Inhoudsopgave. Bijlagen bij toelichting 5. bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal. Bijlage 1 Bodemonderzoek 7. Bijlage 2 Akoestisch onderzoek 75

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Inhoudsopgave. Bijlagen bij toelichting 5. bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal. Bijlage 1 Bodemonderzoek 7. Bijlage 2 Akoestisch onderzoek 75"

Transcriptie

1

2

3

4 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal Inhoudsopgave Bijlagen bij toelichting 5 Bijlage 1 Bodemonderzoek 7 Bijlage 2 Akoestisch onderzoek 75 Bijlage 3 Rapport externe veiligheid 99 Bijlage 4 Watertoets 167 Bijlage 5 Natuurtoets 171 Bijlage 6 Archeologisch onderzoek 199 Bijlage 7 Planschade 237 3

5 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal 4

6 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal Bijlagen bij toelichting 5

7 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal 6

8 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal Bijlage 1 Bodemonderzoek 7

9

10 VERKENNEND EN AANVULLEND BODEMONDERZOEK Zandkampweg Ermelo kenmerk PJ Milieu BV: A opdrachtgever: Aannemersbedrijf G.G. Aalten b.v. te Putten datum rapport: 5 april 2016 kenmerk: status: A Definitief uitgevoerd door: projectleider: rapporteur: PJ Milieu BV ing. J.A. Slotboom-Van Vliet slotboom@pjmilieu.nl ing. J.A. Slotboom-Van Vliet autorisatie: ir. H.J.R. van Dasselaar PJ Milieu BV Nijverheidsstraat RJ Nijkerk info@pjmilieu.nl

11 INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING INLEIDING VOORONDERZOEK Werkwijze Resultaten vooronderzoek Onderzoekslocatie Omgeving Hypothese en onderzoeksopzet VELDONDERZOEK Uitvoering Resultaten LABORATORIUMONDERZOEK Uitvoering Analyseresultaten CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Conclusies Aanbevelingen...14 BIJLAGEN 1 Documenten vooronderzoek 2 Boorprofielen met legenda en verklaring onafhankelijkheid uitvoering veldwerk 3 Analysecertificaten 4 Toetsing analyseresultaten 5 Algemene achtergrondinformatie 6 Toetsingskader 7 Kadastrale kaart, topografisch overzicht en tekening

12 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek SAMENVATTING 1 In maart 2016 is een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoekslocatie bevindt zich ter plaatse van de Zandkampweg te Ermelo. Aanleiding tot het uitvoeren van het onderzoek is de aanvraag van een functiewijziging, alsmede de aanvraag van een omgevingsvergunning. In tabel 1 zijn de uitvoering en de resultaten van het onderzoek schematisch weergegeven. Tabel 1 Onderzoeksopzet, resultaten voor- en bodemonderzoek Onderzoeksopzet Vooronderzoek uitgevoerd Strategie bodemonderzoek NEN 5725, standaard vooronderzoek NEN 5740, onverdachte locatie In aanvulling op de norm is het binnen de gemeente Ermelo gebruikelijk de grond en het grondwater aanvullend op de parameter arseen te laten analyseren. Vooronderzoek Oppervlakte onderzoekslocatie Circa m² Gebruik locatie Agrarische functie Bijzonderheden De locatie is in 2005 (grotendeels) gesaneerd. Hierbij zijn twee restverontreinigingen achter gebleven (asbest) die buiten de huidige onderzoekslocatie liggen. Bodemonderzoek Bodemopbouw tot 3,2 m-mv Zand met een humeuze bovenlaag Grondwaterstand 1,68 m-mv Bijmengingen of bijzonderheden Puin Analyseresultaten bovengrond Geen verhoogde gehalten ondergrond Matig: koper. Na uitsplitsing: geen verhoogde gehalten grondwater Licht: barium en koper Eindconclusie Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. In het grondwater zijn enkele parameters aangetoond in een gehalte waarbij in lichte mate sprake is van verontreiniging. Aanvankelijk is in een mengmonster van de ondergrond (MM-3) een matig verhoogd gehalte koper aangetoond. Na uitsplitsing blijkt dat in de separate monsters geen verhoogde gehalten zijn aangetoond. Vermoedelijk is dit te wijten aan de heterogeniteit van de bodem. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht. De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de aanvraag van een functiewijziging, alsmede de aanvraag van een omgevingsvergunning. Aanbevelingen De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om aanvullend of nader bodemonderzoek te adviseren. Bij afvoer van grond of verhardingsmaterialen van de locatie kan een aanvullend onderzoek verlangd worden. 1 Voor een juiste interpretatie van de uitvoering en resultaten van het onderzoek dient de gehele rapportage te worden gelezen A Zandkampweg Ermelo 3

13 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek 1 INLEIDING In opdracht van Aannemersbedrijf G.G. Aalten b.v. te Putten is door PJ Milieu BV in maart 2016 een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoekslocatie bevindt zich ter plaatse van de Zandkampweg te Ermelo. Aanleiding Aanleiding tot het uitvoeren van het onderzoek is de aanvraag van een functiewijziging, alsmede de aanvraag van een omgevingsvergunning. Doelstelling Het doel van het verkennend en aanvullend bodemonderzoek is het vaststellen van de actuele bodemkwaliteit. Een nadere uitwerking van de doelstelling is omschreven in paragraaf 2.3. Normering en verantwoording Voor een adequate invulling van veld- en laboratoriumonderzoek is locatiespecifieke informatie verzameld. De te hanteren werkwijze voor uitvoering van dit historisch onderzoek is gebaseerd op de NEN Het aansluitend uitgevoerde verkennend bodemonderzoek is gebaseerd op de NEN Indeling rapport In de rapportage worden de wijze van uitvoering en de resultaten van het onderzoek besproken. Op de volgende pagina s geven wij de resultaten van het vooronderzoek en het veld- en laboratoriumonderzoek weer. Het rapport sluit af met conclusies en aanbevelingen. Dit onderzoek is uitgevoerd met de grootst mogelijke nauwkeurigheid en conform de daarvoor opgestelde normen en richtlijnen. Desondanks dient opgemerkt te worden dat een bodemonderzoek slechts bestaat uit een steekproef, waarbij een relatief gering aantal boringen en analyses uitgevoerd worden. Het kan niet geheel uitgesloten worden dat op de locatie een verontreiniging aanwezig is, die bij dit onderzoek niet aangetroffen is. Tenslotte wordt opgemerkt dat PJ Milieu BV geen financieel of zakelijk belang heeft bij de kwaliteit van de onderzochte locatie. 2 NEN 5725, Bodem. Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, Delft NEN 5740, Bodem. Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek, Delft A Zandkampweg Ermelo 4

14 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek 2 VOORONDERZOEK 2.1 Werkwijze Het vooronderzoek heeft betrekking op de onderzoekslocatie en de omgeving. De volgende bronnen zijn geraadpleegd: het Kadaster; de opdrachtgever; de gemeente en de omgevingsdienst; het Bodemloket en andere websites; de Grondwaterkaart van Nederland en/of het DINOloket. Voorafgaand aan de uitvoering van het bodemonderzoek zijn de onderzoekslocatie en de omgeving geïnspecteerd. Voor de resultaten van het vooronderzoek wordt verwezen naar de foto op de voorpagina en de bijlagen 1 en 7. Onder bijlage 1 zijn (historische) luchtfoto s opgenomen. Onder bijlage 7 zijn opgenomen: een kadastrale kaart; het topografisch overzicht; een situatietekening. In paragraaf 2.2 wordt het één en ander beknopt verwoord en geïnterpreteerd weergegeven. Daarnaast wordt relevante aanvullende informatie verstrekt. 2.2 Resultaten vooronderzoek Onderzoekslocatie Topografische en algemene gegevens Enkele (topografische) gegevens van de onderzoekslocatie zijn weergegeven in tabel 2. Tabel 2 Topografische en algemene gegevens locatie Algemeen Adres onderzoekslocatie Zandkampweg Ermelo Gemeente Ermelo Kadastrale aanduiding Gemeente Ermelo, sectie G, percelen 4135 (ged.) en 3843 Artikel 55 Ten aanzien van deze percelen zijn geen aantekeningen in het kader van het artikel 55 Wet bodembescherming opgenomen. Dit houdt in dat bij het Kadaster geen bodeminformatie geregistreerd is. Oppervlakte perceel m² Oppervlakte onderzoekslocatie Circa m² X-coördinaat Y-coördinaat A Zandkampweg Ermelo 5

15 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek Huidig gebruik Op Zandkampweg heeft de locatie een agrarische functie. Binnen de onderzoekslocatie staat één gebouw, namelijk een paardenschuur. De locatie is onverhard. Op of in de bodem (buiten het pand) zijn geen handmatig ondoordringbare lagen (bijvoorbeeld beton, asfalt of puin) aanwezig. Tijdens de visuele inspectie van de locatie is een kleine bovengrondse tank op de betonvloer geconstateerd, tegen de paardenstal aan. De aanwezigheid van een tank blijkt niet uit de (milieu)vergunningen. Het is onbekend wanneer deze tank geplaatst is en waar deze voor gebruikt wordt (soort brandstof e.d.). In bijlage 7 is een situatietekening opgenomen. Historisch gebruik Bij de gemeente Ermelo en de omgevingsdienst zijn de in tabel 3 weergegeven verleende vergunningen in het kader van de Bouwverordening, de Hinderwet en/of Wet Milieubeheer weergegeven. Relevante informatie afkomstig van de vergunningen is opgenomen in bijlage 1. Tabel 3 Datum Verleende vergunningen Omschrijving vergunning Zandkampweg bouw woning met garage Zandkampweg oprichten van een woning 1953 plaatsen van een varkensschuur 1954 plaatsen van een kippenschuur 1954 plaatsen van twee kippenhokken 1958 veranderen van een opfokhok voor pluimvee 1958 plaatsen van een kippenhok 1959 vervangen van twee bestaande kippenschuren 1959 plaatsen van een opfokschuur 1963 plaatsen van een kippenhok 1965 Hinderwetvergunning oprichten varkensfokkerij en gebruik propaangas 1965 plaatsen van een schuur 1965 plaatsen van een overdekte ruimte tussen de woning en de schuur 1966 plaatsen van een opfokschuur 1968 veranderen van een varkensschuur 1997 besluit voorzieningen en installaties milieubeheer 2003 oprichten van een woning, paardenstal en buitenbak 2003 bouwen woning, paardenstal en buitenbak 2004 Hinderwetvergunning oprichting manegebedrijf 2006 plaatsen van een dakopbouw 2006 wijzigen van een voorgevel van een paardenstal 2006 wijzigen voorgevel paardenstal (houten deuren) 2006 plaatsen dakopbouw 2007 plaatsen van een luifel 2007 plaatsen van een luifel 2008 controle 2009 besluit landbouw milieubeheer A Zandkampweg Ermelo 6

16 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek Van de Zandkampweg 19 zijn de onderstaande bodemonderzoeksrapporten bekend: verkennend onderzoek, Grontmij, 0847/BWT/BS, , januari 1991; aanvullend onderzoek, Grontmij, 3944/BWT/BS, , september 1992; verkennend (nader- en asbestonderzoek) onderzoek, Tauw, , ; nader onderzoek, Tauw, R001/ /VON/d01/D, ; saneringsonderzoek, Tauw, R VON-D01-D, ; saneringsplan, Tauw, R SSW-D01-D, ; briefrapport, Tauw, B MLK-D01-D, ; saneringsevaluatie, Tauw, AFP, en conclusiebrief provincie m.b.t. rapportage. In tabel 4 zijn gegevens uit laatstgenoemde saneringsevaluatie beknopt weergegeven. Tabel 4 Meest recente voorgaande rapportage Zandkampweg 19 Type onderzoek Evaluatierapport bodemsanering Zandkampweg 19 te Ermelo Onderzoeksbureau Tauw bv te Deventer Datum rapport 1 augustus 2005 Kenmerk rapport R AFP-pla-V01-NL Aanleiding Het voornemen van de gemeente deze locatie te verkopen Conclusies Er zijn enkele restverontreinigingen (asbest) achtergebleven: - Eén ter plaatse van schuur achter huidig Zandkampweg 17 (uit luchtfoto s blijkt dat de schuur verplaatst is ten opzichte van situatie in 2005); - Eén ter plaatse van aansluiting inrit Zandkampweg 17 met Zandkampweg. Beide restverontreinigingen vallen buiten de huidige onderzoekslocatie Aanbevelingen Zodra in de toekomst het schuurtje / de garage wordt gesloopt de grond nader te inspecteren op de aanwezigheid op asbesthoudende materialen Toekomstig gebruik Men is voornemens ter plaatse van de onderzoekslocatie nieuwbouw van twee woningen te realiseren. Asbest Tijdens de visuele inspectie van Zandkampweg is expliciet gelet op het voorkomen van asbestverdachte materialen op het maaiveld. Deze zijn niet aangetroffen Omgeving Definiëring omgeving De omgeving kan gezien het gebruik en de oppervlakte van de omliggende percelen beperkt blijven tot het adres van de onderzoekslocatie. Het betrekken van de omliggende percelen bij het vooronderzoeksgebied wordt niet noodzakelijk en/of zinvol geacht. Gebruik De onderzoekslocatie is gelegen in het buitengebied van de gemeente Ermelo. Het gebied wordt in hoofdzaak benut voor agrarische doeleinden. Voor zover bekend blijft dit gebruik ongewijzigd. Bodembedreigende activiteiten Ter plaatse van de Zandkampweg 21 is in 1992 een liter huisbrandolie tank verwijderd. Hierbij is geen verontreiniging aangetoond. Van de omgeving zijn geen relevante gegevens bekend met betrekking tot (voormalige) bodembedreigende activiteiten. Voorbeelden zijn (ondergrondse) brandstoftanks, een olie A Zandkampweg Ermelo 7

17 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek benzine-afscheider of calamiteiten. Deze kunnen aanleiding geven om bodemverontreiniging ter plaatse van de onderzoekslocatie te verwachten. Bodeminformatie Van de omgeving zijn bij de gemeente Ermelo de volgende bodemonderzoeken bekend: verkennend onderzoek perceel tussen nrs 19 en 21, Tauw, , 20 januari 2000; verkennend onderzoek Zandkampweg 21, PJ Milieu, A, 01 juli 1994; verkennend bodemonderzoek Konijnenwal 15a, b en d, Grondvitaal, , 1 juni 2012; onderzoek onverharde wegen in eigendom gemeente Ermelo, TNO, R2001/029, januari 2001; nader asbestonderzoek Konijnenwal, Tauw, R LHU-kwe-V02-NL, 15 november 2013; verkennend bodem- en asbest in grondonderzoek, Konijnenwal 20, A, 5 augustus 2015; De resultaten van de genoemde bodemonderzoeken in de omgeving geven geen aanleiding relevante bodemverontreiniging ter plaatse van de onderzoekslocatie te verwachten. Bodemopbouw en geohydrologie Ten behoeve van de bodemopbouw en geohydrologische situatie wordt o.a. gebruik gemaakt van de volgende bronnen: informatie van de provincie over de ligging van grondwaterbeschermingsgebieden, DINOloket en Grondwaterkaart van Nederland (kaartblad 26 oost, GWK 38). Regionaal bestaat de bodem tot circa 10 meter min maaiveld (m-mv) uit zand, meest matig fijn. De regionale grondwaterstroming is noordwestelijk gericht. De onderzoekslocatie bevindt zich in een grondwaterbeschermingsgebied (intrekgebied). Achtergrondgehalten De gemeente Ermelo beschikt over een (regionale) bodemkwaliteitskaart. De locatie is volgens de bodemkwaliteitskaart gelegen in deelgebied 2 (Agrarisch buitengebied). Indien noodzakelijk worden de uitkomsten van het onderzoek met de in deze kaart genoemde achtergrondgehalten vergeleken. Over het algemeen gebeurt dit pas als in de grondmonsters matig of sterk verhoogde gehalten zijn aangetoond A Zandkampweg Ermelo 8

18 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek 2.3 Hypothese en onderzoeksopzet Op basis van de resultaten van het vooronderzoek wordt niet verwacht dat op de locatie sprake zal zijn van aanwezigheid van bodemverontreiniging. Het verkennend bodemonderzoek wordt uitgevoerd conform de NEN 5740, onderzoeksstrategie voor een onverdachte niet-lijnvormige locatie (ONV-NL). In aanvulling op de norm is het binnen de gemeente Ermelo gebruikelijk de grond en het grondwater aanvullend op de parameter arseen te laten analyseren. Het doel van het verkennend bodemonderzoek in deze situatie is aan te tonen dat op de onderzoekslocatie redelijkerwijs gesproken geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond of het freatisch grondwater in gehalten boven respectievelijk de achtergrondwaarde en de streefwaarde. De locatie heeft een oppervlakte van circa m². In tabel 5 zijn de uit te voeren veld- en laboratoriumwerkzaamheden schematisch weergegeven. De werkzaamheden zijn gebaseerd op de in tabel genoemde strategie. Tabel 5 Onderzoeksstrategie en veld- en laboratoriumonderzoek Onderzoeksstrategie voor een onverdachte niet-lijnvormige locatie (ONV-NL) Veldonderzoek Aantal boringen en peilbuizen Laboratoriumonderzoek Aantal (meng)monsters Boring tot èn boring tot èn boring met Grond Grondwater 0,5 m grondwater 1 peilbuis Bovengrond Ondergrond indien de grondwaterspiegel zich ondieper dan 1,0 m-mv bevindt, geldt een boordiepte van 1,0 m. Indien de grondwaterspiegel zich dieper dan 2,0 m-mv bevindt, geldt een boordiepte van 2,0 m 2 de peilbuis zal nabij de bovengrondse tank gerealiseerd worden, aangezien deze zich op een betonvloer bevindt wordt niet verwacht dat deze een bodemverontreiniging heeft veroorzaakt Aanvullend onderzoek naar asbest in de bodem wordt, op basis van de resultaten van het vooronderzoek, op voorhand niet noodzakelijk geacht. In overleg met de omgevingsdienst zal, naar aanleiding van de uitgevoerde sanering van (nagenoeg) het gehele terrein, geen asbest in grondonderzoek uitgevoerd worden. De locatie is ten aanzien van asbest als onverdacht te beschouwen A Zandkampweg Ermelo 9

19 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek 3 VELDONDERZOEK 3.1 Uitvoering Het veldonderzoek is uitgevoerd door minimaal 1 gecertificeerde persoon van PJ Milieu BV (bijlage 2, verklaring onafhankelijkheid uitvoering veldwerk) conform de Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB-procescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek (BRL SIKB 2000) en de protocollen en Op 1 maart 2016 is het veldwerk uitgevoerd als omschreven in paragraaf 2.3. De verrichte boringen en de geplaatste peilbuis zijn gecodeerd vanaf nummer 1. Het grondwater is bemonsterd op 9 maart Gelijktijdig zijn de stand, de zuurgraad (ph), het geleidingsvermogen (ec) en de troebelheid van het grondwater bepaald. De situering van de boorpunten is aangegeven op de tekening (bijlage 7). Een uitgebreide omschrijving van de onderzoeksmethodiek is opgenomen in bijlage Resultaten In bijlage 2 is van elke boring een boorprofiel opgenomen. De globale bodemopbouw van de locatie is in tabel 6 omschreven. Tabel 6 Globale bodemopbouw onderzoekslocatie Traject (m-mv) Lithologische beschrijving 0,0 0,5 Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus 0,5 3,2 Zand, matig fijn, zwak siltig m-mv = meter minus maaiveld Opgemerkt wordt dat de bodem erg heterogeen is, met lagen die al dan niet humeus zijn. Vermoedelijk door de opgebrachte grond na afloop van de sanering. Zintuiglijke waarnemingen vaste bodem Bij de uitvoering van het veldwerk zijn bijmengingen aangetroffen. Voor een gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar tabel 7. Tabel 7 Zintuiglijke waarnemingen Boring Traject (m-mv) Zintuiglijke waarnemingen 1 0,0 0,5 Sporen beton 4 0,0 0,5 Sporen beton 9 0,0 0,45 Sporen baksteen 10 0,0 0,5 Sporen baksteen 12 0,0 0,5 Sporen baksteen 13 0,1 0,4 Zwak baksteenhoudend, zwak betonhoudend, gestuit op puin 14 0,0 0,5 Sporen baksteen 15 0,1 0,3 Zwak baksteenhoudend, zwak betonhoudend, gestuit op puin 16 0,0 0,5 Sporen baksteen 4 Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen 5 Het nemen van grondwatermonsters A Zandkampweg Ermelo 10

20 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek Grondwaterstand, zuurgraad, geleidingsvermogen en troebelheid In tabel 8 zijn de resultaten van de veldmetingen aan het grondwater schematisch weergegeven. Tabel 8 Veldmetingen grondwater Peilbuis Datum monstername Grondwaterstand (m-mv) Zuurgraad (-) Geleidbaarheid (μs/cm) Troebelheid (NTU) 2 9 maart ,68 6, ,0 De in tabel 8 genoemde waarden aan zuurgraad en geleidbaarheid kunnen als normaal beschouwd worden. De troebelheid is hoger dan 10 NTU. Ondanks goed voorpompen en een laag afpompdebiet is geen helder watermonster verkregen. Dit kan van invloed zijn op het analyseresultaat. Zintuiglijke waarnemingen grondwater In tabel 9 zijn de zintuiglijke waarnemingen bij de watermonstername schematisch weergegeven. Tabel 9 Zintuiglijke waarnemingen grondwater Peilbuis Drijf-/zaklagen Goed-/slechtlopend Belucht 2 Nee Goedlopend Nee A Zandkampweg Ermelo 11

21 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek 4 LABORATORIUMONDERZOEK 4.1 Uitvoering De verzamelde monsters zijn ter analyse aangeboden aan het RvA-geaccrediteerde laboratorium Eurofins Analytico Milieu B.V. te Barneveld. De resultaten van het veldonderzoek geven geen aanleiding meerdere (meng)monsters te onderzoeken of andere analyses uit te voeren dan conform de gehanteerde strategie (zie paragraaf 2.3). In tabel 10 zijn de monsteromschrijvingen en de stoffen waarop de betreffende monsters zijn onderzocht, schematisch weergegeven. Tabel 10 Monsteromschrijvingen en geanalyseerde parameters Monstercode Boringen Traject (m-mv) * Geanalyseerde parameters Grond MM-1 1, 4, 9, 10 en 12 t/m 16 MM-2 2, 3, 5 t/m 8 en 11 0,0-0,5 Standaardpakket bodem 6,arseen 7, lutum en organische stof 0,0-0,5 Standaardpakket bodem, arseen, lutum en organische stof MM-3 2 en 8 0,5-2,0 Standaardpakket bodem, arseen, lutum en organische stof MM-4 10 en 16 0,5 2,0 Grondwater ,2-3,2 Standaardpakket grondwater 8 en arseen MM = mengmonster * = het betreft de minimale en maximale monsternamediepte. Op het analysecertificaat is het monsternametraject per boring weergegeven 4.2 Analyseresultaten De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 3. De analyseresultaten zijn getoetst met behulp van BoToVa aan de achtergrond-/streef 9 -en interventiewaarden. Verdere informatie over het toetsingskader is opgenomen in bijlage 6. Het resultaat van de toetsing is in bijlage 4 numeriek weergegeven. In onderstaande tabellen is het resultaat van de toetsing verwoord 10 opgenomen voor respectievelijk de grond en het grondwater. 6 Droge stof, metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, nikkel, lood en zink), minerale olie (GC), PAK (10) en PCB (7) 7 In aanvulling op de norm is het binnen de gemeente Ermelo gebruikelijk de grond en het grondwater aanvullend op de parameter arseen te laten analyseren 8 Metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, nikkel, lood en zink), aromaten (BTEXN), styreen, VOCL (11), vinylchloride, 1,1 dichlooretheen, chloorpropanen (3), bromoform en minerale olie (GC) 9 Het betreffen de door de gemeente vastgestelde locatiespecifieke achtergrondwaarden (zie bodemkwaliteitskaart) en/of de landelijk vastgestelde generieke waarden (AW2000) 10 niet verhoogd: het gehalte overschrijft de achtergrond-/streefwaarde niet; er is in principe sprake van een schoon monster (NB: ook de als licht verhoogd gerapporteerde parameters * factor 0,7 kunnen als niet verhoogd worden beschouwd, indien alle individuele parameters de detectiegrens AS3000 niet overschrijden) licht verhoogd: het gehalte overschrijdt de achtergrond-/streefwaarde, maar de tussenwaarde (het gemiddelde van de achtergrond-/streef- en interventiewaarde) wordt niet overschreden. De A Zandkampweg Ermelo 12

22 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek Tabel 11 Monsteromschrijving grond(meng)monsters en resultaat toetsing Monstercode Boringen Grondsoort * Bijmengingen ** Resultaat toetsing *** Bovengrond MM-1 1, 4, 9, 10 en 12 t/m 16 Grond Puin - MM-2 2, 3, 5 t/m 8 en 11 Grond / zand - - Ondergrond MM-3 2 en 8 Zand - Matig: koper (61) MM-4 10 en 16 Zand - - MM = mengmonster * = indeling in hoofdnamen: zand, grond (humeus zand), klei, leem of veen ** = voor de mate en voor meer details wordt verwezen naar de boorprofielen in bijlage 2 *** = mate van verhoging (licht, matig of sterk). Tussen haakjes het gemeten gehalte in mg/kg d.s. - = geen bijmengingen of geen verhoogde gehalten boven de achtergrondwaarden Tabel 12 Monsteromschrijving grondwater en resultaat toetsing Monstercode Peilbuis Resultaat toetsing * Licht: barium (120) en koper (20) * = mate van verhoging (licht, matig of sterk). Tussen haakjes het gemeten gehalten in μg/l - = geen verhoogde gehalten boven de streefwaarden Zoals eerder aangegeven is de troebelheid van het grondwater formeel te hoog. Deze heeft de resultaten van het bodemonderzoek echter niet negatief beïnvloed. In het grondwater zijn namelijk geen sterk verhoogde gehalten aangetoond. 4.3 Uitsplitsing MM-3 Op basis van de analyseresultaten is besloten de deelmonsters van het mengmonster MM-3 separaat te analyseren op koper, lutum en organische stof. De analyseresultaten inclusief toetsing zijn in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 13 Monsteromschrijving grond(meng)monsters en resultaat toetsing Monstercode Boringen Grondsoort Bijmengingen Resultaat toetsing MM Zand Zand Zand Zand Zand - - verontreiniging is naar verwachting dermate gering dat veelal geen nadere actie (onderzoek of sanering) noodzakelijk is matig verhoogd: het gehalte overschrijdt de tussenwaarde. Nader onderzoek zal worden aanbevolen om te bepalen of er inderdaad sprake is van relevante bodemverontreiniging sterk verhoogd: het gehalte overschrijdt de interventiewaarde. Nader onderzoek naar de aard, mate, omvang en oorzaken van de verontreiniging is in de meeste gevallen noodzakelijk sterk verhoogd: het gehalte overschrijdt de interventiewaarde. Nader onderzoek naar de aard, mate, omvang en oorzaken van de verontreiniging is in de meeste gevallen noodzakelijk A Zandkampweg Ermelo 13

23 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 5.1 Conclusies Op basis van de resultaten van het uitgevoerde vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. De opzet van het bodemonderzoek is gebaseerd op een strategie onderzoeksstrategie voor een onverdachte niet-lijnvormige locatie (ONV-NL). Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. In het grondwater zijn enkele parameters aangetoond in een gehalte waarbij in lichte mate sprake is van verontreiniging. Aanvankelijk is in een mengmonster van de ondergrond (MM-3) een matig verhoogd gehalte koper aangetoond. Na uitsplitsing blijkt dat in de separate monsters geen verhoogde gehalten zijn aangetoond. Vermoedelijk is dit te wijten aan de heterogeniteit van de bodem. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht. De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de aanvraag van een functiewijziging, alsmede de aanvraag van een omgevingsvergunning. 5.2 Aanbevelingen De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om aanvullend of nader bodemonderzoek te adviseren. Het onderzoek is onder Kwalibo (een onderdeel van het Besluit bodemkwaliteit) uitgevoerd. Het betreft echter geen partijkeuring. Bij afvoer van grond of verhardingsmaterialen van de locatie kan er sprake zijn van verwerkingskosten. Door derden kan, ongeacht de resultaten van dit bodemonderzoek, een keuring van de af te voeren partij verlangd worden A Zandkampweg Ermelo 14

24 Bijlage 1 Documenten vooronderzoek

25 2002

26 2005

27 2008

28 2011

29 2013

30 2014

31 2015

32 Bijlage 2 Boorprofielen met legenda Verklaring onafhankelijkheid uitvoering veldwerk

33 Boring: 1 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen beton, lichtbruin, Edelmanboor Boring: 2 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, Edelmanboor, licht geroerd Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak grindig, bruinbeige, Edelmanboor Boring: 3 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, Edelmanboor Boring: 4 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen beton, donkerbruin, Edelmanboor Boring: 5 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Boring: 6 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, Edelmanboor Boring: 7 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, Edelmanboor Boring: 8 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor 2 Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, Edelmanboor, licht geroerd Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, Edelmanboor Projectcode: A Locatie: Zandkampweg te Ermelo Boormeester: Mark Dorland Schaal: 1: 40 Getekend volgens NEN 5104

34 Boring: 9 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen baksteen, donkerbruin, Edelmanboor Boring: 10 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen baksteen, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, Edelmanboor Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, bruinbeige, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbeige, Edelmanboor Boring: 11 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Boring: 12 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen baksteen, donkerbruin, Edelmanboor Boring: 13 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak baksteenhoudend, zwak betonhoudend, grijsbruin, Edelmanboor, gestuit op puin Boring: 14 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen baksteen, donkerbruin, Edelmanboor Boring: 15 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak baksteenhoudend, zwak betonhoudend, grijsbruin, Edelmanboor, gestuit op puin Boring: 16 Datum: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen baksteen, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, Edelmanboor Zand, matig grof, zwak siltig, bruinbeige, Edelmanboor Projectcode: A Locatie: Zandkampweg te Ermelo Boormeester: Mark Dorland Schaal: 1: 40 Getekend volgens NEN 5104

35 Legenda (conform NEN 5104) grind klei geur Grind, siltig Klei, zwak siltig geen geur zwakke geur Grind, zwak zandig Klei, matig siltig matige geur sterke geur Grind, matig zandig Klei, sterk siltig uiterste geur Grind, sterk zandig Klei, uiterst siltig olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie Grind, uiterst zandig Klei, zwak zandig matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig uiterste olie-water reactie zand Klei, sterk zandig p.i.d.-waarde Zand, kleiïg >0 >1 Zand, zwak siltig Zand, matig siltig leem Leem, zwak zandig >10 >100 >1000 >10000 Zand, sterk siltig Leem, sterk zandig monsters Zand, uiterst siltig geroerd monster overige toevoegingen ongeroerd monster veen Veen, mineraalarm zwak humeus matig humeus volumering overig bijzonder bestanddeel Veen, zwak kleiïg sterk humeus Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand Veen, sterk kleiïg zwak grindig Gemiddeld laagste grondwaterstand slib Veen, zwak zandig matig grindig water Veen, sterk zandig sterk grindig peilbuis blinde buis casing hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand zand afdichting bentoniet/mikoliet/klei afdichting grind afdichting filter

36 VERKLARING ONAFHANKELIJKHEID UITVOERING VELDWERK Projectcode: Locatie: Projectleider: A Zandkampweg Ermelo Jantine Slotboom-van Vliet BRL SIKB: 1000 Monsterneming voor partijkeuringen 2000 Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek 2100 Mechanisch boren 6000 Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen en nazorg Protocollen: 1001 Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie 1002 Monsterneming voor partijkeuringen niet-vormgegeven bouwstoffen 2001 Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen 2002 Het nemen van grondwatermonsters 2003 Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek 2018 Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem 2101 Mechanisch boren 6001 Milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden 6002 Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in-situ methoden Ik verklaar dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is uitgevoerd conform de eisen van de BRL SIKB 2000 en de daarbij behorende protocollen. Naam: Handtekening: ing. M.W. Dorland R. Rigter

37 Bijlage 3 Analysecertificaten

38

39

40 VA

41

42

43

44

45 JK

46

47

48

49

50 VA

51

52

53

54 Bijlage 4 Toetsing analyseresultaten

55 Toetsing analyseresultaten grond Certificaatnummer Uw projectnummer A Uw projectnaam Zandkampweg te Ermelo Datum monstername Parameter Eenheid MM-1 GSSD +/- RG AW T I Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analyses Droge stof % (m/m) 88,0 Organische stof % (m/m) ds 2,5 2,5 Gloeirest % (m/m) ds 97,3 Korrelgrootte < 2 μm (Lutum) % (m/m) ds 2,4 2,4 Metalen Arseen (As) mg/kg ds <4,0 4,788-4,0 20,0 48,0 76,0 Barium (Ba) mg/kg ds <20 51,67 20,0 190,0 555,0 920,0 Cadmium (Cd) mg/kg ds <0,20 0,2342-0,2 0,6 6,8 13,0 Kobalt (Co) mg/kg ds <3,0 7,073-3,0 15,0 103,0 190,0 Koper (Cu) mg/kg ds 12 24,08-5,0 40,0 115,0 190,0 Kwik (Hg) mg/kg ds <0,050 0,0497-0,05 0,15 18,1 36,0 Molybdeen (Mo) mg/kg ds <1,5 1,05-1,5 1,5 95,8 190,0 Nikkel (Ni) mg/kg ds <4,0 7,903-4,0 35,0 67,5 100,0 Lood (Pb) mg/kg ds 13 20,13-10,0 50,0 290,0 530,0 Zink (Zn) mg/kg ds 31 71,21-20,0 140,0 430,0 720,0 Minerale olie Minerale olie (C10-C12) mg/kg ds <3,0 Minerale olie (C12-C16) mg/kg ds <5,0 Minerale olie (C16-C21) mg/kg ds <5,0 Minerale olie (C21-C30) mg/kg ds <11 Minerale olie (C30-C35) mg/kg ds <5,0 Minerale olie (C35-C40) mg/kg ds <6,0 Minerale olie totaal (C10-C40) mg/kg ds <35 98,0-35,0 190,0 2600,0 5000,0 Polychloorbifenylen, PCB PCB 28 mg/kg ds <0,0010 0,0028 PCB 52 mg/kg ds <0,0010 0,0028 PCB 101 mg/kg ds <0,0010 0,0028 PCB 118 mg/kg ds <0,0010 0,0028 PCB 138 mg/kg ds <0,0010 0,0028 PCB 153 mg/kg ds <0,0010 0,0028 PCB 180 mg/kg ds <0,0010 0,0028 PCB (som 7) (factor 0,7) mg/kg ds 0,0049 0,0196-0,007 0,02 0,51 1,0 Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK Naftaleen mg/kg ds <0,050 0,035 Fenanthreen mg/kg ds 0,10 0,1 Anthraceen mg/kg ds <0,050 0,035 Fluorantheen mg/kg ds 0,24 0,24 Benzo(a)anthraceen mg/kg ds 0,13 0,13 Chryseen mg/kg ds 0,14 0,14 Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds 0,065 0,065 Benzo(a)pyreen mg/kg ds 0,12 0,12 Benzo(ghi)peryleen mg/kg ds 0,083 0,083 Indeno(123-cd)pyreen mg/kg ds 0,097 0,097 PAK VROM (10) (factor 0,7) mg/kg ds 1,1 1,045-0,35 1,5 20,8 40,0 Legenda - < Achtergrondwaarde of RG + > Achtergrondwaarde ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens GSSD Gestandaardiseerd gehalte GSSD is gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 2,4 % van droge stof en organische stof: 2,5 % van droge stof. Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info:

56 Toetsing analyseresultaten grond Certificaatnummer Uw projectnummer A Uw projectnaam Zandkampweg te Ermelo Datum monstername Parameter Eenheid MM-2 GSSD +/- RG AW T I Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analyses Droge stof % (m/m) 88,6 Organische stof % (m/m) ds 1,4 1,4 Gloeirest % (m/m) ds 98,5 Korrelgrootte < 2 μm (Lutum) % (m/m) ds <2,0 1,4 Metalen Arseen (As) mg/kg ds <4,0 4,892-4,0 20,0 48,0 76,0 Barium (Ba) mg/kg ds <20 54,25 20,0 190,0 555,0 920,0 Cadmium (Cd) mg/kg ds <0,20 0,241-0,2 0,6 6,8 13,0 Kobalt (Co) mg/kg ds <3,0 7,383-3,0 15,0 103,0 190,0 Koper (Cu) mg/kg ds 7,4 15,31-5,0 40,0 115,0 190,0 Kwik (Hg) mg/kg ds <0,050 0,0502-0,05 0,15 18,1 36,0 Molybdeen (Mo) mg/kg ds <1,5 1,05-1,5 1,5 95,8 190,0 Nikkel (Ni) mg/kg ds <4,0 8,167-4,0 35,0 67,5 100,0 Lood (Pb) mg/kg ds <10 11,02-10,0 50,0 290,0 530,0 Zink (Zn) mg/kg ds 25 59,32-20,0 140,0 430,0 720,0 Minerale olie Minerale olie (C10-C12) mg/kg ds <3,0 Minerale olie (C12-C16) mg/kg ds <5,0 Minerale olie (C16-C21) mg/kg ds <5,0 Minerale olie (C21-C30) mg/kg ds <11 Minerale olie (C30-C35) mg/kg ds 7,3 Minerale olie (C35-C40) mg/kg ds <6,0 Minerale olie totaal (C10-C40) mg/kg ds <35 122,5-35,0 190,0 2600,0 5000,0 Polychloorbifenylen, PCB PCB 28 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 52 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 101 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 118 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 138 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 153 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 180 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB (som 7) (factor 0,7) mg/kg ds 0,0049 0,0245-0,007 0,02 0,51 1,0 Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK Naftaleen mg/kg ds <0,050 0,035 Fenanthreen mg/kg ds <0,050 0,035 Anthraceen mg/kg ds <0,050 0,035 Fluorantheen mg/kg ds <0,050 0,035 Benzo(a)anthraceen mg/kg ds <0,050 0,035 Chryseen mg/kg ds <0,050 0,035 Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds <0,050 0,035 Benzo(a)pyreen mg/kg ds <0,050 0,035 Benzo(ghi)peryleen mg/kg ds <0,050 0,035 Indeno(123-cd)pyreen mg/kg ds <0,050 0,035 PAK VROM (10) (factor 0,7) mg/kg ds 0,35 0,35-0,35 1,5 20,8 40,0 Legenda - < Achtergrondwaarde of RG + > Achtergrondwaarde ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens GSSD Gestandaardiseerd gehalte GSSD is gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 2,0 % van droge stof en organische stof: 1,4 % van droge stof. Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info:

57 Toetsing analyseresultaten grond Certificaatnummer Uw projectnummer A Uw projectnaam Zandkampweg te Ermelo Datum monstername Parameter Eenheid MM-3 GSSD +/- RG AW T I Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analyses Droge stof % (m/m) 87,2 Organische stof % (m/m) ds 0,8 0,8 Gloeirest % (m/m) ds 99,1 Korrelgrootte < 2 μm (Lutum) % (m/m) ds <2,0 1,4 Metalen Arseen (As) mg/kg ds <4,0 4,892-4,0 20,0 48,0 76,0 Barium (Ba) mg/kg ds <20 54,25 20,0 190,0 555,0 920,0 Cadmium (Cd) mg/kg ds <0,20 0,241-0,2 0,6 6,8 13,0 Kobalt (Co) mg/kg ds <3,0 7,383-3,0 15,0 103,0 190,0 Koper (Cu) mg/kg ds ,2 ++ 5,0 40,0 115,0 190,0 Kwik (Hg) mg/kg ds <0,050 0,0502-0,05 0,15 18,1 36,0 Molybdeen (Mo) mg/kg ds <1,5 1,05-1,5 1,5 95,8 190,0 Nikkel (Ni) mg/kg ds <4,0 8,167-4,0 35,0 67,5 100,0 Lood (Pb) mg/kg ds <10 11,02-10,0 50,0 290,0 530,0 Zink (Zn) mg/kg ds 36 85,42-20,0 140,0 430,0 720,0 Minerale olie Minerale olie (C10-C12) mg/kg ds <3,0 Minerale olie (C12-C16) mg/kg ds <5,0 Minerale olie (C16-C21) mg/kg ds <5,0 Minerale olie (C21-C30) mg/kg ds <11 Minerale olie (C30-C35) mg/kg ds 5,5 Minerale olie (C35-C40) mg/kg ds <6,0 Minerale olie totaal (C10-C40) mg/kg ds <35 122,5-35,0 190,0 2600,0 5000,0 Polychloorbifenylen, PCB PCB 28 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 52 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 101 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 118 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 138 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 153 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 180 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB (som 7) (factor 0,7) mg/kg ds 0,0049 0,0245-0,007 0,02 0,51 1,0 Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK Naftaleen mg/kg ds <0,050 0,035 Fenanthreen mg/kg ds 0,14 0,14 Anthraceen mg/kg ds <0,050 0,035 Fluorantheen mg/kg ds 0,19 0,19 Benzo(a)anthraceen mg/kg ds <0,050 0,035 Chryseen mg/kg ds 0,13 0,13 Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds <0,050 0,035 Benzo(a)pyreen mg/kg ds 0,082 0,082 Benzo(ghi)peryleen mg/kg ds 0,051 0,051 Indeno(123-cd)pyreen mg/kg ds <0,050 0,035 PAK VROM (10) (factor 0,7) mg/kg ds 0,77 0,768-0,35 1,5 20,8 40,0 Legenda - < Achtergrondwaarde of RG + > Achtergrondwaarde ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens GSSD Gestandaardiseerd gehalte GSSD is gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 2,0 % van droge stof en organische stof: 0,8 % van droge stof. Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info:

58 Toetsing analyseresultaten grond Certificaatnummer Uw projectnummer A Uw projectnaam Zandkampweg te Ermelo Datum monstername Parameter Eenheid MM-4 GSSD +/- RG AW T I Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analyses Droge stof % (m/m) 92,5 Organische stof % (m/m) ds <0,7 0,49 Gloeirest % (m/m) ds 99,6 Korrelgrootte < 2 μm (Lutum) % (m/m) ds <2,0 1,4 Metalen Arseen (As) mg/kg ds <4,0 4,892-4,0 20,0 48,0 76,0 Barium (Ba) mg/kg ds <20 54,25 20,0 190,0 555,0 920,0 Cadmium (Cd) mg/kg ds <0,20 0,241-0,2 0,6 6,8 13,0 Kobalt (Co) mg/kg ds <3,0 7,383-3,0 15,0 103,0 190,0 Koper (Cu) mg/kg ds <5,0 7,241-5,0 40,0 115,0 190,0 Kwik (Hg) mg/kg ds <0,050 0,0502-0,05 0,15 18,1 36,0 Molybdeen (Mo) mg/kg ds <1,5 1,05-1,5 1,5 95,8 190,0 Nikkel (Ni) mg/kg ds <4,0 8,167-4,0 35,0 67,5 100,0 Lood (Pb) mg/kg ds <10 11,02-10,0 50,0 290,0 530,0 Zink (Zn) mg/kg ds <20 33,22-20,0 140,0 430,0 720,0 Minerale olie Minerale olie (C10-C12) mg/kg ds <3,0 Minerale olie (C12-C16) mg/kg ds <5,0 Minerale olie (C16-C21) mg/kg ds <5,0 Minerale olie (C21-C30) mg/kg ds <11 Minerale olie (C30-C35) mg/kg ds <5,0 Minerale olie (C35-C40) mg/kg ds <6,0 Minerale olie totaal (C10-C40) mg/kg ds <35 122,5-35,0 190,0 2600,0 5000,0 Polychloorbifenylen, PCB PCB 28 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 52 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 101 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 118 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 138 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 153 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB 180 mg/kg ds <0,0010 0,0035 PCB (som 7) (factor 0,7) mg/kg ds 0,0049 0,0245-0,007 0,02 0,51 1,0 Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK Naftaleen mg/kg ds <0,050 0,035 Fenanthreen mg/kg ds <0,050 0,035 Anthraceen mg/kg ds <0,050 0,035 Fluorantheen mg/kg ds <0,050 0,035 Benzo(a)anthraceen mg/kg ds <0,050 0,035 Chryseen mg/kg ds <0,050 0,035 Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds <0,050 0,035 Benzo(a)pyreen mg/kg ds <0,050 0,035 Benzo(ghi)peryleen mg/kg ds <0,050 0,035 Indeno(123-cd)pyreen mg/kg ds <0,050 0,035 PAK VROM (10) (factor 0,7) mg/kg ds 0,35 0,35-0,35 1,5 20,8 40,0 Legenda - < Achtergrondwaarde of RG + > Achtergrondwaarde ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens GSSD Gestandaardiseerd gehalte GSSD is gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 2,0 % van droge stof en organische stof: 0,7 % van droge stof. Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info:

59 Toetsing analyseresultaten grond Certificaatnummer Uw projectnummer A Uw projectnaam Zandkampweg te Ermelo Datum monstername Parameter Eenheid 2-2 GSSD +/- RG AW T I Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analyses Droge stof % (m/m) 91,1 Organische stof % (m/m) ds 0,8 0,8 Gloeirest % (m/m) ds 99,1 Korrelgrootte < 2 μm (Lutum) % (m/m) ds <2,0 1,4 Metalen Koper (Cu) mg/kg ds 13 26,9-5,0 40,0 115,0 190,0 Legenda - < Achtergrondwaarde of RG + > Achtergrondwaarde ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens GSSD Gestandaardiseerd gehalte GSSD is gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 2,0 % van droge stof en organische stof: 0,8 % van droge stof. Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: Toetsing analyseresultaten grond Certificaatnummer Uw projectnummer A Uw projectnaam Zandkampweg te Ermelo Datum monstername Parameter Eenheid 2-3 GSSD +/- RG AW T I Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analyses Droge stof % (m/m) 90,9 Organische stof % (m/m) ds 0,7 0,7 Gloeirest % (m/m) ds 99,2 Korrelgrootte < 2 μm (Lutum) % (m/m) ds <2,0 1,4 Metalen Koper (Cu) mg/kg ds 8,8 18,21-5,0 40,0 115,0 190,0 Legenda - < Achtergrondwaarde of RG + > Achtergrondwaarde ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens GSSD Gestandaardiseerd gehalte GSSD is gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 2,0 % van droge stof en organische stof: 0,7 % van droge stof. Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info:

60 Toetsing analyseresultaten grond Certificaatnummer Uw projectnummer A Uw projectnaam Zandkampweg te Ermelo Datum monstername Parameter Eenheid 2-4 GSSD +/- RG AW T I Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analyses Droge stof % (m/m) 84,2 Organische stof % (m/m) ds 1,1 1,1 Gloeirest % (m/m) ds 98,7 Korrelgrootte < 2 μm (Lutum) % (m/m) ds 3,1 3,1 Metalen Koper (Cu) mg/kg ds 10 19,93-5,0 40,0 115,0 190,0 Legenda - < Achtergrondwaarde of RG + > Achtergrondwaarde ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens GSSD Gestandaardiseerd gehalte GSSD is gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 3,1 % van droge stof en organische stof: 1,1 % van droge stof. Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: Toetsing analyseresultaten grond Certificaatnummer Uw projectnummer A Uw projectnaam Zandkampweg te Ermelo Datum monstername Parameter Eenheid 8-2 GSSD +/- RG AW T I Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analyses Droge stof % (m/m) 93,3 Organische stof % (m/m) ds 1,1 1,1 Gloeirest % (m/m) ds 98,8 Korrelgrootte < 2 μm (Lutum) % (m/m) ds <2,0 1,4 Metalen Koper (Cu) mg/kg ds <5,0 7,241-5,0 40,0 115,0 190,0 Legenda - < Achtergrondwaarde of RG + > Achtergrondwaarde ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens GSSD Gestandaardiseerd gehalte GSSD is gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 2,0 % van droge stof en organische stof: 1,1 % van droge stof. Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info:

61 Toetsing analyseresultaten grond Certificaatnummer Uw projectnummer A Uw projectnaam Zandkampweg te Ermelo Datum monstername Parameter Eenheid 8-4 GSSD +/- RG AW T I Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analyses Droge stof % (m/m) 81,0 Organische stof % (m/m) ds <0,7 0,49 Gloeirest % (m/m) ds 99,6 Korrelgrootte < 2 μm (Lutum) % (m/m) ds <2,0 1,4 Metalen Koper (Cu) mg/kg ds <5,0 7,241-5,0 40,0 115,0 190,0 Legenda - < Achtergrondwaarde of RG + > Achtergrondwaarde ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens GSSD Gestandaardiseerd gehalte GSSD is gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 2,0 % van droge stof en organische stof: 0,7 % van droge stof. Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info:

62 Toetsing analyseresultaten grondwater Certificaatnummer Uw projectnummer A Uw projectnaam Zandkampweg te Ermelo Datum monstername Parameter Eenheid GSSD +/- RG S T I Metalen Arseen (As) μg/l <5,0 3,5-5,0 10,0 35,0 60,0 Barium (Ba) μg/l ,0 + 20,0 50,0 338,0 625,0 Cadmium (Cd) μg/l <0,20 0,14-0,2 0,4 3,2 6,0 Kobalt (Co) μg/l <2,0 1,4-2,0 20,0 60,0 100,0 Koper (Cu) μg/l 20 20,0 + 2,0 15,0 45,0 75,0 Kwik (Hg) μg/l <0,050 0,035-0,05 0,05 0,175 0,3 Molybdeen (Mo) μg/l <2,0 1,4-2,0 5,0 153,0 300,0 Nikkel (Ni) μg/l 3,4 3,4-3,0 15,0 45,0 75,0 Lood (Pb) μg/l <2,0 1,4-2,0 15,0 45,0 75,0 Zink (Zn) μg/l <10 7,0-10,0 65,0 433,0 800,0 Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen Benzeen μg/l <0,20 0,14-0,2 0,2 15,1 30,0 Tolueen μg/l <0,20 0,14-0,2 7,0 504,0 1000,0 Ethylbenzeen μg/l <0,20 0,14-0,2 4,0 77,0 150,0 o-xyleen μg/l <0,10 0,07 m,p-xyleen μg/l <0,20 0,14 Xylenen (som) factor 0,7 μg/l 0,21 0,21-0,2 0,2 35,1 70,0 BTEX (som) μg/l <0,90 0,63 Naftaleen μg/l <0,020 0,014-0,02 0,01 35,0 70,0 Styreen μg/l <0,20 0,14-0,2 6,0 153,0 300,0 Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen Dichloormethaan μg/l <0,20 0,14-0,2 0,01 500,0 1000,0 Trichloormethaan μg/l <0,20 0,14-0,2 6,0 203,0 400,0 Tetrachloormethaan μg/l <0,10 0,07-0,1 0,01 5,0 10,0 Trichlooretheen μg/l <0,20 0,14-0,2 24,0 262,0 500,0 Tetrachlooretheen μg/l <0,10 0,07-0,1 0,01 20,0 40,0 1,1-Dichloorethaan μg/l <0,20 0,14-0,2 7,0 454,0 900,0 1,2-Dichloorethaan μg/l <0,20 0,14-0,2 7,0 204,0 400,0 1,1,1-Trichloorethaan μg/l <0,10 0,07-0,1 0,01 150,0 300,0 1,1,2-Trichloorethaan μg/l <0,10 0,07-0,1 0,01 65,0 130,0 cis 1,2-Dichlooretheen μg/l <0,10 0,07 trans 1,2-Dichlooretheen μg/l <0,10 0,07 CKW (som) μg/l <1,6 1,12 Tribroommethaan μg/l <0,20 0,14 630,0 Vinylchloride μg/l <0,10 0,07-0,2 0,01 2,5 5,0 1,1-Dichlooretheen μg/l <0,10 0,07-0,1 0,01 5,0 10,0 1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7 μg/l 0,14 0,14-0,2 0,01 10,0 20,0 1,1-Dichloorpropaan μg/l <0,20 0,14 1,2-Dichloorpropaan μg/l <0,20 0,14 1,3-Dichloorpropaan μg/l <0,20 0,14 Dichloorpropanen som factor 0.7 μg/l 0,42 0,42-0,6 0,8 40,4 80,0 Minerale olie Minerale olie (C10-C12) μg/l <10 Minerale olie (C12-C16) μg/l <10 Minerale olie (C16-C21) μg/l <10 Minerale olie (C21-C30) μg/l <15 Minerale olie (C30-C35) μg/l <10 Minerale olie (C35-C40) μg/l <10 Minerale olie totaal (C10-C40) μg/l <50 35,0-50,0 50,0 325,0 600,0 Legenda - < streefwaarde/aw2000 of RG + > Streefwaarde (S) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens GSSD Gestandaardiseerd gehalte Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info:

63 Bijlage 5 Algemene achtergrondinformatie 1 Verklarende woordenlijst 1 achtergrondwaarden voor grond en baggerspecie bij regeling vastgestelde gehalten aan chemische stoffen voor een goede bodemkwaliteit, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingbronnen. Deze waarden zijn (door gemeenten) vastgesteld in het project achtergrondwaarden 2000 (AW 2000). De achtergrondwaarden vervangen met ingang van 1 oktober 2008 de streefwaarden voor grond. asbestverdacht materiaal materiaal waarvan op basis van voorkennis en/of een beoordeling met het blote oog wordt verwacht een zodanige hoeveelheid asbest te bevatten dat de vigerende norm mogelijk wordt overschreden. Laboratoriumonderzoek zal moeten uitwijzen of het materiaal daadwerkelijk asbest bevat. bodem vast deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen. deellocatie voor het onderzoek afgekaderd gedeelte van de totale onderzoekslocatie, waarop een afzonderlijke onderzoekshypothese en onderzoeksstrategie van toepassing zijn. diffuse bodembelasting in relatie tot de onderzoeksschaal, gelijkmatige belasting van de bodem over een groter gebied. Bij een diffuse bodembelasting is over het algemeen geen duidelijke verontreinigingskern aanwezig. grond vast materiaal en bestaande uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature wordt aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 mm tot 63 mm, met uitzondering van baggerspecie Indien er sprake is van een bijmenging van meer dan 50 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal is er geen sprake meer van grond maar van een bouwstof, verhardingsmateriaal of een verhardingslaag. grootschalige onverdachte locatie onverdachte locatie groter dan 1,0 ha, die altijd eenzelfde, extensief gebruik heeft gehad. Dit betreft bijvoorbeeld een natuurgebied of een landbouwgebied met één gebruiksvorm en weinig tot geen bebouwing. heterogeen verdeelde verontreinigende stof verontreinigende stof die wordt gekenmerkt door matig tot veel variatie op de schaal van monsterneming. homogeen verdeelde verontreinigende stof verontreinigende stof die wordt gekenmerkt door geen of weinig variatie op de schaal van monsterneming. hypothese veronderstelling over de aard en verdeling van (een) verontreinigende stof(fen) in het bodemonderzoeksgebied die wordt gebruikt voor het bepalen van de onderzoeksstrategie. interventiewaarde waarde waarmee voor verontreinigende stoffen in grond en grondwater het concentratieniveau wordt aangegeven waarboven sprake is van ernstige vermindering of dreigende vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. 1 Bron: NEN 5740

64 lijnvormig element langwerpige strook landbodem met een lengte die minimaal 100 maal groter is dan de maximale breedte. mengmonster monster verkregen door het in het laboratorium mengen van in het veld verkregen afzonderlijke grondmonsters. nader onderzoek onderzoek in het kader van de saneringsparagraaf Wet bodembescherming, volgend op een verkennend of oriënterend bodemonderzoek, waarbij het vermoeden van ernstige bodemverontreiniging is ontstaan. Het doel van het nader onderzoek is het vaststellen van de aard en concentratie van de verontreinigende stoffen en de omvang van de bodemverontreiniging om, in het licht van blootstellings- en verspreidingsrisico s, te bepalen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en om de spoedeisendheid van sanering vast te stellen. ondergrond bodemlaag die zich bevindt onder de actuele contactzone en die normaal niet wordt beroerd door bewerkingen, zoals ploegen, omspitten en harken. Voor de actuele contactzone/de bovengrond wordt in het kader van deze norm een standaarddikte van 50 cm gehanteerd. Derhalve bevindt de ondergrond zich op een diepte vanaf 50 cm van het maaiveld. onderzoekslocatie grondgebied dat wordt onderzocht op de aanwezigheid van verontreinigende stoffen. Per locatie kunnen meer onderzoekshypotheses en daarop gebaseerde onderzoeksstrategieën van toepassing zijn. Een locatie kan in die situatie worden opgesplitst in deellocaties waarbij per deellocatie één eenduidige onderzoekshypothese en daarop gebaseerde onderzoeksstrategie van toepassing is. Verschillende deellocaties kunnen elkaar overlappen. onderzoeksstrategie opzet van het verkennend bodemonderzoek waarin het aantal te nemen monsters, de plaatsen op de locatie waar deze behoren te worden genomen en de stoffen die in deze monsters behoren te worden bepaald, is vastgelegd. onverdachte locatie locatie waarvan uit het vooronderzoek geen concrete aanwijzingen zijn voortgekomen dat de bodem van die locatie of een deel daarvan is verontreinigd met één of meer stoffen. NEN 5740 algemeen toegepaste Nederlandse norm voor verkennende bodemonderzoeken op verdachte en nietverdachte locaties. nulsituatie-onderzoek met dit onderzoek wordt een referentiekader vastgelegd voor eventueel toekomstige bodemverontreinigingen ter plaatse van zogenaamde potentieel bodembedreigende activiteiten. Dergelijk onderzoek kan in het kader van de Wet Milieubeheer opgelegd worden. Verontreinigingen die optreden na het nulsituatie-onderzoek moeten terstond worden opgeruimd. Het bevoegd gezag is veelal de gemeente. potentieel verontreinigende activiteiten activiteiten die kunnen leiden tot bodembelasting, met als mogelijk gevolg bodemverontreiniging. somparameter parameter die wordt berekend als de som van de concentraties van een aantal gespecificeerde stoffen. Een voorbeeld is de som van een aantal polycyclische aromatische koolwaterstoffen ( som-pak s ). streefwaarden grondwater aanduiding van het ijkpunt voor de milieukwaliteit voor de lange termijn, uitgaande van verwaarloosbare risico s voor het ecosysteem waarbij voor metalen onderscheid wordt gemaakt tussen diep en ondiep grondwater. tussenwaarde Voor grond: het rekenkundig gemiddelde van de achtergrondwaarde en de interventiewaarde van een verontreinigende stof. Voor grondwater: het rekenkundig gemiddelde van de streefwaarde en de interventiewaarde van een verontreinigende stof. De tussenwaarde is de concentratiegrens waarboven in beginsel nader onderzoek wordt uitgevoerd, omdat het vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat.

65 verdachte locatie locatie waarvoor op grond van het vooronderzoek concrete aanwijzingen bestaan dat die locatie, of een deel ervan is verontreinigd met een of meer stoffen. verkennend (bodem)onderzoek bodemonderzoek dat ten doel heeft met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op een bepaalde locatie bodemverontreiniging aanwezig is. verontreinigingskern (vermoedelijke) centrum van het (als gevolg van een plaatselijke bodembelasting) verontreinigde deel van de bodem. vooronderzoek het op basis van de NEN 5725 verzamelen en interpreteren van informatie over het voormalige, huidige en (eventueel) het toekomstige gebruik, bodemopbouw en geohydrologie en financieel-juridische aspecten in een bepaald geografisch gebied. Op basis van de verzamelde gegevens wordt een totaalbeeld gevormd en worden conclusies getrokken over de afbakening van de locatie voor het bodemonderzoek, de eventuele onderverdeling van de onderzoekslocatie in deellocaties en de te hanteren onderzoekshypothese per deellocatie. vooronderzoeksgebied het gebied waarop het vooronderzoek betrekking heeft. 2 Onderzoeksmethodiek In deze bijlage wordt omschreven welke technieken door PJ Milieu BV worden toegepast ter bemonstering van grond en grondwater. De bemonstering, conservering en verpakking worden uitgevoerd volgens de Nederlandse Normen (NEN) en de Nederlandse Praktijk Richtlijnen van het Ministerie van VROM (NPR). Tevens wordt, behoudens enkele uitzonderingen, gewerkt conform de Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB-procescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek (BRL- SIKB-2000) en de bijbehorende protocollen. Boringen tot aan de grondwaterspiegel Voor het uitvoeren van de handboringen worden diverse typen boren gebruikt. Het meest wordt gebruik gemaakt van de Edelmanboor. In vrijwel alle bodemtypen worden Edelmanboren met een diameter van 3, 5, 7 en 10 cm toegepast. De boren van 5 en 7 cm worden vooral ten behoeve van het nemen van grondmonsters gebruikt. Afhankelijk van de grondslag kunnen ook andere boren worden ingezet, zoals de grindboor, riverside- en gutsboor. Boringen onder de grondwaterspiegel Bij het boren tot circa 2 meter onder de grondwaterspiegel wordt een zuigerboor toegepast. In geval van boringen tot grotere diepten wordt een gesloten mantelbuis gebruikt van waaruit de grond met een pulsboor of met een Edelmanboor omhoog gehaald wordt. In sterk cohesieve bodemlagen (leem, klei) kan de grond onder de mantelbuis met een Edelmanboor worden weg geboord. De pulsboor is inzetbaar in matig tot goed doorlatende gronden (bijv. zandgrond). Om technische redenen wordt soms leidingwater toegevoegd. De hoeveelheid toegevoegd water wordt uiteraard tot een minimum beperkt. In de praktijk kan met de pulsapparatuur handmatig tot een diepte van circa 30 m-mv geboord worden. Het plaatsen van waarnemingsfilters/peilbuizen Voor het nemen van grondwatermonsters worden PVC-waarnemingsfilters/peilbuizen in het boorgat geplaatst met een diameter van 3,4 cm. De peilbuis bestaat uit een geperforeerd deel (het filter) en een blind bovenstuk tot aan het maaiveld. Het filter is met een niet-gelijmde mofverbinding aan het bovenstuk verbonden. Om het geperforeerde deel bevindt zich aan de buitenzijde een gewassen nylon filterkous. Tot 0,5 m boven het filter wordt een omstorting met gecertificeerd filtergrind aangebracht. De bovenkant van het filter ter bemonstering van het freatisch grondwater, wordt 0,5 meter beneden grondwaterniveau geplaatst. Om eventueel aanwezige slecht doorlatende bodemlagen (bijvoorbeeld klei, leem, veen) te herstellen en om verontreiniging van het grondwater van bovenaf te vermijden, wordt het boorgat op de betreffende diepte afgedicht met zwelklei (bentoniet). Bij de constatering van een olie-drijflaag wordt gebruik gemaakt van een mantelbuis met een diameter van circa 10 cm. Deze mantelbuis (verloren casing) blijft in het boorgat achter en dient om contaminatie van de peilbuis met olie te voorkomen. Indien bepaling van de dikte van de drijflaag gewenst is wordt een tweede filter ter hoogte van de grondwaterspiegel geplaatst.

66 Het nemen van grondmonsters Van de bij de boringen vrijkomende grond worden in beginsel van specifieke bodemlagen of verontreinigingen representatieve monsters samengesteld. Bij het ontbreken van onderscheidende lagen wordt iedere laag van 50 cm dikte apart bemonsterd. In het veld worden glazen monsterpotten geheel gevuld met het monstermateriaal. De monsterpotten worden opgeslagen in een koele ruimte (ca. 5 o C) en circa 1 maand bewaard voor eventuele aanvullende analyses. Bij de uitvoering van het veldwerk wordt gebruik gemaakt van een olie-indicatie test, de zogenaamde olie op waterproef. Bij deze proef wordt een grondmonster in het water gedompeld. Een met olie verontreinigd grondmonster in het water geeft een zichtbare oliefilm op dit water. De omvang van de oliefilm en de gevormde kleuringen geven een indicatie betreffende van de aard en mate van de aanwezige olieverontreinigingen. Het nemen van grondwatermonsters Voordat de watermonsters worden genomen, worden de waarnemingsfilters doorgepompt. Bij het doorpompen wordt gebruik gemaakt van een slangenpomp of een centrifugaalpomp. De monstername gebeurt met een slangenpomp. Bij de bemonstering wordt bij ieder waarnemingsfilter een nieuwe polyetheen slang gebruikt om het overbrengen van verontreinigingen naar andere monsterpunten te voorkomen. De flessen worden direct na bemonstering gekoeld (5 o C) en op de dag van monstername vervoerd naar het laboratorium. 3 Analysemethoden Analyse van grond-, slib- en grondwatermonsters op verschillende elementen en verbindingen wordt in principe uitgevoerd volgens de Nederlandse Normen (NEN) en de Nederlandse Praktijk Richtlijnen (NPR) of daarvan afgeleide methoden in een RvA-geaccrediteerde laboratorium. Tevens vindt een voorbehandeling van de analysemonsters plaats conform de SIKB Accreditatie Schema 3000 (AS3000). De specificatie van de analysemethoden is bij PJ Milieu BV bekend. Meer dan 98% van alle analysemethoden valt onder de RvA accreditatie van het laboratorium. Tevens participeert het laboratorium in nationale en internationale ringonderzoeken. Elk element of verbinding kan tot een bepaalde grens worden aangetoond. Deze aantoonbaarheidsgrens (of detectiegrens) wordt gedefinieerd als de laagste concentratie van een component in een monster waarvan de aanwezigheid (kwalitatief) met de desbetreffende verrichting nog betrouwbaarheid kan worden vastgesteld. 4 Betrouwbaarheid Bodemonderzoeken worden op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het gehele proces van offerte tot en met rapportage is geborgd in een door KIWA gecertificeerd ISO 9001 (2000) systeem. PJ Milieu BV streeft bij elk bodem- en/of grondwateronderzoek naar een optimale representativiteit. Echter, een dergelijk onderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen en het nemen van een beperkt aantal monsters. Hierdoor blijft het mogelijk, dat plaatselijke afwijkingen in de samenstelling van grond en/of grondwater aanwezig zijn, welke tijdens het onderzoek niet naar voren zijn gekomen. PJ Milieu BV is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade of gevolgen van welke aard ook. Hierbij wordt er tevens op gewezen, dat het uitgevoerde bodemonderzoek een momentopname is. Beïnvloeding van grond- en grondwaterkwaliteit zal ook plaats kunnen vinden na uitvoering van dit onderzoek, bijvoorbeeld door bouwrijp maken of aanvoer van grond van elders. Naarmate een langere tijd is verlopen na uitvoering van het onderzoek, dient men meer voorzichtigheid te betrachten en voorbehoud te maken bij het gebruik van de onderzoeksresultaten.

67 Bijlage 6 Toetsingskader Op de volgende pagina zijn in een tabel de toelaatbare gehalten (maximale normwaarden) van verschillende stoffen in de grond schematisch weergegeven. De normwaarden zijn overgenomen uit de Regeling bodemkwaliteit (bijlage B, d.d. 13 december 2007) zoals gepubliceerd in de Staatscourant 20 december 2007 en de Circulaire bodemsanering 2013 zoals gewijzigd op 1 juli 2013 afkomstig van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM). Het aangeven van normen wordt bemoeilijkt door het feit, dat de natuurlijke gehalten van verschillende stoffen in de grond en het grondwater nogal sterk variëren en afhankelijk zijn van plaatselijke omstandigheden (onder andere van de bodemsamenstelling). Bovendien hangt het eventuele risico, dat een bodemverontreiniging met zich meebrengt voor de volksgezondheid en/of milieu, niet alleen af van de aard en concentratie van de verontreinigde stoffen, maar ook van de lokale verontreinigingssituatie en de functie c.q. het gebruik van de bodem (woonbebouwing, waterwinning, industrieterrein). Het inschatten van de risico s voor de volksgezondheid en voor de aantasting van het milieu moet gebaseerd zijn op een integrale beoordeling van de bovengenoemde aspecten. In de navolgende tabel zijn normwaarden opgenomen welke zijn overgenomen uit de genoemde Regeling bodemkwaliteit. In de tabel staat een toetsingskader voor een aantal verontreinigende stoffen vermeld, waarbij men onderscheid maakt in twee toetsingswaarden, namelijk achtergrondwaarden en interventiewaarden. De streef-/achtergrondwaarde geldt als referentiewaarde en komt overeen met de gemiddelde achtergrondconcentratie of met de detectiegrens (bij milieuvreemde stoffen); de interventiewaarde is te beschouwen als de toetsingswaarde, waarboven, afhankelijk van de situatie, veelal een sanering (-sonderzoek) wordt uitgevoerd, nadat een eventueel (nader) onderzoek is afgerond. Nader onderzoek dient in het algemeen plaats te vinden, wanneer het rekenkundig gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde ((achtergrond- + interventiewaarde)/2) wordt overschreden.

68 Tabel 1 Normwaarden voor microverontreinigingen in de vaste bodem en het grondwater Grond/sediment (mg/kg droge stof) Grondwater (μg/l) Stof 1 AW IW Ondiep (<10 m-mv) SB L en H gecorrigeerd d SB L en H gecorrigeerd d SW 2 IW Metalen Arseen (As) 20 10,3 + 0,28(L+H) 76 39,3 + 1,05(L+H) Barium (Ba) ,8 + 6,13L ,1 + 29,68L Cadmium (Cd) 0,6 0,31+0,005(L+3H) 13 6,62 + 0,116(L+3H) 0,4 6 Kobalt (Co) 15 3,3 + 0,467L ,2 + 5,91L Koper (Cu) 40 16,7 + 0,67(L+H) ,2 + 3,17(L+H) Kwik (Hg) 0,15 0,1 + 0,0008(2L+H) 36 23,84 + 0,203(2L+H) 0,05 0,3 Nikkel (Ni) L ,6 + 2,86L Molybdeen (Mo) 1,5 4 1, Lood (Pb) 50 29,4 + 0,59(L+H) ,8 + 6,24(L+H) Zink (Zn) ,5(2L+H) ,7(2L+H) Minerale olie (GC) H H PCB (som 7) 0,02 0,002H 1 0,1H 0,01 4 0,01 PAK (10 VROM) 78 1,5 0,15H H Vluchtige aromaten Benzeen 0,2 4 0,02H 1,1 0,11H 0,2 30 Ethylbenzeen 0,2 4 0,02H H Tolueen 0,2 4 0,02H 32 3,2H Xylenen 0,45 4 0,045H 17 1,7H 0,2 70 Styreen (vinylbenzeen) 0,25 4 0,025H 86 8,6H Fenol 0,25 0,025H 14 1,4H 0, Cresolen (som) 0,3 4 0,03H 13 1,3H 0,2 200 Dodecylbenzeen 0,35 4 0,035H Aromatische oplosmiddelen (som) 10 2,5 4 0,25H Naftaleen ,01 70 Gechloreerde koolwaterstoffen Vinylchloride 11 0,1 4 0,01H 0,1 0,01H 0,01 5 Dichloormethaan 0,1 0,01H 3,9 0,39H 0, Trichloormethaan 0,25 4 0,025H 5,6 0,56H Tetrachloormethaan (Tetra) 0,3 4 0,03H 0,7 0,07H 0,01 10 Trichlooretheen (Tri) 0,25 4 0,025H 2,5 0,25H Tetrachlooretheen (Per) 0,15 0,015H 8,8 0,88H 0, ,1-Dichloorethaan 0,2 4 0,02H 15 1,5H ,2-Dichloorethaan 0,2 4 0,02H 6,4 0,64H ,1,1-Trichloorethaan 0,25 4 0,025H 15 1,5H 0, ,1,2-Trichloorethaan 0,3 4 0,03H 10 1,0H 0, cis 1,2-Dichlooretheen trans 1,2-Dichlooretheen CKW (som) Tribroommethaan 630 Monochlooretheen (Vinylchloride) 0,1 4 0,01H 0,1 0,01H 0,01 5 1,1-Dichlooretheen 11 0,3 4 0,03H 0,3 0,03H 0, ,2-Dichloorethenen (som) 0,3 4 0,03H 1 0,1H 0,01 20 Dichloorpropanen (som, factor 0,7) 0,8 4 0,08H 2 0,2H 0,8 80

69 SB = standaardbodem (L = lutumgehalte (25%), H = humusgehalte (10%)) AW = achtergrondwaardenormen IW = interventiewaarden 1 = voor de definitie van somparameters wordt verwezen naar bijlage N van deze regeling. De definitie van sommige somparameters is verschillend voor de landbodem en de waterbodem. Achter de somparameter wordt vermeld welke van de twee definities gehanteerd moet worden 2 = de streefwaarden grondwater voor een aantal stoffen zijn lager dan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Dit betekent dat deze Streefwaarden strenger zijn dan het niveau waarop betrouwbaar (routinematig) kan worden gemeten. De laboratoria moeten minimaal voldoen aan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Het hanteren van een strengere rapportagegrens mag ook, mits de gehanteerde analysemethode voldoet aan AS3000. Bij het beoordelen van het meetresultaat < rapportagegrens AS3000 mag de beoordelaar ervan uitgaan dat de kwaliteit van het grondwater voldoet aan de Streefwaarde. Indien het laboratorium een waarde < dan een verhoogde rapportagegrens aangeeft (hoger dan de rapportagegrens AS3000), dan dient de betreffende verhoogde rapportagegrens te worden vermenigvuldigd met 0,7. De zo verkregen waarde wordt getoetst aan de Streefwaarde grondwater. Een dergelijke verhoogde rapportagegrens kan optreden bij de analyse van een zeer sterk verontreinigd monster of een monster met afwijkende samenstelling 3 = toetsing aan de normen voor barium in grond is sinds, april 2009, alleen noodzakelijk bij situaties waar sprake is van een menselijk handelen veroorzaakte bariumverontreiniging. In alle andere gevallen kan toetsing, tot de voorgenomen herziene regelgeving, achterwege blijven 4 = getalswaarde beneden de detectielimiet/bepalingsondergrens of meetmethode ontbreekt 5 = minerale olie heeft betrekking op de som van de (al dan niet) vertakte alkanen. Indien er enigerlei vorm van verontreiniging met minerale olie wordt aangetoond in grond/baggerspecie, dan dient naast het gehalte aan minerale olie ook het gehalte aan aromatische en/of polycyclische aromatische koolwaterstoffen bepaald te worden 6 = voor het toepassen van baggerspecie in grootschalige toepassingen geldt voor minerale olie een maximale waarde van mg/kg d.s. 7 = voor grondwater zijn effecten van PAK, chloorbenzenen en chloorfenolen indirect, als fractie van de individuele, optelbaar (dat wil zeggen 0,5 x interventiewaarde stof A heeft evenveel effect als 0,5 x interventiewaarde stof B). Dit betekent dat een somformule gebruikt moet worden om te beoordelen of van overschrijding van de interventiewaarde sprake is. Er is sprake van overschrijding van de i/li) >1, waarbij Ci = gemeten concentratie van een stof uit een betreffende groep en Ii = interventiewaarde voor de betreffende stof uit de betreffende groep 8 = De interventiewaarde voor grond voor deze stoffen is gelijk of kleiner dan de bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid). Indien de stof wordt aangetoond moeten de risico s nader worden onderzocht. Bij het aantreffen van vinylchloride of 1,1-dichlooretheen in grond moet tevens het grondwater worden onderzocht 9 = voor interventiewaarde PAK wordt geen bodemtypecorrectie voor bodems met een organisch stofgehalte tot 10% en bodems met een organisch stofgehalte boven de 30% toegepast. Voor bodems met een organisch stofgehalte tot 10% wordt een interventiewaarde van 40 mg/kg d.s. en voor bodems met een organisch stofgehalte vanaf 30% een interventiewaarde van 120 mg/kg d.s. gehanteerd. Tussen de 10% en 30% organisch stofgehalte kan gebruik gemaakt worden van de volgende bodemtypecorrectie formule: (IW)b = 40 x (% organische stof / 10)((IW)b = interventiewaarde voor de te beoordelen bodem) 10 = De achtergrondwaarde van deze somparameter gaat uit van de aanwezigheid van meerdere van de 15 componenten, die tot deze somparameter worden gerekend (zie bijlage N). De hoogte van de achtergrondwaarde is gebaseerd op de soms van de bepalingsgrenzen vermenigvuldigd met 0,7. Sommige componenten zijn tevens individueel genormeerd. Binnen de somparameter mag de achtergrondwaarde van de individueel genormeerde componenten niet worden overschreden. Voor de componenten, die niet individueel zijn genormeerd, geldt per component een maximaal gehalte van 0,45 mg/kg d.s. 11 = De interventiewaarde voor grond voor deze stoffen is gelijk of kleiner dan de bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid). Indien de stof wordt aangetoond, moeten de risico s nader worden onderzocht. Bij het aantreffen van vinylchloride of 1,1-dichlooretheen in grond, moet tevens het grondwater worden onderzocht Aanvullende opmerkingen a. Interventiewaarden voor niet genoemde stoffen Voor de beoordeling van niet met name genoemde stoffen verdient het aanbeveling een vergelijking te maken met in de tabel vermelde chemisch en toxicologisch verwante stoffen. Voor een aantal niet genoemde stoffen zijn indicatieve niveaus voor ernstige bodemverontreiniging vastgesteld. Tevens kan door tussenkomst van de provincie een verzoek worden gericht aan de regionale inspectie milieuhygiëne om het RIVM in te schakelen voor de afleiding van ad-hoc interventiewaarden. b. Omvang verontreiniging De interventiewaarden gelden als gemiddelde voor een volume van 25 m 3 grond/sediment en 100 m 3 grondwater. Indien het bij puntbronnen van verontreiniging waarschijnlijk is dat bij het uitblijven van maatregelen op korte termijn (ten hoogste enkele maanden) bodemverontreiniging op genoemde schaal kan optreden, is eveneens sprake van ernstige verontreiniging. Van ernstige bodemverontreiniging kan ook worden gesproken indien de verontreiniging zich zodanig autonoom verspreidt in andere milieucompartimenten of -objecten dat schadelijke effecten voor volksgezondheid of het milieu kunnen optreden zonder dat zich overschrijding van de interventiewaarden voordoet.

70 c. Criterium voor nader onderzoek In de protocollen voor oriënterend en nader onderzoek komt het criterium 0,5 * (interventiewaarde + streefwaarde) voor om aan te geven dat nader onderzoek noodzakelijk is. d. Differentiatie naar grondsoort De streef- en interventiewaarden voor zware metalen (incl. arseen) in grond/sediment zijn afhankelijk van het lutumgehalte en/of het organische stofgehalte. Bij meetproblemen met lage gehalten organische stof (H) of lutum (L) kan van percentages van 2% H en L uitgegaan worden. De streef- en interventiewaarden voor organische verbindingen in grond/sediment zijn gerelateerd aan het organische stofgehalte. Voor bodems met H > 30% respectievelijk < 2 worden gehalten van respectievelijk 30% en 2% aangehouden. N.B. voor berekening van de streef- en interventiewaarden voor PAK (10 VROM) geldt dat in afwijking op het vooraanstaande voor bodems met H > 30% en H < 10% gerekend wordt met organische stofgehalten van respectievelijk 30% en 10%.

71 Bijlage 7 Kadastrale kaart, topografisch overzicht en tekening

72 Uittreksel Kadastrale Kaart Uw referentie: Off Ermelo Zandkampweg Konijnenwal a 0 m 10 m 50 m Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 19 januari 2016 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers Schaal 1:1000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel ERMELO G 4135 Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.

73 Omgevingskaart Klantreferentie: Off Ermelo 0 m 125 m 625 m Deze kaart is noordgericht. Schaal 1: Hier bevindt zich Kadastraal object ERMELO G 4135 Zandkampweg 19, 3853 PN ERMELO CC-BY Kadaster.

74 Aan de maten kunnen geen rechten worden ontleend Zandkampweg te Ermelo Verkennend bodemonderzoek Situatietekening A A A3 J.S m 1:500 PJ Milieu BV Adres: Nijverheidsstraat RJ Nijkerk Telefoon: info@pjmilieu.nl Internet: m 1 2 grondwater LEGENDA Boring Peilbuis 19 Huisnummer 4135 Perceelsnummer Onderzoekslocatie Bebouwing (buitenmuur) Perceelsgrens (Kadaster) Bovengrondse tank

75 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal 74

76 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal Bijlage 2 Akoestisch onderzoek 75

77

78 Akoestisch onderzoek functiewijziging Zandkampweg 19 Ermelo Opdrachtgever Contactpersoon Aannemersbedrijf G.G. Aalten T.a.v. dhr. J. Aalten Broekermolenweg MG Putten Viktor Lieuw-A-Fa veluws ontwerpburo Uitvoering Groenewold Adviesbureau voor milieu & natuur Projectnummer Versie Feb.17-v2 Behandeld door Lex Groenewold Datum 14 februari 2017 Leeuwerikstraat AE Ermelo Tel.: Website: info@groenewoldmilieu.nl KvK: BTW: NL B01 Bank: NL26 INGB

79 Inhoudsopgave 1. Aanleiding en doel Beschrijving situatie Geluid in de leefomgeving Wettelijk kader Wet geluidhinder algemeen Relatie ruimtelijk plan en Wet geluidhinder Gemeentelijk geluidbeleid Bouwbesluit Reken- en meetmethode Verkeersgegevens Rekenresultaten Samenvatting en conclusies... 8 Bijlagen... 8 Bijlagen 1. Situatieschets 2. Figuren met rekenresultaten 3. Uitdraai invoergegevens 4. Verkeersgegevens Ako Zandkampweg 19 Feb.17-v2.doc 2 Versie: 14 februari 2017

80 1. Aanleiding en doel Initiatiefnemer heeft het voornemen op het perceel van de Zandkampweg 19 te Ermelo een nieuwe woning en een woning met zorgwoning te realiseren, ter vervanging van de bestaande agrarische bebouwing. De gemeenteraad van Ermelo heeft in 2012 de Structuurvisie functieverandering vastgesteld. Hierin zijn de mogelijkheden voor functieverandering van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing uitgewerkt. Nieuwe plannen en verzoeken worden aan dit beleid getoetst. Initiatiefnemer wil gebruik maken van deze regeling. De gemeente heeft onder meer gesteld dat uit een akoestisch moet blijken of de ontwikkeling op basis van de Wet geluidhinder mogelijk is. Adviesbureau Groenewold Milieu & Natuur is gevraagd dit onderzoek uit te voeren. Het onderzoek levert informatie voor een eventuele procedure hogere grenswaarde en gegevens voor de onderbouwing in de milieuparagraaf bij het plan. 2. Beschrijving situatie De planlocatie ligt aan de westrand van de kom van Ermelo. In de huidige situatie is er een kleine paardenstal aanwezig en verder alleen bemest grasland. Plan is de stal te slopen en ten zuiden van de woningen Zandkampweg 17 en 19 een nieuwe woning en een woning met een zorgwoning te realiseren. Het plan ligt binnen de invloedsfeer van de Arendlaan/Volenbeekweg. Het akoestisch onderzoek moet duidelijk maken wat de te verwachten geluidbelasting op de nieuwe woningen zal zijn. Ako Zandkampweg 19 Feb.17-v2.doc 3 Versie: 14 februari 2017

81 3. Geluid in de leefomgeving Geluid werkt door in veel beleidsterreinen, zoals ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer. Vrijwel elke ruimtelijke ontwikkeling heeft consequenties voor het geluid, terwijl omgekeerd, geluidswetgeving consequenties heeft voor veel ruimtelijke ontwikkelingen. Het al vroeg in de planontwikkeling als een ontwerpvariabele meenemen van milieuaspecten kan helpen te voorkomen dat er nieuwe geluidknelpunten ontstaan of dat ruimtelijke plannen achteraf moeten worden bijgesteld of afgeblazen. 4. Wettelijk kader Dit hoofdstuk gaat in op de wettelijke aspecten van geluid in bestemmingsplannen. 4.1 Wet geluidhinder algemeen De Wet geluidhinder (Wgh) geeft regels wanneer een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd en waar dit aan moet voldoen. Een aantal belangrijke aspecten zijn: Bij een voorgenomen wijziging van een plan binnen een geluidzone is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Bij hogere geluidbelasting dan de voorkeurswaarde kan een hogere grenswaarde nodig zijn. De bevoegdheid voor het vaststellen van een hogere waarde ligt in de meeste gevallen bij de gemeente, met in het akoestisch onderzoek verplichte aandacht voor mogelijke maatregelen en de motivatie. Eenheid van de geluidbelasting is de L den (Lday, evening, night) in db, een Europese dosismaat voor geluid voor weg- en railverkeer. De L den staat voor het jaargemiddelde A-gewogen geluidsniveau over een etmaal. Het ontwerpbesluit voor het vaststellen van hogere waarden moet tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. De ter inzage termijn is in alle gevallen 6 weken. De Wet stelt registratie van de verleende hogere waarde in het kadaster verplicht. 4.2 Relatie ruimtelijk plan en Wet geluidhinder Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) ligt rond iedere weg een zone (art.74). Dit geldt niet voor woonerven en 30 km/uur wegen. Ook de ruimte boven en onder de weg behoren tot de zone. Bij aanleg van een nieuwe weg geldt de zone vanaf het moment dat de weg in een ontwerp bestemmingsplan is opgenomen. In de Wet is geregeld dat bij een planwijziging een akoestisch onderzoek de gevolgen voor geluidgevoelige objecten binnen de zone in beeld moet brengen. Uitgangspunt is dat voor alle woningen/woonfuncties binnen de zone de hoogste toelaatbare geluidbelasting van L den=48 db voor wegverkeer en L den=55 db voor railverkeer wordt gerealiseerd (voorkeursgrenswaarde). In deze situatie is de volgende wettelijke zone van toepassing: Weg type Zone Arendlaan/Volenbeekweg Binnenstedelijk 2 rijbanen 200m Zandkampweg Onverharde weg Geen Konijnenwal Onverharde weg Geen Ako Zandkampweg 19 Feb.17-v2.doc 4 Versie: 14 februari 2017

82 Voordat toetsing aan de Wet plaatsvindt, mag conform art. 110g Wgh een aftrek worden toegepast voor het stiller worden van het verkeer. Per 20 mei 2014 is de regeling tijdelijk (tot 1 juli 2018) aangepast. De toe te passen aftrek bedraagt nu: Max. snelheid L den = 57dB L den=56 db Overig >= 70 km/uur 4 db 3 db 2 db 50/60 km/uur 5 db Bij hogere waarden moet uit akoestisch onderzoek blijken welke maatregelen nodig zijn om wel aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Als maatregelen niet mogelijk of onvoldoende doeltreffend zijn kan een ontheffing worden verleend. De maximale ontheffing voor nieuwe woningen in binnenstedelijk gebied bedraagt L den=63 db en in buitenstedelijk gebied L den=53 db. In deze situatie ligt het plan buiten de kom. Op de Arendlaan geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. De maximale ontheffing is dan L den=53 db, incl. aftrek ex art 110g Wgh. 4.3 Gemeentelijk geluidbeleid De gemeente Ermelo heeft een beleidskader geluid vastgesteld. Hierin is het gemeentelijke beleid m.b.t. de vaststelling van hogere grenswaarden verwoord. Het beleid legt een relatie tussen geluid en gezondheid, waarbij is aangesloten op de GGD-systematiek van de gezondheideffectscreening (GES). Uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is dat hogere grenswaarden zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Als de maatregelen onvoldoende effect sorteren kan de gemeente een hogere grenswaarde vaststellen. Daarbij is een aantal uitgangspunten vastgesteld, zoals hieronder weergegeven: Geluidsluwe gevel De woning heeft ten minste één gevel met een lager (luw) geluidsniveau. Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van te onderscheiden geluidsbronnen of, in sommige gebieden, de hogere waarde minus 10 db; Woningindeling (bij L den= 53 db of hoger) De woning bevat voldoende verblijfsruimte(n) aan de zijde van de geluidsluwe gevel. Dit geldt voor ten minste 30% van het aantal verblijfsruimten of 30% van het oppervlakte van het verblijfsgebied. Buitenruimte Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan is deze bij voorkeur gelegen aan de geluidsluwe zijde. Het geluidsniveau mag in ieder geval niet meer dan 5 db hoger zijn dan bij de geluidsluwe gevel. Deze eis geldt voor maximaal één buitenruimte per woning. Naast deze uitgangspunten is een goede motivatie c.q. ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk en moet ook de cumulatieve geluidbelasting worden meegewogen. Hogere grenswaarden worden niet vastgesteld als er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting. De gemeente Ermelo heeft in haar beleid vastgelegd dat er in elk geval sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde geluidbelasting 3 db hoger is dan de ongecumuleerde gevelbelasting én deze gevelbelasting volgens de GES-score een onvoldoende woonklimaat oplevert. Hierbij wordt uitgegaan van de gevelbelasting zonder aftrek op grond van artikel 110g Wet geluidhinder. Ako Zandkampweg 19 Feb.17-v2.doc 5 Versie: 14 februari 2017

83 4.4 Bouwbesluit Als maatregelen aan de bron of overdracht onvoldoende effectief zijn, dient de uitwendige scheidingsconstructie van de geluidbelaste gevel te worden aangepast. Hierbij geldt het Bouwbesluit, art. 3.2: de karakteristieke geluidwering GA;k van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied binnen een nieuw te bouwen woning moet voldoen aan de eis, dat deze groter of gelijk is aan de waarde van het verschil tussen de uitwendige geluidbelasting zonder aftrek art. 110g Wgh en een binnenniveau van 33 db met een minimum van 20 db. De geluidwering van de gevel van een verblijfsruimte (welke onderdeel uitmaakt van een verblijfsgebied), mag 2 db lager zijn dan de geluidwering van de gevel van de betreffende verblijfsruimte. 5. Reken- en meetmethode In deze situatie gerekend conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 (RMG2012). De gegevens zijn hiertoe ingevoerd in het programma Winhavik van bureau DirActivitySoftware (v8.76). Dit programma maakt gebruik van het Haskoning rekenhart SRMII v.15 formaat 2012 voor wegverkeer en Railverkeer en Indus10 voor Industrielawaai. In de bijlagen is ter beperking van de hoeveelheid papier een selectie van de belangrijkste invoergegevens opgenomen. Meer detailinformatie is op verzoek leverbaar. De GGD heeft een methode ontwikkeld om via een zogenaamde GES (gezondheideffectscreening) aan te geven wat de geluidskwaliteit in een leefomgeving is. Dit gebeurt in de zogenaamde GES score. Deze loopt van 0 t/m 8. Waarbij een score 0 zeer goed is en een score van 8 zeer onvoldoende. De GES scores verschillen per hinderbron. Onderstaand zijn de scores voor wegverkeer weergegeven. Bij de presentatie van de rekenresultaten is aansluiting gezocht bij de GES systematiek. Geluidbelasting en GES scores voor wegverkeer Geluidsbelasting Lden db Letm db(a) Ernstig gehinderden (%) Geschatte geluidbelasting LAeq,23-7h db Ernstig Slaapverstoorden (%) GESscore Kwalificatie Kleur Akoestisch onderzoek < 43 <45 0 < 34 < 2 0 Zeer goed Goed Groen Redelijk Geel Matig Zeer matig Oranje > 73 > 75 > 31 > 63 > 14 8 Onvoldoende Ruim onvoldoende Zeer onvoldoende Rood Ako Zandkampweg 19 Feb.17-v2.doc 6 Versie: 14 februari 2017

84 6. Verkeersgegevens Een akoestisch onderzoek moet zo nauwkeurig mogelijk de toekomstige geluidbelasting aanduiden (binnen 10 jaar te verwachten) Voor het akoestisch onderzoek met betrekking tot dit plan is gebruik gemaakt van het verkeersmodel van de gemeente Ermelo (afd. verkeer). Daarin is een prognose opgenomen voor 2030, rekening houdend met de te verwachten ontwikkelingen langs de westflank van Ermelo. Een overzicht van de gehanteerde verkeersgegevens is weergegeven in onderstaande tabel: Wegvak Arendlaan / Volenbeekweg Etmaalintensiteiten Gemiddelde uurintensiteit Voertuigverdeling in % Periode % Aantal LV MV ZV Dag Avond Nacht Rekenresultaten In de figuur en uitdraai in de bijlagen zijn de rekenresultaten weergegeven. Een samenvatting staat in onderstaande tabel. Tabel 1: Geluidbelasting L den in db op de nieuwe woningen vanwege het wegverkeer (na aftrek ex. art. 110g Wgh). L den (db) GES Woning Gevel Hw=1.5m Hw=4.5m score 1 Oost zeer Goed 2 Zuid zeer Goed 3 zorg Oost zeer Goed De geluidbelasting vanwege het wegverkeer bedraagt maximaal L den=34 db. Hiermee wordt op alle gevels voldaan aan de voorkeurgrenswaarde van L den=48 db. Uit de rekenresultaten blijkt dat met een standaard geluidwering van 20 db overal een binnenniveau van 33 db of lager is te realiseren. Ako Zandkampweg 19 Feb.17-v2.doc 7 Versie: 14 februari 2017

85 8. Samenvatting en conclusies Initiatiefnemer heeft het voornemen de agrarische bebouwing te slopen en hiervoor in de plaats een nieuwe woning en een woning met woonzorgwoning te realiseren ten zuiden van de bestaande woningen Zandkampweg 17 en 19 te Ermelo. Hiervoor is een planwijziging noodzakelijk. Het plan valt binnen de 200m brede geluidzone van de Arendlaan/Volenbeekweg. Als maatgevend jaar is uitgegaan van peiljaar De maatgevende etmaalintensiteit bedraagt dan mvt/etmaal, op basis van het verkeersmodel van de gemeente Ermelo. De maximum snelheid bedraagt 50 km/uur en het wegdek bestaat uit dicht asfaltbeton (DAB). De geluidbelasting op de nieuwe woningen bedraagt maximaal L den=34 db vanwege de Arendlaan/Volenbeekweg op de oostgevel en incl. aftrek van 5 db ex art. 110g Wet geluidhinder. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van L den=48 db. Het aspect verkeersgeluid vormt hiermee geen belemmering voor realisatie van het plan. Bijlagen 1. Situatieschets 2. Figuren met rekenresultaten 3. Uitdraai invoergegevens 4. Verkeersgegevens Ako Zandkampweg 19 Feb.17-v2.doc 8 Versie: 14 februari 2017

86 Bijlage 1 Situatieschets

87 Konijnenwal Zandkampweg situatie 1 : 1000 onderdeel: datum: situatie voorstel 2c

88 Bijlage 2 Figuren met rekenresultaten

89 objecten bodemabsorptie bebouwing rijlijn waarneempunt gevel onbekend 0 1 : Functiewijzinging Zandkampweg 19 Ermelo Fig.1: Geluidbelasting wegverkeer - Lden in db Bijdrage Arendlaan/Volenbeekweg 2026 Incl. aftr. 5 db Hw=1.5, 4.5m WinHavik 8.76 (c) diractivity-software VL(aftrek per wnp per weg RMG2012/2014 art 3.4) [Lden] Zandkampweg 19.mdb

90 Bijlage 3 Uitdraai invoergegevens

91 Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur Projectgegevens projectnaam: Functiewijzinging Zandkampweg 19 Ermelo opdrachtgever: Veluws ontwerpburo adviseur: AWG databaseversie: 869 situatie: Zandkampweg 19 uitsnede: Functiewijziging Zandkampweg 19 omschrijving industrielawaai rekenhart: aut. berekening gemiddeld maaiveld: alleen absorptiegebieden( geen hz-lijnen): standaard bodemabsorptie: rekenresultaat binnengelezen (datum): rekenresultaat binnengelezen (tijd): maximum aantal reflecties: minimum zichthoek reflecties: maximum sectorhoek: vaste sectorhoek: methode aftrek110g: n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 1 % rekenmethode: meteo correctie: jaargetijde zomer: opmerking HMRI 1999 WinHavik 8.76 (c) diractivity-software :17 1

92 Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur Bebouwing nr z,gem m,gem lengte adres reflectie kenmerk dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf:0 WinHavik 8.76 (c) diractivity-software :17 2

93 Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur nr z,gem m,gem lengte adres reflectie kenmerk dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf:0 WinHavik 8.76 (c) diractivity-software :17 3

94 Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur nr z,gem m,gem lengte adres reflectie kenmerk dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: dxf: WinHavik 8.76 (c) diractivity-software :17 4

95 Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur Waarneempunten met rekenresultaten (*) IL: inc. maatregel, VL:inc aftrek, RL: inc prognosetoeslag nr z1 m1 adres huisnr type afw.toets refl kenmerk rhart groep sh wnh dag avond nacht Lden af Lden(*) Letm af Letm(*) W1: O gevel W1: Z gevel W1: N gevel W2: O gevel nzorg: O gevel W2: Z gevel WinHavik 8.76 (c) diractivity-software :17 5

96 Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur Bodemabsorptie nr lengte absorptie [%] kenmerk Arendln water terrein WinHavik 8.76 (c) diractivity-software :17 6

97 Bijlage 4 Verkeersgegevens

98 Verkeersgegevens gemeente Ermelo Arendlaan/Volenbeekweg wegvak (van - tot): Lijsterlaan - O. Telgterweg jaar tel. groei jaar maatg. wegdek snelheid 2015 per jaar 2030 Arendlaan/VolenbeekwegIntensiteit ,07% 4135 DAB 50 opmerkingen Gegevens Ermelo Model Westflank studie Verdeling Arendlaan/Volenbeekweg uurintensiteit Dag Avond Nacht Dag Avond Nacht %/uur 6,50% 3,75% 0,88% Aantal 268,7 155,0 36,2 LV 90,00% 90,00% 90,00% LV 241,9 139,5 32,6 MV 9,00% 9,00% 9,00% MV 24,2 14,0 3,3 ZV 1,00% 1,00% 1,00% ZV 2,7 1,6 0,4 100,0% 100,0% 100,0% 268,7 155,0 36,2

99 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal 98

100 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal Bijlage 3 Rapport externe veiligheid 99

101

102 Veluws Ontwerpburo De heer V. Lieuw-A-Fa Stationsstraat 36A 3851 NJ ERMELO Ede, 2 december 2016 Onze referentie : B Betreft : Zandkampweg 19 Ermelo - externe veiligheid Geachte heer Lieuw-A-Fa, Hierbij ontvangt u onze briefrapportage externe veiligheid voor de gewijzigde invulling van bovengenoemd plangebied. Voor de locatie wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen in verband met een functieverandering die het mogelijk maakt een woning en een transitiehuis te realiseren voor tienermoeders met hun kind(eren). Vanwege de aanwezigheid van een hogedruk aardgasbuisleiding is in dat kader het aspect externe veiligheid van belang. In overleg met het bevoegd gezag is bepaald dat gebruikgemaakt kan worden van de resultaten van een eerder door ons in de nabijheid van het plangebied uitgevoerde QRA (Volenbeekweg 48 in Ermelo). Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd (rapport met kenmerk R01a d.d. 8 juni 2016). Om die reden zijn geen nieuwe berekeningen (kwantitatief onderzoek) externe veiligheid uitgevoerd. Wel is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Deze rapportage voorziet daarin en heeft tot doel inzicht te geven in de verandering in het groepsrisico en een opzet te geven voor de verantwoording groepsrisico. De wijziging Het plan aan de Zandkampweg 19 in Ermelo betreft een functieverandering, waardoor de manege ruimte maakt voor twee woningen zuidelijk op het perceel (zie afbeelding 1), waarvan er 1 een transitiehuis wordt. Voor dit perceel (Transitiehuis Damaris) wordt de bestemming Maatschappelijk met aanduiding "beschermd wonen". In het transitiehuis worden maximaal 6 jonge vrouwen/moeders met hun kind gehuisvest. Het betreft een kleinschalige beschermde woonvorm waarbij de jonge vrouwen/moeders begeleiding krijgen. Gemiddeld blijven de jonge vrouwen/moeders 1 tot 2 jaar in het transitiehuis, voordat zij zelfstandig en krachtig genoeg zijn om weer in de maatschappij te kunnen functioneren.

103 SPA WNP ingenieurs B Afbeelding 1 Indicatieve situatie gewenst (zuid) De locatie In afbeelding 2 zijn de planlocaties van de Volenbeekweg en Zandkampweg 19 ten opzichte van de buisleidingen weergegeven. De afstand tussen de twee plangebieden is ongeveer 250 meter. De afstand van het plangebied aan de Zandkampweg 19 tot de buisleiding west is ongeveer 50 meter en ongeveer 165 meter naar de buisleiding oost. Het plangebied Volenbeekweg 48 ligt op ongeveer 20 meter van de oostelijke buisleiding en ongeveer 275 meter van de westelijke buisleiding. Gesteld kan worden dat het voordeel van de ligging van het plangebied ten opzichte van de ene buisleiding weer ongunstig is voor de andere buisleiding en vice versa. De voor- en nadelen van de situering wegen daarmee tegen elkaar op. Het netto effect van een andere positionering is verwaarloosbaar en naar verwachting niet berekenbaar klein. De wijziging vanwege het plangebied aan de Zandkampweg 19 heeft een populatietoename van maximaal 10 (jong)volwassenen en 6 jonge kinderen (baby tot peuter) tot gevolg. Bij het plan aan de Volenbeekweg 48 was de toename 5 personen. Het verschil in aantal personen ten opzichte van de eerder uitgevoerde QRA is daarmee circa een factor 3. Gelet op het absolute verschil in aantal, zal de hogere personendichtheid aan de Zandkampweg 19 naar verwachting rekenkundig niet tot uitdrukking komen in vergelijking met de uitkomsten van de QRA voor Volenbeek 48. Vanwege de genoemde buisleidingen is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Hierin dient ingegaan te worden op: 1. Dichtheid van personen in invloedsgebied. 2. Omvang van het groepsrisico. 3. Mogelijke te nemen maatregelen ter beperking van het risico bij de bron. 4. Mogelijke en te nemen maatregelen ter beperking van het risico in ruimtelijke zin. Pagina 2

104 SPA WNP ingenieurs B Mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijden en beperken van de omvang van een zwaar ongeval. 6. Mogelijkheden van personen in het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen. 7. Voor- en nadelen van alternatieve ruimtelijke ontwikkelingen met een lager risico. 8. Mogelijkheden en voorgenomen maatregelen in de nabije toekomst. 9. Voorschriften die worden verbonden aan het verlenen van een oprichtingsvergunning voor risicovolle bedrijven met invloed op het (plan)gebied Ad 1 en 2. Personendichtheid en omvang risico In de rapportage (met kenmerk R01a d.d. 9 juli 2015), bijlage 1 en 2, zijn de dichtheden van personen binnen het invloedsgebied vermeld. Zoals hiervoor gemeld wordt de personendichtheid na realisatie van het plan ongeveer een factor 3 hoger. Als gevolg daarvan zal de berekende stijging in de frequentie naar verwachting enkele honderdsten hoger uitkomen dan berekend. De stijging in groepsrisico blijft echter marginaal. Bij de buisleidingen wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden. Ad 3. Maatregelen aan de bron Er zijn geen maatregelen bij de bron te treffen door de ontwikkelaar van het plan. Ad 4. Ruimtelijke maatregelen Voor het aanbrengen van een afscherming is binnen het voorgestelde plan onvoldoende ruimte, dan wel is dit in ruimtelijk opzicht niet mogelijk/wenselijk. Bij de planinvulling is het mogelijk rekening te houden met de vluchtroutes, constructie en te gebruiken materialen. Zorg voor een vluchtroute van de risicobron af. Het plangebied wordt aan de westelijke en oostelijke kant omsloten door buisleidingen. Het is van belang aan beide kanten een vluchtroute te hebben om altijd een mogelijke vluchtroute van het gevaar af te hebben. Dit kan al door een voor- en achterdeur te realiseren. Ad 5. Voorbereiden, bestrijden en beperken van de omvang Het plangebied is zowel vanuit de noord- als zuidzijde voor de hulpdiensten goed bereikbaar. Voor de gebouwen in het plan kunnen bouwtechnische maatregelen worden genomen. Zo valt te denken aan het gebruik van hittebestendig en/of hittewerend materiaalgebruik, zoals bijzondere beglazing die de extra druk aan kan. Ad 6. Zelfredzaamheid Het plan is in beginsel bestemd voor zelfstandig redzame personen. De jonge vrouwen/moeders zijn bij een evacuatie zelfstandig in staat zichzelf en hun kind(eren) in veiligheid te brengen. Ad 7. Alternatieven Alternatieve wijzen van inrichting van het plangebied leiden niet tot een verandering van het groepsrisico ten opzichte van het nu beoogde plan. Het groepsrisico is (naar verwachting) relatief laag en ook de stijging van het groepsrisico zal marginaal zijn. Ad 8. Mogelijkheden en maatregelen Goede voorlichting en bouw conform het Bouwbesluit en de bouwtechnische maatregelen zoals deze bij punt 5 staan genoemd. Pagina 3

105 SPA WNP ingenieurs B Ad 9. Voorschriften Niet van toepassing. Plan Zandkampweg Oostelijke buisleiding Plan Volenbeekweg Westelijke buisleiding Afbeelding 2 Planlocaties ten opzichte van de buisleidingen Pagina 4

106 SPA WNP ingenieurs B Populatie rondom planlocaties De projectie van de plangebieden verschillen iets van elkaar, wat ervoor zorgt dat bij het plan aan de Zandkampweg 19 de nieuwe woonobjecten dichter bij de buisleiding in het westen komen te liggen en dus verder van de buisleiding in het oosten vandaan. Dit heeft geen (rekenkundige) effecten, want de populatie dichtheden rondom de plangebieden zijn vergelijkbaar. Afstanden naar overige risico bronnen Binnen een straal van een kilometer rondom het plangebied is gekeken of er naast de buisleidingen nog andere relevante risicobronnen aanwezig zijn. In tabel 1 en afbeelding 3 zijn de in de ruime omgeving aanwezige risicobronnen aangegeven. Tabel 1 Risicobronnen binnen meter van het plangebied Invloedsgebied Risicobron (m) Veehouderij- en 1 dienstverlening W. van Bentum 2 Eendenhouderij A. Ruiter 3 Meatindustrie 4 Spoorlijn Amersfoort-Zwolle PR 10-6 Werkelijk contour afstand tot (m) het plan (m) Propaantank liter Ca. 800 niet Propaantank liter Ammoniak kg Vervoer gevaarlijk stoffen Relevantie Ca. 450 niet niet relevant 1 35 Ca. 800 niet > Ca. 600 ja Afbeelding 3 Risicobronnen nabij het plangebied 1 Zie noot 4 tabel 3 bijlage 2 van het Revi. Pagina 5

107 SPA WNP ingenieurs B Naast de buisleidingen is de Spoorlijn Amersfoort-Zwolle een relevante risicobron (zie afbeelding 4 hierna). De verantwoording van het groepsrisico vanwege het spoor is opgenomen in bijlage 1 van deze brief. Afbeelding 4 Risicokaart Basisnet (plangebied omcirkeld) Conclusie Samenvattend wordt op basis van de informatie uit deze brief vastgesteld dat voor de ontwikkeling aan de Zandkampweg 19 in Ermelo gebruikgemaakt kan worden van het onderzoek externe veiligheid Volenbeekweg 48 in Ermelo. De resultaten zullen naar verwachting voor beide plannen nagenoeg aan elkaar gelijk zijn en daarmee ook de hoofdconclusies. De eerdere conclusies worden hierna voor het gemak aangehaald: 1. Het plaatsgebonden risico voldoet aan de norm en vormt geen belemmering voor de planontwikkeling. 2. Het groepsrisico blijft na planrealisatie onder de oriëntatiewaarde. 3. De realisatie van het plan leidt ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding (gasleiding Gasunie) en over het spoor tot een verandering van het groepsrisico. Voor de buisleiding is de verandering naar verwachting marginaal en voor het spoor geldt dat de verandering verwaarloosbaar klein is. Omdat er als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding en per spoor sprake is van een respectievelijke marginale en verwaarloosbaar kleine toename van het groepsrisico, bestaat de verplichting het groepsrisico te verantwoorden. Pagina 6

108 SPA WNP ingenieurs B De verantwoording groepsrisico kan naar onze mening gelijk zijn aan die voor het plan aan de Volenbeekweg 48 in Ermelo. Formeel is daar wel nog een afzonderlijke instemming voor nodig. Hoogachtend, De heer ir. R.J.P. Henderickx Bijlagen: 1: Verantwoording groepsrisico t.a.v. spoor 2: Rapportage R01a Pagina 7

109 BIJLAGEN

110 SPA WNP ingenieurs Bijlage 1 Verantwoording groepsrisico t.a.v. het spoortraject Putten-Hattem ter hoogte van het plangebied Op basis van het Bevt dient voor een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter vanaf de transportroute ingegaan te worden op: De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet. Dit is alleen van toepassing op nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten. Daarnaast stelt het Bevt dat de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld moet worden om advies uit te kunnen brengen over de mogelijkheden van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Uit de notitie VGR voor standaard externe veiligheidssituaties blijkt dat wanneer een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter zone van een transportroute ligt en het besluit geen objecten toestaat voor verminderd zelfredzame personen, er sprake is van een standaard externe veiligheidssituatie. Voor deze situaties wordt de onderstaande verantwoording van het groepsrisico gehanteerd. Maatgevende scenario s De maatgevende scenario s voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen en toxische vloeistoffen/gassen ligt is een wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Onderstaand is vanuit deze scenario s ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af. Pagina 1

111 SPA WNP ingenieurs Bijlage 1 Conclusie Op basis van de hierboven genoemde overwegingen kan worden geconcludeerd dat er voldoende mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn. Dit betekent dat er geen nadere eisen aan het plan worden gesteld in het kader van het milieuaspect externe veiligheid in relatie tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoortraject Putten- Hattem. Pagina 2

112 Rapportage R01a Bijlage 2 D E N K K R A C H T I N B O U W - M I L I E U - R U I M T E Klinkenbergerweg 30a 6711 MK EDE info@spawnp.nl SPAWNP.nl Oostelijk Bolwerk GP TERNEUZEN Lid NLINGENIEURS kvk Paterswoldseweg BM GRONINGEN ISO 9001:2015 btw NL

113 R01a Volenbeekweg 48, verantwoording groepsrisico Veluws Ontwerpburo in Ermelo datum: 8 juni 2016

114 milieu geluid bouwadvies brandveiligheid ruimtelijke ordening beleidsadvies Klinkenbergerweg 30a I Oostelijk Bolwerk 9 I MK Ede I 4531 GP Terneuzen I info@spaingenieurs.nl I I

115

116 1.2.1 Huidige situatie Toekomstige situatie

117 Tabel 1 Risicobronnen binnen meter van het plangebied Afbeelding 1 Risicobronnen nabij het plangebied

118

119

120 Beleidsvisie externe veiligheid Noord-Veluwe

121

122 4.3.1 Buisleiding 1674_leiding-A-510-deel-1 Afbeelding 2: FN curve Buisleiding 1674_leiding-A-510-deel-1

123 4.3.2 Buisleiding 1674_leiding-N deel-1 Afbeelding 3: FN curve Buisleiding 1674_leiding-N-570-deel-1

124

125

126 Deze worden in deze rapportage als optie gegeven: 1. De beoogde bewoners wordt geadviseerd zich bewust te zijn van goede vluchtwegen en noodplannen en dit eventueel te oefenen. 2. Het gemeentelijk risicocommunicatie plan wordt geactualiseerd en toegesneden op de nieuwe situatie in het plangebied. 3. Bouwkundig rekening houden met drukgolf en warmte straling. 4. Bouwkundig rekening houden met vluchtroutes t.a.v. de risicobron. 5. (eventuele aanvullingen vanuit het advies van de brandweer). Het advies van de brandweer wordt verwerkt in de definitieve rapportage en integraal in de bijlage 4 opgenomen.

127 De voorgaande beoordeling (na het treffen van maatregelen) levert een neutraal tot positief beeld op, als de planinrichting wel overwogen wordt uitgevoerd met de in acht neming van de risico s en effecten, wat betreft het groepsrisico voor het plan.

128

129 Locatie van de gewenste ontwikkeling globaal rood omlijnd. (bron: google)

130

131

132 Kwantitatieve Risicoanalyse _huidige situatie Door: SPAingenieurs

133 Inhoud 1 Inleiding Invoergegevens Interessegebied Relevante leidingen Populatie Plaatsgebonden risico Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 3.2 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 3.3 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 3.4 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Groepsrisico screening Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 4.2 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 4.3 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 4.4 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie FN curves Figuur 5.1 FN curve voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing en stationing Figuur 5.2 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing en stationing Figuur 5.3 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing Figuur 5.4 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing Referenties Pagina 2 van 16

134 1Inleiding In deze rapportage worden de gebruikte invoergegevens en de door CAROLA gegenereerde resultaten weergegeven. Deze gegevens vormen de basis voor een QRA-rapportage. Naast deze basisinvoergegevens en resultaten wordt in de Handleiding Risicoberekeningen BevB aangegeven welke elementen ook in de QRA beschreven moeten worden. In onderstaand overzicht worden welke elementen beschreven moeten worden en of deze door CAROLA worden aangeleverd. Indien de elementen niet door CAROLA worden gegenereerd, moeten ze door de opsteller van de QRA-rapportage worden ingevuld. Het meest recente overzicht van de te beschrijven elementen wordt gegeven in de van kracht zijnde versie van de Handleiding Risicoberekeningen Bevb. In CAROLA berekeningen wordt gebruik gemaakt van de parameters conform de Handleiding Risicoberekeningen Bevb [1]. Achtergrondinformatie over de berekeningen kan worden gevonden in [2, 3, 4, 5]. Overzicht van de elementen die in een QRA gerapporteerd moeten worden. Onderwerp Vertrouwelijk/ Openbaar Aangeleverd door CAROLA 1 Algemene rapportgegevens Administratieve gegevens: Openbaar Deels naam en adres van de leidingexploitant(en) (volgens Bevb) naam en adres van de opsteller van de QRA Nee Reden opstellen QRA Openbaar Nee Gevolgde methodiek Openbaar Ja rekenpakket met versienummer parameterbestand met versienummer Peildatum QRA Openbaar datum van de berekening Ja datum van aanmaak van de buisleidinggegevens Nee 2 Algemene beschrijving van de buisleiding(en) Gegevens buisleiding naam buisleiding diameter druk eventuele mitigerende maatregelen Ligging van de leiding, aan de hand van kaart(en) op schaal. leiding noordpijl en schaalindicatie 3 Beschrijving omgeving Omgevingsbebouwing en gebiedsfuncties bestemmingsplannen al dan niet gedeeltelijk binnen de PR contour en het invloedsgebied Openbaar Openbaar Openbaar Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja indien ingevoerd Actuele topografische kaart Openbaar Ja indien ingevoerd Een beschrijving van de bevolking rond de buisleiding, onder Openbaar Nee opgave van de wijze waarop deze beschrijving tot stand is gekomen (o.a. incidentele bebouwing, lintbebouwing) Mogelijke gevaren van buiten de buisleiding die op de buisleiding Openbaar Nee effect kunnen hebben (risicoverhogende objecten, buurbedrijven/ activiteiten, vliegroutes, windturbines) Gebruikt weerstation Openbaar Ja 4 Beschrijving per leiding van mogelijke risico s voor de omgeving Samenvattend overzicht van de resultaten van de QRA, waarin Openbaar Ja tenminste is opgenomen: Kaart met het berekende plaatsgebonden risico, met contouren Openbaar Ja voor 10-4, 10-5, 10-6, 10-7 en 10-8 (indien aanwezig) FN-curve, voor zowel huidige als toekomstige situatie, met het groepsrisico voor de kilometer buisleiding met de grootste overschrijding van de oriënterende waarde. Op de horizontale as van de grafiek met de FN-curve wordt het aantal dodelijke slachtoffers uitgezet, op de verticale as de cumulatieve kans tot 10-9 per jaar Openbaar Ja Pagina 3 van 16

135 FN-datapunt waarbij de maximale overschrijding van de Openbaar Ja oriëntatiewaarde optreedt, inclusief de factor van de overschrijding Grafiek met de screening van het groepsrisico Openbaar Ja Beschrijving of er kwetsbare bestemmingen en/of beperkt Openbaar Nee kwetsbare bestemmingen binnen de PR contour van 10-6 per jaar zijn Voorgestelde preventieve en repressieve maatregelen die in de QRA zijn meegenomen Openbaar Ja Pagina 4 van 16

136 2 Invoergegevens De risicoberekeningen die in dit rapport zijn beschreven zijn uitgevoerd met CAROLA versie De gehanteerde parameterfile heeft versienummer 1.3. De berekeningen zijn uitgevoerd op Dit project is opgeslagen onder de naam C:\Carola projecten\ QRA Volenbeekweg_48\ _huidige situatie.crp en is laatstelijk bijgewerkt op Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de meteorologische gegevens van het weerstation Soesterberg. De gebruikte ruwheidslengte is 0,1 meter. In dit hoofdstuk worden de verschillende invoergegevens nader gespecificeerd in de navolgende secties. 2.1 Interessegebied Het interessegebied is weergegeven in figuur 2.1 Figuur 2.1 Interessegebied voor de uitgevoerde risicoberekeningen 2.2 Relevante leidingen Op basis van het gespecificeerde interessegebied zijn de volgende aardgastransportleidingen meegenomen. Eigenaar Leidingnaam Diameter [mm] Druk [bar] Datum aanleveren gegevens N.V. 1674_leiding Nederlandse A-510-deel-1 Gasunie N.V. 1674_leiding Nederlandse N Gasunie deel-1 Pagina 5 van 16

137 N.V. Nederlandse Gasunie N.V. Nederlandse Gasunie 1674_leiding- N deel _leiding- N deel De exploitant specifieke factoren voor casuïstiek (cluster 1b), actief rappel (cluster 1C) en mitigerende maatregelen corrosie staan beschreven in Tabel 11 van Module B van de Handleiding Risicoberekeningen Bevb [1]. De leidingen zijn gevisualiseerd in figuur 2.2. Figuur 2.2 Buisleidingen aanwezig in de omgeving van het interessegebied Leidingen meegenomen in de risicoberekeningen Leidingen waarvoor de houdbaarheidsdatum van de gegevens verstreken is Voor de in bovenstaande tabel opgenomen leidingen zijn geen risico mitigerende maatregelen verdisconteerd in de bijbehorende risicoberekeningen. 2.3 Populatie De ingevoerde populatie is weergegeven in figuur 2.3 Pagina 6 van 16

138 Figuur 2.3 Bevolking meegenomen in de risicoberekeningen Populatietype Polygoonpunten Populatiepolygoon Wonen Werken Evenement Populatiepolygonen Label Type Aantal Dichtheid Vervangmodus Percentage Personen Populatiebestanden Pad Type Aantal Percentage Personen Populatie\bijeen_sport_cel_zkh-dag100- Evenement 288 nacht80.txt Populatie\industrie-dag100-nacht30.txt Werken 271 Populatie\kantoor_kliniek_onderwijs_winkeldag100-nacht0.txt Werken 679 Populatie\wonend_vakantiehuis-dag50- nacht100.txt Wonen 4091 Pagina 7 van 16

139 3 Plaatsgebonden risico Voor de in voorgaande hoofdstuk genoemde leidingen is het plaatsgebonden risico bepaald. Voor elk van de leidingen wordt het plaatsgebonden risico weergegeven als isorisicocontouren op een achtergrondkaart. 3.1 Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie 3.2 Figuur 3.2 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Pagina 8 van 16

140 3.3 Figuur 3.3 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie 3.4 Figuur 3.4 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Pagina 9 van 16

141 1E-4 1E-5 1E-6 1E-7 1E-8 Pagina 10 van 16

142 4 Groepsrisico screening Om in één oogopslag een indruk te krijgen van het groepsrisico wordt het groepsrisico gescreend alvorens voor specifieke segmenten FN-curves te visualiseren. Voor elk van de leidingen wordt per stationing de overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico weergegeven. Deze is berekend door rondom elk punt op de leiding één kilometer segment te kiezen die gecentreerd ligt ten opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding is een FN-curve berekend en voor deze FN-curve de overschrijdingsfactor. De overschrijdingsfactor is de verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van 1 zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan 1 wordt de oriëntatiewaarde overschreden. 4.1 Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 12 slachtoffers en een frequentie van 2.80E-007. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 4.031E-003 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing en stationing Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.1 Figuur 4.1 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Pagina 11 van 16

143 4.2 Figuur 4.2 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 28 slachtoffers en een frequentie van 1.96E-007. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing en stationing Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.2 Figuur 4.2 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie 4.3 Figuur 4.3 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 0 slachtoffers en een frequentie van 0.00E+000. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 0.000E+000 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 0.00 en stationing Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.3 Figuur 4.3 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Pagina 12 van 16

144 4.4 Figuur 4.4 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 0 slachtoffers en een frequentie van 0.00E+000. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 0.000E+000 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 0.00 en stationing Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.4 Figuur 4.4 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Pagina 13 van 16

145 5 FN curves Voor elk van de eerder genoemde leidingen is het groepsrisico berekend. Een samenvatting van de resultaten hiervan is gegeven in het voorgaande hoofdstuk; in dit hoofdstuk wordt voor elk van de leidingen de daadwerkelijke FN-curve gegeven van de (in termen van groepsrisico) slechtste kilometer van het betreffende tracé. 5.1 Figuur 5.1 FN curve voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing en stationing Figuur 5.2 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing en stationing Pagina 14 van 16

146 5.3 Figuur 5.3 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing Figuur 5.4 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing Pagina 15 van 16

147 6 Referenties [1] Handleiding Risicoberekeningen Bevb. Versie december [2] Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Brief 390/06 CEV Lah/pbz november [3] Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Ministerie van VROM. Brief december [4] Laheij GMH, Vliet AAC van, Kooi ES. Achtergronden bij de vervanging van zoneringafstanden hogedruk aardgastransportleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. RIVM-rapport / [5] M. Gielisse, M.T. Dröge, G.R. Kuik. Risicoanalyse aardgastransportleidingen. N.V. Nederlandse Gasunie. DEI 2008.R Pagina 16 van 16

148

149 Kwantitatieve Risicoanalyse _Gewenste situatie Door: SPAingenieurs

150 Inhoud 1 Inleiding Invoergegevens Interessegebied Relevante leidingen Populatie Plaatsgebonden risico Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 3.2 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 3.3 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 3.4 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Groepsrisico screening Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 4.2 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 4.3 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Figuur 4.4 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie FN curves Figuur 5.1 FN curve voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing en stationing Figuur 5.2 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing en stationing Figuur 5.3 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing Figuur 5.4 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing Referenties Pagina 2 van 16

151 1Inleiding In deze rapportage worden de gebruikte invoergegevens en de door CAROLA gegenereerde resultaten weergegeven. Deze gegevens vormen de basis voor een QRA-rapportage. Naast deze basisinvoergegevens en resultaten wordt in de Handleiding Risicoberekeningen BevB aangegeven welke elementen ook in de QRA beschreven moeten worden. In onderstaand overzicht worden welke elementen beschreven moeten worden en of deze door CAROLA worden aangeleverd. Indien de elementen niet door CAROLA worden gegenereerd, moeten ze door de opsteller van de QRA-rapportage worden ingevuld. Het meest recente overzicht van de te beschrijven elementen wordt gegeven in de van kracht zijnde versie van de Handleiding Risicoberekeningen Bevb. In CAROLA berekeningen wordt gebruik gemaakt van de parameters conform de Handleiding Risicoberekeningen Bevb [1]. Achtergrondinformatie over de berekeningen kan worden gevonden in [2, 3, 4, 5]. Overzicht van de elementen die in een QRA gerapporteerd moeten worden. Onderwerp Vertrouwelijk/ Openbaar Aangeleverd door CAROLA 1 Algemene rapportgegevens Administratieve gegevens: Openbaar Deels naam en adres van de leidingexploitant(en) (volgens Bevb) naam en adres van de opsteller van de QRA Nee Reden opstellen QRA Openbaar Nee Gevolgde methodiek Openbaar Ja rekenpakket met versienummer parameterbestand met versienummer Peildatum QRA Openbaar datum van de berekening Ja datum van aanmaak van de buisleidinggegevens Nee 2 Algemene beschrijving van de buisleiding(en) Gegevens buisleiding naam buisleiding diameter druk eventuele mitigerende maatregelen Ligging van de leiding, aan de hand van kaart(en) op schaal. leiding noordpijl en schaalindicatie 3 Beschrijving omgeving Omgevingsbebouwing en gebiedsfuncties bestemmingsplannen al dan niet gedeeltelijk binnen de PR contour en het invloedsgebied Openbaar Openbaar Openbaar Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja indien ingevoerd Actuele topografische kaart Openbaar Ja indien ingevoerd Een beschrijving van de bevolking rond de buisleiding, onder Openbaar Nee opgave van de wijze waarop deze beschrijving tot stand is gekomen (o.a. incidentele bebouwing, lintbebouwing) Mogelijke gevaren van buiten de buisleiding die op de buisleiding Openbaar Nee effect kunnen hebben (risicoverhogende objecten, buurbedrijven/ activiteiten, vliegroutes, windturbines) Gebruikt weerstation Openbaar Ja 4 Beschrijving per leiding van mogelijke risico s voor de omgeving Samenvattend overzicht van de resultaten van de QRA, waarin Openbaar Ja tenminste is opgenomen: Kaart met het berekende plaatsgebonden risico, met contouren Openbaar Ja voor 10-4, 10-5, 10-6, 10-7 en 10-8 (indien aanwezig) FN-curve, voor zowel huidige als toekomstige situatie, met het groepsrisico voor de kilometer buisleiding met de grootste overschrijding van de oriënterende waarde. Op de horizontale as van de grafiek met de FN-curve wordt het aantal dodelijke slachtoffers uitgezet, op de verticale as de cumulatieve kans tot 10-9 per jaar Openbaar Ja Pagina 3 van 16

152 FN-datapunt waarbij de maximale overschrijding van de Openbaar Ja oriëntatiewaarde optreedt, inclusief de factor van de overschrijding Grafiek met de screening van het groepsrisico Openbaar Ja Beschrijving of er kwetsbare bestemmingen en/of beperkt Openbaar Nee kwetsbare bestemmingen binnen de PR contour van 10-6 per jaar zijn Voorgestelde preventieve en repressieve maatregelen die in de QRA zijn meegenomen Openbaar Ja Pagina 4 van 16

153 2 Invoergegevens De risicoberekeningen die in dit rapport zijn beschreven zijn uitgevoerd met CAROLA versie De gehanteerde parameterfile heeft versienummer 1.3. De berekeningen zijn uitgevoerd op In dit hoofdstuk worden de verschillende invoergegevens nader gespecificeerd in de navolgende secties. 2.1 Interessegebied Het interessegebied is weergegeven in figuur 2.1 Figuur 2.1 Interessegebied voor de uitgevoerde risicoberekeningen 2.2 Relevante leidingen Op basis van het gespecificeerde interessegebied zijn de volgende aardgastransportleidingen meegenomen. Dit project is opgeslagen onder de naam C:\Carola projecten\ QRA Volenbeekweg_48\ _Gewenste situatie.crp en is laatstelijk bijgewerkt op Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de meteorologische gegevens van het weerstation Soesterberg. De gebruikte ruwheidslengte is 0,1 meter. Eigenaar Leidingnaam Diameter [mm] Druk [bar] Datum aanleveren gegevens N.V. 1674_leiding Nederlandse A-510-deel-1 Gasunie N.V. 1674_leiding Nederlandse N Pagina 5 van 16

154 Gasunie N.V. Nederlandse Gasunie N.V. Nederlandse Gasunie deel _leiding- N deel _leiding- N deel De exploitant specifieke factoren voor casuïstiek (cluster 1b), actief rappel (cluster 1C) en mitigerende maatregelen corrosie staan beschreven in Tabel 11 van Module B van de Handleiding Risicoberekeningen Bevb [1]. De leidingen zijn gevisualiseerd in figuur 2.2. Figuur 2.2 Buisleidingen aanwezig in de omgeving van het interessegebied Leidingen meegenomen in de risicoberekeningen Leidingen waarvoor de houdbaarheidsdatum van de gegevens verstreken is Voor de in bovenstaande tabel opgenomen leidingen zijn geen risico mitigerende maatregelen verdisconteerd in de bijbehorende risicoberekeningen. 2.3 Populatie De ingevoerde populatie is weergegeven in figuur 2.3 Pagina 6 van 16

155 Figuur 2.3 Bevolking meegenomen in de risicoberekeningen Populatietype Polygoonpunten Populatiepolygoon Wonen Werken Evenement Populatiepolygonen Label Type Aantal Dichtheid Vervangmodus Percentage Personen Gewenste ontwikkeling Wonen 5.0 Toevoegen Nieuwe Populatie Populatiebestanden Pad Type Aantal Percentage Personen Populatie\bijeen_sport_cel_zkh-dag100- Evenement 288 nacht80.txt Populatie\industrie-dag100-nacht30.txt Werken 271 Populatie\kantoor_kliniek_onderwijs_winkeldag100-nacht0.txt Werken 679 Populatie\wonend_vakantiehuis-dag50- nacht100.txt Wonen 4091 Pagina 7 van 16

156 3 Plaatsgebonden risico Voor de in voorgaande hoofdstuk genoemde leidingen is het plaatsgebonden risico bepaald. Voor elk van de leidingen wordt het plaatsgebonden risico weergegeven als isorisicocontouren op een achtergrondkaart. 3.1 Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie 3.2 Figuur 3.2 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Pagina 8 van 16

157 3.3 Figuur 3.3 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie 3.4 Figuur 3.4 Plaatsgebonden risico voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Pagina 9 van 16

158 1E-4 1E-5 1E-6 1E-7 1E-8 Pagina 10 van 16

159 4 Groepsrisico screening Om in één oogopslag een indruk te krijgen van het groepsrisico wordt het groepsrisico gescreend alvorens voor specifieke segmenten FN-curves te visualiseren. Voor elk van de leidingen wordt per stationing de overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico weergegeven. Deze is berekend door rondom elk punt op de leiding één kilometer segment te kiezen die gecentreerd ligt ten opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding is een FN-curve berekend en voor deze FN-curve de overschrijdingsfactor. De overschrijdingsfactor is de verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van 1 zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan 1 wordt de oriëntatiewaarde overschreden. 4.1 Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 12 slachtoffers en een frequentie van 2.80E-007. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 4.031E-003 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing en stationing Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.1 Figuur 4.1 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Pagina 11 van 16

160 4.2 Figuur 4.2 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 28 slachtoffers en een frequentie van 1.98E-007. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing en stationing Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.2 Figuur 4.2 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie 4.3 Figuur 4.3 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 0 slachtoffers en een frequentie van 0.00E+000. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 0.000E+000 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 0.00 en stationing Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.3 Figuur 4.3 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Pagina 12 van 16

161 4.4 Figuur 4.4 Groepsrisico screening voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 0 slachtoffers en een frequentie van 0.00E+000. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 0.000E+000 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 0.00 en stationing Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.4 Figuur 4.4 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie Pagina 13 van 16

162 5 FN curves Voor elk van de eerder genoemde leidingen is het groepsrisico berekend. Een samenvatting van de resultaten hiervan is gegeven in het voorgaande hoofdstuk; in dit hoofdstuk wordt voor elk van de leidingen de daadwerkelijke FN-curve gegeven van de (in termen van groepsrisico) slechtste kilometer van het betreffende tracé. 5.1 Figuur 5.1 FN curve voor 1674_leiding-A-510-deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing en stationing Figuur 5.2 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing en stationing Pagina 14 van 16

163 5.3 Figuur 5.3 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing Figuur 5.4 FN curve voor 1674_leiding-N deel-1 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing Pagina 15 van 16

164 6 Referenties [1] Handleiding Risicoberekeningen Bevb. Versie december [2] Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Brief 390/06 CEV Lah/pbz november [3] Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Ministerie van VROM. Brief december [4] Laheij GMH, Vliet AAC van, Kooi ES. Achtergronden bij de vervanging van zoneringafstanden hogedruk aardgastransportleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. RIVM-rapport / [5] M. Gielisse, M.T. Dröge, G.R. Kuik. Risicoanalyse aardgastransportleidingen. N.V. Nederlandse Gasunie. DEI 2008.R Pagina 16 van 16

165

166

167

168 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal Bijlage 4 Watertoets 167

169

170 datum dossiercode Wateradvies voor ruimtelijke plannen met een klein waterbelang (korte procedure) Algemeen Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. Beoordeling In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. Aandachtspunten Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden

171 moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water. Algemene aandachtspunten Vasthouden - bergen - afvoeren Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap. Grondwaterneutraal bouwen Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar. Schoon houden - scheiden - schoon maken Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden op onze website, -link-. Gebiedsspecifieke aandachtspunten Grondwaterfluctuatiezone Het plangebied ligt binnen de grondwaterfluctuatiezone, zoals die door de Provincie Gelderland is bepaald. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen. Afhankelijk van de verwachtte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om daarmee toekomstig grondwateroverlast te voorkomen. Meer informatie over de grondwaterfluctuatiezone kunt u vinden op de website van de Provincie Gelderland. Tot slot Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater. Informatie over een watervergunning kunt u vinden op de website van het waterschap ( Op kunt u een watervergunning aanvragen. Daarnaast kunt u telefonisch contact opnemen met het waterschap onder telefoonnummer Wij wensen u succes met de verdere ruimtelijke planvorming en verzoeken u het voorontwerp bestemmingsplan naar ons te mailen [watertoets@vallei-veluwe.nl]. Heeft u vragen of opmerkingen over deze watertoetsapplicatie? Laat het ons per mail weten [watertoets@vallei-veluwe.nl]. Voor dringende watertoetszaken kunt u ons telefonisch bereiken op Team Watertoets, Waterschap Vallei en Vallei Disclaimer Waterschap Vallei en Veluwe streeft ernaar om correcte en actuele informatie in deze watertoetsapplicatie aan te bieden. Aan het beschikbaar gestelde kaartinformatie kunnen geen rechten worden ontleend. Waterschap Vallei en Veluwe aanvaard geen aansprakelijkheid voor enige vorm van schade naar aanleiding van het gebruik of de informatie die via deze applicatie beschikbaar wordt gesteld. De WaterToets 2014

172 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal Bijlage 5 Natuurtoets 171

173

174 Natuurtoets wijziging bestemmingsplan Zandkampweg 19 te Ermelo Opdrachtgever Contactpersoon Aannemersbedrijf G.G. Aalten Jasper Aalten Broekermolenweg MG Putten Viktor Lieuw-A-Fa veluws ontwerpburo Uitvoering Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur Dossiernummer Versie Mrt.16-v1 Behandeld door Lex Groenewold Datum 11 maart 2016 Leeuwerikstraat AE Ermelo Tel.: Website: info@groenewoldmilieu.nl KvK: BTW: NL B01 Bank: NL26 INGB

175 Inhoudsopgave: 1 Aanleiding en doel Beschrijving situatie Omschrijving gebied Relevante wetgeving Aanpak Natuurtoets Gewenste ontwikkeling Bronnenonderzoek Locatiebezoek Effecten plan/activiteiten op Flora en Fauna Vaatplanten Amfibieën en reptielen Vlinders en libellen Zoogdieren Vleermuizen Vogels Vogels algemeen Overige soorten Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet Natura EHS / GNN Conclusies en aanbevelingen Algemeen Flora- en Faunawet Natuurbeschermingswet EHS Voorbehoud en zorgplicht Ecologische kansen Advies Literatuur: Bijlagen Bijlagen: 1. Overzicht situatie 2. Foto s plangebied 3. Gegevens NDFF 4. Samenvatting natuurwetgeving 5. Voorbeeld voorzieningen FF Zandkampweg 19 mrt.16-v1 2 Versie: 11 maart 2016

176 1 Aanleiding en doel Initiatiefnemer heeft het voornemen op het perceel van de Zandkampweg 19 te Ermelo twee nieuwe woningen te realiseren, ter vervanging van de bestaande agrarische bebouwing. De gemeente heeft aangegeven in principe te willen meewerken aan het plan. Ter onderbouwing van de aanvraag is onder meer een natuurtoets nodig om de eventuele gevolgen voor de flora en fauna in beeld te brengen. Adviesbureau Groenewold Milieu & Natuur is gevraagd hiervoor een quickscan uit te voeren. 2 Beschrijving situatie 2.1 Omschrijving gebied De planlocatie ligt ten westen van de kom van Ermelo. De locatie voor de beoogde woningen bestaat in huidige situatie uit bemest grasland met een paardenstalstal. Plan is de stal te slopen en ten zuiden van de bestaande woningen Zandkampweg 17 en 19 een tweetal nieuwe woningen te realiseren.. FF Zandkampweg 19 mrt.16-v1 3 Versie: 11 maart 2016

177 2.2 Relevante wetgeving In verband met de Flora- en Faunawet en de geldende regelgeving op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is het noodzakelijk om vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere activiteiten niet strijdig zijn met aanwezige beschermde plant- en diersoorten of een beschermde leefomgeving. In het voorliggende onderzoek worden de consequenties in beeld gebracht van de beoogde plannen en vindt toetsing plaats. Als beschermde soorten aanwezig zijn is er mogelijk een ontheffing nodig op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet (3e, 5e en 6e lid, onderdeel c). Voor ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in drie categorieën van bescherming (zgn. Tabel 1, 2 en 3 soorten). Als er alleen soorten leven zoals aangegeven in Tabel 1 (algemene soorten) is er meestal geen ontheffing nodig. Als er soorten leven zoals vermeld in Tabel 3 (zwaar beschermd) of Tabel 2 (overige soorten) is mogelijk een ontheffing vereist. In ieder geval is dan nader onderzoek noodzakelijk en meestal ook het treffen van mitigerende of compenserende maatregelen. Als door het treffen van maatregelen tijdens de werkzaamheden en na de realisatie van het project, wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden én de functionaliteit van beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen komt niet in het geding, is er geen ontheffing nodig. In sommige gevallen is het raadzaam vooraf een ontheffing aan te vragen bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I. Als het plan invloed heeft op Natura 2000 gebied moet dit inzichtelijk worden gemaakt en is mogelijk een vergunning noodzakelijk. Een samenvatting van de natuurwetgeving is weergegeven in Bijlage 3. 3 Aanpak Natuurtoets De voorliggende quickscan is gebaseerd op een locatiebezoek, beschikbare gebiedskennis, verspreidingsgegevens en bekende ecologische principes. Hieruit moet blijken of en zo ja welke beschermde soorten in het plangebied voorkomen of kunnen voorkomen (Floraen Faunawet - hoofdstuk 4). Verder is gekeken of de voorgenomen activiteiten invloed hebben op beschermde gebieden (Natuurbeschermingswet en GNN - hoofdstuk 5). Als er effecten mogelijk zijn zal kort worden ingegaan op mogelijke mitigerende (verzachtende of inpassings-) en compenserende maatregelen. Ook op basis van de algemene zorgplicht kan het nodig zijn maatregelen te treffen. 3.1 Gewenste ontwikkeling Het plan omvat de sloop van de bestaande agrarische opstallen en realisatie van een tweetal nieuwe woningen op het grasgedeelte aan de zuidzijde van de bestaande woningen Zandkampweg 17 en 19. Deze activiteiten vallen onder de definitie van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling op basis van de Flora- en Faunawet (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, art. 2.3.j) De effecten op beschermde soorten zijn beoordeeld op basis van de diverse uit te voeren activiteiten. Uitgangspunten hiervoor zijn: - Het slopen van de agrarische opstallen - het verwijderen van enige vegetatie en opslag FF Zandkampweg 19 mrt.16-v1 4 Versie: 11 maart 2016

178 - het bouwrijp maken van het terrein - het realiseren van twee woningen - het aanleggen van tuinen en verharding 3.2 Bronnenonderzoek De nieuw geplande woningen liggen in kilometerhok x:169/y:478. Een eerste indruk is te verkrijgen bij het Natuurloket. Via de applicatie quick-scanhulp, zijn gevalideerde gegevens uit de Nationale Databank Flora en Fauna opgevraagd, in de vorm van een lijst van waarnemingen en een afstand tot het plangebied. Met deze gegevens in combinatie met een locatiebezoek en ecologische kennis kan een goede inschatting worden verkregen van de locatie en het belang daarvan voor verschillende soorten. Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen is verder gebruik gemaakt van openbaar toegankelijke en betrouwbare bronnen, zoals verspreidingsatlassen, rapporten, recente artikelen en internetsites (zie literatuurlijst). 3.3 Locatiebezoek Tijdens het locatiebezoek op 9 maart 2016 is het gebied en de directe omgeving opgenomen. Dit bezoek levert informatie over de op dat moment aanwezige soorten. Voor een compleet beeld is een meer uitgebreide inventarisatie nodig. Afhankelijk van de soortgroep kan dat een heel seizoen duren. Voor een complete inventarisatie zijn dan ook meerdere bezoeken noodzakelijk en gelden per soortgroep standaard methoden. Om toch een goed beeld te krijgen van te verwachten soorten is het locatiebezoek wel van groot belang. Samen met beschikbare literatuurgegevens is dan toch een inschatting te maken van de geschiktheid van het plangebied voor mogelijk hier voorkomende beschermde soorten. De resultaten zijn weergegeven in de hoofdstukken per soortgroep. 4 Effecten plan/activiteiten op Flora en Fauna Dit hoofdstuk gaat in op de vraag of er beschermde soorten voorkomen in of om het plangebied. Hierbij zijn de meest voorkomende soortgroepen apart benoemd. 4.1 Vaatplanten Het plangebied bestaat uit een paardenstal en bemest grasland. Er zijn alleen algemeen voorkomende plantensoorten waargenomen. De op de uitdraai van de NDFF in de omgeving vermelde soorten zijn niet aangetroffen. Er zijn verder geen beschermde soorten aangetroffen of te verwachten. Bij ruimtelijke ingrepen geldt automatisch een vrijstelling van verbodsartikel 8 van de Floraen faunawet voor laag beschermde soorten. Het aanvragen van een ontheffing is voor flora niet nodig. 4.2 Amfibieën en reptielen Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën of reptielen aangetroffen. Gezien de afwezigheid van geschikt voortplantingswater en geschikt biotoop in de directe omgeving zijn deze soorten, behoudens een enkele doortrekker, ook niet te verwachten. De voorgenomen ingreep zal hierop geen effect hebben, noch op aantasting van het leefgebied. Een FF Zandkampweg 19 mrt.16-v1 5 Versie: 11 maart 2016

179 ontheffing op basis van de Flora- en Faunawet hoeft voor amfibieën en reptielen niet te worden aangevraagd. 4.3 Vlinders en libellen Tijdens het veldbezoek zijn geen vlinders en libellen aangetroffen. Het biotoop geeft verder geen aanleiding te veronderstellen dat beschermde soorten in het plangebied zullen voorkomen. Het aanvragen van een ontheffing op basis van de Flora- en Faunawet is voor vlinders en libellen niet nodig. 4.4 Zoogdieren Uit de literatuurgegevens en studies in de wijdere omgeving is bekend dat de Das er voorkomt. In het plangebied zelf en de directe omgeving zijn geen sporen van de Das aangetroffen. Ook lijkt het onwaarschijnlijk dat de planlocatie in gebruik is als foerageergebied. Ook zijn waarnemingen in de omgeving bekend van de boommarter. Het plangebied is echter ongeschikt voor deze soort. Bij de planrealisatie kan een klein aantal verblijfplaatsen van de algemene en laag beschermde kleine zoogdieren verloren gaan. Het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten hier echter niet nodig, omdat automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen 9 en 11 uit de Flora- en Faunawet geldt Vleermuizen Volgens de gegevens van de NDFF komen in de wijdere omgeving van het plangebied diverse soorten vleermuizen voor. Dat zijn Gewone en Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis en Laatvlieger. Deze soorten vallen onder Tabel 3 (zwaar beschermde soorten) van Flora- en faunawet en Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. De Flora- en faunawet beschermt zowel de zomer- als winterkolonies tegen verstoring en vernietiging. Ook belangrijke foerageerroutes zijn beschermd. Het gebied waar de woningen zijn gepland bestaat uit bemest grasland zonder opslag. De te slopen stallen is onderzocht. Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet aangetroffen of te verwachten. Het plangebied is mogelijk wel in gebruik als foerageergebied voor een aantal soorten. Van de gewone dwergvleermuis is bekend dat ze foerageren langs de Arendlaand/Volenbeekweg aan de oostzijde van het plangebied. Vleermuizen maken vaak gebruik van vaste vliegroutes tussen de verblijfplaatsen en de foerageergebieden. Deze elementen blijven bestaan. Het plan zal geen effecten hebben op overvliegende vleermuizen. Er vindt geen aantasting plaats van verblijfplaatsen, (potentieel) onmisbare vliegroutes en foerageergebied. Er is als gevolg van de beoogde ingrepen vooralsnog geen schade te verwachten op vleermuizen. Het aanvragen van een ontheffing op basis van de Flora- en Faunawet is voor zoogdieren niet nodig. FF Zandkampweg 19 mrt.16-v1 6 Versie: 11 maart 2016

180 4.5 Vogels Er is geen broedvogelinventarisatie uitgevoerd. Op basis van waarnemingen tijdens de veldbezoeken, de terreingesteldheid, waarnemingen uit de directe omgeving, bekende verspreidingsgegevens en ervaring is een inschatting gemaakt over mogelijk aanwezige soorten in het gebied. Aan de hand van de terreinkenmerken is vastgesteld dat het plangebied beperkte waarde heeft als broedgebied voor vogels. In de stal zijn oude nesten aanwezig van de merel (zie foto). Tijdens de bezoeken zijn de volgende vogels in of rond het gebied gehoord en/of gezien: merel, vink, zwarte kraai, koolmees, spreeuw, gaai, sijs, boomkruiper, boomklever en huismus. De huismus is bij het bezoek gezien foeragerend rond de stal en bij het woonhuis nr. 19. Nesten van de huismus zijn onder de Flora- en Faunawet jaarrond beschermd. Er is gekeken naar aanwijzingen voor nesten in de stal. Deze zijn niet gevonden. De kans op aanwezigheid van een vaste verblijfplaats van de huismus onder de pannen van de stal lijkt daarmee klein, maar is niet geheel uit te sluiten. Omdat de sloop waarschijnlijk niet voor het najaar 2016 zal plaatsvinden is aan te bevelen 2-3 maanden voor de geplande sloop nogmaals te checken of nesten van de huismus aanwezig zijn. Bij het toch aantreffen daarvan is dan nog voldoende tijd om mitigerende maatregelen te treffen (ophangen mussenflats). De andere in de uitdraai van de NDFF genoemde beschermde soorten zijn niet in het plangebied zelf aangetroffen en op de locatie van de schuren en woningen ook niet te verwachten. Gezien de situatie zal realisatie van het plan geen negatief effect hebben op broedvogels. Door de realisatie van tuinen bij de nieuwe woningen neemt het areaal potentieel broedgebied toe Vogels algemeen In het algemeen kan worden gesteld dat ingrepen in het plangebied tijdens het broedseizoen (15 maart 15 juli) sterke negatieve effecten hebben op de meeste vogelsoorten door vernietiging van broedplaatsen en verstoring van de reproductie. Wettelijk gezien is dat verboden (art. 11 FF). Er wordt geen ontheffing verleend voor het verstoren van (broed)vogels. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels. Is dat niet mogelijk dan dient aantoonbaar te zijn onderzocht (deskundige) dat er geen verstoring van broedvogels zal plaatsvinden. 4.6 Overige soorten Van de overige beschermde soorten en soortgroepen is te stellen dat deze in het plangebied niet voorkomen of zijn te verwachten. Ook zullen de geplande activiteiten geen effect hebben op deze soorten FF Zandkampweg 19 mrt.16-v1 7 Versie: 11 maart 2016

181 5 Gebiedsbescherming Dit hoofdstuk beschrijft in algemene zin de te verwachten effecten van realisatie van het bestemmingsplan op beschermde gebieden en doelsoorten. Het plangebied ligt in het buitengebied aan de westzijde van de kom van Ermelo. 5.1 Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet 1998 (kortweg: Nbw) vormt de invulling van de gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en heeft als doel het beschermen en instandhouding van bijzondere gebieden in Nederland. De Nbw kent verschillende soorten beschermde gebieden. De belangrijkste zijn de Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) en de beschermde natuurmonumenten. Ook voor projecten of handelingen die buiten Natura-2000 gebied plaatsvinden, maar waarvan wel negatieve gevolgen zijn te verwachten in het gebied, zal een beoordeling moet plaatsvinden (externe werking). Hieruit moet blijken of er significant negatieve effecten zijn van de activiteit op de beschermde natuurwaarden. Hierbij valt de te denken aan bijv. ammoniakemissie van landbouwbedrijven. 5.2 Natura 2000 Natura 2000 omvat een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Alle Europese lidstaten dragen hieraan bij. Natura 2000 is gericht op het behoud van natuurgebieden en de ontwikkeling daarvan. De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn vormen hiervoor de onderliggende basis. Alle Natura 2000-gebieden liggen binnen de Ecologische Hoofdstructuur. De figuur hiernaast (Nationaal georegister aug. 2015) geeft de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000 gebied Veluwe (800m) en Veluwerandmeren (2.900m), tevens Habitat- en Vogelrichtlijngebied en behorende tot de Ecologische hoofdstructuur. Diverse habitats en soorten van de Veluwe zijn beschermd, zoals enkele bos- en heidetypen. Specifieke bescherming is er voor o.a. het Vliegend hert, Gevlekte witsnuitlibel en Kamsalamander. Relevante vogelsoorten zijn o.a. Wespendief, Zwarte specht, Boomleeuwerik, Nachtzwaluw en IJsvogel. Voor de Veluwerandmeren zijn dat de habitattypen Kranswierwateren en meren met Krabbenscheer en fonteinkruid. Soortbescherming is er voor de Kleine modderkruiper, de Rivierdonderpad en de Meervleermuis. Verder de broedvogels Roerdomp en Grote Karekiet en een aantal niet-broedvogels. Geen van deze relevante habitats en soorten zijn in het plangebied aangetroffen of te verwachten. Gezien de biotoopeisen van de relevante soorten in relatie tot het plangebied FF Zandkampweg 19 mrt.16-v1 8 Versie: 11 maart 2016

182 en de huidige terreingesteldheid zijn hier ook geen voortplantings-, foerageer-, overwintering- of (vaste) rustplaatsen te verwachten. Bij realisatie van het plan verdwijnt de paardenstal met 2 pony s (6 kg stikstof/jaar). Met de 2 woningen komt daar ca. 8 kg/jr voor terug. Er is een berekening uitgevoerd met het programma Aerius calculator. De stikstofimmissie blijft onder de drempelwaarde van 0.05 mol/ha/jr. Gezien de aard van het plan en de ligging t.o.v. de Natura2000 gebieden zijn met zekerheid geen effecten van het plan te verwachten op de instandhoudingsdoelstellingen en habitattypen. Ook externe werking kan worden uitgesloten. 5.3 EHS / GNN Naast toetsing op Natura2000 gebied vindt separaat een toetsing plaats op het Gelders Natuurnetwerk (GNN), de voormalige Ecologische hoofdstructuur. In deze situatie vallen Natura2000 gebied en EHS deels samen. Voor het GNN is door de provincie Gelderland een aantal criteria opgesteld waaraan wordt getoetst of een plan invloed heeft op de wezenlijke waarden en kenmerken. Op basis van de ligging van het plangebied ten opzichte van de begrenzing het GNN mag aangenomen worden dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het EHS-gebied Veluwe. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek worden niet nodig geacht. 6 Conclusies en aanbevelingen 6.1 Algemeen Verschillende soorten planten, dieren worden beschermd in de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet 1998 beoogt vooral gevoelige gebieden te beschermen. Ten behoeve hiervan zijn, op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, speciale beschermingsgebieden aangewezen. Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat geen van de beschermde dieren wordt verontrust, dat de nesten, holen of andere verblijfsplaatsen niet worden vernield, beschadigd of verstoord en dat planten niet worden verwijderd van hun groeiplaats. Ook mogen door een ruimtelijke ontwikkeling geen significante negatieve effecten plaatsvinden op beschermde gebieden. Adviesbureau Groenewold Milieu & Natuur heeft in opdracht van de initiatiefnemer een natuurtoets uitgevoerd voor de sloop van de paardenstal en de realisatie van twee nieuwe woningen op het grasland ten zuiden van de bestaande woningen Zandkampweg 17 en 19 te Ermelo. 6.2 Flora- en Faunawet Er zijn geen beschermde soorten gevonden of te verwachten. In de paardenstal zijn oude nesten gevonden van de merel. Specifiek is gezocht naar aanwijzingen voor nesten van de huismus in de stal. Deze zijn niet gevonden. De soort is wel foeragerend rond de stal en bij FF Zandkampweg 19 mrt.16-v1 9 Versie: 11 maart 2016

183 het woonhuis nr. 19 gezien. Omdat er geen waarnemingen op de stal zijn gedaan lijkt de aanwezigheid van een nest op dit moment onwaarschijnlijk. De stal zal waarschijnlijk pas in het najaar worden gesloopt. Het is aan te bevelen 2-3 maanden voor de geplande sloop nogmaals te checken of er nog steeds geen nesten van de huismus aanwezig zijn. Bij het wel aantreffen van nesten zijn dan nog mitigerende maatregelen mogelijk. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet op voorhand waarschijnlijk. Er geldt een vrijstelling voor de algemeen beschermde soorten (Tabel 1). Voor aanvang van de werkzaamheden is het niet noodzakelijk om een ontheffing ex. art. 75 van de Floraen Faunawet aan te vragen voor de soorten uit Tabel 2/3. Er vindt door realisatie van het plan/uitvoering van de activiteiten dan geen overtreding plaats van de verbodsbepalingen van art. 11 Flora- en Faunawet. 6.3 Natuurbeschermingswet Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen is de conclusie dat deze ingreep geen negatieve invloed heeft op de specifieke natuurwaarden. De in de omgeving aanwezige Natura 2000 gebieden Veluwe en Veluwerandmeren liggen op resp. ruim 800m en 2.900m afstand. De nieuwe activiteiten bestaan uit bewoning. Het houden van pony s wordt beëindigd. Er zijn daarmee geen negatieve gevolgen te verwachten voor de instandhoudingsdoelstellingen en externe werking kan worden uitgesloten. Aanvullend onderzoek is niet nodig. Hiermee is een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig. 6.4 EHS De ingreep vindt plaats buiten de begrenzing van het GNN. Op basis van de ligging van het plangebied ten opzichte van de begrenzing van het GNN mag worden aangenomen dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het GNN. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek worden niet nodig geacht. 6.5 Voorbehoud en zorgplicht De voorliggende natuurtoets is gebaseerd op inventarisatiegegevens van derden, literatuuronderzoek en een verkennend terreinbezoek. Om de risico s op verstoring van beschermde soorten (bijv. vogels) op het werkterrein te minimaliseren, wordt aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein te controleren op de aanwezigheid van beschermde soorten. Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde algemene zorgplicht (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het voorkómen van verontrusting of verstoring in de kwetsbare perioden zoals de broed-/voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De kwetsbare perioden kan per soortgroep verschillen. Als veilige periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half augustus tot half november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als vleermuizen, overige zoogdieren en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Indien een plangebied in die periode bouwrijp wordt gemaakt, geeft realisatie gedurende het winterseizoen en het daarop volgende FF Zandkampweg 19 mrt.16-v1 10 Versie: 11 maart 2016

184 voorjaar meestal geen problemen. Vaak is het voldoende om rekening te houden met de broedtijd (15 maart -15 jul huismus tot 15 augustus). Als bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, of kunnen bomen buiten het broedseizoen worden gekapt, zodat er geen vogels gaan broeden. Hierbij geldt overigens wel de algemene zorgplicht. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen). Het is mogelijk dat hiervoor formeel een ontheffing FF-wet nodig is. 6.6 Ecologische kansen Overigens zijn relatief eenvoudig extra voorzieningen (niet verplicht) te realiseren voor vogels. Bijvoorbeeld een voorziening voor de boerenzwaluw, een speciale dakpan voor gierzwaluwen, een mussenflat of vide voor huismussen (alleen verplicht bij het verdwijnen van nesten) of voorzieningen voor vleermuizen. Bij een eventuele aanleg van beplanting voor landschappelijke inpassing geven bes- of nootdragende soorten als Lijsterbes, Hazelaar, Meidoorn, Sleedoorn, Gelderse roos e.d. een positieve bijdrage aan de natuurkwaliteit. 7 Advies Uitvoering van de werkzaamheden bij voorkeur laten plaatsvinden buiten de broedperiode. Overigens mogen eventuele vroege of late legsels niet worden verstoord. De beste tijd is dan tussen september en februari. Bij uitvoering van de werkzaamheden altijd invulling geven aan de algemene zorgplicht (art. 2 Flora- en Faunawet), wat inhoudt dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Twee tot drie maanden voor de geplande sloop van de stal nog een check uitvoeren op de aanwezigheid van nesten van de huismus. Bij het aantreffen daarvan mitigerende maatregelen nemen (ophangen mussenflats). Door het uitvoeren van bovenbedoelde maatregelen, wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet overtreden worden. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Er zijn geen negatieve gevolgen te verwachten op instandhoudingsdoelstellingen van Natura2000 gebied Veluwe of Veluwerandmeren. Hiermee is nader onderzoek of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig. Het plan ligt op zodanige afstand van het GNN dat effecten daarop zijn uit te sluiten. FF Zandkampweg 19 mrt.16-v1 11 Versie: 11 maart 2016

185 8 Literatuur: Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. Van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, Atlas van de Nederlandse Zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, 3de herziene druk. Emond, D., J. van Zundert & A.D.G. Koopman, Effecten op beschermde soorten en habitattypen Buitengebied Midden-West, Ermelo. Oriënterend onderzoek (voortoets) in het kader van de Natuurbeschermingswet. Rapport Bureau Waardenburg, Culemborg. Janssen, J.A.M. en Schaminée, J.H.J., 2008: Soorten van de habitatrichtlijn Lange, R., P.Twisk, A. van Winden & A. van Diepenbeek, Zoogdieren van West-Europa. Stichting Uitgeverij KNNV en VZZ i.s.m. Vereniging Natuurmonumenten. Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.) (1997). Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Stichting Uitgeverij van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Ministerie van EZ, Dienst Regelingen, dec. 2011, Soortenstandaard Gewone dwergvleermuis. Regiebureau Natura2000, Naslagwerk Natura 2000 Zoon, Natuurwaarden bestemmingsplan Midden-West (Ermelo) versie 2, aug (website met soortenwaarnemingen in Nederland) Bijlagen 1. Overzicht situatie 2. Foto s plangebied 3. Gegevens NDFF 4. Samenvatting natuurwetgeving 5. Voorbeeld voorzieningen FF Zandkampweg 19 mrt.16-v1 12 Versie: 11 maart 2016

186 Bijlage 1 Overzicht situatie

187 Bijlage 2 Foto s plangebied

188

189 Bijlage 3 Gegevens NDFF

190

191

192 Bijlage 4 Samenvatting Natuurwetgeving

193 Samenvatting Natuurwetgeving Inleiding In deze bijlage geeft een korte samenvatting van de natuurwetgeving in relatie tot bestemmingsplannen en vergunningen. De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet Daarnaast wordt kort ingegaan op de Rode lijsten en de Ecologische Hoofdstructuur. Flora- en faunawet De Flora- en faunawet (Ffwet) is bedoeld om wilde planten- en diersoorten te beschermen. In Nederland gaat het om ongeveer 500 van de soorten die in Nederland voorkomen. Om deze kwetsbare soorten te beschermen bevat de Flora- en faunawet een aantal verbodsbepalingen. Om activiteiten uit te voeren zoals bijv. de bouw van woningen, sloop van gebouwen, aanleg van een fietspad of een bestemmingsplanwijziging moet een toetsing plaatsvinden op de gevolgen voor de Flora en Fauna. Het is mogelijk dat er eerst een ontheffing of vrijstelling nodig is voordat de activiteit kan worden uitgevoerd. Hieraan kunnen voorwaarden worden verbonden voor mitigatie (verzachting) of compensatie. Het bevoegd gezag op basis van de Wet is afhankelijk van het onderwerp en is of de Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (Min. EL&I) of het college van Gedeputeerde Staten (GS). Verder is veel uitgewerkt in Algemene maatregelen van bestuur (AMvB s) en Ministeriële regelingen. Verder hebben de meeste provincies een verordening, waarin beschermingsmaatregelen zijn geregeld. De bescherming wordt geregeld door de zorgplicht incl. aan te wijzen soorten (art. 2-6) en een aantal verboden (art. 8-13) gericht op het met rust laten van wilde planten en dieren. Daarnaast is er een aantal verboden voor o.a. het uitzetten van dieren en de jacht (art ). Zorgplicht De zorgplicht omvat zowel de planten en dieren zelf als hun directe leefomgeving. Voor de praktijk betekent dit dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten (art. 2b). Hierbij geldt het redelijkheidsprincipe. Maatregelen om negatieve gevolgen (zo veel mogelijk) te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken zijn in principe ook verplicht. De zorgplicht geldt in alle situaties, voor zowel beschermde als niet beschermde soorten en blijft ook gelden als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. Beschermde planten Ruim honderd soorten inheemse planten zijn als beschermd aangewezen (AMvB). Het is verboden deze planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te ontwortelen of op andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (art.8). Buiten de gebieden uit de Natuurbeschermingswet kan de provincie te beschermen leefgebieden aanwijzen (art. 19). Beschermde dieren Aangewezen beschermde diersoorten zijn alle van nature op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels, alle van nature in Nederland voorkomende amfibieën, reptielen en zoogdieren met uitzondering van de bruine rat, de zwarte rat en de huismuis. Daarnaast vissen, schaal- en schelpdieren voor zover ze niet vallen onder de Visserijwet1963. Overige diersoorten zijn alleen beschermd indien zij bij AMvB of bij ministeriële regeling zijn aangewezen. Voor de beschermde inheemse diersoorten geldt een verbod op: 1. het doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen (art.9); 2. het opzettelijk verontrusten (art.10); 3. het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren van nesten, holen, of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen (art.11); 4. het zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen van eieren (art.12). Hierop zijn diverse uitzonderingen mogelijk m.b.t. bijv. bejaagbare soorten (art. 32) en soorten die veel schade veroorzaken. Op landelijk niveau zijn dat bijv. Canadese gans, houtduif, konijn, kauw, vos, zwarte kraai. Op provinciaal niveau kan vrijstelling worden verleend voor bijv. brandgans, ekster, fazant, grauwe gans, haas, holenduif, huismus, kleine rietgans, knobbelzwaan, kolgans, meerkoet, rietgans, ringmus, roek, rotgans, smient, spreeuw, wilde eend en woelrat.

194 Databanken Overigens is er veel informatie over soorten beschikbaar op internet. In de Soortendatabase staat informatie over soorten die in Nederland in het wild voorkomen en op welke manier ze worden beschermd ( Het Soortenregister geeft inhoudelijke informatie over Nederlandse planten- en diersoorten. Bij elke soort staat een uitgebreide beschrijving van onder meer verspreiding, biotoop en levenswijze ( Tot slot geeft de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) informatie over waar Nederlandse planten- en diersoorten voorkomen. Deze is beschikbaar voor bedrijven en overheden ( Vrijstellingen en ontheffingen In art. 75 is aangegeven waarvoor vrijstellingen en ontheffingen mogelijk zijn. Art. 75b geeft de relatie met de Wabo en de omgevingsvergunning. In het Besluit en de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet is aangegeven welk beschermingsregime voor de soorten geldt. Dit wordt ook wel aangegeven als Tabel 1, 2 en 3 soorten. Tabel 1. Algemeen beschermde soorten Voor de soorten in Tabel 1 geldt een algemene vrijstelling voor art van de Ffwet, als de activiteiten vallen onder ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik.. Bij de activiteiten bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 1 voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing aangevraagd worden. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 1 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort (zgn. lichte toets). Voorbeeld definitie Bestendig beheer Bestendig beheer betreft voortzetting van het (reguliere) onderhoud gericht op behoud van de bestaande situatie. De werkzaamheden worden al langer op deze manier uitgevoerd en hebben kennelijk niet verhinderd, of zelfs bijgedragen aan de vestiging van beschermde soorten. Daarbij komt dat de werkzaamheden geen nadelige effecten op de aanwezige beschermde soorten mogen hebben. Indien onderhoudsmaatregelen niet meer plaatsvinden c.q. op een andere wijze gaan plaatsvinden, verandert het leefgebied en kunnen aanwezige soorten verdwijnen. Bron: Gedragscode Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorzieningen Tabel 2. De overige beschermde soorten Voor de soorten in Tabel 2 geldt een algemene vrijstelling voor art van de Ffwet, als de activiteiten vallen onder ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Hetzelfde geldt voor alle vogelsoorten. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 2 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Dit is niet van toepassing op alle vogelsoorten (zie toelichting tabel 3). Tabel 3. De strikt beschermde soorten Voor de soorten in Tabel 3 geldt een vrijstelling als de activiteiten vallen onder bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring. De soorten uit Tabel 3 omvat alle soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Deze vrijstelling is enigszins beperkt: voor de activiteiten bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw en bestendig gebruik geldt voor de soorten uit Tabel 3 geen vrijstelling voor artikel 10 van de Ffwet. Ook niet op basis van een gedragscode. Er is geen ontheffing mogelijk. voor de activiteit ruimtelijke ontwikkeling, geldt voor soorten in tabel 3 geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 3 een ontheffing nodig.

195 Een ontheffingaanvraag voor de soorten van Tabel 3 wordt getoetst aan drie criteria: 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang 1 2) er is geen alternatief, 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Deze drie criteria vormen de zgn. uitgebreide toets. De drie criteria staan naast elkaar en niet na elkaar (aan alle drie moet voldaan zijn). De uitgebreide toets voor ontheffingverlening geldt ook voor alle vogelsoorten. (zie voor de soortlijsten: Natuurbeschermingswet 1998 In de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) is de bescherming geregeld van de gebieden vallend onder de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Doel is de bescherming en instandhouding van bijzondere gebieden in Nederland. De Nbwet kent verschillende soorten beschermde gebieden. De belangrijkste zijn de Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) en de beschermde natuurmonumenten. De aanwijzingsbesluiten van deze gebieden bevatten een kaart en een toelichting, waarin de instandhoudingdoelstellingen staan verwoord. De Nbwet stelt dat alle projecten en handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, verboden zijn zonder vergunning (art. 19d). Het maakt daarbij niet uit of dit in of buiten het Natura-2000 gebied plaatsvindt, omdat in de Wet ook de externe werking is geregeld. Dat wil zeggen dat voor projecten of handelingen die buiten Natura-2000 gebied plaatsvinden maar waarvan wel negatieve gevolgen zijn te verwachten in het gebied een beoordeling moet plaatsvinden. Hieruit moet blijken of er significant negatieve effecten zijn van de activiteit op de beschermde natuurwaarden. Hierbij valt de te denken aan bijv. ammoniakemissie van landbouwbedrijven. Natura 2000 Natura 2000 omvat een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Alle Europese lidstaten dragen hieraan bij. Natura 2000 is gericht op het behoud van natuurgebieden en de ontwikkeling daarvan. De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn vormen hiervoor de onderliggende basis. Bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) moeten worden beschermd om de biodiversiteit te behouden. In Nederland zijn ruim 160 gebieden aangemeld als Natura 2000-gebied. Alle Natura 2000-gebieden liggen binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Een deel van de Natura 2000-gebieden is inmiddels definitief aangewezen. Het bijbehorende aanwijzingsbesluit geeft aan welke planten, dieren en habitats het betreft. Een praktische vertaling komt te staan in een beheerplan. Hierin staat onder andere beschreven welke maatregelen nodig zijn om de doelen te behalen. Externe werking Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied hebben invloed op de staat van instandhouding van het gebied. Ook activiteiten buiten het gebied kunnen de waarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt 'externe werking' genoemd. De wet bevat geen definitie van externe werking. Het wordt in het spraakgebruik gehanteerd om aan te geven dat ook projecten of andere handelingen buiten een Natura gebied kunnen leiden tot verslechtering van de natuurlijke kwaliteit van habitats van soorten, of significante verstoring veroorzaken van soorten waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen. Externe werking treedt op wanneer er, ongeacht de locatie, een effectgebied ontstaat als gevolg van het optreden van ruimtelijke overlap tussen een invloedsgebied van een instandhoudingsdoelstelling (IHD) en een invloedsgebied van een activiteit die plaatsvindt buiten een Natura 2000-gebied en waarvoor de IHD gevoelig is (Notitie Externe werking, Steunpunt Natura2000, mei 2010). 1 onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie, bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid of openbare veiligheid, dwingende redenen van openbaar belang, het voorkomen van ernstige schade aan vormen van eigendom, belangrijke overlast veroorzaakt door dieren, uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw, bestendig gebruik, uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling

196 Stikstof in Natura 2000-gebieden Een voorbeeld van externe werking is de depositie van stikstof. Door allerlei bronnen komt stikstof in het milieu terecht, afkomstig van de landbouw, verkeer, industrie en huishoudens. De grote hoeveelheid stikstof heeft effecten op de groei van planten. Dit gaat in de regel ten koste van kwetsbare planten en biodiversiteit, waardoor gevoelige gebieden (zoals venen en heide) verruigen door de groei van bijv. grassen en soorten als braam. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is op 1 juli 2015 formeel van kracht geworden, waarmee het Rijk hoopt de hoeveelheid stikstof in de Natura2000 gebieden te kunnen verminderen. De PAS brengt daartoe alle bronnen in beeld. Met behulp van een rekentool (Aerius) is de stikstofbijdrage van een (nieuw) plan op beschermde habitats te berekenen. De basisgedachte is dat economische ontwikkelingen verantwoord mogelijk blijven (ontwikkelruimte), mits de totale hoeveelheid stikstof in het gebied omlaag gaat. Onder de oude wetgeving was veelal geen vergunning meer mogelijk (bijv. veehouderij), als er in een overbelaste situatie sprake was van toename van de stikstofdepositie in een Natura2000 gebied. Ook niet als het om een hele kleine toename ging. In de Uit: Gebiedssamenvatting Aerius - dec nieuwe situatie is per Natura2000 gebied ontwikkelruimte berekend. Dit is gebaseerd op de verwachte daling van de stikstofemissies in de komende jaren en aanvullende PAS-maatregelen in de landbouwsector. Voor de PAS is voor elk van de 117 Natura2000 gebieden een samenhangend pakket herstelmaatregelen opgesteld op basis van een vastgestelde herstelstrategie per habitattype (69). Uiteindelijk krijgen deze afspraken over stikstof een plaats in de per gebied op te stellen beheerplannen. Op basis van de uitkomsten van de Aerius-calculator is een project vergunningsvrij (<0.05 mol/ha/jr), melding plichtig (tussen 0.05 mol/ha/jr. en de grenswaarde) of is het aanvragen van een Nbwet vergunning noodzakelijk (> grenswaarde). Bestemmingsplannen en Natura 2000 Het bestemmingsplan is zowel voor de ruimtelijke ordening als voor de natuurwetgeving een belangrijk instrument voor de bescherming van gebieden die vallen onder de EHS en Natura2000. Gemeenten moeten in hun bestemmingsplannen rekening houden met de instandhoudingsdoelen van Natura 2000 gebieden. Als uit onderzoek blijkt dat de plannen significant negatieve effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen, is een passende beoordeling noodzakelijk (zie ook Habitattoets). Het is van belang in de bestemmingsplannen aandacht te hebben voor: aanwezigheid van beschermde soorten en gebieden adequaat bestemmen en begrenzen van beschermde gebieden opstellen van voorschriften m.b.t. toelaatbare handelingen goede toelichting bij het bestemmingsplan

197 Vergunningverlening en Natura 2000 Voor de Nbwet kan door het bevoegd gezag (meestal Gedeputeerde Staten, soms de minister van EL&I) vergunning worden verleend op grond van artikel 19d. Voor plannen (bijv. bestemmingsplannen, streekplannen, waterhuishoudingplannen) geldt dat goedkeuring van het bevoegd gezag op grond van artikel 19j nodig is. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als er negatieve effecten door externe werking kunnen optreden. De vergunning of goedkeuring kan pas worden afgegeven nadat een habitattoets het bevoegd gezag de zekerheid heeft gegeven dat het gebied niet wordt aangetast. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo regelt de aanvragen van omgevingsvergunningen voor o.a. milieu, bouwen en ruimtelijke plannen. Ook de Nbwet haakt hierbij aan, in die zin dat een aanvraag Nbwet via de Wabo kan lopen. Dit is echter niet verplicht. Een aanvraag Nbwet kan dus afzonderlijk bij (meestal) de provincie worden ingediend. Voor de omgevingsvergunning is meestal de gemeente het bevoegd gezag. De Wabo bepaalt dat een aanvraag door één bevoegd gezag moet worden afgehandeld. De gemeente zal indien relevant bij de provincie moeten navragen of een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) is te verlenen. Zonder deze vvgb mag de gemeente de vergunning niet verlenen. Aan een vvgb kan de provincie voorschriften verbinden welke de gemeente weer aan de omgevingsvergunning moet koppelen. Bestaand gebruik De Nb-wet 1998 definieert het bestaand gebruik als gebruik dat plaatsvond ten tijde van aanwijzing van het Vogel- en Habitatrichtlijngebied. In de praktijk (op basis van een brief van de minister van LNV aan de Tweede Kamer, september 2007) wordt het ijkmoment 1 oktober 2005 gehanteerd. Het betreft dan iedere handeling die voor 1 oktober 2005 werd verricht en sedertdien niet of niet in betekenende mate is gewijzigd. Bij bestaand gebruik gaat het om feitelijk gebruik. Dit is in lijn met de Habitatrichtlijn waar het steeds gaat om feitelijkheden. Het is niet relevant of voor het bestaande gebruik al een vergunning op grond van een andere wet was verleend of niet. Het is evenmin relevant of er een vergunning is verleend die meer toestaat dan het feitelijke gebruik. Habitattoets In de oriëntatiefase of voortoets wordt onderzocht of een plan, project of handeling (kortweg: activiteit ), gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, kan worden toegelaten en zo ja onder welke voorwaarden. De gevolgen moeten worden beoordeeld in samenhang met die van andere plannen en projecten ( cumulatieve effecten ). De voortoets is niet verplicht, maar kan wel inzicht geven of er een vergunning nodig is. Dit ter beoordeling aan het bevoegd gezag. Als de effecten klein zijn, volgt een verslechterings- en verstoringstoets. Bij mogelijke significante effecten volgt een passende beoordeling. In de verslechterings- en verstoringstoets worden de effecten gespecificeerd. Daarbij hoeft dan niet meer naar cumulatieve effecten te worden gekeken. Het bevoegd gezag beoordeelt of de effecten aanvaardbaar zijn of niet. Aan de vergunning kunnen beperkende voorwaarden worden verbonden (mitigatie en compensatie). Is dat onvoldoende effectief dan kan de vergunning worden geweigerd. Als een activiteit mogelijk significante gevolgen heeft is een passende beoordeling nodig. Op basis van de beste wetenschappelijke kennis dienen de effecten op de habitats en soorten te worden ingeschat, rekening houdende met cumulatieve effecten. Als uit de passende beoordeling blijkt dat er slechts beperkte effecten zijn, dan dient vergunning te worden aangevraagd. Deze wordt verleend indien de effecten aanvaardbaar worden geacht. Als er significante effecten zijn, dan mag vergunning alleen worden verleend als er voldaan is aan alle drie onderstaande ADC-criteria: - Er zijn geen geschikte Alternatieven. - Er is sprake van Dwingende redenen van groot openbaar belang, waaronder redenen van sociale en economische aard. - Er is voorzien in exacte en tijdige Compensatie. Het bevoegd gezag moet beoordelen of de resultaten van de ADC toets leiden tot een vergunning of een weigering. Heeft de aanvraag betrekking op een prioritaire soort of habitat, dan is er eerst advies nodig van de minister van EL&I aan de Europese Commissie. Ook is er slechts een beperkt aantal redenen van groot openbaar belang. In een aantal situaties kan dat leiden tot enige spanning tussen nationale en Europese regelgeving. Het toetsingskader voor beschermde natuurmonumenten is in grote lijnen vergelijkbaar.

198 Zorgplicht Net als bij de FF-wet geldt ook in de Nbwet een algemene zorgplicht (Artikel 19l). Deze zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, nadelige gevolgen voor het gebied kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijke handelingen achterwege te laten. Is dat niet mogelijk dan moeten alle maatregelen worden genomen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen. Het gaat dan om de instandhoudingsdoelstelling (Natura 2000-gebied) of de wezenlijke kenmerken van een gebied (Beschermd Natuurmonument). Rode lijsten Rode lijsten geven een overzicht van diersoorten die uit Nederland zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen. De mate van bedreiging is verdeeld over 8 categorieën, lopend van uitgestorven op wereldschaal, (in het wild) verdwenen uit Nederland, ernstig bedreigd, tot bedreigd, kwetsbaar of gevoelig. Plaatsing op een van de lijsten betekent niet automatisch dat de diersoort is beschermd. Daarvoor is opname in de Flora- en faunawet nodig. Rode lijsten hebben een belangrijke signaleringsfunctie, ze geven aan hoe goed of slecht het met een diersoort gaat. In de Soortendatabase is terug te vinden of een diersoort op één van de rode lijsten staat. Momenteel zijn er Rode lijsten voor paddenstoelen, bijen, dagvlinders, haften, kokerjuffers, korstmossen, land- en zoetwaterweekdieren, amfibieën, reptielen, mossen, zoogdieren, platwormen, sprinkhanen en krekels, steenvliegen, vaatplanten, vissen vogels en libellen. In totaal staan er momenteel ruim 3300 soorten op de Rode lijsten. Voor deze soorten geldt dat verslechtering van het leefgebied al snel tot negatieve effecten voor de betreffende soort zal leiden. Een aantal van deze soorten is niet specifiek beschermd in de wetgeving, behoudens de algemene zorgplicht welke altijd geldt. Aparte maatregelen om deze soorten te helpen zullen dan in de regel ook niet of nauwelijks worden getroffen. Natuurnetwerk Nederland/ Ecologische Hoofdstructuur Het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbonden door robuuste verbindingszones. Het kabinet-rutte-asscher wil de EHS (inclusief verbindingszones) uitvoeren, maar daar meer tijd voor nemen. Doel is behoud en versterking van de biodiversiteit, door uitwisseling van planten en dieren tussen gebieden mogelijk te maken. De begrenzing van het NNN is een provinciale taak. Het NNN / de EHS is uitgewerkt in provinciale streekplannen, omgevingsvisie en omgevingsverordeningen. Ruimtelijke plannen van gemeenten moeten hieraan worden getoetst. De EHS is de afgelopen jaren in gebiedsplannen nader begrensd (vaak op perceelniveau), waarbij per begrensde eenheid natuurdoeltypen zijn aangewezen. De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden zoals de Veluwe en de 20 Nationale parken, gebieden met nieuwe natuur van nationaal of internationaal belang, landbouwgebieden met agrarisch natuurbeheer en de meeste grote wateren (Noordzee, Waddenzee, meren, rivieren en de kuststrook). De provincies zijn vanaf 2014 verantwoordelijk voor het NNN. Er is afgesproken dat in 2027 een ha als natuur is ingericht. Het ruimtelijke beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. In of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden geldt het nee, tenzij -regime. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Indien een voorgenomen ingreep de nee, tenzij -afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het nee, tenzij -regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bronnen:

199 Bijlage 5 Voorbeeld voorzieningen Huismus (verplicht indien nesten verdwijnen) Mussenflat Mussenvide

200 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal Bijlage 6 Archeologisch onderzoek 199

201

202

203 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Zandkampweg 19 te Ermelo E.A. Schorn Archeodienst Rapport 828 Onderzoeksmelding: In opdracht van: Veluws Ontwerpburo

204 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Colofon Titel: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Zandkampweg 19 te Ermelo Auteur(s): E.A. Schorn Met bijdragen van: N.v.t. Archeodienst Rapport: 828 ISSN nummer: Versienummer: 1.2 (definitief) Onderzoeksmelding: Gemeente: Ermelo Opdrachtgever: Veluws Ontwerpburo Eindredactie E.A. Schorn Foto s en tekeningen: Archeodienst BV, tenzij anders aangegeven Plaats: Zevenaar Foto omslag: Boorpuntenkaart Autorisatie: Willem-Simon van de Graaf De kaft van dit rapport is in de vorm van de voor- en achterkant van een Romeinse dakpan waarop hondenpootafdrukken staan. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder bronvermelding. Archeodienst BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit onderhavig onderzoek of de gegeven adviezen. Archeodienst BV, Ringbaan-Zuid 8a, Postbus 297, 6900 AG Zevenaar, tel , info@archeodienst.nl, 2

205 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Inhoudsopgave 1 Inleiding Onderzoekskader Onderzoeksdoel en vraagstellingen Ligging en huidige situatie plangebied Toekomstige situatie plangebied Bureauonderzoek Methode Fysische geografie Geomorfologie en geologie Bodem Archeologie Historische geografie Bodemverstoring Specifieke archeologische verwachting Booronderzoek Werkwijze Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens Sediment Bodem Archeologische indicatoren Archeologische interpretatie Conclusie Inleiding Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen Advies Bijlage 1: Periodentabel Bijlage 2: Verklarende woordenlijst Bijlage 3: Afkortingenlijst Bijlage 4: Geomorfologische kaart Bijlage 5: Bodemkaart Bijlage 6: Archeologische informatie Bijlage 7: Boorpuntenkaart Bijlage 8: Boorbeschrijvingen 3

206 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Administratieve gegevens Projectnaam Ermelo-Zandkampweg 19 Onderzoeksmelding Provincie Gelderland Gemeente Ermelo Plaats Ermelo Toponiem Zandkampweg 19 Type project Bureau- en booronderzoek, verkennende fase (BO en IVO-V) Opdrachtgever Veluws Ontwerpburo Contactpersoon opdrachtgever Dhr. V. Lieuw-A-Fa Bevoegd gezag Gemeente Ermelo Deskundige namens bevoegd gezag Dhr. M. Wispelwey Uitvoerder Archeodienst BV Uitvoerders veldwerk E.A. Schorn Vondstdeterminatie N.v.t. Uitvoeringsdatum Beheer en plaats documentatie Zevenaar Coördinaten zijn NW-NO-ZO-ZW Geografische positie (x-y; in m) (x) (y) (x) (y) (x) (y) (x) (y) Kaartbladnummer 26G Huidig grondgebruik Braakliggend Oppervlakte plangebied Ca m² Geplande verstoringsdiepte Ca. 1 m -mv 4

207 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV 1 Inleiding 1.1 Onderzoekskader In opdracht van Veluws Ontwerpburo heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst BV een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (IVO-O(verig); booronderzoek) uitgevoerd in het plangebied aan de Zandkampweg 19 in Ermelo (gemeente Ermelo, Fig. 1.1). Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een bestemmingsplanwijziging voor de nieuwbouw van twee woningen. De bodem zal door graafwerkzaamheden tot een diepte van ca. 1,0 m beneden maaiveld worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan. Fig. 1.1: Het plangebied op de topografische kaart (bron: kadaster 2014). Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart (De Roode en Goossens 2009) ligt het plangebied in een gebied met een hoge archeologische verwachting (AV categorie 5) en dient bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m 2 vroegtijdig een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Aangezien de nieuwbouwplannen deze ondergrenzen overschrijden, is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Het onderzoek is uitgevoerd conform de gemeentelijke eisen en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3 (CCvD 2013). Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar Bijlage 1. Afkortingen en jargon worden in Bijlage 2 en 3 uitgelegd. 5

208 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV 1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen. Om deze doelstelling te realiseren, zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied? 1.3 Ligging en huidige situatie plangebied Het plangebied is ca m 2 groot en ligt aan de Zandkampweg 19 in Ermelo (Fig. 1.1). Het terrein wordt in het noorden begrensd door het erf van Zandkampweg 19, in het oosten en westen door aangrenzende erven met landbouwgrond en in het zuiden door de weg Konijnenwal. Het plangebied is braakliggend met in de noordwesthoek een stal. De hoogte van het maaiveld (geraadpleegd op varieert van ca. 8,7 tot 9,0 m +NAP (Normaal Amsterdams Peil). 1.4 Toekomstige situatie plangebied Binnen het plangebied worden twee woningen gebouwd, waarbij de bodem tot ca. 1,0 m mv wordt verstoord (Fig. 1.2). Fig. 1.2: Toekomstige situatie binnen het plangebied (bron: opdrachtgever, aangeleverd na uitvoering veldwerk). 6

209 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV 2 Bureauonderzoek 2.1 Methode Ten behoeve van het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden, alsmede over geologische, bodemkundige en historisch-geografische kenmerken van (de omgeving van) het plangebied. In het kader van het bureauonderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd: Recente topografische kaarten (kadaster) en luchtfoto s (AeroGRID 1m via ArcMap) Actuele Hoogtebestand van Nederland (bron: AHN.nl) Bodemkaart van Nederland schaal 1: (geraadpleegd via Archis3) Geomorfologische Kaart Nederland (geraadpleegd via Archis3) Kadastrale minuutplan, verzamelminuut en oorspronkelijk aanwijzende tafels (beeldbank.cultureelerfgoed.nl) Historische kaarten uit de afgelopen 200 jaar ( Archeologische Monumentenkaart (AMK, geraadpleegd via Archis3) Archeologische waarnemingen, onderzoek- en vondstmeldingen (geraadpleegd via de database van Archis2 uit mei 2015) Gemeentelijke archeologische beleidsadvies- en waarden- en verwachtingenkaart (De Roode en Goossens 2009). Bodemloket Vergraven gronden project (Alterra, 2012) Geodata portal Provincie Gelderland ( Rijksmonumenten vanuit de Atlas Leefomgeving ( 2.2 Fysische geografie Geomorfologie en geologie Het plangebied ligt ten westen van de Veluwe stuwwal. Het landschap in dit gebied heeft zijn huidige vorm vooral tijdens de laatste twee ijstijden, het Saalien (ca jaar geleden) en het Weichselien (ca jaar geleden), gekregen. In het Saalien zijn de stuwwallen van de Veluwe door het landijs opgestuwd, dat vanuit het noorden Nederland is binnengedrongen (Berendsen 2005). De stuwwallen bestaan overwegend uit midden-pleistocene, grindrijke, grofzandige rivierafzettingen van de Rijn en de Maas, die al vóór de landijsbedekking in de ondergrond aanwezig waren. Aan het einde van de ijstijd stroomde het smeltwater over de laagste plaatsen van de stuwwal. Daarbij zijn dalen uitgesleten en grote puinwaaiers van glaciofluviale afzettingen (sandrs) gevormd (Berendsen 2004). Ten westen van de Veluwe stuwwal is een uitgestrekt gebied met sneeuwsmeltwaterafzettingen (fluvioperiglaciale afzettingen) ontstaan. Na een relatief warme periode, het Eemien (ca jaar geleden), is het in het Weichselien opnieuw zeer koud en droog geworden. Onder de periglaciale omstandigheden is de ondergrond periodiek permanent bevroren en is het regen- en sneeuwsmeltwater gedwongen om over het oppervlak af te stromen (Berendsen 2004). Hierbij is opnieuw sediment van de stuwwal geërodeerd, aan de voet weer afgezet en zijn de dalen verder uitgesleten. De fluvio(peri)glaciale afzettingen zijn later grotendeels bedekt met dekzand. In de koudste en droogste perioden van het Weichselien, met name tijdens het Laat-Pleniglaciaal (ca jaar geleden) en in sommige perioden van het Laat-Glaciaal (ca jaar geleden), is de vegetatie vrijwel verdwenen. Hierdoor is op grote schaal verstuiving opgetreden, waarbij dekzand is afgezet (Berendsen 2004). Dit (soms lemige) zand is kalkloos, fijnkorrelig ( m), goed afgerond, goed gesorteerd en arm aan grind en wordt tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel gerekend (Berendsen 2004). Het dekzandpakket is vaak niet dikker dan 1,2 m en ligt meestal op grindige, grove zanden (fluvioperiglaciale afzettingen). De 7

210 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV dikkere pakketten dekzand komen voor op de hellingen en in de droge dalen. De hoogste koppen van de stuwwallen zijn onbedekt. Volgens de geomorfologische kaart (Bijlage 4) ligt het plangebied op een gordeldekzandglooiing (code 4H9). De ligging van het plangebied op de overgangspositie (lichtgroene kleuren ) tussen de hoger gelegen stuwwal (donkeroranje kleuren) aan de oostzijde en het lager gelegen dekzandlandschap (lichtblauwe tot donker blauwe kleuren) aan de westzijde is ook goed te zien op het AHN (Fig. 2.1) In het Holoceen (vanaf ca jaar geleden tot heden) is het klimaat warmer en vochtiger en is het landschap door geologische processen weinig veranderd. Het (dek)zand is door de toenemende vegetatie vastgelegd en de beken hebben zich ingesneden, waarbij beekdalen zijn ontstaan. Deze volgen vaak de natuurlijke laagten, zoals de eerder gevormde erosiedalen. De gordeldekzandglooiing wordt volgens de geomorfologische kaart doorkruist door een dergelijk beekdal (3R6), gelegen op ca. 450 m ten zuidoosten van het plangebied. Dit beekdal is niet op het AHN te herkennen (Fig. 2.1) en ook de bodemkaart en historisch kaartmateriaal laten geen beekafzettingen en/of een beekloop zien. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat de kartering op de geomorfologische kaart niet juist is en dat er dus geen sprake is van een beekdal in de buurt van het plangebied. Fig. 2.1: Het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: Bodem Uit de bodemkaart blijkt dat het plangebied is afgegraven voor delfstoffenwinning (zie paragraaf 2.5). In de omgeving komen veel enkeerdgronden voor, waarvan de plaggendekken (EZ21) aangelegd lijken te zijn in moderpodzolen (Y21, Y30) (Bijlage 5). Aangezien het plangebied geen onderdeel heeft uitgemaakt van het historische akkerlandschap (paragraaf 2.4) zal de oorspronkelijke bodem waarschijnlijk een moderpodzol in leemarm fijn zand zijn geweest, net als op de bodemkaart staat aangegeven in de zone ten zuiden van het plangebied. Het is onduidelijk in hoeverre dit niveau is vergraven (paragraaf 2.5). 8

211 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Op de bodemkaart staan de gemiddelde grondwaterstanden aangegeven door middel van zogenaamde grondwatertrappen (I t/m VII). Bij de afgraving is geen grondwatertrap gekarteerd, maar de gronden in de omgeving hebben een uiterst droge grondwatertrap (grondwatertrap VII*). Dit betekent dat de grondwaterstanden dieper dan 140 cm beneden maaiveld is. 2.3 Archeologie Binnen het plangebied zijn geen archeologische monumenten (AMK terreinen) of onderzoeksmeldingen aanwezig, maar er is wel een waarneming (41487) bekend (Bijlage 6, Tab. 2.1). In een straal van 500 m rondom het plangebied zijn wel archeologische monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen bekend (Bijlage 6, Tab. 2.1). De waarnemingen zijn niet gekoppeld aan aangemelde onderzoeken. Monument Ligging Aard monument Datering m ten Z Nederzetting NEO-IJZ m ten ZO Urnenveld Nederzetting BRONSL-IJZL ME Waarneming Ligging Aard waarneming Datering m ten Z Badorf aardewerk VMEC-VMED m ten NO Slijpsteen Niet gedateerd m ten W Vuursteenwerktuigen Keramiek Vuursteenschrabber Aardewerk bekercultuur PALEO-IJZ IJZ-VME; VMED-LMEA PALEO-IJZ NEOLB-BRONSV m ten O m ten Z Natuurstenen spits NEO m ten ZO Aardewerk bekercultuur NEO-BRONS Diverse urnen, verkoolde zaden, natuurstenen m ten W slijpsteen en maalstenen. IJZM-IJZL Handgevormd aardewerk, cultuurlaag en m ten W roodzand, vuursteenafval IJZL Vermelding van afschuiven bovengrond (stuifzand) met bulldozer; Handgevormd NEO-IJZ m ten W aardewerk m Vuursteenschrabber Urn; kubussteen Gedraaid aardewerk PALEO-IJZ IJZL-ROM Inheems ROM m ten N Handgevormd aardewerk; Weefgewicht Urn IJZ-ROM m ten NO Handgevormd aardewerk IJZM-IJZL m ten N Weefgewicht; Handgevormd aardewerk BRONSL-IJZV m ten NO Tarwekorrels Keramiek NEO-NTC ROM-VME Onderzoeksmelding Ligging Aard melding Uitkomst m ten ZW Veldkartering Onbekend m ten NO Booronderzoek Diepe verstoringen m ten N Booronderzoek Geen archeologie m ten O Booronderzoek Nog niet afgemeld m ten W Booronderzoek Nog niet afgemeld m ten ZO Booronderzoek Nog niet afgemeld Plaggendek met houtskool Booronderzoek m ten N en aardewerk Tab. 2.1 Overzicht van de monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 500 m rondom het plangebied. 9

212 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Jongere meldingen dan mei 2015 zijn niet in archis te raadplegen. Direct ten oosten van het huidige plangebied is door Archeodienst in juli 2015 een onderzoek (onderzoeksmelding ) uitgevoerd (Klooster 2016). Hieruit bleek dat de natuurlijke podzolgrond in het hele plangebied is verdwenen en de dekzandlaag is relatief dun. Ter plaatse van een dekzandglooiing wordt normaalgesproken een relatief dik dekzandpakket verwacht van 1,0 à 2,0 m. Het ondiepe voorkomen van grindhoudende, grofzandige hellingafzettingen in combinatie met het ontbreken van een podzolbodem wijzen erop dat op de locatie graafwerkzaamheden voor delfstoffenwinning hebben plaatsgevonden. Op basis van het onderzoek geldt voor het noordoostelijke deel van het plangebied, de zone met een dikker pakket dekzand, een middelhoge verwachting voor archeologische resten uit de periode Neolithicum tot en met Vroege- Middeleeuwen en wordt bij bodemingrepen vervolgonderzoek aanbevolen. Voor de rest van het plangebied geldt een lage verwachting voor alle perioden. Vier waarnemingen (40818, 41480, 41482, 41487), waarvan waarneming uit 1955 binnen het huidige plangebied ligt, en één onderzoeksmelding (24897) vallen (deels) samen met de zone met delfstoffenwinning (paragraaf 2.5). Er zijn resten van nederzettingsterreinen en urnenvelden gevonden uit de perioden Neolithicum tot en met Vroege-Middeleeuwen. Ook zijn enkele gebruikersvoorwerpen van vuursteen gevonden, deze kunnen teruggaan tot het Paleolithicum, maar kunnen ook bij de nederzettingen uit het Neolithicum tot en met de IJzertijd horen. Waarneming vermeld dat stuifzand is afgeschoven met een bulldozer. Ook in de zone ten zuiden van het plangebied zijn waarnemingen gedaan (41477) van een urenveld(je) en een nederzetting. De waarneming hangt samen met de waarnemingen in de zone met delfstoffenwinning (41480 en 41482) en worden voornamelijk in de IJzertijd gedateerd. Ten noordoosten van het plangebied zijn ook diverse waarnemingen die aansluiten bij de periode Neolithicum tot en met Vroege Middeleeuwen (waarneming 41489;-91;-92 en 41885). Ten zuidoosten van het plangebied ligt een monumententerrein (AMK 3030) van een nederzetting, waar vuursteen en aardewerk is gevonden uit voornamelijk de periode Neolithicum- Bronstijd (waarneming en 40843). Verder naar het zuidoosten ligt nog een monumententerrein (AMK 3032), een urnenveld uit de periode Late-Bronstijd tot en met de IJzertijd, een middeleeuwse nederzetting en een losse vondstlocatie van Badorf aardewerk (waarneming 13154). Bij twee booronderzoeken in de omgeving is onder het plaggendek houtskool en aardewerk aangetroffen, welke niet als waarnemingen bekend staan (35770; 65246). Op de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting (Fig. 2.2, De Roode en Goossens 2009). Tevens is op deze kaart de waarneming (urn en nederzetting) door middel van een nummer (257) en bijbehorende symbolen weergegeven. Uit de gegevens van de Atlas Leefomgeving blijkt dat binnen het plangebied geen bekende (ondergrondse) bouwhistorische resten aanwezig zijn. 10

213 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Fig. 2.2: Het plangebied op de waarden- en verwachtingen kaart van de gemeente Ermelo (De Roode en Goossens 2009). 2.4 Historische geografie Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal geraadpleegd uit de 19 e een 20 e eeuw. Het plangebied maakt deel uit van de regio waar het buurtschap Telgt in ligt, een akkerbouwgebied met diverse boerderijen. Het plangebied en het gedeelte dat als afgegraven staat aangemerkt op de bodemkaart maken deel uit van een zone die heidegebied is (Fig. 2.3, Fig. 2.4). In deze zone is enig reliëf zichtbaar. Vermoedelijk is dit stuifzand (Archis Waarneming 41482). Bebouwing in het plangebied is pas zichtbaar op historische kaarten uit de tweede helft van de 20 e eeuw (watwaswaar.nl), de bebouwing in het plangebied dateert volgens de BAG uit 1961 (bagviewer.kadaster.nl). Het plangebied maakt deel uit van de regio waar het buurtschap Telgt in ligt, een akkerbouwgebied met diverse boerderijen. Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal geraadpleegd. Zowel op het minuutplan uit het begin van de 19 e eeuw (Fig. 2.3) als op de kaart uit ca (Fig. 2.4) is het plangebied onbebouwd en in gebruik als heide. Op de kaart uit 1872 is te zien dat er behoorlijk wat relief aanwezig moet zijn geweest in het plangebied (arceringen en stippelzones). In ieder geval is het plangebied tot en met 1955 onbebouwd en in gebruik als heide ( Pas op de kaart uit de jaren 60 van de 20 e eeuw is er bebouwing in het plangebied aanwezig. Mogelijk dat tussen 1955 (waarneming 41487) en de eerste bebouwing in de jaren 60 het plangebied voor zandwinning is afgegraven. 11

214 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Fig. 2.3: Het plangebied op de kadastrale minuut uit het begin van de 19 e eeuw (bron: beeldbank.cultureelerfgoed.nl). Fig. 2.4: Het plangebied op de kaart uit 1872, Bonneblad (bron: 12

215 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV 2.5 Bodemverstoring Op de bodemkaart (Bijlage 5) staat aangegeven dat de zone tussen de Konijnenwal en de Zandkampweg afgegraven is. De toelichting op de bodemkaart vermeld dat dit oude of nog in gebruik zijnde zandafgravingen zijn ( Nadere informatie is ook beschikbaar uit het Vergraven Gronden project (Alterra 2006). Hierop is te zien dat het om delfstoffenwinning ging en dat in de omgeving meerdere van dit soort delfstoflocaties en andere vergravingen bekend zijn. Een gedeelte van deze afgravingen staat op de geomorfologische kaart vermeld (2M48, Bijlage 4), maar de afgraving tussen de Zandkampweg en Konijnenwal niet. Op de website van de provincie Gelderland stonden de verstoringen niet vermeld ( en de archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Ermelo kent wel een legenda eenheid voor groeves- en diepe verstoringen, maar dergelijke eenheden komen niet voor in de omgeving van het plangebied (De Roode en Goossens 2009). Mogelijk kan op basis van een uitgebreide analyse van het AHN en nader onderzoek naar de delfstoffenwinning in de regio de verwachtingenkaart worden bijgewerkt. Op grond van een meer gedetailleerd beeld van het AHN (Fig. 2.5), lijkt het grootste deel van het plangebied toch verstoord te zijn, maar kan langs de oostelijke rand van het plangebied de bodem nog intact zijn. Fig. 2.5: Het plangebied op een meer gedetailleerd beeld van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: Specifieke archeologische verwachting Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld (Tab. 2.2). 13

216 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Het landschap heeft met name voor de prehistorische mens een belangrijke rol gespeeld in de keuze voor een bewoningslocatie. Het plangebied ligt op een dekzandglooiing die grindige stuwwalafzettingen overdekt. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. In de omgeving was veel akkerbouwgrond aanwezig, maar het plangebied bleef tot ver in de 20 e eeuw in gebruik als heide. Het lijkt daarom onwaarschijnlijk dat het plangebied is opgehoogd met plaggen (enkeerdgrond). Op basis van de ten zuiden gelegen bodemkundige zone worden podzolgronden in zwak lemig fijn zand verwacht. Op grond van het gedetailleerde beeld van het AHN (Fig. 2.5) voor het plangebied, is mogelijke het grootste deel van het plangebied afgegraven en is mogelijk alleen de oostelijke rand nog intact. Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Oostelijke rand Laat-Paleolithicum - Mesolithicum Rest plangebied Laat-Paleolithicum - Mesolithicum Oostelijke rand Neolithicum Vroege- Middeleeuwen Rest plangebied Neolithicum Vroege- Middeleeuwen Gehele plangebied Late-Middeleeuwen Nieuwe tijd Laag Laag Hoog Middelhoog/Laag Laag Bewoningssporen, tijdelijke kampementen, vuursteen artefacten, haardkuilen Begravingen, met name urnenvelden Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen, gebruiksvoorwerpen Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode voor het plangebied. Diepteligging sporen vanaf de top van de podzolbodem vanaf de top van de podzolbodem tot in de C- horizont Vanaf maaiveld tot diep in de C- horizont Jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Mesolithicum kozen als woon- en verblijfplaats vaak voor de hoger liggende terreingedeelten in het landschap, bij voorkeur in de buurt van open water. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst. Nabij water heerst er ook een grotere biodiversiteit wat de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel vergemakkelijkt. Vuursteenvindplaatsen worden gekenmerkt door een vuursteenspreiding aan het oppervlak en eventueel sporen in de vorm van ondiepe haardkuilen. De vuursteenartefacten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn opgeploegd. In situ vondsten en sporen kunnen vanaf de top van een eventueel aanwezige podzolbodem dan wel de C-horizont worden getroffen, voor zover deze niet is verploegd. In de omgeving zijn veel vondsten gedaan, maar geen vondsten die specifiek toe te wijden zijn aan de periode Paleolithicum en Mesolithicum. Het plangebied ligt weliswaar in een landschappelijke gunstige bewoningszone, overgangszone (dekzandglooiing) van de stuwwal naar de lager gelegen dekzandvlakte, maar een natuurlijke waterbron ontbreekt. Tot op heden zijn in de omgeving ook geen specifieke vondsten uit deze periode gevonden. Mogelijk is het grootste deel van het plangebied afgegraven. Op basis van deze gegevens wordt aan het plangebied een lage verwachting toegekend om vindplaatsen vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met het Mesolithicum aan te treffen. Vanaf het Neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In de beginperiode combineert men akkerbouw met het jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar akkerbouw en veeteelt. De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die vaak diep in de grond gefundeerd waren. Waterputten werden gegraven voor de watervoorziening terwijl in en nabij de nederzetting afvalkuilen werden gegraven om afval te begraven. In de omgeving zijn tevens diverse urnenvelden aangetroffen. Deze sporen kunnen diep in de bodem reiken. De vondsten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn opgeploegd. In situ vondsten en sporen kunnen vanaf de top van een eventueel aanwezige podzolbodem dan wel de C-horizont worden getroffen, voor zover deze niet is verploegd. In de periode vanaf het Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen heeft men een voorkeur voor hoger en droger gelegen gebieden in de 14

217 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV nabijheid van water die geschikt zijn voor akkerbouw. In de omgeving van het plangebied zijn uit deze perioden veel vindplaatsen gevonden. Ondanks de mogelijke afgravingen in het plangebied kunnen diepere sporen mogelijk nog bewaard zijn gebleven. Daarom wordt aan de oostelijk randzone van het plangebied een hoge verwachting en aan de rest van het plangebied een middelhoge tot lage verwachting toegekend voor nederzettingsresten vanaf het Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen. Vanaf de Late-Middeleeuwen verandert het bewoningspatroon. Bewoning concentreert zich in dorpen, steden en bewoningsclusters. Rondom deze dorpen ligt het landbouwareaal dat instaat voor de voedselvoorziening van de inwoners. In deze periode is de landschappelijke ligging van het gebied niet meer doorslaggevend voor de locatiekeuze. Uit het historisch kaartmateriaal blijkt dat het plangebied lange tijd als heide in gebruik was en pas in de jaren 60 van de 20 e eeuw bebouwd is. Daarom wordt aan het plangebied een lage verwachting toegekend om vindplaatsen vanaf de Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd aan te treffen. Eventuele vondsten en sporen worden vanaf het maaiveld verwacht. 15

218 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV 3 Booronderzoek 3.1 Werkwijze Op grond van de mogelijke verstoring/afgraving van de bodem in het plangebied en het specifieke archeologische verwachtingsmodel is voor het volgende Plan van Aanpak (PvA) gekozen. In totaal zijn 6 verkennende boringen geplaatst met een Edelmanboor met een boordiameter van 7 cm om de intactheid van de bodem en daarmee de specifieke verwachting te toetsen. De boringen zijn doorgezet tot minimaal 20 cm in de C-horizont. Vanwege het geringe oppervlak zijn de boringen zo gelijkmatig mogelijk over het plangebied verdeeld. De exacte boorlocaties zijn ingemeten met een meetlint. Het opgeboorde sediment is verbrokkeld en versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, vuursteen en aardewerk. De boringen zijn beschreven conform de NEN 5104 en de bodemclassificatie volgens De Bakker en Schelling (1989). 3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens Voor de ligging van de boorpunten wordt verwezen naar Bijlage 7, de boorbeschrijvingen zijn te vinden in Bijlage 8. In het terrein is nauwelijks sprake van hoogteverschillen waargenomen. De oostelijke rand van het ligt heel iets hoger, maar over het algemeen maakt het terrein een vrij vlakke indruk en was het vrij nat Sediment De natuurlijke grond bestaat uit zeer fijn tot matig grof zand dat in de meeste gevallen (uitgezonderd boring 3 en 6) matig tot sterk grindhoudend is en scherp aanvoelt. Dit zand is geïnterpreteerd als fluvioperiglaciaal zand behorend tot de Formatie van Boxtel (de Mulder et al. 2003). In boring 1, 2, 5 en 6 is de bovengrond duidelijk verstoord tot een diepte van respectievelijk 110, 70, 80 en 95 cm mv. Bij de boringen 3 en 4 bestaat twijfel of de Ap en vermengde Ap/Bs-horizont wel in situ liggen of dat deze zijn opgebracht dan wel verstoord. Waarschijnlijk is het laatste het geval. In het eerder uitgevoerde onderzoek (Klooster 2015), grenzend aan de oostzijde van het plangebied (Bijlage 7), laten de boringen 3 en 4, die aansluiten op de huidige boringen 1 en 2, hetzelfde verstoorde beeld zien Bodem In de meeste boringen is sprake van een verstoord/opgebracht pakket grond dat direct rust op het zand van de C-horizont. In de boringen 3 en 4 is onder een opgebracht pakket van respectievelijk 10 en 35 cm dik een Ap-horizont aangetroffen met daaronder een menglaag van de Ap-horizont met de Bs-horizont, die zou kunnen duiden op een restant van de oorspronkelijk verwachte podzolbodem. Er bestaan sterke twijfels of deze horizonten wel een natuurlijke oorsprong hebben of dat deze zijn verstoord/opgebracht, gezien het feit dat de rest van het plangebied aanzienlijk is verstoord. 3.3 Archeologische indicatoren Bij de controle van het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Het verkennende booronderzoek had dan ook niet specifiek tot doel om deze op te sporen. Wel is in boring 1, 2 en 5 binnen het verstoorde pakket recent baksteen, puin, glas en koperdraad aangetroffen. 3.4 Archeologische interpretatie Uit het voornamelijk aangetroffen grindhoudende scherpe zand blijkt dat het oorspronkelijk aanwezige dekzand van de gordeldekzandglooing, dat uit fijn, goed afgerond, goed gesorteerd zand bestaat, moet zijn afgegraven. Ook het ontbreken van het natuurlijke reliëf, zoals dit nog op de kaart van 1872 aanwezig was, geeft aan dat het terrein moet zijn afgegraven dan wel 16

219 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV geëgaliseerd. In de boringen 3 en 4 lijkt er sprake te zijn van een verploegde restant van een podzolbodem. Er bestaan sterke twijfels of deze horizonten wel een natuurlijke oorsprong hebben of dat deze zijn verstoord/opgebracht, gezien het feit dat de rest van het plangebied aanzienlijk is verstoord(verstoord/opgebracht pakket met een dikte van cm) en de boringen in een deel van het plangebied liggen dat op grond van het AHN (Fig. 2.5) vrijwel zeker zal zijn afgegraven. Vermoed wordt, dat gezien het oorspronkelijk aanwezige reliëf, het terrein mogelijk meer dan 1 m is verlaagd door zandwinning. Vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien de bodem is afgegraven, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De lage verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum kan daarom voor het gehele plangebied gehandhaafd worden. Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Aangezien het plangebied mogelijk tot meer dan 1m diep is afgegraven is de kans klein dat er nog vindplaatsen aanwezig zijn klein. Daarom kan de hoge verwachting uit het bureauonderzoek om archeologische resten uit de perioden Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen aan te treffen voor de oostelijke rand en de middelhoge tot lage verwachting voor de rest van het plangebied op grond van de veldresultaten bijgesteld worden naar laag. De lage verwachting uit het bureauonderzoek voor vindplaatsen uit de Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd kan op grond van de veldresultaten voor het plangebied worden gehandhaafd. 17

220 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV 4 Conclusie 4.1 Inleiding Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen. In paragraaf 4.2 wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen zoals die voorafgaand aan het onderzoek zijn geformuleerd. In paragraaf 4.3 wordt een advies gegeven ten aanzien van archeologisch vervolgonderzoek. 4.2 Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? De natuurlijke grond bestaat uit zeer fijn tot matig grof zand dat in de meeste gevallen (uitgezonderd boring 3 en 6) matig tot sterk grindhoudend is en scherp aanvoelt. Dit zand is geïnterpreteerd als fluvioperiglaciaal zand. In boring 1, 2, 5 en 6 is de bovengrond duidelijk verstoord tot een diepte van respectievelijk 110, 70, 80 en 95 cm mv. Bij de boringen 3 en 4 bestaat twijfel of de Ap en vermengde Ap/Bs-horizont wel in situ liggen of dat deze zijn opgebracht dan wel verstoord. Waarschijnlijk is het laatste het geval. In het eerder uitgevoerde onderzoek (Klooster 2015), grenzend aan de oostzijde van het plangebied, laten de boringen 3 en 4, die aansluiten op de huidige boringen 1 en 2, hetzelfde verstoorde beeld zien. In de meeste boringen is sprake van een verstoord/opgebracht pakket grond dat direct rust op het zand van de C-horizont. In de boringen 3 en 4 is onder een opgebracht pakket van respectievelijk 10 en 35 cm dik een Ap-horizont aangetroffen met daaronder een menglaag van de Ap-horizont met de Bs-horizont, die zou kunnen duiden op een restant van de oorspronkelijk verwachte podzolbodem. Er bestaan sterke twijfels of deze horizonten wel een natuurlijke oorsprong hebben of dat deze zijn verstoord/opgebracht, gezien het feit dat de rest van het plangebied aanzienlijk is verstoord. Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? Op basis van het bureauonderzoek was een lage archeologische verwachting voor de perioden Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum en voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd opgesteld, die op grond van de veldresultaten wordt gehandhaafd. Daarnaast was op grond van het bureauonderzoek een hoge verwachting voor de oostelijke rand van het plangebied en een middelhoge tot lage verwachting voor de rest van het plangebied voor de perioden Neolithicum tot en met Vroege-Middeleeuwen opgesteld. Het booronderzoek heeft uitgewezen dat deze verwachting naar laag kan worden bijgesteld voor het gehele plangebied. In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden? Aangezien het plangebied is afgegraven wordt de kans klein geacht dat er nog vindplaatsen aanwezig zijn, waardoor de voorgenomen graafwerkzaamheden geen bedreiging meer vormen voor het archeologische bodemarchief. 4.3 Advies Op grond van de resultaten van het onderzoek acht Archeodienst BV een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk wijst Archeodienst BV erop dat dit selectieadvies nog niet betekent dat reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Ermelo), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen dan wel vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op 18

221 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet met zekerheid gegarandeerd worden. Indien bij graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister gemeld te worden. In de praktijk verdient het de aanbeveling de gemeente hierover in te lichten. 19

222 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Literatuur Alterra, 2012 (Brouwer, F./M.M. van der Werff): Vergraven gronden : inventarisatie van 'diepe' grondbewerkingen, ophogingen en afgravingen, Alterra-rapport Bakker, H. de/j. Schelling, 1989² (1966): Systeem van de bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen. Berendsen, H.J.A. 2005: Landschappelijk Nederland, Assen. Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land; Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen. Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2013: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems, versie 3.3. Gouda. Kadaster, 2014: Topografische kaart 1: , Apeldoorn. Klooster, E. van der, 2016: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek Verkennende fase: Konijnenwal 20 te Ermelo. Archeodienst rapport 718, Zevenaar. Mulder, E.F.J. de/m.c. Geluk/I.L. Ritsma/W.E. Westerhof/T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen. NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), 1990: NEN-5104:1989 NL, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie Instituut, Delft. Roode, F. de, E. Goossens 2009: Archeologische monumentenzorg in de gemeente Ermelo. RAAPrapport 1844, Weesp. Websites (Actueel Hoogtebestand van Nederland) (Basisregistraties Adressen en Gebouwen viewer) (Kadastrale kaarten ) (Topografische kaarten en Bonnebladen vanaf de 19 e eeuw) (Archis3, diverse kaarten, waaronder IKAW en AMK) (Verstoringen bekend bij de Provincie Gelderland) (RCE Rijksmonumenten) (Bodemloket) Lijst van afbeeldingen Fig. 1.1: Het plangebied op de topografische kaart (bron: kadaster 2014)....5 Fig. 1.2: Toekomstige situatie binnen het plangebied (bron; opdrachtgever)....6 Fig. 2.1: Het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: Fig. 2.2: Het plangebied op de waarden- en verwachtingen kaart van de gemeente Ermelo (De Roode en Goossens 2009) Fig. 2.3: Het plangebied op de kadastrale minuut uit het begin van de 19 e eeuw (bron: beeldbank.cultureelerfgoed.nl) Fig. 2.4: Het plangebied op de kaart uit 1872, Bonneblad (bron: 12 Fig. 2.5: Het plangebied op een meer gedetailleerd beeld van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron:

223 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Lijst van tabellen Tab. 2.1 Overzicht van de monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 500 m rondom het plangebied....9 Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode voor het plangebied

224 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Bijlage 1: Periodentabel

225 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Bijlage 2: Verklarende woordenlijst

226 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Bijlage 3: Afkortingenlijst afkorting betekenis afkorting betekenis 1 zwak Ks1 klei zwak siltige 2 matig Ks2 klei matig siltige 3 sterk Ks3 klei sterk siltige 4 uiterst Ks4 klei uiterst siltige g1 zwak grindig KWARTS Kwartsiet g2 matig grindig Kz1 klei zwak zandig g3 sterk grindig Kz2 klei matig zandig h1 zwak humeus Kz3 klei sterk zandig h2 matig humeus L leem h3 sterk humeus l licht AD Anno Domini (datering na Christus) LBK Lineaire bandkeramiek afb. afbeelding LEE Leer AHN Actueel Hoogtebestand Nederland LIN Lineair AMK Archeologische Monumenten Kaart Lz1 leem zwak zandig AMS directe C14-meting Lz3 leem sterk zandig AMZ Archeologische Monumenten Zorg m meter ARCHIS Archeologisch Informatie Systeem m² vierkante meter art. artikel MA Master of Arts ASB Archeologische Standaard Boorbeschrijving MC14 monster voor C14-datering AW Aardewerkconcentratie MFE ijzermonster AWG gedraaid MFOS fosfaatmonster AWH handgevormd mg matig gesorteerd BC Before Christ (datering voor Christus) MHK houtskoolmonster BE Beige MHT houtmonster bijv. bijvoorbeeld MICRO micromorfologisch onderzoek BL Blauw MLIT lithologisch monster blz bladzijde mm millimeter BOT Bot Mn mangaan BP Before Present (datering t.o.v. 'heden', zijnde 1950) MP pollenmonster BR Bruin mp meetpunt BS Baksteen MPF botanisch monster BTO Onverbrand bot MSc Master of Science BTV Verbrand bot MTL metaal BV Bouwvoor mv maaiveld (het landoppervlak) C14 Koolstofdatering MZF zoölogisch monster, 0,25 mmm CA kalk n nee ca. circa N noord CAA Centraal Archeologisch Archief NAP Normaal Amsterdams Peil CAD Computer-aided Drafting (of Design) NEN Nederlandse Norm CCvD Centraal College van Deskundigen nr. nummer Chr. Christus NV Natuurlijke verstoring CHW Cultuur-Historische Waardenkaart O oost CIS Centraal Informatie Systeem o.a. onder andere cm centimeter OD ouder dan CMA Centraal Monumenten Archief OR Oranje con concreties ORG Organisch CRI Crinoiden kalk OX oxidatie CvAK College PA Paars d donker pag. pagina DAO Defintief Archeologisch Onderzoek plr plantenresten drs. doctorandus pu puin e.d. en dergelijke PvA Plan van Aanpak e.v. en verder PvE Programma van Eisen et al. et alii (en anderen) RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed etc. etcetera RD Rijksdriehoek systeem FE Ijzer/oer (landelijk coördinatensysteem) FeO2 roest (ijzeroxide) REC Recente verstoring FF Fosfaat RI riet FG Fysisch Geograaf/ Fysische Geografie RO Rood Fig. Figuur RZ Roze G Grind S silt GE Geel s spoor gem. gemiddeld sch schelpenresten gew. gewicht sg slecht gesorteerd GEWICHT gewicht SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsboring Bodembeheer gg goed gesorteerd SLK (produktie-) slakken GIS Geografisch Informatie Systeem sph sphagnum GLS Glas Stiboka Stichting voor Bodemkartering GN Groen STN natuursteen GPS Global Positioning System tab. tabel GR Grijs tel. telefoon GW grondwater temp temperatuur Gs grind siltig TEX Textiel Gz1 grind zwak zandig TOU Touw Gz2 grind matig zandig V Veen Gz3 grind sterk zandig v vondst Gz4 grind uiterst zandig Vk1 veen zwak kleiig h humeus Vk3 veen sterk kleiig ho hout VKL Huttenleem/verbrande leem h1 zwak humeus Vm veen mineraalarm h2 matig humeus vnr vondstnummer h3 sterk humeus VST Vuursteen ha hectare Vz1 veen zwak zandig HK Houtskool Vz3 veen sterk zandig HL Hutteleem W west HT Hout WABO Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht HU Humus WI Wit id identiek aan WRO Wet Ruimtelijke Ordening IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden wo wordtelrest INDET Ondetermineerbaar X(XX) onbekend ing. ingenieur Z zand IVO Inventariserend Veldonderzoek Z zuid IVO-K Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase Z1 zand uiterst fijn IVO-O Inventariserend Veldonderzoek Overig Z2 zand zeer fijn IVO-P Inventariserend Veldonderzoek Proefsleuven Z3 zand matig fijn IVO-V Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Z4 zand matig grof J ja Z5 zand zeer grof JD jonger dan Z6 zand uiterst grof K klei zg zegge k kolom Zk zand kleiig KBW Bouwkeramiek Zs1 zand zwak siltig KER keramiek Zs2 zand matig siltig Kl Kiezel Zs3 zand sterk siltig km kilometer Zs4 zand uiterst siltig KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie ZW Zwart

227 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Bijlage 4: Geomorfologische kaart

228 Geomorfologische kaart M9 Legenda 4H9 2M9 2M48 3R Plangebied gordeldekzandglooiing vlakte van ten dele verspoelde dekzanden afgraving beekdal, zonder veen, hooggelegen ± m

229 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Bijlage 5: Bodemkaart

230 Bodemkaart chn21g pzg21g-ii/pzg21g-iii bez21g bez21g-iv/bez21g-vi pzg21g-ii/pzg21g-iii bez gy30 Y21 gy30 Legenda Plangebied Y30 pzg21 Y21 chn21 bez21 - AfGrav - - Bebouw Holtpodzolgronden; grof zand Beekeerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand Holtpodzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand Laarpodzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand Hoge bruine enkeerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand Afgegraven Bebouwing ± m

231 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Bijlage 6: Archeologische informatie

232 : : : :: :: :: \\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\ : ::: :: : : :: :: : : : : : : : : : : : : :: :: : : :::: : ::: : :: :: : : : :: :: :: : : : : :: : : : : : : : Archeologische Informatie : :: Legenda Plangebied Waarnemingen Waarnemingen Waarneming met datering Paleolithicum Mesolithicum Neolithicum : : : Bronstijd : : IJzertijd : Romeinse tijd : Middeleeuwen : Nieuwe tijd Vondstmeldingen Vondstmeldingen Onderzoeksmeldingen Bureauonderzoek Booronderzoek Gravend onderzoek Monumenten Archeologische waarde Hoge archeologische waarde Zeer hoge archeologische waarde Zeer hoge archeologische waarde, beschermd ± m 1:10000 Bronnen: TOP10NL juni 2014, ArchisII mei 2015

233 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Bijlage 7: Boorpuntenkaart

234 Boorpuntenkaart ? 6! ? ? 5! ? 1. 3 Vooronderzoek Konijnenwal Legenda Plangebied!. Restant podzol?/verstoord? op C-horizont? Verstoord pakket op C-horizont ± m Achtergrond: Luchtfoto AeroGRID 1m via ESRI _Ermelo-Zandkampweg19_BO+IVO-V

235 BO & IVO-V Zandkampweg 19 te Ermelo Archeodienst BV Bijlage 8: Boorbeschrijvingen

236 Boorbeschrijvingen Project Zandkampweg 19 Ermelo Datum Type grond zand Beschrijver ES Bijzonderheden Methode Edelman 7 cm Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten 1 25 Z2s1 h1 dbrgr X opgebracht weide 40 Z2s1 h2 zwgr X opgebracht 70 Z2s1 h1 brgr pu2, ba2 X verstoord/opgebracht 80 Z2s1 brgr/ge X mengsel, verstoord/opgebracht 110 Z3s1g1 or X vreemde kleur 130 Z4s1g2 lge C scherp zand Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten 2 10 Z2s1 h2 zwgr Aap weide 25 Z2s1 h2 zwgrbrgr Aap/Aa verploegd 60 Z2s1 h1 brgr Ba1, glas, koperdraad Aa? opgebracht? 70 Z2s1 brgr/ge Aa?/C opgebracht? 100 Z2s1g2 lge C scherp zand Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten 3 10 Z2s1 h1 zwgr/brgr X mengsel, verstoord/opgebracht weide 40 Z2s1 h2 dbr Ap verploegd 50 Z2s1 h1 dbr/brge Ap/Bs opgebracht? 80 Z2s1 lge C gg en redelijk afgerond Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten 4 35 Z3s1g2 ge X opgebracht paardenbak 55 Z2s1 h2 dgr Apb 70 Z2s1g1 h1 ge Ap/Bs opgebracht? 90 Z3s1g2 ge C scherp zand Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten 5 10 Z3s1 h1 zwgr/ge X mengsel, verstoord/opgebracht weide 40 Z3s1 h2 dbrgr Aap? opgebracht? 80 Z3s1g2 h1 brgr ba1 Aa? opgebracht? 110 Z2s1g3 lge C scherp zand Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten 6 95 Z3s1g2 h1 brgr/ge X verstoord weide 120 Z2s1 lgegr C scherp zand

237

238 bestemmingsplan Zandkampweg/ Konijnenwal Bijlage 7 Planschade 237

239

240 Planschaderisicoanalyse Ten behoeve van woningbouw op het perceel aan de Zandkampweg 19 te Ermelo Opdrachtgever: Veluws Ontwerpburo Contactpersoon: De heer V. Lieuw-A-Fa Thorbecke B.V. concept:14 maart 2016 Postbus definitief: 01 juni DB Zwolle

241 1 Het formeel wettelijk kader planschade Burgemeester en wethouders kennen degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van o.a.: a. een bepaling van een bestemmingsplan of inpassingsplan niet zijnde een bepaling inhoudend dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels: - burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen; - burgemeester en wethouders het plan moeten uitwerken; - bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aan te geven regels; - burgemeester en wethouders ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen nadere eisen kunnen stellen; b. een bepaling van een planwijziging of een planuitwerking, onderscheidenlijk een nadere eis; c. een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met (o.a.) een bestemmingsplan, een beheersverordening, ( ); ( ); op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Een dergelijke aanvraag dient een motivering, alsmede een onderbouwing van de hoogte van de gevraagde tegemoetkoming te bevatten. Verder moet een aanvraag voor een tegemoetkoming in schade ten gevolge van een oorzaak als bedoeld onder a, b of c worden ingediend binnen vijf jaar na het moment waarop de oorzaak onherroepelijk is geworden. (Artikel 6.1 jo. 3.6 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro), alsmede jo. artikel 2.1 lid 1 onderdeel c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. In ieder geval blijft voor rekening van de aanvrager: a. van schade in de vorm van een inkomensderving: een gedeelte gelijk aan 2% van het inkomen onmiddellijk voor het ontstaan van de schade; b. van schade in de vorm van vermindering van de waarde van een onroerende zaak: een gedeelte gelijk aan 2% van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade, tenzij de vermindering het gevolg is van de bestemming van de tot de onroerende zaak behorende grond, of van de op de onroerende zaak betrekking hebbende regels (m.a.w. geen forfaitaire benadering van het normale maatschappelijke risico in geval van directe planschade). (Artikel 6.2 Wro) Daarnaast dienen burgemeester en wethouders in voorkomend geval bij hun beslissing op een aanvraag om tegemoetkoming in planschade in ieder geval de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak, alsmede de mogelijkheden van de betreffende aanvrager om de schade te voorkomen of te beperken te betrekken. (Artikel 6.3 Wro). Risicoanalyse inzake woningbouw op het perceel Zandkampweg 19 te Ermelo pagina 2

242 In artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening wordt bepaald dat, voor zover schade die op grond van artikel 6.1 tot en met 6.3 Wro voor tegemoetkoming in aanmerking zou komen haar grondslag vindt in een besluit op een verzoek om ten behoeve van de verwezenlijking van een project bepalingen in een bestemmingsplan op te nemen of te wijzigen, dan wel een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met (o.a.) een bestemmingsplan, een beheersverordening, e.d., burgemeester en wethouders met de verzoeker om de betreffende planologische medewerking kunnen overeenkomen dat die schade geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening komt. De verzoeker om planologische medewerking waarmee de gemeente een hiervoor bedoelde overeenkomst heeft gesloten, wordt in voorkomend geval dat bij burgemeester en wethouders een aanvraag om tegemoetkoming in planschade wordt ingediend, als belanghebbende bij het besluit van burgemeester en wethouders op die aanvraag om tegemoetkoming in planschade aangemerkt. Risicoanalyse inzake woningbouw op het perceel Zandkampweg 19 te Ermelo pagina 3

243 2 Opdracht en doelstelling risicoanalyse Bij van 7 maart jl. heeft Veluws Ontwerpburo, te dezen vertegenwoordigd door de heer V. Lieuw-A-Fa, aan Thorbecke B.V. (hierna: Thorbecke) opdracht verstrekt tot het uitvoeren van een planschaderisicoanalyse in verband met het realiseren van twee vrijstaande woningen met erven/tuinen en bijbehorende voorzieningen op het perceel Zandkampweg 19 te Ermelo. De gronden zijn thans bestemd voor Dagrecreatie met de nadere aanduiding manege. In de nieuwe situatie zal door middel van een planologische wijziging de gronden bestemd worden voor Wonen ten dienste van twee vrijstaande woningen. 2.1 Omschrijving van de beoordeelde objecten Binnen deze risicoanalyse worden de volgende omliggende objecten onderzocht (zie afbeelding 1): De woonpercelen plaatselijk bekend als Konijnenwal 13, 13a, 15, 15c en 15d te Ermelo. Het woonperceel Zandkampweg 1 te Ermelo. Het bedrijfsperceel Konijnenwal 20 te Ermelo. Het bedrijfsperceel Zandkampweg 21 te Ermelo. Afbeelding 1: Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan met de planlocatie (rood omrand) en de te onderzoeken objecten (blauw omrand). Risicoanalyse inzake woningbouw op het perceel Zandkampweg 19 te Ermelo pagina 4

244 Andere objecten in de directe omgeving van de projectlocatie bevinden zich niet in directe zichtlijnen tot de locatie, of op zo n afstand van de locatie dat zij zich in ieder geval buiten de mogelijke invloedsfeer van de voorgestane ontwikkeling bevinden. Mocht er toch voor deze andere objecten planologisch nadeel worden vastgesteld dan kan op voorhand met zekerheid worden gesteld dat het hieruit voor de betreffende woningeigenaren voortvloeiende financiële nadeel (waardevermindering woningen) het wettelijk forfaitair vastgestelde minimale normaal maatschappelijk risico (d.i. een waardevermindering < 2%) in ieder geval niet te boven zal gaan. Nb. De (bedrijfs)woningen Zandkampweg 17 en 19 te Ermelo zijn niet meegenomen in onderhavige risicoanalyse, daar de eigenaren van deze woningen de initiatiefnemers zijn van de voorgestane planologische wijziging. 2.2 Verantwoording In deze analyse wordt getracht om op basis van de door opdrachtgever ter beschikking gestelde informatie inzichtelijk te maken welke eigenaren van omliggende objecten mogelijk ten gevolge van de voorgestane planologische ontwikkeling voor tegemoetkoming (ex artikel 6.1 Wro) in aanmerking komende planschade zullen ondervinden. Hierbij is uitgegaan van de huidige stand van de jurisprudentie ten aanzien van zowel de huidige planschaderegeling ex artikel Wro als, voor zover toepasselijk, de oude regeling ex artikel 49 WRO. Benadrukt wordt dat indien na inwerkingtreding van de betreffende planologische maatregel daadwerkelijk aanvragen om tegemoetkoming in (beweerdelijk) geleden planschade worden ingediend, een schadebeoordelingscommissie na het horen van belanghebbenden en na aansluitende taxatie tot een ander oordeel kan komen ten aanzien van zowel de mogelijkheid van planschade als de hoogte van eventueel toe te kennen tegemoetkomingen. Voorts kan de besluitvorming door burgemeester en wethouders, en eventueel bezwaar en beroep nog tot andere uitkomsten leiden. Deze planschaderisicoanalyse dient dan ook als een indicatie te worden beschouwd ten aanzien van mogelijke planschade die direct belanghebbenden als gevolg van het voorgestane nieuwe planologische regime kunnen ondervinden. 2.3 Geraadpleegde stukken Bij het opstellen van het advies is gebruik gemaakt van de navolgende (door opdrachtgever verkregen) informatie: Situatietekening erftransformatie Zandkampweg 19. Vigerend bestemmingsplan Buitengebied Midden-West. Overige kadastrale informatie. Diverse s. Het vigerende bestemmingsplan is via geraadpleegd. Risicoanalyse inzake woningbouw op het perceel Zandkampweg 19 te Ermelo pagina 5

245 3 Werkwijze Bij de beoordeling of met de voorgestane planontwikkeling voor een of meer direct belanghebbenden aanspraken op tegemoetkoming in planschade (als bedoeld in artikel 6.1 Wro) kunnen ontstaan, moet worden nagegaan of de onderhavige ontwikkeling voor die belanghebbenden als planologisch nadelig moet worden beschouwd, en zo ja, of dit mogelijkerwijs voor hen tot schade zal leiden. Planschade kan in voorkomend geval bestaan uit vermogensschade (waardevermindering van een onroerende zaak) en/of uit inkomensschade (bijv. verminderde verhuuropbrengsten, of omzetschade van een ter plaatse gevestigde onderneming). 3.1 Vergelijking planologische regimes Voor de beoordeling of sprake zal zijn van een voor individuele belanghebbenden planologisch nadelige wijziging is een vergelijking van de beoogde toekomstige planologische situatie de wijziging naar wonen - met het thans geldende planologische regime te weten het bestemmingsplan Buitengebied Midden-West - maatgevend. Uit vaste jurisprudentie volgt dat bij deze vergelijking van opvolgende planologische regimes in beginsel uitgegaan dient te worden van zgn. planmaximalisatie, wat inhoudt dat bij de schadeanalyse (waaronder bijvoorbeeld privacy- en uitzichtbeperking een rol spelen) de maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden op grond van het oude (huidige) planologische regime in relatie tot die van het nieuwe (toekomstige) planologische regime in aanmerking genomen dienen te worden. Slechts onder zeer uitzonderlijke omstandigheden moet van voornoemd uitgangspunt worden afgeweken (zie onder andere: ABRvS d.d. 9 september 2009, zaaknummer /1/H2, inzake gemeente Castricum en ABRvS d.d. 29 april 2009, zaaknummer /1/H2, inzake gemeente Hof van Twente). Dergelijke omstandigheden doen zich voor wanneer invulling van de maximale mogelijkheden dermate onwaarschijnlijk is, dat dit met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid als niet reëel is aan te merken (zie onder andere: ABRvS d.d. 24 augustus 2011, zaaknummer /1/H2, inzake gemeente Drechterland en ABRvS d.d. 1 februari 2012, zaaknummer /1/A2, inzake gemeente Hof van Twente). Bij de maximale invulling moet dan ook uitgaan worden van de voor belanghebbenden meest ongunstige invulling, ook als die meest ongunstige invulling niet de meest voor de hand liggende is. Binnenplanse flexibiliteitsbepalingen (o.a. afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden) blijven overigens, zolang niet verwezenlijkt, bij de planvergelijking buiten beschouwing. Dit omdat de bepalingen van o.a. een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan of een planwijziging in gevolge artikel 6.1 lid 2 jo. 3.6 Wro/2.1 lid 1 sub c Wabo in voorkomend geval zelfstandige grondslagen voor (een aanvraag om tegemoetkoming in) planschade vormen (zie onder andere: ABRvS d.d. 17 augustus 2011, zaaknummer /1/H2, inzake gemeente Horst aan de Maas en ABRvS d.d. 1 augustus 2012, zaaknummer /1/A2, inzake de gemeente Utrechtse Heuvelrug). Risicoanalyse inzake woningbouw op het perceel Zandkampweg 19 te Ermelo pagina 6

246 Tot slot mogen volgens vaste jurisprudentie de gevolgen van feitelijk gerealiseerde situaties géén rol spelen in deze planvergelijking. Hiermee wordt bijvoorbeeld gedoeld op de functie van afschermende beplanting zoals heggen, die vanwege het seizoensgebonden groenkarakter en tijdelijke en toevallige wensen van eigenaren niet van invloed mogen zijn op de analyse. 3.2 Beoordeling vergoedbaarheid planologisch nadeel In eerste aanleg is de vraag aan de orde of de eigenaren van de in deze analyse betrokken objecten als gevolg van de voorgestane ontwikkeling in een planologisch nadeliger positie zullen komen te verkeren, met een waardeverminderend effect op het bij hen in eigendom zijnde onroerend goed of een inkomensachteruitgang tot gevolg. Vervolgens komt alleen die planschade voor tegemoetkoming in aanmerking die het normaal maatschappelijk risico te boven gaat, en die ook anderszins niet redelijkerwijs voor eigen rekening van aanvragers behoort te blijven. Onder meer de voorzienbaarheid van een wijziging in het planologische regime is bepalend voor de vraag of schade (gedeeltelijk) voor eigen rekening behoort te blijven Normaal maatschappelijk risico De planschaderegeling ex Afdeling 6.1 Wro gaat niet uit van volledige vergoeding van planschade, maar spreekt van tegemoetkoming in planschade. Er bestaat op grond van artikel 6.1 e.v. Wro voor belanghebbenden dan ook geen aanspraak op een vergoeding van de gehele ten gevolge van in het artikel genoemde besluiten geleden of te lijden schade. Alleen die schade kan worden vergoed die uitkomt boven de financiële nadelen die behoren tot het maatschappelijk risico dat elke burger volgens de wetgever behoort te dragen. Welke schade onder dit normaal maatschappelijk risico moet worden geschaard zal in de rechtspraktijk nader moeten worden uitgewerkt. De wetgever heeft zich hierover in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel niet uitgelaten. Omdat het moeilijk is precieze maatstaven of criteria te geven die bestuur en rechter in staat stellen om te bepalen wanneer sprake is van schade die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico, heeft de wetgever er wel voor gekozen in artikel 6.2 Wro een forfaitregeling op te nemen. Deze houdt in dat een vermindering van de waarde van een onroerende zaak of een vermindering van het betrokken inkomen dat niet uitkomt boven 2% van de waarde van die zaak c.q. dat inkomen in ieder geval niet voor vergoeding ex artikel 6.1 Wro in aanmerking komt. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kunnen burgemeester en wethouders echter besluiten, gesteund door het advies van een onafhankelijke deskundige, dat ook (een deel van de) schade die (dat) het forfaitaire percentage overstijgt als normaal maatschappelijk risico voor rekening van een aanvrager moet blijven. Risicoanalyse inzake woningbouw op het perceel Zandkampweg 19 te Ermelo pagina 7

247 3.2.2 Voorzienbaarheid Een benadeelde heeft geen recht op tegemoetkoming in door hem geleden planschade indien deze schade (mede) aan zijn eigen doen of nalaten te wijten is, en voor zover hij door het treffen van redelijke maatregelen deze schade had kunnen voorkomen of beperken. Dit principe is expliciet opgenomen in artikel 6.3 Wro, maar gold ook al onder de oude planschaderegeling ex artikel 49 WRO, en is bekend als het jurisprudentieleerstuk van actieve en passieve risicoaanvaarding wegens voorzienbaarheid. Van actieve risicoaanvaarding is sprake wanneer een aanvrager om tegemoetkoming in planschade ten tijde van de aankoop van zijn onroerend goed c.q. vestiging van zijn onderneming wist of had kunnen weten dat een bepaalde voor hem ongunstige planologische ontwikkeling zich zou gaan voordoen. Als criterium hiervoor geldt of er voor een redelijk denkend en handelend koper/ondernemer op het moment van aankoop/bedrijfsvestiging aanleiding bestond rekening te houden met de kans dat de planologische situatie voor hem in ongunstige zin zou veranderen. Indien een dergelijke aanleiding bestond, wordt de betrokkene geacht het risico van de schade te hebben aanvaard, door ondanks de kans op schade tot aankoop van het onroerend goed en/of bedrijfsvestiging ter plaatse te zijn overgegaan, en komt hij niet in aanmerking voor tegemoetkoming in geleden planschade. Zo is het mogelijk dat een planologische ontwikkeling reeds kon worden afgeleid uit ruimtelijke maatregelen van de gemeente of provincie, zoals bijvoorbeeld een gebiedsvisie, structuurplan, structuurschets of een streekplan. Verder kunnen bij de beoordeling van de voorzienbaarheid van planschade ook omstandigheden gelegen in de omgeving meewegen. Meest relevant voor het aannemen van voorzienbaarheid zijn volgens vaste jurisprudentie echter op schrift gestelde beleidsstukken waaruit de nieuwe planologische ontwikkeling reeds kon blijken. Voorzienbaarheid louter en alleen op grond van de inrichting en de structuur van de omgeving (bijv. aanwezigheid in reeds zwaar verstedelijkt gebied) wordt in de regel dan ook niet geaccepteerd. Passieve risicoaanvaarding kan enkel aan de orde komen wanneer middels een planologische wijziging bouw- en/of gebruiksmogelijkheden voor het eigen perceel van aanvrager(s) om tegemoetkoming in planschade zijn beperkt of in nadelige zin zijn gewijzigd. Risicoanalyse inzake woningbouw op het perceel Zandkampweg 19 te Ermelo pagina 8

248 4 Planologische vergelijking In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de verschillen tussen het huidige planologische regime, bestemmingsplan Buitengebied Midden-West, vastgesteld op 9 juli 2009, en de planologische wijziging voor de verandering naar Wonen. Vervolgens wordt beschreven welke planologische verslechteringen hieruit voortvloeien en voor welke belendende percelen dit tot mogelijke planschade kan leiden. 4.1 Te onderzoeken planlocatie Huidig planologisch regime Thans vigeert op het perceel plaatselijk bekend als Zandkampweg 19 te Ermelo het bestemmingsplan Buitengebied Midden-West. Op grond van dit bestemmingsplan zijn de gronden aangewezen voor Dagrecreatie met de aanduiding manege. Afbeelding 2: Uitsnede van het huidige planologische regime met daarop de planlocatie (rood omrand). Risicoanalyse inzake woningbouw op het perceel Zandkampweg 19 te Ermelo pagina 9

249 In het onderstaande zijn de relevante bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming Dagrecreatie aangegeven. De bestemming: Dagrecreatie (artikel 14) De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn bestemd voor dagrecreatie en manege één en ander met bijbehorende voorzieningen. Binnen het bestemmingsvlak manege mogen maximaal twee bedrijfswoningen aanwezig zijn. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande, dat de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de bestemmingscategorie manege niet meer mag bedragen dan m²; b. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m, met dien verstande dat ten behoeve van het doel manege lichtmasten zijn toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m; d. binnen het bouwvlak dient de bebouwing te voldoen aan de voorschriften als genoemd in onderstaande tabel Toekomstig planologisch regime Opdrachtgever heeft aangegeven dat in de toekomstige situatie op de gronden van het plangebied twee vrijstaande woningen zullen worden gerealiseerd met erven/tuinen en bijbehorende voorzieningen. De twee woonpercelen zullen omgeven worden met een groenstrook. Ten noorden van de nieuwbouwwoningen liggen de bestaande bedrijfswoningen Zandkampweg 17 en 19 te Ermelo. De nieuw te bouwen woningen hebben een maximale inhoud van 750 m 3. Er zijn verder geen exacte bouw- en gebruiksvoorschriften aangegeven. Gelet daarop hebben wij aansluiting gezocht bij de bouw- en gebruiksvoorschriften behorende bij de bestemming Wonen die overeenkomen met het thans vigerende bestemmingsplan Buitengebied Midden-West. Risicoanalyse inzake woningbouw op het perceel Zandkampweg 19 te Ermelo pagina 10

250 De onderstaande afbeelding geeft de situering weer van de twee woonpercelen. Afbeelding 3: Situeringstekening nieuwbouw woningen. In het onderstaande zijn de relevante bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming Wonen aangegeven. De adviseur gaat er in onderhavige planschaderisicoanalyse van uit dat op de gronden bestemd voor Groen enkel andere bouwwerken kunnen worden gerealiseerd ten dienste van deze bestemming tot circa 3 meter hoog. De bestemming Wonen (artikel 13) De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn uitsluitend bestemd voor vrijstaand wonen met de daarbij behorende tuinen en erven één en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen. Onder de bestemming is mede begrepen beroepsuitoefening aan huis, niet meer dan 60 m 2 aan gebouwen bij wonen. De opslag van goederen, met dien verstande dat de opslag binnen de bijgebouwen plaatsvindt en wel tot ten hoogste 300 m 3. Risicoanalyse inzake woningbouw op het perceel Zandkampweg 19 te Ermelo pagina 11

BIJLAGE 1 - Onderzoekslocatie -

BIJLAGE 1 - Onderzoekslocatie - BIJLAGE 1 - Onderzoekslocatie - Omgevingskaart Klantreferentie: bo14347 m 125 m 625 m Deze kaart is noordgericht. Schaal 1: 125 Hier bevindt zich Kadastraal object SOEST G 9311 Nieuweweg 6A, SOEST CC-BY

Nadere informatie

DHV B.V. Woningstichting Barneveld/Apeldoornsestraat te Voorthuizen bijlage 1 MD-DE

DHV B.V. Woningstichting Barneveld/Apeldoornsestraat te Voorthuizen bijlage 1 MD-DE DHV B.V. BIJLAGE 1 Regionale tekening Woningstichting Barneveld/Apeldoornsestraat te Voorthuizen bijlage 1 MD-DE21259-1 - DHV B.V. BIJLAGE 2 Situatietekening met boringen en peilbuis Woningstichting Barneveld/Apeldoornsestraat

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek Beulakerweg 54 Giethoorn

Verkennend bodemonderzoek Beulakerweg 54 Giethoorn Verkennend bodemonderzoek Beulakerweg 54 Giethoorn Opdrachtgever: SAB Arnhem B.V. Projectnummer: P1854.01 Datum: 18 november 2010 Rapporteur: ing. J.A. Slotboom-van Vliet Autorisatie: J. Geerdink M.Sc.

Nadere informatie

Tom van Garderen Baarn B.V. te Baarn

Tom van Garderen Baarn B.V. te Baarn VERKENNEND BODEMONDERZOEK Acacialaan 58 Baarn Kenmerk: 0502503A Opdrachtgever: Datum rapport: Status: Uitvoering: Projectleider: Rapporteur: Autorisatie: Tom van Garderen Baarn B.V. te Baarn 9 november

Nadere informatie

Gemeente Wijk bij Duurstede te Wijk bij Duurstede

Gemeente Wijk bij Duurstede te Wijk bij Duurstede VERKENNEND BODEMONDERZOEK Kromme Stelakker 6-8 Cothen Kenmerk: 1227201A Opdrachtgever: Datum rapport: Status: Uitvoering: Projectleider en rapporteur: Gemeente Wijk bij Duurstede te Wijk bij Duurstede

Nadere informatie

VERKENNEND BODEMONDERZOEK. Groenstrook ter hoogte van Maerlant 1 t/m 9 Lelystad Kenmerk: A. Opdrachtgever: Gemeente Lelystad

VERKENNEND BODEMONDERZOEK. Groenstrook ter hoogte van Maerlant 1 t/m 9 Lelystad Kenmerk: A. Opdrachtgever: Gemeente Lelystad VERKENNEND BODEMONDERZOEK Groenstrook ter hoogte van Maerlant 1 t/m 9 Lelystad Kenmerk: 1201401A Opdrachtgever: Datum rapport: Status: Uitvoering: Projectleider en Rapporteur: Gemeente Lelystad 23 januari

Nadere informatie

Tabel 1: Gemeten gehalten in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming

Tabel 1: Gemeten gehalten in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Tabel 1: Gemeten gehalten in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Grondmonster MM1 (bg) MM2 (og) Certificaatcode 2014057040 2014057040 Boring(en) 2, 3, 5, P1 2, P1 Traject (m -mv) 0,00-0,50

Nadere informatie

VERKENNEND BODEMONDERZOEK. Wilheminaweg 3, 5, 7/7A en 9/9A Wageningen Kenmerk: A. Opdrachtgever: Gemeente Wageningen. Datum rapport: Status:

VERKENNEND BODEMONDERZOEK. Wilheminaweg 3, 5, 7/7A en 9/9A Wageningen Kenmerk: A. Opdrachtgever: Gemeente Wageningen. Datum rapport: Status: VERKENNEND BODEMONDERZOEK Wilheminaweg 3, 5, 7/7A en 9/9A Wageningen Kenmerk: 1259401A Opdrachtgever: Datum rapport: Status: Uitvoering: Projectleider en rapporteur: Gemeente Wageningen 7 december 2012

Nadere informatie

Hierbij doen wij u de resultaten toekomen van het nader bodemonderzoek op het sportpark De Koepel te Vught.

Hierbij doen wij u de resultaten toekomen van het nader bodemonderzoek op het sportpark De Koepel te Vught. Gemeente Vught T.a.v. heer R. Agterdenbos Postbus 10100 5260 GA VUGHT Heeswijk, 15 juni 2009 Behandeld door : BER Onze ref. : 54161/256445.2 Betreft : Nader bodemonderzoek sportpark De Koepel te Vught

Nadere informatie

P. van Geldorp BV te Spaarndam

P. van Geldorp BV te Spaarndam VERKENNEND BODEMONDERZOEK Liedeweg 55 Haarlemmerliede Kenmerk: 1308701A Opdrachtgever: Datum rapport: Status: Uitvoering: Projectleider en rapporteur: P. van Geldorp BV te Spaarndam 1 maart 2013 Definitief

Nadere informatie

Het doel van het aanvullend onderzoek is het verkrijgen van aanvullende informatie over de verontreiniging.

Het doel van het aanvullend onderzoek is het verkrijgen van aanvullende informatie over de verontreiniging. Vos & Teeuwissen BV T.a.v. de weledele mevrouw J. van Wanrooij Postbus 259 1270 AG HUIZEN Heeswijk, 24 december 2008 Behandeld door : WGE Onze ref. : 258555.1 Projectnaam : Kuijer Plataanlaan te Baarn

Nadere informatie

SONDERINGEN MILIEUONDERZOEK SANERINGEN DUURZAME ENERGIE AARDWARMTE AARDINGEN BLIKSEMBEVEILIGING Bodem Belang BV Zandloper 17 1731 LM Winkel Tel: 0224 531 274 Fax: 0224 531 915 info@bodembelang.nl Verkennend

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek Pakopseweg 1 en 1a te Didam (gemeente Montferland)

Verkennend bodemonderzoek Pakopseweg 1 en 1a te Didam (gemeente Montferland) Verkennend bodemonderzoek Pakopseweg 1 en 1a te Didam (gemeente Montferland) Opdrachtgever: Familie R.A.A. Derksen en familie J. Verbücheln Projectnummer: P1740.01 Datum: 14 januari 2010 Rapporteur: S.

Nadere informatie

H. Mark MSc

H. Mark MSc VERKENNEND BODEMONDERZOEK Hessenweg 2 Hierden kenmerk PJ Milieu BV: 166511A opdrachtgever: de heer E. Smink te Hierden datum rapport: 31 oktober 216 kenmerk: status: 166511A Definitief uitgevoerd door:

Nadere informatie

ing. J.A. Slotboom-Van Vliet ing. J.A. Slotboom-Van Vliet

ing. J.A. Slotboom-Van Vliet ing. J.A. Slotboom-Van Vliet VERKENNEND BODEMONDERZOEK De Biezenkamp Leusden kenmerk PJ Milieu BV: 15352A opdrachtgever: Gemeente Leusden te Leusden datum rapport: 25 februari 215 kenmerk: status: 15352A Definitief uitgevoerd door:

Nadere informatie

ing. J.A. Slotboom-Van Vliet

ing. J.A. Slotboom-Van Vliet VERKENNEND BODEMONDERZOEK Korte Brinkweg 51 Soest kenmerk PJ Milieu BV: 167591A opdrachtgever: Bouwbedrijf A. Huurdeman B.V. te Amersfoort datum rapport: 15 december 216 kenmerk: status: 167591A Definitief

Nadere informatie

Verkennend onderzoek Buitendijksweg 7 te Kampen

Verkennend onderzoek Buitendijksweg 7 te Kampen Notitie Contactpersoon Wim Dorgelo Datum 26 mei 200 Kenmerk N003-4679632WDO-cmn-V0-NL Verkennend onderzoek Buitendijksweg 7 te Kampen. Onderzoeksstrategie Ter plaatse van de Buitendijksweg 7 is een historisch

Nadere informatie

Bijlage 2 Briefrapport nader bodemonderzoek (zware metalen)

Bijlage 2 Briefrapport nader bodemonderzoek (zware metalen) Bijlage Briefrapport nader bodemonderzoek (zware metalen) Wijngaard, ontwerp 44 Gemeente Huizen T.a.v. de heer W. Menzel Postbus 5 7 AA Huizen PJ Milieu BV Nijverheidsstraat 386 RJ Nijkerk Telefoon: 33-4585

Nadere informatie

Bijlage 1 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek asbest in bodem

Bijlage 1 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek asbest in bodem Bijlage 1 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek asbest in bodem Wijngaard, ontwerp 6 VERKENNEND en AANVULLEND BODEMONDERZOEK ASBEST IN BODEMONDERZOEK De Wijngaard Jacob van Campenstraat 1 Huizen kenmerk

Nadere informatie

BIJLAGE 1 - Onderzoekslocatie - Omgevingskaart Klantreferentie: offerte baarn 0 m 125 m 625 m Deze kaart is noordgericht. Schaal 1: 12500 Hier bevindt zich Kadastraal object BAARN M 3189 August Janssenweg

Nadere informatie

BIJLAGE 1 - Onderzoekslocatie - Omgevingskaart Klantreferentie: 1333 m 125 m 625 m Deze kaart is noordgericht. Schaal 1: 125 Hier bevindt zich Kadastraal object BAARN K 1263 Smutslaan 8, 3743 CG BAARN

Nadere informatie

Nieuwstraat 10 te Dreumel

Nieuwstraat 10 te Dreumel Nieuwstraat 1 te Dreumel Verkennend bodemonderzoek conform NEN 574 milieukundig onderzoek SAB te Arnhem september 29 definitief Nieuwstraat 1 te Dreumel Verkennend bodemonderzoek conform NEN 574 milieukundig

Nadere informatie

Bijlage 20 bij besluit 2015/1273-V1 V&V

Bijlage 20 bij besluit 2015/1273-V1 V&V Bijlage 2 bij besluit 215/1273-V1 V&V BIJLAGE I LOCATIEKAART BIJLAGE 1 blad 1 van 1 Onderzoekslocatie Onderdeel : Locatiekaart Schaal : 1:25. (Bron: Topografische kaart van Nederland) Projectnummer

Nadere informatie

Regionale ligging van de onderzoekslocatie Bijlage I AMSTERDAM Locatie Topografische Dienst Nederland, Emmen Opdrachtgever Schaal Status Gemeente Amst

Regionale ligging van de onderzoekslocatie Bijlage I AMSTERDAM Locatie Topografische Dienst Nederland, Emmen Opdrachtgever Schaal Status Gemeente Amst Regionale ligging van de onderzoekslocatie Bijlage I AMSTERDAM Locatie Topografische Dienst Nederland, Emmen Opdrachtgever Schaal Status Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zuid 1 : 25.000 Definitief Project

Nadere informatie

Hierbij willen wij u de resultaten doen toekomen van het actualiserend onderzoek aan de Johannes Keizerhof te Handel.

Hierbij willen wij u de resultaten doen toekomen van het actualiserend onderzoek aan de Johannes Keizerhof te Handel. Gemeente Gemert-Bakel, T.a.v. de heer M. Emonds, Postbus 1, 542 DA GEMERT. Onze ref: PH-16332 Uw ref: Betreft: Actualiserend onderzoek Johannes Keizershof Handel Asten, 18 mei 216 Geachte heer M. Emonds,

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek

Verkennend bodemonderzoek Verkennend bodemonderzoek tpv Sporthal te Epe Milieukundig onderzoek Witpaard Partners B.V. juni 29 Definitief Verkennend bodemonderzoek tpv Sporthal te Epe Milieukundig onderzoek dossier : C4156-1-3 registratienummer

Nadere informatie

5, verklaring onafhankelijkheid uitvoering veldwerk, fotobijlage, profielen en legenda, analysecertificaten en tekening

5, verklaring onafhankelijkheid uitvoering veldwerk, fotobijlage, profielen en legenda, analysecertificaten en tekening Bouw- en aannemersbedrijf Ossendrijver BV T.a.v. mevrouw K. Ossendrijver De Stuwdam 14 3815 KM Amersfoort PJ Milieu BV Nijverheidsstraat 21 3861 RJ Nijkerk Telefoon: 33-2458511 E-mail: info@pjmilieu.nl

Nadere informatie

Eindsituatie bodemonderzoek Wapenvelderkerkweg te Wapenveld

Eindsituatie bodemonderzoek Wapenvelderkerkweg te Wapenveld Eindsituatie bodemonderzoek Wapenvelderkerkweg te Wapenveld Opdrachtgever: Contactpersoon: Opdrachtnemer: Contactpersoon: Kurstjens B.V. De Steegen 6 532 JZ Hedel Dhr. T. Mosterd Diseo B.V. De Koppeling

Nadere informatie

Engelenweide - Cuneraweg te Rhenen

Engelenweide - Cuneraweg te Rhenen Titel VO Engelenweide - Cuneraweg te Rhenen Projectnummer 76310 Opdrachtgever Ingenious Vastgoed B.V. Auteur(s) De heer J. Rosenkamp Paraaf Datum Kwaliteitscontrole De heer J. Ros Paraaf Datum Ons kenmerk

Nadere informatie

Rapport : Verkennend bodemonderzoek Lage Zegstraat ong. (perceel nr. 368) Zegge. Grenssteen PP Breda

Rapport : Verkennend bodemonderzoek Lage Zegstraat ong. (perceel nr. 368) Zegge. Grenssteen PP Breda Rapport : Verkennend bodemonderzoek Lage Zegstraat ong. (perceel nr. 368) Zegge Kenmerk : 1352.05.161.r1 Opdrachtgever : Bouwbedrijf Boot B.V. Grenssteen 27 4815 PP Breda 27 september 2016 Auteur: R.H.

Nadere informatie

Bijlage 1 Topografische ligging Onderzoekslocatie locatie Winkelcentrum De Vlieger te Zoetermeer projectnummer 10.10.3079.2243 schaal n.v.t datum november-10 Bijlage 2 Situatietekening Bijlage 3 Boorstaten

Nadere informatie

BIJLAGEN Analyserapport ALcontrol B.V. Correspondentieadres Steenhouwerstraat 5 394 AG Rotterdam Tel.: +3 () 23 47 Fax: +3 () 46 3 34 www.alcontrol.nl VERHOEVEN MILIEUTECHN.BV C. Seekles Postbus 2225

Nadere informatie

Het Zand 3811 GC AMERSFOORT. plaatse van. met onder meer een loodgehalte. het NEN. pakket. Beoordeling NVT Voldoet Troebel T 0547

Het Zand 3811 GC AMERSFOORT. plaatse van. met onder meer een loodgehalte. het NEN. pakket. Beoordeling NVT Voldoet Troebel T 0547 mro B.V. De heer H. van Veldhuisen Het Zand 30 3811 GC AMERSFOORT Laren, 27 juli 2017 Ooldselaan 12a 7245 PR Laren T 0547 261 888 info@vdpoelmilieu.nl www.vdpoelmilieu.nl BANK: NL16 TRIO 0391171747 BTW:

Nadere informatie

VERKENNEND BODEMONDERZOEK & ASBEST IN GROND/PUINONDERZOEK. Harderweide Deelgebied 2 Harderwijk kenmerk PJ Milieu BV: A

VERKENNEND BODEMONDERZOEK & ASBEST IN GROND/PUINONDERZOEK. Harderweide Deelgebied 2 Harderwijk kenmerk PJ Milieu BV: A VERKENNEND BODEMONDERZOEK & ASBEST IN GROND/PUINONDERZOEK Harderweide Deelgebied 2 Harderwijk kenmerk PJ Milieu BV: 7764A VERKENNEND BODEMONDERZOEK & ASBEST IN GROND/PUINONDERZOEK Harderweide Deelgebied

Nadere informatie

: NEN 5740 ONV (onverdacht), NEN 5707 VED-H (Verdachte locatie met diffuse bodembelasting heterogeen verdeeld)

: NEN 5740 ONV (onverdacht), NEN 5707 VED-H (Verdachte locatie met diffuse bodembelasting heterogeen verdeeld) In het kader van de herontwikkeling van de locatie Boerderij Groot Krakhort aan de Bolderikhof 18 te Leusden is eens het volgende bodemonderzoek beoordeeld: Titel : Verkennend Bodemonderzoek en Asbest

Nadere informatie

INDICATIEF GRONDONDERZOEK EILAND KOUDENHOORN

INDICATIEF GRONDONDERZOEK EILAND KOUDENHOORN INDICATIEF GRONDONDERZOEK EILAND KOUDENHOORN GEMEENTE TEYLINGEN 4 april 211 75438953.A - Definitief C125.89.3 Indicatief grondonderzoek Eiland Koudenhoorn Inhoud 1 Inleiding 2 2 Achtergrondinformatie 3

Nadere informatie

VERKENNEND BODEMONDERZOEK Locatie : Boerhaavelaan 1-5 te Zoetermeer Opdrachtgever : Breevast B.V. Projectnummer : 250126.1 Datum : 18 mei 2010 Onderzoeksgegevens Soort onderzoek Verkennend bodemonderzoek

Nadere informatie

BIJLAGE - Onderzoekslocatie - Omgevingskaart Klantreferentie: bo4242 m 25 m 625 m Deze kaart is noordgericht. Schaal : 25 Hier bevindt zich Kadastraal object AMERSFOORT G 2496 Kortenaerstraat, 384 TL AMERSFOORT

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek Kamperstraatweg 7 te Kampen

Verkennend bodemonderzoek Kamperstraatweg 7 te Kampen Notitie Contactpersoon Wim Dorgelo Datum 26 mei 2010 Kenmerk N005-4679632WDO-cmn-V01-NL Verkennend bodemonderzoek Kamperstraatweg 7 te Kampen 1.1 Onderzoeksstrategie Ter plaatse van de Kamperstraatweg

Nadere informatie

Bijlage 10: Bodemonderzoeken

Bijlage 10: Bodemonderzoeken Bijlage 10: Bodemonderzoeken VERKENNEND

Nadere informatie

Uitbreiding begraafplaats Hogeweg te Wamel

Uitbreiding begraafplaats Hogeweg te Wamel Uitbreiding begraafplaats Hogeweg te Wamel verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 milieukundig onderzoek SAB te Arnhem mei 2010 definitief Uitbreiding begraafplaats Hogeweg te Wamel verkennend bodemonderzoek

Nadere informatie

VERKENNEND & NADER BODEMONDERZOEK EN VERKENNEND ASBEST IN GRONDONDERZOEK Nijkerkerweg 55 Ermelo Kenmerk: A

VERKENNEND & NADER BODEMONDERZOEK EN VERKENNEND ASBEST IN GRONDONDERZOEK Nijkerkerweg 55 Ermelo Kenmerk: A VERKENNEND & NADER BODEMONDERZOEK EN VERKENNEND ASBEST IN GRONDONDERZOEK Nijkerkerweg 55 Ermelo Kenmerk: 1302502A Opdrachtgever: Datum rapport: Status: Uitvoering: Projectleider en rapporteur: Schreuder

Nadere informatie

AANVULLEND / NADER BODEM- EN ASBEST IN GRONDONDERZOEK. Park De Waterbron Bergweg / Javalaan Zeist kenmerk PJ Milieu BV: A

AANVULLEND / NADER BODEM- EN ASBEST IN GRONDONDERZOEK. Park De Waterbron Bergweg / Javalaan Zeist kenmerk PJ Milieu BV: A AANVULLEND / NADER BODEM- EN ASBEST IN GRONDONDERZOEK Park De Waterbron Bergweg / Javalaan Zeist kenmerk PJ Milieu BV: 152963A AANVULLEND / NADER BODEM- EN ASBEST IN GRONDONDERZOEK Park De Waterbron Bergweg

Nadere informatie

BIJLAGE I LOCATIEKAART BIJLAGE 1 blad 1 van 1 Onderzoekslocatie Onderdeel Schaal Projectnummer Opdrachtgever : : : : Locatiekaart 1:25.000 (Bron: Topografische kaart van Nederland) 2015.0552 De heer B.

Nadere informatie

Gido van Lier Gido van Lier

Gido van Lier Gido van Lier VERKENNEND BODEMONDERZOEK Zwarte Plakweg (ong.) America kenmerk HMB B.V.: 18252501A opdrachtgever: de heer P.W.A.J. Cuppen te America datum rapport: 24 mei 2018 kenmerk: status: 18252501A Definitief uitgevoerd

Nadere informatie

Happy Duck Wasplein Industrieweg AD DUIVENDRECHT

Happy Duck Wasplein Industrieweg AD DUIVENDRECHT Happy Duck Wasplein Industrieweg 9 1115 AD DUIVENDRECHT Eemnes, 16 mei 217 Ref: AF/53br17/21838 Betreft : Resultaten slibmonster uit OBA Werk : Duivendrecht, Industrieweg 9 Projectnr. : PK17136 Geachte

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek Horstweg en Eerbeekseweg te Loenen

Verkennend bodemonderzoek Horstweg en Eerbeekseweg te Loenen Verkennend bodemonderzoek Horstweg 76-82 en Eerbeekseweg 29-33 te Loenen 1 april 2009 Verkennend bodemonderzoek Horstweg 76-82 en Eerbeekseweg 29-33 te Loenen Sulvada-terrein Kenmerk R002-4592909LHU-cmn-V02-NL

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek Bram Streeflandweg 3b4 noord te Renkum

Verkennend bodemonderzoek Bram Streeflandweg 3b4 noord te Renkum Verkennend bodemonderzoek Bram Streeflandweg 3b4 noord te Renkum Gemeente Renkum Projectnummer: P2296.01 Datum: 20 augustus 2015 Versie: definitief Verkennend bodemonderzoek Bram Streeflandweg 3b4 noord

Nadere informatie

BIJLAGEN AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 74 AR Deventer Tel. +31()57 78811, Fax +31()57 78818 e-mail: info@al-west.nl, www.al-west.nl VERHOEVEN MILIEUTECHNIEK B.V. POSTBUS 2225

Nadere informatie

801/288 Mi!ieutechlliek lvs Eemnes B V 7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In opdracht van de heer J. Bruinekool heeft Milieutechniek ZYS Eemnes BY in september 20 II een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd

Nadere informatie

1 Inleiding 3. 3 Verrichte werkzaamheden Veldwerkzaamheden Laboratoriumonderzoek 9

1 Inleiding 3. 3 Verrichte werkzaamheden Veldwerkzaamheden Laboratoriumonderzoek 9 projectnr. 237704 Gemeente Goirle januari 2011, revisie 00 Verkennend bodemonderzoek Kerkstraat 57-59 te Riel Inhoud Blz. 1 Inleiding 3 2 Vooronderzoek 4 2.1 Algemeen 4 2.2 Terreinbeschrijving 4 2.3 Voormalig-

Nadere informatie

John Peeters John Peeters

John Peeters John Peeters VERKENNEND BODEMONDERZOEK Venrayseweg (ong.) Horst kenmerk HMB B.V.: 639A opdrachtgever: Fresh Park Venlo B.V. te Venlo datum rapport: 8 januari 27 kenmerk: status: 639A Definitief uitgevoerd door: HMB

Nadere informatie

VERKENNEND BODEMONDERZOEK. Burgemeester de Beaufortweg (nabij) 61 Leusden Kenmerk: A. Opdrachtgever: Wernsen BV te Terschuur

VERKENNEND BODEMONDERZOEK. Burgemeester de Beaufortweg (nabij) 61 Leusden Kenmerk: A. Opdrachtgever: Wernsen BV te Terschuur VERKENNEND BODEMONDERZOEK Burgemeester de Beaufortweg (nabij) 61 Leusden Kenmerk: 1359401A Opdrachtgever: Datum rapport: Status: Uitvoering: Projectleider en rapporteur: Wernsen BV te Terschuur 20 december

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek. terrein serviceflat Heerenhage te Heerenveen

Verkennend bodemonderzoek. terrein serviceflat Heerenhage te Heerenveen definitief revisie 00 18 juli 2017 Inhoudsopgave Blz. 1 Inleiding 1 2 Vooronderzoek 2 2.1 Algemeen 2 2.2 Situatie 2 2.3 Historische informatie 2 2.4 Conclusie vooronderzoek en hypothese 3 3 Verrichte

Nadere informatie

VERKENNEND BODEMONDERZOEK. Grotesteeg (ong.) Weert kenmerk HMB B.V.: A

VERKENNEND BODEMONDERZOEK. Grotesteeg (ong.) Weert kenmerk HMB B.V.: A VERKENNEND BODEMONDERZOEK Grotesteeg (ong.) Weert kenmerk HMB B.V.: 18322801A VERKENNEND BODEMONDERZOEK Grotesteeg (ong.) Weert kenmerk HMB B.V.: 18322801A opdrachtgever: Haex Aannemersbedrijf b.v. te

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740

Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 Locatie : "Rucphen-Zuid" te Rucphen Opdrachtgever : Gemeente Rucphen Projectnummer : 252101.1 Datum : 6 november 2012 Onderzoeksgegevens Soort onderzoek Verkennend

Nadere informatie

SONDERINGEN MILIEUONDERZOEK SANERINGEN DUURZAME ENERGIE AARDWARMTE AARDINGEN BLIKSEMBEVEILIGING Bodem Belang BV Zandloper 17 1731 LM Winkel Tel: 0224 531 274 Fax: 0224 531 915 info@bodembelang.nl Verkennend

Nadere informatie

Titel. Opdrachtgever. Adviesbureau. Verkennend bodemonderzoek aan het Loo 47 te Nistelrode. Eelerwoude Achterstraat BB Culemborg

Titel. Opdrachtgever. Adviesbureau. Verkennend bodemonderzoek aan het Loo 47 te Nistelrode. Eelerwoude Achterstraat BB Culemborg Adviesbureau Opdrachtgever Titel Verkennend bodemonderzoek aan het Loo 47 te Nistelrode Eelerwoude Achterstraat 11 4104 BB Culemborg MILON bv Huygensweg 24 5482 TG Schijndel Titel: verkennend bodemonderzoek

Nadere informatie

m BIJLAGE I LOCATIEKAART BIJLAGE 1 blad 1 van 1 Onderzoekslocatie Onderdeel : Locatiekaart Schaal : 1:25.000 (Bron: Topografische kaart van Nederland) Projectnummer : 2017.0030 Opdrachtgever : De heer

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek

Verkennend bodemonderzoek Verkennend bodemonderzoek De Rikker Fase V en VI te Winterswijk Milieukundig onderzoek SAB juni 29 Definitief Verkennend bodemonderzoek De Rikker Fase V en VI te Winterswijk Milieukundig onderzoek dossier

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek De Chalmotweg 3A te Kampen

Verkennend bodemonderzoek De Chalmotweg 3A te Kampen Notitie Contactpersoon Wim Dorgelo Datum 26 mei 2010 Kenmerk N007-4679632WDO-cmn-V01-NL Verkennend bodemonderzoek De Chalmotweg 3A te Kampen 1.1 Onderzoeksstrategie Ter plaatse van De Chalmotweg 3A is

Nadere informatie

ing. M.J. Gorter ing. M.W. Dorland

ing. M.J. Gorter ing. M.W. Dorland VERKENNEND BODEMONDERZOEK Nieuwbouw windturbine 3 Westervoortsedijk 73 Arnhem kenmerk PJ Milieu BV: 1243220A opdrachtgever: Raedthuys Groep B.V. te Enschede datum rapport: 12 januari 2017 kenmerk: 1243220A_versie

Nadere informatie

ing. M.J. Gorter ing. M.W. Dorland

ing. M.J. Gorter ing. M.W. Dorland VERKENNEND BODEMONDERZOEK Nieuwbouw windturbine 3 Westervoortsedijk 73 Arnhem kenmerk PJ Milieu BV: 1243220A opdrachtgever: Raedthuys Groep B.V. te Enschede datum rapport: 12 januari 2017 kenmerk: 1243220A_versie

Nadere informatie

Gemeente Losser T.a.v. de heer H. Plegt Raadhuisplein 1 7581 AG Losser. Geachte heer Plegt,

Gemeente Losser T.a.v. de heer H. Plegt Raadhuisplein 1 7581 AG Losser. Geachte heer Plegt, Deventerstraat 10 7575 EM Oldenzaal Retouradres: Postbus 336, 7570 AH Oldenzaal Gemeente Losser T.a.v. de heer H. Plegt Raadhuisplein 1 7581 AG Losser telefoon 0541 57 07 30 telefax 0541 57 07 31 e-mail

Nadere informatie

Hierbij willen wij u de resultaten doen toekomen van het actualiserend bodemonderzoek aan de Teutonenhof te Gemert.

Hierbij willen wij u de resultaten doen toekomen van het actualiserend bodemonderzoek aan de Teutonenhof te Gemert. Dhr. P. van Schijndel, Asten, 18 maart 216 Onze ref: PH-16178 Uw ref: Betreft: Actualiserend bodemonderzoek Teutonenhof Geachte heer van Schijndel, Hierbij willen wij u de resultaten doen toekomen van

Nadere informatie

Kramer Bouw B.V. te Amsterdam (Zuidoost)

Kramer Bouw B.V. te Amsterdam (Zuidoost) VERKENNEND BODEMONDERZOEK Pieter de Hoochstraat 11 Amsterdam Kenmerk: 1333601A Opdrachtgever: Datum rapport: Status: Uitvoering: Projectleider en rapporteur: Kramer Bouw B.V. te Amsterdam (Zuidoost) 12

Nadere informatie

INDICATIEVE DEPOTKEURING EN (NADER) ASBESTONDERZOEK TERREIN NUISVEEN 2 TE BORGER

INDICATIEVE DEPOTKEURING EN (NADER) ASBESTONDERZOEK TERREIN NUISVEEN 2 TE BORGER INDICATIEVE DEPOTKEURING EN (NADER) ASBESTONDERZOEK TERREIN NUISVEEN 2 TE BORGER PROVINCIE DRENTHE 9 juli 21 7491722:.2 B232.211.1 INDICATIEVE DEPOTKEURING EN (NADER) ASBESTONDERZOEK TERREIN NUISVEEN 2

Nadere informatie

VERKENNEND BODEMONDERZOEK PLAN DE KEYSER PERCELEN G946, 930, 931, 996 (-Y1) EN 717 (-Y2) TE MIDDENBEEMSTER

VERKENNEND BODEMONDERZOEK PLAN DE KEYSER PERCELEN G946, 930, 931, 996 (-Y1) EN 717 (-Y2) TE MIDDENBEEMSTER PROJECT 3Y VERKENNEND BODEMONDERZOEK PLAN DE KEYSER PERCELEN G94, 93, 93, 99 (Y) EN 77 (Y2) TE MIDDENBEEMSTER Vestiging Kamerik Nijverheidsweg 7 347 GZ Kamerik t 348 423 Vestiging Heerhugowaard Galileistraat

Nadere informatie

Tekeningen Situatietekening met boringen en peilbuis

Tekeningen Situatietekening met boringen en peilbuis Rapport Verkennend bodemonderzoek St. Jacobsstraat 1a te Galder Projectnr. 246859-04 10 december 2012, revisie 00 Inhoud blz. 1 Inleiding... 2 2 Vooronderzoek... 3 2.1 Algemeen... 3 2.2 Terreinbeschrijving...

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740

Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 Locatie : Schorsmolenstraat 13 te Breda Opdrachtgever : Provincialaat Minderbroeders-Kapucijnen Projectnummer : 252304.1 Datum : 1 oktober 2012 -definitief- Onderzoeksgegevens

Nadere informatie

VERKENNEND BODEMONDERZOEK CONFORM NEN 5740

VERKENNEND BODEMONDERZOEK CONFORM NEN 5740 VERKENNEND BODEMONDERZOEK CONFORM NEN 5740 Locatie : Pierestraat te Rucphen Opdrachtgever : Gemeente Rucphen Projectnummer : 25.16.00078.1 Datum : 31 maart 2016 -definitief- Onderzoeksgegevens Soort onderzoek

Nadere informatie

ing. M.J. Gorter

ing. M.J. Gorter VERKENNEND BODEM- EN ASBEST IN GRONDONDERZOEK Zeeweg 66 Ermelo kenmerk PJ Milieu BV: 1631401A opdrachtgever: Fam. W. Bosch te Ermelo datum rapport: 7 juli 2016 kenmerk: status: 1631401A Definitief uitgevoerd

Nadere informatie

H. Mark MSc H. Mark MSc

H. Mark MSc H. Mark MSc VERKENNEND BODEM- EN ASBEST IN GRONDONDERZOEK Telgterweg 315 Ermelo kenmerk PJ Milieu BV: 1537401A opdrachtgever: Dhr. G. Verhoef te Ermelo datum rapport: 13 augustus 2015 kenmerk: status: 1537401A Definitief

Nadere informatie

BIJLAGEN AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer, Netherlands Postbus 693, 74 AR Deventer Tel. +31()57 78811, Fax +31()57 78818 e-mail: info@al-west.nl, www.al-west.nl VERHOEVEN MILIEUTECHNIEK

Nadere informatie

Sanering uitgevoerd, restverontreiniging aanwezig. Ernstig, niet urgent geval van bodemverontreiniging.

Sanering uitgevoerd, restverontreiniging aanwezig. Ernstig, niet urgent geval van bodemverontreiniging. Hieronder zijn de locaties weergegeven waar sprake is (geweest) van gevallen van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Tevens wordt kort omschreven wat de status van de locatie

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek Jonasweg 6a/6 te Vaassen

Verkennend bodemonderzoek Jonasweg 6a/6 te Vaassen Postadres Postbus 5076 6802 EB ARNHEM t 026-7513300 f 026-7513818 www.syncera.nl bezoekadres Westervoortsedijk 50 6827 AT ARNHEM Verkennend bodemonderzoek Jonasweg 6a/6 te Vaassen Definitief In opdracht

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004 Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004 Conclusies Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse

Nadere informatie

BIJLAGE I LOCATIEKAART BIJLAGE 1 blad 1 van 1 Onderzoekslocatie Onderdeel : Locatiekaart Schaal : 1:25.000 (Bron: Topografische kaart van Nederland) Projectnummer : 2016.0200 Opdrachtgever : De heer A.

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek

Verkennend bodemonderzoek Verkennend bodemonderzoek Groeneweg te Heide (gemeente Venray) Milieukundig onderzoek SAB Arnhem juli 2 Definitief Verkennend bodemonderzoek Groeneweg te Heide (gemeente Venray) Milieukundig onderzoek

Nadere informatie

Verkennend. Locatie. t/m 182 te Den Bosch. Datum. : 9 augustus 2013. -definitief-

Verkennend. Locatie. t/m 182 te Den Bosch. Datum. : 9 augustus 2013. -definitief- Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 Locatie : Zuid Willemsvaart 172, 174 t/m 182 te Den Bosch Opdrachtgeverr : Meeuwissen OG b.v. Projectnummer : 25.13.00244. 1 Datum : 9 augustus 2013 -definitief-

Nadere informatie

VERKENNEND EN NADER BODEMONDERZOEK EN VERKENNEND ASBEST IN GRONDONDERZOEK. Kolkpad 4 te Zuidoostbeemster Kenmerk: A.

VERKENNEND EN NADER BODEMONDERZOEK EN VERKENNEND ASBEST IN GRONDONDERZOEK. Kolkpad 4 te Zuidoostbeemster Kenmerk: A. VERKENNEND EN NADER BODEMONDERZOEK EN VERKENNEND ASBEST IN GRONDONDERZOEK Kolkpad 4 te Zuidoostbeemster Kenmerk: 1408201A Opdrachtgever: Datum rapport: Status: Uitvoering: Projectleider en rapporteur:

Nadere informatie

SAMENVATTING... 3 1. INLEIDING... 5 1.1. AANLEIDING EN DOEL... 5 1.2. REFERENTIEKADER... 5 1.3. BETROUWBAARHEID... 6 1.4. OPBOUW RAPPORT...

SAMENVATTING... 3 1. INLEIDING... 5 1.1. AANLEIDING EN DOEL... 5 1.2. REFERENTIEKADER... 5 1.3. BETROUWBAARHEID... 6 1.4. OPBOUW RAPPORT... Inhoudsopgave SAMENVATTING... 3. INLEIDING... 5.. AANLEIDING EN DOEL... 5.2. REFERENTIEKADER... 5.3. BETROUWBAARHEID... 6.4. OPBOUW RAPPORT... 7 2. VOORONDERZOEK... 8 2.. LOCATIEBESCHRIJVING EN HISTORISCHE

Nadere informatie

Bureau Schmidt T.a.v. de heer R. Schmidt Westersingel CK LEEUWARDEN

Bureau Schmidt T.a.v. de heer R. Schmidt Westersingel CK LEEUWARDEN WMR Rinsumageest B.V. Postbus 5 9104 ZG DAMWÂLD Van Aylvawei 40 9105 KT RINSUMAGEAST Tel. (0511) 42 50 50 Fax (0511) 42 41 84 Internet : www.wmr.nl E-mail : milieu@wmr.nl Bureau Schmidt T.a.v. de heer

Nadere informatie

Bijlagen bij de toelichting

Bijlagen bij de toelichting Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1 Bureau Verkuylen bv T.a.v. de heer W. Groothuysen Veemarktkade 8 5222 AE 'S-HERTOGENBOSCH Schijndel, 23 april 2012 Betreft: verkennend bodemonderzoek aan het Raadhuisplein

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek Plangebied Crescent te Harderwijk (gemeente Harderwijk)

Verkennend bodemonderzoek Plangebied Crescent te Harderwijk (gemeente Harderwijk) Verkennend bodemonderzoek Plangebied Crescent te Harderwijk (gemeente Harderwijk) Opdrachtgever: SAB Arnhem B.V. Projectnummer: P1829.01 Datum: 5 augustus 2010 Rapporteur: S. Gudden / J. Geerdink Autorisatie:

Nadere informatie

VERKENNEND BODEMONDERZOEK CONFORM NEN 5740

VERKENNEND BODEMONDERZOEK CONFORM NEN 5740 VERKENNEND BODEMONDERZOEK CONFORM NEN 574 Locatie : Hofstede te Rucphen Opdrachtgever : Gemeente Rucphen Projectnummer : 25.6.78. Datum : 3 maart 26 -definitief- Onderzoeksgegevens Soort onderzoek Verkennend

Nadere informatie

1 Inleiding 3. 3 Verrichte werkzaamheden Veldwerkzaamheden Laboratoriumonderzoek 7

1 Inleiding 3. 3 Verrichte werkzaamheden Veldwerkzaamheden Laboratoriumonderzoek 7 projectnr. 18383 december 28, revisie Woonstichting Leyakkers Verkennend bodemonderzoek Vennenrode te Goirle Inhoud Blz. 1 Inleiding 3 2 Vooronderzoek 4 2.1 Algemeen 4 2.2 Terreinbeschrijving 4 2.3 Historische

Nadere informatie

Tekening S1 Situatie met boringen en peilbuizen

Tekening S1 Situatie met boringen en peilbuizen Rapport Verkennend en aanvullend bodemonderzoek Berberisstraat te Woerden Projectnr. 247747 oktober 212, revisie Inhoud blz. 1 Inleiding... 2 2 Veldwerkzaamheden... 4 2.1 Veldwerkzaamheden... 4 2.2 Lokale

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek conform NEN Locatie: St. Maartensweg te Sint Maartensbrug. Projectnummer: C

Verkennend bodemonderzoek conform NEN Locatie: St. Maartensweg te Sint Maartensbrug. Projectnummer: C B i j l a g e 2 : B o d e m o n d e r z o e k e n B o d e m A d v i e s Verkennend bodemonderzoek conform NEN 574 Locatie: St. Maartensweg te Sint Maartensbrug Projectnummer: 5 1977C Opdrachtgever: Gemeente

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek Kamperstraatweg 9 te Kampen

Verkennend bodemonderzoek Kamperstraatweg 9 te Kampen Notitie Contactpersoon Wim Dorgelo Datum 26 mei 2010 Kenmerk N006-4679632WDO-cmn-V01-NL Verkennend bodemonderzoek Kamperstraatweg 9 te Kampen 1.1 Onderzoeksstrategie Ter plaatse van de Kamperstraatweg

Nadere informatie

RVG Wezep B.V. te Oosterbeek

RVG Wezep B.V. te Oosterbeek VERKENNEND BODEMONDERZOEK Stationsweg 63 e.o. Wezep Kenmerk: 14311A Opdrachtgever: Datum rapport: Status: Uitvoering: Projectleider en rapporteur: RVG Wezep B.V. te Oosterbeek 3 januari 214 Definitief

Nadere informatie

Hierbij doe ik u het verslag toekomen van het uitgevoerde actualisatie bodemonderzoek op de bovengenoemde locatie.

Hierbij doe ik u het verslag toekomen van het uitgevoerde actualisatie bodemonderzoek op de bovengenoemde locatie. Gemeente Moerdijk Afdeling Ruimtelijke & Maatschappelijke Ontwikkeling T.a.v. Dhr. L. Willems Postbus 4 4760 AA Zevenbergen Ons kenmerk :.r Beh. door : R.A.C. Hereijgers Datum : 7 maart 07 Betreft : Actualisatie

Nadere informatie

Bestemmingsplan Singel 1 Vreeland

Bestemmingsplan Singel 1 Vreeland Gemeente Stichtse Vecht Bestemmingsplan Singel 1 Vreeland Bijlagen bij toelichting Juli 2018 NL.IMRO.1904.BPSingel1VLD-VG01 Kenmerk 1904-06-TB01 Projectnummer 1904-06 Toelichting Inhoudsopgave Bijlage

Nadere informatie

VERKENNEND BODEMONDERZOEK ESWEG TE NORG

VERKENNEND BODEMONDERZOEK ESWEG TE NORG VERKENNEND BODEMONDERZOEK ESWEG TE NORG MARTINI BV 5 oktober 29 74325954:.2 B34.6999 VERKENNEND BODEMONDERZOEK ESWEG TE NORG Inhoud Inleiding 3. Inleiding 3.2 Aanleiding en doel 3.3 Werkzaamheden 3.4 Leeswijzer

Nadere informatie

Actualiserend bodemonderzoek. in het kader van de voorgenomen verkoop van de locatie. Leidsedreef 4-5 te Leiderdorp

Actualiserend bodemonderzoek. in het kader van de voorgenomen verkoop van de locatie. Leidsedreef 4-5 te Leiderdorp Actualiserend bodemonderzoek in het kader van de voorgenomen verkoop van de locatie Leidsedreef 4-5 te Leiderdorp Actualiserend bodemonderzoek in het kader van de voorgenomen verkoop van de locatie Leidsedreef

Nadere informatie

ing. J.A. Slotboom-Van Vliet H. Mark MSc

ing. J.A. Slotboom-Van Vliet H. Mark MSc VERKENNEND BODEM- EN ASBEST IN GRONDONDERZOEK Konijnenwal 2 Ermelo kenmerk PJ Milieu BV: 153551A opdrachtgever: Veluws Ontwerpburo te Ermelo datum rapport: 5 augustus 215 kenmerk: status: 153551A Definitief

Nadere informatie

BIJLAGEN Analyserapport ALcontrol B.V. Correspondentieadres Steenhouwerstraat 15 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl VERHOEVEN MILIEUTECHN.BV H. van

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek

Verkennend bodemonderzoek Verkennend bodemonderzoek De Kolk te Wapenveld Definitief gemeente Heerde Grontmij Nederland B.V. Arnhem, 29 mei 2009 99047521 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 1.1 Algemeen... 4 1.2 Aanleiding en doelstelling...

Nadere informatie

Verkennend bodem- en asbestonderzoek

Verkennend bodem- en asbestonderzoek Verkennend bodem- en asbestonderzoek Sportterrein en woningbouwlocaties Klarenbeek Definitief D&D Projecten BV Klarenbeekseweg 92 7381 BG KLARENBEEK Grontmij Nederland B.V. Arnhem, 7 augustus 2008 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Bouwbedrijf Swart T.a.v. de heer T. Offringa Grote Hornstweg 19 D 9261 VW EASTERMAR

Bouwbedrijf Swart T.a.v. de heer T. Offringa Grote Hornstweg 19 D 9261 VW EASTERMAR WMR Rinsumageest B.V. Postbus 5 9104 ZG DAMWÂLD Van Aylvawei 40 9105 KT RINSUMAGEAST Tel. (0511) 42 50 50 Fax (0511) 42 41 84 Internet : www.wmr.nl E-mail : milieu@wmr.nl Bouwbedrijf Swart T.a.v. de heer

Nadere informatie