishoudsituatie en de activiteitsstatus van deze groep en dus niet op een directe manier door de leeftijd zelf. Wat de activiteitsstatus van het gezinshoofd betreft wordt onze hypothese bevestigd. Ceteris paribus is de odds om eigenaar te worden twee maal zo hoog voor huurders met een tewerkgesteld gezinshoofd dan voor huurders met een werkloos gezinshoofd (hoewel geen significant verschil bij α=0,05). Dit betekent dat er een effect bestaat van de activiteitsstatus ongeacht het inkomensniveau. Stabiliteit op vlak van de werkcarrière draagt dus blijkbaar bij tot de beslissing eigenaar te worden. Een opmerkelijk resultaat is dat de odds op een eigen woning vijf maal hoger ligt voor zieke/arbeidsongeschikte dan voor tewerkgestelde huurders. Mogelijk zorgt het lage aantal observaties hier voor een vertekening. Verder stellen we vast dat de odds op eigenaarschap lager is voor alleenstaanden en eenoudergezinnen dan voor koppels. Koppels met kinderen kennen de hoogste odds om naar een eigen woning te verhuizen. Deze resultaten bevestigen de stelling dat stabiliteit op vlak van gezinssamenstelling bijdraagt tot de stap naar eigendomsverwerving. Zoals verwacht is er een sterk positief effect van het (equivalent) inkomen op de odds om eigenaar te worden. De odds is 16 keer hoger voor de huurders behorend tot het hoogste quintiel dan voor degenen binnen het laagste quintiel. Tot slot laat deze analyse ook zien dat er een direct effect bestaat van het opleidingsniveau. Wanneer het gezinshoofd een diploma hoger secundair of hoger onderwijs heeft, is de odds op 21

Grote Woononderzoek Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid

Grote Woononderzoek Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Grote Woononderzoek 2013 Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Kristof Heylen HIVA - KU Leuven Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 2013. De resultaten van het grote woononderzoek 2013 Brussel, Vlaams

Nadere informatie

Is wonen in Vlaanderen betaalbaar? Kristof Heylen, HIVA, KULeuven Steunpunt Ruimte en Wonen

Is wonen in Vlaanderen betaalbaar? Kristof Heylen, HIVA, KULeuven Steunpunt Ruimte en Wonen Is wonen in Vlaanderen betaalbaar? Methodologie, vaststellingen, t evoluties Boekvoorstelling 21 december 2010 Kristof Heylen, HIVA, KULeuven Steunpunt Ruimte en Wonen Inhoud Definitie Methodologie Woonquote

Nadere informatie

De evolutie van de woonsituatie in Vlaanderen in de periode

De evolutie van de woonsituatie in Vlaanderen in de periode De evolutie van de woonsituatie in Vlaanderen in de periode 24-29 Resultaten EU-SILC enquête Kristof Heylen HIVA, KULeuven www.steunpuntwonen.be Woonsituatie: evolutie 1976-25 Bronnen: SEP, PSBH, SEE en

Nadere informatie

Doel, inhoud en steekproefomvang

Doel, inhoud en steekproefomvang Resultaten van de woonsurvey 18 april 19 Kristof Heylen & Lieve Vanderstraeten Doel, inhoud en steekproefomvang 2 1 Doel, inhoud & steekproefomvang Steekproefomvang Ongeveer 3. observaties verspreid over

Nadere informatie

Sociaal wonen, woonkosten en betaalbaarheid

Sociaal wonen, woonkosten en betaalbaarheid Sociaal wonen, woonkosten en betaalbaarheid Wat vertelt het Grote Woononderzoek 2013 ons over betaalbaarheid in de sociale huur in Vlaanderen? Dr. Kristof Heylen HIVA - KU Leuven VIVAS Bewonerscongres

Nadere informatie

Woningkwaliteit en woontevredenheid: resultaten van de bevraging bij bewoners

Woningkwaliteit en woontevredenheid: resultaten van de bevraging bij bewoners Woningkwaliteit en woontevredenheid: resultaten van de bevraging bij bewoners Katleen Van den Broeck* & Isabelle Pannecoucke** *HIVA KU Leuven **KU Leuven campus Sint-Lucas Studiedag Wonen in Vlaanderen

Nadere informatie

Energie in het Grote Woononderzoek 2013 Hoe evolueert de energiekwaliteit van de Vlaamse woningen?

Energie in het Grote Woononderzoek 2013 Hoe evolueert de energiekwaliteit van de Vlaamse woningen? Energie in het Grote Woononderzoek 2013 Hoe evolueert de energiekwaliteit van de Vlaamse woningen? Griet Verbeeck & Wesley Ceulemans Universiteit Hasselt Studiedag De energiekwaliteit van het Vlaamse woningenpark,

Nadere informatie

De woningmarkt in Vlaanderen

De woningmarkt in Vlaanderen De woningmarkt in Vlaanderen Een blik op de betaalbaarheid, woningkwaliteit en subsidies Kristof Heylen HIVA - KU Leuven www.steunpuntwonen.be Woonsituatie: evolutie 1976-2005 Aandeel huurders van 33%

Nadere informatie

Energie. Wat leert ons het Grote Woononderzoek?

Energie. Wat leert ons het Grote Woononderzoek? Energie. Wat leert ons het Grote Woononderzoek? Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck Universiteit Hasselt Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 13. De resultaten van het grote woononderzoek 13 Brussel, Vlaams

Nadere informatie

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Verhuisplannen en woonvoorkeuren Verhuisplannen en woonvoorkeuren Burgerpeiling Woon- en Leefbaarheidsmonitor Eemsdelta 2015 Bevolkingsdaling ontstaat niet alleen door demografische ontwikkelingen, zoals ontgroening en vergrijzing of

Nadere informatie

Het profiel van de sociale huurders in Vlaanderen Bekeken vanuit een dynamische invalshoek

Het profiel van de sociale huurders in Vlaanderen Bekeken vanuit een dynamische invalshoek Het profiel van de sociale huurders in Vlaanderen Bekeken vanuit een dynamische invalshoek Dr. HIVA KU Leuven Sociale huisvesting in Vlaanderen 18 juni 2019 Inhoud Profiel van kandidaat-huurders In 2013

Nadere informatie

Wie komt, wie gaat? Profielen en motieven van verhuizers.

Wie komt, wie gaat? Profielen en motieven van verhuizers. Design Charles & Ray Eames - Hang it all Vitra Wie komt, wie gaat? Profielen en motieven van verhuizers. Studiedag Gent in Cijfers 31/05/2016 Katleen Van den Broeck Overzicht Aanleiding tot studie Onderzoeksvragen

Nadere informatie

De private huurmarkt in Vlaanderen Probleemschets en verkenning van de mogelijkheden voor een huursubsidie

De private huurmarkt in Vlaanderen Probleemschets en verkenning van de mogelijkheden voor een huursubsidie Kenniscentrum Vlaamse Steden Workshop private huur 23 maart 2009 De private huurmarkt in Vlaanderen Probleemschets en verkenning van de mogelijkheden voor een huursubsidie Sien Winters HIVA KULeuven Steunpunt

Nadere informatie

Woonsituatie van ouderen in Vlaanderen Resultaten van Woonsurvey Vlaamse Ouderenraad Commissie wonen, mobiliteit en veiligheid

Woonsituatie van ouderen in Vlaanderen Resultaten van Woonsurvey Vlaamse Ouderenraad Commissie wonen, mobiliteit en veiligheid Woonsituatie van ouderen in Vlaanderen Resultaten van Woonsurvey 2018 Dr. Kristof Heylen HIVA KU Leuven Vlaamse Ouderenraad Commissie wonen, mobiliteit en veiligheid 9 Mei 2019 Inhoud Eigendomsstatuut

Nadere informatie

Subsidies bij sociale koopwoningen. Behoefte aan sociale koop

Subsidies bij sociale koopwoningen. Behoefte aan sociale koop Subsidies bij sociale koopwoningen Behoefte aan sociale koop Dr. Kristof Heylen HIVA - KULeuven Vlaamse Woonraad 11-12-2015 www.steunpuntwonen.be Doel van studie Subsidies sociale koop Zicht krijgen op

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid. Kristof Heylen

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid. Kristof Heylen GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Kristof Heylen GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Kristof Heylen Projectleiding: Sien

Nadere informatie

Het renovatiepact en Woningkwaliteit. minimale Vlaamse veiligheids- en kwaliteitsnormen voor woningen

Het renovatiepact en Woningkwaliteit. minimale Vlaamse veiligheids- en kwaliteitsnormen voor woningen Het renovatiepact en Woningkwaliteit minimale Vlaamse veiligheids- en kwaliteitsnormen voor woningen Waarom Vlaamse veiligheids en kwaliteitsvereisten voor woningen? Art. 23 Grondwet: recht op behoorlijke

Nadere informatie

Wonen in Vlaanderen anno De voornaamste bevindingen van de Woonsurvey 2018

Wonen in Vlaanderen anno De voornaamste bevindingen van de Woonsurvey 2018 PERSTEKST Wonen in Vlaanderen anno 18 De voornaamste bevindingen van de Woonsurvey 18 Na de Woonsurvey 05 en het Grote Woononderzoek (GWO) 13 is de Woonsurvey 18 de derde grootschalige bevraging in Vlaanderen

Nadere informatie

Woningbezit in Vlaanderen: een cohortebenadering

Woningbezit in Vlaanderen: een cohortebenadering Woningbezit in Vlaanderen: een cohortebenadering Auteurs: Kristof Heylen Sien Winters Januari 2009 Woningbezit in Vlaanderen 3/11/2009 Pag. 1 Verantwoordelijke uitgever: Deze paper kwam tot stand met de

Nadere informatie

WoON 2015 Zuid-Holland. Berry Blijie

WoON 2015 Zuid-Holland. Berry Blijie WoON 2015 Zuid-Holland Berry Blijie 15233-WON Inhoud 1. Inleiding 2. Contouren van de woningmarkt 3. De woningvoorraad 4. Huishoudens in woningen 5. Inkomens en woonuitgaven 6. Verhuizingen en verhuisplannen

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Leen Heylen, CELLO, Universiteit Antwerpen Thomas More Kempen Het begrip eenzaamheid Eenzaamheid is een pijnlijke, negatieve ervaring die zijn oorsprong vindt in een

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid

Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid Studiedag: Het grondrecht op wonen: naar een meer resultaatsgerichte aanpak? Dr. Kristof Heylen HIVA KU Leuven Inhoud Argumentatie selectiviteit

Nadere informatie

Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid. Studiedag: Het grondrecht op wonen: naar een meer resultaatsgerichte aanpak?

Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid. Studiedag: Het grondrecht op wonen: naar een meer resultaatsgerichte aanpak? Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid Studiedag: Het grondrecht op wonen: naar een meer resultaatsgerichte aanpak? Dr. Kristof Heylen HIVA KU Leuven Inhoud Argumentatie selectiviteit

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011 Sociaal-economische schets van Zuidwest 2011 Zuidwest is onderdeel van het en bestaat uit de buurten Haagwegnoord en -zuid, Boshuizen, Fortuinwijk-noord en -zuid en de Gasthuiswijk. Zuidwest heeft een

Nadere informatie

Betaalbaarheid van het wonen voor starters op de woningmarkt

Betaalbaarheid van het wonen voor starters op de woningmarkt 1 Betaalbaarheid van het wonen voor starters op de woningmarkt Bijkomende gegevens op basis van de Woonsurvey 2005 Oktober 2008 Kristof Heylen Sien Winters 2 Verantwoordelijke uitgever: Deze paper kwam

Nadere informatie

7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek. Auteur Remco Kaashoek

7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek. Auteur Remco Kaashoek 7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek Auteur Remco Kaashoek De dynamiek op de koopwoningmarkt is tussen 2007 en 2011 afgenomen, terwijl die op de markt voor huurwoningen licht is gestegen. Het aantal

Nadere informatie

Levenslang thuis wonen Stad Aalst

Levenslang thuis wonen Stad Aalst Levenslang thuis wonen Stad Aalst Leeftijdsvriendelijke stad Perspectief ouderen (brug)pensioen 65 en ouder Woningen gebouwd voor 1960 Sociale huurders Niet beschouwd: inkomen, mate van stedelijkheid

Nadere informatie

Trends op de Vlaamse woningmarkt

Trends op de Vlaamse woningmarkt Trends op de Vlaamse woningmarkt Sien Winters KU Leuven - HIVA Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 2013. Wat leert ons het Grote Woononderzoek 2013 Brussel, Vlaams Parlement, De Schelp 3 maart 2015 www.steunpuntwonen.be

Nadere informatie

De resultaten van de. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van de. Gemeenschap, Departement RWO Woonbeleid.

De resultaten van de. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van de. Gemeenschap, Departement RWO Woonbeleid. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement RWO Woonbeleid. Februari 2007 Samenvatting Heylen Kristof, Le Roy Marie, Vanden Broucke Steven, Vandekerckhove

Nadere informatie

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen RESEARCH SUMMARY ONDERZOEK I.K.V. VIONA STEUNPUNT WSE Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen Richtlijnen voor auteurs - De hoofdindeling ligt vast en bestaat uit volgende rubrieken:

Nadere informatie

30 augustus blauw. Toelatingsexamen arts en tandarts. Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2

30 augustus blauw. Toelatingsexamen arts en tandarts. Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2 Kleef hier onmiddellijk een identificatiesticker blauw Toelatingsexamen arts en tandarts 30 augustus 2016 Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2 Figuur 1: Kerncijfers over armoede in België.

Nadere informatie

Woningmarktanalyse Gooise Meren

Woningmarktanalyse Gooise Meren Woningmarktanalyse Gooise Meren Op basis van WOZ en BAG gegevens Versie Kerngegevens Woningmarktanalyse Gooise Meren De in dit rapport gepresenteerde analyses zijn gemaakt met behulp van gemeentelijke

Nadere informatie

Steunpunt Wonen 2012-2015: van onderzoeksvragen naar resultaten en beleidsimpact

Steunpunt Wonen 2012-2015: van onderzoeksvragen naar resultaten en beleidsimpact Steunpunt Wonen 2012-2015: van onderzoeksvragen naar resultaten en beleidsimpact Sien Winters Coördinator Steunpunt Wonen www.steunpuntwonen.be Inhoud Van onderzoeksvragen behandelde thema s resultaten

Nadere informatie

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen Mensen verhuizen om allerlei redenen. Om samen te wonen, voor werk of studie of vanwege de woning zelf. Deze verhuizingen spelen een

Nadere informatie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29). In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.

Nadere informatie

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 22 april 2010 1 1 Introductie De

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

9 Gebruik van wetenschappelijke kennis

9 Gebruik van wetenschappelijke kennis 9 Gebruik van wetenschappelijke kennis In dit hoofdstuk wordt het gebruik van wetenschappelijke kennis a) geanalyseerd in alle onderzochte beleidsprocessen in de JGZ voor 4-19-jarigen in de vier GGD-regio's.

Nadere informatie

Bijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010

Bijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010 Bijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010 In deze bijlage wordt achtereenvolgens kort ingegaan op de verrichte analyses en de gebruikte bestanden en worden enige aanvullende resultaten

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid 1 Samenvatting van de IMA-studie Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid Het aantal arbeidsongeschikten alsook de betaalde uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997 7.7.1. Inleiding De basisprincipes van het huidige Belgische gezondheidssysteem zijn: vrije keuze van geneesheer door de patiënten, therapeutische vrijheid voor de practiserende geneesheren en toegankelijkheid

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

WoON in Vogelvlucht Uitkomsten van het WoON 2015: Woningvoorraad en bewoners

WoON in Vogelvlucht Uitkomsten van het WoON 2015: Woningvoorraad en bewoners 15233-WON WoON in Vogelvlucht Uitkomsten van het WoON 2015: Woningvoorraad en bewoners Berry Blijie (ABF) Judith Hurks (BZK) 15233-WON Inhoud 1. Inleiding 2. Contouren van de woningmarkt 3. De woningvoorraad

Nadere informatie

Technische nota. Tevredenheid van zelfstandige ondernemers en werkbaar werk. Ria Bourdeaud hui Stephan Vanderhaeghe

Technische nota. Tevredenheid van zelfstandige ondernemers en werkbaar werk. Ria Bourdeaud hui Stephan Vanderhaeghe Brussel, februari 2009 Technische nota Tevredenheid van zelfstandige ondernemers en werkbaar werk Ria Bourdeaud hui Stephan Vanderhaeghe Brussel, SERV - STV Innovatie & Arbeid, februari 2009 Technische

Nadere informatie

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen PERSONEN IN FINANCIËL E MOEILIJKHEDEN : PROFIELEN? Colloquium van het Observatorium Krediet en Schuldenlast, 5 december 2013, Brussel Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding 1. Context De vergrijzing van de bevolking in onze samenleving is een heuse uitdaging op het gebied van

Nadere informatie

Doelgroepen TREND A variant

Doelgroepen TREND A variant Doelgroepen TREND A variant Kleidum Socrates 2013 Doelgroepen 3 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 5 1.1 Doelgroepen en Socrates... 5 1.2 Werkgebieden... 6 2 Doelgroepen en bereikbare voorraad... 7 2.1 Ontwikkeling

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs TECHNISCH RAPPORT 30 augustus 2018 Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen kenmerken van de jeugdjaren

Nadere informatie

1 Inleiding. 2 Methode en selectie

1 Inleiding. 2 Methode en selectie 1 Inleiding In de CPB Policy Brief over de positie van de middeninkomens op de woningmarkt (CPB, 2016) spelen subsidies in de verschillende segmenten van de woningmarkt een belangrijke rol als verklaring

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

The Impact of the Interest and Capital Mortgage Deduction on Homeownership in Belgium: A Differencein-Difference

The Impact of the Interest and Capital Mortgage Deduction on Homeownership in Belgium: A Differencein-Difference Spoor A2a: The Impact of the Interest and Capital Mortgage Deduction on Homeownership in Belgium: A Differencein-Difference Approach UGent Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2014 Algemeen secretariaat

Nadere informatie

Wooncarrière van koopstarters

Wooncarrière van koopstarters Wooncarrière van koopstarters Een onderzoek naar de wooncarrière van (oud-)bewoners van Koopgarantwoningen Eerste begeleider: Tweede begeleider: Gecommitteerde: Ir H. Westra Dr. Ir M. Elsinga Ir W. Willers

Nadere informatie

BIJLAGE: LIJST VAN DE INDICATOREN VAN LAKEN

BIJLAGE: LIJST VAN DE INDICATOREN VAN LAKEN BIJLAGE BIJLAGE: LIJST VAN DE INDICATOREN VAN LAKEN Het Social Protection Commitee (SPC) heeft in het kader van zijn mandaat voor 2001 een verslag voorgesteld met een eerste reeks van tien primaire indicatoren

Nadere informatie

Nationaal geluksonderzoek. Deel 5: werk

Nationaal geluksonderzoek. Deel 5: werk Nationaal geluksonderzoek. Deel 5: werk TECHNISCH RAPPORT 3 december 2018 Universiteit Gent Leerstoel NN Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen werk en de algemene

Nadere informatie

Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT 165 1000 BRUSSEL 02 502 55 75 WWW.WELZIJNSZORG.BE INFO@WELZIJNSZORG.BE

Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT 165 1000 BRUSSEL 02 502 55 75 WWW.WELZIJNSZORG.BE INFO@WELZIJNSZORG.BE Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT 165 1000 BRUSSEL 02 502 55 75 WWW.WELZIJNSZORG.BE INFO@WELZIJNSZORG.BE NATIONAAL SECRETARIAAT Huidevettersstraat 165 1000 Brussel T 02 502 55 75 F

Nadere informatie

WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER?

WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER? WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER? Amsterdam, november 2011 Auteur: Dr. Christine L. Carabain NCDO Telefoon (020) 5688 8764 Fax (020) 568 8787 E-mail: c.carabain@ncdo.nl 1 2 INHOUDSOPGAVE Samenvatting

Nadere informatie

EénVandaag en Nibud onderzoeken armoede

EénVandaag en Nibud onderzoeken armoede EénVandaag en Nibud onderzoeken armoede Doel Armoede is geen eenduidig begrip. Armoede wordt vaak gemeten via een inkomensgrens: iedereen met een inkomen beneden die grens is arm, iedereen er boven is

Nadere informatie

Rentezoekend Gedrag en Transfers bij Echtscheiding

Rentezoekend Gedrag en Transfers bij Echtscheiding 0 Density.002.004.006.008 Rentezoekend Gedrag en Transfers bij Echtscheiding Auteur: Sietse Bracke i.s.m. Prof. K. Schoors en Prof. G. Verschelden Onderzoeksvraag Wordt rentezoekend gedrag gecompenseerd

Nadere informatie

Leefstijl en preventie

Leefstijl en preventie Leefstijl en preventie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 59 Bestudeerde indicatoren... 61 1. Voedingsgewoonten.... 61 3. Gebruik

Nadere informatie

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996 Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met

Nadere informatie

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research

Nadere informatie

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) De verschillende betekenissen van ongehuwd samenwonen in Europa: Een studie naar verschillen tussen samenwoners in hun opvattingen, plannen en gedrag. In de

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie. Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie. Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck Projectleiding: Griet Verbeeck Leuven, maart 2015

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 7. Woontevredenheid en woongeschiedenis. Isabelle Pannecoucke & Pascal De Decker

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 7. Woontevredenheid en woongeschiedenis. Isabelle Pannecoucke & Pascal De Decker GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 7. Woontevredenheid en woongeschiedenis Isabelle Pannecoucke & Pascal De Decker GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 7.Woontevredenheid en woongeschiedenis Isabelle Pannecoucke

Nadere informatie

Verhuiswensen ouderen komen moeilijk uit

Verhuiswensen ouderen komen moeilijk uit Verhuiswensen ouderen komen moeilijk uit mei 2018, Leo Prins en Paul de Vries - Ouderen verhuizen zeer weinig. Van alle senioren in een koopwoning wil 6,6 procent verhuizen, maar dat lukt maar 2,3 procent.

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Diemen 2017

Fact sheet Wonen in Diemen 2017 Fact sheet Wonen in Diemen 2017 Diemen in het kort Er wonen 14.000 huishoudens in Diemen. Diemen telt relatief veel alleenwonenden: 41%, vergeleken met 31% in Amstel- Meerlanden en 39% in de Metropoolregio

Nadere informatie

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving Waardering van leefbaarheid en woonomgeving Burgerpeiling Woon- en Leefbaarheidsmonitor Eemsdelta 2015 In de Eemsdelta zijn verschillende ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de leefbaarheid.

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

Proefschrift Girigori.qxp_Layout 1 10/21/15 9:11 PM Page 129 S u m m a r y in Dutch Summary 129

Proefschrift Girigori.qxp_Layout 1 10/21/15 9:11 PM Page 129 S u m m a r y in Dutch Summary 129 S u m m a r y in Dutch Summary 129 Gedurende de geschiedenis hebben verschillende factoren zoals slavernij, migratie, de katholieke kerk en multinationals zoals de Shell raffinaderij de gezinsstructuren

Nadere informatie

Is wonen in Vlaanderen betaalbaar?

Is wonen in Vlaanderen betaalbaar? Is wonen in Vlaanderen betaalbaar? Boek uitgegeven bij Garant Redactie: Sien Winters Auteurs: Sien Winters, Kristof Heylen, Marietta Haffner, Pascal De Decker, Frank Vastmans, Erik Buyst Boekvoorstelling

Nadere informatie

1 2 3 4 5 Deze grafiek kan op twee manieren gelezen worden. Ten eerste toont hoe het belang van een bepaald soort reisagentgezelschap evolueert over de tijd. Ten tweede kan je per leeftijdsgroep aflezen

Nadere informatie

Wonen in Vlaanderen Anno 2018

Wonen in Vlaanderen Anno 2018 Wonen in Vlaanderen Anno 2018 Reflectie vanuit sector (sociale huisvestingsmaatschappijen) Voorstelling 25 april 2019 - Herman Teirlinckgebouw Brussel 1 Inleiding Over de methode Goed dat deze oefening

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997 5.4.1. Inleiding De meerwaarde van een gezondheidsenquête in vergelijking met de traditioneel verzamelde gezondheidsinformatie bestaat er o.a. uit dat ook gepeild wordt naar klachten waarvoor niet persé

Nadere informatie

Kinderarmoede in het Brussels Gewest

Kinderarmoede in het Brussels Gewest OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL Senaat hoorzitting 11 mei 2015 Kinderarmoede in het Brussels Gewest www.observatbru.be DIMENSIES VAN ARMOEDE

Nadere informatie

Studiedag Focus op woningkwaliteit in onderzoek en beleid

Studiedag Focus op woningkwaliteit in onderzoek en beleid Studiedag Focus op woningkwaliteit in onderzoek en beleid 22 maart 2019 Steunpunt Wonen Wat we weten over de woningkwaliteit van de Vlaamse woningvoorraad. Een synthese van de studies van de afgelopen

Nadere informatie

Meta-analyses naar de waarde van stedelijk openbaar groen

Meta-analyses naar de waarde van stedelijk openbaar groen Meta-analyses naar de waarde van stedelijk openbaar groen Mark Koetse Luke Brander Waarde van openbaar groen Stelling: Openbaar groen staat onder druk in stedelijke gebieden; Expliciete waardering van

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008

Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008 Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008 Niels Schenk en Pearl Dykstra Erasmus Universiteit Rotterdam Mei 2013 INTRODUCTIE Onderzoek naar

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Weesp 2017

Fact sheet Wonen in Weesp 2017 Fact sheet Wonen in 01 in het kort Er wonen ruim 8.00 huishoudens in. De huishoudenssamenstelling wijkt nauwelijks af van die van Gooi en Vechtstreek. In is het aandeel alleenwonenden net wat hoger dan

Nadere informatie

Woningbehoefte onderzoek

Woningbehoefte onderzoek Woningbehoefte onderzoek Prognose woningbehoefte Amersfoort tot 2015 Gemeente Amersfoort Sector Dienstverlening, Informatie en Advies (DIA) Afdeling Onderzoek en Statistiek Marc van Acht Uitgave en rapportage:

Nadere informatie

Alfahulp en huishoudelijke hulp. Rapportage Ons kenmerk: 11110 Juni 2014

Alfahulp en huishoudelijke hulp. Rapportage Ons kenmerk: 11110 Juni 2014 Alfahulp en huishoudelijke hulp Rapportage Ons kenmerk: 11110 Juni 2014 Inhoudsopgave Geschreven voor Achtergrond & doelstelling 3 Conclusies 5 Resultaten 10 Bereidheid tot betalen 11 Naleven regels 17

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) 167 1 Introductie Zogeheten transnationale gezinnen, gezinnen waarvan de leden in verschillende landen woonachtig zijn, zijn het onderwerp van deze studie.

Nadere informatie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie De Global Entrepreneurship Monitor (GEM) is een jaarlijks onderzoek dat een beeld geeft van de ondernemingsgraad van een land. GEM

Nadere informatie

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting Verschillende internationale studies toonden socio-economische verschillen in gezondheid aan, zowel in mortaliteit als morbiditeit. In bepaalde westerse landen bleek dat, ondanks de toegenomen welvaart,

Nadere informatie

Betty Boerman en Inge Huiskers, Regio Gooi en Vechtstreek. Sjoerd Zeelenberg en Elien Smeulders, RIGO Research en Advies

Betty Boerman en Inge Huiskers, Regio Gooi en Vechtstreek. Sjoerd Zeelenberg en Elien Smeulders, RIGO Research en Advies M e m o Aan: Van: Onderwerp: Project: Betty Boerman en Inge Huiskers, Regio Gooi en Vechtstreek Sjoerd Zeelenberg en Elien Smeulders, RIGO Research en Advies Nadere profilering doelgroepen P27770 Datum:

Nadere informatie

ONDERZOEK KINDEROPVANG - FASES 2 EN 3

ONDERZOEK KINDEROPVANG - FASES 2 EN 3 ONDERZOEK KINDEROPVANG - FASES 2 EN 3 ONDERZOEK IN SAMENWERKING MET RESOC ZUID-WEST-VLAANDEREN EN MET FINANCIËLE STEUN VAN DE PROVINCIE WEST-VLAANDEREN EN HET WELZIJNSCONSOR- TIUM ZUID-WEST-VLAANDEREN

Nadere informatie

Woonsituatie in Vlaanderen: mogelijkheden en gegevens van het Huishoudbudgetonderzoek

Woonsituatie in Vlaanderen: mogelijkheden en gegevens van het Huishoudbudgetonderzoek Woonsituatie in Vlaanderen: mogelijkheden en gegevens van het Huishoudbudgetonderzoek Auteurs: Kristof Heylen Sien Winters Januari 2009 Pag. 1 Pag. 2 Verantwoordelijke uitgever: Deze paper kwam tot stand

Nadere informatie

Man behoudt vaker huis na echtscheiding

Man behoudt vaker huis na echtscheiding rhonald Blommestijn Rhonald Blommestijn Wie van de twee verlaat de gezinswoning bij een echtscheiding? Net iets vaker de vrouw. Tenzij ze hoger opgeleid is of ouder

Nadere informatie

Wonen in Vlaanderen anno 2013. De voornaamste bevindingen van het Grote Woononderzoek 2013

Wonen in Vlaanderen anno 2013. De voornaamste bevindingen van het Grote Woononderzoek 2013 STEUNPUNT WONEN P/A HIVA KU LEUVEN PARKSTRAAT 47 BUS 5300 BE 3000 LEUVEN Perstekst Wonen in Vlaanderen anno 2013. De voornaamste bevindingen van het Grote Woononderzoek 2013 Het Grote Woononderzoek 2013

Nadere informatie

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

Digitale (r)evolutie in België anno 2009 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 9 februari Digitale (r)evolutie in België anno 9 De digitale revolutie zet zich steeds verder door in België: 71% van de huishoudens in

Nadere informatie

De ideale buurtsamenstelling. Samenvatting onderzoeksrapport mei 2016

De ideale buurtsamenstelling. Samenvatting onderzoeksrapport mei 2016 De ideale buurtsamenstelling Samenvatting onderzoeksrapport mei 2016 Deze publicatie is uitgegeven door BPD, afdeling Marktonderzoek. Contactpersoon: Bob Guldemond, Marktonderzoeker, tel. 088-712 2110,

Nadere informatie