Audiovisuele sector 2008

Transcriptie

1 SECTORFOTO 2008 Departement Werk en Sociale Economie

2 Colofon Samenstelling: Vlaamse overheid Beleidsdomein Werk en Sociale Economie Departement Werk en Sociale Economie Koning Albert II-laan 35 bus Brussel Tel 02/ Verantwoordelijke uitgever: Dirk Vanderpoorten Secretaris-generaal Depotnummer: D/2008/3241/331 Lay-out: Vingerhoets.com Uitgave: december 2008

3 Synthese In 2007 werkten Vlaamse werknemers in de audiovisuele, die daarmee een aandeel van 0,1% in de totale loontrekkende tewerkstelling in Vlaanderen heeft. Het aantal werknemers in de is sterk gestegen ten opzichte van de vorige jaren. Er werken erg veel jonge mensen in de audiovisuele. Niet minder dan 95% van alle Vlaamse werknemers in de is jonger dan 50. Bijna 65% van de jobs in de zijn geconcentreerd in enkele grote bedrijven. De audiovisuele heeft een erg hoge jobmobiliteit. Ten opzichte van het Vlaams gemiddelde komen er elk jaar veel werknemers bij (27,9%), en gaan er ook veel weer weg (17,3%). 3

4 Voorwoord Sectoren zijn een belangrijke motor in het Vlaamse arbeidsmarktbeleid. We denken hierbij bijvoorbeeld aan acties in het kader van diversiteit, opleiding van werknemers en toeleiding van leerlingen en werkzoekenden naar de arbeidsmarkt. Via de convenants (protocollen tussen de Vlaamse Regering en en) engageren de ale sociale partners zich om de prioriteiten van het arbeidsmarktbeleid mee gestalte te geven. Op die manier werkt het ale beleid versterkend ten aanzien van het Vlaamse arbeidsmarktbeleid. In 2001 werd de eerste generatie convenants afgesloten in het kader van het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord De bestaande samenwerking van de Vlaamse Regering met de en d.m.v. convenants werd later telkens verlengd en uitgebreid op basis van de volgende Werkgelegenheidsakkoorden. Anno 2008 is het vooral de Competentieagenda die inspirerend werkt op de werking van de convenants. Via de convenants trachten de en meer mensen aan het werk te krijgen en houden en elk talent te (h)erkennen, ontwikkelen en benutten. Om de convenants en de en te kunnen plaatsen binnen een socio-economisch kader, worden foto s gemaakt die we ter beschikking stellen van de en en publiek maken via de portaalsite Op deze website kan u ook de gehanteerde cijferreeksen en uitleg bij de methodologie terugvinden. We geloven namelijk in de foto s als steunpunt én hefboom om in overleg met de en en vanuit een ale invalshoek een strategische visie te ontwikkelen als antwoord op de huidige en toekomstige uitdagingen van de arbeidsmarkt. Sectoren krijgen aan de hand van de foto s zicht op de realiteit in hun en op hun positie ten opzichte van het Vlaamse gemiddelde. Dit kan inspirerend werken bij de totstandkoming van nieuwe convenants (verlengingen) of kan en aanzetten om tussentijds bij te sturen. Alle gepubliceerde foto s werden eerst gekeurd en goed bevonden door de ale sociale partners. We beseffen dat de onderstaande cijfers, tabellen en grafieken geen perfecte weergave zijn van de ale dynamiek. Misschien had uzelf als fotograaf vanuit een ander perspectief een andere kadering gekozen of gefocust op andere elementen. We nodigen u dan ook uit om dit instrument gaandeweg samen met ons te blijven versterken. We hopen met deze snapshots alvast het aal beleid verder te inspireren. Dirk Vanderpoorten Secretaris generaal, departement Werk en Sociale Economie 4

5 Inhoudsopgave SYNTHESE 3 VOORWOORD 4 INHOUDSOPGAVE 5 1. INLEIDING 6 2. HET AANTAL VLAAMSE WERKNEMERS 7 3. AANTAL JOBS EN VESTIGINGEN IN VLAANDEREN 9 4. JOBMOBILITEIT DIVERSITEITSPLANNEN 14 Figuren 1: Verdeling van de Vlaamse werknemers naar achtergrondkenmerken (2007) 8 2: Verdeling van de jobs naar ondernemingsgrootte (Vlaams Gewest, 2005) 9 3: Werknemersstromen in de audiovisuele (Vlaams Gewest, ) 12 4: Werknemersstromen naar statuut (Vlaams Gewest, ) 13 Tabellen 1: Evolutie van het totale aantal Vlaamse werknemers ( ) 7 2: Aantal Vlaamse werknemers en verdeling naar achtergrondkenmerken (2007) 8 3: Verdeling van de jobs naar ondernemingsgrootte (Vlaams Gewest, 2005) 9 4: Verdeling van de vestigingen naar ondernemingsgrootte (Vlaams Gewest, 2005) 10 5: Werknemersstromen in de audiovisuele (Vlaams Gewest, ) 11 6: Werknemersstromen naar statuut (Vlaams Gewest, ) 12 7: Diversiteitsplannen (Vlaams Gewest, 2007) 14 5

6 1. Inleiding De audiovisuele wordt vertegenwoordigd door paritair comité 227. Deze betreft bedienden die voornamelijk werkzaam zijn in de nace-activiteiten: productie van films en video- en televisieprogramma s activiteiten in verband met films en video- en televisieprogramma s na de productie 60.1 uitzenden van radioprogramma s 60.2 programmeren en uitzenden van televisieprogramma s De cijfers in de databestanden op baasis van dewelke deze foto is gemaakt, zijn steeds afgebakend volgens óf paritair comité óf nace-code óf werkgeverskengetal. Een afbakening volgens paritair comité geeft gewoonlijk een licht andere populatie dan bij een afbakening op basis van nace-code of werkgeverskengetal, maar dit verschil is eerder klein, en staat een correcte interpretatie van de cijfers niet in de weg. De resultaten van de analyse worden per steeds afgewogen tegen een gemiddelde voor alle en samen. Hierdoor kan vastgesteld worden of de beneden- of bovengemiddelde cijfers haalt voor de verschillende indicatoren. De foto biedt zo een globaal cijfermatig portret van de. Een uitgebreide toelichting over de gebruikte methodologie/bronbestanden kan u terugvinden op De cijfers die in deze foto gebruikt worden, evenals in de foto s van andere en, worden u integraal online aangeboden. Ook de foto s zijn downloadbaar in pdf-formaat. 6

7 2. Het aantal Vlaamse werknemers Voor het berekenen van het aantal loontrekkende werknemers in de audiovisuele maken we gebruik van de gecentraliseerde statistieken van de RSZ 1. In deze statistieken wordt geteld met aantal werknemers naar woonplaats. De afbakening is gebeurd op basis van PC 227. De audiovisuele telde in het tweede kwartaal van Vlaamse loontrekkende werknemers. In alle en samen waren op dat moment loontrekkende Vlamingen actief. De audiovisuele is dus goed voor een aandeel van 0,1% van alle Vlaamse loontrekkenden. Ten opzichte van 2005 is het aantal loontrekkenden met 403 personen gestegen, wat neerkomt op een stijging van wel 24% op 2 jaar tijd. De audiovisuele is een uitgesproken groei, die de algemene trend in de diensten en de Vlaamse werkgelegenheid in haar geheel ruim overstijgt. Tabel 1: Evolutie van het totale aantal Vlaamse werknemers ( ) (n) (%) +17,3% +5,8% Quartaire (n) (%) +1,4% +1,4% Alle en (n) (%) +1,1% +1,5% Bron: Gecentraliseerde statistiek RSZ-DMFA, toestand op 30/06/ (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) Paritair comité 227 omvat enkel bedienden. In de audiovisuele werken iets meer mannen dan vrouwen. Zes op tien Vlaamse werknemers in de zijn mannen. De audiovisuele is een met veel jonge werknemers. Niet minder dan 95% van de Vlaamse loontrekkenden in de zijn jonger dan 50, terwijl gemiddeld in het Vlaams Gewest 79% van alle Vlaamse werknemers jonger dan 50 zijn. Vooral de groep van jarigen is met 83,4% van alle werknemers sterk oververtegenwoordigd ten opzichte van het Vlaamse gemiddelde van 69,2%. Deeltijds werk is eerder zeldzaam in de audiovisuele. In 2007 was slechts 10,9% van de Vlaamse werknemers in de actief in een deeltijds regime, terwijl in heel het Vlaams Gewest 28,7% van de werknemers deeltijds werkten. 1 De gecentraliseerde statistieken worden opgemaakt op basis van de onderneming als een homogeen geheel en worden geteld naar personen. Hierdoor worden dubbeltellingen door personen met meerdere jobs uitgezuiverd. 7

8 Tabel 2: Aantal Vlaamse werknemers en verdeling naar achtergrondkenmerken (2007) Totaal Vlaams Gewest n % % Totaal aantal ,0 100,0 (n= ) Geslacht Mannen ,0 54,8 Vrouwen ,0 45,2 Statuut Arbeiders ,7 Bedienden ,0 48,5 Ambtenaren ,8 Leeftijdsklasse jaar ,6 9, jaar ,4 69, jaar 98 4,7 20,1 Andere (-18 en +65) 6 0,3 0,8 Arbeidsregime Voltijds ,1 67,4 Deeltijds ,9 28,7 Speciaal regime - - 3,8 Bron: Gecentraliseerde statistiek RSZ-DMFA, toestand op 30/06/2007 (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) Figuur 1: Verdeling van de Vlaamse werknemers naar achtergrondkenmerken (2007) Vrouwen Vrouwen Ambtenaren Andere Andere Speciaal regime Deeltijds Deeltijds 100% 90% 80% 70% 60% Bedienden 50% 40% 30% Mannen Geslacht Mannen Vlaams Gewest Bedienden Arbeiders Statuut Vlaams Gewest Leeftijd Vlaams Gewest Voltijds Voltijds Vlaams Gewest Arbeidsregime 20% 10% 0% Bron: Gecentraliseerde statistiek RSZ-DMFA, toestand op 30/06/2007 (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) 8

9 3. Aantal jobs en vestigingen in Vlaanderen De cijfergegevens betreffende het aantal jobs en inrichtingen zijn gebaseerd op de gedecentraliseerde statistieken van de RSZ. Binnen deze statistieken telt men met arbeidsplaatsen naar werkplaats. De afbakening is gebeurd op basis van werkgeverskengetal 423. In 2005 is de audiovisuele goed voor een totaal van jobs of 0,1% van het totale aantal jobs in de Vlaamse privé. 64,7% van de loontrekkende jobs in de audiovisuele zijn gesitueerd in grote ondernemingen met meer dan 100 jobs, wat relatief hoger is dan gemiddeld in de Vlaamse privé (40,7%). Tabel 3: Verdeling van de jobs naar ondernemingsgrootte (Vlaams Gewest, 2005) Totaal privé Ondernemingsgrootte n % % Totaal ,0 100,0 (n= ) 1 tot 4 jobs 73 4,6 10,8 5 tot 9 jobs 46 2,9 9,7 10 tot 19 jobs 137 8,5 10,6 20 tot 49 jobs ,5 16,1 50 tot 99 jobs ,2 100 tot 199 jobs ,9 11,3 200 tot 499 jobs ,7 13,7 500 tot 999 jobs - - 7,5 Meer dan jobs - - 8,3 Bron: Gedecentraliseerde statistiek RSZ, toestand op 31/12/2005 (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) Figuur 2: Verdeling van de jobs naar ondernemingsgrootte (Vlaams Gewest, 2005) 33,9% 30,7% 35% 30% 4,6% 10,8% 2,9% 9,7% 10,6% 8,5% 19,5% 16,1% 0,0% 12,2% ,3% 13,7% 0,0% 7,5% 0,0% 8,3% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Ondernemingsgrootte (aantal werknemers) audiovisuele privé Bron: Gedecentraliseerde statistiek RSZ, toestand op 31/12/2005 (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) 9

10 In tabel 4 vinden we de verdeling van de vestigingen naar ondernemingsgrootte. Het gaat hier om alle vestigingen van alle bedrijven, niet om de bedrijven in hun geheel. In 2005 telt de horeca vestigingen, wat goed is voor niet minder dan 10% van het totale aantal vestigingen in de Vlaamse privé. Het aandeel van de horeca is zo hoog omdat de vele kleine micro-ondernemingen telt. Tabel 4: Verdeling van de vestigingen naar ondernemingsgrootte (Vlaams Gewest, 2005) Totaal privé Ondernemingsgrootte n % % Totaal ,0 100,0 (n= ) 1 tot 4 jobs 22 44,9 65,9 5 tot 9 jobs 6 12,2 16,2 10 tot 19 jobs 9 18,4 8,5 20 tot 49 jobs 8 16,3 5,8 50 tot 99 jobs - - 1,9 100 tot 199 jobs 2 4,1 0,9 200 tot 499 jobs 1 2,0 0,5 500 tot 999 jobs - - 0,1 Meer dan jobs - - 0,0 Onbekend 1 2,0 0,2 Bron: Gedecentraliseerde statistiek RSZ, toestand op 31/12/2005 (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) 10

11 4. Jobmobiliteit Aan de hand van het Datawarehouse van de KSZ kunnen in- en uitstroomgegevens berekend worden. De meest recente gegevens die momenteel beschikbaar zijn, zijn van De en worden afgebakend naar paritair comité, in dit geval paritair comité 227. Tabel 5: Werknemersstromen in de audiovisuele (Vlaams Gewest, ) Alle en n % % Instroom ,9 14,2 < 25 jaar ,5 48, jaar ,8 11,3 > 50 jaar 11 18,6 4,8 Interne mobiliteit 96 7,0 5,5 < 25 jaar 8 5,2 10, jaar 82 7,1 5,5 > 50 jaar 6 10,2 3,1 Uitstroom ,3 13,1 < 25 jaar 31 28,3 34, jaar ,1 10,8 > 50 jaar 11 18,6 11,9 Bron: Datawarehouse AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) Tussen 30 juni 2003 en 30 juni 2004 stroomden 408 werknemers de audiovisuele in. Samen vormden zij niet minder dan 27,9% van alle werknemers in de. 220 werknemers, of 17,3% van alle loontrekkenden, verlieten in die periode de. Nog eens 96 mensen (7%) waren intern mobiel. Dit betekent dat zij van job veranderden of tijdskrediet opnamen, maar op 30 juni 2004 terug aan de slag waren binnen de. De audiovisuele is een met een erg hoge werknemersmobiliteit. De in- en uitstroomgraad en de interne mobiliteitsgraad liggen allen ruim boven het gemiddelde van alle en (zie figuur 3). De enige uitzondering hierop is de uitstroomgraad bij jongeren (< 25 jaar), die lager ligt dan in de andere en. 11

12 Figuur 3: Werknemersstromen in de audiovisuele (Vlaams Gewest, ) 27,9 30% 25% 17,9 20% 14,2 13,1 15% 7,0 5,5 10% 5% Totaal Totaal Totaal 0% Instroom Interne mobiliteitsgraad Uitstroom Bron: Datawarehouse AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) Tabel 6: Werknemersstromen naar statuut (Vlaams Gewest, ) Alle en Instroom (n) (%) (%) Totaal ,0 100,0 Instroom uit ander paritair comité ,2 41,3 Instroom uit Aanvullend Nationale Paritair (95) (43,0) (-) Comité voor de bedienden (PC 218) Instroom uit het filmbedrijf (PC 303) (36) (16,3) (-) Instroom uit uitzend (PC 322) (30) (13,6) (19,1) Instroom uit zelfstandig statuut 23 5,6 3,7 Instroom uit werkloosheid 50 12,3 14,7 Instroom uit tijdskrediet/loopbaanonderbreking 6 1,5 2,0 Instroom uit (brug)pensioen 0 0,0 0,7 Instroom uit ander statuut ,5 37,6 Uitstroom Totaal ,0 100,0 Uitstroom naar ander paritair comité ,2 45,2 Uitstroom naar het Aanvullend Nationale (41) (38,7) (-) Paritair Comité voor de bedienden (PC 218) Uitstroom naar het filmbedrijf (PC 303) (17) (16,0) (-) Uitstroom naar uitzend (PC 322) (13) (12,3) (14,1) Uitstroom naar zelfstandig statuut 26 11,8 5,5 Uitstroom naar werkloosheid 45 20,5 17,5 Uitstroom naar tijdskrediet/loopbaanonderbreking 10 4,5 3,0 Uitstroom naar conventioneel brugpens. 2 0,9 4,1 Uitstroom naar pensioen 2 0,9 6,5 Uitstroom naar ander statuut 29 13,2 18,3 Bron: Datawarehouse AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) 2 De groep van andere statuten is een verzamelnaam van statuten die niet gekend waren in het Datawarehouse AM&SB bij de redactie van de tabellen; het gaat onder andere over arbeidsongeschiktheid en huishouden, maar ook werkzoekenden in wachttijd. 12

13 Meer dan de helft van de nieuw ingestroomde werknemers (54,2%) waren voorheen actief in een andere. Van de werknemers die de verlaten gaat 48,2% aan de slag als loontrekkende in een andere. Van alle werknemers die de verlaten wordt 11,8% zelfstandig ondernemer, wat ruim boven het gemiddelde van 5,5% ligt. De uitstroom naar (brug)pensioen is opvallend lager dan gemiddeld (1,8% tegenover 10,6% gemiddeld). Dit kan verklaard worden door het lage aantal ouderen die in de audiovisuele werken (zie boven). Er is een sterke in- en uitstroom van en naar het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de Bedienden, het filmbedrijf en de uitzend. Het paritair comité voor de audiovisuele werd pas in 2002 operationeel, waardoor nog heel wat werknemers verhuizen van het ANPCB (PC 218) naar PC 227. Figuur 4: Werknemersstromen naar statuut (Vlaams Gewest, ) 100% 80% 60% Ander statuut pensioen/brugpensioen 40% Tijdskrediet/ loopbaanonderbreking Werkloosheid 20% Zelfstandig statuut Alle en Alle en 0% ander paritair comité Instroom Uitstroom Bron: Datawarehouse AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) 13

14 5. Diversiteitsplannen Met een subsidiëring van diversiteitsplannen moedigt de Vlaamse Overheid ondernemingen en organisaties aan om werk te maken van een divers personeelsbeleid. Een diversiteitsplan kan afgesloten worden voor een enkele vestiging of voor een gans bedrijf met al haar vestigingen samen. In een diversiteitsplan worden streefcijfers voor de instroom, doorstroom en opleiding van doelgroepwerknemers vooropgesteld. Organisaties kunnen onder bepaalde voorwaarden een subsidie verkrijgen voor verschillende soorten plannen. Zo zijn er: Instapdiversiteitsplannen: opstap naar HR-beleid Diversiteitsplannen: meerdere diversiteitsbevorderende acties Groeidiversiteitsplannen: verankering van diversiteitsbeleid door opvolgacties Clusterdiversiteitsplannen: in meerdere bedrijven of bedrijfseenheden Tabel 7: Diversiteitsplannen (Vlaams Gewest, 2007) Instapplan Diversiteitsplan Clusterplan Groeiplan Totaal Alle en Alle en Bron: Departement WSE In 2006 was de audiovisuele nog één van de vier en met een convenant die nog geen enkel diversiteitsplan hadden afgesloten. In 2007 werd voor het eerst een diversiteitsplan ingediend door een bedrijf uit de audiovisuele. 14

15 Samen talent in goede banen leiden Departement Werk en Sociale Economie