Examen November 1999

Transcriptie

1 Examen November 1999 Hieronder staan de vragen van het Stuurbrevet-examen van 20 november Het gedeelte Beperkt (20 vragen) staat op 60 punten, dit wil zeggen 3 punten per vraag. Het gedeelte Algemeen (10 vragen) geeft u maximaal 30 punten. In beide examens bent u geslaagd indien u 60 % gehaald hebt (resp. 36/60 en 18/30). Let op: met dit systeem van meerkeuzevragen geeft een correct antwoord op een vraag 3 punten, geen antwoord geeft 0 punten en een foutief antwoord levert -1 punt op. Gokken wordt dus gesanctioneerd! Omcirkel de letter met het juiste antwoord. De oplossing vindt u na de laatste vraag. BEPERKT STUURBREVET Opmerking: De vermelding "CEVNI" heeft betrekking op de Europese reglementering. De vermelding "SIGNI" heeft betrekking op de Europese voorschriften voor signalisatie op de scheepvaartwegen. 1. Wat betekent het volgende verkeersbord volgens CEVNI? A. moeilijke doorvaart B.doorvaart toegestaan C.algemeen verbod om door te varen 2. Welke van de volgende beweringen is juist voor de geschetste situatie (CEVNI)?

2 A. schip Y moet uitwijken omdat schip X in de hoofdvaargeul vaart B.schip X moet uitwijken omdat het een klein schip is in tegenstelling tot schip Y C.schip X moet uitwijken omdat schip Y van stuurboord nadert 3. Een klein schip dat stilligt moet 's nachts voeren (CEVNI): A. twee witte rondom schijnende lichten B.een rood licht aan bakboord en een groen aan stuurboord C.een wit rondom schijnend licht 4. U sleept een ander schip met behulp van een enkele lange tros. U spreekt met de schipper van het andere schip af dat hij, bij de bochten: A. recht achter u aan blijft sturen B.de binnenbochten instuurt C.de buitenbochten instuurt 5. U vaart stroomopwaarts. Recht vooruit ziet u een spitse groene ton (SIGNI). Om in de vaargeul te blijven moet u: A. de ton aan bakboord houden B.de ton aan stuurboord houden C.maakt niet uit, de ton kan aan beide zijden gepasseerd worden 6. Wat betekent het geluidssein "twee korte stoten" (CEVNI)? A. ik wijk uit naar bakboord B.ik wijk uit naar stuurboord C.u kunt niet voorbijlopen langs stuurboord

3 7. U vaart op de Schelde van punt A (gelegen op 2 km stroomopwaarts van de sluis van Berchem-Kerkhove) naar punt B (gelegen op 4 km stroomafwaarts van de sluis van Asper). U vertrekt om 9 uur uit punt A. Een versassing in een sluis duurt gemiddeld 20 minuten. De afstanden staan op de kaart in km uitgedrukt en uw gemiddelde vaarsnelheid is 6 km/u. Hoe laat komt u in punt B aan? A. 11 uur B.15 uur C.18 uur 8. Wat betekent het volgende verkeersteken (de arcering is blauw) (CEVNI)? A. aanbevolen vaarrichting B.verplichte vaarrichting C.eenrichtingsverkeer in de aangegeven richting 9. De hoofdkleur van reddingsmiddelen is naar internationaal gebruik: A. balkoranje B.rood C.wit

4 10. Een varend zeilschip dat tegelijkertijd zijn motor gebruikt moet overdag voeren (CEVNI): A. een zwarte kegel met de punt naar beneden B.een zwarte kegel met de punt naar boven C.een zwarte bol 11. Bij welke kardinale markering hoort het wit licht met karakter Q (3) 10 s (SIGNI)? A. noord B.oost C.west 12. Eén van onderstaande schepen is zeker te beschouwen als een plezierboot (Algemeen Scheepvaartreglement). Hetwelk? A. een sloep behorend tot de uitrusting van de sluis B.een motorschip van 15 m lengte van een opleidingafdeling van een watersportclub C.een opblaasbaar schippersbootje behorend bij een tankschip 13. Wat betekent het volgende verkeersteken (CEVNI) (de arcering is rood)? A. u nadert een splitsing van scheepvaartwegen B.verplicht rechtdoor te varen C.de doorvaarthoogte is beperkt

5 14. Het hoogste punt van het schip moet hoeveel centimeter lager zijn dan de vrije hoogte onder een brug (Algemeen Scheepvaartreglement)? A. 20 cm B.25 cm C.30 cm 15. In een vaargeul met een engte naderen twee kleine zeeschepen elkaar. Gelijktijdige doorvaart is niet mogelijk. Wie moet de weg vrijlaten (CEVNI)? A. dit is niet geregeld; deze situatie moet opgelost worden volgens goede zeemanschap B.schip X wacht op schip Y, omdat schip Y over bakboord zeilt C.schip Y wacht op schip X, omdat schip X over stuurboord zeilt 16. Van een kardinale makering is het topteken verdwenen. De boei zelf heeft als kleuren: geel met in het midden één zwarte horizontale band. Welk topteken stond oorspronkelijk bovenop deze boei (CEVNI)? A. B. C. 17. Wat betekent het volgende verkeersbord volgens CEVNI (het gearceerde deel is rood)?

6 A. gevaar voor schepen uit tegenovergestelde richting B.u nadert een splitsing van de scheepvaartweg C.verplichting om bijzonder op te letten 18. Welke van de onderstaande beweringen is voor de getekende situatie juist? Er bestaat gevaar voor aanvaring. A. schip Y moet uitwijken omdat loef wijkt voor lij B.schip Y moet uitwijken omdat dit schip voor de wind vaart C.schip X moet uitwijken omdat schip Y stuurboordswal houdt 19. 's Nachts ziet u een schip dat de volgende lichten toont (w = wit). Dit is: A. achteraanzicht van een gekoppeld samenstel B.vooraanzicht van een duwstel C.achteraanzicht van een duwstel

7 20. Tijdens het oplopen geeft de opgelopene het geluidssein: 5 x kort (CEVNI). Dit betekent: A. u kunt niet voorbijlopen B.u moet aan stuurboord voorbijlopen C.u moet aan bakboord voorbijlopen GEDEELTE ALGEMEEN STUURBREVET Internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee 21. Een schip dat de richting van een nauw vaarwater of vaargeul volgt, moet voor zover het veilig en uitvoerbaar is: A. de aslijn van de vaargeul volgen B.de buitenzijde van het vaarwater of van de vaargeul aan zijn stuurboordzijde houden C.de buitenzijde van het vaarwater of van de vaargeul aan zijn bakboordzijde houden 22. Bij beperkt zicht hoort men het geluidssein: een lange stoot gevolgd door drie korte stoten. Dit is: A. een onmanoeuvreerbaar vaartuig B.een vaartuig bezig met de uitoefening van de visserij C.een gesleept vaartuig 23. Een schip volgt de richting van een nauwe vaargeul en moet de buitenzijde van de vaargeul aan zijn stuurboordzijde houden zo dicht als veilig en uitvoerbaar is. Dit voorschrift geldt: A. voor alle schepen, bij elk zicht B.alleen voor kleine schepen, bij elk zicht C.voor alle schepen, uitsluitend bij mist of beperkte zichtbaarheid 24. Er kan afgeweken worden van de "Internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee":

8 A. in geen geval B.in geval van onmiddellijk gevaar C.tijdens de dag, wanneer het zicht niet beperkt is 25. Bij het verlaten van een vaargeul mag u de koerslijn van een schip dat buiten die vaargeul vaart kruisen en het verplichten van koers of vaart te wijzigen? A. nee B.ja C.ja, indien uw schip groter is 26. Het voorschrift zich uit de vaargeul verwijderd te houden, waar dit uitvoerbaar is, geldt voor: A. een zeilschip B.een schip met een lengte van minder dan 20 m C.een schip met een lengte van minder dan 12 m 27. Een schip dat bezig is met baggerwerken is: A. een beperkt manoeuvreerbaar schip B.een onmanoeuvreerbaar schip C.een bijzonder transport 28. Volgens het "Politiereglement van de Beneden- Zeeschelde" is een vaargeul: A. het gedeelte van het vaarwater dat betond of bebakend is B.het gedeelte van de Beneden-Zeeschelde waar enkel de beroepsvaart mag varen C.het gedeelte van het vaarwater waar enkel de pleziervaart mag varen 29. Is waterskiën toegestaan in de vaargeul van de Beneden-Zeeschelde?

9 A. ja B.nee C.enkel tijdens het weekeinde 30. U bevindt zich om u in ',3 N / ',0 E en vaart met een snelheid van 7 knopen in noordelijke richting. We gaan ervan uit dat het windstil is en dat er geen stroming is. Wat zal uw positie zijn om u? A ',8 N / ',0 E B ',8 N / ',0 E C ',3 N / ',0 E

10 ANTWOORDEN: 1C - 2B - 3C - 4C - 5B - 6A - 7B - 8A - 9A - 10A - 11B - 12B - 13C - 14C - 15B - 16B - 17C - 18C - 19C - 20A - 21B - 22C - 23A - 24B - 25A - 26C - 27A - 28A - 29B - 30B