Raadsvoorstel

Transcriptie

1 gemeente Haarlemmermeer Raadsvoorstel Onderwerp Onroerendezaakbelastingen 2006 en kwijtschelding 2006 Portefeuillehouder R.J.H. van der Riet steiler F.D. den Hartog Collegevergadering 22 november 2005 Raadsvergadering 15 decem ber 2005 Samenvatting Rekening houdend met de besluitvorming rond het wetsvoorstel tot afschaffing van het gebruikersdeel van de heffing van de onroerendezaakbelastingen (OZB) voor woningen en het daarbij opgenomen voorstel om de overige OZB-tarieven te gaan rekenen per eenheden van E in plaats van de huidige eenheid van E 2.268, wordt voorgesteld om in de door u vastgestelde 'Verordening op onroerendezaakbelastingen 2006' een overgangsbepaling op te nemen. Tevens wordt u voorgesteld de kwijtscheldingsregeling voor 2006 nader vast te stellen. Inleiding Bij de belastingvoorstellen 2006 bent u reeds geïnformeerd omtrent het voornemen van het kabinet om het gebruikersdeel van de heffing van de OZB op woningen af te schaffen. In dit wetsvoorstel is tevens opgenomen om de resterende OZB-tarieven te gaan rekenen per volle eenheid van E in plaats van de huidige eenheid van E Onduidelijk is of de besluitvorming door het kabinet nog voor dit jaar zal plaatsvinden. Formeel is het u niet toegestaan om na 31 december 2005 de tarieven welke vanaf 1 januari 2006 van toepassing moeten zijn, nadien nog naar boven bij te stellen. Het is onduidelijk of binnen het voornoemde wetsvoorstel een overgangsbepaling wordt opgenomen welke het mogelijk maakt dat na 31 december 2005 nog omgerekende en daarmee 'hogere' tarieven vastgesteld mogen worden welke met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2006 in werking treden. Teneinde financiële risico's (rond E 4 miljoen) te vermijden wordt voorgesteld om de door u op 10 november j.1. vastgestelde 'Verordening op onroerendezaakbelasting 2006' te wijzigen en daarmee een overgangsbepaling op te nemen waarbij de benodigde tarieven ook worden opgenomen in de nieuwe rekeneenheid. Effecten Bij omzetting van de rekeneenheid van E naar E dienen ter compensatie de tarieven verhoogd te worden met ruim 10,23%. Dit betekent dat de tarieven van 2006 als volgt moeten worden herberekend: was wordt eigenaren woning E 2,20 E 2,43 gebruiker niet-woning E 3,47 E 3,82 eigenaren niet-woning E 4,33 E 4,77

2 Onderwerp Onroerendezaakbelastingen 2006 en kwijtschelding 2006 Volgvei 2 Voor de belastingbetaler zal deze omrekening verder weinig effect hebben. Het belastingbedrag kan na omzetting van de tarieven en de rekeneenheid, dit als gevolg van afronding, maximaal E 1,O0 verschillen. Rekenvoorbeeld: Vastgestelde waarde van een woning van E Bij een rekeneenheid van E geeft dit een aantal van 101 volle eenheden. Voor de eigenarenbelasting geeft dit voor 2006 een aanslagbedrag van E 222,OO. Bij de omzetting naar de beoogde rekeneenheid van E geeft dit een aantal van 92 volle eenheden, Voor de eigenarenbelasting geeft dit voor 2006 een aanslagbedrag van E 223,OO. Ingeval het wetsvoorstel nog voor 2006 in werking treedt zonder dat een toereikende overgangsregeling voor de benodigde bijstelling van de tarieven is opgenomen, loopt de gemeente een financieel risico. Als gevolg van de beoogde omzetting van het rekentarief dienen de huidige tarieven verhoogd te worden met rond 10,23%. Formeel mag u na 31 december 2005 echter niet meer tot deze tariefsverhoging besluiten, aangezien hierbij een terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 moet gelden. Als in deze bijzondere omstandigheid geen overgangsregeling is opgenomen en daarmee dus geen bijstelling van de tarieven mag plaatsvinden, geeft dit voor 2006 een lagere opbrengst voor de OZB. De begrote opbrengst, gecorrigeerd met het vervallen van de opbrengst gebruikers-woningen, valt daarmee 10,23% lager uit, i.c. rond E 4 miljoen. Kwijtschelding Op basis van de ingediende motie, nummer 35, is op 10 november j.1. bij de behandeling van de belastingvoorstellen voor 2006, door u besloten om de kwijtscheldingsnorm voor de afvalstoffenheffing te verhogen naar 120% van de bijstandsnorm. Bij de aansluitende besluitvorming omtrent de bij de belastingvoorstellen voor 2006 gevoegde raadsbesluiten is daarmee de inhoud van raadsbesluit K (kwijtschelding 2006) conform gewijzigd. De mogelijkheid voor gemeenten om kwijtschelding van belastingen te verlenen, is geregeld in artikel 255 van de Gemeentewet. In dit kader wordt opgemerkt dat de afvalstoffenheffing volgens de wet een belasting betreft (dit met het karakter van een retributie, dit gelet op de opbrengstnorm). Verder worden de in artikel 229 van de Gemeentewet bedoelde rechten, aangemerkt als een belasting. Daarmee kunnen naast gemeentelijke belastingen ook retributies c.q. leges in de kwijtschelding betrokken worden. Hoofdregel is dat gemeenten het kwijtscheldingsbeleid van de rijksoverheid volgen zoals dat is neergelegd in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet Artikel 255 van de Gemeentewet biedt de mogelijkheid om van deze Uitvoeringsregeling af te wijken. Bij afwijkend beleid kunnen de volgende mogelijkheden worden onderscheiden: a. de gemeente verleent voor een belasting geen kwijtschelding; b. de gemeente verleent voor een belasting gedeeltelijke kwijtschelding; c. de gemeente verleent voor een belasting ruimere kwijtschelding door ten opzichte van de rijksregeling een hoger percentage te hanteren bij de berekening van de kosten van het bestaan. In dit kader is het onder punt c genoemde afwijkende beleid relevant. De Uitvoeringsregeling stelt de kosten van het bestaan op 90% van de bijstandsnorm. Op grond van het bovenstaande heeft de gemeente de mogelijkheid om dit percentage lager of hoger vast te

3 Onderwerp Onroerendezaakbelastingen 2006 en kwijtschelding 2006 Volgvei 3 stellen. Aan het hanteren van een hoger percentage zijn wel grenzen gesteld. Sinds 1 januari 1997 is vastgesteld dat het voor gemeenten mogelijk is om het percentage voor de kosten van bestaan vast te stellen op maximaal 100% van de bijstandsnorm. Van deze verruiming wordt sedert 1997 ook gebruik gemaakt, i.c. wordt bij de kosten van het bestaan rekening gehouden met 100% van de bijstandsnorm. Gelet op het voorgaande is het gemeenten bij de beoordeling van verzoeken om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, en daarmee dus ook ten aanzien van de afvalstoffenheffing, niet toegestaan om bij de kosten van het bestaan uit te gaan van een percentage boven de 100% van de bijstandsnorm. De motie zoals aangenomen in de begrotingsraad van 10 november kan niet worden uitgevoerd. Het kwijtscheldingsbesluit voor 2006 dient conform bijgesteld te worden. Communicatie De hiervoor genoemde besluiten tot wijziging van de Verordening op onroerendezaakbelastingen 2006 en tot wijziging van het kwijtscheldingsbesluit 2006, worden na vaststelling bekendgemaakt in de Gemeentekrant. Voorstel Op grond van het voorgaande besluit het college de raad voor te stellen om: A. in te stemmen met de volgende belastingvoorstellen 2006 en daarmee: 1. voor de onroerendezaakbelastingen het tarief 2006 per E 2.500,00 aan vastgestelde waarde voor woningen voor de eigenarenbelasting vast te stellen op E 2,43 en de tarieven voor niet-woningen voor de eigenarenbelasting en de gebruikersbelasting vast te stellen op respectievelijk E 4,77 en E 3,82; 2. bij de berekening van de kwijtschelding bij het vaststellen van de kosten van het bestaan uit te gaan van 100% van de bijstandsnorm, en B. daartoe in te stemmen met de bijgevoegde raadsbesluiten. Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, namens deze, de portefeuillehouder R.J.H. van der Riet Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, de secretaris, de burgemeester, dr. G.P.F. van den Boorn mr. A.Ph. Hertog Bijlage(n) 2-tal concept-raadsbesluiten

4 gemeente Haarlemmermeer Raadsbesluit A Onderwerp Onroerendezaakbelastingen 2006 en kwijtschelding 2006 De raad van de gemeente Haarlemmermeer; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 22 november 2005 nummer ; besluit: voor de onroerendezaakbelastingen het tarief 2006 per f 2.500,00 aan vastgestelde waarde voor woningen voor de eigenarenbelasting vast te stellen op f 2,43 en de tarieven voor nietwoningen voor de eigenarenbelasting en de gebruikersbelasting vast te stellen op respectievelijk f 4,77 en f 3,82; Vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2005.

5 Raadsbesluit B Onderwerp Onroerendezaakbelastingen 2006 en kwijtschelding 2006 De raad van de gemeente Haarlemmermeer; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 22 november 2005 nummer ; besluit: vast te stellen de verordening tot wijziging van de 'Verordening op onroerendezaakbelastingen 2006'(le wijziging, zie bijlage 1). Vastgesteld in de openbare-vergadering van 15 december De griffier, De voorzitter,

6 Bijlage 1 bij Raadsbesluit B Verordening tot wijziging van de 'Verordening op onroerendezaakbelastingen 2006' (le wijziging). De artikelen 1 tot en met 8 worden vervangen door: ARTIKEL I Artikel 1 Belastinq~licht Onder de naam 'onroerendezaakbelastingen' worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastirlgen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt: a. het gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden; b. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; c. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Artikel 2 Belastinqobiect Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 3 Maatstaf van heffinq l. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het in artikel l bedoelde kalenderjaar valt.

7 2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7 7, 18, 19, eerste lid, onderdelen b en c, tweede lid, onderdelen b en c, 20, tweede lid en 22, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4 Vriistellin~en 1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit cultuurgrond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwe-lijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werken wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; I. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

8 Artikel 5 Belastinqtarieven 1. Het tarief van de belasting is voor elke volle E 2.268,00 van de heffingsmaatstaf: a. bij de gebruikersbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen E 1,77; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen E 3,47; b. bij de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen E 2,20; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen E 4, Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op hele euro's. 3. Belastingaanslagen van minder dan E 15,00 worden niet opgelegd. 4. Voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerendezaakbelastingen al dan niet tezamen met andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag. Artikel 5B Overqanqsbe~alinq in verband met wetsvoorstel afschaffinq OZB-qebruik woninqen (Kamerstukken 30096) Indien de wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting op woningen en het maximeren van de resterende tarieven van de onroerendezaakbelastingen (wetsvoorstel 30096) met ingang van 1 januari 2006 van kracht wordt en indien aan deze wettelijke regeling ten tijde van de aanslagoplegging door een rechterlijke uitspraak niet de verbindende kracht is ontzegd, worden in deze verordening de volgende wijzigingen aangebracht: A. Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelastirlg; B. Artikel 1, tweede lid, komt te luiden: 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. C. Artikel 2 komt te luiden: 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. D. Artikel 5, eerste lid, komt te luiden: l. Het tarief van de belasting is voor elke volle E 2.500,00 van de heffingsmaatstaf a. bij de gebruikersbelasting E 3,82; b. bij de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen E 2,43; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen E 4,77.

9 Artikel 6 Wiize van heffinq De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Termiinen van betaling 1. De aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 2. Ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan minder is dan E 1.600,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso worden voldaan, moeten in afwijking van het eerste lid de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing. 4. De termijnen van betaling van navorderingsaanslagen zijn gelijk aan de in het eerste lid respectievelijk in het tweede lid opgenomen termijnen van aanslagen. Artikel 8 Nadere reaels door het colleqe van burqemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerendezaakbelastingen. ARTIKEL II Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking, met dien verstande dat artikel I in werking treedt met ingang van 1 januari Vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2005