VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Pellettank en zuigsysteem. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-P

Transcriptie

1 Montage- en servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Pellettank en zuigsysteem voor Vitoligno 300-P Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële schade. Toelichting bij veiligheidsvoorschriften Opgelet! Dit teken waarschuwt voor materiële schade en schade aan het milieu. Opmerking Gegevens met het woord "Opmerking" bevatten aanvullende informatie. Doelgroep Deze handleiding is uitsluitend bedoeld voor erkende installateurs. Elektrische werkzaamheden mogen alleen door elektromonteurs worden uitgevoerd. Opgelet! De reparatie van onderdelen met een veiligheidstechnische functie brengt de veilige werking van de installatie in gevaar. Defecte onderdelen moeten door originele onderdelen van Viessmann worden vervangen. Voorschriften Respecteer bij de werkzaamheden de ARBO voorschriften, de wettelijke voorschriften inzake milieubescherming. EN, NEN, VEWIN voorschriften, het bouwbesluit en eventuele lokale voorschriften. Werkzaamheden aan de installatie Installatie spanningsvrij schakelen (bijv. met de afzonderlijke zekering of een hoofdschakelaar) en op aanwezige spanning controleren. Installatie tegen opnieuw inschakelen beveiligen. Opgelet! Reserveonderdelen en slijtende onderdelen die niet met de installatie zijn getest, kunnen de werking nadelig beïnvloeden. De montage van componenten die niet zijn toegestaan evenals de wijziging en ombouw zonder toestemming kan de veilige werking nadelig beïnvloeden en de garantie beperken. 10/2010

2 (vervolg) Bij vervanging uitsluitend originele onderdelen van Viessmann of door Viessmann goedgekeurde onderdelen gebruiken. Gebruiksaanwijzing Voor verwarmingsketels met de volgende serienummers in combinatie met pellettank en zuigsysteem:

3 Zijplaat rechts en bevestigingsschroeven 2 4,8 x 9,5 1. 9x/12x 2. Na het inhangen van de zijplaat de bevestigingsschroeven aantrekken: 3 stuks bij 12, 18 en 24 kw 6 stuks bij 32, 40 en 48 kw 3

4 Aansluiteenheid invoerworm monteren Opmerking Als dit nog niet heeft plaatsgevonden, is het nu nodig dat de aansluiteenheid van de invoerworm wordt gemonteerd. Afzonderlijke montagehandleiding Pellettank monteren Meegeleverde 4 tapeinden in de pelletdoseerwielbehuizing schroeven. 2. Meegeleverde afstandsbouten in de verwarmingsketel en de 2 schroefbouten in de afstandsbouten schroeven. 4

5 Pellettank monteren (vervolg) x Pellettank plaatsen en met moeren vastschroeven. 2. Schroeven van het deksel eruit draaien en deksel eraf nemen. 3. Pellettank met onderlegplaatjes en moeren op de verwarmingsketel vastschroeven. 5

6 Pelletsensor monteren Pelletsensor erin schuiven. Met opgeschroefde moer aan de buitenzijde de afstand op 54 tot 55 mm instellen. 2. Pelletsensor met de tweede moer aan de binnenzijde van de pellettank vastschroeven. 3. Deksels weer aanbrengen. 6

7 Beplating monteren! Opgelet Door hete onderdelen kunnen elektrische kabels worden beschadigd. De aasluitkabel van de motor en de kabel van de pelletsensor mogen na voltooiing van de montagewerkzaamheden niet met de aansluiteenheid van de invoerworm in aanraking komen x 7

8 Beplating monteren (vervolg) x 3. 4x 1,5 8

9 Beplating monteren (vervolg) kw : 1x kw : 2x

10 Pelletsensor monteren 3,9 x 9,5 Bovenplaat achter van de ketel demonteren. 10

11 Pelletsensor monteren (vervolg) anh kd 1. Elektrische kabels van de pelletsensor en de toevoereenheid door de opening in de achterwand van de ketel voeren en de stekker op de aansluitstrook van de verwarmingsketel steken. Opmerking De elektrische kabels moeten langs de achterwand van de ketel worden gevoerd en erop worden gefixeerd. Ze mogen niet in het bereik van het reinigingsdeksel lopen. Het reinigingsdeksel moet voor reiniging en onderhoudswerkzaamheden vrij toegankelijk zijn. 11

12 Zuigmodule monteren Opmerking Positie van de zuigmodule zo kiezen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: De totale lengte in één richting (toevoer of retourlucht) mag 15 m niet overschrijden. Opmerking Een te lange retourluchtleiding veroorzaakt verhoogde slijtage van de motor en kan tot oververhitting en overbelasting leiden. De kortste weg van de opslagruimte naar de zuigmodule en de pellettank kiezen en de slangen beschermd tegen beschadiging aanleggen. De pellettoevoerslang moet uit één stuk bestaan, de retourluchtslang mag onderbroken zijn. Om doorlopende aarding te garanderen, moeten verbindingsstukken van metaal zijn. De slangen mogen niet worden blootgesteld aan temperaturen boven 60 ºC (kunnen bijv. op ongeïsoleerde verwarmingsbuizen en op de rookgasbuis ontstaan). De slangen mogen niet in de buitenlucht worden aangelegd (gevaar van brosheid door UV-straling). De slangen niet tegen wanden monteren (gevaar van contactgeluid bij het pelletstransport). Ontwerphandleiding Vitoligno pluggaten (7 8 mm) op de gewenste montageplaats volgens de afbeelding hiernaast maken. 12

13 Zuigmodule monteren (vervolg) 2. Meegeleverde pluggen aanbrengen en zuigmodule met de meegeleverde schroeven en onderlegplaatjes bevestigen. Aansluitstukken monteren Opmerking De meegeleverde aansluitstukken verhinderen de hefboomwerking op de aansluiting van de zuigmodule G Aansluiting van de aanzuiglucht G (180 zwenkbaar) op de zuigmodule A volgens het ontwerp van de opslagruimte uitlijnen. 2. Positie van het langere aansluitstuk F naast de aansluiting aanzuiglucht G markeren, 2 pluggaten (7 8 mm) maken en aansluitstuk F met de meegeleverde pluggen en schroeven bevestigen. Slang en aansluiting aanzuiglucht met slangklem borgen. 13

14 Aansluitstukken monteren (vervolg) 3. Positie van het kortere aansluitstuk C naast de uitblaasaansluiting B markeren, 2 pluggaten (7 8 mm) maken en aansluitstuk C met de meegeleverde pluggen en schroeven bevestigen. Slang en uitblaasaansluiting met slangklem borgen. 4. Opmerking De montage van een geluiddemper wordt door ons geadviseerd (als accessoire leverbaar). Als een geluiddemper wordt gebruikt: Geluiddemper D op het aansluitstuk C van de uitblaasaansluiting plaatsen en muurbeugel E (leveringsomvang van de geluiddemper) op de geluiddemper monteren. Pellettoevoer- en retourluchtslang aansluiten Aanvullend op de gegevens van pagina 12 gelden de volgende eisen: De slangen mogen niet worden geknikt, de kortste buigradius bedraagt 300 mm. De slangen recht en vlak aanleggen. Als de slangen meerdere keren omhoog en omlaag lopend worden aangelegd, kunnen de pellets niet probleemloos uit de laag gelegen delen worden afgevoerd. Om te voorkomen dat bij het transport van de pellets statische oplading ontstaat, moeten de slangen worden geaard (zie voor meer pagina 16). a, anders indien nodig: Op de retourluchtaansluiting naar de pelletopslagruimte (en bij alle overige wanddoorvoeringen van de retourluchtslang) een brandbeveiligingsmanchet monteren. Zie voor meer de montagehandleiding van de brandbeveiligingsmanchet. Ontwerphandleiding Vitoligno 14

15 Pellettoevoer- en retourluchtslang aansluiten (vervolg) A B C G D K F E H A Retourluchtslang naar de pelletopslagruimte/-silo (in a bovendien brandbeveiligingsmanchet (accessoire) nodig) B Retourluchtslang C Zuigmodule D Verbindingsslang naar de zuigmodule (achterste aansluiting op de pellettank) E Vitoligno 300-P F Pellettank G Pellettoevoerslang, max. 15 m lang (voorste aansluiting op de pellettank) H Aansluiting ruimte-uitvoer of pelletsilo K Pelletopslagruimte Opmerking De aansluitingen van de pellettoevoerslang en retourluchtslang mogen niet worden verwisseld. 15

16 Pellettoevoer- en retourluchtslang aansluiten (vervolg) Pellettoevoerslang monteren 1. Pellettoevoerslang G tot de benodigde lengte inkorten. Daarbij voor elke verbinding rekening houden met een toeslag van 50 mm voor de aarddraad Aarddraad volgens de afbeelding hiernaast aan elk slangeinde ca. 50 mm blootleggen en naar binnen in de slang buigen K Slangklem L Blank metaal M Aarddraad Metaal van de aansluiting op de ruimte-uitvoer H en pellettank F blank maken. 4. Slang met aarddraad over het blanke metaal van de aansluiting schuiven en met slangklemmen borgen. 5. Op één van de aansluitingen bovendien een aardingskabel voor de equipotentiaalverbinding van het gebouw aansluiten. Hiervoor de aardingskabel over een lengte van ca. 50 mm blootleggen en tussen het blanke metaal van de aansluiting en de slang schuiven. Overige aansluiting zie pagina Slang met slangklemmen op de aansluiting borgen. 7. Slang over afstanden van max mm met bevestigingsklemmen fixeren. Opmerking Wij adviseren de bevestigingsklemmen van de pellettoevoerslang met geluidsisolerende pluggen te monteren.

17 Pellettoevoer- en retourluchtslang aansluiten (vervolg) Verbindingsslang naar de zuigmodule monteren 1. Verbindingsslang D tot de benodigde lengte inkorten. Daarbij voor elke verbinding rekening houden met een toeslag van 50 mm voor de aarddraad Aarding van de aansluiting op de pellettank F zoals hiervoor beschreven garanderen en slang met slangklemmen borgen. 3. Aarddraad volgens de afbeelding hiernaast aan het andere slangeinde ca. 50 mm blootleggen Slang op het aansluitstuk voor aanzuiging op de zuigmodule C schuiven, aarddraad daarbij uit de slang laten steken. Aansluiting van de aarddraad zie pagina Slang over afstanden van max mm met bevestigingsklemmen fixeren. G Slangklem H Aarddraad Retourluchtslang monteren 1. Retourluchtslang B tot de benodigde lengte inkorten. Daarbij voor elke verbinding rekening houden met een toeslag van 50 mm voor de aarddraad. 2. Slang op het aansluitstuk voor uitblazing op de zuigmodule C schuiven, aarddraad daarbij als hiervoor beschreven uit de slang laten steken. Aansluiting van de aarddraad zie pagina

18 Pellettoevoer- en retourluchtslang aansluiten (vervolg) 3. Andere slangeinde met binnenliggende, blootgelegde aarddraad over het blanke metaal van de retoutluchtaansluiting A naar de pelletopslagruimte schuiven en met slangklem borgen. 4. Slang over afstanden van max mm met bevestigingsklemmen fixeren. Elektrische aansluiting Equipotentiaalverbinding A B O P C D E F L B G N K H M B A Retourluchtaansluiting naar de pelletopslagruimte/-silo B Blank metaal voor contact met de aarddraad van de spiraalslang C Zuigmodule 18 D Interne aansluiting voor de equipotentiaalverbinding op de zuigmodule E Metalen klem van de slangbeugel voor retourluchtslang

19 Elektrische aansluiting (vervolg) F Aansluiting op de equipotentiaalverbindingsrail van het gebouw min. 4 mm 2 G Aardingskabel (van installateur) voor pellettoevoerslang. Aansluiting ook op de stomp van de ruimte-uitvoer mogelijk. H Vitoligno 300-P K Pellettank 1. Dicht bij de zuigmodule C aansluiting F (min. 4 mm 2 ) naar de equipotentiaalverbindingsrail van het gebouw maken. 2. Aarddraad uit de zuigslang van de pellettank K en een kabel van de meegeleverde aardaansluiting voor de zuigmodule op de metalen klem L leggen. 3. Aarddraad uit de retourluchtslang naar de retourluchtaansluiting A en een kabel van de meegeleverde aardaansluiting voor de zuigmodule op de metalen klem E leggen. L Metalen klem van de slangbeugel voor zuigslang M Aansluiting ruimte-uitvoer of pelletsilo N Pelletopslagruimte O Vulaansluiting in de pelletopslagruimte p Retourluchtaansluiting in de pelletopslagruimte 5. Metalen klem E en L met aansluiting voor de equipotentiaalverbindingsrail van het gebouw verbinden. (Kabeldoorsnede min. 4 mm 2 ). 6. Stekker van de meegeleverde aardaansluiting op de zuigmodule aansluiten (positie C in volgende afbeelding). 7. Aardingskabel op doorlopende elektrische verbinding controleren. 4. Aardingskabel G voor pellettoevoerslang (van installateur) met aansluitdoos verbinden (kabeldoorsnede min. 4 mm 2 ). 19

20 Elektrische aansluiting (vervolg) Stuurkabel aansluiten 1. Stuurkabel (lengte ca. 2 m) op positie C op de zuigmodule steken, evt. ter plaatse verlengen en met stekker kg op aansluitstrook in de verwarmingsketel steken. Aansluit- en bedradingsschema in servicehandleiding Vitoligno 300-P Opmerking De stuurkabel ter plaatse verlengen als de beschikbare kabellengte onvoldoende is. A Overbelastingsschakelaar B Netaansluiting 230 V/50 Hz C Stuurkabel van de verwarmingsketel D Interne aansluiting voor de equipotentiaalverbinding op de zuigmodule 2. Coderingen op de regeling van de verwarmingsketel instellen (zie voor meer hoofdstuk Coderingen 2 in servicehandleiding Vitoligno 300-P): 17:0 voor zuigtransportsysteem met ruimte-uitvoer uit opslagruimte 17:3 voor zuigtransportsysteem uit silo Netaansluiting 1. Dicht bij de zuigmodule een met 16 A apart gezekerd stopcontact installeren. 2. Meegeleverde netaansluitkabel op de zuigmodule in positie B (zie afb. op pagina 20) en in stopcontact steken. Opmerking De zuigmodule (beschermingsklasse I) heeft aarding nodig, uitsluitend de originele aansluitkabel gebruiken. 20

21 Inbedrijfstelling en inregeling! Opgelet Zuig- en luchtafvoerleidingen moeten voor de afleiding van statische elektriciteit direct met de aarding van het gebouw (equipotentiaalverbinding) worden verbonden. Hiervoor de lokale veiligheidsvoorschriften met betrekking tot elektriciteit en explosie in acht nemen. Aansluitingen mogen uitsluitend door gekwalificeerde elektromonteurs worden gemaakt. Voor inbedrijfstelling van de zuigmodule moeten montage en aansluitingen door een gekwalificeerde vakman worden goedgekeurd. Anders vervalt de garantie. Servicehandleiding Vitoligno 300-P 21

22 Inspectie en onderhoud pellettank Pellettank intern C B A D 1. Frontplaat boven A verwijderen. 2. Schroeven van het deksel B eruit draaien en deksel eraf nemen. 3. Afdichting van de klep D op beschadigingen controleren en evt. vervangen. 4. Klep D van de druktank op lichte gangbaarheid controleren en indien nodig reinigen. Opmerking De klep moet tegen het volledige afdichtingsvlak liggen. 22

23 Inspectie en onderhoud pellettank (vervolg) 5. Pelletsensor C in de binnenruimte van de pellettank op beschadigingen controleren (visuele controle met spiegel) en evt. vervangen. 6. Deksel en frontplaat boven weer aanbrengen. Filterhuis pellettank A B C D E A Verbindingsslang naar de zuigmodule (retourluchtslang) B Pellettoevoerslang 23

24 Inspectie en onderhoud pellettank (vervolg) Opmerking De aansluitingen van de pellettoevoerslang en retourluchtslang mogen bij naderhand monteren niet worden verwisseld, evt. voor demontage markeren. 1. Slangen A en B demonteren. 2. Bovenplaat C eraf nemen. 4. Plaat E met een stofzuiger reinigen. 5. Pellettank in omgekeerde volgorde weer samenstellen. Opmerking Aarding van de slangen in acht nemen. 3. Filterhuis D eraf schroeven. Inspectie en onderhoud zuigmodule Veiligheidsinstructies Opmerking De volgende veiligheidsinstructies zijn een aanvulling op de veiligheidsinstructies aan het begin van dit document.! Opgelet De zuigmodule en alle bijbehorende onderdelen zijn uitsluitend geschikt voor het zuigen van lucht. Er mogen geen grove korrels (granulaat, pellets of iets dergelijks) direct door de module worden gezogen. Indien nodig zulke deeltjes via een voorafscheider van de zuiglucht scheiden. De zuigmodule niet in de buitenlucht of op natte resp. vochtige plaatsen gebruiken. Kinderen uit de buurt houden van de zuigmodule. De zuigmodule uitsluitend gebruiken voor het doel dat in deze handleiding is beschreven. Geen water, vloeistoffen of brandbare gassen aanzuigen. Geen brandende of gloeiende deeltjes of as aanzuigen. Zuigmodule niet gebruiken met een beschadigde elektrische kabel of netstekker. Aansluitkabel, verbindingsslangen en alle overige onderdelen uit de buurt houden van hete en puntige voorwerpen. Netstekker niet aan de elektrische kabel lostrekken. Netstekker en stuurkabel niet met natte handen aansluiten of lostrekken. 24

25 Inspectie en onderhoud zuigmodule (vervolg) Voor het koppelen en ontkoppelen van slangen, stekkers of andere componenten van de zuigmodule uitschakelen. Alle zuigopeningen schoon en droog houden. Vuil vermindert de zuigcapaciteit. De gebruiker van de installatie erop wijzen dat reparaties aan de zuigmodule niet zelf mogen worden uitgevoerd. Elke aanspraak op garantie vervalt bij het openschroeven van het toestel. De zuigmodule mag uitsluitend compleet door een gekwalificeerde vakaman worden vervangen. Diagnosetabel Opmerking De gebruikte elektromotoren zijn ontworpen voor een standtijd van ca. 800 (± 20 %) bedrijfsuren. Onder andere de volgende factoren zijn voor de levensduur van de motoren doorslaggevend: het aantal inschakelcycli de temperatuur en vochtigheid van de omgeving de reinheid van de aangezogen koellucht de reinheid van de zuiglucht na de voorafscheider De zuigturbine is uitsluitend geschikt voor de toepassing met lucht en is gevoelig voor grove deeltjes. Storing De zuigmodule maakt meer geluid. Dit is vooral bij het starten en stoppen door brommen of dreunen merkbaar. De zuigmodule dreunt voortdurend uitzonderlijk luid en loopt hoorbaar ongelijkmatig. Maatregel Luchtinlaatopening en luchtuitlaatopening van de zuigmodule op vervuiling controleren, evt. reinigen. Hiervoor moet de bocht van 90 aan de zuigkant en de uitblaasslang worden gedemonteerd. De zuigmodule mag niet worden geopend. Indien nodig de zuigmodule vervangen. Zuigmodule vervangen. 25

26 Inspectie en onderhoud zuigmodule (vervolg) Storing De overbelastingsschakelaar op de zuigmodule (witte knop, B in afb. op pagina 20) wordt na enkele minuten bedrijfstijd geactiveerd en schakelt het toestel uit. Het toestel kan niet meer worden ingeschakeld. Maatregel De retourluchtslang is mogelijk geblokeerd of te lang. Door opstopping kan oververhitting van de zuigturbine plaatsvinden. De retourluchtslang controleren en evt. vrijmaken resp. inkorten. Overbelastingsschakelaar indrukken. De werking controleren van het 230 V-stopcontact waarop de zuigmodule is aangesloten. Controleren of de stuurspanning van de regeling van de verwarmingsketel aanwezig is en wordt doorgegeven. De overbelastingsschakelaar (witte knop, B in afb. op pagina 20) werd geactiveerd. Overbelastingsschakelaar indrukken. Na het afkoelen van de motor de 230 V-netstekker uit het stopcontact trekken en er weer insteken. Opmerking Bij oververhitting van de aanzuigmotor onderbreekt een thermobeschermschakelaar de stroomtoevoer naar de aanzuigmodule. Door de stekker uit het stopcontact te trekken en er weer in te steken wordt de onderbreking weer opgeheven. Weinig zuigkracht, veroorzaakt door zuigmodule. Weinig zuigkracht, veroorzaakt door storing in de zuigleiding Als de hiervoor genoemde punten kunnen worden uitgesloten, kan het stuurrelais in de zuigmodule of de motor zelf defect zijn. Zuigmodule vervangen. Zuigmodule vervangen. Lekkage in de zuigleiding verhelpen. Filterhuis in de pellettank op vervuiling controleren, evt. met een stofzuiger reinigen (zie pagina 23). Luchtinlaat van de zuigmodule op vervuiling controleren, evt. met een stofzuiger reinigen. 26

27 Technische gegevens zuigmodule Opg. vermogen W 1500 Nom. spanning Netaansluiting 230 V/50 Hz Aansturing ketelzijde 230 V/50 Hz Zekering (lokaal) A 16 Netaansluitkabel Lengte ca. 1,85 m, met 3-polige koudapparatuur- en schuckostekker Stuurkabel Lengte ca. 2 m, voor verlenging ter plaatse *1 Afmetingen Lengte (diepte) mm 250 Breedte mm 250 Hoogte mm 400 Wisselstukkenlijst Aanwijzing voor het bestellen van onderdelen! Bestelnr. (zie typeplaatje) en het positienummer van het onderdeel (uit deze onderdelenlijst) vermelden. Courante onderdelen zijn in de plaatselijke vakhandel verkrijgbaar. 001 Tank (met pos. 002 en 007) 002 Klep tank 003 Klep druktank 004 Afdichting klep druktank 006 Filterhuis 007 Deksel 008 Druktank (met pos. 003 t/m 006) 009 Pakking 010 Deksel revisie-opening 044 Zuigmodule 045 Pelletsensor 200 Zijplaat rechts 201 Achterplaat 202 Zijplaat links 203 Frontplaat 204 Frontplaat boven 205 Bodemplaat 206 Bovenplaat 207 Verstijvingsplaat bij 12 tot 24 kw achter bij 32 tot 48 kw achter en voor 208 Kantbescherming Onderdelen zonder afbeelding 046 Bevestigingselementen 300 Spuitbuslak, vitozilver 301 Lakstift, vitozilver 302 Montage- en servicehandleiding *1 Aansluitstekker ketelzijde op de verwarmingsketel. 27

28 Wisselstukkenlijst (vervolg)

29 29

30 30

31 31

32 Gedrukt op milieuvriendelijk, chloorvrij gebleekt papier 32 Viessmann Nederland B.V. Postbus AH Capelle a/d IJssel Tel. : Fax : info-nl@viessmann.com Technische wijzigingen voorbehouden.