GROEIEN EN B(L)OEIEN VAN JONGE TALENTEN

Transcriptie

1 Talenten in bloei

2 GROEIEN EN B(L)OEIEN VAN JONGE TALENTEN

3 Inhoudsopgave Talenten in bloei Persoonsgegevens Stappen Stap 1 Talenten kiezen Stap 2 Kennis maken Stap 3 Afspraken maken Stap 4 Aan de slag Stap 5 Eindgesprek Bijlage: bewijstukken

4 Talenten in bloei WAT IS HET? Een talent is iets waar je goed in bent, wat je makkelijk kunt ontwikkelen en waar je steeds beter in wordt. Een talent hoeft niet altijd een sport te zijn, maar denk ook aan je bijbaan, opleiding of klusjes die je voor iemand doet. Een overzicht van je talenten verzamelen we in dit talentenportfolio. Hierin staan je talenten op een rijtje met bij elk talent een bewijsstuk dat je het daadwerkelijk kan. Het portfolio kun je gebruiken bij een sollicitatie gesprek voor een (bij)baan, stage of bij een intakegesprek bij een volgende school. Het laat zien wat je kan en dat je bewust bezig bent met je toekomst, wie je bent en wat je wilt leren. WAAROM? Als jonge vrijwilliger wil je natuurlijk op een leuke plek werkzaam zijn. Het vinden van een leuke plek is niet altijd makkelijk, want wat vindt je nu leuk en wat is jouw talent? Door dit talentenportfolio krijg je een duidelijk beeld van je talenten en wat bij je past en wat je leuk vindt. Samen met een begeleider bij de organisatie kun je dan de juiste plek voor jou vinden. Ook voor een vrijwilligersorganisatie is het fijn om zo vrijwilligers te krijgen die op de juiste plek zitten en het leuk hebben. 1

5 VOOR WIE? Dit talentenportfolio is voor iedereen tussen de 14 en 21 jaar die graag vrijwilligerswerk wil doen of al doet. Je kunt het talentenportfolio inzetten bij al je vrijwilligerswerk. HOE WERKT HET? Het portfolio is opgedeeld in 5 stappen: 1) Talenten kiezen: je kiest talenten uit waar je aan wil werken 2) Kennismaken met de organisatie 3) Begingesprek: afspraken maken met de begeleider 4) Aan de slag met je talenten en bewijsstukken verzamelen 5) Eindgesprek: met je begeleider het resultaat bekijken Heb je de verslaglegging van je talenten helemaal afgerond, dan kun je ervoor kiezen om nog meer talenten uit te gaan werken. Je kunt kijken of je dat bij je huidige vrijwilligerswerk kunt doen of dat je op zoek gaat naar een nieuwe vrijwilligersbaan. Hoe meer talenten je uiteindelijk hebt, en des te meer je in de toekomst kunt laten zien wat je allemaal kan! 2

6 Persoonsgegevens Naam: Woonplaats: Geboortedatum: Huidige vrijwilligersorganisatie: foto Periode dat je aan je portfolio werkt: van tot 3

7 Organisatie: Soort organisatie/afdeling: Naam begeleider: Klas: Bijbaantjes(s): Werkzaamheden bijbaantje(s): Sport: Hobby s: plaats hier een foto/afbeelding van je sport of hobby plaats hier een foto van je sport of hobby 4

8 Stappen Er zijn verschillende stappen die je gaat doorlopen. Na deze verschillende stappen heb je een ingevuld portfolio. Hoe meer talenten je bezit, hoe groter je portfolio. 5 1 Talent kiezen 2 Kennis maken 3 Afspraken maken 4 Aan de slag 5 Eindgesprek

9 STAP STAP 1: TALENTEN KIEZEN WAT GA JE DOEN? In dit talentenportfolio staan 7 grote talenten beschreven die belangrijk zijn voor je toekomst. Deze grote talenten bestaan uit kleine talenten waarvoor je los bewijsstukken kunt gaan verzamelen. Vul eerst voor alle talenten in of je dat talent bezit of dat je dit moeilijk vindt. Kies daarna minimaal 8 kleine talenten uit waarvoor je bewijsstukken wilt gaan verzamelen. Dit kunnen talenten zijn die je al bezit, maar waar je beter in wilt worden. Of het is een talent wat je moeilijk vindt, maar wat je wel wilt leren. Dat mogen allemaal talenten zijn die bij 1 groot talent passen, maar ook van verschillende grote talenten. Let op: Jij kiest de talenten, niet de organisatie waar je vrijwilligerswerk doet of gaat doen. STAP 2: KENNISMAKEN Bespreek tijdens je kennismaking met de begeleider van de organisatie waar je vrijwilligerswerk wilt gaan doen of je kunt werken aan je talenten. Als dat kan ga je eerst kennis maken met de organisatie, de mensen die er werken en de taken die er zijn. Kijk goed rond en stel gerust vragen. Kijk meteen goed waar je aan je talenten kunt werken, zodat je zelf al ideeën daarover hebt. STAP 3: AFSPRAKEN MAKEN STAP 4: AAN DE SLAG MET JE TALENTEN STAP 5: EINDGESPREK Na je kennismaking en als je weet waaraan je wilt gaan werken ga je afspraken maken met je begeleider van het vrijwilligerswerk. Samen kijk je hoe en waar je het beste deze talenten kunt oefenen en welke bewijsstukken hierbij zouden kunnen passen. Je spreekt ook af wanneer je de bewijsstukken verzameld hebt. Het is goed om nu al een afspraak te maken voor een afrondend gesprek. Als je begeleider en jij het eens zijn over de manier waarop je aan je talentenportfolio gaat werken, ga je aan de slag! Mocht blijken dat je meer tijd nodig hebt om te werken aan je talenten dan van te voren afgesproken met je begeleider, zorg dan dat je dit op tijd bespreekt met je begeleider. Als je met je talenten aan de slag bent geweest, ga je samen met je begeleider kijken naar de bewijsstukken die je verzameld hebt voor de talenten die je hebt gekozen. De begeleider beoordeeld dan of de bewijsstukken laten zien of je een talent bezit. Zijn je begeleider en jij het er over eens dat je de talenten goed kunt bewijzen, dan onderteken je samen het formulier voor het eindgesprek. 6

10 Stap 1 Talent kiezen Hieronder staan de 7 grote talenten beschreven, met onder elk groot talent een aantal kleine talenten. Vul eerst voor alle talenten in of je dat talent bezig of dat je dit moeilijk vindt. Dat doe je door kruisjes te zetten in de juiste kolom. 1. COMMUNICEREN Informatie delen en zorgen dat iedereen elkaar begrijpt TALENT VRAGEN STELLEN: Durft vragen te stellen aan de ander KAN IK GOED KAN IK NIET ZO GOED WIL IK VERDER ONTWIKKELEN 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting LUISTEREN: Kan goed luisteren naar anderen, zonder er doorheen te praten. VERWOORDEN: Kan de andere duidelijk maken wat hij/ zij bedoelt. Kan iets uit leggen of vertellen. PRESENTEREN: Gemakkelijk voor een groep mensen durven praten. OVERTUIGEN: Op een goede manier je eigen mening overbrengen en overbrengen waarom je denkt dat iets kan of moet. ONDERHANDELEN: Samen met iemand die iets anders wil iets afspreken wat voor allebei aanvaardbaar is. 7 SCHRIJVEN: Een verhaal of verslag op papier of op de computer maken wat begrijpelijk is voor anderen.

11 2. SAMENWERKEN Makkelijk met andere mensen met een opdracht bezig zijn. TALENT MEEDOEN: Actief meedoen aan groepsactiviteiten en overleggen. KAN IK GOED KAN IK NIET ZO GOED WIL IK VERDER ONTWIKKELEN 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting HELPEN: Graag iets doen waar andere mensen beter van worden. UITLEGGEN: Dingen zo vertellen dat anderen het gemakkelijk begrijpen. MOTIVEREN: Iemand of de groep enthousiast maken om iets te gaan doen. AANVOELEN: Met je gevoel begrijpen hoe de ander denkt of voelt en/of in een groep merken wat er aan de hand is. BEMIDDELEN: Mensen of groepen mensen helpen het eens te worden over iets. SFEER BRENGEN: Zorgen voor een goede sfeer in de groep. 8

12 3. SYSTEMATISCH WERKEN Volgens een plan werken. TALENT ANALYSEREN: Nauwkeurig bekijken hoe iets werkt of hoe iets gebeurd. KAN IK GOED KAN IK NIET ZO GOED WIL IK VERDER ONTWIKKELEN 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting NAUWKEURIG WERKEN: Netjes en precies werken. Niets over het hoofd zien of vergeten. ORDENEN: Iets in de goede volgorde zetten. VORMGEVEN: Een idee in je hoofd of op papier ook echt maken, zodat het er mooi uitziet. REGELEN: Bedenken wat er gedaan moet worden en het dan ook in orde maken. CONTROLEREN: In de gaten houden of alles goed verloopt. EVALUEREN: Terugkijken hoe iets gegaan is en bedenken wat goed ging en wat beter of anders kan. 9

13 4. ZELFREFLECTIE Eerlijk naar jezelf kijken, hoe je bent en wat je kan en wat je nog niet kan. Nadenken over wat je wilt en hoe je dat wilt. TALENT KAN IK GOED KAN IK NIET ZO GOED WIL IK VERDER ONTWIKKELEN COMPLIMENT GEVEN: Tegen een ander zeggen wanneer je vindt dat de ander iets goeds gedaan heeft. 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting FEEDBACK GEVEN, KAN POSITIEF OF NEGATIEF: Op een respectvolle manier tegen een ander zeggen wat je niet goed vindt en hoe je het graag anders ziet. FEEDBACK ONTVANGEN: Luisteren als iemand iets zegt wat hij wel of niet goed of leuk vond van wat je hebt gedaan, erover nadenken als je vindt dat de ander gelijk heeft je gedrag aanpassen. LEREN VAN SITUATIES: Leren van de dingen die je meemaakt en dingen die fout zijn gegaan. Het (zelf) een volgende keer anders doen. EVALUEREN: Terug kijken naar hoe iets gegaan is en bedenken wat je rol en taak daarin is en wat je kan veranderen. ZELFKENNIS: Weten wie je bent. ZELFINZICHT: Snappen hoe je zelf in elkaar zit én weten hoe je reageert op situaties. 10

14 5. JEZELF ONTWIKKELEN Actief bezig zijn met je talenten en leerpunten en daar aan werken om ze te verbeteren. TALENT INITIATIEF NEMEN: Vaak de eerste zijn die ergens aan begint of iets voorstelt om te doen. KAN IK GOED KAN IK NIET ZO GOED WIL IK VERDER ONTWIKKELEN 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting INSPIREREN: Andere mensen een goed idee of gevoel geven. ONDERZOEKEN: Nieuwsgierig zijn naar hoe iets kan ontstaan of gebeuren en het ook uitzoeken. EXPERIMENTEREN: Graag nieuwe dingen uit proberen. IMPROVISEREN: Snel een nieuw plan of een nieuwe actie bedenken als dat nodig is. FOUTEN DURVEN MAKEN: Door fouten te maken leer je wat niet werkt en kan je nieuwe oplossingen bedenken en daardoor beter worden. RISKEREN: Niet bang zijn om een plan te laten mislukken. 11

15 6. ZELFSTURING De manier waarop je met situaties omgaat en hoe je jezelf kan aanpassen aan een situatie. TALENT AANPASSEN: Gemakkelijk meedoen of meedenken met andere mensen of ideeën. DOORZETTEN: Toch doorgaan ook al gaat het niet gemakkelijk of vind je iets moeilijk. VERANTWOORDELIJKHEID NEMEN: zorgen dat de taak die je op je neemt ook goed uitgevoerd wordt. AFSPRAKEN NAKOMEN: Doen wat je hebt beloofd. KAN IK GOED KAN IK NIET ZO GOED WIL IK VERDER ONTWIKKELEN 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting OMGAAN MET STRESS: Rustig blijven tijdens drukke en/of moeilijk momenten. ZELFSTANDIG WERKEN: Alleen kunnen werken als dat nodig is. OPLOSSEND VERMOGEN: Oplossingen kunnen vinden om problemen op te lossen. 12

16 7. VAKCOMPETENTIES Verschillende soorten talenten die makkelijk zijn om ze te bezitten voor bepaalde beroepen en vrijwilligerswerk. TALENT REPAREREN: Makkelijk iets herstellen dat kapot is. KAN IK GOED KAN IK NIET ZO GOED WIL IK VERDER ONTWIKKELEN 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting 1e meting 2e meting ONDERHOUDEN: Voor iets zorgen, zodat het langer meegaat. REKENEN: Goed kunnen werken met sommen, grafieken, figuren en raadsels. FINANCIËN: Goed met geld om kunnen gaan. TAAL: Goed zijn in een bepaalde taal, zoals Nederland en/of Engels. Dit kunnen spreken en schrijven. ONTWERPEN: Een idee, voorwerp, plan, gebouw of apparaat bedenken en vormgeven. UITVINDEN: Iets ontdekken dat nog niet eerder bedacht is. SIGNALEREN: Iets ontdekken en zorgen dat andere mensen dat ook te weten komen. 13

17 Aan deze talenten ga ik werken Nu je alles hebt ingevuld zie je welke talenten je al bezit en welke je nog moeilijk vindt. Kies 8 kleine talenten uit die je verder wilt ontwikkelen. Dit kunnen talenten zijn die je al bezit en waarin je nog beter wilt worden. Of talenten die je moeilijk vindt en graag wilt ontwikkelen. Let op: Jij kiest de talenten, niet de organisatie waar je vrijwilligerswerk doet of gaat doen. KRUIS IN DE TABEL DIE TALENTEN AAN EN ZET ZE HIERONDER:

18 Stap 2 Kennismaken Bespreek tijdens je kennismaking met de begeleider van de organisatie waar je vrijwilligerswerk wilt gaan doen of je kunt werken aan je talenten. Als dat kan ga je eerst kennis maken met de organisatie, de mensen die er werken en de taken die er zijn. Kijk goed rond en stel gerust vragen. Kijk meteen goed waar je aan je talenten kunt werken, zodat je zelf al ideeën daarover hebt. 15

19 Stap 3 Afspraken maken Na je kennismaking en als je weet waaraan je wilt gaan werken ga je afspraken maken met je begeleider van het vrijwilligerswerk. Samen kijk je hoe en waar je het beste deze talenten kunt oefenen en welke bewijsstukken hierbij zouden kunnen passen. Je spreekt af wanneer je de bewijsstukken verzameld hebt. Het is goed om nu al een afspraak te maken voor een afrondend gesprek. Hoe en waar kan ik mijn talenten oefenen: Wanneer verzamel ik mijn bewijsstukken: Datum afrondend gesprek: 17 16

20 Stap 4 aan de slag met je talenten Je gaat bewijsstukken verzamelen. Bewijs dat aantoont dat jij een talent bezit. Heb je ingevuld dat je een talent verder wilt ontwikkelen, zorg er dan voor dat je hier extra aandacht aan besteed tijdens je vrijwilligerswerk. Lees hieronder hoe je bij kunt houden aan welke competenties en talenten je werkt en hoe je dit zichtbaar maakt, zodat andere zien dat je dit talent bezit. HOE WERKT HET? Vul boven aan de bladzijde het talent in waar je aan gaat werken en waarvoor je bewijsstukken gaat leveren. VOORBEELD Initiatief nemen Bij Hoe heb ik aan dit talent gewerkt vul je de vragen in die eronder staan. De antwoorden op deze vragen geven aan hoe je aan het talent gewerkt hebt. Vul de periode in waarin je aan deze vaardigheid gewerkt hebt. Er staat vervolgens bewijsstuk. Hier laat je zien dat je dit ook echt gedaan hebt. Voorbeelden bewijs-soorten en een verslag, bericht, brief, foto, voorwerp, referentieverklaring (dit is een schriftelijk compliment van bijvoorbeeld je stagebegeleider) etc. (Maak een foto of een print screen van het bewijsstuk en plak dit in je boekje). Zorg per talent voor 2 verschillende bewijsstukken. Situatie: In de middag komen vaak ouderen naar het buurthuis om te kaarten. Ik maak dan vaak een praatje met ze. Hoe heb je het talent ingezet? Ik merkte gister dat de ouderen lang moesten wachten op een nieuw bakje koffie. Ik ben uit mezelf mee gaan helpen koffie schenken. Hierdoor toonde ik initiatief. Wat ging goed en wat minder goed? De organisatie en de ouderen waren erg blij dat ik uit mezelf mee ging helpen. Hoe heb je het afgerond? Ik heb samen met de andere iedereen voorzien van koffie. De komende tijd zal ik hierop blijven letten en meehelpen wanneer ik zie dat dat nodig is. VAN TOT Uitleg van de bewijsstukken staan in de Vul in of je er ervaring met dit talent hebt opgedaan in de thuissituatie, bij je bijbaantje of op school. Beschrijf eronder op welke manier je die ervaring opgedaan hebt en hoe je aan het talent werkt. ik heb ook ervaring met initiatief tonen in: taken thuis ja nee bijbaantje ja nee cursus of school ja nee 17

21 1. TALENT: Hoe heb ik aan dit talent gewerkt? 1. Beschrijf de situatie (wat deed je) 2.Beschrijf hoe je het talent ingezet hebt (wat heb je gedaan waarbij je het talent hebt geoefend) 3.Wat ging goed en wat ging minder goed? 4. Hoe heb je het afgerond? BEWIJSSTUK: Wat voor soort bewijsstuk gebruik je om dit talenten te bewijzen? BEWIJSSTUKNUMMER: (zet op je bewijsstuk hetzelfde nummer als hier) Ik heb ook ervaring met dit talent: Thuis JA NEE Bij mijn bijbaantje JA NEE Op cursus of school JA NEE Beschrijf op welke manier je dit gedaan hebt: 18 18

22 Stap 5 Eindgesprek Als je alle bewijsstukken verzameld hebt, kijk je nog eens kritisch naar de talenten waar je de afgelopen periode aan gewerkt hebt. Vervolgens ga je samen je begeleider kijken naar de verzamelde bewijsstukken. De begeleider beoordeelt dan of de bewijsstukken laten zien of je een talent bezit. Om te zien of je vooruit bent gegaan vul je samen met je begeleider de lijst van stap 1 nogmaals in. Vinden je begeleider en jij allebei dat je bewijsstukken aantonen dat je een talent bezit en dat je die verbeterd hebt, onderteken dan samen het formulier van het eindgesprek. Door de bewijsstukken kun je tijdens een toelatingsgesprek of sollicitatiegesprek laten zien wat jouw talenten zijn, ook al kennen ze je nog niet. 19

23 Ondertekening begeleider organisatie Ondertekening begeleider organisatie Naam vrijwilliger: Heeft aan de volgende talenten gewerkt: In de periode: Opmerking: Door te tekenen bevestigt u dat de betreffende vrijwilliger voldoende aan zijn of haar talenten heeft gewerkt. Naam organisatie: Naam begeleider: Datum: Handtekening: 20

24 Bijlage: Bewijsstukken IN DEZE BIJLAGE KUN JE ZIEN WELKE VERSCHILLENDE BEWIJSSTUKKEN JE KUNT GEBRUIKEN EN HOE JE ZE GEBRUIKT. Verslag: Je maakt een schriftelijk verslag van je activiteit, gebeurtenis of toestand. Een hulpmiddel hierbij kunnen de 5W + H vragen zijn; wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. Beschrijf daarnaast ook je gevoel, wat voelde je erbij, hoe denk je erover? bericht: Dit is een bericht verstuurd of ontvangen via de mail. Het onderwerp van de mail kan verschillen. De kan bijvoorbeeld gaan over het maken van een afspraak of om informatie te delen. Vaak is een mailbericht persoonlijk gericht naar de ontvanger. Brief: Het bericht in de brief moet betrekking hebben op de vaardigheid/competentie waaraan je gewerkt hebt tijdens je vrijwilligerswerk. 21

25 Foto: Een foto van bijvoorbeeld je activiteit. Je legt door middel van een foto de gebeurtenis vast. Voorwerp: Een voorwerp is een tastbaar object. Het kan elk ding zijn. Je mag van het voorwerp een foto maken, zodat je hem in je portfolio kunt plakken. 22

26 Referentieverklaring: persoon die bereid is (gunstige) inlichtingen over je te geven. Voorbeeld: bij een sollicitatie de mentor van je school als referentie opgeven. Stel dat je begeleider je een positieve beoordeling geeft, dan kun je deze eventueel als referentie gebruiken. GOOD JOB!! 23

27 Contact LEVgroep Leven & Verbinden Penningstraat MZ Helmond Postbus AG Helmond T E info@levgroep.nl

28