Een analyse op basis van het WoON 2009 en aan het WoON 2009 gekoppelde registratiebestanden > Verhuiswens en > verhuisgedrag

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een analyse op basis van het WoON 2009 en aan het WoON 2009 gekoppelde registratiebestanden > Verhuiswens en > verhuisgedrag"

Transcriptie

1 Een analyse op basis van het WoON 2009 en aan het WoON 2009 gekoppelde registratiebestanden > Verhuiswens en > verhuisgedrag

2 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG Verhuiswens en verhuisgedrag Auteur Roelf-Jan van Til Jacolien Vogelzang september 2012 > rapport Analyse Explica > Beukelsdijk 106a > 3022 DK Rotterdam > e. > t

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 2 Kwaliteit van het bestand Inleiding De kwatliteit van huishoudensvariabelen De kwaliteit van de woningkenmerken Conclusie bestandskwaliteit 12 3 Wens en werkelijkheid Inleiding Wie wil verhuizen Wie is verhuisd Verhuiswens en verhuizing Samengevat 24 4 Huishoudensveranderingen en verhuizen Inleiding Effect van huishoudensverandering Samengevat 28 5 Inkomensverandering en verhuizen Inleiding Effect van inkomensverandering Samengevat 32

4 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG 6 Welke woning vindt men Inleiding Discrepantie naar eigendom Discrepantie naar woningtype Discrepantie naar woongemeente Discrepantie naar woonmilieu Substitutie op meerdere kenmerken De prijs Samengevat 47 7 Effect van de crisis Inleiding Restschuld Samengevat 53 8 Micro versus macro Inleiding Samenstelling van de huishoudens Kenmerken van de woningen Gezinnen: wens en werkelijkheid vergeleken (macro) Paren: wens en werkelijkheid vergeleken (macro) Ouderen: wens en werkelijkheid vergeleken (macro) Samengevat 64 9 Conclusies 66

5 HOOFDSTUK 1 Inleiding Het Woononderzoek Nederland (WoON) is een grootschalig periodiek enquête-onderzoek onder de bevolking van Nederland. Het WoON geeft inzicht in de samenstelling van huishoudens, de woning, de woonomgeving en eventuele verhuiswensen. In het geval van een verhuiswens zijn ook de kenmerken van de gewenste woning bekend. Het WoON 2009 bestaat naast de basismodule, de woningmarktmodule, uit verschillende (vervolg)modules. Een van die vervolgmodules is de module Wens en werkelijkheid op de woningmarkt (TWEW). Voor deze module zijn alle respondenten die aan het WoON 2009 hebben deelgenomen, onderworpen aan een controle van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Deze GBA-controle is eind 2010 uitgevoerd. Op basis hiervan kon worden vastgesteld welke personen zijn verhuisd. De gecombineerde informatie van wel/geen verhuisplannen en wel/niet verhuisd is vervolgens gebruikt om een deel van de respondenten uit het WoON 2009 opnieuw te benaderen en te vragen naar de motieven om wel/niet te verhuizen en de huidige verhuiswensen. Hiervoor is uit de vier groepen (wel/niet verhuisgeneigd en wel/niet verhuisd) een steekproef getrokken. De module TWEW is begin 2011 uitgevoerd door GfK in opdracht van het Directoraat-generaal Wonen, Wijken en Integratie (DGWWI) 1 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK). In de rapportage Tussen wens en werkelijkheid 2 staan de belangrijkste uitkomsten uit de module TWEW beschreven. Aanvullend hierop is, eveneens in opdracht van BZK, door ABF Research een rapportage opgesteld 3. In deze rapportage wordt uitgebreid ingegaan op de impact van het besluit van de Europese Commissie dat sociale verhuurders minimaal 90% van hun beschikbaar komende woningen met een huur tot de liberalisatiegrens moeten verhuren aan huishoudens met een belastbaar jaarinkomen onder en het effect van de economische crisis op het verhuisgedrag en de verhuiswens. Naast de module TWEW is begin januari 2012 door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), in opdracht van BZK, een zogenoemd mutatiebestand opgemaakt. In dit bestand is voor de respondenten van de module Woningmarkt op basis van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) aangegeven of de respondenten één of twee jaar na de interviewdatum al dan niet zijn verhuisd. Dit bestand is aangevuld met verschillende registratiegegevens, namelijk: > kenmerken van de (eventuele) nieuwe woning en het huishouden per 1 januari 2011; > kenmerken van de (eventuele) tussenwoning(en) waar de respondent tussen de woning van de woningmarktmodule en 1 januari 2011 heeft gewoond; > de verkoopprijs van de woning waar de respondent tijdens de woningmarktmodule woonde; > een recenter inkomen dan opgenomen in de woningmarktmodule. 1 Vanaf december 2011: Wonen, Bouwen en Integratie (WBI) 2 Rapportage: Tussen wens en werkelijkheid, Analyse naar de verhuisgeneigdheid en het daadwerkelijke verhuisgedrag, november 2011, GfK 4 Gouvernement. 3 Peiling woonvoorkeuren en reacties beleidsplannen, Onderdeel module Wens en Werkelijkheid, maart 2012, ABF Research. 4 Prijspeil

6 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG Belangrijk bij dit onderzoek is de vraag in hoeverre het mutatiebestand met gekoppelde variabelen inzicht kan bieden in de discrepantie tussen wens en werkelijkheid. De analyse moet inzicht bieden in de mate waarin het mutatiebestand een alternatief is voor de vervolgmodule Wens en werkelijkheid op de woningmarkt en welke mogelijkheden dit vervolgens biedt voor het WoON De opdracht valt uiteen in twee delen. Enerzijds de analyse naar de kwaliteit van het mutatiebestand, zowel als het gaat om de selectiviteit van de gekoppelde registratievariabelen en de mate waarin de gekoppelde registratievariabelen overeenkomen met de opgave van de respondent in de woningmarktmodule. Anderzijds de analyse naar de bruikbaarheid van het mutatiebestand als mogelijk alternatief voor de module Wens en werkelijkheid op de woningmarkt. De uitkomsten van de analyse van de kwaliteit van de gekoppelde gegevens zijn opgenomen in een aparte rapportage Kwaliteit mutatiebestand WoON In hoofdstuk twee van voorliggende rapportage staat een samenvatting van dat rapport met de belangrijkste bevindingen. De analyse naar de bruikbaarheid van het bestand is uitgevoerd aan de hand van een aantal, vooraf door de opdrachtgever geformuleerde, onderzoeksvragen: > Door de module Woningmarkt te combineren met het mutatiebestand, kunnen vier groepen worden gemaakt: > Wel verhuisgeneigd, wel verhuisd; > Wel verhuisgeneigd, niet verhuisd; > Niet verhuisgeneigd, wel verhuisd; > Niet verhuisgeneigd, niet verhuisd. Welke kenmerken hebben deze vier groepen en in hoeverre verschillen ze van elkaar? Het gaat hierbij om een beknopte typering. > In hoeverre is er een verband zichtbaar tussen veranderingen in de samenstelling van het huishouden en (al dan niet) verhuizen? > In hoeverre is er een verband zichtbaar tussen inkomensverandering en (al dan niet) verhuizen? > In hoeverre voldoet de nieuwe woning aan de geuite wensen? Het gaat hierbij naast kenmerken als het eigendom en woningtype ook om de (locatie)kenmerken van de nieuwe woning. Deze analyse kan vanuit twee invalshoeken worden uitgevoerd. Deze komen in dit rapport beide aan bod: > Op microniveau, waarbij per respondent de kenmerken van de gewenste woning worden vergeleken met de nieuwe woning; > Op macroniveau, waarbij een totaalbeeld van de woningvraag wordt vergeleken met een totaalbeeld van de gerealiseerde verhuizingen. > In hoeverre hebben mensen hun verhuiswens qua prijs bijgesteld: > In hoeverre komt de geschatte verkoopprijs overeen met de gerealiseerde verkoopprijs? > In hoeverre komt de gewenste koopprijs overeen met de prijs van de nieuwe woning? > Zijn er (door de crisis) woningen verkocht onder het hypotheekbedrag? Hoeveel huishoudens hebben een restschuld? Wat is de hoogte van de restschuld? Welke kenmerken hebben de huishoudens die een restschuld hebben? 06

7 In hoofdstuk drie wordt ingegaan op de discrepantie tussen wens en werkelijkheid. Er wordt een beschrijving gegeven van de vier groepen uit de eerste onderzoeksvraag. In de hoofdstukken vier en vijf wordt ingegaan op de effecten van huishoudensverandering en inkomensverandering op de discrepantie tussen wens en werkelijkheid. Het verschil tussen kenmerken van de gewenste woning en kenmerken van de nieuwe woning komen in hoofdstuk zes aan bod. In hoofdstuk zeven wordt ingegaan op aspecten van de crisis. Expliciet wordt daar gekeken naar het verschil tussen de waarde van de verkochte woning en de hypotheekschuld. Ook wordt gekeken of er sprake is van restschuld bij verkoop en zo ja, wat is dan de hoogte van dat bedrag. Hoofdstuk acht richt zich op het verschil tussen het microniveau en het macroniveau. Niet iedereen die wil verhuizen verhuist, maar er verhuizen ook veel mensen die niet verhuisgeneigd waren. Daarnaast kiest men soms voor andere woningkenmerken. Op microniveau (de respondent) is dan discrepantie te vinden tussen verhuisgeneigdheid en daadwerkelijke verhuizingen. De vraag is hoe dit op macroniveau uit pakt? Compenseren de verhuizingen van niet-verhuisgeneigden de achterwege gebleven verhuizingen van verhuisgeneigde huishoudens? Analysemethode Een analyse begint met het beredeneren wat er aan de hand zou kunnen zijn. Bijvoorbeeld de vraag welke huishoudens op zoek waren naar een koopwoning en terechtgekomen zijn in een huurwoning. Misschien is het inkomen van deze huishoudens te laag, waardoor men niet in aanmerking komt voor een hypotheek. Misschien is er geen koopaanbod in het segment waar de respondent in zocht. Of misschien is de samenstelling van het huishouden veranderd, waardoor ook de woonwens bijgesteld kan zijn. Deze methodiek levert in het algemeen de juiste antwoorden. Er is immers veel bekend over de woningmarkt en de set van variabelen is dan wel groot, maar de keuze niet onbeperkt. Toch is in deze studie ook gekozen voor een iets andere aanpak. De start is gedaan met de bekende variabelen: kenmerken van het huishouden (leeftijd, samenstelling, inkomen), in combinatie met de huidige woonsituatie (eigendom, woningtype, prijs) en regionale kenmerken (gemeentegrootte, stedelijkheid, regio, woonmilieu). Maar daarnaast is er voor gekozen om via een meer inductieve methode op zoek te gaan naar eventuele andere kenmerken die samenhangen met het te onderzoeken onderwerp. In het onderzoeksbestand (inclusief alle berekende kenmerken) zijn alle kenmerken met een nominaal of ordinaal karakter geselecteerd. Voor al deze variabelen is vervolgens gezocht naar de sterkste (nominale) samenhang met de te onderzoeken variabele. De gekozen statistische maat is Cramer s V, een op Chi-kwadraat gebaseerde symmetrische maat, die maximaal 1 en minimaal 0 kan zijn. Door deze methode te gebruiken is de kans minder groot dat belangrijke samenhangen over het hoofd gezien worden. De methode levert dus aanvullende informatie op ten opzichte van methoden waarbij vanuit de bekende variabelen geanalyseerd wordt. 07

8 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG HOOFDSTUK 2 De kwaliteit van het bestand 2.1 Inleiding Voordat een antwoord mogelijk is op de vraag in hoeverre het mutatiebestand met gekoppelde variabelen inzicht kan bieden in de discrepantie tussen wens en werkelijkheid, is inzicht in de kwaliteit van het bestand van belang. Dit is dan ook de eerste stap geweest in het onderzoek. Daarbij is zowel gekeken naar de kwaliteit en de selectiviteit van de gekoppelde registratievariabelen als naar de mate waarin de gekoppelde registratievariabelen overeenkomen met de opgave van de respondent in de woningmarktmodule. De kwaliteit van het bestand wordt uitgebreider besproken in het rapport Kwaliteit mutatiebestand WoON 2009 (Explica, 2012). In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de belangrijkste bevindingen. 2.2 De kwaliteit van huishoudensvariabelen De registratie blijkt deels achter de feiten aan te lopen. Daarnaast worden zaken door de respondent anders gezien. Dit is vooral het geval bij overige leden. Deze worden relatief vaak als alleenstaand of paar geregistreerd door het CBS. De registratie loopt dus logischerwijs deels achter de feiten aan. Dat betekent dat voor een goede inschatting van de samenstelling van het huishouden de vraagstelling in de basismodule van het WoON nodig is. Dat de registratie hier van afwijkt, is niet direct een probleem. Het feit dat er vaak verschillen optreden, betekent overigens wel dat de vraagstelling in het WoON over de samenstelling van het huishouden niet zomaar vervangen kan worden door registratiegegevens. De vraagstelling in het WoON zorgt voor een betere vaststelling van de feitelijke situatie. 08

9 figuur 1 Discrepantie tussen WoON-bestand (opgave respondent) en registratie naar kenmerken van het huishouden (peildatum is enquêtedatum WoON 2009) overig lid kind kind kind kind 25+ alleen, tot 25 alleen, alleen, alleen, alleen, alleen, 65+ alleen, 75+ gezin, tot 35 gezin, gezin, 45+ eenoudergezin, tot 35 eenoudergezin, eenoudergezin, 45+ samen, tot 35 samen, samen, samen, samen, samen, 75+ overig huishouden totaal 0,0% 20,0% 40,0% 60,0% 80,0% 100,0% % afwijkend De veranderingen in het huishouden in de twee jaar na de enquête betekenen deels dat de door de respondent opgegeven situatie wordt gecorrigeerd. De eerste mutatie zorgt er voor dat 25% van de discrepantie tussen de samenstelling van het huishouden volgens de respondent en volgens de registratie wordt opgelost. In deze gevallen lijkt inderdaad de registratie achter de feitelijke situatie aan te lopen. In het rapport Kwaliteit mutatiebestand WoON 2009 wordt geadviseerd om in het vervolg geregistreerde mutaties in het huishouden, waarbij de discrepantie met het WoON wordt opgelost, niet als mutatie mee te tellen. In dit rapport is dat advies nog niet toegepast. 09

10 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG figuur 2 Discrepantie tussen WoON-bestand (opgave respondent) en registratie naar kenmerken van het huishouden na eerste mutatie overig lid kind kind kind kind 25+ alleen, tot 25 alleen, alleen, alleen, alleen, alleen, 65+ alleen, 75+ gezin, tot 35 gezin, gezin, 45+ eenoudergezin, tot 35 eenoudergezin, eenoudergezin, 45+ samen, tot 35 samen, samen, samen, samen, samen, 75+ overig huishouden blijft afwijken overeenkomend na eerste mutatie De gekoppelde registratiebestanden worden ook gebruikt om de veranderingen in het huishouden in relatie te brengen met een verhuizing in deze periode. Aangenomen kan worden dat er in die gevallen minder discrepantie zal optreden tussen de opgave van de respondent en de registratie. Immers, als er een verhuizing wordt geregistreerd, betekent dit automatisch dat men op dat moment de actuele situatie heeft opgegeven in de registratie. Deze zou af kunnen wijken van de werkelijke situatie, maar alleen als dit door het verhuizende huishouden bewust wordt gedaan. Achter de feiten aan lopen is niet mogelijk, aangezien het feit in dit geval wordt geregistreerd. Wat uiteraard wel mogelijk is, is dat men feitelijk verhuisd is en dat (nog) niet in de registratie is vastgelegd. Maar de geregistreerde mutaties, waar de module uitspraken over doet, zijn per definitie vastgelegd. 10

11 2.3 De kwaliteit van de woningkenmerken De kwaliteit van de koppeling van de woningkenmerken is goed. Aan een zeer hoog percentage van alle respondenten in het WoON 2009 zijn de kenmerken van de woning gekoppeld. De koppeling van de BAG laat de hoogste score zien. Dat aan zoveel mogelijk respondenten een woongelegenheid wordt gekoppeld, is een eerste vereiste. Daarnaast is het uiteraard van belang dat ook het juiste kenmerk wordt gekoppeld. De verschillende bronnen laten daarbij verschillende uitkomsten zien. De woningregistratie wijkt iets vaker af van de opgave van de respondent dan de BAG. Verder is het eigendom van de woning via de belastinggegevens betrouwbaarder dan vanuit de woningregistratie. Helaas kan deze koppeling voor de verhuizingen in 2010 en 2011 nog niet gemaakt worden. De inkomensregistratie loopt immers logischerwijs altijd achter. De conclusie is dan ook dat soms een combinatie van bronnen een optimaal resultaat kan opleveren. De koppeling van de BAG levert bijvoorbeeld een erg goede dekking op, maar door bij de niet-gekoppelde woningen de woningregistratie te gebruiken, kan de dekking nog meer verbeterd worden. Uiteindelijk heeft dan nog ongeveer één procent van de respondenten een ontbrekend woningtype. Het combineren van bronnen is uiteraard alleen mogelijk als meerdere bronnen aanwezig zijn, zoals bij het woningtype. De koppeling van de woningkenmerken aan de verhuisde respondenten is in een aantal gevallen opvallend matig. Waar bij het koppelen van de woningregistratie aan alle WoON-respondenten minder dan 3% ontbreekt, is dit bij de koppeling aan de verhuisde respondenten rond de 30%. Deze omissie is overigens op te lossen door de koppeling van de BAG te gebruiken. Aangezien de BAG beter koppelt, kan geconcludeerd worden dat er bij de koppeling van de woningregistratie waarschijnlijk iets niet goed is gegaan. Het koppelpercentage van de BAG zou misschien nog beter kunnen worden, indien ook de adressen die al wel in de BAG zijn opgenomen, maar nog niet zijn opgeleverd, ook in de koppeling worden betrokken. Dit zijn bijvoorbeeld woningen waarvoor een bouwvergunning is afgegeven, maar die nog niet als woning zijn opgeleverd. Het toevoegen van deze adressen zou er voor kunnen zorgen dat het probleem, dat de registratie altijd achter loopt bij de werkelijkheid, minder groot wordt. Verhuizingen naar nieuwbouwwoningen zouden dan een betere koppeling kunnen opleveren. De huurpunten zijn maar voor een beperkt deel van de woningen gekoppeld. Deze koppeling, op basis van een bestand van NCCW, levert bovendien een regionale vertekening op. Die regionale vertekening treedt ook op bij de koppeling van de energielabels. Bij elke woning die verkocht of verhuurd wordt, moet vanaf 2008 een energielabel afgegeven worden. Nog lang niet alle woningen zijn voorzien van een energielabel. Het hoogste koppelpercentage wordt gevonden bij de sociale huurwoningen (corporatiewoningen). Maar ook die zijn nog lang niet allemaal in het bestand met energielabels beschikbaar. Het bestand met informatie over de huurtoeslag levert een prima koppelresultaat op. Dat resultaat zal nog beter worden als ook de informatie van de partner wordt meegenomen. Als de partner van de respondent huurtoeslag heeft aangevraagd, dan levert dat momenteel geen koppeling op. Naast informatie over de huurtoeslag levert dit bestand ook informatie over de hoogte van de kale huur van deze huishoudens. Opvallend is dat er vrij grote verschillen optreden met de opgave van de respondent, 11

12 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG als het gaat om de huur. In 46,1% van de gevallen wijkt de gekoppelde huur meer dan 25 af van de opgave van de respondent. Ook de verkoopprijs van de woningen is in het mutatiebestand opgenomen. Het koppelpercentage van deze variabele is laag, uitgaande van de aanname dat elke koopwoning waaruit de respondent verhuisd is, teruggevonden moet worden in het bestand met verkopen. Door het lage koppelpercentage twijfelt het CBS aan de kwaliteit van de koppeling. Voor een deel van de niet-gekoppelde records kan de verklaring gevonden worden in het feit dat er sprake is van een thuiswonend kind dat verhuisd is, of een partner vertrokken. Dat verklaart dat de woning niet is verkocht. Maar ook als hier rekening mee wordt gehouden is het koppelpercentage laag. 2.4 Conclusie bestandskwaliteit De gekoppelde gegevens zijn wisselend van kwaliteit. In het algemeen is de dekking goed, vooral van variabelen die op persoonsniveau zijn gekoppeld. Bestanden die geen integrale registratie bevatten, zoals het bestand met huurpunten en het bestand met energielabels, leveren (uiteraard) een matig koppelresultaat op. De (regionale) vertekening zorgt er bovendien voor dat er geen goede afspiegeling van de woningvoorraad resulteert. De registratiebestanden hebben natuurlijk als nadeel dat de situatie af kan wijken van de respondentopgave. Maar daar staat tegenover, dat er geen selectieve non-respons kan optreden en dat de gegevens aan alle respondenten gekoppeld worden en niet aan een steekproef van respondenten die twee jaar later ondervraagd wordt. Dit zorgt er voor dat de analyses dieper kunnen gaan (of dat de analyses een hogere betrouwbaarheid of nauwkeurigheid te zien zullen geven). Waar het in een analyse op basis van gekoppelde registratiebestanden natuurlijk aan ontbreekt, is de argumentatie van de respondent. Het waarom van niet-verhuizen of van een andere keuze dan opgegeven in het WoON, is niet bij de respondent te achterhalen. Dit probleem kan deels worden ondervangen door andere bestanden te koppelen, zoals een bestand met alle te koop staande woningen. 12

13 HOOFDSTUK 3 Wens en werkelijkheid 3.1 Inleiding In de module Woningmarkt (WoON 2009) is vastgesteld welk deel van de bevolking binnen twee jaar wil verhuizen. Om meer inzicht te krijgen in de daadwerkelijke verhuizingen, is halverwege 2011 de vervolgmodule Wens en werkelijkheid op de woningmarkt uitgevoerd. Deze module is uitgevoerd door GfK in opdracht van het Directoraat-generaal Wonen, Wijken en Integratie (DGWWI) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK). Deze vervolgmodule biedt meer inzicht in de mate waarin verhuisgeneigde huishoudens ook daadwerkelijk zijn verhuisd, maar ook in de mate waarin niet-verhuisgeneigde huishoudens zich aan hun voornemen hebben gehouden. In de module Wens en werkelijkheid op de woningmarkt zijn aanvullende vragen voorgelegd aan de respondenten, die inzicht bieden in de motivatie achter het wel of niet verhuizen. Het doel van deze vervolgmodule was om in beeld te krijgen wat de discrepantie is tussen het gewenste en het feitelijke verhuisgedrag op de woningmarkt, welke verklaringen hiervoor eventueel zijn en of de crisis daarbij een rol heeft gespeeld. Belangrijk bij dit onderzoek is de vraag in hoeverre het mutatiebestand met gekoppelde variabelen inzicht kan bieden in de discrepantie tussen wens en werkelijkheid. De analyse moet inzicht bieden in de mate waarin het mutatiebestand een alternatief is voor de vervolgmodule Wens en werkelijkheid op de woningmarkt en welke mogelijkheden dit vervolgens biedt voor het WoON Voordat we overgaan tot de analyse, bekijken we in paragraaf 3.2 eerst de verhuisgeneigdheid. Bij deze analyse wordt ook gekeken naar de vier groepen die op basis van de verhuisgeneigdheid en de werkelijke mutaties samen te stellen zijn: > Wilde verhuizen, is verhuisd; > Wilde verhuizen, niet verhuisd; > Wilde niet verhuizen, is verhuisd; > Wilde niet verhuizen, niet verhuisd. In het WoON 2009 is een variabele samengesteld die aangeeft of men verhuisgeneigd is. Maar de verhuisgeneigdheid kent ook gradaties. Niet iedereen is even verhuisgeneigd en bij niet iedereen die ingedeeld is bij de verhuisgeneigde huishoudens, is dan ook sprake van een echte discrepantie als men niet verhuisd is. Evenals in de studie van GfK is de groep die aangeeft al huisvesting te hebben gevonden, buiten beschouwing gelaten als de analyse zich richt op het verschil tussen de verhuiswens en de kenmerken van de gevonden woningen. Dit geldt ook voor de huishoudens die niet willen verhuizen, maar aangeven dat ze denken binnen twee jaar te moeten verhuizen. De respondenten in het WoON staan model voor de ongeveer 7,3 miljoen huishoudens die Nederland in 2009 kende. Daarnaast zijn ook thuiswonende kinderen en andere leden van huishoudens ondervraagd, voor zover ze 18 jaar of ouder waren. Het gaat om ongeveer 1,2 miljoen leden van huishoudens. Opgeteld gaat het om ongeveer 8,5 huishoudens en potentiële huishoudens. 13

14 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG figuur 3 Doelpopulatie WoON 2009 aantal huishoudens leden van huishoudens totaal Van dit aantal wordt er in de tabellen die over verhuisgeneigdheid gaan steeds ongeveer 0,2 miljoen buiten beschouwing gelaten, aangezien ze ofwel al huisvesting gevonden hebben, ofwel denken binnen twee jaar te moeten verhuizen (bijvoorbeeld vanwege de gezondheid). Als het gaat om al dan niet verhuizen, zijn de respondenten die naar het buitenland zijn verhuisd of zijn overleden buiten beschouwing gelaten. Ook hier gaat het om bijna 0,2 miljoen huishoudens. 3.2 Wie wil verhuizen Uit de resultaten van het WoON 2009, beschreven in de rapportage Het wonen overwogen 5, blijkt dat in ,9 miljoen huishoudens op zoek waren naar een woning 6. Daarmee ligt het aandeel verhuisgeneigde huishoudens met 26% ongeveer op hetzelfde niveau als in 2006 (WoON 2006). Dit is opvallend, gegeven de economische situatie in Van de bestaande 7,3 miljoen huishoudens zijn er 1,6 miljoen verhuisgeneigd. Daarbij zijn de thuiswonende kinderen van 18 jaar en ouder niet meegeteld. Deze groep is namelijk afzonderlijk ondervraagd in het WoON. Van deze thuiswonende kinderen in de leeftijd van 18 jaar en ouder willen er bijna verhuizen. In totaal vormen deze verhuisgeneigde (toekomstige) huishoudens na de gewenste verhuizing ruim 2,1 miljoen huishoudens. Een deel hiervan (ongeveer huishoudens) zoekt huisvesting in het buitenland. Ongeveer 1,9 miljoen huishoudens zoeken een woning binnen Nederland en bijna een niet-woning (overige huisvesting zoals een wooneenheid). Op basis van de verhuiswens en de daadwerkelijke verhuizing is dus een viertal groepen te onderscheiden, die al dan niet verhuisgeneigd waren en al dan niet verhuisd zijn. Niet elke groep wil in dezelfde mate verhuizen. Het is bekend dat er een duidelijke samenhang is met de tevredenheid over de woonsituatie, met kenmerken van het huishouden, maar ook met kenmerken van de huidige woning. Zo wordt door jongeren vaker verhuisd dan door ouderen en wordt vanuit een huurwoning vaker verhuisd dan vanuit een koopwoning. We zijn in het WoON alle in het bestand beschikbare kenmerken langsgelopen, om op zoek te gaan naar die kenmerken die het sterkst samenhangen met de verhuisgeneigdheid. Het kenmerk dat het meest samenhangt met de wens om binnen twee jaar te verhuizen is het antwoord op de stelling Als het mogelijk is ga ik uit deze buurt verhuizen. Daarna is de tevredenheid over de woning een goede indicator, gevolgd door de mate van gehecht zijn aan de woning en de buurt. Overigens kunnen deze indicatoren niet automatisch als verklarend worden gezien voor de verhuisgeneigdheid. Zeker de stelling Als het mogelijk is ga ik uit deze buurt verhuizen is eerder een andere manier om de verhuisgeneigdheid te meten. De ontevredenheid over de woning kan dan eerder als verklarend aangemerkt worden. 5 Rapportage Het wonen overwogen, De resultaten van het Woononderzoek Nederland Daarnaast zijn er ook respondenten die niet op zoek zijn naar een zelfstandige woning, maar naar andere woonruimte 14

15 Als we de verhuisgeneigdheid willen voorspellen vanuit minder subjectieve vragen dan het antwoord op een stelling, een mening of tevredenheid, dan komen vooral kenmerken van het huishouden en kenmerken van de woning in aanmerking. De kenmerken die het sterkste samenhangen met de verhuisgeneigdheid zijn in eerste instantie de leeftijd van het huishouden en daarna de samenstelling van het huishouden. Jongere huishoudens (en thuiswonende kinderen van 18 jaar en ouder) zijn vaak verhuisgeneigd, oudere huishoudens veel minder vaak. Alleenstaanden zijn ook sterk verhuisgeneigd. Bij de indeling naar de samenstelling van het huishouden blijkt het interessant te zijn om de ondervraagde leden van een huishouden de respondenten die niet hoofd van het huishouden of partner van het hoofd zijn apart te onderscheiden. En binnen de leden is het bovendien interessant om onderscheid te maken tussen de thuiswonende kinderen en de overige leden van het huishouden, voornamelijk inwonende familieleden (zie figuur 5). Leeftijd van het huishouden en samenstelling van het huishouden hebben dus een sterke samenhang met de verhuisgeneigdheid. Dat is te zien in figuur 4. De combinatie van leeftijd en samenstelling van het huishouden geeft overigens een nog sterkere samenhang (zie figuur 5). figuur 4 Aandeel verhuisgeneigd naar leeftijd en samenstelling van het huishouden (WoON 2009) leeftijd samenstelling lid <25 jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar 85+ lid huishouden eenpersoonshuishouden paar gezin 1-oudergezin niet-gezinshuishouden 0,0% 20,0% 40,0% 60,0% 80,0% totaal % verhuisgeneigd 15

16 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG figuur 5 Aandeel verhuisgeneigd naar combinatie samenstelling van het huishouden en leeftijd (WoON 2009) overig lid kind kind kind kind 25+ alleen, tot 25 alleen, alleen, alleen, alleen, alleen, 65+ alleen, 75+ gezin, tot 35 gezin, gezin, 45+ eenoudergezin, tot 35 eenoudergezin, eenoudergezin, 45+ samen, tot 35 samen, samen, samen, samen, samen, 75+ overig huishouden 0,0% 20,0% 40,0% 60,0% 80,0% % verhuisgeneigd Ook kenmerken van de woning hangen samen met verhuisgeneigd, maar in mindere mate dan de leeftijd en samenstelling van het huishouden. Kenmerken met een sterke samenhang zijn woningtype en eigendom van de woning. Vanuit een huurwoning is de verhuisgeneigdheid hoger dan vanuit een koopwoning, en vanuit een meergezinswoning wil men vaker verhuizen dan vanuit een eengezinswoning. Ook hier geldt dat de combinatie van beide kenmerken de samenhang nog duidelijker zichtbaar maakt (zie figuur 6). Naast woningtype en eigendom hangt ook de prijs van de woning samen met de verhuisgeneigdheid (niet zichtbaar in de figuur). In goedkope huurwoningen is de verhuisgeneigdheid hoog. Met een toenemende huur neemt de verhuisgeneigdheid af, hoewel in de duurste huurwoningen de verhuisgeneigdheid juist weer hoger is. Bij koopwoningen neemt met een toenemende waarde de verhuisgeneigdheid af. Bij huishoudens in een koopwoning tot is 28% verhuisgeneigd, in koopwoningen met een waarde vanaf is dit 12%. Bij de woningkenmerken is bovendien ook de relatie met leeftijd en samenstelling van het huishouden relevant. Bij alle leeftijdsgroepen is de verhuisgeneigdheid vanuit een eengezinswoning lager dan vanuit een appartement. Maar bij de 75-plussers is dat niet het geval. Daar is juist de eengezinswoning de aanleiding om te willen verhuizen (verhuisgeneigdheid 9,9% versus 6,2% vanuit een meergezinswoning). De sterke relatie tussen verhuisgeneigdheid enerzijds en woningtype en eigendom van de woning anderzijds is goed te verklaren door de sterke samenhang die deze kenmerken hebben met de 16

17 gezinsfase en het inkomen. De prijs van de woning, de stedelijkheid en ruimte in en om de woning hangen ook sterk samen met woningtype en eigendom. Dit verklaart voor een groot deel waarom woningtype en eigendom zulke goede indicatoren zijn voor de mate waarin men wil verhuizen. figuur 6 Verhuisgeneigdheid van huishoudens in een woning, naar leeftijd van het huishouden, uitgesplitst naar woningtype en eigendomsvorm van de huidige woning (WoON 2009) percentage dat wil verhuizen leeftijd wil verhuizen eg koop eg huur mg koop mg huur <25 jaar 61% 15% 45% 25% 63% jaar 43% 20% 44% 41% 64% jaar 25% 16% 29% 31% 49% jaar 19% 13% 23% 22% 38% jaar 15% 12% 16% 15% 23% jaar 13% 12% 16% 9% 12% jaar 9% 9% 12% 5% 7% 85+ 6% 9% 8% 5% 5% totaal 27% 14% 22% 25% 36% Als we per categorie van figuur 5 kijken naar de kenmerken die daarna een rol spelen, dan zien we dat inderdaad vorm en eigendom van de woning belangrijk zijn. Opvallend bij de thuiswonende kinderen is dat de verhuisgeneigdheid van stadskinderen (de woonmilieus centrum-stedelijk, buiten-centrum of groen-stedelijk) hoger is dan de verhuisgeneigdheid van vergelijkbare dorpskinderen (de woonmilieus centrum-dorps en landelijk wonen). Bij oudere huishoudens en vooral vanaf 75 jaar goed zichtbaar speelt de toegankelijkheid en het aantal kamers van de woning een duidelijke rol. Overigens is bij de ouderen ook een sterke samenhang te zien met het bouwjaar van de woning (als men in een nieuwere woning woont, is men minder verhuisgeneigd) en de hoogte van de huur van de woning (in een duurdere woning is men minder verhuisgeneigd). De ouderen die in nieuwere en duurdere woningen wonen, hebben wellicht al eerder hun woonsituatie aangepast aan hun leeftijd. Het is niet aannemelijk dat een oudere woning of een lagere huur op zichzelf een stimulerend effect heeft op de verhuisgeneigdheid van 75-plussers. Kenmerken die een belangrijke rol spelen bij de verhuisgeneigdheid van de groepen die zijn onderscheiden in figuur 5: > thuiswonende kinderen: > leeftijd (verhuisgeneigdheid neemt toe met leeftijd tot 25 jaar, daarna een afname); > woonmilieu (hogere verhuisgeneigdheid in de stedelijke woonmilieus); > opleidingsniveau (hogere verhuisgeneigdheid bij een hoger opleidingsniveau). > overige leden: > leeftijd (lagere verhuisgeneigdheid bij leden van 18 en 19 jaar). > alleenstaanden, tot 75 jaar: > leeftijd (verhuisgeneigdheid neemt af met leeftijd); > woningtype en eigendom van de woning (hogere verhuisgeneigdheid bij huurwoningen en appartementen). 17

18 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG > alleenstaanden vanaf 75 jaar: > interne toegankelijkheid van de woning (hogere verhuisgeneigdheid vanuit een niettoegankelijke woning). > gezinnen, alle leeftijden: > woningtype en eigendom van de woning (hogere verhuisgeneigdheid bij huurwoningen en appartementen) > eenoudergezinnen (tot 45 jaar): > woningtype en eigendom van de woning (hogere verhuisgeneigdheid bij huurwoningen en appartementen) > eenoudergezinnen (ouder): > toegankelijkheid (hogere verhuisgeneigdheid bij appartementen) > samen, tot 75 jaar: > woningtype en eigendom van de woning (hogere verhuisgeneigdheid bij huurwoningen en appartementen) > samen, vanaf 75 jaar: > aantal kamers (lagere verhuisgeneigdheid bij een woning met 3 kamers) > woningtype (hogere verhuisgeneigdheid vanuit een eengezinswoning) > toegankelijkheid (hogere verhuisgeneigdheid vanuit een niet-toegankelijke woning) > overig huishouden: > leeftijd (verhuisgeneigdheid neemt af met de leeftijd van het huishouden) Ook het inkomen van huishoudens speelt natuurlijk een rol als het gaat om verhuizen. Hoe hoger het inkomen des te vaker men kiest (kan kiezen) voor een eengezinswoning en voor een koopwoning. Maar omdat in het algemeen is sprake van een indirect verband, is het inkomen in bovenstaand overzicht buiten beschouwing gelaten. 3.3 Wie is verhuisd Niet iedereen die verhuisgeneigd was volgens het WoON 2009, is twee jaar later ook daadwerkelijk verhuisd. Het aantal respondenten dat is verhuisd is veel kleiner dan het aantal respondenten dat twee jaar geleden aangaf te willen verhuizen. Op dezelfde manier als bij de verhuisgeneigdheid hebben we in het WoON inclusief de gekoppelde kenmerken over de veranderingen in het huishouden gezocht naar kenmerken van de respondenten en hun woning, die samenhangen met het al dan niet verhuizen. Dan valt op dat veranderingen in het huishouden erg sterk samenhangen met verhuizingen. Het is overigens logisch dat dit verband sterk is. Een aantal huishoudenveranderingen kan immers niet plaatsvinden zonder dat dit samengaat met een verhuizing. Dat is bijvoorbeeld het geval bij thuiswonende kinderen die een eenpersoonshuishouden gaan vormen. Maar ook bij een alleenstaande die gaat samenwonen is een verhuizing in het spel. Dezelfde situatie treedt op bij paren die twee jaar later een eenpersoonshuishouden zijn. De respondent 18

19 of de partner is in die situatie verhuisd (of overleden). Mutaties in het huishouden laten dus logischerwijs een sterke samenhang zien met verhuizingen. We gaan hier in hoofdstuk 4 dieper op in. figuur 7 Aandeel verhuisd, 2 jaar na enquêtedatum, naar samenstelling en leeftijd van het huishouden (ten tijde van het WoON 2009) lid kind kind kind kind 25+ alleen, tot 25 alleen, alleen, alleen, alleen, alleen, 65+ alleen, 75+ gezin, tot 35 gezin, gezin, 45+ eenoudergezin, tot 35 eenoudergezin, eenoudergezin, 45+ samen, tot 35 samen, samen, samen, samen, samen, 75+ overig huishouden 0,0% 20,0% 40,0% 60,0% 80,0% % verhuisd Bij de verhuisgeneigdheid zagen we een sterke samenhang met ontevredenheid over de woning en de buurt. Dat is bij de daadwerkelijke verhuizingen iets minder het geval. Toch is te zien dat de respondenten die ontevreden waren, vaker verhuisgeneigd waren en ook vaker verhuisd zijn. Evenals bij de verhuisgeneigdheid is ook bij de daadwerkelijke verhuizingen een sterke samenhang te zien met de leeftijd en de samenstelling van het huishouden. Tevens geldt hier dat de combinatie van deze kenmerken een nog sterker verband laat zien (zie figuur 7). 3.4 Verhuiswens en verhuizing Er is een duidelijke samenhang tussen de mate van verhuisgeneigdheid en al dan niet verhuisd zijn, zo blijkt uit figuur 8 en figuur 9. Van degenen die beslist niet wilden verhuizen is maar een klein deel verhuisd, terwijl van de groep die beslist wel wilde verhuizen de helft ook daadwerkelijk verhuisd is. Toch is het opvallend dat ook van de groep die beslist wilde verhuizen bijna de helft na twee jaar niet is verhuisd. En misschien nog opvallender: van degenen die tijdens de enquête aangaven al huisvesting te 19

20 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG hebben gevonden, is toch 15% na twee jaar nog niet verhuisd. Onduidelijk is wat hier de reden van is. Het blijkt niet vaker voor te komen bij huishoudens die naar een nieuwbouwwoning gaan verhuizen. De oplevertermijn van nieuwbouw speelt hier dus geen rol in. Ook de groep die dacht binnen twee jaar te moeten verhuizen ( gedwongen verhuizing ), is voor een groot deel niet verhuisd. figuur 8 Aandeel verhuisd naar mate van verhuisgeneigdheid en aangegeven termijn verhuisgeneigd verhuisgeneigd huisvesting gevonden gedwongen verhuizing niet verhuisgeneigd mate verhuisgeneigdheid beslist niet eventueel wel, misschien zou wel willen, kan niets vinden beslist wel al andere huisvesting gevonden weet niet termijn 0-6 maanden 6-12 maanden 1-2 jaar percentage verhuisd figuur 9 Aandeel verhuisden (%) naar mate van verhuisgeneigdheid en termijn waarop men aangaf te willen verhuizen in het WoON 2009 mate van verhuisgeneigdheid totaal 0-6 mnd 6-12 mnd 1-2 jaar beslist niet** 6 (60) (55) (28) eventueel wel, misschien zou wel willen, kan niets vinden beslist wel al andere huisvesting gevonden weet niet 14 (93) (94) (45) totaal * percentages zijn gebaseerd op kleine aantallen respondenten ** deze groep heeft aangegeven niet te willen verhuizen, maar denkt binnen twee jaar te moeten verhuizen Op basis van de verhuisgeneigdheid en de daadwerkelijke verhuizingen (na 1 jaar en na 2 jaar) zijn de respondenten in het WoON 2009 te verdelen in vier groepen. In deze paragraaf wordt een typering gegeven van deze groepen. Deze typering vormt vervolgens het vertrekpunt voor de analyse daarna. Voordat een indeling naar de vier groepen gemaakt kan worden, moet duidelijk zijn wie tot de verhuisgeneigde respondenten wordt gerekend. De groep die op de vraag of men binnen twee jaar wil verhuizen heeft geantwoord ik heb reeds andere huisvesting/woonruimte gevonden, wordt buiten beschouwing gelaten. Dat geldt ook voor de groep die denkt binnen twee jaar te moeten verhuizen. In dit geval gaat het om een gedwongen verhuizing. Deze groepen wijken inhoudelijk te veel af van de 20

21 verhuisgeneigden en de niet-verhuisgeneigden om in dezelfde analyse mee te nemen. Het ongewogen aantal verhuisgeneigde respondenten bedraagt , het ongewogen aantal niet-verhuisgeneigde respondenten Voor de typering van de vier groepen is uitgegaan van het al dan niet verhuisd zijn binnen twee jaar na enquêtedatum. De respondenten die zijn overleden en de respondenten die naar het buitenland zijn verhuisd, worden buiten beschouwing gelaten als het gaat om al dan niet verhuisd zijn. In totaal is 13% van de (potentiële) huishoudens verhuisd 7 in de twee jaar sinds de enquêtedatum van het WoON Van de groep die aangaf te willen verhuizen, is 34% verhuisd. Van de groep die niet verhuisgeneigd was, is toch 6% verhuisd. Van alle verhuizingen komt 69% voor rekening van de huishoudens die verhuisgeneigd waren. Ongeveer 3 op de 10 verhuizingen is dus niet gepland, maar onverwacht. figuur 10 Overzicht vier groepen (wel/niet verhuisgeneigd en wel/niet verhuisd) verhuisgeneigdheid verhuisd niet-verhuisd totaal wilde verhuizen wilde niet verhuizen totaal verhuisgeneigdheid verhuisd niet-verhuisd totaal wilde verhuizen 34% 66% 100% wilde niet verhuizen 6% 94% 100% totaal 13% 87% 100% verhuisgeneigdheid verhuisd niet-verhuisd totaal wilde verhuizen 69% 21% 27% wilde niet verhuizen 31% 79% 73% totaal 100% 100% 100% Noot: exclusief al huisvesting gevonden, gedwongen verhuizing, naar buitenland verhuisd en overleden Verhuisgeneigdheid hangt sterk samen met de vragen over de tevredenheid met de woonsituatie. Opvallend is dat we deze kenmerken bij de daadwerkelijke verhuizing minder terugzien. Het al dan niet verhuizen hangt minder samen met die ontevredenheid. Dat is ook terug te zien in figuur 11, waarin het percentage verhuisgeneigde respondenten gezet is naast het percentage verhuisde respondenten. We zien duidelijk dat de daadwerkelijke verhuizingen minder sterk samenhangen met het antwoord op de stelling, maar dat er nog steeds een sterke relatie te zien is: het percentage verhuisde respondenten loopt duidelijk op naarmate men het meer met de stelling eens is. Dat geldt ook voor respondenten die aangeven zeer ontevreden te zijn met de huidige woning. 7 Exclusief de groepen al andere huisvesting gevonden en gedwongen verhuizing en exclusief de respondenten die naar het buitenland zijn verhuisd of zijn overleden 21

22 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG figuur 11 Samenhang verhuisgeneigdheid en verhuisd met de stelling als het mogelijk is ga ik uit deze buurt verhuizen helemaal mee oneens mee oneens neutraal mee eens helemaal mee eens 0% 20% 40% 60% 80% 100% verhuisgeneigd verhuisd Het patroon dat we zien in figuur 11, zien we ook terug bij de andere meningsvragen die sterk samenhangen met de verhuisgeneigdheid. In figuur 12 is te zien dat respondenten die het helemaal eens zijn met de stelling als het mogelijk is ga ik uit deze buurt verhuizen, voor meer dan 80% verhuisgeneigd zijn. Bij deze respondenten zien we ook een relatief groot aandeel verhuizingen. figuur 12 Samenhang verhuisgeneigdheid en verhuisd met de tevredenheid met de woonsituatie totaal als mogelijk uit buurt verhuizen zeer ontevreden huidige woning helemaal niet gehecht aan woning helemaal niet gehecht aan buurt 0% 20% 40% 60% 80% 100% verhuisgeneigd verhuisd Als we met behulp van het mutatiebestand kijken naar de kenmerken van het huishouden van respondenten die daadwerkelijk zijn verhuisd in de twee jaar na de enquêtedatum en dit vergelijken met kenmerken van de verhuisgeneigde respondenten, dan valt als eerste op dat het patroon overeenkomt (figuur 13). De groepen die meer verhuisgeneigd zijn, verhuizen daadwerkelijk ook meer. Wel zit er duidelijk een factor tussen. In zijn totaliteit is de groep verhuisden ongeveer tweemaal zo klein als de groep die verhuisgeneigd was. De groep met het hoogste aandeel verhuisden ten opzichte van de verhuisgeneigden is de groep in de leeftijd vanaf 75 jaar en ouder. 22

23 figuur 13 Verhuisgeneigdheid en verhuizingen in de twee jaar na enquêtedatum WoON 2009 totaal lid huishouden < eenpersoonshuishouden paar paar + kind(eren) 1-oudergezin niet-gezinshuishouden 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% verhuisgeneigd verhuisd Ook wanneer we de kenmerken van het huishouden van de respondenten combineren met de leeftijd, zien we een vergelijkbaar patroon. De groepen (naar kenmerken van het huishouden in combinatie met leeftijd) die meer verhuisgeneigd zijn, zijn daadwerkelijk ook vaker verhuisd. figuur 14 Verhuisgeneigdheid en verhuizingen in de twee jaar na enquêtedatum WoON 2009 lid 18 jr lid 19 jr lid jr lid 25+ alleen, tot 25 alleen, alleen, alleen, alleen, alleen, 65+ alleen, 75+ gezin, tot 35 gezin, gezin, 45+ eenoudergezin, tot 35 eenoudergezin, eenoudergezin, 45+ samen, tot 35 samen, samen, samen, samen, samen, 75+ totaal 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% verhuisgeneigd verhuisd In figuur 15 is naast elkaar weergegeven welk deel van de verhuisgeneigde respondenten is verhuisd en welk deel van de niet-verhuisgeneigde respondenten is verhuisd. In beide gevallen is een uitsplitsing gemaakt naar de uitgebreide indeling naar samenstelling van het huishouden. Door de figuren naast elkaar te zetten, is te zien dat de patronen voor een groot deel overeenkomen. Zowel bij de verhuisgeneigde als bij de niet-verhuisgeneigde respondenten is te zien dat de jonge alleenstaanden 23

24 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG het hoogste aandeel verhuisde respondenten kent. Deze groep heeft ook het hoogste aandeel verhuisgeneigden (zie figuur 14). Zowel bij de jongere (tot 35 jaar) als bij de oudere huishoudens (vooral 75+) zien we dat de verhuiswens relatief vaak gerealiseerd wordt. Dit zijn ook de groepen waar vaker een niet-aangekondigde verhuizing te zien is. figuur 15 Verhuizingen door verhuisgeneigde respondenten (links) en verhuizingen van niet-verhuisgeneigde respondenten in de twee jaar na enquêtedatum WoON 2009 lid 18 jr lid 19 jr lid jr lid 25+ alleen, tot 25 alleen, alleen, alleen, alleen, alleen, 65+ alleen, 75+ gezin, tot 35 gezin, gezin, 45+ eenoudergezin, tot 35 eenoudergezin, eenoudergezin, 45+ samen, tot 35 samen, samen, samen, samen, samen, 75+ totaal 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% % verhuisd van verhuisgeneigd 0% 10% 20% 30% % verhuisd van nietverhuisgeneigd 3.5 Samengevat Kenmerken van het huishouden, zoals leeftijd en samenstelling, hebben een sterke samenhang met de verhuisgeneigdheid. Maar ook de mate van tevredenheid met de woning en de woonomgeving is van invloed op de verhuisgeneigdheid. Er is een duidelijke samenhang tussen de mate van verhuisgeneigdheid en al dan niet verhuisd zijn. Van degenen die beslist niet wilden verhuizen is maar een klein deel verhuisd, terwijl van de groep die beslist wel wilde verhuizen de helft ook daadwerkelijk verhuisd is. In totaal is 13% van de (potentiële) huishoudens verhuisd 8 in de twee jaar sinds de enquêtedatum van het WoON Van de groep die aangaf te willen verhuizen, is 34% verhuisd. Van de groep die niet verhuisgeneigd was, is toch 6% verhuisd. De groepen die meer verhuisgeneigd zijn (naar kenmerken van het huishouden in combinatie met leeftijd), zijn daadwerkelijk ook vaker verhuisd. Zowel bij de jongere (tot 35 jaar) als bij de oudere huishoudens (vooral 75+) zien we dat de verhuiswens relatief vaak gerealiseerd wordt. Dit zijn ook de groepen waar vaker een niet-aangekondigde verhuizing te zien is. 8 Exclusief de groepen al andere huisvesting gevonden en gedwongen verhuizing en exclusief de respondenten die naar het buitenland zijn verhuisd of zijn overleden 24

25 HOOFDSTUK 4 Huishoudenveranderingen en verhuizen 4.1 Inleiding Verhuizingen hangen vaak samen met veranderingen in de samenstelling van het huishouden. Samenwonen en het krijgen van een kind zijn bekende voorbeelden. Maar ook in de empty-nest fase is het mogelijk dat een huishouden kiest voor een verhuizing. Als de kinderen het huis uit zijn, kan de grootte van de woning als een belemmering worden ervaren. Door achteraf naar de verandering in het huishouden te kijken, kan nieuwe kennis ontstaan over verhuisbewegingen. 4.2 Effect van huishoudensverandering In het WoON wordt gevraagd naar de wens om te verhuizen ( Wilt u binnen twee jaar verhuizen ). Respondenten die voorzien dat ze het huis uit gaan, gaan samenwonen, of denken (misschien) door te stromen naar een andere woning, zullen hier positief op antwoorden. Maar er kunnen in die twee jaar veel veranderingen optreden die niet voorzien waren. Men gaat bijvoorbeeld eerder samenwonen dan men had voorzien. Of door gezinsuitbreiding kiest men toch voor een andere woning. Maar wat ook vaak voor komt, is dat de relatie wordt beëindigd, met een verhuizing tot gevolg. Bij veel verhuizingen is er sprake van een verandering in de samenstelling van het huishouden. Bij verhuisde huishoudens zijn veel vaker veranderingen in het huishouden opgetreden dan bij verhuisgeneigde huishoudens. Veranderingen in het huishouden zijn soms een logisch gevolg van de gewenste verhuizing, zoals bij thuiswonende kinderen die op zichzelf gaan wonen. In andere gevallen is een verhuizing, die gerelateerd is aan een verandering in de samenstelling van het huishouden, niet gewenst. Dat geldt bijvoorbeeld voor jonge gezinnen, waarbij één van de partners is verhuisd. In het WoON wordt door vrijwel geen van de gezinnen aangegeven dat de samenstelling van het huishouden na de verhuizing veranderd zal zijn. Bij de gezinnen tussen 35 en 45 jaar geeft 2% aan na de verhuizing zonder partner te wonen. In de praktijk gaat het om meer dan 20% van de verhuizingen. Ook van de ondervraagde paren geeft men vrijwel nooit aan dat men na de verhuizing alleenstaand is. In de werkelijkheid komt dit vaak voor (bij meer dan 10% van de verhuizingen van paren is men na de verhuizing alleenstaand). We kunnen dan ook vaststellen dat veranderingen in het huishouden een grote invloed hebben op de discrepantie tussen wens en werkelijkheid. Een groot deel van de verhuisde thuiswonende kinderen laat na verhuizing een verandering in de samenstelling van het huishouden zien. Een groot deel van deze verhuizingen heeft betrekking op het zelfstandig gaan wonen. Bij de verhuizingen zonder verandering in de samenstelling is het kind met de ouder(s) meeverhuisd naar het nieuwe adres. 25

26 VERHUISWENS EN VERHUISGEDRAG Ook bij jonge alleenstaanden (tot 25 jaar en jaar) gaat meer dan de helft van de verhuizingen gepaard met een verandering in de samenstelling van het huishouden. Bij alleenstaande 75-plussers is het aandeel veranderingen in de samenstelling van het huishouden laag. Maar als men verhuist, dan veranderd bij meer dan 60% de samenstelling van het huishouden. In dit geval betreft het meestal de overgang van een particulier huishouden naar een institutioneel huishouden. figuur 16 Veranderingen in de huishoudenssamenstelling bij alle huishoudens en bij verhuisde huishoudens tussen enquêtedatum en lid kind kind kind kind 25+ alleen, tot 25 alleen, alleen, alleen, alleen, alleen, 65+ alleen, 75+ gezin, tot 35 gezin, gezin, 45+ eenoudergezin, tot 35 eenoudergezin, eenoudergezin, 45+ samen, tot 35 samen, samen, samen, samen, samen, 75+ overig huishouden totaal 0% 20% 40% 60% 80% 100% bij verhuizing totaal In bovenstaande figuur is te zien dat verhuizingen vaak samengaan met veranderingen in de samenstelling van het huishouden. We hebben al eerder gezien dat lang niet alle verhuizingen te voorspellen zijn vanuit de verhuisgeneigdheid in het WoON. Er blijkt een groot verschil te bestaan voor wat betreft verwachte en onverwachte verhuizingen tussen enerzijds huishoudens die een verandering hebben ondergaan en anderzijds huishoudens die ongewijzigd zijn gebleven. We nemen een specifieke groep onder de loep: jonge stellen zonder kinderen. Bij een stel (zonder kinderen) waar tussen de enquêtedatum en 1 januari 2011 een eerste kind bij is gekomen, is 77% van de verhuizingen gepland. Jonge paren (25 tot 30 jaar) zijn meer verhuisgeneigd dan oudere paren. Naarmate de leeftijd toeneemt, nemen zowel de verhuisgeneigdheid als de daadwerkelijke verhuisbewegingen af. De verhuisgeneigdheid van jonge stellen ligt op 47%. Voor paren in de leeftijd van 35 tot 40 jaar ligt dat aandeel op nog geen 30%. Jonge paren zijn niet alleen meer verhuisgeneigd, ze verhuizen ook meer dan paren in de leeftijd van 35 tot 40 jaar: 22% tegen 10%. Bij de niet-verhuisgeneigde paren is het verschil beperkt. Bij de paren die in de twee jaar na de enquête een gezin zijn geworden (doordat er een kind bij is gekomen), was de verhuisgeneigdheid ten tijde van de enquête lager dan bij paren waar dit niet het geval is. Dit is uit figuur 17 af te leiden. De verhuisgeneigdheid van jonge paren (in de leeftijd van 25 tot 26

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Verhuisplannen en woonvoorkeuren Verhuisplannen en woonvoorkeuren Burgerpeiling Woon- en Leefbaarheidsmonitor Eemsdelta 2015 Bevolkingsdaling ontstaat niet alleen door demografische ontwikkelingen, zoals ontgroening en vergrijzing of

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Woononderzoek Nederland 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Woononderzoek Nederland 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-020 22 maart 2010 9.30 uur Woononderzoek Nederland 2009 Totale woonlasten stijgen in dezelfde mate als netto inkomen Aandeel en omvang aflossingsvrije

Nadere informatie

RESULTATEN WOONONDERZOEK PURMEREND UPDATE MAART 2015

RESULTATEN WOONONDERZOEK PURMEREND UPDATE MAART 2015 Inhoud 1. Woningvoorraad 2 2. Huishoudens 4 3. Huishoudens in woningen 5 4. Verhuizingen 8 5. Verhuiswensen doorstromers 10 6. Verhuiswensen starters 14 7. Woonruimteverdeling 15 Inleiding Er is heel veel

Nadere informatie

Betty Boerman en Inge Huiskers, Regio Gooi en Vechtstreek. Sjoerd Zeelenberg en Elien Smeulders, RIGO Research en Advies

Betty Boerman en Inge Huiskers, Regio Gooi en Vechtstreek. Sjoerd Zeelenberg en Elien Smeulders, RIGO Research en Advies M e m o Aan: Van: Onderwerp: Project: Betty Boerman en Inge Huiskers, Regio Gooi en Vechtstreek Sjoerd Zeelenberg en Elien Smeulders, RIGO Research en Advies Nadere profilering doelgroepen P27770 Datum:

Nadere informatie

Woningbehoefte onderzoek

Woningbehoefte onderzoek Woningbehoefte onderzoek Prognose woningbehoefte Amersfoort tot 2015 Gemeente Amersfoort Sector Dienstverlening, Informatie en Advies (DIA) Afdeling Onderzoek en Statistiek Marc van Acht Uitgave en rapportage:

Nadere informatie

Woningmarktrapport 3e kwartaal 2015. Gemeente Rotterdam

Woningmarktrapport 3e kwartaal 2015. Gemeente Rotterdam Woningmarktrapport 3e kwartaal 215 Gemeente Rotterdam Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 9 Aantal verkocht 8 7 6 5 4 3 2 1 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement 4e kwartaal

Nadere informatie

Woningmarktrapport - 4e kwartaal 2013. Gemeente Dordrecht

Woningmarktrapport - 4e kwartaal 2013. Gemeente Dordrecht Woningmarktrapport - 4e kwartaal 213 Gemeente Dordrecht Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 1 aantal verkocht 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Diemen 2017

Fact sheet Wonen in Diemen 2017 Fact sheet Wonen in Diemen 2017 Diemen in het kort Er wonen 14.000 huishoudens in Diemen. Diemen telt relatief veel alleenwonenden: 41%, vergeleken met 31% in Amstel- Meerlanden en 39% in de Metropoolregio

Nadere informatie

7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek. Auteur Remco Kaashoek

7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek. Auteur Remco Kaashoek 7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek Auteur Remco Kaashoek De dynamiek op de koopwoningmarkt is tussen 2007 en 2011 afgenomen, terwijl die op de markt voor huurwoningen licht is gestegen. Het aantal

Nadere informatie

Verhuiswensen ouderen komen moeilijk uit

Verhuiswensen ouderen komen moeilijk uit Verhuiswensen ouderen komen moeilijk uit mei 2018, Leo Prins en Paul de Vries - Ouderen verhuizen zeer weinig. Van alle senioren in een koopwoning wil 6,6 procent verhuizen, maar dat lukt maar 2,3 procent.

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Almere. Kerncijfers

Fact sheet Wonen in Almere. Kerncijfers Fact sheet Wonen in Kerncijfers SRA- Noord SRA-Zuid Amsterdam* huishoudens (abs. bron: CBS/OIS) 8.79 43.2 4.9.8 Woningvoorraad (abs. bron: CBS/OIS) 78.33 42.93 4.347 47.9 Aantal respondenten enquête..73.77

Nadere informatie

Factsheet Peiling woonvoorkeuren en reacties beleidsplannen uitkomsten WoON-module Wens en Werkelijkheid

Factsheet Peiling woonvoorkeuren en reacties beleidsplannen uitkomsten WoON-module Wens en Werkelijkheid Factsheet Peiling woonvoorkeuren en reacties beleidsplannen uitkomsten WoON-module Wens en Werkelijkheid Inleiding: tijd voor een tussenmeting De basismodule van het WoonOnderzoek Nederland 2009 (WoON2009)

Nadere informatie

Notitie 2012-04 > Verhuringen 2007-2012 > via Woonnet Rijnmond

Notitie 2012-04 > Verhuringen 2007-2012 > via Woonnet Rijnmond Notitie -04 > Verhuringen - > via Woonnet Rijnmond Datum 4 juli 2013 Voor Maaskoepel Door Explica Explica > Beukelsdijk 106a > 3022 DK Rotterdam www.explica.nl > e. info@explica.nl > t. 010 2236820 01

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Haarlemmermeer 2017

Fact sheet Wonen in Haarlemmermeer 2017 Fact sheet Wonen in Haarlemmermeer 2017 Haarlemmermeer in het kort Er wonen ruim 61.000 huishoudens in Haarlemmermeer. Haarlemmermeer telt relatief veel gezinnen met kinderen: 35%, tegenover 32% in Amstelland-Meerlanden

Nadere informatie

Woningmarktrapport - 3e kwartaal 2013. Gemeente Haarlemmermeer

Woningmarktrapport - 3e kwartaal 2013. Gemeente Haarlemmermeer Woningmarktrapport - 3e kwartaal 213 Gemeente Haarlemmermeer Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 12 aantal verkocht 1 8 6 4 2 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement 4e

Nadere informatie

WOONTEVREDENHEID 2011

WOONTEVREDENHEID 2011 WOONTEVREDENHEID 2011 Colofon Dit is een onderzoeksrapportage gemaakt door: Team Onderzoek en Statistiek Te downloaden op www.lelystad.nl/onderzoek onder de kop publicaties, burger- en panelpeilingen Gemeente

Nadere informatie

WoON 2015 Zuid-Holland. Berry Blijie

WoON 2015 Zuid-Holland. Berry Blijie WoON 2015 Zuid-Holland Berry Blijie 15233-WON Inhoud 1. Inleiding 2. Contouren van de woningmarkt 3. De woningvoorraad 4. Huishoudens in woningen 5. Inkomens en woonuitgaven 6. Verhuizingen en verhuisplannen

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Blaricum 2017

Fact sheet Wonen in Blaricum 2017 Fact sheet Wonen in 7 in het kort In wonen 4. huishoudens. is alleenwonend, stel zonder kinderen en stel met kinderen. Vergeleken met de MRA (6) en de regio () heeft relatief veel stellen zonder kinderen.

Nadere informatie

Woningmarktanalyse Gooise Meren

Woningmarktanalyse Gooise Meren Woningmarktanalyse Gooise Meren Op basis van WOZ en BAG gegevens Versie Kerngegevens Woningmarktanalyse Gooise Meren De in dit rapport gepresenteerde analyses zijn gemaakt met behulp van gemeentelijke

Nadere informatie

Verhuis- en woonwensen van starters

Verhuis- en woonwensen van starters Verhuis- en woonwensen van starters Gemeente Amersfoort Sector Concernmiddelen Onderzoek en Statistiek Marc van Acht Uitgave en rapportage in opdracht van afdeling Economie en Wonen Onderzoek en Statistiek,

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel 2017

Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel 2017 Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel 2017 Ouder-Amstel in het kort Er wonen 5.900 huishoudens in Ouder- Amstel. De grootste groep is alleenwonend, al ligt hun aandeel (32%) lager dan gemiddeld in de Metropoolregio

Nadere informatie

Omvang doelgroep en omvang kernvoorraad in 2008

Omvang doelgroep en omvang kernvoorraad in 2008 Omvang doelgroep en omvang kernvoorraad in 2008 Van: college van BenW Aan: commissie RF 1. Inleiding In de op 8 juli 2004 gesloten prestatieafspraken tussen de gemeente Helmond en de Helmondse corporaties

Nadere informatie

Woningmarktrapport 4e kwartaal 2015. Gemeente Amsterdam

Woningmarktrapport 4e kwartaal 2015. Gemeente Amsterdam Woningmarktrapport 4e kwartaal 215 Gemeente Amsterdam Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 3 Aantal verkocht 25 2 15 1 5 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement 1e kwartaal

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Uithoorn 2017

Fact sheet Wonen in Uithoorn 2017 Fact sheet Wonen in Uithoorn 2017 Uithoorn in het kort Er wonen 13.000 huishoudens in Uithoorn. Stellen met kinderen vormen de grootste groep, en hun aandeel ligt met 32% hoger dan gemiddeld in de Metropoolregio

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Weesp 2017

Fact sheet Wonen in Weesp 2017 Fact sheet Wonen in 01 in het kort Er wonen ruim 8.00 huishoudens in. De huishoudenssamenstelling wijkt nauwelijks af van die van Gooi en Vechtstreek. In is het aandeel alleenwonenden net wat hoger dan

Nadere informatie

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan Carel Harmsen en Liesbeth Steenhof In dit artikel wordt de levensloop gevolgd van jongeren die in 1995 het ouderlijk huis hebben verlaten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschillen tussen herkomstgroeperingen.

Nadere informatie

Onderzoek kleine kernen

Onderzoek kleine kernen Gemeente Kampen Onderzoek kleine kernen 1 maart 2012 Projectnr. 166.106/G Boulevard Heuvelink 104 6828 KT Arnhem Postbus 1174 6801 BD Arnhem Telefoon (026) 3512532 Telefax (026) 4458702 E-mail Internet

Nadere informatie

JONGERENPEILING WONEN IN EDE

JONGERENPEILING WONEN IN EDE JONGERENPEILING WONEN IN EDE ACHTERGROND EN OPZET Eind 2015 is de Woonvisie Ede 2030 vastgesteld. Sindsdien heeft de gemeente Ede gewerkt aan de vertaling van de Woonvisie naar het woningbouwprogramma

Nadere informatie

25 juni 2015 Dorpsraad Waarland Bouwend Waarland Waarland Bouwt Zelf

25 juni 2015 Dorpsraad Waarland Bouwend Waarland Waarland Bouwt Zelf Onderzoek woningbehoefte Waarland 2015 25 juni 2015 Dorpsraad Waarland Bouwend Waarland Waarland Bouwt Zelf 1 Inleiding 1.1 Inleiding De gemeente Schagen wil haar toekomstig woningbouwprogramma inrichten

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Amstelveen. Kerncijfers

Fact sheet Wonen in Amstelveen. Kerncijfers Fact sheet Wonen in Amstelveen Kerncijfers Amstelveen SRA- Noord SRA-Zuid Amsterdam* totaal huishoudens (abs. bron: CBS/OIS) 42.33 43.2 4. 3.8 Woningvoorraad (abs. bron: CBS/OIS) 42.73 42.3 4.347 4. Aantal

Nadere informatie

Woningmarktrapport 3e kwartaal Gemeente Alphen aan den Rijn

Woningmarktrapport 3e kwartaal Gemeente Alphen aan den Rijn Woningmarktrapport 3e kwartaal 217 Gemeente Alphen aan den Rijn Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 12 Aantal verkocht 1 8 6 4 2 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement

Nadere informatie

Woningmarktonderzoek kleine kernen Gemeente Oirschot

Woningmarktonderzoek kleine kernen Gemeente Oirschot Woningmarktonderzoek kleine kernen Gemeente Oirschot Bureau Bestuursinformatie & Onderzoek Gemeente Eindhoven Afdeling Onderzoek en Statistiek Gemeente Helmond Juli 2006 Inhoud: Oirschot... 1 Inwoners

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Amsterdam 2017

Fact sheet Wonen in Amsterdam 2017 Fact sheet Wonen in Amsterdam 2017 Amsterdam in het kort Er wonen 462.000 huishoudens in Amsterdam. Amsterdam telt relatief veel alleenwonenden, 49% van de huishoudens woont alleen. Gemiddeld ligt dit

Nadere informatie

WoON in Vogelvlucht Uitkomsten van het WoON 2015: Woningvoorraad en bewoners

WoON in Vogelvlucht Uitkomsten van het WoON 2015: Woningvoorraad en bewoners 15233-WON WoON in Vogelvlucht Uitkomsten van het WoON 2015: Woningvoorraad en bewoners Berry Blijie (ABF) Judith Hurks (BZK) 15233-WON Inhoud 1. Inleiding 2. Contouren van de woningmarkt 3. De woningvoorraad

Nadere informatie

Samen naar de gewenste woningvoorraad in Odiliapeel

Samen naar de gewenste woningvoorraad in Odiliapeel Samen naar de gewenste woningvoorraad in Odiliapeel Eindverslag April 2015 1. Inleiding In april 2014 hebben gemeente Uden, gemeente Veghel en wooncorporatie Area een woonwensenonderzoek uitgevoerd. Om

Nadere informatie

Woningmarktrapport - 4e kwartaal 2012. Gemeente Amsterdam

Woningmarktrapport - 4e kwartaal 2012. Gemeente Amsterdam Woningmarktrapport - 4e kwartaal 212 Gemeente Amsterdam Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 18 aantal verkocht 16 14 12 1 8 6 4 2 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement

Nadere informatie

Lokale Monitor Wonen Gemeente Lelystad ( )

Lokale Monitor Wonen Gemeente Lelystad ( ) Lokale Monitor Wonen Gemeente Lelystad (15-2-2017) INLEIDING De betaalbaarheid van woningen en de verdeling van de woningvoorraad staan hoog op de lokale agenda voor bestuurders van gemeenten, woningcorporaties

Nadere informatie

Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning Deurne Metropoolregio Eindhoven Nederland

Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning Deurne Metropoolregio Eindhoven Nederland In dit gemeentelijke rapport worden gegevens gepresenteerd op gemeentelijk- en wijk niveau. Daarbij wordt ingegaan op de samenstelling van de woningvoorraad en de samenstelling van de bevolking. Vervolgens

Nadere informatie

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen Onderzoek Houten Jongeren en Wonen Juni 2007 www.adv-mr.com Utrechtseweg 101, 3702 AB Zeist Inhoud Inleiding Vanuit woonstichting Viveste en de gemeente Houten is een behoefte aan onderzoek naar de woonwensen

Nadere informatie

Woningmarktrapport - 4e kwartaal Gemeente s-hertogenbosch

Woningmarktrapport - 4e kwartaal Gemeente s-hertogenbosch Woningmarktrapport - 4e kwartaal 214 Gemeente s-hertogenbosch Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 2 Aantal verkocht 18 16 14 12 1 8 6 4 2 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Amstelveen 2017

Fact sheet Wonen in Amstelveen 2017 Fact sheet Wonen in Amstelveen 2017 Amstelveen in het kort Er wonen 4.000 huishoudens in Amstelveen. De grootste groep is alleenwonend, al ligt hun aandeel (%) lager dan gemiddeld in de Metropoolregio

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Zaanstad (2015) Kerncijfers

Fact sheet Wonen in Zaanstad (2015) Kerncijfers Fact sheet Wonen in (5) Kerncijfers SRA- Noord SRA-Zuid Amsterdam* huishoudens (abs. bron: CBS/OIS)) 67.56.62 6.59 9.8 Woningvoorraad (abs. bron: CBS/OIS) 66.59 2.9 6.7 7.9 Aantal respondenten enquête.58

Nadere informatie

De woningmarkt in Goirle 2010-2015; jongeren die terug willen keren. Woonbehoefte van jongeren die terug willen verhuizen naar de gemeente Goirle

De woningmarkt in Goirle 2010-2015; jongeren die terug willen keren. Woonbehoefte van jongeren die terug willen verhuizen naar de gemeente Goirle De woningmarkt in Goirle 2010-2015; jongeren die terug willen keren Woonbehoefte van jongeren die terug willen verhuizen naar de gemeente Goirle De woningmarkt in Goirle 2010-2015; jongeren die terug willen

Nadere informatie

30,3 27,5. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning. Vught Noordoost Brabant Nederland

30,3 27,5. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning. Vught Noordoost Brabant Nederland In dit gemeentelijke rapport worden gegevens gepresenteerd op gemeentelijk- en wijk niveau. Daarbij wordt ingegaan op de samenstelling van de woningvoorraad en de samenstelling van de bevolking. Vervolgens

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel. Kerncijfers

Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel. Kerncijfers Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel Kerncijfers Ouder- Amstel SRA-Zuid SRA- Noord Amsterdam* totaal huishoudens (abs. bron: CBS/OIS).87 16.19 1.6 9.1 Woningvoorraad (abs. bron: CBS/OIS).781 16.7 1.9 17.9

Nadere informatie

Woningmarktrapport - 1e kwartaal 2012. Gemeente Wijdemeren

Woningmarktrapport - 1e kwartaal 2012. Gemeente Wijdemeren Woningmarktrapport - 1e kwartaal 212 Gemeente Wijdemeren Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 25 aantal verkocht 2 15 1 5 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement 2e kwartaal

Nadere informatie

** Meer rapporten en actuele overheidsinformatie over gemeente Eindhoven, vindt u op WSJG.nl: Cijfers Gemeente Eindhoven

** Meer rapporten en actuele overheidsinformatie over gemeente Eindhoven, vindt u op WSJG.nl: Cijfers Gemeente Eindhoven In dit gemeentelijke rapport worden gegevens gepresenteerd op gemeentelijk- en wijk niveau. Daarbij wordt ingegaan op de samenstelling van de woningvoorraad en de samenstelling van de bevolking. Vervolgens

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Zaanstad 2017

Fact sheet Wonen in Zaanstad 2017 Fact sheet Wonen in 07 in het kort telt 69.000 huishoudens in 07. Er wonen veel gezinnen (9 stellen met kinderen, eenoudergezinnen), net als gemiddeld in Zaanstreek/Waterland. De leeftijdssamenstelling

Nadere informatie

31,4 30,3. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning. Nijmegen Arnhem/Nijmegen Nederland

31,4 30,3. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning. Nijmegen Arnhem/Nijmegen Nederland In dit gemeentelijke rapport worden gegevens gepresenteerd op gemeentelijk- en wijk niveau. Daarbij wordt ingegaan op de samenstelling van de woningvoorraad en de samenstelling van de bevolking. Vervolgens

Nadere informatie

Woningmarktrapport 3e kwartaal Gemeente 's-gravenhage

Woningmarktrapport 3e kwartaal Gemeente 's-gravenhage Woningmarktrapport 3e kwartaal 216 Gemeente 's-gravenhage Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 12 Aantal verkocht 1 8 6 4 2 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement 4e kwartaal

Nadere informatie

30,3 29,2. Koopwoningen Corporatiewoningen Particuliere huurwoningen Heeze-Leende Metropoolregio Eindhoven Nederland

30,3 29,2. Koopwoningen Corporatiewoningen Particuliere huurwoningen Heeze-Leende Metropoolregio Eindhoven Nederland In dit gemeentelijke rapport worden gegevens gepresenteerd op gemeentelijk en wijk niveau. Daarbij wordt ingegaan op de samenstelling van de woningvoorraad en de samenstelling van de bevolking. Vervolgens

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Velsen 2017

Fact sheet Wonen in Velsen 2017 Fact sheet Wonen in Velsen 2017 Velsen in het kort Er wonen 30.400 huishoudens in Velsen. Velsen telt relatief weinig alleenwonenden, 31% van de huishoudens woont alleen. Gemiddeld ligt dit op 33% in IJmond,

Nadere informatie

Artikelen. Empty nest-moeders. Ingeborg Deerenberg en Anouschka van der Meulen

Artikelen. Empty nest-moeders. Ingeborg Deerenberg en Anouschka van der Meulen Artikelen Empty nest-moeders Ingeborg Deerenberg en Anouschka van der Meulen Jaarlijks komen ongeveer 8 duizend vrouwen in de fase van het empty nest : hun laatste of enig kind verlaat het ouderlijk huis.

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Hilversum 2017

Fact sheet Wonen in Hilversum 2017 Fact sheet Wonen in 07 in het kort In wonen.000 huishoudens. De meesten (7) zijn alleenwonend. Gemiddeld is het aandeel alleenwonenden in Gooi en Vechtstreek en 9 in de Metropoolregio Amsterdam (). De

Nadere informatie

Woningmarktrapport - 1e kwartaal Gemeente Beverwijk

Woningmarktrapport - 1e kwartaal Gemeente Beverwijk Woningmarktrapport - 1e kwartaal 215 Gemeente Beverwijk Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 45 Aantal verkocht 4 35 3 25 2 15 1 5 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement

Nadere informatie

FACTSHEET OUDEREN EN WONEN PURMEREND APRIL 2015

FACTSHEET OUDEREN EN WONEN PURMEREND APRIL 2015 FACTSHEET OUDEREN EN WONEN PURMEREND APRIL 2015 Kaartje concentraties 75+ 1 team Beleidsonderzoek en Informatiemanagement Inleiding Op 23 maart 2015 startte het Woondebat met een open bijeenkomst. Doel

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Lelystad 2017

Fact sheet Wonen in Lelystad 2017 Fact sheet Wonen in Lelystad 2017 Lelystad in het kort Er wonen 33.400 huishoudens in Lelystad. Lelystad telt relatief veel stellen zonder kinderen (29%). Gemiddeld ligt dit op 26% in zowel Almere/Lelystad

Nadere informatie

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving Waardering van leefbaarheid en woonomgeving Burgerpeiling Woon- en Leefbaarheidsmonitor Eemsdelta 2015 In de Eemsdelta zijn verschillende ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de leefbaarheid.

Nadere informatie

1. VOORRAAD. Samenstelling woningvoorraad in %

1. VOORRAAD. Samenstelling woningvoorraad in % In dit gemeentelijke rapport worden gegevens gepresenteerd op gemeentelijk- en wijk niveau. Daarbij wordt ingegaan op de samenstelling van de woningvoorraad en de samenstelling van de bevolking. Vervolgens

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Heemskerk 2017

Fact sheet Wonen in Heemskerk 2017 Fact sheet Wonen in Heemskerk 2017 Heemskerk in het kort Er wonen 17.300 huishoudens in Heemskerk. Heemskerk telt relatief veel stellen zonder kinderen, 31% van de huishoudens is een stel zonder kinderen.

Nadere informatie

30,3 29,2 17,1 10,9. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning Son en Breugel Metropoolregio Eindhoven Nederland

30,3 29,2 17,1 10,9. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning Son en Breugel Metropoolregio Eindhoven Nederland In dit gemeentelijke rapport worden gegevens gepresenteerd op gemeentelijk en wijk niveau. Daarbij wordt ingegaan op de samenstelling van de woningvoorraad en de samenstelling van de bevolking. Vervolgens

Nadere informatie

Leegstand woningen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Leegstand woningen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving ( Indicator 18 oktober 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Op 1 januari 2012 stonden 350

Nadere informatie

16,5. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning Nuenen, Gerwen en Nederwetten Metropoolregio Eindhoven Nederland

16,5. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning Nuenen, Gerwen en Nederwetten Metropoolregio Eindhoven Nederland In dit gemeentelijke rapport worden gegevens gepresenteerd op gemeentelijk- en wijk niveau. Daarbij wordt ingegaan op de samenstelling van de woningvoorraad en de samenstelling van de bevolking. Vervolgens

Nadere informatie

WOONWENSENONDERZOEK PARKSTAD LIMBURG 2008-2009

WOONWENSENONDERZOEK PARKSTAD LIMBURG 2008-2009 WOONWENSENONDERZOEK PARKSTAD LIMBURG 2008-2009 RAPPORTAGE WOONWENSENONDERZOEK PARKSTAD LIMBURG 2008 2009 Uitgevoerd in opdracht van Parkstad Limburg Door: Datum: Ikwileenanderewoning.nl, 13 09 2009 Woonplein

Nadere informatie

Dieteren - gemeente Echt-Susteren

Dieteren - gemeente Echt-Susteren - gemeente Echt-Susteren Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Beverwijk 2017

Fact sheet Wonen in Beverwijk 2017 Fact sheet Wonen in Beverwijk 2017 Beverwijk in het kort Er wonen 18.800 huishoudens in Beverwijk. Beverwijk telt vergeleken met de Metropoolregio Amsterdam (MRA) iets meer gezinnen met kinderen. Het aandeel

Nadere informatie

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354 In het gebied groeit meer dan de helft van de kinderen op in een minimasituatie. Daarnaast groeit in De Wierden bijna de helft op in een eenoudergezin. De combinatie van relatief lage doorstroming en relatief

Nadere informatie

Koningsbosch - gemeente Echt-Susteren

Koningsbosch - gemeente Echt-Susteren - gemeente Echt-Susteren Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale

Nadere informatie

Verhuis- en slaagkansen

Verhuis- en slaagkansen Verhuis- en slaagkansen Verhuis- en slaagkansen Analyses op basis van de WoON Verhuismodules 2009-2015 Uitgevoerd in opdracht van Ministerie van BZK / DGWB Michael Stuart-Fox, Kenneth Gopal en Denise

Nadere informatie

Ospel - gemeente Nederweert

Ospel - gemeente Nederweert - gemeente Nederweert Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale doelgroep

Nadere informatie

Sint Joost - gemeente Echt-Susteren

Sint Joost - gemeente Echt-Susteren - gemeente Echt-Susteren Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Beemster 2017

Fact sheet Wonen in Beemster 2017 Fact sheet Wonen in Beemster 07 Beemster in het kort Er wonen.800 huishoudens in Beemster. In Beemster wonen iets meer gezinnen met kinderen dan gemiddeld, namelijk van de huishoudens is een stel met kinderen.

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Gooise Meren 2017

Fact sheet Wonen in Gooise Meren 2017 Fact sheet Wonen in Gooise Meren 0 Gooise Meren in het kort In Gooise Meren wonen 6.000 huishoudens. De meeste () zijn alleenwonend, in Gooi en Vechtstreek is dat, in de is dat. De grootste groep is tussen

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Huizen 2017

Fact sheet Wonen in Huizen 2017 Fact sheet Wonen in 7 in het kort In wonen 8. huishoudens. is alleenwonend, stel zonder kinderen en stel met kinderen. Vergeleken met de MRA () en de regio () heeft relatief veel stellen zonder kinderen.

Nadere informatie

Regio Midden-Limburg. Woningvoorraad. Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep

Regio Midden-Limburg. Woningvoorraad. Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale doelgroep Woonwensen: Jongeren

Nadere informatie

Tussen wens en werkelijkheid

Tussen wens en werkelijkheid Tussen wens en werkelijkheid Analyse naar de verhuisgeneigdheid en het daadwerkelijke verhuisgedrag Datum November 2011 Status Definitief Colofon Uitgegeven door Ministerie van BZK Informatie Kathrin Becker

Nadere informatie

30,3 29,2 15 9,7. Koopwoningen Corporatiewoningen Particuliere huurwoningen Heeze-Leende Metropoolregio Eindhoven Nederland

30,3 29,2 15 9,7. Koopwoningen Corporatiewoningen Particuliere huurwoningen Heeze-Leende Metropoolregio Eindhoven Nederland 1. VOORRAAD Dit onderdeel gaat in op de samenstelling van de woningvoorraad. Wat betreft het aanbod of de voorraad zijn er drie soorten eigendom: koop, particuliere huur en corporatiewoningen. Die laatste

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Purmerend 2017

Fact sheet Wonen in Purmerend 2017 Fact sheet Wonen in Purmerend 0 Purmerend in het kort Purmerend telt.000 huishoudens in 0. Er wonen veel gezinnen ( stellen met kinderen, eenoudergezinnen), net als gemiddeld in Zaanstreek/Waterland. Ook

Nadere informatie

Susteren-Heide - gemeente Echt-Susteren

Susteren-Heide - gemeente Echt-Susteren - gemeente Echt-Susteren Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale

Nadere informatie

Peij-Slek - gemeente Echt-Susteren

Peij-Slek - gemeente Echt-Susteren - gemeente Echt-Susteren Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Wijdemeren 2017

Fact sheet Wonen in Wijdemeren 2017 Fact sheet Wonen in 21 in het kort In wonen ruim 1. huishoudens. Er wonen relatief veel stellen zonder kinderen (). In Gooi en Vechtstreek is gemiddeld 2 van de huishoudens een stel zonder kinderen en

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Toetsingskader woningbouwplannen Delft

Toetsingskader woningbouwplannen Delft Toetsingskader woningbouwplannen Delft Nuanceringen op de notitie september 2013 Harry Boumeester / TU Delft Technische Universiteit Delft / Faculteit Bouwkunde / Challenge the future Inhoud van de presentatie

Nadere informatie

Rapportage WoON Analyse van Utrechtse woningmarkt o.b.v. Woononderzoek Nederland Utrecht.nl/onderzoek

Rapportage WoON Analyse van Utrechtse woningmarkt o.b.v. Woononderzoek Nederland Utrecht.nl/onderzoek Rapportage WoON 2015 Analyse van Utrechtse woningmarkt o.b.v. Woononderzoek Nederland 2015 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030-286

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Waterland 2017

Fact sheet Wonen in Waterland 2017 Fact sheet Wonen in 0 in het kort telt ruim 000 huishoudens in 0. Er wonen veel stellen met kinderen (3 versus gemiddeld in de ) en stellen zonder kinderen (3 versus gemiddeld). Dit is ook meer dan gemiddeld

Nadere informatie

De mening van de inwoners gepeild. Woontevredenheid 2013

De mening van de inwoners gepeild. Woontevredenheid 2013 LelyStadsGeLUIDEN De mening van de inwoners gepeild Woontevredenheid 2013 Colofon Dit is een rapportage opgesteld door: Cluster Onderzoek en Statistiek Te downloaden op www.lelystad.nl/onderzoek onder

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Almere 2017

Fact sheet Wonen in Almere 2017 Fact sheet Wonen in Almere 2017 Almere in het kort Er wonen 84.000 huishoudens in Almere. Almere telt relatief veel gezinnen met kinderen, 33% van de huishoudens is een stel met kinderen. Gemiddeld ligt

Nadere informatie

Lichte toename jaar en kinderen 0-14

Lichte toename jaar en kinderen 0-14 Tabel 1 Bevolking naar leeftijd 1.1.2013 leeftijd Sliedrecht 2010 Sliedrecht 2013 % 0-14 4424 4526 18,6 15-24 2937 2951 12,1 25-44 6369 6330 26,0 45-64 6174 6137 25,2 65-74 2162 2368 9,7 75 jaar e.o. 1987

Nadere informatie

Wonen in Amsterdam 2013 Stadsdeelprofielen

Wonen in Amsterdam 2013 Stadsdeelprofielen Stadsdeelprofielen Gemeente Amsterdam Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties Colofon Uitgave Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Amsterdam Datum Juni 2014 Auteurs Kees Dignum en Hester Booi Grafische

Nadere informatie

Conclusies woningbehoefteonderzoek Reduzum

Conclusies woningbehoefteonderzoek Reduzum Conclusies woningbehoefteonderzoek Reduzum De enquête geeft een goed beeld van de woonwensen van de bevolking, vanwege de grote respons en de goede verdeling over de verschillende leeftijden en type bewoners.

Nadere informatie

Woningbehoefte vanuit De Noord, Veenhuizen en het buitengebied 2015

Woningbehoefte vanuit De Noord, Veenhuizen en het buitengebied 2015 Woningbehoefte vanuit De Noord, Veenhuizen en het buitengebied 2015 Inleiding In het kader van KODN 2.0 is een enquête gehouden om te onderzoeken wat de behoefte is aan (extra) woonruimte in De Noord.

Nadere informatie

CIJFEROPBRENGST WOONDEBAT NOVEMBER team Beleidsonderzoek en Informatiemanagement

CIJFEROPBRENGST WOONDEBAT NOVEMBER team Beleidsonderzoek en Informatiemanagement CIJFEROPBRENGST WOONDEBAT NOVEMBER 2015 team Beleidsonderzoek en Informatiemanagement Cijferopbrengst woondebat 1 Inhoudsopgave 1. Samenvatting 2 2. Inleiding 5 3. Ontwikkeling bevolking en woningvoorraad

Nadere informatie

Verhuizingen naar inkomen in helmond. Het CBS heeft meer specifieke informatie beschikbaar. gesteld over het aantal verhuizingen van, naar en binnen

Verhuizingen naar inkomen in helmond. Het CBS heeft meer specifieke informatie beschikbaar. gesteld over het aantal verhuizingen van, naar en binnen FACTsheet Verhuizgen komen helmond Informatie van Onderzoek en Statistiek FACT sheet Het CBS heeft meer specifieke formatie beschikbaar gesteld over het aantal verhuizgen van, en bnen Verhuizgen komen,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 32 847 Integrale visie op de Nr. 409 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Omnibusenquête 2015. deelrapport. Studentenhuisvesting

Omnibusenquête 2015. deelrapport. Studentenhuisvesting Omnibusenquête 2015 deelrapport Studentenhuisvesting Omnibusenquête 2015 deelrapport Studentenhuisvesting OMNIBUSENQUÊTE 2015 deelrapport STUDENTENHUISVESTING Zoetermeer, 9 december 2015 Gemeente Zoetermeer

Nadere informatie

Woonbehoefte in Gemert-Bakel

Woonbehoefte in Gemert-Bakel Woonbehoefte in -Bakel Gemeentelijke rapportage woonbehoeftenonderzoek Zuidoost-Brabant 2014 In het najaar 2014 is in Zuidoost-Brabant een regionaal woonbehoeftenonderzoek uitgevoerd. resultaten van dat

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek MONITOR GEDETINEERDEN MET BIJSTAND, JANUARI - DECEMBER 2001. H.M. Ammerlaan. Divisie SRS Sector SAV

Centraal Bureau voor de Statistiek MONITOR GEDETINEERDEN MET BIJSTAND, JANUARI - DECEMBER 2001. H.M. Ammerlaan. Divisie SRS Sector SAV Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie SRS Sector SAV MONITOR GEDETINEERDEN MET BIJSTAND, JANUARI - DECEMBER 2001 H.M. Ammerlaan Samenvatting: Sommige gedetineerden kunnen het laatste deel van hun

Nadere informatie

Ouderen op de woningmarkt: feiten en cijfers

Ouderen op de woningmarkt: feiten en cijfers Ouderen op de woningmarkt: feiten en cijfers Prof. mr. Friso de Zeeuw, praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling TU Delft en directeur Nieuwe Markten Bouwfonds Ontwikkeling, met medewerking van Rink Drost,

Nadere informatie

Marktonderzoek bouwgrond woningbouw 2014-2018 in Dalfsen

Marktonderzoek bouwgrond woningbouw 2014-2018 in Dalfsen Marktonderzoek bouwgrond woningbouw 2014-2018 in Dalfsen De behoefte aan bouwgrond voor woningen in Dalfsen 2014-2018 BMC Maart 2014 ing. W. Vos A. van den Heuvel Projectnummer: 098048 Correspondentienummer:

Nadere informatie

Hoofdstuk 7. Financiële situatie

Hoofdstuk 7. Financiële situatie Stadsenquête Leiden Hoofdstuk 7. Financiële situatie Samenvatting Bijna driekwart van de Leidenaren geeft aan gemakkelijk rond te komen met het huishoudinkomen, twee op de tien komt net rond en bijna een

Nadere informatie