Datum van inontvangstneming : 29/06/2012

Transcriptie

1 Datum van inontvangstneming : 29/06/2012

2 Vertaling C-249/12-1 Datum van indiening: 22 mei 2012 Verwijzende rechter: Zaak C-249/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie (Roemenië) Datum van de verwijzingsbeslissing: 15 maart 2012 Verzoekende partij: Verwerende partij: Corina-Hrisi Tulică Agenţia Naţională de Administrare Fiscală Direcţia Generală de Soluţionare a Contestaţiilor (omissis) Beslissing van de Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie Secţia de contencios administrativ şi fiscal (omissis) van 15 maart 2012 (omissis) l. Hoofdgeding en procesverloop Bij verzoekschrift van 5 augustus 2010, neergelegd bij de Curtea de Apel Bucureşti Secţia a VIII-a contencios administrativ şi fiscal (hof van beroep van Boekarest achtste kamer voor bestuurs- en belastinggeschillen; hierna: Curtea de Apel ), heeft Tulică in het geschil met de Agenţia Naţională de Administrare Fiscală Direcţia generală de soluţionare a contestaţiilor (nationaal bureau van de belastingdienst directoraat-generaal geschillenbehandeling) verzocht, krachtens artikel 8 van wet nr. 554/2004 op de bestuurlijke rechtsvordering nietig te verklaren beschikking nr. 112 van 9 april 2010 op het preliminaire bezwaar, naheffingsaanslag nr van 2 oktober 2009 en belastinginspectierapport nr van 1 oktober 2009 van de Direcţia generală de coordonare inspecţie fiscală (directoraat-generaal coördinatie belastinginspectie), en dientengevolge te NL

3 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-249/12 verklaren dat het bij de bestreden naheffingsaanslag vastgestelde bedrag van RON (btw ten belope van RON en vertragingsrente ten belope van RON) niet verschuldigd is. 2. Feiten Verzoekster, Corina-Hrisi Tulică, is een natuurlijk persoon met woonplaats te Boekarest. In de loop van de jaren heeft zij 134 overeenkomsten voor de verkoop van grondstukken gesloten, waarvan 44 in 2007, voor een bedrag van in totaal RON, en 90 in 2008, voor een bedrag van in totaal RON. Van deze 134 overeenkomsten hadden er 133 betrekking op buiten stedelijk gebied gelegen grondstukken, en één overeenkomst, gesloten op 21 februari 2008, op een terrein van m 2 binnen het stedelijk gebied van Mihăileşti, in het district Giurgiu. De verkoopprijs bij deze laatste transactie was RON (hetgeen overeenkomt met EUR). Niet betwist is dat het bij dit terrein gaat om een bouwterrein. Verzoekster heeft deze transacties gesloten zonder als btw-plichtige te zijn ingeschreven. Naar aanleiding van de belastinginspectie waaruit belastinginspectierapport nr van 1 oktober 2009 is voortgekomen, is geoordeeld dat Tulică met ingang van 28 september 2007 (datum van overeenkomst nr. 3382) voldeed aan de voorwaarden voor inschrijving als belastingplichtige voor de toepassing van de btw. De belastingschuld is berekend met ingang van 21 februari 2008, de datum waarop het stedelijke bouwterrein is verkocht. De belastingdienst heeft deze laatste verkooptransactie opgevat als een belastbare handeling voor de toepassing van de btw. Vastgesteld is derhalve dat verzoekster een bedrag van RON aan btw verschuldigd was, vermeerderd met het accessoire bedrag (vertragingsrente) van RON, berekend vanaf het moment waarop de btw verschuldigd werd (21 februari 2008) tot en met de datum waarop het belastinginspectierapport werd opgesteld Recht Zowel in de bestuurlijke fase van het onderhavige geschil als in de fase voor gerecht zijn betwist: a) het wettelijke voorrecht van de belastingdienst om een natuurlijke persoon die zich niet vrijwillig als btw-plichtige heeft ingeschreven, aan de belasting te onderwerpen;

4 TULICĂ b) de kwalificatie van de rechtshandelingen met betrekking tot onroerende goederen in de jaren als economische activiteit ; c) de vaststelling van de maatstaf van heffing van de btw. Om duidelijkheid te scheppen over dit laatste juridische probleem heeft deze rechter besloten een prejudiciële vraag te stellen; d) de niet-toepassing van de bijzondere vrijstelling in artikel 141, lid 2, sub f, van het belastingwetboek, en het ontbreken van nadeel voor de overheidsbegroting, in het licht van het recht van de kopers, rechtspersonen die zijn ingeschreven als btw-plichtigen, om de btw af te trekken die verzoekster had moeten innen. Wat de toepassing van artikel 137 van het belastingwetboek betreft de maatstaf van heffing van de btw verdedigen Tulică en de Agenţia Naţională de Administrare Fiscală tegengestelde standpunten. Verzoekster stelt dat de belastingdienst door de wijze waarop hij de btw berekent, namelijk door ze toe te voegen aan de door partijen bij de overeenkomst overeengekomen verkoopprijs, talrijke rechtsbeginselen schendt, waaronder het beginsel van contractvrijheid en het beginsel van scheiding der machten binnen de staat. Zij stelt dat de partijen vrij zijn te onderhandelen en een prijs overeen te komen (de artikelen 962 en 969 van het Roemeense burgerlijk wetboek), en dat de overeenkomst te goeder trouw ten uitvoer moet worden gelegd (artikel 970 burgerlijk wetboek). De btw is in de prijs begrepen en niet een element dat eraan wordt toegevoegd, zodat het zeker niet vanzelf spreekt dat de koper de onroerende zaak onder de door de belastingdienst voorgespiegelde omstandigheden zou hebben gekocht. Verzoekster heeft dus gesteld dat de door de belastingdienst gevorderde btw niet meer van de koper kan worden teruggevorderd omdat zij niet onder het voorwerp van de overeenkomst valt; derhalve kan jegens de koper geen beroep worden gedaan op een contractuele verplichting noch op een nietcontractuele, wettelijke verplichting (artikel 970 burgerlijk wetboek). Volgens verzoekster is het standpunt van verweerster in strijd met de bevoegdheid van de wetgever om bij wet duidelijke criteria of vermoedens op het betrokken terrein vast te stellen, en met de bevoegdheid van de rechter om geschillen over de uitlegging van de wil van de overeenkomstsluitende partijen te beslechten. Haars inziens is er geen reden waarom de Agenţia Naţională de Administrare Fiscală zich deze bevoegdheden aanmatigt. De Agenţia Naţională de Administrare Fiscală lost deze rechtsvraag echter op aan de hand van artikel 137 van het belastingwetboek en verklaart dat de verkoopprijs die de partijen zijn overeengekomen als grondslag voor de berekening van de btw moet worden genomen. 3

5 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-249/12 Niettemin blijkt uit de stukken die aan de Curtea de Apel zijn overgelegd (omissis) dat de plaatselijke belastingorganen zich bewust waren van het onderhavige probleem en meenden dat de situatie moeilijk ligt voor de koper te goeder trouw, die verplicht wordt ook de btw aan de verkoper te betalen, hoewel dit in de overeenkomst niet was voorzien. Met name in de gevallen van personen die een hypothecaire lening hebben opgenomen, kan het gebeuren dat het niet meer mogelijk is een aanvullend krediet op te nemen om de btw te voldoen. 4. Beslissing van de Curtea de Apel Bij vonnis van 14 februari 2011 heeft de Curtea de Apel de vordering van Tulică ongegrond verklaard. Deze rechter in eerste aanleg heeft, in het licht van de aard van de transacties en het aantal transacties dat verzoekster gedurende de belastingcontroleperiode heeft verricht, vastgesteld dat zij in feite btw-plichtig was geworden, aangezien het haar evidente bedoeling was om grondstukken te kopen en vervolgens te verkopen om er opbrengst uit te verkrijgen, en dat deze transacties herhaaldelijk (134 maal) en duurzaam (in de periode ) werden verricht. De Curtea de Apel heeft geoordeeld dat de belastingorganen de btw juist hebben berekend, in de zin van de bepalingen van artikel 137 van het belastingwetboek, aangezien het enige referentiepunt daarvoor bestaat in de prijs die door de partijen in de verkoopovereenkomst is overeengekomen voor het stedelijke bouwterrein, waarvoor verzoekster gehouden is de btw te voldoen. Daarnaast heeft deze rechter verklaard dat verzoekster niet kan profiteren van de bijzondere vrijstelling in artikel 141, lid 2, sub f, van het belastingwetboek, zoals van kracht tot en met 31 december 2007, omdat zij niet voldoet aan de wettelijke voorwaarde dat zij het recht uitoefent, of kan uitoefenen, om de btw geheel of gedeeltelijk af te trekken. Hoewel deze voorwaarde met ingang van 2008 is ingetrokken, heeft deze rechter overwogen dat uit de tekst kan worden afgeleid dat de vrijstelling enkel van toepassing is op belastingplichtigen die voor de btw zijn ingeschreven, hetgeen bij verzoekster niet het geval is. 5. Hoger beroep ingesteld door Tulică. Procesverloop Tulică is tegen het vonnis van de Curtea de Apel in hoger beroep gekomen. Dat beroep is op 23 maart 2011 ingeschreven op de rol van de Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie Secţia contencios administrativ şi fiscal (bestuurs- en belastingkamer van het Roemeense hooggerechtshof; hierna: Înalta Curte ). In het beroepschrift in cassatie heeft Tulică onder meer haar grief betreffende de onjuiste vaststelling van de maatstaf van heffing herhaald. 4

6 TULICĂ Naast de [al] uiteengezette argumenten heeft verzoekster zich beroepen op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-317/94, Elida Gibbs Ltd., en met name op de punten 26 en 27 ervan. Met het oog op de beslechting van het geschil heeft verzoekster verzocht het Hof van Justitie een prejudiciële vraag voor te leggen over de uitlegging van de bepalingen van de artikelen 9, lid 1, tweede alinea, 73 en 78 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna: richtlijn ). (omissis) De Înalta Curte heeft op dat verzoek beslist dat zij zich, om het geschil te beslechten, tot het Hof van Justitie moet wenden (omissis). (omissis) [Verzoekster stelt voor, het Hof van Justitie drie prejudiciële vragen voor te leggen. De Înalta Curte beslist dat voor de beslechting van het geschil enkel een antwoord op de tweede vraag noodzakelijk is, die zij in het dictum herformuleert] 5. Relevante wettelijke bepalingen en rechtspraak I Bepalingen van nationaal recht 1. Wet nr. 571/2003 houdende het belastingwetboek, bekendgemaakt in Monitor Oficial nr. 927 van 23 december 2003, zoals gewijzigd en aangevuld, in de versie die van kracht was in de referentieperiode (hierna: belastingwetboek ). Titel VI btw Artikel 125 Definitie van de belasting over de toegevoegde waarde De belasting over de toegevoegde waarde is een indirecte belasting die aan de Staat verschuldigd is en wordt geheven krachtens de onderhavige titel. Artikel 125 bis Betekenis van enkele termen en uitdrukkingen 1) Voor de toepassing van de onderhavige titel wordt onder de volgende termen en uitdrukkingen verstaan: [...] 5. maatstaf van heffing: de tegenprestatie voor belaste goederenleveringen of diensten, belaste invoerhandelingen of belaste intracommunautaire verwervingen, vastgesteld overeenkomstig hoofdstuk VII; 5

7 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-249/12 6. goederen: uit hun aard of door bestemming roerende en onroerende lichamelijke zaken. Elektriciteit, verwarmingsenergie, aardgas, warmte en soortgelijke energiesoorten worden als roerende lichamelijke zaken beschouwd; 6 [...] 8. btw-registratienummer: het in artikel 154, lid 1, bedoelde nummer dat door de bevoegde Roemeense autoriteiten wordt toegekend aan personen die gehouden zijn zich overeenkomstig artikel 153 of 153 bis in te schrijven, ofwel een daarmee gelijk te stellen registratiecode die door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat wordt toegekend; [...] 18. belastingplichtige: de in artikel 127, lid 1, bedoelde persoon, namelijk een natuurlijke persoon, groep personen, openbare instelling, rechtspersoon of andere entiteit die een economische activiteit kan verrichten; [...] 20. niet-belastingplichtige: de persoon die niet voldoet aan de in artikel 127, lid 1, gestelde voorwaarden om als belastingplichtige te worden beschouwd. Artikel 126 Belastbare handelingen 1) Als in Roemenië belastbare handelingen worden beschouwd, de handelingen die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen: a) de handelingen worden ingevolge de artikelen 128 tot en met 130 beschouwd als of gelijkgesteld met goederenleveringen of diensten onder bezwarende titel en vallen binnen de werkingssfeer van de belasting; b) overeenkomstig de artikelen 132 en 133 wordt Roemenië als plaats van de goederenlevering of dienst beschouwd; c) de goederenlevering of dienst wordt verricht door een belastingplichtige zoals gedefinieerd in artikel 127, lid 1, die als zodanig handelt; d) de goederenlevering of dienst is het resultaat van een van de in artikel 127, lid 2, bedoelde economische activiteiten. Artikel 127 Belastingplichtigen en economische activiteiten 1) Als,belastingplichtige wordt beschouwd eenieder die, op ongeacht welke plaats, zelfstandig een van de in lid 2 bedoelde economische activiteiten verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit.

8 TULICĂ 2) Als,economische activiteit in de zin van deze titel worden beschouwd, de werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmede gelijkgestelde beroepen. Als economische activiteit wordt in het bijzonder beschouwd de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Artikel 128 Levering van goederen 1) Als,levering van goederen wordt beschouwd, de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een zaak te beschikken. Artikel 134 Belastbaar feit en verschuldigdheid van de belasting Definities 1) Onder belastbaar feit wordt verstaan het feit waardoor de wettelijke voorwaarden, vereist voor verschuldigd worden van de belasting, worden vervuld. 2) De belasting wordt geacht verschuldigd te zijn op de dag dat de schatkist krachtens de wet bevoegd is de belasting van de belastingplichtige te vorderen, ook al kan de betaling daarvan worden uitgesteld. 3) De belasting wordt geacht opeisbaar te zijn op de dag waarop de belastingplichtige krachtens artikel 157, lid 1 gehouden is de belasting aan de Staat af te dragen. Deze dag is tevens het tijdstip waarop de vertragingsrente voor de niet-afdracht van de belasting begint te lopen. Artikel 134 bis Belastbaar feit voor goederenleveringen en diensten 3) Het belastbare feit voor de levering van onroerende zaken vindt plaats op het tijdstip waarop de wettelijke formaliteiten voor de overdracht van het eigendomsrecht van de verkoper aan de koper zijn vervuld. Artikel 137 Maatstaf van heffing voor goederenleveringen en diensten binnen het nationale grondgebied 1) De maatstaf van heffing voor de belasting over de toegevoegde waarde wordt gevormd: a) voor goederenleveringen en diensten [...], door alles wat de leverancier of dienstverrichter voor deze handelingen als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van de zijde van de koper, van de begunstigde of van een derde, met inbegrip van subsidies die rechtstreeks met de prijs van de handelingen verband houden. [...] 2) De maatstaf van heffing omvat het volgende: 7

9 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-249/12 a) belastingen en heffingen, tenzij de wet anders bepaalt, behoudens de belasting over de toegevoegde waarde; b) bijkomende kosten, zoals de kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering, die de leverancier/dienstverrichter aan de afnemer in rekening brengt. De kosten die de leverancier of dienstverrichter aan de afnemer heeft gefactureerd, die bij afzonderlijke overeenkomst zijn geregeld en verbonden zijn met de betrokken goederenlevering of dienst, worden als bijkomende kosten beschouwd. Artikel 141 Vrijstellingen voor handelingen binnen het nationale grondgebied 2) Daarnaast zijn de volgende handelingen vrijgesteld: [...] f) De levering van een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk en het terrein waarop dat is opgetrokken, evenals andere terreinen. De vrijstelling is niet van toepassing op de levering van een nieuw bouwwerk, een gedeelte van een nieuw bouwwerk of een bouwterrein. In dit artikel wordt verstaan onder: 1. bouwterrein: elk terrein, al dan niet bouwrijp gemaakt, waarop volgens de geldende regelgeving bouwwerken kunnen worden opgetrokken; 2. bouwwerk: elk bouwwerk dat vast met de grond is verbonden; 3. levering van een nieuw bouwwerk of een gedeelte daarvan: de levering die plaatsvindt op uiterlijk 31 december na het jaar van eerste ingebruikneming of gebruik van een bouwwerk of een gedeelte ervan, in voorkomend geval na verbouwing; 4. nieuw bouwwerk: tevens, elk bouwwerk dat is verbouwd of verbouwd gedeelte van een bouwwerk, indien de kosten van de verbouwing ongerekend de belasting ten minste 50 % van de marktwaarde van het bouwwerk of de gedeelten van het bouwwerk na de verbouwing bedraagt, zoals bepaald door een deskundige, ongerekend de waarde van het terrein; Sinds 1 januari 2008 luidt de inleiding van deze bepaling als volgt: f) de levering door eenieder van een bouwwerk, een gedeelte van een bouwwerk en het terrein waarop dat is opgetrokken, evenals van elk ander terrein. De vrijstelling is niet van toepassing op leveringen van een nieuw bouwwerk, een gedeelte van een nieuw bouwwerk of een bouwterrein. In dit artikel wordt verstaan onder: [...] 8

10 TULICĂ btw Artikel 153 Inschrijving van belastingplichtigen voor de toepassing van de [...] 1. De belastingplichtige van wie de zetel van de economische activiteit zich in Roemenië bevindt en die een economische activiteit uitoefent of voornemens is uit te oefenen die met btw belastbare en/of van btw vrijgestelde handelingen met recht van aftrek behelst, is gehouden als volgt bij het bevoegde belastingorgaan een aanvraag tot inschrijving voor de toepassing van de btw (hierna: normale inschrijving voor de btw) in te dienen: a) in de volgende gevallen, alvorens dergelijke handelingen te verrichten: 1) als hij verklaart dat hij een omzet gelijk aan of hoger dan de in artikel 152, lid 1, bedoelde vrijstellingsdrempel ( EUR) zal behalen, met betrekking tot de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen; 2) als hij verklaart dat hij een omzet lager dan de in artikel 152, lid 1, bedoelde vrijstellingsdrempel zal behalen, maar kiest voor toepassing van de gewone regeling; b) als hij in de loop van een kalenderjaar de in artikel 152, lid 1, bedoelde vrijstellingsdrempel behaalt of overschrijdt, binnen tien dagen na het einde van de maand waarin hij deze drempel heeft behaald of overschreden; c) als de in een kalenderjaar behaalde omzet lager is dan de in artikel 152, lid 1, bedoelde vrijstellingsdrempel, maar hij kiest voor toepassing van de gewone regeling; [...] 6) De bevoegde belastingorganen schrijven in de zin van dit artikel alle personen voor de btw in die overeenkomstig de bepalingen van deze titel gehouden zijn krachtens lid 1, 2, 4 of 5 een aanvraag tot inschrijving in te dienen. 7) Indien een persoon die gehouden is zich krachtens lid 1, 2, 4 of 5 in te schrijven, geen aanvraag tot inschrijving indient, schrijven de bevoegde belastingorganen deze ambtshalve in. 2. Regeringsdecreet nr. 44/2004 houdende goedkeuring van de Methodologische voorschriften voor de toepassing van wet nr. 571/2003 houdende het belastingwetboek, bekendgemaakt in Monitor Oficial al României deel I, nr. 112 van 6 februari 2004, zoals nadien gewijzigd en aangevuld, in de versie die sinds 1 januari 2007 van kracht is 62. 2) Indien een belastingplichtige op de vrijstellingsdrempel heeft behaald of overschreden en binnen de wettelijke termijn geen aanvraag tot 9

11 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-249/12 inschrijving overeenkomstig artikel 153 van het belastingwetboek heeft ingediend, gaan de bevoegde belastingorganen krachtens artikel 152, lid 6, van het belastingwetboek als volgt te werk: a) wanneer de bevoegde belastingorganen vóór inschrijving van de btw-plichtige krachtens artikel 153 van het belastingwetboek vaststellen dat de wet niet is nageleefd, vorderen zij afdracht van de belasting die de belastingplichtige had moeten storten als hij in de zin van artikel 153 van het belastingwetboek regelmatig voor de belasting zou zijn ingeschreven, voor de periode van de dag waarop de betrokken btw-plichtige zou zijn ingeschreven als hij binnen de wettelijke termijn een aanvraag tot inschrijving had ingediend, tot en met de dag waarop is vastgesteld dat hij de wettelijke bepalingen niet heeft nageleefd. Tegelijkertijd schrijven de controlerende organen deze belastingplichtige krachtens artikel 153, lid 7, van het belastingwetboek ambtshalve in. 3. Burgerlijk wetboek (oud recht, van kracht in de relevante periode) Artikel 962. Het voorwerp van een overeenkomst wordt gevormd door hetgeen waartoe de partijen, of een van hen, zich verbinden. wet. Artikel 969. Alle wettig aangegane overeenkomsten strekken de partijen tot Zij kunnen worden beëindigd met wederzijdse instemming of op grond van de oorzaken die de wet toestaat. Artikel 970. Overeenkomsten worden te goeder trouw ten uitvoer gelegd. Een overeenkomst heeft niet alleen de uitdrukkelijk overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, de gewoonte of de wet voortvloeien. II Recht van de Europese Unie 1. Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van ) Artikel 9 1) Als,belastingplichtige wordt beschouwd eenieder die, op ongeacht welke plaats, zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit. Als,economische activiteit worden beschouwd, alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van 10

12 TULICĂ delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmede gelijkgestelde beroepen. Als economische activiteit wordt in het bijzonder beschouwd de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Artikel 12 1) De lidstaten kunnen als belastingplichtige aanmerken eenieder die incidenteel een handeling verricht in verband met de in artikel 9, lid 1, tweede alinea, bedoelde werkzaamheden, met name een van de volgende handelingen: a) de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het bijbehorende terrein vóór de eerste ingebruikneming; b) de levering van een bouwterrein. 2) Voor de toepassing van lid 1, sub a, wordt als,gebouw beschouwd ieder bouwwerk dat vast met de grond is verbonden. De lidstaten kunnen de voorwaarden voor de toepassing van het in lid 1, sub a, bedoelde criterium op de verbouwing van gebouwen, alsmede het begrip,bijbehorend terrein bepalen. De lidstaten kunnen andere criteria dan dat van de eerste ingebruikneming toepassen, zoals het tijdvak dat verloopt tussen de datum van voltooiing van het gebouw en die van eerste levering, of het tijdvak tussen de datum van eerste ingebruikneming en die van de daaropvolgende levering, mits deze tijdvakken niet langer duren dan onderscheidenlijk vijf en twee jaar. 3) Voor de toepassing van lid 1, sub b, wordt als,bouwterrein beschouwd, de door de lidstaten als zodanig omschreven al dan niet bouwrijp gemaakte terreinen. Artikel 73 Voor andere goederenleveringen en diensten dan die bedoeld in de artikelen 74 tot en met 77 omvat de maatstaf van heffing alles wat de leverancier of dienstverrichter voor deze handelingen als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van de zijde van de afnemer of van een derde, met inbegrip van subsidies die rechtstreeks met de prijs van deze handelingen verband houden. Artikel 78 In de maatstaf van heffing moeten de volgende elementen worden opgenomen: a) belastingen, rechten en heffingen, met uitzondering van de btw zelf; 11

13 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-249/12 b) bijkomende kosten, zoals kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering, die de leverancier de afnemer in rekening brengt. Voor de toepassing van punt b van de eerste alinea mogen de lidstaten uitgaven die bij afzonderlijke overeenkomst zijn geregeld, als bijkomende kosten beschouwen. 2. Rechtspraak van het Hof van Justitie 1. Arrest van het Hof van Justitie in de zaak C-317/94, Elida Gibbs Ltd. 2. Arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-180/10 en C-181/10, Słaby e.a Redenen waarom deze rechter de prejudiciële vraag heeft gesteld De Înalta Curte is tot de conclusie gekomen dat het Hof van Justitie een prejudiciële vraag moet worden voorgelegd over de uitlegging van de artikelen 73 en 78 van de richtlijn met betrekking tot de vaststelling van de maatstaf van heffing in het geval waarin een verkoper ex post als btw-plichtige is gekwalificeerd, een hypothese die door de nationale wetgever bij de omzetting van de btw-richtlijn niet in aanmerking is genomen. De Înalta Curte is rechter in laatste aanleg in het geschil in de hoofdzaak. Het antwoord op de prejudiciële vraag is van beslissend belang voor de beslechting van talloze zaken die momenteel in verschillende stadia voor Roemeense bestuurs- en belastingrechters aanhangig zijn. (omissis) In de loop van de procedure is in de Monitor Oficial al României van 20 april 2011 besluit nr. 2/2011 van de centrale belastingcommissie bekendgemaakt, waarin het volgende is bepaald: Voor de eenvormige toepassing van de artikelen 137, lid 1, sub a, en 140 van wet nr. 571/2003 houdende het belastingwetboek, zoals nadien gewijzigd en aangevuld, en van punt 23, leden 1 en 2, van titel VI van de Methodologische voorschriften voor de toepassing van het belastingwetboek, vastgesteld bij regeringsdecreet nr. 44/2004, zoals nadien gewijzigd en aangevuld, wordt de te innen belasting over de toegevoegde waarde voor de belastbare levering van bouwwerken en terreinen bepaald aan de hand van de wil van de partijen, zoals deze naar voren komt uit de overeenkomst of uit andere bewijsstukken die zijn overgelegd overeenkomstig wetsdecreet nr. 92/2003 houdende het wetboek formeel belastingrecht, zoals opnieuw bekendgemaakt na wijzigingen en aanvullingen, en wel als volgt:

14 TULICĂ a) door toepassing van het btw-tarief op de tegenprestatie voor de levering (exclusief btw) [in de zin van punt 23, lid 1, van de Methodologische voorschriften voor de toepassing van titel VI,,Belasting over de toegevoegde waarde, vastgesteld bij regeringsdecreet nr. 44/2004, zoals nadien gewijzigd en aangevuld], indien blijkt dat: 1. de partijen zijn overeengekomen dat de btw niet is begrepen in de tegenprestatie voor de levering, of 2. de partijen niets zijn overeengekomen over de btw; b) door toepassing van het btw-tarief op de verkoopprijs (inclusief btw) 1 [als uiteengezet in punt 23, lid 2, van de Methodologische voorschriften voor de toepassing van titel VI,,Belasting over de toegevoegde waarde, vastgesteld bij regeringsdecreet nr. 44/2004, zoals nadien gewijzigd en aangevuld], indien blijkt dat de partijen zijn overeengekomen dat de btw in de tegenprestatie voor de levering is begrepen. In het licht van de rechtssituatie acht de Înalta Curte zich niet voldoende onderlegd, gegeven het feit dat de maatstaf voor heffing in de nationale regelgeving (artikel 137, leden 1, sub a, en 2, sub a, van het belastingwetboek, waarbij de artikelen 73 en 78, sub a, van de richtlijn zijn omgezet) wordt omschreven als alles wat de leverancier of dienstverrichter voor deze handelingen als tegenprestatie verkrijgt, welke door de overeenkomstsluitende partijen is vastgesteld zonder btw. (omissis) De Înalta Curte legt het Hof van Justitie krachtens artikel 267 VWEU de volgende prejudiciële vraag voor: Moeten de artikelen 73 en 78 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad aldus worden uitgelegd dat de maatstaf van heffing, indien een verkoper ex post wordt gekwalificeerd als btw-plichtige en de tegenprestatie (verkoopprijs) voor de levering van de onroerende zaak door de partijen is overeengekomen zonder dat de btw is genoemd, wordt bepaald: a) door de tegenprestatie (verkoopprijs) voor de levering van de zaak die door partijen is overeengekomen, verminderd met de btw, of b) door de tegenprestatie (verkoopprijs) voor de levering van de zaak die door partijen is overeengekomen? (omissis) 1 De btw wordt in dit geval berekend aan de hand van de formule (verkoopprijs * btw tarief) / (btw-tarief + 100). 13