landelijk milieuoverleg bloembollen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "landelijk milieuoverleg bloembollen"

Transcriptie

1 voortgangsrapportage voortgangsrapportage landelijk landelijk milieuoverleg milieuoverleg bloembollen bloembollen 26-27

2 28 Hillegom, Landelijk Milieuoverleg Bloembollen Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Landelijk Milieuoverleg Bloembollen. Het Landelijk Milieuoverleg Bloembollen is niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave. Colofon Uitgever: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen, Postbus 175, 218 AD Hillegom Samensteller: Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, sector Bloembollen, Lisse Drukker: Drukkerij Van Lierop b.v., Hillegom

3 Inhoudsopgave 5 Persbericht 7 Samenvatting en Conclusies 15 Aanbevelingen 17 1 Inleiding 19 2 Ontwikkeling arealen Verantwoording Interpretatie 23 3 Gewasbeschermingsmiddelen Gebruik gewasbeschermingsmiddelen Gebruik gewasbeschermingsmiddelen Biologische bollenteelt Conclusies Verspreiding gewasbeschermingsmiddelen Monitoring stoffen Beschouwing per stof Emissieroutes Conclusies Bollenteelt in Drenthe 41 4 Mineralen Gebruik mineralen in de bloembollensector Vermesting oppervlaktewater Vermesting Grondwater (nitraat) 49 5 Energie 51 6 Wet- en regelgeving Wet Milieubeheer / Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO) Verordeningen Productschap Tuinbouw Conclusies 55 7 Activiteiten sector Bijlagen 55 Bijlage 1: Samenstelling Bestuurlijk Overleg, Ambtelijk Overleg en Werkgroepen per 1 januari Bijlage 2: Lijst gebruikte afkortingen 59 Bijlage 3: Gebiedsindeling bloembollen 61 Bijlage 4: Meetpunten 63 Bijlage 5: Inventarisatie milieuprojecten gericht op waterkwaliteit door de KAVB 65 Bijlage 6: Onderzoeksonderwerpen betaald door het bloembollenbedrijfsleven op het gebied van meststoffen 3

4

5 Persbericht Voortgaande verbetering milieukwaliteit in bloembollengebieden Ook in 26 was er sprake van een verdere verbetering van milieukwaliteit in bloembollengebieden: de waterkwaliteit is vooruitgegaan en het aantal energiebesparende maatregelen toegenomen. Bloembollensector en overheid hebben een nieuwe Meerjarenafspraak energie getekend, die voortbouwt op het zeer succesvolle beleid van de afgelopen jaren. Dat stelt het Landelijk Milieuoverleg Bloembollen (LMB) in zijn Voortgangsrapportage over Vergeleken met 1995 is het oppervlaktewater in bloembollengebieden schoner geworden, hoewel het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen sindsdien niet is afgenomen. Gewasbeschermingsmiddelen overschrijden veel minder vaak de normen en ook de concentratie van deze stoffen is afgenomen. Drie gewasbeschermingsmiddelen die een probleem vormden, zijn inmiddels niet meer toegelaten. Het gebruik van meststoffen is sinds 1995 in de bloembollenteelt flink gedaald. Dit komt echter niet tot uiting in de waterkwaliteit. Er blijkt geen direct verband te zijn tussen het gebruik van stikstof en fosfaat en het voorkomen ervan in het oppervlaktewater, zoals blijkt uit langjarige metingen. Het energiebeleid dat de sector de afgelopen jaren heeft gevoerd, is succesvol geweest. Sinds 1995 is de energie-efficiency, het energiegebruik per eenheid product, met ruim 2% verbeterd en is ook het aandeel duurzame energie van niets naar 3% gegaan. Een nieuwe Meerjarenafspraak energie voor de periode is inmiddels door sector en overheid getekend. Toelichting op het rapport Waterkwaliteit De overschrijding van de oppervlaktewaternorm van de vier gewasbeschermingsmiddelen carbendazim, aldicarbsulfoxide, pirimifos-methyl en imidacloprid werd in de afgelopen drie jaar minder. Ook de gemiddelde concentratie carbendazim in het oppervlaktewater daalde verder. Dit geldt niet voor de gemiddelde concentratie van pirimifos-methyl die op hetzelfde, lagere niveau van 25 bleef, en van aldicarbsulfoxide die voor het tweede jaar een stijging vertoonde. De toelating van aldicarb is in 27 beëindigd. Een nieuwe, Europese toelating is niet verkregen. De keuze van gewasbeschermingsmiddelen die gemonitord worden, is gewijzigd vergeleken met 25. Propoxur en flutolanil zijn afgevallen, omdat deze stoffen niet meer toegelaten zijn en niet meer in normoverschrijdende concentraties voorkomen. Voor de relatief nieuwe stof imidacloprid is dat echter wel het geval, zodat deze nu in de monitoring is opgenomen. Het succesvolle beleid blijft gericht op het ontwikkelen van duurzame maatregelen en middelen voor gewasbescherming en op het verder terugdringen van emissies. Hoewel het gebruik van fosfaat en stikstof sinds 1995 in de bloembollenteelt aanzienlijk gedaald is, komt dit niet tot uiting in de kwaliteit van het oppervlaktewater. Zowel het percentage overschrijdingen van de norm als de concentratie van deze meststoffen blijft aanzienlijk. Tussen het stikstofgebruik en het percentage normoverschrijdingen is geen verband en ook het actuele fosfaatgebruik en daarmee samenhangende emissies uit de bollenteelt bepalen slechts gedeeltelijk de kwaliteit van het oppervlaktewater. Voortvloeiend uit de Kader Richtlijn Water wordt nu gezocht naar een ander type maatregelen. Er zijn inmiddels afspraken gemaakt door sector en overheden om onderzoek hiernaar te doen. Gebruik gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is in 26 voor het tweede achtereenvolgende jaar gestegen. Desondanks is de waterkwaliteit verbeterd. De groei van het gewasbeschermingsmiddelengebruik is toe te schrijven aan het grotere areaal waarop grondontsmetting toegepast wordt. Problemen met bodemziekten nemen toe en 5

6 veel gewasbeschermingsmiddelen hiertegen zijn niet meer toegelaten. De teler kan dan alleen nog grondontsmetting gebruiken om deze ziekten te bestrijden. Ook de gewijzigde mestwetgeving leidt helaas tot meer grondontsmetting door het gedwongen gebruik van een ander soort percelen. Het meststoffengebruik is in 26 flink gedaald (fosfaat) of gestabiliseerd (stikstof) en ligt binnen de wettelijke gebruiksnormen. Energie Het energiebeleid dat de sector de afgelopen jaren heeft gevoerd, is succesvol geweest. De doelstellingen van de Meerjarenafspraak Energie zijn echter niet helemaal gehaald. Deze waren een verbetering van de energie-efficiency (energie per eenheid product) met 24,2% in de periode en een aandeel duurzame energie in het totale gebruik van 4,4% in 26. De energie-efficiency is in 26 met 21,1% verbeterd. Een aantal zeer energie-efficiënte bedrijven heeft in 26 echter geen gegevens geleverd, waardoor een negatief, vertekend beeld is ontstaan. Het aandeel duurzame energie is vergeleken met 26 gedaald tot 3%, onder invloed van de hogere prijs van groene stroom. De sector heeft in het voorjaar van 27 een nieuwe Meerjarenafspraak energie (MJA-e) met de overheid afgesloten voor de periode 27 t/m 211. Vergunningen De controles in het gebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vinden steeds gerichter plaats op aspecten die bij eerdere controles zijn opgevallen en die een risico vormen voor de waterkwaliteit. Het percentage overtredingen, 37%, lag in 26 wat hoger dan in 25, maar het percentage processen-verbaal, 12%, was lager. Bij de controle op naleving van de Algemene Maatregel van Bestuur Akkerbouwbedrijven in Noord-Holland bleek dat 9% van de bedrijven zich aan de regels hield. 6

7 Samenvatting Algemeen Voor u ligt de zesde voortgangsrapportage (VGR) van het Landelijk Milieuoverleg Bloembollen (LMB), meetjaar 26. Na de eerste vijf jaren is besloten om de Voortgangsrapportage van het LMB nog vijf jaar voort te zetten tot en met 21. Het Landelijk Milieuoverleg Bloembollen is de opvolger van het Doelgroepoverleg Bloembollensector. Aan het Landelijk Milieuoverleg nemen deel Ministerie van LNV, Ministerie van VROM, Ministerie van V&W, Unie van Waterschappen, provincie Noord-Holland, provincie Zuid-Holland, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Vereniging van Waterbedrijven in Nederland, Productschap Tuinbouw, Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur, Anthos (Koninklijke Handelsbond voor Boomkwekerij- en Bolproducten) en Milieuplatform Bloembollensector. Een belangrijke taak van dit overleg is het verzamelen van gegevens die inzicht bieden in de prestaties van de sector op het vlak van duurzaam ondernemen. Areaal Het areaal bloembollenteelt in 26 is 2.23 ha. Het is daarmee gelijk gebleven aan 25. Tussen de gewassen zijn verschuivingen, waarbij het areaal tulp het sterkste is afgenomen met 374 ha en het areaal lelie het sterkste is toegenomen met 337 ha. Er vond een lichte stijging van het areaal plaats in het Noord-Hollands Zandgebied en Overig Nederland en een lichte daling in het Noord-Hollands Kleigebied en Flevoland. Het aantal bedrijven met bloembollen is licht gedaald in 26 tot 2137 bedrijven. Het gemiddelde areaal bloembollen op de bedrijven is iets gegroeid in 26 en bedroeg 11, ha. Het areaal per bedrijf is over de afgelopen 1 jaren met gemiddeld 6% per jaar gestegen. Het areaal biologische bollenteelt blijft klein (<1promille). Gewasbeschermingsmiddelen Gebruik Het gewasbeschermingsmiddelengebruik is in 26 met 5% gestegen. Dit is het tweede opeenvolgende jaar dat het verbruik is toegenomen, na de daling in de eerste helft van de jaren negentig en de stabilisatie sinds midden jaren negentig (zie aanbeveling 9). De groei is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het gebruik van grondontsmettingsmiddelen. Het areaal dat is ontsmet, is met 439 ha gestegen ten opzichte van 25 tot 311 ha. Er is een aantal verklaringen voor de toename van grondontsmetting. Er wordt meer grond ontsmet vanwege toenemende problemen met aaltjes en het wegvallen van middelen voor de bestrijding van emelten en ritnaalden. Daarnaast moeten bollentelers door de veranderde mestwetgeving vaker maïsland huren, dat veelal wordt ontsmet vanwege de aaltjesproblematiek, in plaats van ander akkerbouwland waar bollenteelt is opgenomen in het akkerbouwontsmettingsschema. Het verbruik van fungiciden is ongeveer op het verhoogde niveau van 25 gebleven, omdat ook in 26 door de natte weersomstandigheden vaker spuiten noodzakelijk was. De ontwikkeling van advisering over bestrijding van ziekten vindt tegenwoordig op meerdere plaatsen in de markt plaats en niet meer centraal tussen voorlichting en onderzoek. Dit heeft waarschijnlijk ook een stimulerende invloed op het gebruik (zie aanbeveling 9). Monitoring Waterkwaliteit In 26 is gekozen voor vier aandachtstoffen: carbendazim, aldicarbsulfoxide, pirimifos-methyl en imidacloprid. De emissie van deze vier stoffen liet de afgelopen drie jaren een lichte daling zien. In 26 werd in 14% van de metingen een overschrijding van de MTR-norm waargenomen. Ten opzicht van voorgaande jaren zijn de aandachtstoffen propoxur en flutolanil afgevallen, omdat deze stoffen niet meer zijn aangetroffen in metingen en niet meer zijn toegelaten. Daarnaast is de stof imidacloprid opgenomen, omdat deze stof de afgelopen jaren bij metingen wel is aangetroffen. De gemiddelde concentratie carbendazim is verder afgenomen en ligt gemiddeld onder de MTRnorm. De concentratie aldicarbsulfoxide vertoonde in het Noord-Hollands Zandgebied voor het tweede jaar een stijging. De nieuw opgenomen stof imidacloprid wordt hoofdzakelijk in het Noord- 7

8 Gemiddelde concentratie Gemiddelde concentratie Carbendizam Carbendazim in het in het oppervlaktewater( in µg/l) (in μg/l) Bron: Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen april t/m september oktober t/m maart Totaal per jaar MTR Hollands Zandgebied en Flevoland aangetroffen. De gemiddelde concentratie hiervan vertoont geen dalende lijn. Ten opzichte van 1995 is een daling van de milieubelasting waarneembaar (zie figuur carbendazim). Toch worden er nog wel overschrijdingen van het Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR) gemeten (zie aanbeveling 1 en 7). Aandachtstoffen Carbendazim In 26 is de kwaliteit van het oppervlaktewater op het gebied van carbendazim weer verbeterd. De gemiddeld gemeten concentratie is sinds 1995 gedaald en ligt gemiddeld de afgelopen twee jaren onder de MTRnorm. Het percentage overschrijdingen in het oppervlaktewater ligt voor het tweede jaar op 13%, het laagste percentage sinds de metingen zijn begonnen. Carbendazim is een fungicide dat vooral in de bolontsmetting, die met name in het najaar wordt uitgevoerd, werd toegepast. Doordat de toelating in de teelt van bloembollen per 1 maart 23 is ingetrokken is dit gebruik sterk teruggelopen. Carbendazim is in de bolontsmetting echter door thiofanaatmethyl vervangen. Deze stof wordt afgebroken tot carbendazim, waardoor nog wel carbendazim in het oppervlaktewater kan voorkomen (zie aanbeveling 11 en 12). Pirimifos-methyl Het aantal overschrijdingen (4 van 7 metingen) van de MTR-oppervlaktewater van pirimifos-methyl heeft zich in 26 gehandhaafd op het verlaagde niveau van de afgelopen drie jaar; respectievelijk 6% in 26, 9% in 25, 9% in 24 en 7% in 23. De gemiddeld gemeten concentratie pirimifos-methyl blijft in 26 op het lagere niveau van de afgelopen jaren, hoewel het gebruik sinds een aantal jaren stijgt. Pirimifos-methyl is een insecticide dat in bewaarruimten wordt gebruikt. De belangrijkste emissieroute van deze stof, lozing van condenswater uit koelinstallaties, hebben de telers aangepakt. Aldicarbsulfoxide Het aantal overschrijdingen van de MTR is in 26 licht gedaald tot het niveau van de periode (14%). Deze stof is vooral een probleem in het Noord-Hollands Zandgebied, ondanks een daling van het percentage overschrijdingen van de MTR van 33 tot 22%. De gemiddelde concentratie in het oppervlaktewater is voor het tweede opeenvolgende jaar gestegen. Het gebruik stabiliseert zich echter de laatste jaren. Vanaf 1 juli 27 mag aldicarb niet meer worden gebruikt. Een nieuwe, Europese toelating is niet verkregen. Aldicarbsulfoxide is het afbraakproduct van aldicarb, dat wordt gebruikt als nematicide. Imidacloprid Sinds enkele jaren wordt imidacloprid in het oppervlaktewater gevonden. In 26 werd het middel in 21 van de 96 metingen aangetroffen. Vanaf 21 varieert het percentage overschrijdingen van de ad hoc MTR-norm van 1 tot 22%. Overschrijdingen vinden vooral plaats in Flevoland en het Noord- Hollands Zandgebied. Dit zijn de gebieden met het grootste areaal lelie en tulp, waarin het middel veel wordt ingezet. De overschrijdingen vinden zowel in het voorjaar en het najaar plaats (moment van bolontsmettingen), als in de zomer (gewasbespuitingen) (zie aanbeveling 1). 8

9 Meststoffen Gebruik Het gebruik van fosfaat is in 26 ten opzichte van 25 met bijna 1% gedaald tot 53 kg/ha P2O5. Het gebruik van stikstof is op hetzelfde verhoogde niveau van 25 gebleven namelijk 172 kg/ha N. Bij beide meststoffen is het gebruik via organische mest toegenomen. De toename van meststoffen gegeven via organische mest is te verklaren, doordat via de MINAS-boekhouding sommige soorten organische mest niet meetelden en niet opgegeven hoefden te worden. In de nieuwe regels die in 26 zijn ingegaan, tellen alle mestsoorten mee. Daarnaast wordt op de westelijke zandgronden de maximaal toegestane gift organische mest gegeven om het organische stofgehalte van de gronden op peil te kunnen houden. Het weergegeven gebruik in de VGR ligt lager dan het werkelijke gebruik. De gegevens over gebruik van meststoffen worden via een enquête van het Productschap Tuinbouw verzameld. Van de telers die geen mestgegevens in de enquête hebben ingevuld, is wel hun areaal meegeteld bij de berekening van het gemiddelde gebruik. Dit jaar is echter ook de gemiddelde mestgift berekend over alle bedrijven die meststoffen hebben opgegeven. Op deze bedrijven is gemiddeld 181 kg/ha stikstof en 69 kg/ha fosfaat geven. Dat is respectievelijk 5% en 3% meer dan het gemiddelde berekend over alle bedrijven. Monitoring Waterkwaliteit Stikstof Het percentage overschrijdingen van de MTR-oppervlaktewater voor stikstof is gedaald van 93% in 25 naar 77% in 26 (zie aanbeveling 2). Het percentage overschrijdingen is lager geworden ondanks de toename van het gebruik de afgelopen twee jaren. Wederom was er geen verband tussen het stikstofgebruik en het percentage MTRoverschrijdingen. De gemiddelde jaarconcentratie stikstof in het oppervlaktewater ligt in alle regio s met uitzondering van Kennemerland boven de MTR-norm. Fosfor Het totale aantal overschrijdingen van de MTR-oppervlaktewater voor fosfor blijft hoog. In 26 is het percentage overschrijdingen gestegen tot 92% (van 123 metingen). In de twee jaren daarvoor varieerde het percentage overschrijdingen van 84 tot 86%. De concentratie fosfor in het oppervlaktewater daalde licht maar blijft, met uitzondering van Flevoland, ruim boven de MTRnorm. De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt slechts gedeeltelijk bepaald door emissies uit de bollenteelt (zie aanbeveling 12). Andere factoren die de kwaliteit beïnvloeden, zijn: nalevering uit de bodem, atmosferische depositie, emissies uit andere teelten, overstorten, de kwaliteit van het inlaatwater uit zuiveringsinstallaties en, in een deel van Nederland, kwelwater. Het is niet duidelijk welk aandeel de landbouw heeft in de oppervlaktewaterkwaliteit. De historische fosfaatbelasting van de bodem is in grote delen van Nederland meer bepalend voor de waterkwaliteit dan de hedendaagse giften. Regio s Noord-Hollands Zandgebied Areaal De oppervlakte bloembollen in het Noord- Hollands Zandgebied is met 2% gestegen. Dit gebied blijft met 5652 ha het grootste teeltgebied. Het aantal bedrijven met bloembollen is met 7% gedaald naar 39 bedrijven. De gemiddelde oppervlakte bloembollen per bedrijf is met 6% gegroeid naar 19,1 ha. Gewasbeschermingsmiddelen Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (exclusief grondontsmettingsmiddelen) is in 26 gelijk gebleven aan 25 en ligt op het niveau van eind jaren negentig. Daarmee is de daling van het gebruik met 15% in 22 geheel tenietgedaan. In 26 heeft het Noord-Hollands Zandgebied, ondanks een daling van het percentage overschrijdingen met 4%, van de bollenteeltregio s de meeste MTR-overschrijdingen. De verschillen tussen de gebieden in MTR-overschrijdingen worden deels verklaard door verschillen in hydrologie, in monitoringpakketten en in het gebruik van middelen. In 26 nam het percentage overschrijdingen van carbendazim, pirimifos-methyl, aldicarbsulfoxide af en de overschrijdingen van imidacloprid toe. Een probleemstof in deze regio blijft aldicarbsulfoxide. Hoewel het aantal MTR-overschrij- 9

10 Het percentage MTR-overschrijdingen in het Noord-Hollands Zandgebied van de aandachtstoffen en mineralen aandachtstoffen en mineralen 1% percentage MTR-overschrijdingen 8% 6% 4% 2% % Carbendazim Pirimifos-methyl Aldicarbsulfoxide Imidacloprid Stikstof Fosfor niet bemonsterd Bron: Unie van Bewerking: Landelijk Milieuoverleg dingen van deze stof daalt, stijgt de gemiddelde concentratie in het oppervlaktewater. Van pirimifos-methyl is het aantal overschrijdingen van de MTR licht gedaald. De gemiddelde concentratie lijkt iets toe te nemen. Het aantal overschrijdingen van imidacloprid is toegenomen tot 42% (van 36 metingen). Hoewel de concentratie is afgenomen ligt deze ruim boven de ad hoc MTR-norm. Meststoffen Het gebruik van stikstof en fosfaat is gestegen. Er is vooral veel meer bemest via organische meststoffen. Het aantal normoverschrijdingen van fosfor blijft hoog (95% van 39 metingen). De gemiddelde jaarconcentratie fosfor in het oppervlaktewater is gedaald. Voor stikstof is het aantal normoverschrijdingen gedaald (83% van 3 metingen). Ook de gemiddeld gemeten concentratie stikstof in het oppervlaktewater wordt lager. Noord-Hollands Kleigebied Areaal De oppervlakte bloembollen in het Noord- Hollands Kleigebied is in 26 met 5% verder afgenomen tot 3152 ha. Het aantal bedrijven met bloembollen is gedaald met 8% naar 479. Hierdoor is de oppervlakte bloembollen per bedrijf gestegen naar 1,9 ha (+1%). Gewasbeschermingsmiddelen In 26 is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (exclusief grondontsmettingsmiddelen) in deze regio gelijk gebleven vergeleken met 25. Het percentage overschrijdingen voor carbendazim nam in 26 toe van naar 2% (van 3 metingen). De gemiddelde concentratie lag voor het tweede jaar onder de MTR-norm. Het aantal normoverschrijdingen van aldicarbsulfoxide is licht gedaald in 26 naar 7% (3 metingen). De gemiddeld gemeten concentratie van deze stof blijft Het percentage MTR-overschrijdingen in het Noord-Hollands Kleigebied van de aandachtstoffen en mineralen aandachtstoffen en mineralen 1% percentage MTR-overschrijdingen 8% 6% 4% 2% % Carbendazim Pirimifos-methyl Aldicarbsulfoxide Imidacloprid Stikstof Fosfor niet bemonsterd Bron: Unie van Bewerking: Landelijk Milieuoverleg

11 Het percentage MTR-overschrijdingen aandachtstoffen in de regio en mineralen Kennemerland van de aandachtstoffen en mineralen 1% percentage MTR-overschrijdingen 8% 6% 4% 2% % niet bemonsterd Carbendazim Pirimifos-methyl Aldicarbsulfoxide Imidacloprid Stikstof Fosfor niet bemonsterd niet bemonsterd Bron: Unie van Bewerking: Landelijk Milieuoverleg stabiel laag. Van pirimifos-methyl zijn geen overschrijdingen van de MTR-norm gevonden. De gemiddeld gemeten concentratie in het oppervlaktewater van pirimifos-methyl blijft laag. Het aantal normoverschrijdingen van imidacloprid is gedaald van 7% in 25 naar 3% in 26. De gemiddelde concentratie imidacloprid lag onder de MTR-norm. Meststoffen Het gebruik van meststoffen is in het Noord-Hollands Kleigebied gedaald. De gift van stikstof en fosfaat via organische mest is toegenomen en via kunstmest afgenomen. Hoewel de bemesting via organische mest in deze regio veruit het kleinste is van alle regio s nam het gebruik van organische mest wel toe. In bijna alle metingen van fosfor in deze regio is de MTR overschreden. In 26 is de gemiddelde jaarconcentratie fosfor gedaald naar ongeveer het niveau van de periode Van stikstof is het aantal normoverschrijdingen gedaald (tot 83%), evenals de gemiddelde concentratie in het oppervlaktewater. Kennemerland Areaal Het areaal bloembollen in Kennemerland is in 26 ongeveer gelijk gebleven met 664 ha. Het aantal bedrijven met bloembollen is in deze regio gedaald met 8% tot 142 bedrijven. Het areaal bloembollen per bedrijf is gestegen met 9% tot 7,4 ha. Gewasbeschermingsmiddelen Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (exclusief grondontsmetting) is toegenomen met 4%. Voor het eerst sinds vijf jaar zijn er voor carbendazim overschrijdingen van de MTR gemeten in Kennemerland. De gemiddelde concentratie in het oppervlaktewater is daardoor gestegen, maar ligt nog ruim onder de MTR-norm. Van aldicarbsulfoxide, pirimifos-methyl en imidacloprid zijn geen normoverschrijdingen gemeten in 26. Meststoffen Het gebruik van stikstof is in 26 in Kennemerland gestegen, het gebruik van fosfaat afgenomen. Bij beide meststoffen is het gebruik via organische mest toegenomen. Het aantal overschrijdingen van de MTR voor fosfor blijft onveranderd hoog. De gemiddelde jaarconcentratie fosfor in het oppervlaktewater daalde in 26. Van stikstof is het aantal overschrijdingen van de MTR in 26 verminderd tot 6% (5 metingen). De gemiddelde stikstofconcentratie in het oppervlaktewater is gedaald tot onder de MTR-norm. Kennemerland is de enige regio waar de gemiddelde concentratie stikstof onder de MTR-norm uitkomt. Bollenstreek De Zuid Areaal De oppervlakte bloembollen in Bollenstreek De Zuid is in 26 gelijk gebleven (2178 ha). De afname van het aantal bedrijven met bloembollen was in deze regio 6% tot 383 bedrijven. Het gemiddelde areaal bloembollen per bedrijf steeg hierdoor met 13% tot 7,5 ha. 11

12 Het percentage Percentage MTR-overschrijdingen in in Bollenstreek De Zuid De voor Zuid de van aandachtstoffen de aandachtstoffen en mineralen en mineralen 1% percentage MTR-overschrijdingen 8% 6% 4% 2% % niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd Carbendazim Pirimifos-methyl Aldicarbsulfoxide Imidacloprid stikstof Fosfor Bron: Unie van Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Gewasbeschermingsmiddelen Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (exclusief grondontsmetting) is in deze regio met 4% gestegen. HHS Rijnland heeft sinds een aantal jaren zijn monitoring in Bollenstreek De Zuid afgestemd op bolontsmetting, met name op de stof carbendazim. Dit betekent dat alleen in het najaar en de winterperiode de aandachtstoffen carbendazim en imidacloprid worden gemonitord. In Bollenstreek De Zuid is op de in deze rapportage gebruikte twee locaties voor carbendazim het aantal overschrijdingen van de MTR verder gedaald, van 18% naar 14%. De gemiddelde jaarconcentratie carbendazim in het oppervlaktewater ligt voor het tweede jaar onder de MTR-norm. Imidacloprid is in Bollenstreek De Zuid de afgelopen vier jaren niet aangetroffen. Meststoffen. Het gebruik van de meststof stikstof is gestegen, maar ligt nog onder het niveau van de periode Het gebruik van fosfaat is gedaald tot ongeveer de helft van dat in Bij beide meststoffen nam het gebruik via organische mest toe en het gebruik via kunstmest af. De mineralen stikstof en fosfor zijn alleen gemeten in de monsters op het meetpunt dat het hele jaar door is bemonsterd. In alle metingen werd de MTR-norm voor fosfor overschreden. Bij stikstof werd in bijna 8% van de metingen de norm overschreden. De gemiddeld gemeten concentratie fosfor daalde in 26 voor het derde opeenvolgende jaar, maar blijft het hoogste van alle regio s. De gemiddeld gemeten jaarconcentratie van stikstof is licht verminderd. Flevoland Areaal In 26 is het areaal in Flevoland met 3% gedaald tot 3575 ha. Het aantal bedrijven met bloembollen is verminderd met 8% tot 195 bedrijven. Er werd gemiddeld 14,2 ha bloembollen per bedrijf geteeld (+15%). Gewasbeschermingsmiddelen Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Flevoland, exclusief grondontsmettingsmiddelen, is in 26 met ruim 7% afgenomen. De afname is volledige toe te schrijven aan een vermindering van het gebruik van minerale olie. In Flevoland zijn geen MTR-overschrijdingen van carbendazim gemeten. De gemiddelde concentratie over het jaar was het laagste van alle regio s. Het aantal overschrijdingen van pirimifos-methyl steeg van % naar 1% (1 metingen). De gemiddelde jaarconcentratie lijkt daardoor iets toe te nemen. De stof aldicarbsulfoxide wordt niet bepaald door Waterschap Zuiderzeeland. Imidacloprid kwam in 5% van de metingen boven de norm uit (1 metingen). Hoewel de gemiddelde concentratie afnam, lag deze boven de ad hoc MTR-norm. Meststoffen In 26 is de toepassing van fosfaat in Flevoland gestegen en het gebruik van stikstof gedaald. Ook nu geldt voor beide meststoffen dat het gebruik via organische 12

13 Het percentage Percentage MTR-overschrijdingen in in Flevoland voor van de aandachtstoffen en mineralen mineralen 1% percentage MTR-overschrijdingen 8% 6% 4% 2% % niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd niet bemonsterd Carbendazim Pirimifos-methyl Aldicarbsulfoxide Imidacloprid Stikstof Fosfaat Bron: Unie van Bewerking: Landelijk Milieuoverleg mest is toegenomen en het gebruik via kunstmest is afgenomen. Het percentage MTR-overschrijdingen voor fosfaat is gestegen tot 42%, maar is daarmee veruit het laagste van alle bollenteeltregio s. De gemiddelde jaarconcentratie fosfaat blijft laag in vergelijking met de andere gebieden en schommelt rond de MTR-norm. Het percentage MTR-overschrijdingen van stikstof is in Flevoland gedaald naar 75%. Ook de gemiddelde jaarconcentratie is aanzienlijk gedaald maar hoog in vergelijking met de andere regio s. Het hoge stikstofgehalte van het oppervlaktewater in Flevoland wordt onder meer veroorzaakt door kwelwater met veel ammonium. Overig Nederland Van Overig Nederland zijn alleen areaalen gebruiksgegevens van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen bekend. Areaal Het areaal bloembollen is in Overig Nederland gestegen met 4% tot 4983 ha. Alleen het areaal bollen in Noord-Hollands Zandgebied is met 5652 ha groter. Het aantal bedrijven met bloembollen is in Overig Nederland dit jaar flink gestegen met 15% tot 629 bedrijven. Hierdoor daalde het areaal bloembollen per bedrijf met 1% tot 9,1 ha. Gewasbeschermingsmiddelen Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is in Overig Nederland afgenomen met 7%, maar ligt wel op het hoogste niveau van alle regio s. Dit wordt veroorzaakt door een groot areaal lelies. In dit gewas worden namelijk veel gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Het gebruik bestaat voor een groot deel uit minerale olie die weinig milieubelasting met zich meebrengt. Het aandeel minerale olie in het gewasbeschermingsmiddelengebruik in Overig Nederland is ruim 5%. Meststoffen Het gebruik van de meststoffen stikstof en fosfaat is in Overig Nederland gedaald. Van beide meststoffen werd zowel minder in de vorm van organische mest gegeven, als in de vorm van kunstmest. Overig Nederland is de enige regio waar minder bemest werd via organische meststoffen. Energie Het energiebeleid dat de sector de afgelopen jaren heeft gevoerd, is succesvol geweest. De doelstellingen van de Meerjarenafspraak Energie zijn echter niet helemaal gehaald. Deze waren een verbetering van de energie-efficiency (de energie per eenheid product) met 24,2% in de periode en een aandeel duurzame energie in het totale gebruik van 4,4% in 26. In 26 bedroeg de energie-efficiencyindex 78,9%. Hiermee is de beoogde doelstelling van 75,8% ten opzichte van 1995 net niet gehaald. Een aantal ontwikkelingen binnen de sector zoals toenemende mechanisatie, langer bewaren van bollen voor de verkoop en meer ventileren vanwege zure bollen, hebben een negatieve invloed op de energie-efficiency. Daarnaast heeft een aantal energie-efficiënte bedrijven geen registratie aangeleverd in 26. Wanneer de groep bedrijven die in 26 gegevens heeft 13

14 aangeleverd, vergeleken wordt met dezelfde groep in 25, blijkt de energie-effiency wel verbeterd te zijn met 3,2%. Het aandeel duurzame energie is in 26 gedaald tot 3,%. Doordat minder groene stroom uit kostenoogpunt is aangekocht, heeft de sector haar doelstelling voor 26, 4,4%, niet gehaald. Ingekochte groene stroom en drogen met kaslucht zijn de belangrijkste bronnen van duurzame energie. Wet en regelgeving Bij controle op naleving van de AMvB Akkerbouwbedrijven Milieubeheer op 13 bedrijven in Noord-Holland zijn op 13 bedrijven (1%) onvolkomenheden aangetroffen. Dit betrof in twee gevallen het ontbreken van een vloeistofdichte ondergrond of vergelijkbare voorziening bij composthopen. In de andere gevallen ontbraken vloeistofdichte voorzieningen bij opslag van milieugevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen, brandstof, afgewerkte olie). Bij de controle op de naleving van de Verordening registratie gewasbeschermingsmiddelen onbedekte teelt door het Productschap Tuinbouw zijn 17 bedrijven gecontroleerd die een opgave hebben ingestuurd, en 69 bedrijven die dit verzuimd hebben. Bij de bedrijven die een opgave hebben gedaan, bleken bij 53% de opgegeven gebruikte middelen niet overeen te komen met de werkelijk gebruikte middelen. Dit is veelal veroorzaakt door verkeerd opgegeven registratienummers. De gebruikte hoeveelheid bleek in 8% van de gevallen wel reëel te zijn. De opgegeven meststoffen bleken in 8% van de gevallen te kloppen, de gebruikte hoeveelheden bleken in 93% van de gevallen reëel te zijn. Van de bedrijven die geen opgave hebben gedaan, bleek ruim 8% wel een registratie bij te houden. De overige 2% bleken vooral bedrijven te zijn die niet tot de doelgroep behoren of bedrijven die beëindigd waren. Bij controle op naleving van de Wvo in Noord-Holland is bij 37% van de bedrijven een overtreding geconstateerd. Dit percentage was hoger dan in 25. Het aantal processenverbaal daalde van 18% in 25 naar 12% in 26. Door WS Zuiderzeeland zijn spoelbedrijven gecontroleerd. Bij 6% van de bedrijven is een overtreding geconstateerd, slechts bij 15% had dit betrekking op de spoelactiviteit. Actuele ontwikkelingen Landelijk Milieuoverleg Bloembollen De samenwerking van de diverse overheden en de bollensector in het Landelijk Milieuoverleg Bloembollen (LMB) liep in 25 af. De betrokken partijen hebben besloten tot voortzetting van het LMB en van de Voortgangsrapportage. Gewasbeschermingsmiddelen Het middel Aldicarb mocht gebruikt worden tot 1 juli 27. De fabrikant werkte aan een verlenging van de toelating. Een nieuwe Europese toelating is niet verkregen. Meststoffen Het Europese Hof is van mening geweest dat het stelsel van verliesnormen niet toereikend is om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Nitraatrichtlijn. Daarom hebben agrariërs in Nederland vanaf 26 te maken met nieuwe mestregels. Van het Mineralen Aangifte Systeem (MINAS) met verliesnormen is de omslag gemaakt naar een systeem van gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat. Energie In 27 is door de partijen een nieuwe MJAe ondertekend voor de periode Er is een akkoord bereikt waarin afgesproken is dat in deze periode een verbetering van de energie-efficiency bereikt dient te worden van 11% en in principe een verhoging van het aandeel duurzame energie met 2% tot 6,4%. Het te bereiken aandeel duurzame energie wordt definitief vastgesteld op basis van een studie. 14

15 Aanbevelingen Achter iedere aanbeveling is opgenomen welke partij in eerste instantie verantwoordelijkheid voor de uitvoering van betreffende aanbeveling. Algemeen 1 Voor de probleemstoffen carbendazim, pirimifos-methyl en imidacloprid dient onderzocht te worden op welke wijze de doelstelling, het halen van de MTR-normen, behaald kan worden (sector, ingebed in reguliere werkzaamheden). 2 Vermindering van de milieubelasting door mineralen moet de komende jaren centraal staan (Werkgroep KRW-bloembollen). Emissie 1 Onderzoek naar de emissieroute van imidacloprid is gewenst (project Schone Bronnen). 11 Het onderzoek naar de mogelijkheden voor ontsmetting op de plantmachine moet worden voortgezet. Dit is een mogelijke oplossing voor emissies van het erf. Effectiviteit en blootstellingaspecten zullen daarin moeten worden opgenomen (sector). 12 Onderzoek naar het effect van waterbodems op de waterkwaliteit is gewenst. Dit geldt zowel voor fosfor als voor carbendazim (Werkgroep KRW-bloembollen). Monitoring na 26 3 Gezien de verschuiving van de aandacht van gebruik naar milieubelasting is het gewenst naast het gebruik ook de milieubelasting in de nieuwe reeks Voortgangsrapportages mee te nemen (Projectgroep LMB). 4 Er moet worden bezien of het mogelijk is om aan te sluiten bij de Nationale Milieu- Indicator (NMI), om de milieubelasting in kaart te brengen (Projectgroep LMB). 5 Om beleid te kunnen voeren is het noodzakelijk dat monitoring van de waterkwaliteit door de waterschappen gewaarborgd wordt (waterkwaliteitsbeheerders). Gebruik 6 Alternatieve mogelijkheden voor grondontsmetting dienen te worden gestimuleerd (sector). 7 Alternatieven voor de probleemstoffen dienen te worden gezocht (sector). 8 Gerichte voorlichting door de sector aan telers over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen blijft noodzakelijk. Speciale aandacht moet uitgaan naar de voorlichting over de milieueffecten (sector). 9 Om gedragsveranderingen op het gebied gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen te stimuleren dient de handel hierbij betrokken te worden (sector). 15

16

17 1 Inleiding 1Achtergrond Sinds de start van de Milieubeleidsovereenkomst tussen de bloembollensector en verschillende overheden in 1995, het Doelgroepoverleg, is er een jaarlijkse voortgangsrapportage (VGR) uitgebracht waarin de resultaten van de overeenkomst werden geëvalueerd. Dit gaf een beeld van de vorderingen van de sector op milieugebied. In 2 liep de overeenkomst af en in 21 hebben de betrokken partijen een verklaring tot samenwerking bij de monitoring van de milieukwaliteit in relatie tot de bloembollensector ondertekend, en vervolgens het Landelijk Milieuoverleg Bloembollen (LMB) opgericht. In februari 27 hebben de betrokken partijen een intentieverklaring getekend om het LMB en de jaarlijkse voortgangsrapportage tot en met 21 voort te zetten. Een belangrijke taak van het LMB is het verzamelen van diverse gegevens die inzicht bieden in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen, in de naleving van milieuwet- en regelgeving door bloembollenondernemers, in de ontwikkeling van de oppervlaktewaterkwaliteit in bloembollenteeltgebieden en in de activiteiten van bloembollenondernemers op het vlak van duurzaam ondernemen. De voortgangsrapportage bevat gegevens over 26. Deze gegevens zijn verzameld in 27 onder de verantwoordelijkheid van het Landelijke Milieuoverleg Bloembollen. Indicatoren en regio-indeling Er zijn voornamelijk indicatoren voor milieukwaliteit geselecteerd waarvoor taakstellingen gelden of waaruit verklaringen voor het al dan niet realiseren van deze taakstellingen kunnen worden afgeleid. Op deze wijze kunnen trends worden gesignaleerd. De gegevens zijn naar de zes onderstaande regio s bewerkt. Tussen haakjes staat de waterkwaliteitsbeheerder van de regio vermeld. 1. NoordHollands Zandgebied (HHNK); 2. NoordHollands Kleigebied (HHNK); 3. Kennemerland (HHNK); 4. Bollenstreek De Zuid (HHS Rijnland); 5. Flevoland (WS Zuiderzeeland); 6. Overig Nederland. In bijlage 3 staan per regio de bijbehorende landbouwgebieden en gemeenten aangegeven. De monitoring van de waterkwaliteit heeft betrekking op de regio s met geconcentreerde bloembollenteelt. Dit zijn de regio s 1 tot en met 5. De gespecialiseerde bollenteeltgebieden zijn regio s 1 tot en met 4. De gegevens die door de verschillende partijen aangeleverd worden ten behoeve van de monitoring door het Landelijk Milieuoverleg Bloembollen, komen grotendeels uit registratiesystemen op basis van registratieplicht, of handhavings en controleactiviteiten. Consistentie monitoring oppervlaktewaterkwaliteit Voor een betrouwbare monitoring is consistentie van locatie van meetpunten, het aantal metingen en meetmomenten onontbeerlijk. Daarnaast moet de situatie (areaal bollenteelt, type teelt, de aanwezigheid van spoelbedrijven etc.) op de meetpunten bij voorkeur ongewijzigd blijven. De waterkwaliteitsbeheerders hebben hun meetnet in de loop der jaren aangepast, meestal uitgebreid. Voor de monitoring voor de Voortgangrapportage is echter het aantal meetpunten in het jaar 1997 als uitgangspunt genomen, omdat de trend ten aanzien van de kwaliteit van het oppervlaktewater gehaald wordt uit consistente meetpunten. Metingen zijn altijd momentopnamen. Omstandigheden, bijvoorbeeld het dreggen van een sloot, waaronder gemeten wordt, kunnen sterk variëren. Bovendien beïnvloeden externe factoren die samenhangen met de weersomstandigheden (waterhoeveelheid, riooloverstortfrequentie etc.), de waterkwaliteit. Tegen deze achtergrond dienen de resultaten van de metingen met een grote voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. 17

18

19 2 Ontwikkeling arealen 2.1 Verantwoording Voor de areaalgegevens van bloembollen zijn er twee verschillende en elkaar aanvullende informatiebronnen: het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de Bloembollenkeuringsdienst (BKD). De gegevens van het CBS zijn afkomstig van de landbouwtelling. De BKD-cijfers zijn berekend uit de opgaven van arealen door de telers ten behoeve van de keuring van bloembollen. Verschillen tussen beide statistieken ontstaan door verschillende definities van een areaal en doordat het CBS een areaal toeschrijft aan het postadres van de opgaveplichtige, terwijl de BKD het areaal toeschrijft aan de plaats waar de bollen worden geteeld. Het areaal opgegeven bij de landbouwtelling zou iets groter geworden kunnen zijn, omdat door de mestwetgeving de toegestane mestgift wordt gebaseerd op het geteelde oppervlak. De cijfers van het CBS zijn daarom alleen gebruikt voor het bepalen van ontwikkelingen van de bedrijfsgrootte per regio en het aantal bedrijven per regio (figuur 2.3 en 2.4). De BKD-cijfers vormen de basis voor ontwikkelingen in areaal per bolgewas (figuur 2.1), het areaal bloembollen per regio (figuur 2.2) en het totale areaal bloembollenteelt in Nederland. De areaalcijfers van BKD en CBS zijn jaarlijks verschillend. De cijfers van de BKD worden nauwkeuriger geacht dan de cijfers van het CBS, omdat BKD-cijfers voor keuringsdoeleinden worden gebruikt en het feitelijke, gekeurde areaal beschrijven en de CBS-cijfers een areaalprognose geven. Hierbij moet worden aangetekend dat een aantal bijzondere bolgewassen niet door de BKD wordt gekeurd. Deze gewassen beslaan echter slechts 2 tot 3% van het areaal. 2.2 Interpretatie Het areaal bloembollen in 26 is 2.23 ha (BKD). Het is gelijk gebleven vergeleken met 25. Nadat het areaal de afgelopen 3 jaren met 1 tot 4% per jaar is gekrompen, is het nu gestabiliseerd. Tussen de gewassen heeft een lichte verschuiving plaatsgevonden (figuur 2.1). De belangrijkste veranderingen zijn er in het areaal tulp geweest, dat in 26 met 4% (374 ha) is afgenomen, en het areaal lelie dat met 9% (337 ha) is toegenomen. De oppervlakte lelie bedraagt nu bijna 21% van het totale areaal. Verder was er een groei van het areaal te zien bij hyacint van 7% (81 ha) figuur 2.1 areaal bloembollenteelt Fig 2.1: Areaal naar bloembollenteelt bolgewas (in ha) naar bolgewas (in ha) bron: CBS Tulpen Lelies Gladiolen Bijz. bolgew assen Narcissen Hyacinten Irissen Bron: BKD g p g figuur 2.2 areaal bloembollen per regio (in ha) bron: CBS Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Overig Nederland Bron: BKD

20 en bij bijzondere bolgewassen van 4% (6 ha) en een afname bij narcis van 4% (68 ha). Hoewel het totale areaal bloembollen in 26 gelijk bleef aan dat in 25 waren er wel verschuivingen tussen de regio s. In Overig Nederland nam het areaal met 4% toe tot 4983 ha. Ook in het Noord- Hollands Zandgebied nam het oppervlak toe met 2% tot 5652 ha. Een afname van het areaal vond plaats in het Noord-Hollands Kleigebied met 5% tot 3152 ha en in Flevoland met 3% tot 3575 ha. Het areaal in Kennemerland en Bollenstreek De Zuid bleef gelijk. Procentueel staan de meest bollen in het Noord-Hollands Zandgebied met 28% van het totale areaal, gevolgd door Overig Nederland waar 25% van de oppervlakte staat. In Flevoland en het Noord- Hollands Kleigebied staat respectievelijk 18 en 16% van het areaal. De kleinste gebieden zijn Bollenstreek De Zuid en Kennemerland met respectievelijk 11 en 3% van het oppervlak bloembollen in Nederland. Omdat de regio Overig Nederland na het Noord-Hollands Zandgebied het grootste areaal bollen heeft wordt in tabel 1 een uitsplitsing van Overig Nederland gemaakt per provincie. In tabel 1 is te zien dat de grootste oppervlakte bollen buiten de traditionele bollenteeltgebieden in Limburg ligt. Deze betreft vooral lelie, gladiool en dahlia. Na Limburg ligt het grootste areaal bollen in Noord-Brabant (vooral gladiool en lelie) en Drenthe (vooral lelie). Ook in Overijssel staat een behoorlijk oppervlak bollen. In deze vier provincies staat circa 75% van het bollenareaal van Overig Nederland. Tabel 1. Areaal bollen (ha) in Overig Nederland per provincie in 26. (bron: CBS) Provincie 26 % van overig Groningen 18 4 Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht 12.2 Zeeland 45 8 Noord-Brabant Limburg Het aantal bedrijven met bloembollen is in 26 verminderd tot bedrijven (figuur 2.3). De daling in dit jaar was met bijna 2% kleiner dan in de afgelopen jaren. Toen verminderde het aantal bedrijven met 3% tot figuur 2.3 aantal bloembollenbedrijven per regio bron: CBS Noord-Hollands Zandgebied Noord-Holland Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Overig Nederland Bron: CBS figuur 2.4 gemiddelde Fig. bedrijfsgrootte 2.4: Gemiddelde per bedrijfsgroote regio (in ha) per regio (in ha) bron: CBS Noord-Hollands Zandgebied Noord-Holland Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Overig Nederland Bron: CBS

21 8%. Alleen in de regio Overig Nederland nam het aantal bedrijven toe met 15% (83 bedrijven). In alle andere regio s nam het aantal bedrijven af met 6% tot 8% (13 tot 44 bedrijven). Doordat het totale areaal bloembollen gelijk bleef en het aantal bedrijven met bloembollen afnam, nam het areaal per bedrijf toe (figuur 2.4). In 26 was het gemiddelde bedrijf met bloembollen 11, ha, 4% groter dan het jaar ervoor. Gemiddeld over de afgelopen 1 jaren nam de bedrijfsgrootte met 6% per jaar toe. De bedrijven in het Noord-Hollands Zandgebied blijven het grootst met 19,1 ha, een stijging van 6%. De procentueel grootste toename vond plaats in Flevoland met 15% tot 14,2 ha en in Bollenstreek De Zuid met 13% tot 7,5 ha. De bedrijven in Kennemerland zijn samen met die uit de Bollenstreek De Zuid het kleinste, 7,4 ha, maar groeiden met 9%. De bedrijfsgrootte in Overig Nederland en Noord-Hollands kleigebied bleven nagenoeg gelijk met respectievelijk 9,1 en 1,9 ha. 21

22

23 3 Gewasbeschermingsmiddelen 3.1 Gebruik gewasbeschermingsmiddelen Gebruik gewasbeschermingsmiddelen Verantwoording De gewasbeschermingsmiddelen zijn volgens de rangschikking van Nefyto (Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie) in 5 groepen ingedeeld (figuur 3.2), namelijk grondontsmettingsmiddelen, fungiciden, herbiciden, insecticiden en overige middelen. De gegevens zijn afkomstig van het Productschap Tuinbouw (PT) en de Plantenziektekundige Dienst (PD). Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen exclusief de grondontsmettingsmiddelen, is berekend op basis van gegevens verkregen op basis van de Registratieverordening van het Productschap Tuinbouw. Hierbij zijn de registratieformulieren gebruikt die voor de sluitingsdatum zijn ontvangen. In samenwerking met de Plantenziektekundige Dienst is op basis van het areaal ontsmette grond het gebruik van grondontsmettingsmiddelen berekend. Bij de berekening van het middelengebruik per regio zijn de grondontsmettingsmiddelen vanwege het ontbreken van een betrouwbare omrekeningsmethode naar regionale cijfers buiten beschouwing gelaten (figuur 3.3). Gebruikscijfers 26 De cijfers van het middelengebruik in 26 zijn gebaseerd op 8% van het totaal landelijk areaal bloembollen volgens het CBS (in 25 en 24 was dat respectievelijk 81% en 79%). Aangezien de CBS-gegevens een areaalprognose zijn, worden deze gegevens onnauwkeuriger geacht dan de BKD-cijfers. Wordt de areaalrespons berekend met de areaalgegevens van de BKD dan is de areaalrespons 93%. In 25 was de areaalrespons op basis van de BKD-gegevens 92%. De uitvoering van de registratie is in 26 op dezelfde wijze gebeurd als in eerdere jaren met uitzondering van 21. Vanaf 23 zijn uit efficiëntieoverwegingen de bedrijven met minder dan,5 ha bloembollen niet meegenomen bij toepassing van de Registratieverordening. Voor de gebruikscijfers van 21 geldt dat de registratie anders is uitgevoerd, waardoor de cijfers uit dat jaar niet goed vergeleken kunnen worden met de andere jaren. Over de registratie in 26 wordt het volgende opgemerkt door de LTB Adviseurs & Accountants, uitvoerder van de Registratieverordening: De verbruiksgegevens van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen zijn over het algemeen op een juiste wijze ingevuld. Ten aanzien van de contractteelt wordt opgemerkt dat een flink aantal kwekers op hun jaaropgave aangegeven hebben opgave te willen doen via een andere kweker, die voor hen op contract de teelt van de bloembollen verzorgt. figuur 3.1 gemiddeld gebruik gewasbeschermingsmiddelen in de bloembollenteelt Fig. 3.1: Gemiddeld gebruik gewasbeschermingsmiddelen in de bloembollenteelt (in kg werkzame stof per ha) (in kg werkzame stof per ha) Bron: PT PD LEI kg/ha Indicatieve taakstelling 23

24 figuur 3.2 gemiddeld gebruik gewasbeschermingsmiddelen in de bloembollenteelt per Fig. 3.2: Gemiddeld gebruik gewasbeschermingsmiddelen in de bloembollenteelt per middelengroep middelengroep (in kg werkzame (in stof kg werkzame per stof per ha) grondontsmetting fungiciden herbiciden insecticiden minerale olie Bron: PT PD LEI figuur 3.3 gemiddeld gebruik gewasbeschermingsmiddelen in de bloembollenteelt per regio, exclusief grondontsmettingsmiddelen (in kg werkzame Fig. stof 3.3: per Areaal ha) grondontsmetting in de bloembollenteelt (in ha) Bron: PD areaal Interpretatie Vergelijking landelijk Na de dalende tendens in de eerste helft van de jaren negentig en de stabilisatie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen sinds midden jaren negentig, is het middelengebruik in 26 gestegen met 5% naar 96 kg/ha (figuur 3.1). Dit is het tweede opeenvolgende jaar dat het totale verbruik stijgt. In 25 was er een stijging van 2% ten opzichte van 24. De stijging wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een hoger gebruik van grondontsmettingsmiddelen (figuur 3.2). Het gebruik van grondontsmettingsmiddelen steeg van 39 kg/ha naar 45 kg/ha, een stijging van 15%. Het ontsmette areaal is in 26 hoog. Niet eerder sinds de start van het Doelgroepoverleg/Landelijk Milieuoverleg Bloembollen in 1995 is een dergelijk groot areaal behandeld. De oppervlakte die ontsmet is in 26, is met 311 ha 439 ha groter dan in 25. Ook steeg het aantal ontsmette hectares waarop de quarantaine organisme Ditylenchus dipsaci (stengelaaltje) bestreden werd, van 57 naar 62 ha. In figuur 3.3 is het verloop van het ontsmette areaal voor de bollenteelt weergegeven. Er lijkt geen verband te zijn tussen het areaal ontsmet land en het totale areaal bollenteelt. Er zijn een aantal verklaringen voor de toename van het ontsmette areaal. Een oorzaak is het wegvallen vanaf 25 van middelen om emelten en ritnaalden in de grond te bestrijden. Hierdoor stappen telers over op het gebruik van grondontsmettingmiddelen. Dit betreft vooral de gladiolenteelt. In 24

25 Limburg en Noord-Brabant, regio s waar veel gladiolen worden geteeld, is het areaal dat ontsmet is met bijna 1 ha toegenomen. Een tweede oorzaak van het grotere areaal grondontsmetting is de toenemende aaltjesproblematiek en andere grondgebonden ziekten in de bollenteelt. Ten derde wordt grondontsmetting vaker toegepast vanwege een andere toedieningstechniek waardoor de werking van het middel beter is. Tenslotte is er een toename van het gebruik van grondontsmettingsmiddelen vanwege de mestwetgeving en andere regelgeving. Door de veranderde wetgeving wijken bollenkwekers uit naar maïsland, omdat grond binnen de akkerbouwvruchtwisseling moeilijker te verkrijgen is. Maïsland wordt standaard ontsmet. Binnen de akkerbouwvruchtwisseling wordt de bollenteelt in het akkerbouwontsmettingsschema opgenomen en wordt er niet specifiek voor aanvang van de bloembollenteelt grondontsmetting toegepast. Op maïsgrond vormt Meloidogyne chitwoodi (maïswortelknobbelaaltje), dat ook een quarantaine organisme is, een probleem. Tenslotte moet worden vermeld dat niet het gehele areaal is ontsmet voor bloembollen, omdat in uitzonderlijke gevallen de ontsmetting voor een ander gewas wordt toegepast. Het fungicidengebruik daalde in 26 met 3% naar 25,4 kg/ha (figuur 3.2). Het verbruik in 26 ligt daarmee nog wel 11% hoger dan dat in 24. De toename van het gebruik van fungiciden in 25 blijkt geen uitschieter te zijn. De middelen mancozeb, maneb, thiofanaat-methyl en tolclofos-methyl hebben een groot aandeel in het totale fungicidegebruik. Zij vormen samen met captan (standaard bolontsmettingsmiddel) 78% van het fungicideverbruik. Mancozeb en maneb worden veel bij de bestrijding van Botrytis toegepast. Zowel in 25 als in 26 zijn langdurig natte perioden geweest, waardoor de middelen frequenter toegepast moesten worden om een aantasting te voorkomen. Thiofanaat-methyl wordt als vervanger van carbendazim veel toegepast bij de bolontsmetting. Tolclofos-methyl wordt als grondbehandeling tegen Rhizoctonia gebruikt. Door het wegvallen van Flutolanil voor dezelfde toepassing én een toename van aantastingen door Rhizoctonia in de praktijk wordt tolclofos-methyl in grotere hoeveelheden gebruikt. Het gebruik van minerale olie, dat vrijwel geen milieubelastingpunten heeft, en herbiciden is al jaren stabiel op respectievelijk kg en 8-9 kg /ha. Ook het gebruik van insecticiden en van de overige middelen is al jaren gelijk, respectievelijk 1 kg/ha en,1 kg/ha. Vergelijking regio s Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (exclusief grondontsmettingsmiddelen) is met 2% afgenomen ten opzichte van 25. Er zijn kleine verschillen tussen de regio s te zien (figuur 3.4). Het verbruik in Flevoland en Overig Nederland is met ruim 7% afgenomen. Het verbruik in Kennemerland en Bollenstreek De Zuid is met circa 4% toegenomen. Het verbruik in de Noord- Hollandse gebieden is bijna gelijk gebleven. De afname in Flevoland is volledig toe te schrijven aan een afname van het gebruik van minerale olie. In Overig Nederland komt de afname voor rekening van minerale olie en fungiciden. In Kennemerland is de toename toe te schrijven aan het gebruik van minerale olie en fungiciden, terwijl in Bollenstreek De Zuid de toename wordt veroorzaakt door minerale olie. Het gebruik van grondontsmettingsmiddelen per regio is lastig vast te stellen, omdat voor de berekening wordt uitgegaan van de oppervlakten op basis van de verleende vergunningen per districtskantoor van de PD. Bovendien heeft er in 26 een wijziging van de indeling per kantoor plaatsgevonden. In alle regio s is een groter areaal ontsmet. Vanuit kantoor Groningen is 1121 ha grond ontsmet. Onder Groningen vallen ook de kantoren van Exloo (Drenthe) en Emmeloord (Flevoland). Ten opzichte van 25 is vanuit kantoor Groningen 199 ha meer ontsmet. Vanuit kantoor Hoorn is 93 ha meer en vanuit de kantoren Horst en Roosendaal (inclusief Tiel) is 95 ha meer ontsmet. Vanuit kantoor Lisse is 58 ha meer ontsmet. 25

26 figuur 3.4 gemiddeld gebruik gewasbeschermingsmiddelen in de bloembollenteelt (in kg werkzame stof per ha) per regio, exclusief grondontsmettingsmiddelen (in kg werkzame stof per ha) Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Overig Nederland Bron: PT Biologische bollenteelt De ontwikkeling van het areaal biologische teelt is één van de indicatoren voor de duurzame ontwikkeling van de bloembollenteelt. Verantwoording De gegevens betreffende het areaal biologische teelt (figuur 3.5) zijn afkomstig van de coöperatieve kwekers vereniging Biobol. Bij deze vereniging zijn de meeste kwekers met biologische bollenteelt aangesloten. De cijfers zijn beschikbaar over de periode Interpretatie Volgens de cijfers van Biobol is het areaal biologische bollenteelt in 26 gelijk gebleven met een kleine 15 ha (zie figuur 3.5). Van het areaal biologische bollen is 8% tulp. Narcis neemt 7% van het biologische areaal in beslag. Het areaal biologisch geteelde bollen beslaat minder dan 1 van de oppervlakte gangbaar geteelde bollen en heeft als zodanig geen invloed op het bestrijdingsmiddelengebruik in de bollenteelt Conclusies Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in 26 gestegen met 5%. Deze stijging is vrijwel geheel toe te schrijven aan een toename van het gebruik van grondontsmettingsmiddelen. In 26 was in de bloembollenteelt het gewasbeschermingsmiddelengebruik 96 kg/ha werkzame stof. Na een stabiele periode is dit het tweede opeenvolgende jaar met een toename in het verbruik. figuur 3.5 Areaal biologische bollenteelt (in ha) Fig. 3.5: Areaal biologische bollenteelt (in ha) Bron: Biobol 26

27 Het gebruik van grondontsmettingsmiddelen is toegenomen met 15% tot gemiddeld 45 kg/ha. Dit is het hoogste gebruik sinds de start van de Voortgangsrapportage. Dit wordt veroorzaakt, doordat sinds de start van de Voortgangsrapportage het ontsmette areaal is toegenomen en omdat nu alleen metam-natrium wordt gebruikt. Van metam-natrium is ongeveer tweemaal zoveel werkzame stof per ha nodig dan van het voorheen veelgebruikte cis-dichloorpropeen. De toepassing van fungiciden is in 26 gedaald met 3% tot gemiddeld 25,4 kg/ha. Het gebruik van minerale olie is met 4% gedaald tot gemiddeld 15,9 kg per hectare bloembollen. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (exclusief grondontsmettingsmiddelen) is in de regio s Bollenstreek De Zuid en Kennemerland, met het laagste verbruik, toegenomen met circa 4%. In twee regio s, Flevoland en Overig Nederland, is het verbruik met 7% afgenomen, terwijl het verbruik in de overige twee regio s, Noord-Hollands Zandgebied en Kleigebied, bijna gelijk is gebleven. Het areaal biologisch bollenteelt is in 26 gelijk gebleven. Het aandeel biologische bollenteelt is klein (< 1 ), en heeft als zodanig geen invloed op het totale gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de bloembollensector. 3.2 Verspreiding gewasbeschermingsmiddelen Monitoring stoffen Verantwoording Om inzicht te krijgen in de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater zijn in het begin van de monitoring, 1995, een achttal stoffen geselecteerd. Criteria voor de selectie waren onder meer: het gebruik in en representativiteit voor de bloembollenteelt, toxiciteit en persistentie van de stof, afstemming met de reguliere en specifiek op de bollenteelt gerichte meetprogramma s. De stoffen die toen geselecteerd zijn, zijn: aldicarbsulfoxide, carbendazim, chloridazon, cis-dichloorpropeen, HTI (afbraakproduct van chloorthalonil), MITC, pirimifosmethyl en prochloraz. Deze selectie is in 1998 uitgebreid met tolclofos-methyl en flutolanil tot 1 stoffen, omdat een toename in gebruik en een veelvuldig voorkomen in het oppervlaktewater van deze stoffen werd geconstateerd. Met ingang van 26 werd ook imidacloprid opgenomen in de voortgangsrapportage omdat deze stof in MTR- (Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau) overschrijdende hoeveelheden in bollenteeltgebieden is aangetroffen. Gegevens over imidacloprid zijn vanaf 23 beschikbaar. Met ingang van 26 worden een aantal stoffen in deze rapportage niet meer besproken. Het betreft chloridazon, cis-dichloorpropeen, HTI, MTIC, prochloraz en flutolanil. Deze stoffen zijn komen te vervallen, omdat ze al één of meer jaren niet zijn toegelaten en/of niet in het oppervlaktewater worden aangetroffen. Om een beeld te krijgen van de waterkwaliteit worden gemeten concentraties van de stoffen getoetst aan de MTR-normen voor oppervlaktewater. De MTR s zijn opgenomen in de Vierde Nota Waterhuishouding. Voor de stoffen waarvoor geen MTR s beschikbaar zijn, zijn door het RIZA zogenaamde ad hoc MTR s afgeleid. Inmiddels zijn de MTR s van een aantal stoffen gewijzigd. Zo is in 1999 de MTR van prochloraz verlaagd. In 22 zijn de MTR s van carbendazim, pirimifos-methyl en flutolanil verhoogd. Ook voor aldicarb is er een nieuwe hogere MTR vastgesteld. Er is echter in deze rapportage gewerkt met aldicarbsulfoxide als monitoringstof en hiervan is de MTR niet gewijzigd. De gegevens voor de monitoring worden aangeleverd door HHS Rijnland, HHNK en WS Zuiderzeeland. Hiertoe hebben de waterkwaliteitsbeheerders bij het begin van de monitoring een meetnet opgezet. De inrichting van het meetnet is gericht op het monitoren van de ontwikkeling van de waterkwaliteit. De resultaten van het meetnet geven een indicatie van de kwaliteit van het oppervlaktewater, bedoeld voor trendanalyse. Hoewel het HHS Rijnland in de loop van de 27

28 figuur 3.6 Percentage metingen met overschrijding (ad hoc) MTR oppervlaktewater Fig. 3.6: Percentage metingen met overschrijding (ad hoc) MTR oppervlaktewater van vier aandachtstoffen van vier aandachtstoffen 1% 8% 6% 4% 2% % geen gegevens geen gegevens geen gegevens Carbendazim Pirimifos-methyl Aldicarbsulfoxyde Imidacloprid Bron: Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen rapportage veel probleemgerichter is gaan monitoren, voornamelijk op meer meetpunten (2), is er in de voortgangsrapportage voor gekozen om zoveel mogelijk dezelfde meetpunten (2) aan te houden. Op deze wijze wordt een consistenter beeld van de trends verkregen. In de Voortgangsrapportage zijn twee wijzigingen doorgevoerd. Er is toen met terugwerkende kracht een meetpunt in de Noordoostpolder opgenomen. In 22 is geconstateerd dat bij één van de meetpunten in Bollenstreek De Zuid het omliggende gebied zijn agrarische functie grotendeels had verloren ten behoeve van bebouwing. Dit punt is vanaf de Voortgangsrapportage niet meer opgenomen. HHS Rijnland ( Bollenstreek De Zuid ) heeft, net als in voorgaande jaren, de aandachtstoffen aldicarbsulfoxide en pirimifosmethyl niet gemeten. HHNK en WS Zuiderzeeland hebben een normaal bemonsteringsprogramma uitgevoerd. Op basis van de meetresultaten zijn in 26 de vier stoffen, die samen verantwoordelijk zijn voor meer dan 9% van het aantal overschrijdingen van de (ad hoc) MTR, als aandachtstoffen bestempeld. De resultaten van deze aandachtstoffen worden gepresenteerd in figuur 3.6 (regionaal uitgesplitst in figuur 3.7 tot en met 3.12). Het totaalbeeld is tot stand gekomen door de regio s te middelen. Tevens is voor de vier aandachtstoffen per regio de gemiddeld gemeten concentratie in het oppervlaktewater per jaar berekend (figuur 3.14). Bij carbendazim is ook de gemiddelde concentratie per maand berekend om een beter inzicht te krijgen in het gemiddelde concentratieverloop over de winter- en zomerperiode van het jaar (figuur 3.8). Er vindt geen teeltgerichte monitoring van het oppervlaktewater in Noord-Oost Nederland plaats. In Drenthe en omgeving worden sinds een aantal jaren vele hectares met vooral lelies geteeld. Er zijn een aantal argumenten waarom er geen monitoring van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater plaatsvindt. Ten eerste is er in dat gebied niet altijd oppervlaktewater waaruit monsters genomen kunnen worden. In de zomer staan de sloten soms droog. Ten tweede vindt de lelieteelt vrij versnipperd in het gebied plaats. Er kan eigenlijk geen vast meetpunt gekozen worden dat elk jaar representatieve gegevens over de bollenteelt oplevert. Ten derde zijn er door waterschap Velt en Vecht bemonsteringen naast een perceel bollen uitgevoerd waarbij de gevonden stoffen ook gebruikt zijn in naburige aardappelen. Er kon geen verband worden gelegd tussen de gevonden stoffen en de teelt van bollen. Interpretatie In de onderstaande paragraaf ( ) worden meetgegevens van de vier aandachtstoffen besproken. Per aandachtstof wordt het aantal normoverschrijdingen behandeld en de gemiddelde jaarconcentratie van de aandachtstof. Deze concentratie is berekend op basis van de metingen van de waterkwaliteitsbeheerders. Voor carbendazim wordt tevens de gemiddelde concentratie van de stof in de winter- en zomerperiode besproken. 28

29 figuur 3.7 percentage metingen met gehalte carbendazim > MTR van oppervlaktewater per regio Fig. 3.7: Percentage metingen met gehalte Carbendazim > MTR voor oppervlaktewater per regio 1,9,8,7,6,5,4,3,2,1 Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Totaal Bron: Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijkmilieuoverleg Bloembollen Carbendazim Aantal Aantal Aantal metingen Aantal metingen Bandbreedte MTR,49 µg/l meetpunten metingen > detectielimiet > MTR gemeten concentraties 1995 ## ## ## ## ## Noord-Hollands Zandgebied < < < Noord-Hollands Kleigebied <.2-1 < < Kennemerland < <.2-.8 < Bollenstreek "De Zuid" Flevoland < < < Totaal Regionaal beeld Het percentage overschrijdingen van de MTR-normen voor de aandachtstoffen is anders dan de afgelopen jaren omdat de aandachtstoffen gedeeltelijk zijn gewijzigd. Een aantal stoffen dat geen overschrijdingen liet zien is afgevallen en imidacloprid, die wel overschrijdingen te zien gaf, is opgenomen. Wanneer het percentage overschrijdingen van alleen de vier aandachtstoffen van 26 wordt bekeken is een lichte afname in de laatste drie jaren te zien met percentage overschrijdingen van respectievelijk, 19% in 24, 15% in 25 en 14% in 26. De hoogste percentages overschrijdingen van de MTR-normen zijn gevonden in het Noord-Hollands Zandgebied met 21% en Flevoland met 2%. Met dezelfde vier aandachtstoffen bedroeg het percentage overschrijdingen vorig jaar respectievelijk 25 en 23%. Er vindt dus een afname van de overschrijdingen plaats. In het Noord-Hollands Kleigebied en Bollenstreek De Zuid vond respectievelijk 8 en 7% overschrijding van de MTR-nomen plaats. Voor het Noord- Hollands Kleigebied was dat een toename van 3% en voor de Bollenstreek De Zuid een afname van 2%. Het percentage overschrijdingen bleef in Kennemerland stabiel op 4%. De verschillen tussen de gebieden in MTR-overschrijdingen worden deels verklaard door verschillen in hydrologie, in monitoringpakketten en in het gebruik van middelen Beschouwing per stof Carbendazim Carbendazim mag sinds 1 maart 23 niet meer worden toegepast voor bolontsmetting. In deze toepassing is het vervangen door thiofanaat-methyl. Deze stof valt uiteen in carbendazim. Daarom kan carbendazim nog steeds worden aangetroffen in het oppervlaktewater. Daarnaast had carbendazim nog een toelating buiten de landbouw. Het percentage overschrijdingen van de MTR-oppervlaktewater van carbendazim is in 26 op hetzelfde niveau gebleven als in 25, namelijk 13% (figuur 3.7). Dit is het tweede opeenvolgende jaar dat dit laagste percentage overschrijdingen is bereikt. De gemiddelde concentratie van de metingen (figuur 3.8) is ook in 26 weer verder gedaald. Voor het tweede opeenvolgende jaar liggen alle gemiddelde waarden beneden de MTR-norm. De daling vond zowel plaats in de periode van april t/m september als in de bolontsmettingsperiode van oktober t/m maart. Evenals in 25 is in 26 bijna even frequent carbendazim aangetroffen in mon- 29

30 figuur 3.8 gemiddelde concentratie carbendazim in het oppervlaktewater (in μg/l) Figuur 3.8: Gemiddelde concentratie Carbendazim in het oppervlaktewater( in µg/l) 3,5 3 2,5 2 1,5 1, Bron: Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen april t/m september oktober t/m maart Totaal per jaar MTR sters, maar de concentraties zijn lager. Hierdoor is de gemiddelde concentratie afgenomen en het percentage overschrijdingen van de MTR-normen laag gebleven. Er zijn grote verschillen gevonden in de ontwikkeling van de overschrijdingen per regio. In het Noord-Hollands Kleigebied en in Kennemerland steeg het percentage normoverschrijdingen van % naar respectievelijk 2% en 17%. Het absolute aantal overschrijdingen betrof respectievelijk 5 en 1. In Flevoland en het Noord-Hollands Zandgebied daalde het percentage overschrijdingen met respectievelijk 2% en 11%. In Bollenstreek De Zuid daalde het percentage overschrijdingen met 4% na de forse daling het jaar ervoor. Opvallend is dat sommige regio s van % overschrijding stijgen naar een hoger percentage, terwijl andere regio s van een hoger percentage naar (bijna) % dalen. Er zijn grote schommelingen tussen de jaren. Twee van de overschrijdingen in het Noord-Hollands Kleigebied en één overschrijding in het Noord-Hollands Zandgebied zijn gemeten in juli, buiten de bolontsmettingsperiode. In Bollenstreek De Zuid is weer alleen in de bolonstmettingsperiode gemeten. Desondanks was er een vergelijkbaar laag percentage overschrijdingen als in 25, toen het hele jaar door is bemonsterd. Ondanks een toename in het gebruik van thiofanaat-methyl in de afgelopen jaren (figuur 3.13) is er duidelijk sprake van een daling van het carbendazimgehalte, dankzij de maatregelen die telers hebben genomen. Pirimifos-methyl Pirimifos-methyl wordt in de bloembollen alleen als dampmiddel in bewaarruimten toegepast. Daarnaast was er in 26 een ontheffing voor het gebruik van dompelen van lelieschubben en gewasbehandeling van verschillende potplanten in bedekte teelten. Verder heeft het een toelating bij graan in opslag. Het percentage overschrijdingen van de MTR-oppervlaktewater van pirimifosmethyl heeft zich in 26 gehandhaafd op het niveau van de afgelopen drie jaar: respectievelijk 6% in 26, 9% in 25, 9% in 24 en 7% in 23 (figuur 3.6 en 3.9). In het Noord-Hollands Zandgebied daalde het aantal overschrijdingen van de MTRnorm licht tot 3%. Het percentage overschrijdingen in Noord-Hollands Kleigebied en Kennemerland daalde tot %. In Flevoland steeg het percentage overschrijdingen van % naar 1% (één van de tien metingen). In Bollenstreek De Zuid zijn evenals voorgaande jaren geen bepalingen van pirimifos-methyl gedaan. De overschrijdingen vonden vooral in juli en september plaats, het moment waarop de 3

31 figuur 3.9 percentage metingen met gehalte pirimifos-methyl > ad hoc MTR oppervlaktewater per regio Fig. 3.9: Percentage metingen met gehalte Pirimifos-methyl > ad hoc MTR oppervlaktewater per regio 1,8,6,4,2 Noord-Hollands Zandgebied Bron: Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen geen meting geen meting geen meting geen meting geen meting Noord-Hollands Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Totaal Kleigebied Pirimifos-methyl Aantal Aantal Aantal metingen Aantal metingen Bandbreedte ad hoc MTR,12 meetpunten metingen > dectectielimiet > ad hoc MTR gemeten concentraties 1995 ## ## ## ## ## Noord-Hollands Zandgebied <.2-.7 < < Noord-Hollands Kleigebied <.2-.3 <.2-.2 <.2 3. Kennemerland <.2 <.2-.2 <.2 4. Bollenstreek "De Zuid" Flevoland <.1-.4 <.1 <.1-.6 Totaal bollen in de bewaarruimtes worden gegast. De gemiddeld gemeten concentraties pirimifos-methyl blijven op het niveau van de afgelopen jaren (figuur 3.14). In het Noord- Hollands Zandgebied lijkt de concentratie iets te stijgen. Uit figuur 3.13 blijkt dat er geen directe koppeling is tussen het gebruik van pirimifos-methyl en het aantal overschrijdingen van de MTR. Hoewel het gebruik stijgt, blijft het aantal overschrijdingen van de MTR stabiel. Dit wijst op voorkoming van emissie door telers. Aldicarbsulfoxide Het middel aldicarb had in 26 een toelating voor een grondbehandeling bij lelie. Daarnaast had het een toelating bij bloemisterijgewassen in de vollegrond en onder glas en grondbehandeling bij bieten en aardappelen. In 26 is het percentage overschrijdingen van de MTR licht gedaald tot het niveau van de periode (figuur 3.1). In het Noord-Hollands Zandgebied, de regio met het hoogste percentage overschrijdingen, is het percentage gedaald tot 22% (figuur 3.1). figuur 3.1 percentage Fig. 3.1: metingen Percentage metingen met met gehalte Aldicarbsulfoxide aldicarbsuloxyde > ad hoc MTR oppervlaktewater > ad hoc per regio MTR oppervlaktewater per regio 1,8,6,4,2 geen meting geen meting geen meting geen meting geen meting geen meting geen meting geen meting geen meting geen meting geen meting geen meting geen meting Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Totaal Bron: Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen Aldicarbsulfoxyde Aantal Aantal Aantal metingen Aantal metingen Bandbreedte ad hoc MTR,43 meetpunten metingen > detectielimiet > ad hoc MTR gemeten concentraties 1995 ## ## ## ## ## <,2-, < <.5-4 < Noord-Hollands Zandgebied 2. Noord-Hollands Kleigebied <,2-<,9 5- < <.5-.9 < Kennemerland <,2-,52 <, <.5-<.8 <.5 <.5 4. Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Totaal

32 figuur 3.11 Fig. 3.11: Percentage metingen met gehalte Imidacloprid > ad hoc MTR oppervlaktewater per regio percentage metingen met gehalte imidacloprid> ad hoc MTR oppervlaktewater per regio 1,8,6,4,2 Noord-Hollands Zandgebied Bron: Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen Noord-Hollands Kleigebied geen gegevens geen gegevens Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Totaal geen gegevens geen gegevens geen gegevens Imidacloprid Aantal Aantal Aantal metingen Aantal metingen Bandbreedte ad hoc MTR,13 meetpunten metingen > detectielimiet > ad hoc MTR gemeten concentraties < < Noord-Hollands Zandgebied < 2. Noord-Hollands Kleigebied <.5-.5 <.5-.7 <.5-.7 < Kennemerland <.5 <.5 <.5 <.5 4. Bollenstreek "De Zuid" <.5.5-<. <.5 6. Flevoland < < Totaal Ook in het Noord-Hollands Kleigebied is het iets gedaald, van 1% in 25 naar 7% in 26. In Kennemerland zijn voor het tweede jaar geen MTR-overschrijdingen gemeten. In de andere twee regio s worden geen metingen verricht van aldicarbsulfoxyde. Hoewel het percentage overschrijdingen gedaald is, is er in de gemiddelde gemeten concentratie een toename te zien veroorzaakt door een toename van de concentratie in het Noord-Hollands Zandgebied. Na een lichte stijging in 25 tot een concentratie van,25 μg/l is de stijging tot 1, μg/l in 26 fors te noemen. Deze sterke stijging is te wijten aan een waarneming waarbij een concentratie van 29 μg/l aangetroffen is. Zonder deze waarneming zou het gemiddelde op het niveau van 25 zitten. Ondanks dat de toepassingen beperkt zijn, blijft aldicarb vooral in het Noord-Hollands Zandgebied een probleemstof. Vanaf 1 juli 27 mag aldicarb niet meer worden gebruikt. Een nieuwe, Europese toelating is niet verkregen. Imidacloprid Sinds enkele jaren wordt imidacloprid in de bollenteelt gebruikt bij boldompeling en gewasbehandeling in lelie. Sinds najaar 25 wordt het ook gebruikt bij de boldompeling van tulp. Daarnaast had het in 26 een toelating voor gewasbehandeling van diverse bloemisterij- en boomkwekerijproducten en een ontheffing voor zaadbehandeling van diverse soorten kool en andijvie. Sinds 21 (HHNK) en 23 (HHS Rijnland en WS Zuiderzeeland) wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van imidacloprid in het oppervlaktewater. Omdat de afgelopen jaren een aantal malen een overschrijding van de MTR-norm is waargenomen, is besloten deze stof als aandachtstof met terugwerkende kracht op te nemen in de voortgangsrapportage. Het gemiddelde percentage overschrijdingen van de ad hoc MTR-norm varieert over de periode van 21 t/m 26 tussen 1% en 22%. De hoogste percentages overschrijdingen zijn verkregen in Flevoland en Noord- Hollands Zandgebied met respectievelijk 5% en 42% (figuur 3.11). De 1% overschrijding in Flevoland in 23 is veroorzaakt, doordat slechts 3 metingen zijn uitgevoerd die alle drie boven de norm uitkwamen. In het Noord-Hollands Kleigebied wordt jaarlijks een laag percentage overschrijding van de norm gevonden (3%), terwijl in Bollenstreek De Zuid en Kennemerland in de afgelopen jaren geen overschrijding van de MTR-norm is waargenomen. De overschrijdingen vinden zowel plaats in het najaar en voorjaar in de periode van bolontsmettingen als in de zomer in de periode van de gewasbespuitingen. De regio s met de meeste overschrijdingen ( Noord- Hollands Zandgebied en Flevoland ) zijn 32

33 figuur 3.12 gemiddelde concentratie imidacloprid in het oppervlaktewater (in μg/l) Fig. 3.12: Gemiddelde concentratie Imidacloprid in het oppervlaktewater (in µg/l),4,35,3,25,2,15,1,5, Bron: Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen april t/m september oktober t/m maart Totaal per jaar MTR binnen de gemonitorde regio s de gebieden met het grootste areaal lelie en tulp. De gemiddelde concentratie imidacloprid in het oppervlaktewater vertoont over de periode van 21 t/m 26 geen dalende lijn (figuur 3.12). De gemeten concentratie in de zomer is altijd hoger dan de concentratie in de winter. De gemiddelde zomerconcentratie ligt in de afgelopen jaren bijna altijd boven de ad hoc MTR-norm. De gemiddelde winterconcentatie ligt daarentegen bijna altijd onder de MTR-norm. Het gemiddelde percentage normoverschrijdingen heeft de neiging om toe te nemen Emissieroutes Afspoeling/lozing vanaf het erf De overschrijdingen van de MTR van carbendazim, pirimifosmethyl en imidacloprid (figuur 3.5) zijn waarschijnlijk voor een groot deel toe te schrijven aan afspoeling en lozing vanaf het erf. Te denken valt aan onzorgvuldig ontsmetten, onvoldoende voorzieningen om afspoeling en lozing van verontreinigd spoelwater te voorkomen en de afspoeling van restanten ontsmettingsmiddelen van fust (LBO 2 en PPO 22). Bij pirimifos-methyl bleek condenswater van de koelinstallatie dat op het oppervlaktewater wordt geloosd, een emissieroute (PPO 22). Onderzoek van PPO in toont aan dat vrij grote hoeveelheden condenswater vrij kunnen komen met soms hoge concentraties pirimifos-methyl. De concentratie pirimifos-methyl is in de afgelopen 6 jaar gedaald. Door sector (Milieuplatform) en onderzoek (Telen met Toekomst) is geadviseerd over het vóórkomen van emissies van deze stof via condenswater. Ook de gemiddeld gemeten concentratie van carbendazim is vanaf 1998 flink gedaald in de periode oktober t/m maart (figuur 3.7). Hieruit kan worden afgeleid dat de emissiebeperkende maatregelen en een bewuster gedrag ten aanzien van het erf effect sorteren. Handhaving en voorlichting hebben hieraan bijgedragen. In 25 en 26 is een sterke verlaging van de gemeten concentraties carbendazim gevonden. Een emissieroute die oriënterend is onderzocht, is het transport van de ontsmette bollen van de schuur naar het land. Uit metingen is gebleken dat een aantal uren na de eerste uitlekfase nog steeds een behoorlijke hoeveelheid vocht kan uitdruipen. In dit vocht zijn de concentraties van de toegepaste bolontsmettingsmiddelen zoals thiofanaat-methyl hoog, net zo hoog als in het ontsmettingsbad. Dit vocht kan tijdens transport weglekken. De bijdrage van deze route aan de emissie van bolontsmettingsmiddelen is nog niet gekwantificeerd. Mogelijkheden om te voorkomen dat ontsmettingsvloeistof wegdruipt tijdens transport zijn lekbakken onder de kisten of wagens met vloeistofdichte vloeren en opvangmogelijkheden voor de weggelekte vloeistof. 33

34 figuur 3.13 percentage metingen > ad hoc MTR in relatie tot het gebruik van de vier aandachtstoffen Carbendazim Pirimifos-methyl Aldicarb Imidacloprid ,5 2 1,5 1,5,5,4,3,2,1,35,3,25,2,15,1,5,3,25,2,15,1,5 % normoverschrijding MTR kg ws/ha/j Carbendazim kg ws/ha/j Thiofanaatmethyl % normoverschrijding MTR kg ws/ha/j % normoverschrijding MTR kg ws/ha/j % normoverschrijding MTR kg ws/ha/j

35 figuur 3.14 de gemiddelde jaarconcentratie in het oppervlaktewater van de vier aandachtstoffen Gemiddelde jaarconcentratie carbendazim concentratie carbendazim (in µg/l) 1,8 1,6 1,4 1,2 1,8,6,4, Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland MTR concentratie pirimifos-methyl (in µg/l),15,1,5 Gemiddelde jaarconcentratie pirimifos-methyl Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland MTR concentraie aldicarbsulfoxide (in µg/l) 1,2 1,8,6,4,2 Gemiddelde jaarconcentratie aldicarbsulfoxide Noord-Hollands Zandgebied N-H Zand zonder extreme waarde Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Gemiddelde jaarconcentratie imidacloprid concentratie imidacloprid (in µg/l),7,6,5,4,3,2, Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland MTR 35

36 Ook wordt onderzoek gedaan naar het vrijkomen van aan slib gebonden carbendazim in waterbodems. Dit is echter geen verklaring voor de piekconcentraties die optreden. Veel telers hebben voorzieningen getroffen om lozing via het erf te voorkomen. De genomen maatregelen lijken effect te sorteren gezien de ontwikkelingen van het gehalte en het aantal MTR-overschrijdingen van carbendazim. Toch wordt soms nog een te hoge concentratie van deze stof aangetroffen. Voor imidacloprid zijn afspoeling via het erf na boldompeling en drift bij bespuitingen de meest waarschijnlijke emissieroutes. Uit de handhavinggegevens van de waterkwaliteitsbeheerders blijkt een deel van de overtredingen samen te hangen met de erfsituatie. Te denken valt hierbij aan opslag van fust en aan stalling van spuitapparatuur op het verharde erf. Ook vergt voorkoming van emissie van ontsmettingsvloeistof in de drukte van de plantperiode extra aandacht. Een mogelijke oplossing voor dit probleem is het verplaatsen van de ontsmetting van het erf naar de plantmachine. Uit de eerste onderzoeksresultaten van deze methode blijkt dat er mogelijkheden zijn. De volgende stap is de ontwikkeling van een prototype van een plantmachine waarmee ontsmet kan worden. Deze ontwikkeling is het afgelopen jaar niet van de grond gekomen. Uitspoeling naar oppervlaktewater De kans op het uitspoelen van stoffen naar grondwater en, via drains, naar oppervlaktewater is afhankelijk van stofeigenschappen (bindend vermogen aan organische stof in de grond) en van bodemeigenschappen (organische stofgehalte, afstand tot grondwater, profieleigenschappen, e.a.). Uitgebreid veld- en modelonderzoek in de jaren negentig (project Emissies van bestrijdingsmiddelen en nutriënten in de bloembollenteelt ; SC-DLO, HHS Rijnland, LBO) heeft uitgewezen dat uitspoeling van het overgrote deel van de bestrijdingsmiddelen naar grond- en oppervlaktewater niet, incidenteel of slechts in zeer beperkte mate plaatsvindt en niet of slechts zeer incidenteel tot MTR-overschrijding leidt. Slechts enkele stoffen vorm(d)en hierop een uitzondering. Een voorbeeld is aldicarb en omzettingsproducten hiervan. Deze stof, die onder anaërobe omstandigheden wordt afgebroken, kan via uitspoeling in het oppervlaktewater terechtkomen. In het najaar van 24 heeft Alterra op verzoek van de sector geïnventariseerd of er milieuvoordelen zijn van vervanging van aldicarb door oxamyl. Ten aanzien van uitspoeling heeft oxamyl een beter profiel dan aldicarb. Het aantreffen van aldicarb in het oppervlaktewater hangt samen met nog onbekende emissieroute(s). Voor carbendazim is aanvullend onderzoek uitgevoerd, gericht op de vraag of uitspoeling ervan kan optreden wanneer het middel in de late herfst- of wintermaanden over het land wordt uitgereden. Uit dit onderzoek (Absorptie, omzettingssnelheid en transport van carbendazim in twee bloembollengronden, LBO-rapport 122, 21) is gebleken dat er geen risico op uitspoeling bestaan indien het uitrijden gebeurt volgens de richtlijnen, zoals geformuleerd in de Gewasbeschermingsgids (PD, 26). Voor carbendazim is in 24 onderzoek gedaan naar de uitspoeling door drainage. Uit de analyses bleek dat de hoeveelheid carbendazim die uit de drains van de onderzochte percelen stroomt, niet wezenlijk bijdraagt aan de overschrijdingen die in het oppervlaktewater voorkomen. Drift De enige stof in het huidige monitoringsprogramma die via drift in het oppervlaktewater terecht zou kunnen komen is imidacloprid. Gezien het feit dat overschrijding van de norm ook in de zomer plaatsvindt, wanneer de gewasbehandeling uitgevoerd wordt, kan de emissie via drift niet worden uitgesloten. Tegen emissie door middel van drift zijn er in de afgelopen jaren heel veel maatregelen genomen, zoals teeltvrije zones, gebruik van driftarme spuittechnieken etc Conclusies In 26 is de emissie van de vier aandachtstoffen naar het oppervlaktewater licht afgenomen. Dit is veroorzaakt door een lichte afname van zowel het percentage normoverschrijdingen als door een afname van de gemiddelde concentratie carbendazim in het oppervlaktewater 36

37 ondanks een toename van het gebruik. Het aantal meetpunten in de verschillende teeltgebieden is gelijk gebleven. HHS Rijnland heeft geen metingen verricht aan de aandachtstoffen aldicarbsulfoxide en pirimifos-methyl. WS Zuiderzeeland heeft geen metingen verricht aan aldicarbsulfoxide. Het percentage MTR-overschrijdingen van de aandachtstoffen is in de gebieden Noord-Hollands Zandgebied, Bollenstreek De Zuid en Flevoland met 2% tot 4% afgenomen. Het percentage overschrijdingen is in Kennemerland gelijk gebleven en in het Noord- Hollands Kleigebied met 3% toegenomen. De hoogste percentages overschrijdingen worden met 2% in het Noord- Hollands Zandgebied en Flevoland gevonden. Het aantal overschrijdingen van de MTRoppervlaktewater van carbendazim heeft zich na de daling in 25 op datzelfde niveau van 13% weten te handhaven. Voor het tweede opeenvolgende jaar is het laagste percentage overschrijdingen bereikt sinds de start van de voortgangsrapportage. Hetzelfde percentage overschrijdingen is gehaald door een toename van de overschrijdingen in regio s Noord-Hollands Kleigebied en Kennemerland en een afname in de overige regio s. De concentratie carbendazim is gemiddeld iets verder afgenomen. Evenals in 25 ligt de gemiddelde concentratie in alle regio s onder de MTRnorm, ondanks de toename van het gebruik van de afgelopen jaren, dankzij de maatregelen van de kwekers. Het aantal overschrijdingen van de MTRoppervlaktewater van pirimifos-methyl is licht gedaald en bevindt zich op het laagste niveau sinds de start van de voortgangsrapportage. De gemiddelde concentratie in het oppervlaktewater lijkt in het Noord-Hollands Zandgebied wel een stijgende lijn te vertonen. Hoewel er een licht stijgende tendens te zien is in het verbruik van pirimifos-methyl leidt dit niet tot een verhoging van het percentage MTR-overschrijdingen. Voor aldicarbsulfoxide is het aantal overschrijdingen van de MTR gedaald en terecht gekomen op het niveau van de periode De gemiddelde concentratie in het oppervlaktewater neemt sterk toe in het Noord-Hollands Zandgebied. Zelfs zonder één uitzonderlijk hoge meting zou de gemiddelde concentratie daar op het vergelijkbare, verhoogde niveau van 25 zijn uitgekomen. Vanwege gemeten MTR-overschrijdingen van imidacloprid de afgelopen jaren is deze stof voor het eerst in deze Voortgangsrapportage opgenomen. Het percentage overschrijdingen ligt rond de 2% en lijkt een licht stijgende tendens te vertonen. Vooral in de gebieden Flevoland en Noord-Hollands Zandgebied vinden veel overschrijdingen van de MTR-norm plaats met respectievelijk 5 en 42%. De gemiddelde concentratie in het oppervlaktewater vertoont geen daling. De oorzaak van de MTR-overschrijdingen in deze twee gebieden is te verklaren, doordat in deze gebieden veel lelie wordt geteeld, waarin imidacloprid wordt toegepast. Ondanks de daling van het aantal (ad hoc-) MTR-overschrijdingen en/of de concentratie in het oppervlaktewater gedurende de monitoring blijven de aandachtstoffen carbendazim, aldicarbsulfoxide, imidacloprid en in mindere mate pirimifos-methyl als problematisch te kenmerken. 37

38 3.3 Bollenteelt in Drenthe In Drenthe is het areaal bloembollen gestabiliseerd op circa 8 ha. Meer dan 8% van het areaal wordt ingenomen door lelies. De komst van de lelieteelt en de groei ervan gaf onrust in de provincie. Er werden vier problemen ervaren: het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, spoelgrond in relatie tot de aanwezige essen, de onttrekking van grondwater voor beregening en de plaats en aanleg van spoelplaatsen. Er is een Platform Duurzame Bollenteelt opgericht waarin onder andere de provincie, de sector, de milieubeweging, waterschappen en waterleidingbedrijven zitting hebben. Dit platform begeleidt de uitvoering van een plan van aanpak dat door de betrokken groeperingen is opgesteld. Onderdeel van het plan is een stimuleringsproject dat terugdringing van de milieubelasting (uitgedrukt in milieubelastingspunten = m.b.p.) door gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt beoogt. In het kader van dit project zijn in 26 voor de tweede maal proefvelden aangelegd waar de milieubelasting met 25%, 5%, 75% en 9% is gereduceerd vergeleken met 22. Een reductie van de milieubelastingspunten met 5% was niet nadelig voor de bolopbrengst. Een grotere reductie ging ten koste van de bolgroei vooral vanwege een eerdere vuuraantasting. Ook is in 26 weer een inventarisatie gemaakt van de gebruikte middelen en de milieubelasting uitgedrukt in milieubelastingpunten door de Drentse lelieteelt in 26. Doelstelling is om de milieubelasting met 75% tot 9% te verminderen vergeleken met het standaard DLV-advies uit 22. De gegevens zijn aangeleverd door 23 van de 25 telers, goed voor ruim 6 ha. In de inventarisatie van de periode lag het gebruik op ongeveer 12. m.b.p., wat 7% van de standaard is. In 26 werden 4.48 m.b.p. bereikt, een reductie van circa 75%. De vermindering is voor 8% te danken aan de verandering van middelenkeuze en dosering door de praktijk en voor 2% aan een verbeterde formulering van de middelen en herbeoordeling van de milieueffecten door het CTB. De grootste milieuwinst wordt geboekt in de aaltjes- en virusbestrijding. Aan de hand van deze resultaten kan worden geconcludeerd dat het m.b.p.-niveau van de Drentse lelieteelt inmiddels sterk is verbeterd en dat het doel (vermindering van de milieubelasting met tenminste 75%) bij een groot aantal bedrijven is gerealiseerd. Voor de natte grondontsmetting is een apart traject opgesteld, waarin de teelt van Tagetes wordt gestimuleerd ter bestrijding van vrijlevende aaltjes. In totaal hebben in 26 8 bedrijven zich ingeschreven voor de stimuleringsregeling. Uit metingen naar aaltjes in de grond aan het begin van het seizoen en aan het einde, na een teelt met Tagetes, bleek dat zich een enorme afname van de aantallen Pratylenchusaaltjes had voorgedaan, van gemiddeld 57 aaltjes per 15 ml grond naar 25 aaltjes. Ook was er een afname van het aantal Trichodoride-aaltjes. De afname van de aantallen aaltjes overtrof volgens het Hillbrands Laboratorium (HLB) het effect van een gangbare natte grondontsmetting. Er is een algemeen beeld dat spoelwater en spoelgrond van leliekwekers veel gewasbeschermingsmiddelen zouden bevatten. Daarom is op verzoek van de provincie Drenthe in de periode van december 26 tot april 27 bij vier bedrijven onderzoek verricht naar de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen in spoelwater en spoelgrond en de afbraak daarvan. Uit dit onderzoek blijkt dat onderling vergelijken van bedrijven moeilijk is, omdat elk bedrijf zijn eigen werkwijze heeft. In de bemonsterde percelen waar in 26 lelies zijn geteeld, zijn over het algemeen stoffen teruggevonden die gerelateerd kunnen worden aan de lelieteelt. Over het algemeen worden de stoffen die gevonden worden in de leliepercelen, niet teruggevonden in de spoelgrond. De gehalten in de spoelgrond liggen over het algemeen lager dan de detectiegrens. Bij drie van de vier bedrijven kan de spoelgrond worden gekarakteriseerd als licht verontreinigde grond. Bij één bedrijf voldoet de spoelgrond niet aan de normen voor hergebruik voor categorie 1 (licht vervuilde grond). Deze grond mag wel op de eigen percelen worden uitgereden. In het spoelwater zijn stoffen aangetroffen die gebruikt zijn bij de teelt van lelie. De concentratie van deze stoffen in het spoelwater overschrijdt vaak de MTR-normen voor oppervlaktewater. Dit is indicatief, omdat het spoelwater niet geloosd wordt. De gevonden gehalten liggen in het voorjaar, een paar maanden na 38

39 het spoelen, 5 tot 9% lager dan in december. Dit is te verklaren door een snelle afbraak en verdunning door regenwater. Op basis van literatuuronderzoek en de praktijkmetingen kan worden geconcludeerd dat de afbraak van middelen sneller gaat dan in de literatuur wordt aangegeven. Bij bemonstering in maart waren veel stoffen in het spoelbassin niet meer aan te tonen. In het waterschap Velt en Vecht zijn in 26 metingen verricht naar gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater. De plaatsen van monstername betroffen niet specifiek watergangen bij bollenteelt, maar lagen rond waterzuiveringsinstallaties, rondom glastuinbouw en in vaarten en kanalen. In totaal is 15 maal een gewasbeschermingsmiddel aangetroffen waarvan 21 maal boven de MTR-norm. Vooral rond de waterzuiving te Emmen en Hardenberg en bij glastuinbouwgebied Erica zijn overschrijdingen gevonden (16 maal). Van de aandachtstoffen voor de bollenteelt, die ook in andere gewassen worden toegepast, is imidacloprid 9 maal aangetoond waarbij in alle gevallen de MTR-norm werd overschreden. Carbendazim werd 19 maal aangetroffen waarvan éénmaal boven de MTR-norm. Pirimifos-methyl en aldicarbsulfoxide zijn niet aangetroffen. 39

40

41 4 Mineralen 4.1 Gebruik mineralen in de bloembollensector Taakstelling De doelstelling voor het mineralengebruik tot en met 25 was het halen van de verliesnormen zoals die in MINAS werden gehanteerd en waren vastgelegd in de Meststoffenwet. MINAS (MINeralen AangifteSysteem) was een mineralenboekhouding die de mineralenstromen op een bedrijf in beeld bracht. Het doel van MINAS was het terugdringen van mineralenverliezen (fosfaat uit organische mest en stikstof) naar het milieu door de landbouw. In oktober 23 oordeelde het Europese hof van Justitie dat het Nederlandse mestbeleid niet voldeed aan de Europese eisen. Het Ministerie van LNV heeft hierna nieuw mestbeleid ontwikkeld. De nieuwe regels zijn 1 januari 26 in werking getreden. In het nieuwe mestbeleid wordt omgeschakeld van verliesnormen naar gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat per gewas. Er zijn drie soorten gebruiksnormen: voor de hoeveelheid dierlijke mest; voor de totale stikstofbemesting; voor de totale fosfaatbemesting. De gebruiksnorm voor dierlijke mest voor bouwland is 17 kg stikstof per hectare per kalenderjaar, maar wordt tevens gelimiteerd door de gebruiksnorm voor dierlijke mest van 85 kg/ha P2O5. De stikstofgebruiksnorm is een norm per gewas en grondsoort per hectare per kalenderjaar. Op basis van de stikstofgebruiksnormen per gewas en het teeltplan wordt een gebruiksnorm per bedrijf opgesteld. Voor fosfaat is een algemene gebruiksnorm voor grasland en bouwland ontworpen. Een belangrijke wijziging ten opzichte van MINAS is dat fosfaat uit kunstmest vanaf 26 wel meetelt. De verrekening van het gebruik over meerdere jaren komt voor stikstof te vervallen. Voor fosfaat uit dierlijke mest blijft nog wel een verrekening mogelijk, maar slechts over twee jaar. In de nieuwe Meststoffenwet is ook het begrip meststof gewijzigd. Dat betekent dat veel meer mestsoorten, ook die niet onder MINAS vielen, gaan meetellen voor de N- en P-gebruiksnormen. Voor de organische meststoffen wordt uitgegaan van een werkingscoëfficiënt voor stikstof. Dit is een maat voor de stikstof die vrijkomt gedurende het groeiseizoen. In compost wordt 5% van de fosfaat meegeteld met een maximum van 3,5 g per kg droge stof. Verantwoording cijfers In deze Voortgangsrapportage zijn cijfers opgenomen die zijn verkregen via de registratie op basis van een verordening van het PT. De opgave van meststoffen in de registratie is niet meer verplicht sinds de invoering van MINAS. Er zijn drie typen onvolkomenheden in de bemestingscijfers. Hierdoor ligt het gemiddelde gebruik van mineralen in werkelijkheid hoger dan hieronder beschreven. Zo zijn bij de verwerking van de registratie de arealen van telers die geen mestgegevens hebben opgegeven, wel meegeteld in de berekeningen van het gemiddelde gebruik. Van gehuurd voorbemest land wordt over het algemeen de hoeveelheid al opgebrachte mest niet opgegeven. En tenslotte hoefden bepaalde soorten organische mest in de MINAS-boekhouding niet opgegeven te worden. Uit oriënterende berekeningen met de gegevens van 23 en 24, waarbij het gebruik berekend is met alleen arealen van telers die mestgegevens hebben opgegeven, blijkt het gebruik een factor twee te kunnen verschillen. Naast de hierboven genoemde berekening die de afgelopen jaren is uitgevoerd, is er dit jaar ook berekend hoeveel stikstof en fosfaat er is gebruikt via organische of kunstmest op bedrijven die organische mest hebben toegepast. Interpretatie Het totale gebruik van fosfaat is in 26 ten opzichte van 25 gedaald met bijna 1% tot 53 kg/ha P2O5 (figuur 4.1). Het totale gebruik van stikstof is vergeleken met 25 gelijk gebleven op 172 kg N/ha. Hoewel het totale gebruik van fosfaat is afgenomen is het gebruik van fosfaat via organische mest sterk toegenomen van 19 kg in 24 naar 25 kg in 25 en 32 kg/ha P2O5 in 26. De fosfaat gift via kunstmest is in 26 ten opzichte van 25 met 4% 41

42 figuur 4.1 gemiddeld gebruik fosfaat (P 2 O 5 ) en stikstof (N) in de bloembollenteelt Fig. 4.1: gemiddeld gebruik fosfaat (P 2 O 5 ) en stikstof (N) in de bloembollenteelt 25 2 in kg per ha Bron: PT fosfaat stikstof figuur 4.2a gemiddeld gebruik fosfaat (P 2 O 5 ) in de bloembollenteelt per regio Fig 4.2a: gemiddeld gebruik fosfaat (P 2 O 5 ) in de bloembollenteelt per regio in kg per ha Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Overig Nederland figuur 4.2b gemiddeld gebruik fosfaat (P 2 O 5 ) middels organische mest in de Fig. 4.2b: gemiddeld gebruik fosfaat (P 2 O 5 ) middels organische mest in de bloembollenteelt per regio bloembollenteelt per regio in kg per ha Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Overig Nederland figuur 4.2c gemiddeld gebruik fosfaat (P 2 O 5 ) middels kunstmest in de Fig. 4.2c: gemiddeld gebruik fostfaat (P 2 O 5 ) middels kunstmest in de bloembollenteelt per regio bloembollenteelt per regio in kg per ha Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Overig Nederland 42

43 afgenomen tot 2 kg/ha P2O5. Hoewel de totale hoeveelheid stikstof per ha gelijk is gebleven, is er een verschuiving te zien tussen de gift in de vorm van organische mest en die van kunstmest. Er werd 15 kg/ha N meer gegeven als organische mest (toename van 33%) en 15 kg/ha minder als kunstmest, een afname van 12%. De toename van meststoffen gegeven via organische mest is gedeeltelijk te verklaren, doordat onder MINAS de organische meststoffen zwarte grond en paardenmest niet meetelde in de boekhouding. Nu deze meststoffen nog steeds worden gebruikt, maar wel moeten worden opgegeven, worden ze zichtbaar gemaakt. Daarnaast wordt op zandgronden de maximaal toegestane gift met organische mest gegeven om het organische stof gehalte in de grond op peil te houden. Dit jaar is voor het eerst berekend hoeveel mest is gebruikt door alleen de bedrijven én het bijbehorende areaal die werkelijk een opgave van de hoeveelheid mest hebben gedaan. Bij berekening van de hoeveelheid gebruikte mest over alleen de bedrijven die hun mestgebruik hebben opgegeven in 26, is te zien dat zij gemiddeld 181 kg/ha stikstof en 69 kg/ha fosfaat hebben gebruikt. Deze getallen liggen in werkelijkheid lager omdat er geen rekening is gehouden met de werkingscoëfficient. Het stikstof gebruik ligt, zonder rekening te houden met de werkingscoëfficient, 5% boven het totaal gemiddelde zoals hiervoor is genoemd. Van de stikstof werd 92 kg/ha als organische mest gegeven en 89 kg/ha als kunstmest. Het fosfaatgebruik op alleen de bedrijven die hun mestgebruik hebben opgegeven, ligt met 69 kg/ha ruim 3% hoger dan wanneer het gebruik wordt gemiddeld over alle bedrijven. Van de 69 kg/ha is 6 kg/ha als organische mest en 9 kg/ha als kunstmest gegeven. Het gebruik van fosfaat is in 26 in de regio s Noord-Hollands Zandgebied en Flevoland gestegen en in de andere regio s gedaald (figuur 4.2a). In alle regio s, met uitzondering van Overig Nederland nam het gebruik van fosfaat via organische mest toe (figuur 4.2b). Het gebruik van fosfaat in de vorm van kunstmest nam in alle regio s af (figuur 4.2c). In de regio s met alleen zandgronden ( Noord-Hollands Zandgebied, Kennemerland en Bollenstreek De Zuid ) wordt meer fosfaat gegeven via organische mest dan middels kunstmest. Ook in Overige Nederland wordt meer fosfaat in de vorm van organische mest gegeven dan van kunstmest. In Flevoland wordt evenveel fosfaat middels organische mest als via kunstmest gegeven. Alleen in het Noord- Hollands Kleigebied wordt de meeste fosfaat in de vorm van kunstmest gegeven. Er is sinds twee jaren weer een toename van bemesting via organische meststoffen. Dit wordt gedeeltelijk verklaard, doordat nu alle organische meststoffen meetellen, terwijl dat eerder onder MINAS niet het geval was. Het gebruik van stikstof is in drie regio s gestegen en in drie regio s gedaald (figuur 4.3a). In het Noord-Hollands Zandgebied, Kennemerland en Bollenstreek De Zuid steeg het gebruik van stikstof met respectievelijk 15%, 8% en 3%. In de regio s Flevoland, Overig Nederland en Noord- Hollands Kleigebied daalde het gebruik met respectievelijk 11%, 9% en 7%. Er zijn duidelijke verschillen tussen de regio s in het gebruik van organische mest en kunstmest. In alle regio s met uitzondering van Overig Nederland is het gebruik van stikstof via organische mest flink toegenomen (figuur 4.3b). Het gebruik van stikstofkunstmest is in alle regio s gedaald (figuur 4.3c). Conclusies Het gebruik van stikstof is op het hogere niveau van 25 gebleven met 172 kg/ha. Het gebruik van fosfaat is na de toename in 25 licht gedaald tot 53 kg/ha P2O5. Voor zowel stikstof als fosfaat geldt dat er een duidelijke toename heeft plaatsgevonden in het gebruik via organische mest. Deze toename is toe te schrijven aan de aanvoer van deze stikstof en fosfaat middels zwarte grond en paardenmest, welke bij MINAS buiten de boekhouding bleven. Verder is er sprake van toename van gebruik van organische mest wegens het op peil houden van het organische stof gehalte in de (zand-) gronden. In 26 is bijna 1% minder fosfaat gegeven. Het gebruik van fosfaat steeg in de regio s Noord-Hollands Zandgebied en 43

44 figuur 4.3a gemiddeld gebruik stikstof (N) in de bloembollenteelt per regio in kg per ha Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Overig Nederland figuur 4.3b gemiddeld gebruik stikstof (N) middels organische mest in de bloembollenteelt per regio Fig. 4.3b: gemiddeld gebruik stikstof (N) middels organische mest in de bloembollenteelt per regio in kg per ha Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Overig Nederland figuur 4.3c gemiddeld gebruik stikstof (N) middels kunstmest in de bloembollenteelt per regio Fig. 4.3c: gemiddeld gebruik stikstof (N) middels kunstmest in de bloembollenteelt per regio 25 2 in kg per ha Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland Overig Nederland Flevoland en daalde in de andere regio s. In bijna alle regio s nam het gebruik via organische mest toe en in alle regio s nam het gebruik via kunstmest af. In 26 is evenveel stikstof gebruikt als in 25. Het gebruik van stikstof steeg in drie regio s ( Noord-Hollands Zandgebied, Kennemerland en Bollenstreek De Zuid ) en nam in de andere drie regio s af ( Noord-Hollands Kleigebied, Flevoland en Overig Nederland ). In bijna alle regio s nam het gebruik via organische mest toe en in alle regio s nam het gebruik in de vorm van kunstmest af. Bij berekening van de hoeveelheid meststoffen op bedrijven die organische mest hebben gebruikt, bleek de gemiddelde stikstof- en fosfaattoepassing groter te zijn dan het gemiddelde over alle bedrijven. Bedrijven die organische mest toepasten, gebruikten gemiddeld 5% meer stikstof en 3% meer fosfaat dan het gemiddelde over alle bedrijven. Bedacht moet worden dat de cijfers in werkelijkheid lager liggen, omdat alle toegediende hoeveelheden zijn meegerekend zonder rekening te houden met de werkingscoëfficienten. 44

45 4.2 Vermesting oppervlaktewater Taakstelling In de Vierde Nota Waterhuishouding zijn voor fosfor (P) en stikstof (N) normconcentraties vastgesteld die Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) worden genoemd. Dit zijn normen voor het zomerhalfjaar voor eutrofiëringgevoelige wateren. Deze normen zijn richtinggevend voor andere wateren. De normconcentraties voor N en P zijn respectievelijk 2,2 en,15 mg/l. Voor de winterperiode zijn geen normen vastgesteld. In deze rapportage worden alle metingen met genoemde normen vergeleken hoewel dat voor de winterperiode niet relevant is. Verantwoording cijfers De parameters voor de vermesting van het oppervlaktewater zijn de fosfor en de berekende stikstoftotaal concentraties. De in de rapportage opgenomen gegevens zijn aangeleverd door HHNK, HHS Rijnland en WS Zuiderzeeland. De cijfers zijn getoetst aan de MTR s uit de Vierde Nota Waterhuishouding. De gegevens van HHNK (regio s Noord- Hollands Zandgebied, Noord-Hollands Kleigebied en Kennemerland ) over 1996 hebben alleen betrekking op de tweede helft van dat jaar. De gegevens van HHS Rijnland over 22 gaan uitsluitend over de eerste drie maanden van het jaar. In 23 heeft HHS Rijnland maar één meting uitgevoerd op één meetpunt van het monitoringsprogramma van de Voortgangsrapportage. In 24 heeft HHS Rijnland geen metingen aan mineralen gedaan op de meetpunten van het monitoringsprogramma. In 25 en 26 is door HHS Rijnland één meetpunt van het monitoringsprogramma bemonsterd. WS Zuiderzeeland heeft de afgelopen drie jaren ook één meetpunt bemonsterd van het meetnet van de Voortgangsrapportage. Het totale aantal metingen door HHNK is in 26 niet verder gedaald, nadat er de afgelopen jaren minder frequent was bemonsterd. Er vindt geen structurele monitoring van het oppervlaktewater in Noord-Oost Nederland plaats. In Drenthe en omgeving worden sinds een aantal jaren vele hectares met vooral lelies geteeld. Er zijn een aantal argumenten waarom er geen monitoring van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater plaatsvindt. Ten eerste is er in dat gebied niet altijd oppervlaktewater waaruit monsters genomen kunnen worden. In de zomer staan de sloten soms droog. Ten tweede vindt de lelieteelt vrij versnipperd in het gebied plaats. Er kan eigenlijk geen vast meetpunt gekozen worden dat elk jaar representatieve gegevens over de bollenteelt oplevert. Gevonden gehaltes aan N en P zouden ook aan andere gewassen dan bollen toe te schrijven kunnen zijn. figuur 4.4 percentage normoverschrijdingen MTR van metingen fosfaat in oppervlaktewater Fig. 4.4: percentage normoverschrijdingen MTR van metingen fosfor in oppervlaktewater 1,8,6,4,2 1. Noord-Hollands Zandgebied 2. Noord-Hollands Kleigebied 3. Kennemerland 4. Bollenstreek "De Zuid" 5. Flevoland geen meting geen meting Bron Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen Fosfor opp.water Aantal Aantal Aantal metingen Bandbreedte MTR,15 mg/l meetpunten metingen > MTR gemeten concentraties Noord-Hollands Zandgebied ,11-6,7 < Noord-Hollands Kleigebied ,13-2, Kennemerland ,56-, ,94-9, Bollenstreek "De Zuid" Flevoland ,5-1,1 < < < Totaal

46 figuur 4.5 gemiddelde Fig. 4.5: jaarconcentratie Gemiddelde jaarconcentratie fosfaat in het Fosfor oppervlaktewater in het water 7 6 concentratie (P in mg/l) Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland MTR Bron: Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen Interpretatie De nutriëntengehaltes in het oppervlaktewater in gebieden met geconcentreerde bollenteelt worden gedeeltelijk bepaald door emissies uit de bollenteelt. Andere factoren die de gehaltes in het oppervlaktewater beïnvloeden zijn nalevering uit de bodem, atmosferische depositie, emissies uit andere teelten, overstorten, zuiveringsinstallaties en de kwaliteit van het inlaatwater en (in sommige gebieden) kwelwater. In Flevoland betreft dit voornamelijk kwel met een hoog stikstofgehalte. In West- Nederland is het fosfaatgehalte in het kwelwater hoog, plaatselijk meer dan 2 mg/l. Afhankelijk van de kweldruk leveren deze gehalten een fosfaatbelasting in het poldergebied van west Nederland. De bijdrage van de bollenteelt aan de mineralengehalten in het oppervlaktewater is niet bekend en zal van gebied tot gebied variëren afhankelijk van het grondgebruik. Zo bestaat in Bollenstreek De Zuid slechts 4% van het agrarische areaal uit bollenteelt (CBS). Uit recente studies van Alterra (Alterra, rapport 1483, 27) lijken brongerichte maatregelen in de landbouw minder effect op de waterkwaliteit te hebben dan werd verwacht. De historische fosfaatbelasting van de bodem zijn in grote delen van Nederland meer bepalend. 26 In de oude bollenteeltgebieden wordt de MTR van fosfor (,15 mg/l) in bijna alle metingen overschreden (figuur 4.4). In de regio Flevoland is het aantal overschrijdingen na een eerdere afname in 24 en 25, weer toegenomen. De afgelopen drie jaren is hetzelfde meetpunt gebruikt, zodat de afname in 24 en 25 niet alleen aan het meetpunt is toe te schrijven. In het Noord-Hollands Zandgebied ligt het aantal overschrijdingen op een iets hoger niveau dan de afgelopen drie jaar. Net als de vorige jaren werd alleen bij het meetpunt op Texel bij een aantal metingen geen overschrijding van de MTR voor fosfor gemeten. Op het ene meetpunt in Bollenstreek De Zuid werd in elke meting de MTR van fosfor overschreden. In alle bollenteelt regio s met uitzondering van Flevoland daalde de gemiddelde concentratie fosfor in het oppervlaktewater (figuur 4.5). Hoewel de gemiddelde concentratie in Flevoland licht steeg is de fosforconcentratie in Flevoland het laagste van alle bollenteeltgebieden en ligt deze gemiddeld beneden de MTR-norm. In Bollenstreek de Zuid is de gemiddelde jaarconcentratie van fosfor weer gedaald. Ondanks de voortgezette daling blijft de concentratie fosfor in het oppervlaktewater het hoogst van alle bollenteeltgebieden. Overigens is het voor fosfor niet de verwachting dat een vermindering van de mestgiften door het gevoerde mestbeleid tot verbetering van de waterkwaliteit zal leiden, omdat dit mineraal in de bodem opgehoopt is (DLO 1995). Het percentage overschrijdingen van de MTR voor stikstof is in alle regio s gedaald. Gemiddeld was het percentage overschrijdingen 77%, het laagste percentage op 23 46

47 figuur 4.6 percentage normoverschrijdingen Fig. 4.6 : percentage normoverschrijdingen MTR van stikstof MTR voor stikstof in oppervlaktewater in het 1,8,6,4,2 geen meting geen meting 1. Noord-Hollands Zandgebied 2. Noord-Hollands Kleigebied 3. Kennemerland 4. Bollenstreek "De Zuid" 5. Flevoland Bron: Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen Stikstof opp.water Aantal Aantal Aantal metingen Bandbreedte MTR 2,2 mg/l meetpunten metingen > MTR gemeten concentraties Noord-Hollands Zandgebied ,8-8, Noord-Hollands Kleigebied ,4-1, Kennemerland ,3-2, Bollenstreek "De Zuid" ,7-8, Flevoland ,1-19, Totaal na waarin een percentage van 73% werd bereikt. Het percentage overschrijdingen is gedaald ondanks de toename van gebruik de afgelopen twee jaren. Wederom was er geen verband tussen het stikstofgebruik en het percentage MTR-overschrijdingen. De gemiddeld gemeten jaarconcentratie van stikstof is in alle regio s gedaald (figuur 4.7). In Flevoland blijft het gehalte hoog door kwelwater met een hoog ammoniumgehalte. De sterke stijging in 24 is in het verleden verklaard doordat de metingen maar op één meetpunt zijn verricht. Op dit punt werden vroeger altijd al zeer hoge waarden stikstof in het oppervlaktewater gemeten. Echter in 25 en 26 is op hetzelfde punt gemeten waarbij de waarden in 26 gemiddeld duidelijk zijn gedaald. In alle gebieden, met uitzondering van Kennemerland lag de gemiddelde concentratie boven de MTR-norm. Conclusies Na een daling van het aantal metingen in het oppervlaktewater is in 26 het aantal metingen op hetzelfde niveau als 25 gebleven. Het aantal overschrijdingen van de MTR voor fosfor in het oppervlaktewater blijft onverminderd hoog met 92% van de metingen. Daarmee ligt het percentage overschrijdingen op het hoogste niveau sinds 22. Alleen in de regio Flevoland figuur 4.7 gemiddelde Fig. 4.7: jaarconcentratie Gemiddelde jaarconcentratie stikstof in Stikstof het oppervlaktewater in het oppervlaktewater concentratie (mg/l) Noord-Hollands Zandgebied Noord-Hollands Kleigebied Kennemerland Bollenstreek "De Zuid" Flevoland MTR Bron: Unie van Waterschappen Bewerking: Landelijk Milieuoverleg Bloembollen 47

48 ligt het percentage overschrijdingen niet op of net onder 1%, maar op 42%. Hoewel de gemiddeld jaarconcentratie fosfaat in het oppervlaktewater in alle regio s met uitzondering van Flevoland daalde, ligt de gemiddelde concentratie behalve in Flevoland ruim boven de MTR-norm. Ondanks een daling van het gebruik van fosfaat sinds 1996 is deze niet terug te vinden in de gemiddelde jaarconcentratie in het oppervlaktewater conform de wetenschappelijke verwachting. Het percentage overschrijdingen van de MTR voor stikstof is gedaald van 93% naar 77%. Alleen in 23 is een lager percentage bereikt. In alle regio s vonden minder overschrijdingen plaats. De gemiddelde concentratie stikstof in het water daalde in alle regio s ondanks het even hoge gebruik als in 25. In Kennemerland kwam de gemiddelde concentratie onder de MTR-norm terecht. Er is wederom geen verband gevonden tussen het stikstofgebruik en het percentage MTR-overschrijdingen. Andere factoren zijn meer van belang. 4.3 Vermesting grondwater (nitraat) Verantwoording Om een relatie te kunnen leggen tussen de mate van vermesting van het grondwater en de teelt van bloembollen is gekozen om nitraat in het ondiepe grondwater (twee meter onder maaiveld) te monitoren. Alleen het nitraatgehalte wordt gemeten, aangezien hiervoor een taakstelling bestaat van maximaal 5 mg nitraat/l (Europese Nitraatrichtlijn), op basis van de drinkwaternorm. De Europese Nitraatrichtlijn gaat er vanuit dat deze norm moet gelden voor al het water dat een mogelijke bron is voor de drinkwatervoorziening. Voor de normen voor het oppervlaktewater wordt echter uitgegaan van de eutrofiëring. In de Vierde Nota Waterhuishouding is een streefwaarde voor nitraat in het grondwater opgenomen. Deze streefwaarde bedraagt 25 mg nitraat/l. De provincie ZuidHolland is in 1995 begonnen met elke twee jaar metingen te verrichten op circa 2 locaties. Hier wordt een mengsel van vijf peilbuizen bemonsterd. De provincie Noord-Holland is in 1996 gestart met het programma en verricht sinds 1999 alleen metingen in het Noord-Hollands Zandgebied en Kennemerland. Over 26 zijn alleen gegevens van de provincie Noord-Holland ontvangen. Interpretatie In zowel Noord- als in Zuid-Holland zijn in in de drie onderzochte regio s in totaal twee overschrijdingen van de streefwaarde geconstateerd (4 metingen). In 1997 t/m 23 zijn geen overschrijdingen van de taakstelling of streefwaarde gemeten. Wel is in 23 in Bollenstreek De Zuid voor het eerst sinds 1996 weer een overschrijding gemeten van de streefwaarde. In 26 zijn in Noord-Holland vier metingen uitgevoerd en geen overschrijdingen van de streefwaarde gemeten. Tweemaal lag de hoeveelheid nitraat beneden de detectiegrens van,5 mg/l. Eenmaal is,5 en eenmaal is 1. mg/l nitraat aangetroffen. Een jaarlijkse vergelijking is niet mogelijk daar de metingen niet jaarlijks in hetzelfde seizoen worden uitgevoerd. Het meten van nitraat in het freatisch grondwater heeft daarom vooral een signalerende functie. Conclusie In het freatisch grondwater werden de streefwaarden voor nitraat in de onderzoeksperiode slechts een enkele keer overschreden. Er is geen sprake van normoverschrijdende vermesting van het grondwater. 48

49 5 Energie 5Taakstelling In 1998 hebben KAVB, Productschap Tuinbouw, ca. 6 telers, het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, het Ministerie van Economische Zaken en Novem b.v. de Meerjarenafspraak Energie (MJA-e) ondertekend. Deze partijen zijn in de Stuurgroep MJA-e vertegenwoordigd. Doelstellingen van de Meerjarenafspraak zijn: verbetering van de energie-efficiency (de energie per eenheid product) met 22% in de periode en een aandeel duurzame energie in het totale gebruik van 4% in 25. Eind 25 is de MJA-e met een jaar verlengd. De doelstellingen zijn evenredig verhoogd tot respectievelijk een verbetering van de energie-efficiency van 24,2% in de periode en tot een aandeel duurzame energie in het totale gebruik van 4,4% in 26. In 27 is door de partijen een nieuwe MJAe ondertekend voor de periode De doelstellingen voor deze periode zijn een verbetering van de energie-efficiency met 11%. Het aandeel duurzame energie in het totale energiegebruik moet in 211 ten minste 6,4% bedragen. Deze laatste doelstelling is voorlopig en zal op basis van een onderzoek definitief worden vastgesteld. Verantwoording cijfers De gegevens over de periode (figuur 5.1) zijn gebaseerd op de informatie die de deelnemende telers jaarlijks verstrekt hebben over energiegebruik, geteelde gewassen en genomen energiebesparende maatregelen. Het leveren van monitoringsgegevens is geen wettelijke verplichting, wel is het onderdeel van de overeenkomst die de deelnemende bedrijven hebben ondertekend. Het leidt er toe dat een jaarlijks wisselende groep van ca. 7% van de deelnemende deelnemers gegevens levert. Het aantal bedrijven dat deelneemt, is relatief klein. Echter door de grootte van de bedrijven is de representativiteit voor het sectorareaal hoog. De energie-efficiency index (EEI) wordt bepaald door de gebruikte hoeveelheid energie voor de productie van bloembollen in een jaar n te delen door het referentiegebruik van jaar n (figuur 5.1: alle telers). Gezien de wisselende samenstelling van de groep telers is dit geen correct cijfer. Niet alle telers doen elk jaar mee. Bovendien bestaan er grote verschillen tussen telers in specifiek energiegebruik (gebruik per eenheid product). Een reëler beeld van de EEI kan geschetst worden door uit te gaan van de groep die alle jaren heeft meegedaan met de monitoring. Aangezien deze groep elk jaar kleiner wordt en hierdoor minder representatief is voor de bloembollensector, is vanaf 22 een nieuwe groep geïntroduceerd bestaande uit telers van wie maximaal twee opeenvolgende jaren gegevens ontbreken. De ontbrekende gegevens worden volgens een bepaalde procedure aangevuld. De Stuurgroep MJA-e heeft gekozen voor het presenteren van de EEI die bepaald is op basis van de gegevens van de telers van wie maximaal twee opeenvolgende jaren gegevens ontbreken, omdat dan een zuivere vergelijking gemaakt wordt bij een representatieve groep telers. Interpretatie De EEI en het aandeel duurzame energie van de bloembollensector werd bij de groep telers van wie maximaal twee opeenvolgende jaren gegevens ontbreken, bepaald. De energie-efficiency index van de bloembollensector is in 26 met 21,1% verbeterd ten opzichte van 1995, waarmee de EEI op 78,9 uitkomt. De sector heeft hiermee haar doelstelling van verbetering van de energie-efficiency met 24,2% in 26 ten opzichte van 1995 niet gehaald. Ten opzichte van het voorgaande jaar is de EEI 2,1% verslechterd, ofwel met 1,6 punten toegenomen. Een aspect dat voor het achterblijven van de energie-efficiency heeft gezorgd is het feit dat een aantal energie-efficiënte bedrijven in 26 geen opgave heeft gedaan. Indien gekeken wordt naar de ontwikkeling van de energie-efficiency op basis van de huidige samenstelling van deze twee groepen telers dan laat de EEI in 26 wel een verbetering zien ten opzichte van 25 met 3,2%. 49

50 Het aandeel duurzame energie in de bollensector is in 26 uitgekomen op 3,%, waarvan het merendeel bestaat uit ingekochte groene elektriciteit. De sector heeft hierbij haar doelstelling voor 26 van toepassing van 4,4% duurzame energie niet gehaald. Ten opzichte van het voorgaande jaar is het aandeel duurzame energie,8% afgenomen. Deze afname wordt veroorzaakt doordat minder groen stroom is ingekocht uit kostenoogpunt. Het aantal nieuw uitgevoerde energiebesparende maatregelen is in 26 met 16% toegenomen ten opzichte van 25. Het totale aantal uitgevoerde maatregelen zorgde voor een geschatte verbetering van de EEI met 1,9% ten opzichte van 25. Dit is iets minder vergeleken met het voorgaande jaar. Een aantal ontwikkelingen binnen de bollensector hebben een negatief effect op de energie-efficiency. De toenemende mechanisatiegraad, het langer bewaren van de bollen op het bedrijf en meer ventileren vanwege zure bollen zorgen voor een toename van het energieverbruik. Andere mogelijke invloedsfactoren, zoals omvang, schaalgrootte en buitentemperatuur, hebben nauwelijks effect op de energie-efficiency. Onderzoek Energiebesparing In 27 is tijdens het bewaarseizoen onderzoek bij een aantal bloembollenkwekers gestart gefinancierd door overheid en sector met bijdragen vanuit de toeleverende industrie. Doel van het onderzoek is met behulp van de laatste stand van de techniek bollen te bewaren en daarbij energie te besparen. Met behulp van een frequentieregelaar wordt het verbruik van de ventilator beperkt. Ethyleenmetingen moeten er voor zorgen dat er minder geventileerd wordt zonder dat het ten koste gaat van de kwaliteit van de bollen. Conclusies In 26 is de energie-efficiency index verbeterd met 21,1% ten opzichte van Hiermee heeft de sector haar doelstelling dit jaar niet bereikt (beoogd 24,2%). Het aantal nieuw uitgevoerd energiebesparende maatregelen is in 26 gestegen met 16% ten opzichte van het 25. Het aandeel duurzame energie was in 26 3,%. De sector heeft hierbij haar doelstelling voor 26 niet gehaald (beoogd 4,4%). De voornaamste reden hiervoor is dat minder bedrijven groene stroom hebben ingekocht uit kostenoogpunt. Het energiebeleid dat de sector de afgelopen negen jaar heeft gevoerd, is succesvol geweest in de zin dat de energie-efficiency flink is toegenomen. De gewenste efficiency blijft echter nog wel achter op de gestelde doelen. Een aantal ontwikkelingen binnen de sector als toenemende mechanisatie, langer bewaren van bollen voor de verkoop en meer ventileren vanwege zure bollen, hebben een negatieve invloed op de energie-efficiency. figuur 5.1 Ontwikkeling Figuur 5.1: van Ontwikkeling de Energie-Efficiency van de index Index EEI realisatie EEI doelstelling realisatie EE doelstelling

51 6 Wet- en regelgeving 6.1 Wet Milieubeheer/Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer De monitoring beperkt zich tot de nalevingaspecten van de Wet milieubeheer en de AMvB Akkerbouwbedrijven milieubeheer. Verantwoording cijfers Elk jaar worden gemeenten met een groot areaal bloembollen binnen de gemeentegrenzen gevraagd gegevens over de handhaving van de Wet Milieubeheer te leveren. De cijfers in 26 zijn gebaseerd op de gegevens van 1 tot 15 gemeentes in Noord- Holland met een groot areaal bloembollenteelt. In 26 zijn 13 bedrijven gecontroleerd. Dit is aanmerkelijk meer dan de afgelopen jaren. In 25 zijn gegevens van 8 bezochte bedrijven verwerkt. In 24 zijn 45 bedrijven bezocht in twee gemeenten en in 23 zijn 45 bedrijven bezocht in één gemeente. Interpretatie Uitvoering Wet milieubeheer Ondanks dat de meeste bloembollenbedrijven onder de AMvB Akkerbouwbedrijven milieubeheer vallen, zijn er een aantal vergunningsplichtig volgens de Wet milieubeheer. In de Voortgangsrapportage is geconcludeerd dat vrijwel 1% van de vergunningsplichtige bedrijven in bezit is van een adequate vergunning. Omdat het te verwachten is dat hierin geen verandering opgetreden is, zijn over de vergunningverlening in de enquête geen vragen opgenomen. Naleving voorschriften AMvB Akkerbouwbedrijven milieubeheer De gevraagde gegevens hebben zich geconcentreerd op het naleven van voorschriften ten aanzien van voorzieningen. In zes van de 13 gevallen zijn er onvolkomenheden aangetroffen. Dit betrof tweemaal een composthoop zonder vloeistofdichte ondergrond of een vergelijkbare voorziening. In de andere gevallen betrof het het ontbreken van een vloeistofdichte vloer / lekbakken bij de opslag van milieugevaarlijke stoffen (bestrijdingsmiddelen, afgewerkte olie, brandstof). Na een eerste aanschrijvingsbrief zijn de tekortkomingen verholpen. 6.2 Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO) Verantwoording cijfers De in deze paragraaf gepresenteerde gegevens zijn afkomstig van de Unie van Waterschappen en afzonderlijke waterschappen. Voor de meeste gebieden zijn over de handhaving geen kwantitatieve gegevens beschikbaar. Controle en handhaving Bij controle en handhaving van de emissiebeperkende maatregelen is onderscheid gemaakt tussen de drie meest betrokken waterkwaliteitbeheerders HHS Rijnland, HHNK, WS Zuiderzeeland. De controle vindt plaats op basis van: vergunningen die betrekking hebben op de teeltsituatie en het erf (bedrijven in de gespecialiseerde bollenteeltgebieden); de AMvB Open teelt en veehouderij (teeltsituatie buiten de gespecialiseerde bollenteeltgebieden) in combinatie met een vergunning die alleen betrekking heeft op de erfsituatie. Daar de gegevens over de naleving maar voor een beperkt aantal regio s beschikbaar zijn, is een kwantitatieve vergelijking niet mogelijk. HHNK Tijdens een door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gecoördineerde handhavingsactie waaraan de Algemene Inspectiedienst, de Milieudienst regio Alkmaar, Milieudienst West-Friesland en de politie Noord-Holland Noord deelnamen, zijn 49 bloembollenbedrijven gecontroleerd. Bij 134 bedrijven (37%) werden overtredingen geconstateerd. De overige 275 bedrijven (63%) hield zich aan de gecontroleerde wet- en regelgeving. Bij 86 bedrijven kon worden volstaan met een bestuursrechtelijke waarschuwing. Tegen 48 bedrijven is bestuursrechtelijk of strafrechtelijk door middel van een procesverbaal opgetreden. Bij 68 controles was er sprake van een meervoudige overtreding. Het totaal aantal overtredingen betrof 212. De Bestrijdingsmiddelenwet werd 59 keer overtreden, de Wet milieubeheer 94 keer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren 49 keer. 51

52 WS Zuiderzeeland In 26 is door Waterschap Zuiderzeeland een controle uitgevoerd bij 2 spoelbedrijven op de naleving van het Lozingsbesluit openteelt en veehouderij (LOTV). Bij 12 bedrijven (6%) is een overtreding aangetroffen. Bij 3 bedrijven betrof dit een overtreding in relatie met de spoelactiviteit. De overige 9 overtredingen hadden betrekking op de andere aspecten van het LOTV. 6.3 Verordening Productschap Tuinbouw Verordening registratie gewasbeschermingsmiddelen onbedekte teelt In het kader van deze verordening zijn 1.62 telers aangeschreven. Op 1 augustus 27 waren 18 formulieren nog niet ontvangen. Bij 17 bedrijven is de opgave op juistheid gecontroleerd, de zogenaamde 1% controle. Bij 53% van deze bedrijven kwamen de opgegeven gewasbeschermingsmiddelen niet overeen met de gebruikte middelen. De opgegeven middelen klopten niet doordat een verkeer N-nummer was opgegeven (29%), of omdat middelen niet waren opgegeven (24%). In 8% van de gevallen was de gebruikte hoeveelheden middelen reëel. Soms werd meer gebruikt dan opgegeven (12% van de bedrijven, 7,3 liter middel). Verschillen ontstaan soms doordat er geen goede begin en eindvoorraad wordt bijgehouden. Bij 8% van deze bedrijven kwamen de opgegeven meststoffen overeen met de gebruikte meststoffen. In afwijkende gevallen kwam dit omdat men een kunstmeststof was vergeten op te geven, of omdat een dierlijke mest of champignonmest niet was vermeld. De opgegeven hoeveelheden waren in 93% van de gevallen reëel. Er zijn 69 bedrijven gecontroleerd, omdat die geen opgaven hebben gedaan. Ruim 8% van deze bedrijven hield zowel in 26 als in 27 een registratie van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen bij. De overige 2% bestaat onder andere uit inmiddels niet meer bestaande bedrijven of uit bedrijven die niet (meer) tot de doelgroep behoren. Er zijn diverse redenen waarom men de registratie niet heeft teruggestuurd. Veel genoemd zijn: te druk, vergeten, ziek, de zin (PT) er niet van zien. Daarnaast is er toch ook nogal eens verwarring rondom het invullen door contractnemer en contractgever. Door de LTB (paragraaf ) wordt aangegeven dat opgave door contractnemer en contractgever steeds beter gaat. De groep bedrijven die geen opgave doet, heeft daar in sommige gevallen juist wel grote moeite mee. 6.4 Conclusies In 26 zijn aanzienlijk meer controles uitgevoerd ten aanzien van de handhaving van de Wet milieubeheer/amvb Akkerbouwbedrijven milieubeheer. In totaal zijn in Noord-Holland 13 bedrijven gecontroleerd. In zes gevallen (4,6%) zijn overtredingen waargenomen. Dit betrof het ontbreken van vloeistofdichte of vergelijkbare voorzieningen bij composthopen of bij opslag van milieubelastende stoffen. Bij een handhavingsactie in Noord- Holland, gecoördineerd door HHNK, zijn 49 bloembollenbedrijven gecontroleerd. Bij 134 bedrijven (37%) werd een overtreding waargenomen. Dit percentage is vergelijkbaar met dat uit 25 (32%) en 24 (31%). Het aantal procesverbalen daalde van 18% in 25 naar 12% in 26. Bij het WS Zuiderzeeland zijn geen handhavinggegevens van de teeltsituatie bekend. Bij controle van de spoelbedrijven werd bij 6% van de bedrijven een overtreding vastgesteld, in 25 was dit 36%. Bij 15% van de bedrijven betrof het een overtreding met betrekking tot de spoelactiviteit. Voor de controle van de Registratieverordening gewasbeschermingsmiddelen onbedekte teelt is bij 17 bedrijven de juistheid van de opgave gecontroleerd. Bij 53% van de bedrijven bleken de opgegeven gewasbeschermingsmiddelen niet te kloppen. Meestal zijn verkeerde registratienummers van middelen opgegeven een enkele keer zijn middelen niet opgegeven. Van de bedrijven die geen registratie hadden ingeleverd gaf 83% aan dit alsnog te gaan doen. Van de bedrijven die geen opgave hadden gedaan, had ruim 8% een goede registratie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen. 52

53 7 Activiteiten Sector 7Sectorplan In maart 23 sloten de ministeries van LNV, VROM met LTO Nederland, Vewin, Unie van Waterschappen, Stichting Natuur & Milieu, Nefyto en Agrodis een convenant, waarin is afgesproken om tot een duurzame vorm van land- en tuinbouw te komen. De land- en tuinbouw moeten volgens het convenant sectorplannen opstellen en daarop gebaseerde plannen van aanpak. In deze plannen dienen de sectoren aan te geven hoe zij een reductie in de milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen van 95% in 21 ten opzichte van 1998 willen bereiken. In september 23 waren de sectorplannen klaar. In het sectorplan voor bloembollen ligt de nadruk op voorlichting aan ondernemers om nog meer dan in het verleden om te schakelen naar duurzame teelttechnieken. Tevens worden in het sectorplan de knelpunten aangegeven die door onderzoek moeten worden opgelost. Per probleemveld heeft de sector de strategie weergegeven die ze wil hanteren om deze knelpunten op te lossen. Met de Nationale Milieu-indicator (NMI) zal in 21 worden bekeken of er daadwerkelijk een reductie van de milieubelasting is bereikt van 95%. In september 27 is een Sectorplan Gewasbescherming Bloembollen 27 verschenen. Daarin is aangegeven dat de bloembollensector goed scoort in de tussenevaluatie van de Nota Duurzame Gewasbescherming van Milieu en Natuurplanbureau (MNP). Het MNP berekende voor de bloembollensector een vermindering van de milieubelasting naar het oppervlaktewater (drift en erfafspoeling) van 93% in 25 ten opzichte van In het sectorplan worden concrete acties genoemd om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen en/of milieubelasting door deze middelen te verlagen. Als speerpunten voor 27 worden genoemd voorlichting rondom gebruik pirimifos-methyl, onderzoek naar ontsmetting op de plantmachine en door het Platform Duurzame Bollenteelt (Drenthe) wordt het gebruik van de tussenteelt van Tagetes gestimuleerd als vervanging voor grondontsmetting, indien vrijlevende aaltjes moeten worden bestreden. Daarnaast worden diverse knelpunten benoemd met bijbehorende acties zoals informatie-uitwisseling of onderzoek om deze knelpunten op te lossen. In 26 is de realiteitswaarde van de uitkomsten van de Nationale Milieu-indicator onderzocht in het Noord-Hollands Zandgebied (Alterra rapport 1517, 27). De belangrijkste conclusie is dat de NMI een goede beschrijving geeft van de emissies naar het oppervlaktewater, wanneer deze regionaal worden getoetst aan meetgegevens. Op regionale schaal is gemiddeld 7% van de stoffen met de grootste berekende emissie tevens aangetoond in het oppervlaktewater. De NMI voorspelt laterale uitspoeling beter dan emissie via drift. Hoewel pirimifos-methyl wel gevonden wordt in het oppervlaktewater heeft de NMI geen rekenregels voor de emissie van dit middel vanuit de bewaarruimten. Het is gewenst om ook daarvoor rekenregels in de NMI op te nemen. De NMI uitgevoerd op regionaal niveau lijkt beter dan uitgevoerd op landelijk niveau, al zijn de verschillen klein. KAVB Milieuplatform Het Milieuplatform Bloembollensector is een landelijk overlegorgaan van vertegenwoordigers uit de sector. Doel van het platform is een sectorbrede afstemming te bereiken over beleid dat moet leiden tot een meer milieuverantwoorde teelt en verwerking van bloembollen. De belangrijkste activiteiten van het Milieuplatform zijn: kennis- en informatievoorziening aan bloembollenbedrijven en overleg in onder meer het Landelijk Milieuoverleg Bloembollen met overheden en andere partijen over mogelijke oplossingen voor specifieke milieuproblemen. In voorkomende gevallen kan dit leiden tot opdrachten voor het uitvoeren van projecten door onderzoek en voorlichting. Het Milieuplatform en de productgroepen van de KAVB zijn betrokken bij de advisering en de financiering van onderzoek naar duurzame bemesting en gewasbescherming. Tevens neemt de KAVB deel aan het project Praktijknetwerk Telen met Toekomst. Het Milieuplatform stuurt ongeveer zesmaal per jaar een nieuwsbrief aan alle bedrijven in de bloembollensector. In deze brief wordt 53

54 onder andere aandacht besteedt aan duurzame gewasbescherming. In de nieuwsbrieven van 26 was aandacht voor het veranderde meststoffenbeleid, het pakket voor bloembollen toegelaten middelen, informatie over driftarme spuitdoppen en een oproep tot zorgvuldig gebruik van de middelen aldicarb en pirimifos-methyl. PrimaBol In 22 is de KAVB gestart met het project Registratie & Certificering in de bloembollensector. In dit project heeft de KAVB samengewerkt met softwarebedrijven en organisaties die gegevens van bollentelers vragen, om de verplichte registraties en rapportages beter op elkaar af te stemmen. Dit project heeft geleid tot de invoering van het certificatieschema s PrimaBol Basis en PrimaBol Plus per 1 januari 24. Zowel PrimaBol Basis als PrimaBol Plus voldoen aan de eisen van het HHNK en het PT aan milieuregistraties. Door deelname aan PrimaBol zijn de bedrijven die in hun Wvovergunning een bemonsteringsplicht hebben staan, vrijgesteld van het meten aan de drains door HHNK. Ook worden de deelnemende bedrijven niet nog eens gecontroleerd op de juistheid van hun registratie van gewasbeschermingsmiddelen door het PT. Eind 26 werd een pilotproject beëindigd waarin het Ministerie van LNV beziet of controle bij PrimaBol-bedrijven nog verder beperkt kan worden door controle op controle in te voeren. Het project is goed verlopen en er is een positief advies om toezicht te gaan houden op de controle. Bij deelname aan het pakket PrimaBol Basis voldoet de ondernemer aan de (wettelijk) verplichte registraties van het gebruik van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen, van het areaal bloembollen voor keuringsaangifte en, voor deelnemers aan de Meerjarenafspraak energie, van het energiegebruik. Eenmaal per 3 jaar voert ECAS een controle op deze registratie uit. PrimaBol Plus bevat de verplichte registraties maar stelt ook een aantal aanvullende eisen op het gebied van bijvoorbeeld productkwaliteit en arbeidsomstandigheden. Voor PrimaBol Plus heeft EurepGAP model gestaan; zo kan de aansluiting met de supermarkteisen snel gemaakt worden. De controle voor dit pakket wordt eenmaal per 2 jaar uitgevoerd. Door gebruik te maken van softwarepakketten kan relatief eenvoudig worden gerapporteerd aan instanties die gegevens willen hebben. Het aantal deelnemers aan PrimaBol was 19 per oktober 26 en is in 27 stabiel gebleven. KAVB en MPS onderschrijven het belang van certificering en zijn vanwege de stagnatie van de groei van het aantal deelnemers een gezamenlijke werkgroep gestart om te onderzoeken hoe drempels om mee te doen aan certificering verlaagd kunnen worden. Onderzoek Vanuit geld bijeengebracht via een vakheffing door het Productschap Tuinbouw wordt op verzoek van bollenkwekers en broeiers onderzoek uitgevoerd. De onderwerpen op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen worden in bijlage 5 en 6 weergegeven. 54

55 Bijlage 1: Samenstelling Bestuurlijk Overleg, Ambtelijk Overleg en Werkgroepen per 1 januari 27 1Bestuurlijk Overleg: H. Soorsma (voorzitter) Ministerie van LNV, Directie Regionale Zaken West S.B.C. Melis Provincie Noord-Holland H. Hoving Ministerie van VROM C.A.M. Baltus Ministerie van V & W (Rijkswaterstaat Waterdienst) J.H.M. Bond Deelnemende provincies (Provincie Noord-Holland) C. Mantel Unie van Waterschappen (HHNK) M.A.W. Rosendal Unie van Waterschappen (HHS Rijnland) F.T.S. van der Laan Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) N. Veldkamp VEWIN (Waterleidingmaatschappij Drenthe) J.J.J. Langeslag KAVB M.C.J. Zandwijk Milieuplatform/KAVB H. Westerhof Anthos J. van Aartrijk KAVB A.G.A. van Beek Milieuplatform/KAVB Ambtelijk Overleg: S.B.C. Melis (voorzitter) Provincie Noord-Holland A.G.A. van Beek (secretaris) Milieuplatform/KAVB F.H.C. van Houts Milieuplatform/KAVB vacature Provincie Zuid-Holland H. A. Booij Provincie Drenthe H. Bouman Unie van Waterschappen (HHNK) H. de Lang Unie van Waterschappen (Waterschap Velt en Vecht) M. de Jonge Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) I.J. Basting Ministerie van LNV vacature VEWIN Werkgroep Monitoring: vacature (voorzitter) Provincie Zuid-Holland A.G.A. van Beek (secretaris) Milieuplatform/KAVB C. Dekker Unie van Waterschappen (WS Zuiderzeeland) F.H.C. van Houts Milieuplatform/KAVB H.A.E. de Werd PPO Sector Bloembollen R. van der Helm Unie van Waterschappen (HHNK) J. van Rooden Unie van Waterschappen (HHS Rijnland) C.A.M. Baltus Ministerie van V & W (Rijkswaterstaat Waterdienst) L. Reiniers Provincie Noord-Holland Werkgroep Gevaar, Schade, Hinder/Reststoffen: P.K. Wildschut (voorzitter) VNG (Gewest Kop van Noord-Holland) F.H.C. van Houts (secretaris) Milieuplatform/KAVB I.J. Basting Ministerie van LNV, Directie Regionale zaken West C.A.M. Baltus Ministerie van V & W (Rijkswaterstaat Waterdienst) H. Bouman Unie van Waterschappen (HHNK) L. Reiniers Provincie Noord-Holland 55

56

57 Bijlage 2: Lijst gebruikte afkortingen 2AMvB Algemene Maatregel van Bestuur BKD Bloembollenkeuringsdienst CBS Centraal Bureau voor de Statistiek CLM Centrum voor Landbouw en Milieu ECAS Europese Certificatie-instelling voor de Agrarische sector EEI Energie-efficiency Index EZ (Ministerie van) Economische Zaken HHNK Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier HS Heemraadschap HHS Hoogheemraadschap INS Integrale Normstelling Stoffen IPO Interprovinciaal Overleg KAVB Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur LBO Laboratorium voor Bloembollenonderzoek LTO Nederland Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland LNV (Ministerie van) Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit LEI Landbouw Economisch Instituut LOTV Lozingenbesluit Open-teelt en Veehouderij MINAS Minerale Aangiftesysteem MITC methyl-isocyanaat MJA-e Meerjarenafspraak Energie MPS Milieu Programma Sierteelt MTR Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau NEFYTO Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie PD Plantenziektenkundige Dienst PPO Praktijkonderzoek Plant en Omgeving PT Productschap Tuinbouw RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIZA Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling VEWIN Vereniging van Waterbedrijven in Nederland VGR Voortgangsrapportage VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten VROM (Ministerie van) Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer V&W (Ministerie van) Verkeer & Waterstaat Wm Wet milieubeheer WMD Waterleidingmaatschappij Drenthe WS Waterschap Wvo Wet verontreiniging oppervlaktewateren 57

58

59 Bijlage 3: Gebiedsindeling bloembollen 3Bollenteeltgebied Landbouwgebieden Gemeenten 1. Noord-Hollands zandgebied Texel en Land van Zijpe Anna Paulowna, Den Helder, Texel, Zijpe 2. Noord-Hollands kleigebied Wieringen/Wieringermeer Wieringen, Wieringermeer West-Friesland en omgeving Andijk, Enkhuizen, Harenkarspel, Heerhugowaard, Hoorn, Niedorp, Langedijk, Medemblik, Obdam, Opmeer, Schagen, Venhuizen, Wervershoof, Wognum, Drechterland, Noorder-Koggenland, Stedebroeck, Wester-Koggenland Waterland/Droogmakerijen Akersloot, Amsterdam (zwz), Graft-de Rijp, Beemster, Edam-Volendam, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Uitgeest, Schermer, Zeevang, Zaanstad, Waterland, Wormerland 3. Kennemerland Kennemerland Bergen, Alkmaar, Bennebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Castricum, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Heiloo, Limmen, Velsen, Zandvoort 4. Bollenstreek De Zuid Haarlemmermeer Haarlemmermeer Westelijk Rijnland Bollenstreek Ter Aar, Alkemade, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam, Voorburg, Voorschoten, Warmond, Zoetermeer, Zoeterwoude, Jacobswoude, Liemeer Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oestgeest, Rijnsburg, Sassenheim, Valkenburg, Voorhout, Wassenaar 5. Flevoland Noordoostelijke polder Noordoostpolder, Urk Zuidelijke IJsselmeerpolders Almere, Zeewolde, Dronten, Lelystad 59

60

61 Bijlage 4: Meetpunten Meetpunten Flevoland Meetpunten Noord-Holland Meetpunten Bollenstreek 61

voortgangsrapportage landelijk landelijk milieuoverleg milieuoverleg bloembollen bloembollen

voortgangsrapportage landelijk landelijk milieuoverleg milieuoverleg bloembollen bloembollen voortgangsrapportage voortgangsrapportage landelijk landelijk milieuoverleg milieuoverleg bloembollen bloembollen 2008-2009 2010 Hillegom, Landelijk Milieuoverleg Bloembollen Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

landelijk milieuoverleg bloembollen

landelijk milieuoverleg bloembollen voortgangsrapportage voortgangsrapportage landelijk landelijk milieuoverleg milieuoverleg bloembollen bloembollen 27-28 29 Hillegom, Landelijk Milieuoverleg Bloembollen Alle rechten voorbehouden. Niets

Nadere informatie

voortgangsrapportag landelijk bloembollen milieuoverleg voortgangsrapportage landelijk milieuoverleg bloembollen

voortgangsrapportag landelijk bloembollen milieuoverleg voortgangsrapportage landelijk milieuoverleg bloembollen voortgangsrapportag landelijk voortgangsrapportage landelijk milieuoverleg milieuoverleg bloembollen bloembollen 21-211 voortgangsrapportage voortgangsrapportage landelijk landelijk milieuoverleg milieuoverleg

Nadere informatie

Oppervlak en concentratie bloembollenteelt en boomteelt,

Oppervlak en concentratie bloembollenteelt en boomteelt, Oppervlak en concentratie bloembollenteelt en boomteelt, 2003-2006 Indicator 8 december 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. De notitie is als volgt ingedeeld: 1. Samenvatting.

Nadere informatie

Ontwikkeling leerlingaantallen

Ontwikkeling leerlingaantallen Ontwikkeling leerlingaantallen Elk jaar wordt op 1 oktober het leerlingaantal van elke basisschool geregistreerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (). Op basis van deze leerlingtelling wordt de bekostiging

Nadere informatie

Report 1695.N.17. Mestbewerking en Waterkwaliteit. een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas.

Report 1695.N.17. Mestbewerking en Waterkwaliteit. een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas. Report 1695.N.17 Mestbewerking en Waterkwaliteit een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas de samenvatting Rapport 1695.N.17 Mestbewerking en Waterkwaliteit Een case studie voor waterschap

Nadere informatie

Interactie tussen stikstofgift en Fusariumaantasting bij Fritillaria imperialis. Auteur(s): E.A.C. Vlaming-Kroon en A.M. van Dam

Interactie tussen stikstofgift en Fusariumaantasting bij Fritillaria imperialis. Auteur(s): E.A.C. Vlaming-Kroon en A.M. van Dam Interactie tussen stikstofgift en Fusariumaantasting bij Fritillaria imperialis. Auteur(s): E.A.C. Vlaming-Kroon en A.M. van Dam Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen PPO nr. 3376 augustus

Nadere informatie

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen 2009-2013 1 (index: 2009 = 100) 2014-2019 (index: 2014 = 100)

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen 2009-2013 1 (index: 2009 = 100) 2014-2019 (index: 2014 = 100) Het aantal leerlingen in het basisonderwijs is tussen 2010 en 2014 gedaald. In de provincie Limburg nam het aantal leerlingen in deze periode het sterkst af. In het voortgezet onderwijs is het aantal leerlingen

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004. 1 In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt over de periode vanaf 1 januari tot 1 juli 2004.

Nadere informatie

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100) Het aantal leerlingen in het basisonderwijs is tussen 2011 en 2015 gedaald. In de provincie Limburg nam het aantal leerlingen in deze periode het sterkst af. In het voortgezet onderwijs is het aantal leerlingen

Nadere informatie

Energieverbruik in de bloembollensector

Energieverbruik in de bloembollensector Energieverbruik in de bloembollensector Multiple Regressie Analyse Monitoring Data 1995-2006 Jeroen Wildschut Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector bloembollen februari 2008 PPO nr.3236045300

Nadere informatie

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas,

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas, Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas, 2012-2016 Indicator 16 January 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt over de jaren 2002 en 2003. De notitie is als

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt In deze notitie wordt een beeld geschetst van de recente ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. De notitie is als volgt ingedeeld: 1. Samenvatting 2. Achtergrond

Nadere informatie

Persbericht. Werkloosheid in alle provincies gedaald

Persbericht. Werkloosheid in alle provincies gedaald Persbericht PB99-191 28 juli 1999 9.30 uur Werkloosheid in alle provincies gedaald De gunstige ontwikkeling op de arbeidsmarkt in 1998 leidde in alle provincies tot een daling van de werkloosheid en een

Nadere informatie

Factsheet Groenvoederdrogerijen 2016

Factsheet Groenvoederdrogerijen 2016 Factsheet Groenvoederdrogerijen 2016 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2015 Colland Bestuursbureau, 28 oktober 2016 1609-0455 Pagina 2 33 Inhoudsopgave

Nadere informatie

LMM e-nieuws 12. Inhoud. Inleiding. Geen seizoenseffecten op nitraat- en anorganisch fosforconcentraties in het grondwater.

LMM e-nieuws 12. Inhoud. Inleiding. Geen seizoenseffecten op nitraat- en anorganisch fosforconcentraties in het grondwater. LMM e-nieuws 12 April 2010 Heruitgave november 2017 Inhoud Inleiding Geen seizoenseffecten op nitraat- en anorganisch fosforconcentraties in het grondwater - Eke Buis, RIVM Evaluatie van het LMM-programma

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Arbeidsmarkt: verschil tussen Utrecht en Noorden van het land blijft groot

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Arbeidsmarkt: verschil tussen Utrecht en Noorden van het land blijft groot Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB00-145 29 juni 2000 9.30 uur Arbeidsmarkt: verschil tussen Utrecht en Noorden van het land blijft groot Door de gunstige ontwikkeling op de arbeidsmarkt

Nadere informatie

Factsheet Open teelten Landbouw Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Factsheet Open teelten Landbouw Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 Factsheet Open teelten Landbouw 2014 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 Colland Bestuursbureau, 14 oktober 2014 Pagina 2 27 Inhoudsopgave Toelichting

Nadere informatie

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018 Graydon Kwartaal monitor 1 Voorwoord Inhoud De economie zit duidelijk in de lift. Na eerdere positieve berichten over de groeiende omvang van het Nederlandse bedrijfsleven, blijkt ook uit deze Graydon

Nadere informatie

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink Voortgezet diagnostisch onderzoek naar een betere beheersing van een aantasting door de schimmel Colletotrichum acutatum bij de bollenteelt van tulpen cv. Giuseppe Verdi Voortgezet diagnostisch onderzoek

Nadere informatie

Factsheet Groothandel in Bloembollen 2016

Factsheet Groothandel in Bloembollen 2016 Factsheet Groothandel in Bloembollen 2016 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2015 Colland Bestuursbureau, 28 oktober 2016 1609-0229 Pagina 2 33 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt In deze notitie wordt een beeld geschetst van de recente ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. De notitie is als volgt ingedeeld: 1. Samenvatting 2. Achtergrond

Nadere informatie

Factsheet Open Teelten Bloembollen 2016

Factsheet Open Teelten Bloembollen 2016 Factsheet Open Teelten Bloembollen 2016 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2015 Colland Bestuursbureau, 1 december 2016 1610-0864 Pagina 2 33 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Factsheet Groothandel in Bloembollen Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt

Factsheet Groothandel in Bloembollen Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt Factsheet Groothandel in Bloembollen 2013 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt Colland Bestuursbureau, 5 februari 2014 Pagina 2 26 Inhoudsopgave Toelichting

Nadere informatie

Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector,

Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector, Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector, 1995-2012 Indicator 30 juni 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere

Nadere informatie

Factsheet Varkensverbetering 2016

Factsheet Varkensverbetering 2016 Factsheet Varkensverbetering 2016 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2015 Colland Bestuursbureau, 26 oktober 2016 1609-0530 Pagina 2 33 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Regelgeving effluent en restmateriaal uit biobedden. H.A.E. de Werd

Regelgeving effluent en restmateriaal uit biobedden. H.A.E. de Werd Regelgeving effluent en restmateriaal uit biobedden H.A.E. de Werd Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit PPO nr. 3261074007_3 december 2007 2007 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Aantal werklozen in december toegenomen

Aantal werklozen in december toegenomen Persbericht Pb15-002 22-01-2015 09.30 uur Aantal werklozen in december toegenomen - In de afgelopen drie maanden meer mensen op de arbeidsmarkt - Jeugdwerkloosheid vrijwel onveranderd - Aantal WW-uitkeringen

Nadere informatie

Factsheet Groothandel in Bloembollen Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Factsheet Groothandel in Bloembollen Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 Factsheet Groothandel in Bloembollen 2014 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 Colland Bestuursbureau, 31 oktober 2014 Pagina 2 27 Inhoudsopgave Toelichting

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2005.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2005. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2005. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt over de jaren 2003 en 2004. De notitie is als

Nadere informatie

Mechanische en andere niet-chemische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector en gewas,

Mechanische en andere niet-chemische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector en gewas, Mechanische en andere niet-chemische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector en gewas, 2012-2016 Indicator 16 januari 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele

Nadere informatie

Factsheet Loonwerk Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Factsheet Loonwerk Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 Factsheet Loonwerk 2014 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 Colland Bestuursbureau, 29 oktober 2014 Pagina 2 27 Inhoudsopgave Toelichting 3 Samenvatting

Nadere informatie

Graydon Kwartaalmonitor Q1 2019

Graydon Kwartaalmonitor Q1 2019 Graydon Kwartaal monitor 1 Voorwoord Inhoud Nu het eerste kwartaal van 219 achter ons ligt, kunnen we de balans opmaken over de Nederlandse bedrijvigheid over deze periode. De cijfers stemmen nog steeds

Nadere informatie

Afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen,

Afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen, Indicator 6 november 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen

Nadere informatie

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2015 Indicator 5 december 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Milieukeur. Keurmerk voor duurzamere bloembollen Stefanie de Kool, SMK

Milieukeur. Keurmerk voor duurzamere bloembollen Stefanie de Kool, SMK Milieukeur Keurmerk voor duurzamere bloembollen 18-2-2016 Stefanie de Kool, SMK Inhoud Uitleg Milieukeur Criteria in het certificatieschema Betrokken instanties Certificering voor producenten en handelsbedrijven

Nadere informatie

Milieukeur. Keurmerk voor duurzamere bloembollen. Informatiebijeenkomst Bollenteeelt 29-09-2015 Stefanie de Kool, SMK

Milieukeur. Keurmerk voor duurzamere bloembollen. Informatiebijeenkomst Bollenteeelt 29-09-2015 Stefanie de Kool, SMK Milieukeur Keurmerk voor duurzamere bloembollen Informatiebijeenkomst Bollenteeelt 29-09-2015 Stefanie de Kool, SMK Programma Uitleg Milieukeur Criteria in het certificatieschema Betrokken instanties Certificering

Nadere informatie

Landbouwkundige en milieukundige trends ruwvoerteelt. Gerard Velthof, Wageningen Research. Inhoud. Welke maatregelen zijn reeds genomen?

Landbouwkundige en milieukundige trends ruwvoerteelt. Gerard Velthof, Wageningen Research. Inhoud. Welke maatregelen zijn reeds genomen? Landbouwkundige en milieukundige trends ruwvoerteelt Gerard Velthof, Wageningen Research Inhoud Welke maatregelen zijn reeds genomen? Landbouwkundige trends Bemesting, opbrengsten en overschotten Bodemvruchtbaarheid

Nadere informatie

Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per gewas,

Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per gewas, Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per gewas, 1995-2012 Indicator 30 juni 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown Voortgezet diagnostisch onderzoek 2012 Peter Vink, Peter Vreeburg en Paul van Leeuwen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen

Nadere informatie

Behoud meerjarig proefveld organische bemesting

Behoud meerjarig proefveld organische bemesting Behoud meerjarig proefveld organische bemesting Instandhouding meerjarig proefveld organische bemesting hyacint voor toekomstig onderzoek naar organische bemesting op duinzandgrond Peter Vreeburg Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Werkloosheid in juli verder gedaald

Werkloosheid in juli verder gedaald Persbericht PB14-051 21 augustus 2014 9:30 uur Werkloosheid in juli verder gedaald - De laatste maanden meer mensen aan het werk - Beroepsbevolking 100 duizend kleiner dan een jaar geleden - Aantal WW-uitkeringen

Nadere informatie

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters Dit document bevat de volgende gegevens: Een overzicht van de burgemeesters naar politieke partij in de periode 1998-2016. Een overzicht van het aandeel vrouwelijke

Nadere informatie

Factsheet Bos en Natuur Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt 2013

Factsheet Bos en Natuur Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt 2013 Factsheet Bos en Natuur 2014 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt 2013 Colland Bestuursbureau, 8 december 2014 Pagina 2 27 Inhoudsopgave Toelichting 3 Samenvatting

Nadere informatie

pagina 1 18 aan Sectorcommissie Paddenstoelen onderwerp Factsheet Paddenstoelen 2010 Documentnummer N datum 21 februari 2012

pagina 1 18 aan Sectorcommissie Paddenstoelen onderwerp Factsheet Paddenstoelen 2010 Documentnummer N datum 21 februari 2012 pagina 1 18 aan Sectorcommissie Paddenstoelen onderwerp Factsheet Paddenstoelen 2010 Documentnummer 20120140N van Daniella van der Veen datum 21 februari 2012 Inleiding Het Colland Bestuursbureau voert

Nadere informatie

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal Graydon kwartaal monitor Kwartaal 1 1 Inhoud Inleiding 3 Persbericht 4 Per branche Overzicht Q3 216, Q4 216 en Q1 6 Starters per branche 7 Faillissementen per branche 8 Opheffingen per branche 9 Netto-groei

Nadere informatie

Bijlage 6 Model voor de rapportage, behorend bij artikel 3.73. Jaarlijks voor 1 mei inleveren, lees voor invullen eerst de toelichting.

Bijlage 6 Model voor de rapportage, behorend bij artikel 3.73. Jaarlijks voor 1 mei inleveren, lees voor invullen eerst de toelichting. BIJLAGE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL J, VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU VAN (6.0.202), NR. IENM/BSK-202/7597, TOT WIJZIGING VAN DE REGELING ALGEMENE REGELS VOOR INRICHTINGEN

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. De notitie is als volgt ingedeeld: 1. Samenvatting 2. Achtergrond

Nadere informatie

Teelt van lelies in goten in de grond in Drenthe, 2012

Teelt van lelies in goten in de grond in Drenthe, 2012 Teelt van lelies in goten in de grond in Drenthe, 2012 Casper Slootweg Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit Februari 2013 Programma

Nadere informatie

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Resultaten WAHYD Hoe zit het in elkaar: afkijken bij Noord-Brabant In het onderzoeksproject WAHYD (Waterkwaliteit op basis van Afkomst en HYDrologische systeemanalyse)

Nadere informatie

Factsheet Glastuinbouw 2016

Factsheet Glastuinbouw 2016 Factsheet Glastuinbouw 2016 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2015 Colland Bestuursbureau, 25 oktober 2016 1608-1060 Pagina 2 33 Inhoudsopgave Toelichting

Nadere informatie

Werkloosheid daalt opnieuw

Werkloosheid daalt opnieuw Persbericht PB14-044 17 juli 9.30 uur Werkloosheid daalt opnieuw - Werkloosheid in juni voor de tweede maand op rij gedaald - Meer mensen hebben een betaalde baan - Aantal WW-uitkeringen blijft dalen -

Nadere informatie

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar Ontwikkeling van de WW in de periode 21 24 Ton Ferber Tussen eind 21 en eind 24 is het aantal WW-uitkeringen bijna verdubbeld. Vooral het aantal uitkeringen aan mannen jonger dan 45 is sterk gestegen.

Nadere informatie

Factsheet Open Teelten Landbouw 2016

Factsheet Open Teelten Landbouw 2016 Factsheet Open Teelten Landbouw 2016 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2015 Colland Bestuursbureau, 1 december 2016 1610-0865 Pagina 2 33 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2018 Indicator 12 juni 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Financiering in het MKB

Financiering in het MKB M201004 Financiering in het MKB Onderzoek naar de financieringsbehoefte per provincie Johan Snoei Abdelfatah Ichou Zoetermeer, maart 2010 Financiering in het MKB Financieringsbehoefte in het MKB verschilt

Nadere informatie

Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen

Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen DLV Plant Postbus 7001 6700 CA Wageningen Agro Business Park 65 6708 PV Wageningen T 0317 49 15 78 F 0317 46 04 00 In opdracht van: Begeleidende groep

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2001

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2001 Dienst Landelijk Gebied Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2001 Inleiding. In deze notitie wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de agrarische grondprijzen

Nadere informatie

Concentratie gewasbeschermingsmiddelen na verhitting dompelbad bloembollen. Annette Bulle, Arie van der Lans en Hans van Aanholt

Concentratie gewasbeschermingsmiddelen na verhitting dompelbad bloembollen. Annette Bulle, Arie van der Lans en Hans van Aanholt Concentratie gewasbeschermingsmiddelen na verhitting dompel bloembollen Annette Bulle, Arie van der Lans en Hans van Aanholt Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit

Nadere informatie

Koopsom per maand, Nederland 2012-2013

Koopsom per maand, Nederland 2012-2013 Persbericht Woningmarktcijfers.nl, Heerlen 21-01-2014 Nederlandse woningmarkt stabiel in tweede halfjaar 2013 De gemiddelde koopsom van de door het Kadaster geregistreerde woningtransacties kwam in december

Nadere informatie

Rapportage benchmark ziekteverzuim SW-sector, 2007

Rapportage benchmark ziekteverzuim SW-sector, 2007 Rapportage benchmark ziekteverzuim SW-sector, 2007 24-06-2008, Bussum Etienne Lemmens, Orbis Inleiding Vergelijking Respons Regionale spreiding In de CAO voor de sector SW is opgenomen dat de verzuimbenchmark,

Nadere informatie

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten belasting oppervlaktewater (1995=100) 120 100 80 60 40 P landbouw N landbouw N huishoudens P huishoudens CZV huishoudens N

Nadere informatie

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...

Nadere informatie

Factsheet Open Teelten Boomkwekerij 2016

Factsheet Open Teelten Boomkwekerij 2016 Factsheet Open Teelten Boomkwekerij 2016 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2015 Colland Bestuursbureau, 1 december 2016 1610-0863 Pagina 2 33 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder gestegen. Meer mannen én vrouwen werkloos. Aantal jonge werkzoekenden toegenomen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder gestegen. Meer mannen én vrouwen werkloos. Aantal jonge werkzoekenden toegenomen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB11-066 20 oktober 2011 9.30 uur www.cbs.nl Werkloosheid verder gestegen Sterke stijging werkloosheid in derde kwartaal 2011 Toename zowel bij mannen als

Nadere informatie

Factsheet Paddenstoelen 2016

Factsheet Paddenstoelen 2016 Factsheet Paddenstoelen 2016 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2015 Colland Bestuursbureau, 28 oktober 2016 1610-1267 Pagina 2 33 Inhoudsopgave Toelichting

Nadere informatie

Analyse ontwikkeling leerlingaantallen

Analyse ontwikkeling leerlingaantallen Analyse ontwikkeling leerlingaantallen Naar aanleiding van de 1 oktobertelling 2014 heeft VGS Adivio weer een korte analyse uitgevoerd waarbij onderzocht is in hoeverre de leerlingaantallen onderhevig

Nadere informatie

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 1. Inleiding In het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland liggen 18 KRW-waterlichamen (zie figuur 1 op volgende pagina). Deze waterlichamen worden zowel

Nadere informatie

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee). Ontwikkeling melkveebedrijven in Utrecht, Gelderland en Brabant Analyse van mogelijke groei van melkveebedrijven op basis van gegevens van CBS en provincies Het CBS inventariseert jaarlijks de feitelijk

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid in augustus licht gestegen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid in augustus licht gestegen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-054 20 september 9.30 uur Werkloosheid in augustus licht gestegen Ruim een jaar stijgende lijn werkloosheid Vooral meer jongeren werkloos dan een jaar

Nadere informatie

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Uitstroommonitor praktijkonderwijs Uitstroommonitor praktijkonderwijs 2016-2017 Samenvatting van de monitor 2016-2017 en de volgmodules najaar 2017 Sectorraad Praktijkonderwijs december 2017 Versie definitief 1 Vooraf In de periode 1 september

Nadere informatie

Landbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn

Landbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn Landbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn Gerard Velthof Meststoffenwet Implementatie van de Nitraatrichtlijn: Minder dan 50 mg nitraat per l in grond- en

Nadere informatie

pagina 1 25 aan Sectorcommissie Loonwerk onderwerp Factsheet Loonwerk 2011 Documentnummer Na datum 29 oktober 2012 van Judith Terwijn

pagina 1 25 aan Sectorcommissie Loonwerk onderwerp Factsheet Loonwerk 2011 Documentnummer Na datum 29 oktober 2012 van Judith Terwijn pagina 1 25 aan Sectorcommissie Loonwerk onderwerp Factsheet Loonwerk 2011 Documentnummer 20120679Na van Judith Terwijn datum 29 oktober 2012 Inleiding Het Colland Bestuursbureau voert jaarlijks een arbeidsmarktonderzoek

Nadere informatie

GoeddoorGrond. Eindverslag 1 januari 2009 30 juni 2012 EINDVERSLAG

GoeddoorGrond. Eindverslag 1 januari 2009 30 juni 2012 EINDVERSLAG EINDVERSLAG GoeddoorGrond Introductie bodemkwaliteit en biodiversiteit in de landbouwpraktijk van Noord-Holland Eindverslag 1 januari 2009 30 juni 2012 Uitgebracht aan: Provincie Noord-Holland Afdeling

Nadere informatie

Statistiek Bloembollen

Statistiek Bloembollen Statistiek Bloembollen Van Ed Slagboom Afdeling Statistiek Telefoonnummer 079-3470652 Pt-nummer Uw emailadres Zoetermeer d.d. 03 augustus 2009 Hierbij bieden wij u aan de exportstatistiek over de bloembollen

Nadere informatie

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Werkloosheid nauwelijks veranderd Persbericht Pb14-084 18-12-2014 09.30 uur Werkloosheid nauwelijks veranderd - Werkloosheid blijft 8 procent - Meer mensen aan het werk in de afgelopen drie maanden - Aantal WW-uitkeringen met 6 duizend

Nadere informatie

Graydon Kwartaalmonitor Q1 2018

Graydon Kwartaalmonitor Q1 2018 Graydon Kwartaal monitor 1 Voorwoord Inhoud Als u ooit een bedrijf heeft gestart, dan is de kans het grootst dat u dat in het eerste kwartaal van het jaar heeft gedaan. Veel ondernemers starten traditiegetrouw

Nadere informatie

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB11018 1 maart 2011 9.30 uur Criminaliteit nauwelijks gedaald www.cbs.nl Lichte afname slachtoffers veel voorkomende criminaliteit Gevoelens van veiligheid

Nadere informatie

Agrarische grondmarkt vierde kwartaal 2013

Agrarische grondmarkt vierde kwartaal 2013 Agrarische grondmarkt vierde kwartaal 213 Maart 214 Huib Silvis en Martien Voskuilen Landelijk overzicht De agrarische grondprijs in Nederland is in het vierde kwartaal van 213 gestegen tot 54. euro per

Nadere informatie

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-015 1 maart 2012 9.30 uur Gevoelens van onveiligheid iets verminderd Minder Nederlanders voelen zich onveilig Slachtofferschap veel voorkomende criminaliteit

Nadere informatie

Stijging werkloosheid vlakt af door terugtrekken jongeren

Stijging werkloosheid vlakt af door terugtrekken jongeren Persbericht PB14-033 15 mei 9:30 uur Stijging werkloosheid vlakt af door terugtrekken jongeren - Werkloosheid in april licht gestegen - Arbeidsdeelname afgenomen bij jongeren - Aantal WW-uitkeringen in

Nadere informatie

Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs

Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs Inspectie van het Onderwijs, december 2015 Jaarlijks rapporteert de Inspectie van het Onderwijs over het schorsen en verwijderen van leerlingen

Nadere informatie

Nationaal Leenonderzoek Analyse van tienduizenden leningaanvragen

Nationaal Leenonderzoek Analyse van tienduizenden leningaanvragen Nationaal Leenonderzoek Analyse van tienduizenden leningaanvragen Geldshop, intermediair in consumptieve leningen, heeft uitgebreid onderzoek naar leningaanvragen uit en in Nederland uitgevoerd. In totaal

Nadere informatie

Graydon Kwartaalmonitor. incl Kwartaal 4

Graydon Kwartaalmonitor. incl Kwartaal 4 Graydon kwartaal monitor incl Kwartaal 4 1 Inhoud Inleiding 3 Persbericht 4 Per branche Overzicht Q2, Q3 en Q4 8 Starters per branche 9 Opheffingen per branche 1 Faillissementen per branche 11 Netto-Groei

Nadere informatie

Leenonderzoek Verbouwingen De cijfers 2016 vs 2015

Leenonderzoek Verbouwingen De cijfers 2016 vs 2015 Leenonderzoek Verbouwingen De cijfers 2016 vs 2015 Geldshop, onafhankelijk adviseur en bemiddelaar in consumptief krediet, heeft een grootschalig onderzoek gedaan naar leningaanvragen voor het leendoel

Nadere informatie

Factsheet Open teelten Tuinbouw 2014 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Factsheet Open teelten Tuinbouw 2014 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 M,. bn Factsheet Open teelten Tuinbouw 2014 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 ` ` Colland Bestuursbureau, 14 oktober 2014 Pagina 2 27 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder opgelopen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder opgelopen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-042 19 juli 9.30 uur Werkloosheid verder opgelopen In juni 6,3 procent werkloos Een jaar lang stijgende lijn werkloosheid 291 duizend WW-uitkeringen

Nadere informatie

Graydon Kwartaalmonitor

Graydon Kwartaalmonitor Graydon kwartaal monitor 1 Voorwoord Inhoud Aan het begin van dit jaar maakte Graydon al bekend dat we hebben kunnen afsluiten met het laagste aantal faillissementen sinds 2. Dit goede nieuws vertaalt

Nadere informatie

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters Dit document bevat de volgende gegevens: Een overzicht van de burgemeesters naar politieke partij in de periode 2002-2017. Een overzicht van het aandeel vrouwelijke

Nadere informatie

KENGETALLEN MOBILITEITSBRANCHE

KENGETALLEN MOBILITEITSBRANCHE KENGETALLEN MOBILITEITSBRANCHE 2005-2016 Juni 2016 Kengetallen mobiliteitsbranche 2005-2016 1 INHOUD 1. Aanleiding 3 2. Conclusie 5 3. Resultaten 10 3.1 Werkgevers 10 3.2 Medewerkers 27 3.3 Branchemobiliteit

Nadere informatie

Nationaal Leenonderzoek Analyse van tienduizenden leningaanvragen uit 2016

Nationaal Leenonderzoek Analyse van tienduizenden leningaanvragen uit 2016 Nationaal Leenonderzoek Analyse van tienduizenden leningaanvragen uit 2016 Geldshop heeft uitgebreid onderzoek naar leningaanvragen in Nederland 2016 uitgevoerd. In totaal werd de data van 29.501 aanvragen

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003 CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003 R.J. Kenens L. Hingstman Februari 2004 NIVEL Postbus 1568, 3500 BN UTRECHT Telefoon: 030-27 29 700 www.nivel.nl Pagina 2 van 6 INLEIDING In

Nadere informatie

Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia

Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia Welke mijt geeft schade in Zantedeschia P.J. van Leeuwen, C. Conijn, M. Breedeveld, J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen

Nadere informatie

Factsheet Loonwerk 2015 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2014

Factsheet Loonwerk 2015 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2014 Factsheet Loonwerk 2015 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2014 Colland Bestuursbureau, 2 februari 2016 1602-0794 Pagina 2 28 Inhoudsopgave Toelichting

Nadere informatie

Factsheet Open Teelten Tuinbouw 2016

Factsheet Open Teelten Tuinbouw 2016 Factsheet Open Teelten Tuinbouw 2016 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2015 Colland Bestuursbureau, 1 december 2016 1610-0866 Pagina 2 33 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Factsheet Loonwerk 2016

Factsheet Loonwerk 2016 Factsheet Loonwerk 2016 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2015 Colland Bestuursbureau, 5 september 2016 1608-0989 Pagina 2 33 Inhoudsopgave Toelichting

Nadere informatie

Factsheet Varkensverbetering Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Factsheet Varkensverbetering Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 Factsheet Varkensverbetering 2014 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 Colland Bestuursbureau, 13 oktober 2014 Pagina 2 27 Inhoudsopgave Toelichting

Nadere informatie