Inspectierapport laagspanningsinstallaties. Klant Adres Plaats. Datum: Rapportnummer: Info:

Transcriptie

1 Inspectierapport laagspanningsinstallaties Klant Adres Plaats : Rapportnummer: Info: 1 / 18

2 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm en op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Parkstad Inspecties. 2 / 18

3 1. Voorwoord De drie belangrijkste wetten op grond waarvan eisen worden gesteld aan de veiligheid van bestaande elektrotechnische installaties en elektrische arbeidsmiddelen zijn de Arbo-wet, de Woningwet en de Warenwet. De Arbo-wet is gericht op de veiligheid van werknemers, de Woningwet op de veiligheid van alle gebruikers van bouwwerken en installaties en de Warenwet op de veiligheid van gebruikers van producten. Op grond van de Arbo-wet moeten elektrotechnische installaties zodanig zijn ontworpen, ingericht, aangelegd, onderhouden en gekenmerkt, dat een veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is gewaarborgd. Volgens de Arbobeleidsregels is aan deze eis voldaan als de installaties en het gebruik ervan aan met name genoemde (NEN-)normen voldoen. Op grond van de Woningwet moeten bestaande elektrotechnische installaties voldoen aan eisen van veiligheid voor bestaande bouw zoals vastgelegd in het Bouwbesluit. Wettelijk is de eigenaar van een bouwwerk zelf verantwoordelijk voor de veiligheid ervan. Op grond van de Woningwet zal de gebruiker van een gebouw vanaf medio 2008 volgens het nieuwe Gebruiksbesluit verplicht zijn om de noodverlichtingsinstallatie ten minste eenmaal per jaar op adequate wijze te (laten) controleren en onderhouden. Hoewel er voor de gebruiker verder geen wettelijke verplichting geldt tot het periodiek (laten) beoordelen van de veiligheid van de andere elektrotechnische installaties, doen zij er toch goed aan om dit regelmatig te doen. Elektrotechnische installaties en elektrische arbeidsmiddelen zijn nu eenmaal door het gebruik en de omstandigheden onderhevig aan slijtage. Op grond van de Warenwet moeten elektrotechnische producten voldoen aan eisen van veiligheid. Voor de meeste elektrotechnische producten zijn deze eisen vastgelegd in het Warenwetbesluit elektrotechnische producten (bron: CvT 2009). Een methode om aan deze wetten te voldoen, is onder andere de toepassing van het inspectiehoofdstuk uit NEN Ook kan het zo zijn dat verzekeraars in hun polisvoorwaarden eisen dat de installaties van de verzekerde periodiek worden gecontroleerd volgens bovenstaande normen. In opdracht van klant is op 1 mei 2012 door Parkstad Inspecties een veiligheidsinspectie uitgevoerd aan de elektrotechnische installaties. Deze inspecties zijn uitgevoerd in het pand van klant. Het doel van de inspectie is, te controleren of de elektrische installaties voldoen aan de technische voorschriften en veiligheidsvoorschriften, zoals omschreven in de bijbehorende normen. In deze rapportage "Inspectierapport laagspanningsinstallaties" wordt beschreven in welke staat de elektrotechnische installaties van klant verkeren, gerelateerd aan de genoemde normen in hoofdstuk 6 van dit rapport. In aanvulling op de NEN 3140 inspectie heeft Parkstad Inspecties in samenspraak met de opdrachtgever een thermografisch onderzoek uitgevoerd. Een thermografisch onderzoek heeft een duidelijke preventieve werking. Parkstad Inspecties heeft deze veiligheidsinspectie uitgevoerd conform een door Kema, Uneto-VNI en de Arbeidsinspectie opgesteld kwaliteitsborgingsysteem met de naam "Criteria voor Toezicht". Deze werkwijze garandeert een zorgvuldige en uniforme uitvoering van de inspectie en rapportage. 3 / 18

4 2. Inhoudsopgave 1. Voorwoord Inhoudsopgave Verklaring Algemene projectgegevens Installatiegegevens Onderzoeksmethoden Gehanteerde normen Visuele inspectie Inspectie door meting en beproeving De steekproef Gehanteerde inspectiestandaard en resultaten: Gebruikte meetinstrumenten Onderscheid opmerkingen/defecten Opmerkingen van schakel- en verdeelinrichtingen Opmerkingen van achterliggende installatie Bepaling inspectie-interval Bijlage I: Meetgegevens schakel- en verdeelinrichting Bijlage II: Thermografisch onderzoek Bijlage III: Toelichting op het inspectierapport / 18

5 3. Verklaring Deze inspectie van laagspanningsinstallaties is uitsluitend uitgevoerd ter beantwoording van de vraag door de opdrachtgever of de betreffende laagspanningsinstallaties voldoen aan de veiligheidsbepalingen uit de van toepassing zijnde normen. Aanleiding van deze vraag is de eis in de verzekeringspolis. Onder verantwoordelijkheid van de opdrachtgever heeft Parkstad Inspecties, vanuit haar deskundigheid en naar eer en geweten, een inspectieplan opgezet, gelet op het doel van het onderzoek. Toch blijft er altijd een risico bestaan, omdat de inspectie een momentopname is. Uit praktisch oogpunt is het onmogelijk de gehele installatie uitputtend te inspecteren. Met dit inspectieplan streeft Parkstad Inspecties dan ook naar een optimaal risicobeheer en een veiligheidsniveau volgens de wet en regelgeving. De toegepaste methoden van het inspectieplan worden in deze rapportage toegelicht. Resultaten die volgen uit de inspectie zijn opgenomen in deze rapportage. Parkstad Inspecties verklaart dat de inspectie geheel onafhankelijk is uitgevoerd, volgens de methoden beschreven in het inspectieplan. Verder verklaren ondergetekenden dat behoudens de in hoofdstuk 7 en 8 van dit rapport vermelde opmerkingen de gecontroleerde installatie(delen) voldoen aan de veiligheidsbepalingen uit de van toepassing zijnde normen. Inspecteur Parkstad Inspecties Toezichtverantwoordelijke Parkstad Inspecties 5 / 18

6 4. Algemene projectgegevens Eigenaar van de installaties Naam Adres Plaats Telefoon Fax Contactpersoon Opdrachtgever Naam Adres Plaats Telefoon Fax Contactpersoon Plaats van inspectie Naam locatie Adres Plaats Telefoon Fax Contactpersoon Inspectie uitgevoerd door Naam bedrijf Adres Plaats Parkstad Inspecties Ransdalerstraat 139A 6311 AZ Ransdaal Telefoon +31(0) Fax +31(0) Projectnummer Inspectie uitgevoerd door Rapport Rapportnummer Rapporteur Oplage 1x Opdrachtgever 1x Archief Parkstad Inspecties 6 / 18

7 5. Installatiegegevens Gecontroleerd zijn de elektrische installaties die zich bevinden in het pand van klant Installatie Stelsel: TT Bijzonderheden: nee Aanleg installatie: Onbekend Geïnspecteerde installatie(delen) De gehele gebouwgebonden installatie van het bedrijfsgedeelte is geïnspecteerd. Beschrijving en gebruik geïnspecteerde installaties Autoschade herstel bedrijf inclusief spuitcabine. 7 / 18

8 6. Onderzoeksmethoden 1. Gehanteerde normen De inspectie is uitgevoerd op basis van: NEN 1010: 4e druk: 1988 NEN 3140: 2011 NEN-EN-IEC Overige van toepassing zijnde product normen 2. Visuele inspectie De visuele inspectie aan de in hoofdstuk 5 genoemde installatie(delen) is uitgevoerd om vast te stellen dat het vast aangesloten materieel: de noodzakelijke tekeningen aanwezig zijn en de juiste informatie vermeld is; de verschillende (installatie)delen eenduidig herkenbaar zijn; de eventueel aanwezige beschadigingen geen gevaar veroorzaken; het elektrisch materieel ten minste in overeenstemming is met de installatie-eisen; de gangpaden bestemd voor bediening en onderhoud en de vluchtwegen voldoende ruim en goed toegankelijk zijn; de verbindingen van de zichtbare beschermingsleidingen in orde zijn; de juiste beveiligingstoestellen aanwezig zijn en juist zijn ingesteld; de veiligheidsketens in orde zijn; de aanwezige meetinstrumenten, signaallampen en dergelijke functioneren; 3. Inspectie door meting en beproeving Bij inspectie door meting en beproeving aan de in hoofdstuk 5 genoemde installatie(delen) wordt nagegaan of wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot: de beschermingsleidingen en hun verbindingen; de circuitimpedanties van het stroomstelsel; de aardverspreidingsweerstand van aardelektroden; de isolatieweerstand van elk gedeelte van de installatie; de veilige scheiding van stroomketens; de goede werking van aardlekbeveiligingen; de goede werking van schakelende beveiligingstoestellen tegen overstroom; de goede werking van beveiligingstoestellen tegen te hoge temperatuur; de goede werking van de veiligheidsketens; de deugdelijkheid van de verbindingen; 8 / 18

9 4. De steekproef De in deze rapportage beschreven elektrotechnische installaties zijn gedeeltelijk geïnspecteerd op basis van een wiskundig juist bepaalde steekproef, die staat beschreven in tabel J.1 van de NEN 3140: De uitgevoerde steekproef heeft betrekking op: Verlichtingsarmaturen Wandcontactdozen voor algemeen gebruik Enkelpolige schakelaars 5. Gehanteerde inspectiestandaard en resultaten: De inspectie is uitgevoerd door vakbekwame personen conform de gestelde eisen in de van toepassing zijnde normen; De visuele inspectie is uitgevoerd aan de hand van standaard Parkstad Inspecties inspectielijsten, voorafgaand aan de inspectie door meting en beproeving; De meetresultaten zijn vastgelegd op standaard Parkstad Inspecties meetstaten; Eventuele opmerkingen en defecten naar aanleiding van de uitgevoerde inspectie zijn vermeld in hoofdstuk 7 en 8 van deze rapportage. 6. Gebruikte meetinstrumenten De inspecties door meting en beproeving worden uitgevoerd met geschikte en gekalibreerde meetinstrumenten. Instrumenten Parkstad Inspecties Serienummer Gekalibreerd Inspecteur Fluke-1652B installatietester Fluke-360 leakage current clamp meter Indicatief Fluke TI-10 Thermografische camera Indicatief De genoemde meetinstrumenten worden volgens de Criteria voor Toezicht één maal per jaar gekalibreerd. 7. Onderscheid opmerkingen/defecten Geconstateerde gebreken / opmerkingen worden gecategoriseerd als: defecten (def.): gebreken/fouten in de elektrische installatie die afwijken van de installatieeisen NEN 1010 of andere van toepassing zijnde productnormen. De defecten kunnen een brand- of levensgevaarlijke situatie opleveren of een stagnatie van het arbeidsproces in het gebouw en elektrische installatie; opmerkingen (opm.): overige constateringen die niet onder de categorie defecten vallen. 9 / 18

10 7. Opmerkingen van schakel- en verdeelinrichtingen Schakel- en verdeelinrichting: HVK Foto's van de schakel- en verdeelinrichting. 1. Het woonhuis gedeelte is niet geïnspecteerd. Dit valt buiten de inspectie. opm. 2. Onder de mespatroon voor fase L1 zijn draden van verschillende diameter onder 1 klem opm. gemonteerd. 3. De interne bedrdaing vanuit de hoofdschakelaar is met blauw uitgevoerd en is opm. omgecodeerd met rode tape. 4. Van de afgaande ader voor fase L2 is de isolatie beschadigd. def. 5. Op de afgaande kabel van de schakel- en verdeelinrichting naar OVK-1 is geen isolatie weerstand meting uitgevoerd. opm. Schakel- en verdeelinrichting: OVK 1 Foto's van de schakel- en verdeelinrichting. 1. De schakel- en verdeelinrichting en diverse eindgroepen zijn niet voorzien van codering. opm. Tevens is bij de aardlekschakelaars niet aangegeven welke eindgroepen ze beveiligen. 2. Er is geen groepenverklaring aangetroffen nabij de schakel- en verdeelinrichting. opm. 3. De schakel- en verdeelinrichting is inwendig vervuilt. opm. 10 / 18

11 4. In het compartiment links boven is het aardblok niet deugdelijk gemonteerd. Tevens is in deze klem een litze zonder adereindafwerking aangetroffen. Tevens is een zwarte ader gemonteerd die niet is omgecodeerd. opm. 5. Er zijn eindgroepen afgezekerd middels 25A smeltveiligheden. De afgaande bekabeling is uitgevoerd middels een 2,5mm². 6. Er zijn kabelschoenen toegepast met een te groot boorgat. Tevens zijn de persingen niet deugdelijk. def. opm. 7. In de deksel van het rechter railcompartiment zijn verkeerde schroeven aangetroffen. Deze zijn door leken te openen zonder gereedschap. 8. De frontplaten voldoen niet aan IP2x. Tevens is van het compartiment rechts boven de frontplaat manco. 9. De aders aan de bovenzijde van de aardlekschakelaar naast de hoofdschakelaar zijn niet deugdelijk in de huls gemonteerd. opm. opm. opm. 10. Van de K2 kop voor eindgroep K1 fase L2 is de keramiek gescheurd. def. 11. In de lasdoos boven de schakel- en verdeelinrichting dienen de verbindingen gecontroleerd opm. te worden. Zie thermografie foto. 12. Voor de schakel- en verdeelinrichting staan diverse spullen geplaatst. Hierdoor is de opm. schakel- en verdeelinrichting onvoldoende toegankelijk. 11 / 18

12 8. Opmerkingen van achterliggende installatie Achterliggende installatie 1. Op diverse plaatsen is het installatiemateriaal niet deugdelijk gemonteerd of zijn de kabels opm. niet deugdelijk ingevoerd. 2. Achter de spuitcabine: de afzuigslurf is niet meetbaar verbonden met de vereffeningsleiding. opm. 3. Achter de spuitcabine is de aansluitkabel ten behoeve van de verlichting is de spuitcabine opm. onbeschermd door de muur gevoerd. 4. Op diverse plaatsen zijn VMvL aansluitsnoeren van de apparatuur aangetroffen waarvan opm. de isolatie is beschadigd. Het verdient de aanbeveling om de aansluitsnoeren te contoleren en indien nodig te vervangen. Nabij de radio verdient het de aanbeveling om het aansluitsnoer te beschermen tegen mechanische beschadiging. 5. In de werkplaats op de tegelwand is een wandcontactdoos aangetroffen waarvan de def. aansluitdraden zijn gemonteerd in een P25 goot. De P25 goot is onvoldoende gesloten, enkelvoudig geïsoleerde bedrading is aanraakbaar. 6. Kantoor: nabij ingang naar woonhuis is de schakelknop van de lichtschakelaar manco. opm. 12 / 18

13 9. Bepaling inspectie-interval Bepaling van de inspectiefrequentie van installatie(delen) (Bijlage I van NEN 3140: 2011) Factor Keuzemogelijkheden Punt Score Jonger dan 10 jaar 0 Leeftijd van de installatie Ouder dan 10 jaar 5 Ouder dan 20 jaar 8 8 Ouder dan 30 jaar 10 aanzienlijk beter dan de jongste normen 0 Voldoet aan de jongste normen 2 Kwaliteit van de installatie Voldoet aan normen van aanleg en aanvullende veiligheidsvoorzieningen 4 7 Voldoet aan normen van aanleg 7 Voldoet niet aan de normen van aanleg 15 De omgeving waar de installatie wordt gebruikt: schoon en droog, bevat geen explosieve of corrosieve gassen, 0 levert geen brandgevaar t.g.v. stof op en is vrij van transportmiddelen of zware materialen De omgeving waar de installatie wordt gebruikt: is niet schoon en droog of Omgevingsomstandigheden bevat explosieve of corrosieve gassen of levert brandgevaar t.g.v. stof op of houdt het gebruik van transportmiddelen of zware materialen in De omgeving waar de installatie wordt gebruikt: kenmerkt zich als zware industriële omgeving kenmerkt zich als een omgeving waar wordt gewerkt 20 met transportmiddelen of zware materialen waardoor de installatie kan worden beschadigd Elektrotechnisch opgeleid personeel 0 Personen die de installatie Niet specifiek elektrotechnisch opgeleid personeel 3 gebruiken Leken 8 8 Leerlingen, cursisten, studenten, practicanten 10 Mate van toezicht door Regelmatig 0 installatieverantwoordelijke Sporadisch Punten totaal / 18

14 Derhalve adviseert Parkstad Inspecties een inspectie-interval van: Visuele inspectie: Schakel- en verdeelinrichtingen 1 maal per 3 jaar; Aansluitingen per ruimte 1 maal per 3 jaar; Visuele inspectie en beproeving: Noodverlichting 1 maal per jaar conform gebruiksbesluit; Visuele inspectie en Inspectie door meting en beproeving: De gehele installatie 1 maal per 3 jaar; 14 / 18

15 Bijlage I: Meetgegevens schakel- en verdeelinrichting Schakel- en verdeelinrichting: OVK-1 Spanning Fase - Fase (V) Fase - Nul (V) Fase - Aarde (V) Draaiveld Impedantie Circuit (Ω) Kortsluitstroom (A) Net (Ω) Kortsluitstroom (A) 0, , Groep Riso (Mohm) Type aardlekschakelaar ΔI (ma) Δt (msec) ALS 1 AC500mA ,3 K1 189,8 190,1 - >200 K2 189,8 190,1 - >200 K3 189,8 190,1 - >200 K4 189,8 190,1 - >200 K5 189,8 190,1 - >200 K6 189,8 190,1 - >200 K7 189,8 190,1 - >200 K8 189,8 190,1 - >200 K9 189,8 190,1 - >200 ALS 2 AC500mA ,3 L1 Res. L2 >200 L3 >200 L4 152,8 L5 >200 ALS 3 AC500mA ,2 L6 Res. L7 Res. L8 16,8 L9 171,9 L10 > / 18

16 Bijlage II: Thermografisch onderzoek In aanvulling op de inspectie volgens NEN 3140 heeft Parkstad Inspecties een thermografisch onderzoek uitgevoerd van de schakel- en verdeelinrichtingen. De gebreken en opmerkingen die volgen uit dit onderzoek zijn: Schakel- en verdeelinrichting: OVK Eindgroep L 8 verlichting. Geen opmerking. Warmteontwikkeling in de lasdoos boven de schakel- en verdeelinrichting waargenomen. Aanbeveling: verbindingen controleren. 16 / 18

17 Bijlage III: Toelichting op het inspectierapport Deze bijlage hoort bij het inspectierapport voor bestaande laagspanningsinstallaties. In deze bijlage bevinden zich de volgende onderwerpen: Toelichting op het inspectierapport; Informatie met betrekking tot de visuele inspectie; Informatie met betrekking tot metingen en beproevingen; Informatie met betrekking tot het bepalen van de tijd tussen twee inspecties; Informatie met betrekking tot het bepalen van de steekproef; Informatie met betrekking tot een thermografisch onderzoek; Toelichting Het inspectierapport is van toepassing op het inspecteren van bestaande laagspanningsinstallaties. De goede of juiste werking van de gehele installatie, als mede een laag energieverbruik en een storingsvrije uitvoering maakt nadrukkelijk geen deel uit van deze veiligheidsinspectie. Het inspectierapport is speciaal bedoeld voor diegene die verantwoordelijk is voor de veiligheid binnen het bedrijf waar de installatie zich bevindt, zoals de installatie verantwoordelijke. Het rapport moet worden ondertekend door diegene die de inspectie uitvoert. Dit moet minimaal een vakbekwaam persoon zijn met inspectie ervaring. Visuele inspectie Een visuele inspectie kan alleen worden uitgevoerd door een vakbekwaam persoon die inzicht heeft in de wijze waarop de installatie wordt gebruikt. Een goede visuele inspectie maakt duidelijk aan welke veiligheidsfacetten extra aandacht moet worden gegeven bij het meten en beproeven. Bij de visuele inspectie moet steeds een relatie worden gelegd tussen het gebruik van de installatie en de invloeden van de omgeving zoals, stof, vocht, hoge temperaturen, gassen, dampen, mechanische belasting of de toegankelijkheid van de installatie voor leken enzovoorts. Voor een goede beoordeling is het noodzakelijk de installatieschema s en tekeningen te kennen. Alleen dan is te beoordelen of alle veiligheidsmaatregelen zijn genomen en of alle veiligheidsvoorzieningen juist worden toegepast. Metingen en beproevingen Metingen en beproeving worden uitgevoerd door minimaal vakbekwame of voldoend onderrichte personen. Voor het meten aan elektrische installaties moeten passende en veilige meetinstrumenten worden gebruikt. Deze instrumenten moeten worden gecontroleerd voor en, indien noodzakelijk, na gebruik. Wanneer er risico bestaat dat ongeïsoleerde actieve delen worden aangeraakt, moet het personeel dat de metingen uitvoert, persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken en voorzorgsmaatregelen nemen tegen direct aanrakingsgevaar en de gevolgen van kortsluiting en vlambogen. Beproeving omvat alle handelingen die zijn bedoeld om de goede werking of de elektrische, mechanische of thermische toestand van een elektrische installatie te controleren. De beproeving van een installatie die spanningsloos is gemaakt, moet worden uitgevoerd volgens de regels die gelden voor spanningsloos werken. Externe factoren die het resultaat van de metingen beïnvloeden moeten steeds worden geregistreerd. Ook is het van belang dat wordt aangegeven welk meetinstrument is toegepast. 17 / 18

18 Tijd tussen twee inspecties De tijd tussen twee opeenvolgende inspecties van elektrische installaties wordt bepaald door: Leeftijd van de installatie; De kwaliteit van de installatie; De omgeving; De personen die de installatie gebruiken; De mate van toezicht; Het bepalen van de steekproef Bij de kwaliteitscontrole van producten is een steekproef gebruikelijk. Men wil zekerheid dat een product aan de opgegeven specificaties voldoet. Bij veiligheidsinspecties wil men ook zekerheid. Een inspectie op basis van een wiskundig juist bepaalde steekproef geeft die zekerheid. De installatieverantwoordelijke geeft aan welke theoretische risico's men wil nemen voor de verschillende installaties en de verschillende onderdelen van de installatie. Voor een juiste beoordeling van dit theoretische risico is inzicht nodig in de wiskundige achtergrond van de steekproefmethode, in de kwaliteit van de elektrotechnische installatie en in de gevaren die aan het gebruik van de installatie zijn verbonden. De omvang van de partij is de verzameling van op dezelfde wijze gemonteerde producten waaruit de steekproef moet worden genomen en goedgekeurd om te bepalen of aan de goedkeuringscriteria wordt voldaan. De minimale omvang van de steekproef wordt bepaald door tabel J.1 welke staat beschreven in de NEN Thermografisch onderzoek Alle objecten zenden een onzichtbare, elektromagnetische straling uit. Bij een thermografisch onderzoek zet een thermografische camera deze IR-straling om in gekleurde beelden. Hiermee worden de temperaturen van het object zichtbaar. Thermografisch onderzoek is een zinvolle aanvulling op de NEN 3140 inspecties. Door middel van thermografisch onderzoek is het mogelijk om elektrische installaties te onderzoeken op mogelijke overgangsweerstanden, de zogenaamde hot spots. Hot spots kunnen leiden tot stagnaties in productieprocessen of essentiële installaties. Ook overbelastingen en asymmetrische belastingen komen tijdens een thermografisch onderzoek naar voren. Door installaties te onderzoeken met een thermografische camera kunnen deze stagnaties in een vroeg stadium worden herkend. Het voordeel van een thermografisch onderzoek is dat installaties en apparaten tijdens de metingen gewoon in bedrijf kunnen blijven. In overleg met de opdrachtgever zullen in dit rapport afwijkende temperaturen ten opzichte van de omgeving worden vermeld. 18 / 18