Projectgebonden Risico Analyse Conventionele Explosieven Elster Buitenwaard gemeente Rhenen Provincie Utrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Projectgebonden Risico Analyse Conventionele Explosieven Elster Buitenwaard gemeente Rhenen Provincie Utrecht"

Transcriptie

1 Projectgebonden Risico Analyse Conventionele Explosieven Elster Buitenwaard gemeente Rhenen Provincie Utrecht Datum: 13 juli 2017 Kenmerk: 17P068 eindrapport 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

2 Distributielijst Provincie Utrecht Bombs Away B.. Opdrachtgever Opgesteld: Geaccordeerd: Kenmerk en status: Provincie Utrecht Bombs Away B.. 17P068 eindrapport Bombs Away B.. Handtekening: Handtekening: Handtekening: Datum: 13 juli 2017 Bombs Away B Museumlaan 2 Postbus BC Utrecht 3581 HK Utrecht Info@bombsaway.nl KvK: BTW: B01 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Algemeen Aanleiding Omschrijving en doelstelling opdracht Wet en regelgeving ten aanzien van CE Uitgangspunten Geraadpleegde bronnen Rapporten Archiefonderzoek Tekeningen Contact Wet- en regelgeving Leeswijzer Analyse uitgevoerd vooronderzoek Inleiding erdachte gebieden reeds uitgevoerd vooronderzoek en aanvullend onderzoek Conclusies vooronderzoek en aanvullend onderzoek Aan te treffen CE Horizontale afbakening erticale afbakening Kribben Detectie-onderzoeken Samenvatting Onderzoeksgebied Inleiding Geplande werkzaamheden binnen PRA gebied Naoorlogse geschiedenis Historie werkzaamheden Elster Buitenwaard Naoorlogse luchtfoto-analyse Archeologisch onderzoek Milieukundig onderzoek Kabels en leidingeninformatie NAP-gegevens uiterwaard Locatie inspectie Bodemgesteldheid Inventarisatie naoorlogse grondroerende activiteiten Geplande civieltechnische werkzaamheden Inleiding Geplande civieltechnische werkzaamheden Niet grondroerende werkzaamheden Grondroerende werkzaamheden binnen verdacht gebied Invloedsfactoren Gevaars- en uitwerkingsfactoren CE Inleiding Mogelijk aan te treffen CE Klein kaliber munitie (KKM) Geschutmunitie Gevaarsfactoren P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

4 5.3.1 oorgespannen slagpinveer ertragingsinrichting Antistoringsinrichting (valstrik) (Gevoeligheid van) explosieve stoffen Pyrotechnische of brandladingen Witte fosfor Uitwerkingsfactoren CE Scherfwerking Luchtdruk Schokgolf Hitte/brand Rook Gevaars- en uitwerkingsfactoren in relatie tot aan te treffen CE Risicoinventarisatie Inleiding Risico-inventarisatie werkzaamheden Beoordeling van de risico s Opsporingstechnieken algemeen Opsporingstechnieken civieltechnische werkzaamheden kribben Mogelijke gevolgen ongecontroleerde detonatie Maatregelen Conclusies en Advies Inleiding Conclusie vooronderzoek en aanvullend onderzoek Conclusie PRA Opsporings- c.q. detectieadvies Explosievenopsporingswerkzaamheden Bijlagen Bijlage 1 Checklist conform Eindversie methode PRA zoals door de ereniging voor Explosieven Opsporing (EO) aangeboden aan het CCvD-OCE (3EO- CER , november 2013) Bijlage 2 oorbeeld protocol Bijlage 3 Luchtfotodekking Bijlage 4 Kaart met geplande werkzaamheden binnen CE verdacht gebied (losse bijlage) Bijlage 5 Kaart met geroerde bodem (losse bijlage) Bijlage 6 Advieskaart PRA (losse bijlage) Afbeelding voorblad: Elster Buitenwaard_lufo2012_A0XL_ (bron: Provincie Utrecht) 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

5 1 INLEIDING 1.1 Algemeen Bombs Away B.. heeft van de Provincie Utrecht opdracht gekregen om voor het project Elster Buitenwaard een Projectgebonden Risico Analyse (PRA) op te stellen. Het betreft een PRA ten behoeve van voorgenomen herinrichting van de uiterwaarden bij de rivier de Nederrijn, de Elster Buitenwaard in de gemeente Rhenen (dorp Elst) in de provincie Utrecht. Deze PRA is opgesteld volgens de uitgangspunten van de Eindversie methode PRA zoals door de ereniging voor Explosieven Opsporing (EO) aangeboden aan het CCvD-OCE (3EO- CER , november 2013) (zie bijlage 1). In deze PRA zijn de onderstaande punten behandeld: Analyse uitgevoerd vooronderzoek; aststellen locatie specifieke omstandigheden m.b.v. de naoorlogse geschiedenis van de locatie; Omschrijving van de voorgenomen werkzaamheden (definitie van het project); Invloed op het van CE verdachte gebied op de voorgenomen werkzaamheden; Uitwerking van gevaars- en uitwerkingsfactoren CE; Beoordeling van de risico s; Advies (eventuele) vervolgstappen explosievenopsporing. In dit hoofdstuk worden de aanleiding, omschrijving, doelstelling, doelgroep, wet & regelgeving ten aanzien van Conventionele Explosieven (CE) en uitgangspunten van de opdracht besproken. In de onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied weergegeven. Afbeelding 1: onderzoeksgebied PRA Elster Buitenwaard (bron: opdrachtgever) 1.2 Aanleiding Conform WSCS-OCE zijn diverse historisch vooronderzoeken uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van CE in de Elster Buitenwaard. Het betreft de volgende vooronderzoeken: 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

6 ooronderzoek Conventionele Explosieven Elster Buitenwaard en Palmerswaard gemeente Rhenen, met kenmerk 14P008 (definitief), opgesteld door Bombs Away B, dd. 18 april 2014; Rapportage OCE-inventarisatie Ruimte voor de Rivier project Stroomlijn, met kenmerk 12P023, opgesteld door Bombs Away B, dd. 28 juni 2013; ooronderzoek Conventionele Explosieven Pannerdens Kanaal, Nederrijn en de Lek, met documentcode:11s132-o-02, opgesteld door Saricon B.., dd. 8 februari Deze vooronderzoeken zijn gebruikt als basis voor deze PRA, die vanwege de voorgenomen herinrichting van de Elster Buitenwaard in de gemeente Rhenen (dorp Elst) in de provincie Utrecht is opgesteld. Uit het vooronderzoek blijkt dat in de Elster Buitenwaard meerdere locaties verdacht zijn op het mogelijk aantreffen van CE in de bodem. Op basis van de Arbo-wetgeving en de wet- en regelgeving in Openbare Orde en eiligheid dienen alle risico s vooruitlopend op de voorgenomen werkzaamheden in kaart te worden gebracht, waarbij de risico s zoveel mogelijk dienen te worden ingeperkt. De mogelijke aanwezigheid van CE vormt een risico voor personeel, omwonenden en de directe omgeving. Tijdens de realisatie van het project bestaat de mogelijkheid dat CE in de bodem door contact of grondtrillingen ongecontroleerd in werking kunnen treden. oor een veilige en verantwoorde uitvoering van het project is het noodzakelijk om de specifieke risico s van CE voor de projectwerkzaamheden te inventariseren en te beoordelen, gevolgd door een advies over de te nemen maatregelen middels een Projectgebonden Risico Analyse (PRA). 1.3 Projectteam In het kader van deze PRA heeft Bombs Away B.. een projectteam samengesteld dat de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Het projectteam bestaat uit de volgende medewerkers: Dhr J.J. Smulders Senior adviseur explosievenopsporing Mw drs E.J.M. van Riel Historisch onderzoeker/archiefspecialist Dhr. N.P. Kors GIS-specialist 1.4 Omschrijving en doelstelling opdracht In opdracht van de Provincie Utrecht heeft Bombs Away B een Projectgebonden Risicoanalyse (PRA) uitgevoerd voor de op CE verdachte gebieden binnen het onderzoeksgebied. Het opstellen van de PRA heeft als doel de risico s van de verwachten CE te beoordelen in relatie tot de toekomstige werkzaamheden en het toekomstige gebruik van het projectgebied. Tevens zal inzicht worden gegeven in de mogelijke maatregelen om deze risico s te reduceren. 1.5 Status PRA in proces WSCS-OCE Binnen het proces van de WSCS-OCE volgt de PRA na het vaststellen van het op CE verdachte gebied middels een vooronderzoek. In afbeelding 2 is het proces met de processtap PRA schematisch weergegeven en hieruit blijkt dat de PRA een tussenstap is die het verdachte gebied nader inperkt tot het gebied waarbinnen explosievenopsporingswerkzaamheden gaan plaatsvinden. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

7 Afbeelding 2: proces WSCS-OCE (bron: ereniging voor Explosievenopsporing (EO) Het inperken van het verdachte gebied is mogelijk door de voorgenomen grondwerkzaamheden te relateren aan de risico s van de mogelijk aan te treffen CE en/of restanten daarvan binnen het verdachte gebied. De grondwerkzaamheden zijn binnen de methodiek van de PRA ondergebracht in twee onderdelen, te weten identificatie van het toekomstig gebruik en de invloedsfactoren. Onder toekomstig gebruik vallen de grondroerende werkzaamheden als heien, graven, ophogen, baggeren etc.; en onder invloedsfactoren vallen bewegingen, trillingen, hitte, elektriciteit, etc.. Door het ministerie van SZW is na 2014 besloten dat de methode voor de PRA niet meer in de wettelijk verplichte WSCS-OCE zal worden opgenomen. Onderstaand rapport bevat derhalve een niet-bindend advies voor WSCS-OCE gecertificeerde explosievenopsporingsbedrijven. Explosievenopsporingswerkzaamheden, zoals het detectieonderzoek, mogen enkel door een WSCS-OCE gecertificeerd explosievenopsporingsbedrijf worden uitgevoerd. De exacte uitvoeringsmethode voor explosievenopsporingswerkzaamheden wordt uiteindelijk bepaald door het WSCS-OCE gecertificeerd explosievenopsporingsbedrijf dat de opsporingswerkzaamheden gaat verrichten en wordt verwoord in het Projectplan OCE. 1.6 Doelgroep Deze PRA is specifiek bedoeld voor de opdrachtgever en dient ter informatie van het bevoegd gezag van de betrokken gemeente(n), en alle bij de uitvoering betrokken partijen. Daarnaast dient de rapportage te worden gebruikt bij de toekomstige aanbesteding voor explosievenopsporing. De gemeenten waarbinnen explosievenopsporingswerkzaamheden plaatsvinden zijn bevoegd gezag ten aanzien van het opsporingsproces van CE. Alvorens er wordt gestart met explosievenopsporing dient er een projectplan OCE te worden opgesteld. Met het indienen van het projectplan OCE informeert het explosievenopsporingsbedrijf de gemeente/het bevoegd 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

8 gezag waarbinnen deze opsporing valt over de aanstaande explosievenopsporing. Hierbij is er een verschil inzake projectplannen voor detectie en projectplannen voor het gehele opsporingstraject: oor projectplannen voor detectie wordt het bevoegd gezag/de gemeente geïnformeerd. oor projectplannen voor het gehele opsporingstraject dient er goedkeuring middels een handtekening van de burgemeester van de betreffende gemeente worden opgenomen. De opsporingswerkzaamheden mogen dan pas aanvangen na goedkeuring van het projectplan OCE door de burgemeester van de betreffende gemeente. 1.7 Wet en regelgeving ten aanzien van CE De arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) bevat regels om, zowel voor werkgevers als werknemers de werkzaamheden te bevorderen ten aanzien van gezondheid, veiligheid en welzijn. Doel is om ongevallen en ziekten te voorkomen, die het werk kan veroorzaken. De Arbowet is een kaderwet met algemene bepalingen en richtlijnen over het arbeidsomstandighedenbeleid. anaf 1994 geldt voor alle werkzaamheden een wettelijke verplichting om voorafgaand aan werkzaamheden een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) uit te voeren. Doel is vooraf bepalen of er tijdens de uitvoeringsfase van een project risico s te verwachten zijn en zo ja, hoe de betrokkenen risico s kunnen worden weggenomen of naar een aanvaardbaar veiligheidsniveau kunnen worden teruggebracht. De regelgeving voor het opsporen van CE volgt uit artikel 4.10 van het Arbobesluit (Staatsblad 2006, nummer 142). Het betreft de zogenaamde Beoordelingsrichtlijn Opsporen Conventionele Explosieven (BRL-OCE). De BRL-OCE is vanaf 1 juli 2012 vervangen door het Werkveld Specifieke Certificatieschema voor het Systeemcertificaat Opsporen van Conventionele Explosieven (WSCS-OCE). In de WSCS-OCE worden proceseisen gesteld aan het opsporen van CE. Het opsporen van CE omvat het geheel van organisatie en uitvoering binnen het opsporingsgebied. Meer algemeen is er vanuit de gemeentewet aandacht voor de openbare orde en veiligheid. De gemeenten waarbinnen explosievenopsporingswerkzaamheden plaatsvinden zijn bevoegd gezag ten aanzien van het opsporingsproces ten aanzien van CE. 1.8 Uitgangspunten Binnen deze PRA zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: De contouren van het te onderzoeken gebied zijn aangeleverd door Provincie Utrecht; De op CE verdachte gebieden zijn afkomstig van het ooronderzoek Conventionele Explosieven Elster Buitenwaard en Palmerswaard gemeente Rhenen, met kenmerk 14P008 (definitief), opgesteld door Bombs Away B, dd. 18 april 2014 en nader bepaald met behulp van aanvullend onderzoek ten behoeve van deze PRA; De exacte omschrijving van de voorgenomen werkzaamheden ten behoeve van de herinrichting van de uiterwaarden in de op CE verdachte gebieden zijn tijdens het opstellen van deze PRA nog niet bekend; De naoorlogse werkzaamheden zijn in hoofdzaak met behulp van luchtfoto-analyses bepaald; Er is een detectie-advies opgesteld op basis van de informatie die tijdens het opstellen van deze PRA bekend was; Het rapport bevat een niet-bindend advies voor gecertificeerde explosievenopsporingsbedrijven; De exacte uitvoeringsmethode voor explosievenopsporingswerkzaamheden wordt uiteindelijk bepaald door het WSCS-OCE gecertificeerd explosievenopsporingsbedrijf dat de opsporingswerkzaamheden gaat verrichten. 1.9 Geraadpleegde bronnen Deze PRA is gebaseerd op informatie afkomstig uit rapporten, kaartmateriaal en overige informatie aangeleverd door de opdrachtgever. Tevens is informatie verzameld door Bombs 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

9 Away B.. Onderstaand wordt aangegeven welke informatie gebruikt is en welke uitgangspunten zijn gehanteerd Rapporten oor deze PRA zijn de volgende rapporten, deels aangeleverd door de opdrachtgever, en websites geraadpleegd: ooronderzoek Conventionele Explosieven Elster Buitenwaard en Palmerswaard gemeente Rhenen, met kenmerk 14P008 (definitief), opgesteld door Bombs Away B, dd. 18 april 2014; Project 14P004 A 4 maatregelen Nederrijn Rijkswaterstaat (Bombs Away) met documenten: MEMO-01-AD-02-w02 Proefsleuven fase 1; Memo NGE deel wijziging Fase 1; Aangetroffen NGE; Scan CE-belasting steenfabriek Elst; Rapportage OCE-inventarisatie Ruimte voor de Rivier project Stroomlijn, met kenmerk 12P023, opgesteld door Bombs Away B, dd. 28 juni 2013; ooronderzoek Conventionele Explosieven Pannerdens Kanaal, Nederrijn en de Lek, met documentcode:11s132-o-02, opgesteld door Saricon B.., dd. 8 februari Waterbodemonderzoek, Elster Buitenwaard te Wijk bij Duurstede, Deellocaties A t/m I, met kenmerk /rap03, Status rapport: ersie 1, opgesteld door ATKB, dd. 23 april 2015; Bodemchemische quickscan naar de natuurontwikkelingsmogelijkheden in de Elsterbuitenwaard, met projectnummer: PR , Rapportnummer: , opgesteld door B-ware, dd. 1 april 2016; Beheerplan Plantage Willem III, Remmerdense Heide en Elster Buitenwaard, opgesteld door de Stichting Het Utrechts Landschap; Archiefonderzoek Om een goed beeld te kunnen krijgen van de naoorlogse geschiedenis van het onderzoeksgebied is de volgende instelling benaderd voor aanvullende informatie: Provincie Utrecht (tevens opdrachtgever); Stichting Het Utrechts Landschap. Ten behoeve van deze PRA zijn daarnaast de volgende (na)oorlogse luchtfoto s gebruikt: uit 1945 en 1974 en Tekeningen De tekening van het te onderzoeken deel van de Elster Buitenwaard van de opdrachtgever; De tekening van de huidige situatie van de opdrachtgever; KLIC (kabels en leidingen) gegevens Contact Dhr. Jeroen Bloemberg van de Provincie Utrecht Wet- en regelgeving WSCS-OCE en de Eindversie methode PRA zoals door de ereniging voor Explosieven Opsporing (EO) aangeboden aan het CCvD-OCE (3EO- CER , november 2013) ; 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

10 ARBO-wetgeving; Wet wapens en munitie Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt een analyse gegeven van de resultaten van de historisch vooronderzoeken. In het derde hoofdstuk komen de resultaten van het onderzoek ten behoeve van de PRA aan bod. ervolgens worden in hoofdstuk 4 de geplande herinrichtingswerkzaamheden behandeld. De gevaars- en uitwerkingsfactoren CE zijn in hoofdstuk 5 weergegeven. De risicoinventarisatie is in hoofdstuk 6 beschreven. In hoofdstuk 7 zijn tot slot de conclusie en het advies beschreven. In de bijlagen van dit rapport zijn een checklist methode PRA, een werkprotocol OCE en de luchtfotodekking opgenomen. Daarnaast zijn als losse bijlagen toegevoegd: een kaart met de geplande werkzaamheden binnen verdacht gebied, een inventarisatiekaart met geroerde gronden en een advieskaart. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

11 2 ANALYSE UITGEOERD OORONDERZOEK 2.1 Inleiding Om te bepalen of er binnen een bepaald gebied sprake is van een (verhoogd) risico voor mogelijk achtergebleven CE, is een vooronderzoek conform de richtlijnen zoals omschreven in het WSCS-OCE uitgevoerd. In het WSCS-OCE is aangegeven waaraan een vooronderzoek minimaal dient te voldoen en hoe verdachte gebieden dienen te worden afgebakend. In 2016 is de WSCS-OCE hier op aangepast. Het vooronderzoek heeft tot doel om te beoordelen of er indicaties zijn die aangeven dat binnen het onderzoeksgebied CE aanwezig zijn, en, indien dit het geval is, om het verdachte gebied af te bakenen. Op basis van bronnenmateriaal worden gebieden in het vooronderzoek aangeduid als verdacht of onverdacht : In onverdacht gebied kunnen werkzaamheden regulier worden uitgevoerd. Dit betekent overigens niet dat er garantie is dat in niet verdacht gebied geen CE kunnen worden aangetroffen; In verdacht gebied is meestal aanvullend explosievenonderzoek nodig of dienen extra beheersmaatregelen te worden genomen die de veiligheid waarborgen. Het vooronderzoek bestaat dus uit zowel het inventariseren als beoordelen (analyseren) van bronnenmateriaal. Om een goede basis te hebben voor de PRA dienen in het vooronderzoek de resultaten beoordeeld te worden. Ook dient de afbakening verticaal en horizontaal bekend te zijn. Tevens dienen de hoofd- en subsoorten CE bekend te zijn. Eindresultaat is een rapportage en een digitale CE-bodembelastingkaart. 2.2 erdachte gebieden reeds uitgevoerd vooronderzoek en aanvullend onderzoek In 2014 is het ooronderzoek Conventionele Explosieven Elster Buitenwaard opgesteld door Bombs Away B. In dit vooronderzoek zijn alle (tot die tijd) uitgevoerde (voor)onderzoeken conventionele explosieven verwerkt. De resultaten van deze inventarisatie van eerdere onderzoeken zijn vermeld in een andere rapportage met een OCE-kaart met kenmerk 12P023 (definitief) d.d. 28 juni 2013 opgesteld door Bombs Away. Het vooronderzoek Elster Buitenwaard en Palmerswaard te Rhenen uit 2014 sluit aan op deze OCE-kaart (en onderliggende reeds uitgevoerde onderzoeken). Ten behoeve van deze PRA zijn door Bombs Away de verdachte gebieden uit het eerder uitgevoerde vooronderzoek nogmaals bekeken. Dit in verband met de wijziging van de regelgeveing naar het huidige WSCS-OCE-versie Afwerpmunitie In het reeds uitgevoerde vooronderzoek uit 2016 is een deel van het onderzoeksgebied verdacht verklaard op afwerpmunitie. In het aanvullend onderzoek vallen deze verdachte gebieden weg. Dit heeft onder andere te maken met de manier van het herleiden van kraterpatronen. In het verleden werden om kraters op de luchtfoto s een cirkel getrokken t.b.v. de horizontale afbakening en dat was dan het verdachte gebied. Het zien van een krater op luchtfoto s betekent dat de bom is ontploft. De vraag is in hoeverre er nog blindgangers kunnen zijn achtergebleven. Daarom moeten tegenwoordig de kraters op de luchtfoto s gekoppeld worden aan archiefdossiers of exacte beschrijvingen in de literatuur. In dit geval is het niet mogelijk gebleken om de kraters te verifiëren met behulp van archiefdossiers of literatuurbeschrijvingen. Hierdoor is het niet bekend wat voor vliegtuigen de bom heeft afgeworpen, hoeveel bommen (1,2 of 3) er zouden zijn afgeworpen, of dat het een noodafworp was of een doelgerichte actie betreft. Omdat hierover geen informatie voor handen is, zijn de verdachte gebieden op afwerpmunitie komen te vervallen. Geschutmunitie In het reeds uitgevoerde vooronderzoek is het onderzoeksgebied volledig verdacht verklaard op geschutmunitie vanwege het feit dat het onderzoeksgebied maandenlang frontgebied is geweest. Dit is deels gebaseerd op beschrijvingen van artilleriebeschietingen uit literatuur, deels blijkt dit uit kraters van geschutmunitie die zichtbaar zijn op luchtfoto s. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

12 Aangezien tegenwoordig de kraters van geschutmunitie op de luchtfoto s gekoppeld moeten worden aan archiefdossiers of exacte beschrijvingen van artilleriebeschietingen in de literatuur en dit deels niet het geval is, vervalt het deel dat enkel gebaseerd is op beschrijvingen in de literatuur. Het deel van het verdachte gebied wat is komen te vervallen is grotendeels het oostelijke deel. Dit deel heeft de status van aandachtsgebied gekregen. Hieronder wordt de term aandachtsgebied nader toegelicht. Aandachtsgebieden In het onderzoeksgebied hebben artilleriebeschietingen plaatsgevonden, waarbij met Duitse en geallieerde geschutmunitie (t/m 15 cm/155 mm) is geschoten. Op basis van beschrijvingen van artilleriebeschietingen in de literatuur kan evenwel geen (nauwkeurige) locatie van eventueel aanwezige CE worden vastgesteld. Daarom is dus besloten om delen van het onderzoeksgebied aan te merken als aandachtsgebied. Binnen het aandachtsgebied is het op dit moment niet noodzakelijk om explosieven opsporingswerkzaamheden uit te voeren voorafgaand aan geplande (civieltechnische) werkzaamheden. Indien tijdens de werkzaamheden CE worden aangetroffen, zullen aanvullende explosieven opsporingswerkzaamheden wel noodzakelijk te zijn. In bijlage 2 is hiervoor een voorbeeld protocol toegevoegd. Op de op CE verdachte gebiedenkaart is het aandachtsgebied met een lichtrode kleur aangegeven (bijlage 6) Conclusies vooronderzoek en aanvullend onderzoek Op basis van het uitgevoerde historische vooronderzoek en aanvullend onderzoek zijn de volgende oorlogshandelingen in de Elster Buitenwaard geconstateerd: Aanwezigheid van Duitse militaire eenheden binnen de grenzen van het onderzoeksgebied en in de omgeving hiervan (geschut- en mitrailleurstellingen, loopgraven, mangaten, schuttersputten en munitieopslagplaatsen); Geallieerde artilleriebeschietingen. Aan de hand van de richtlijnen van het WSCS-OCE zijn de op CE-verdachte gebieden vastgesteld. In het onderstaande overzicht is voor het onderzoeksgebied van deze PRA weergegeven welke hoofdsoort, subsoort, hoeveelheid, verschijningsvorm en de horizontale en verticale afbakening zijn vastgesteld Aan te treffen CE Op basis van de indicaties betreffende oorlogshandelingen is het onderzoeksgebied verdacht op het aantreffen van verschillende hoofdsoorten CE: Aan te treffen CE Subsoort Hoeveelheden erschijningsvorm Kleinkalibermunitie Tot 2 cm (Duits) Honderdtallen Gedumpt/achtergebleven Hand- en Hand/steel (Duits) Tientallen Gedumpt/achtergebleven geweergranaten Geschutgranaten Tot en met 15 cm (Duits) Tientallen Gedumpt/achtergebleven Geschutgranaten Tot en met 155 mm (geallieerd) Tientallen erschoten Munitie voor Duits Exemplarisch Gedumpt/achtergebleven granaatwerpers Munitietoebehoren Duits Tientallen Gedumpt/achtergebleven Tabel 1: Indicaties vooronderzoek en aanvullend onderzoek Horizontale afbakening De horizontale afbakening heeft plaatsgevonden op basis van de gegeorefereerde luchtfoto s en de richtlijnen van het WSCS-OCE. In de onderstaande subparagrafen is de analyse voor de verschillende verdachte gebieden in het onderzoeksgebied uiteengezet. Frontgebied In het onderzoeksgebied zijn talloze mangaten (dekkingsgaten) naast wegen en dijken zichtbaar. Het onderzoeksgebied lag maandenlang in frontgebied. Op basis hiervan is de kans groot dat er CE kunnen zijn achtergebleven door (Duitse) militairen in de mangaten 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

13 alvorens deze na de Tweede Wereldoorlog zijn dichtgeschoven. Dit geldt ook voor de loopgraven en de schuttersputten in het onderzoeksgebied. Loopgraven Alle loopgraven binnen de grenzen van het onderzoeksgebied zijn verdacht verklaard vanwege de aanwezigheid van militaire eenheden in het gebied waarbij CE zijn ingezet. De afbakening van de verdachte gebieden op basis van loopgraven is conform WSCS- OCE uitgevoerd. De contouren van de loopgraven (+5 meter georeferentie-afwijking) zijn verdacht op de volgende CE: Kleinkalibermunitie (tot 20 mm/2 cm) geallieerd/duits; Handgranaten (geallieerd/duits); Geweergranaten (geallieerd/duits); Munitie voor granaatwerpers (geallieerd/duits); Munitietoebehoren (geallieerd/duits). De bovenstaande CE zijn achtergelaten/gedumpt in de loopgraven. Mangaten Alle mangaten binnen de grenzen van het onderzoeksgebied zijn verdacht verklaard vanwege de aanwezigheid van militaire eenheden in het gebied waarbij CE zijn ingezet. De afbakening van de verdachte gebieden op basis van mangaten is conform WSCS- OCE uitgevoerd. De contouren van de mangaten (+5 meter georeferentie-afwijking) zijn verdacht op de volgende CE: Kleinkalibermunitie (tot 20 mm/2 cm) (geallieerd/duits); Handgranaten (geallieerd/duits); Geweergranaten (geallieerd/duits); Munitie voor granaatwerpers (geallieerd/duits); Munitietoebehoren (geallieerd/duits). De bovenstaande CE zijn achtergelaten/gedumpt in de mangaten. Mitrailleurstellingen Alle mitrailleurstellingen binnen de grenzen van het onderzoeksgebied zijn verdacht verklaard. De afbakening van de verdachte gebieden op basis van mitrailleurstellingen is conform WSCS-OCE uitgevoerd. oor mitrailleurstellingen geldt een verdacht gebied van 25 meter (+ 5 meter georeferentie-afwijking) vanuit het hart van de stelling. De locatie van een mitrailleurstelling is verdacht op de volgende CE: Kleinkalibermunitie (tot 20 mm/2 cm) (geallieerd/duits); Handgranaten (geallieerd/duits); Geweergranaten (geallieerd/duits); Munitie voor granaatwerpers (geallieerd/duits); Munitietoebehoren (geallieerd/duits). De bovenstaande CE zijn achtergelaten/gedumpt in de mitrailleurstellingen. Geschutstellingen Alle geschutstellingen binnen de grenzen van het onderzoeksgebied zijn verdacht verklaard. De afbakening van de verdachte gebieden op basis van geschutstellingen is conform WSCS-OCE uitgevoerd. anuit het hart van de geschutstelling is 25 meter (+5 meter georeferentie-afwijking) een buffer getrokken. Dit gebied is verdacht op de volgende CE: Geschutmunitie (geallieerd/duits); Ontstekingsinrichtingen (geallieerd/duits); Munitietoebehoren (geallieerd/duits). 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

14 De bovenstaande CE zijn achtergelaten/gedumpt in de geschutstellingen. Daarnaast dient er ook rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van CE die door infanterie-eenheden werden ingezet. Het gaat om de volgende CE: Kleinkalibermunitie (tot 20 mm/2 cm) (geallieerd/duits); Handgranaten (geallieerd/duits); Geweergranaten (geallieerd/duits); Munitie voor granaatwerpers (geallieerd/duits). Munitieopslag Alle munitieopslaglocaties binnen de grenzen van het onderzoeksgebied zijn verdacht verklaard. De afbakening van de verdachte gebieden op basis van munitieopslagplaatsen is conform WSCS-OCE uitgevoerd. oor munitieopslag geldt dat alleen de contouren (+ 5 meter georeferentie-afwijking) verdacht is op het aantreffen van achtergebleven/gedumpte CE. De locatie van een munitieopslag is verdacht op de volgende CE: Geschutmunitie (geallieerd/duits); Ontstekingsinrichtingen (geallieerd/duits); Munitietoebehoren (geallieerd/duits). De bovenstaande CE zijn achtergelaten/gedumpt in de munitieopslagplaatsen. Daarnaast dient er ook rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van CE die door infanterie-eenheden werden ingezet. Het gaat om de volgende CE: Kleinkalibermunitie (tot 20 mm/2 cm); Handgranaten (geallieerd/duits); Geweergranaten (geallieerd/duits); Munitie voor granaatwerpers (geallieerd/duits). Geschutmunitie Omdat het onderzoeksgebied maandenlang frontgebied is geweest (bevestigd door de diverse meldingen van EODD van aangetroffen artilleriegranaten) én vanwege de aanwezigheid van inslagen van artilleriegranaten op luchtfoto s (met name bij de toegangswegen naar het veer naast de Elster Buitenwaard) kan niet worden uitgesloten dat in het onderzoeksgebied nog blindgangers van geallieerde geschutgranaten (verschoten) aangetroffen kunnen worden. Gebieden binnen het onderzoeksgebied die getroffen zijn door artillerie- en mortierbeschietingen tussen geallieerde en Duitse eenheden en waarvan de inslagen/kraters zichtbaar zijn op luchtfoto s zijn verdacht verklaard. Het overige onderzoeksgebied is aandachtsgebied erticale afbakening Er zijn enkele boringen bekend van de verdachte gebieden binnen de grenzen van het onderzoeksgebied. Op basis van deze bodemgegevens kan worden vastgesteld dat (gemiddeld) 0,50 m tot 2,00 m minus het maaiveld van het onderzoeksgebied een kleilaag aanwezig is. Het is niet bekend wat de hoogte van het maaiveld was ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. In onderstaande tabel is de minimale en maximale diepteligging weergegeven, zoals deze in het vooronderzoek zijn bepaald: Soort CE Sub-soort Minimale diepteligging t.o.v.maaiveld 1 Kleinkalibermunitie Tot 2 cm (Duits) Net onder het maaiveld Maximale diepteligging t.o.v.maaiveld 2 2 meter (legger van eventuele stellingen/loopgraven) 1 Maaiveld ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. 2 Maaiveld ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

15 Hand- en geweergranaten Ei/steel (Duits) Net onder het maaiveld Geschutgranaten Tot en met 15 cm (Duits) Net onder het maaiveld Geschutgranaten Tot en met 155 mm Net onder het (geallieerd) maaiveld Munitie voor granaatwerpers Munitietoebehoren Net onder het maaiveld Net onder het maaiveld 2 meter (legger van eventuele stellingen/loopgraven) 2 meter (legger van eventuele stellingen/loopgraven) ooralsnog niet vastgesteld wegens het ontbreken van sonderingen/boringen van de verdachte gebieden op artilleriegranaten (verschoten) 2 meter (legger van eventuele stellingen/loopgraven) 2 meter (legger van eventuele stellingen/loopgraven) Tabel 2: erticale afbakening vooronderzoek Na het rapporteren van het vooronderzoek is recent een biochemische quickscan naar de natuurontwikkelingsmogelijkheden in de Elster Buitenwaard uitgevoerd. Uit dit recent uitgevoerde bodemonderzoek 3 blijkt dat de bodemopbouw van het onderzoeksgebied globaal bestaat uit: 0-60 cm -mv (klei); cm -mv (zand). In het rapport wordt aangegeven, dat de bemonsteringsdieptes enigszins indicatief zijn, omdat de bodemopbouw variabel is. 2.3 Kribben De grondwerkzaamheden die bij de kribben van de Elster Buitenwaard zullen plaatsvinden betreffen voornamelijk de kribben maar ook de oevers ertussen. Bij de kribvakken langs de rivier wordt de steenbestorting en een beperkt deel van de ondergrond ontgraven om natuurvriendelijke oevers te creëren. Het verdacht verklaren van een krib is buitengewoon lastig. Kraters van geschutmunitie ziet men doorgaans niet terug op de luchtfoto s van kribben, de kans dat (afwerp)munitie precies op een krib valt is uitermate klein en ook andere soorten CE zijn moeilijk te herleiden. Dat wil niet zeggen dat in het water tussen de kribben, onder of op de kribben zelf geen CE terecht gekomen kan zijn. Twee kribben vallen volledig of gedeeltelijk binnen verdacht gebied. De overige kribben vallen binnen het aandachtsgebied (zie bijlage 2). 2.4 Detectie-onderzoeken Na het rapporteren van het vooronderzoek is, zoals in paragraaf wordt vermeld, een biochemische quickscan naar de natuurontwikkelingsmogelijkheden in de Elster Buitenwaard uitgevoerd. In dit recent uitgevoerde bodemonderzoek 4 wordt het volgende vermeld: Aangezien sprake is van een munitie verdacht gebied werd door Het eldwerkbureau voor het NGE-deel van de opdracht een beknopt projectplan geschreven wat door een ambtenaar van de gemeente Rhenen werd goedgekeurd waarna de 109 punten werden vrijgegeven (of beperkt verplaatst) na scanning door een explosievenexpert. oor dit detectie-onderzoek geldt, dat deze locaties enkel zijn vrijgegeven voor het plaatsen van boorpunten. Indien er een ijzerhoudend object is gedetecteerd op een locatie waar een boorpunt dient te komen, wordt deze niet verder onderzocht, maar wordt een andere locatie uitgekozen, waar geen ijzerhoudende objecten aanwezig zijn. De gedetecteerde objecten worden niet nader onderzocht. Significante objecten worden dus niet benaderd noch geïdentificeerd noch verwijderd. Het gebied blijft daarom verdacht op CE. 3 Bodemchemische quickscan naar de natuurontwikkelingsmogelijkheden in de Elsterbuitenwaard, met projectnummer: PR , Rapportnummer: , opgesteld door B-ware, dd. 1 april Bodemchemische quickscan naar de natuurontwikkelingsmogelijkheden in de Elsterbuitenwaard, met projectnummer: PR , Rapportnummer: , opgesteld door B-ware, dd. 1 april P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

16 Tevens is in 2014 door ECG Explosive Clearance Group een detectie-onderzoek uitgevoerd op de naastgelegen locatie van de steenfabriek 5, gelegen ten westen van de huidige onderzoekslocatie. Aanleiding waren twee toevalsvondsten CE in juli en augustus 2013 op het terrein: een Duitse 8 cm mortiergranaat en een Britse 3,7 inch brisantgranaat. Naar aanleiding van deze vondsten CE werd een onderzoek gestart naar de verdachtheid van de ophooglaag op het terrein. Hier was mogelijk sprake van secundaire CE-belasting als gevolg van redepositie van grond/klei/leem etc. uit gebieden welke CE-belast zijn. Het volgende werd geconstateerd: De ophoging op dit terrein bestond uit fabriekseigen materiaal. Het materiaal bleek echter uit (door o.a. derden en grondstoffen uit de uiterwaarden) aangevoerd ophoogmateriaal te bestaan. Hierdoor was het zeer wel mogelijk dat ook dit materiaal uit, als verdacht aan te merken gebieden kwam en er derhalve nog CE in aangetroffen konden worden. De werkzaamheden daar werden vervolgens volledig onder OCE-condities uitgevoerd. Er werden geen CE aangetroffen. 2.5 Samenvatting Op basis van de resultaten van het reeds uitgevoerde vooronderzoek en het aanvullende onderzoek is het onderzoeksgebied deels verdacht verklaard op het aantreffen van CE. Het advies met betrekking tot CE binnen de grenzen van het onderzoeksgebied is als volgt: In de gebieden in het onderzoeksgebied die onverdacht zijn verklaard op het aantreffen van CE kunnen de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden zonder dat er vervolgstappen noodzakelijk zijn in de explosievenopsporing; In de gebieden in het onderzoeksgebied die als aandachtsgebied zijn aangemerkt kunnen de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden zonder dat er vervolgstappen noodzakelijk zijn in de explosievenopsporing. Indien tijdens de werkzaamheden CE worden aangetroffen, zullen aanvullende explosieven opsporingswerkzaamheden wel noodzakelijk te zijn. In bijlage 2 is hiervoor een voorbeeld protocol toegevoegd; In de gebieden in het onderzoeksgebied die verdacht zijn verklaard op het aantreffen van CE is het noodzakelijk om vervolgstappen te ondernemen in de explosievenopsporing voorafgaand aan de voorgenomen werkzaamheden. In onderstaande afbeelding zijn de op CE verdachte gebieden weergegeven: 5 Project 14P004 A 4 maatregelen Nederrijn Rijkswaterstaat (Bombs Away) met documenten: MEMO-01- AD-02-w02 Proefsleuven fase 1; Memo NGE deel wijziging Fase 1; Aangetroffen NGE; Scan CE-belasting steenfabriek Elst 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

17 Afbeelding 3: erdachte gebieden binnen het onderzoeksgebied Elster Buitenwaard (bron: aanvullend vooronderzoek) Alleen de op CE verdachte gebieden zijn onderwerp van deze Projectgebonden Risico Analyse (PRA). In deze PRA worden de risico s van de te verwachten CE beoordeeld in relatie tot de toekomstige werkzaamheden en het toekomstige gebruik van het projectgebied. Tevens wordt inzicht gegeven in de mogelijke maatregelen om deze risico s te reduceren. In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied PRA binnen het werkgebied aangegeven. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

18 Afbeelding 4: onderzoeksgebied PRA binnen werkgebied Elster Buitenwaard 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

19 3 ONDERZOEKSGEBIED 3.1 Inleiding Gebieden waar na de Tweede Wereldoorlog aantoonbaar graafwerkzaamheden zijn uitgevoerd, zijn conform de richtlijnen zoals omschreven in het WSCS-OCE gedefinieerd als niet verdacht tot aan de diepte waar eerder is gegraven. oor deze gebieden geldt wel dat hierbij het uitgangspunt is dat eventueel achtergebleven CE bij eerdere graafwerkzaamheden zijn waargenomen en vervolgens verwijderd. In dit hoofdstuk wordt voor de voorgenomen werkzaamheden, de situatie na 1945 voor wat betreft: kabels & leidingen, de bodemopbouw, archeologische en de milieukundige situatie van het projectgebied eerst apart besproken. Al deze gegevens worden vervolgens in paragraaf 3.6 Inventarisatie naoorlogse grondroerende activiteiten gecombineerd en op een inventarisatiekaart met alle naoorlogse grondroerende activiteiten gezet. 3.2 Geplande werkzaamheden binnen PRA gebied Het definitief ontwerp gaat uit van grote oppervlaktes die worden geplagd om vochtig hooiland en nat schraalland te ontwikkelen. Het gaat hierbij om ontgravingen tot maximaal circa 0,50 m -mv. De moerasdelen worden tot circa 1,00 m -mv ontgraven. Daarnaast worden er ook geulen ontgraven tot circa 2,00 tot 2,50 m -mv. Bij de kribvakken langs de rivier worden de steenbestorting en een beperkt deel van de ondergrond ontgraven om natuurvriendelijke oevers te creëren. Afbeelding 5: onderzoeksgebied PRA 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

20 3.3 Naoorlogse geschiedenis Hieronder worden de (na)oorlogse grondroerende werkzaamheden binnen het onderzoeksgebied beschreven Historie werkzaamheden Elster Buitenwaard Aan de oostzijde van de Elster Buitenwaard is een voormalige steenfabriek gelegen. Over het onderzoeksgebiedhebben een tweetal spoorbanen gelopen voor de aanvoer van klei naar de steenfabriek. Een aantal kleiwinputten is op het terrein aanwezig geweest. De exacte diepte van de afkleiing is niet bekend. Deze putten zijn ergens in de jaren 80 van de vorige eeuw weer gedempt. Het dempingsmateriaal is onbekend. Tevens is een in de periode gegraven zandwinplas, het Elster zandgat op het terrein aanwezig. olgens de Provincie Utrecht is een deel van de uiterwaarden na afkleien weer opgehoogd met zand uit de destijds gegraven zandwinplas in het midden van het gebied. Er is dus voor de ophoging gebruik gemaakt van lokale grond Naoorlogse luchtfoto-analyse Buiten de hierboven beschreven historie is de naoorlogse geschiedenis tevens gebaseerd op een uitgebreide luchtfotoanalyse. De uitgevoerde luchtfotoanalyse is in de onderstaande afbeeldingen weergegeven. Hierbij is een inzicht gegeven in de oude situatie. Zo kan een goed beeld worden gekregen waar al activiteiten hebben plaatsgevonden in de periode na Ter aanvulling op het archiefonderzoek zijn hieronder luchtfoto s uit 1974 en uit 2016 bekeken en geanalyseerd. De situatie ten tijde van de Tweede Wereldoorlog is als eerste aangegeven. In de bijlage 3 zijn de originele luchtfoto s uit deze jaren weergegeven. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

21 Afbeelding 6: Situatie 1945 Elster Buitenwaard Afbeelding 7: Situatie 1974 Elster Buitenwaard 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

22 Afbeelding 8: Situatie 2016 Elster Buitenwaard Archeologisch onderzoek Uit de geraadpleegde bronnen 6 is gebleken dat er weinig tot geen archeologische overblijfselen in de Elster Buitenwaard zelf aanwezig zijn. In de Elster Buitenwaard zijn wel archeologische vondsten gedaan. De Elster Buitenwaard bevat de restanten van oude rivierbeddingen met eilanden 7. Door plotseling verzanden van geulen verlegde de stroom van de Nederrijn zich om verderop weer een eiland te vormen. Door ontkleien en zandwinning is echter weinig meer zichtbaar van de oude, zich verplaatsende rivierlopen. eel archeologische vondsten maken een verspoelde indruk, wat dus inhoudt dat ze niet van deze locatie afkomstig hoeven te zijn. De meeste vondsten dateren uit de IJzertijd. In de Romeinse tijd was de Nederrijn een belangrijke rivier, namelijk de grens van het rijk (de Limes). Door veranderingen in de loop van de rivier en vergravingen in latere eeuwen is de archeologische verwachtingswaarde van de Elster Buitenwaard zeer laag (zeer geringe trefkans IKAW-kaart). anaf de Middeleeuwen tot 1815 was niet de Nederrijn de grens tussen Het Sticht en Gelre, maar een restgeul van de Rijn. Deze is nu nog zichtbaar als een afwateringssloot in de Elster Buitenwaard en Amerongse Bovenpolder. Ten westen van het onderzoeksgebied in de Elster Buitenwaard vaart vanaf de Middeleeuwen (c AD) de Ingensche pontveer als verbinding tussen Elst en De Betuwe. Het westelijke deel van de uiterwaard (ook wel Ghevartsweerd genoemd) is waarschijnlijk lange tijd een onderdeel van landgoed Remmerstein geweest. In de Elster Buitenwaard werd klei en zand gewonnen, bij Remmerden stond een steenfabriek. In het Elster zandgat is bij de zandwinning een bomenkerkhof gevonden op ca. 10 m diepte. Het gaat om groepen eiken die ca geleden zijn begraven. Bij hoogwater verdwenen soms hele eilanden in de rivier. De bomen met zware kluiten verdwenen waarschijnlijk tot grote diepte in de rivier en raakten daarna overspoeld met zand Beheerplan Plantage Willem III, Remmerdense Heide en Elster Buitenwaard, opgesteld door de Stichting Het Utrechts Landschap 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

23 De Nederrijn met zijn uiterwaarden en oeverwallen en de Elster Buitenwaard zijn als landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol geclassificeerd Milieukundig onderzoek Er is in de geraadpleegde bronnen 8 informatie aangetroffen over uitgevoerde milieukundige (water)bodemonderzoeken. In april 2015 is een waterbodemonderzoek in de Elster Buitenwaard uitgevoerd 9. De aanleiding voor het verkennend waterbodemonderzoek is de intentie om de uiterwaard te herinrichten. Hierbij worden diverse geulen en plassen aangelegd en uitgediept en worden de uiterwaarden plaatselijk verlaagd. De beoogde bestemming van het vrijkomende materiaal is de aanwezige diepe plassen die verondiept zullen worden. De grond wordt dus lokaal hergebruikt. Er zijn geen (water)bodemsaneringen in het onderzoeksgebied PRA bekend, waarbij er graafwerkzaamheden zijn verricht en verontreinigde grond/slib is afgegraven en/of afgevoerd of hergebruikt Kabels en leidingeninformatie Hieronder is een overzicht gegeven van de huidige kabels en leidingen-informatie (KLIC). Afbeelding 9: overzicht ligging huidige kabels en leidingen Elster Buitenwaard 3.4 NAP-gegevens uiterwaard Om te bepalen of en in hoeverre het onderzoeksgebied naoorlogs is opgehoogd of is verlaagd, is er een vergelijking gemaakt tussen NAP-gegevens uit en de huidige NAP-gegevens Waterbodemonderzoek, Elster Buitenwaard te Wijk bij Duurstede, Deellocaties A t/m I, met kenmerk /rap03, Status rapport: ersie 1, opgesteld door ATKB, dd. 23 april Er zijn geen gegevens van de NAP-hoogte van het maaiveld uit de Tweede Wereldoorlog bekend. Er is in dit geval voor 1977 gekozen, omdat NAP-gegevens uit dit jaar wel bekend zijn. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

24 In onderstaande afbeeldingen zijn de betreffende meetpunten met de NAP-gegevens weergegeven. Op beide kaarten zijn dezelfde locaties van de meetpunten gebruikt om een vergelijking te kunnen maken in onderstaande tabel. Afbeeldingen 10 en 11: NAP-hoogten Elster Buitenwaard in 1977 en in P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

25 Uit onderstaande selectie van meetpunten blijkt het volgende: NAP 1977 (van west naar oost) NAP 2017 (van west naar oost) Hoogteverschil in meters t.o.v. huidige situatie 7,10 m +NAP 7,60 m +NAP 7,20 m +NAP 6,60 m +NAP 6,30 m +NAP 6,60 m +NAP 0,50 m lager 1,30 m lager 0,60 m lager (ten westen vd Ingenseveerweg) (ten westen vd Ingenseveerweg) 6,20 m +NAP 7,70 m +NAP 7,10 m +NAP 7,10 m +NAP 6,40 m +NAP 6,50 m +NAP 6,60 m +NAP 6,50 m +NAP 0,20 m hoger 1,20 m lager 0,50 m lager 0,60 m lager (ten oosten vd Ingeveenseweg) (ten oosten vd Ingeveenseweg) 7,00 m +NAP 6,60 m +NAP 0,40 m lager 6,70 m +NAP 6,70 m +NAP Geen verschil 5,60 m +NAP 5,60 m +NAP 8,50 m +NAP 5,80 m +NAP (thv krib) 7,20 m +NAP 6,60 m +NAP 6,70 m +NAP 8,50 m +NAP 6,30 m +NAP (thv krib) 7,00 m +NAP Tabel 4: NAP-hoogten Elster Buitenwaard 1,00 m hoger 1,10 m hoger Geen verschil 0,50 m hoger 0,20 m lager 6,30 m +NAP 6,40 m +NAP 0,10 m hoger 6,60 m +NAP 6,60 m +NAP (ten westen van zandwinplas) 6,40 m +NAP 6,60 m +NAP (ten westen van zandwinplas) 0,20 m lager Geen verschil 7,20 m +NAP 6,80 m +NAP 0,40 m lager 12,00 m +NAP 12,90 m +NAP (Rijksstraatweg) 12,70 m +NAP 12,90 m +NAP (Rijksstraatweg) 0,70 m hoger Geen verschil Uit bovenstaande blijkt dat de bodem in de directe omgeving van de kribben binnen het onderzoeksgebied in de naoorlogse periode, tussen 1977 en 2017 is opgehoogd. De herkomst van het ophoogmateriaal is echter niet bekend. Mogelijk is dit lokale grond geweest. De rest van het terrein ligt over het algemeen enkele tientallen centimeters lager dan in Hier is dus sprake van bodemverlaging. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat delen van het terrein in het verleden zijn afgegraven ten behoeve van de kleiwinning en delen van het terrein hierna weer zijn opgehoogd met zand uit de zandwinplas. Het is echter niet bekend hoeveel klei is afgegraven en hoeveel zand is opgebracht. Daarnaast kunnen de uiterwaarden ook overstromen, waarbij grond kan worden af- of aangevoerd. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

26 3.5 Locatie inspectie Bombs Away heeft op 1 juni 2017 een locatie inspectie uitgevoerd en foto s gemaakt. Hieronder wordt een relevante selectie van de foto s (van oost naar west) getoond. Afbeelding 12: Elster Buitenwaard (foto vanuit Ingenseveerweg genomen) 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

27 Afbeelding 13: Elster Buitenwaard (foto vanuit de Rijksstraatweg N225 t.h.v. de Driftweg genomen) Afbeelding 14: Elster Buitenwaard (foto vanuit de Rijksstraatweg N225 t.h.v. de eenendaalsestraatweg genomen) 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

28 Afbeelding 15: Elster Buitenwaard zandwinplas (foto vanuit de Rijksstraatweg N225 t.h.v. de Plantage genomen) Afbeelding 16: Elster Buitenwaard (foto vanuit de Rijksstraatweg N225 t.h.v. de Autoweg genomen) 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

29 Afbeelding 17: Elster Buitenwaard (foto vanuit de Rijksstraatweg N225 t.h.v. het Tasveld genomen) 3.6 Bodemgesteldheid De bodem van de Elster Buitenwaard bestaat uit kalkhoudende poldervaaggronden verder van de rivier af en kalkhoudende ooivaaggronden van zware zavel en lichte klei dichter bij de rivier 11. De poldervaaggronden bestaan in het oosten uit zavel, naar het westen uit zware klei. In tegenstelling tot poldervaaggronden hebben ooivaaggronden geen hydromorphe kenmerken. Bij poldervaaggronden zijn roestvlekken al in de eerste 50 cm aanwezig. Afbeelding 18: Overzicht gronden Elster Buitenwaard (Bron: Stiboka 1972) 11 Beheerplan Plantage Willem III, Remmerdense Heide en Elster Buitenwaard, opgesteld door de Stichting Het Utrechts Landschap 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

30 Legenda: Citroengeel(Rn52a): kalkhoudende poldervaaggronden, zavel. Lichtgroen (Rd90a): kalkhoudende ooivaaggronden, zware zavel en lichte klei. Groen(Rn45a): kalkhoudende poldervaaggronden, zware klei. Uit een recent uitgevoerde biochemische quickscan naar de natuurontwikkelingsmogelijkheden in de Elster Buitenwaard 12, waarbij 109 boringen zijn gezet, blijkt dat de bodemopbouw van het onderzoeksgebied globaal bestaat uit: 0-60 cm-mv (klei); cm (zand). De bemonsteringsdieptes zijn enigszins indicatief, omdat de bodemopbouw variabel is. In de sloten bevindt zich ca. 0,25 m tot 0,50 m slib met daaronder een kleilaag 13. Hoogteverschillen in het gebied zijn groot met de stuwwal tot een hoogte van 55 m +NAP en de uiterwaard rond de 6,50 m +NAP. Het diepste punt, de bodem van de plas, in de uiterwaard ligt op 4,00 m NAP. De waterstand in het Elster Buitenwaard is variabel en verbonden met de Nederrijn. De Nederrijn is een gestuwde rivier, waardoor de waterstanden het grootste deel van het jaar constant zijn. Alleen bij hoog water gedraagt de rivier zich als een ongestuwde rivier en spelen processen als sedimentatie en erosie een rol. Met name door de aanleg van kribben en het vastleggen van de oevers met stortsteen spelen deze processen echter veel minder een rol dan in het verleden. De Nederrijn bij Elst is onderdeel van het stuwpand Driel-Amerongen. Gemiddeld 315 dagen per jaar heerst een stuwpeil van 5,50 m tot 6,00 m +NAP. óór de aanleg van het stuwcomplex bij Amerongen was de gemiddelde waterstand ruim 3,00 m +NAP. De Elster Buitenwaard zou nu dus veel natter kunnen zijn dan voor de aanleg van het stuwcomplex. Dit is niet het geval omdat watergangen in de uiterwaard zijn aangesloten op het benedenste stuwpand, waardoor deze een sterk drainerende werking hebben. Regionale kwel en rivierkwel worden dus afgevoerd. Doordat de zomerkades hoog zijn (minimaal 8,10 m aan de benedenstroomse kant) overstromen de uiterwaarden slechts eens per 2 jaar. Zonder zomerkade zou het grootste deel ongeveer 7 dagen overstromen (tussen 6,40 en 7,50 m +NAP). De laagste delen (beneden de 6, 00 m + NAP) zouden dan zo n 25 dagen per jaar overstromen. 12 Bodemchemische quickscan naar de natuurontwikkelingsmogelijkheden in de Elsterbuitenwaard, met projectnummer: PR , Rapportnummer: , opgesteld door B-ware, dd. 1 april Waterbodemonderzoek, Elster Buitenwaard te Wijk bij Duurstede, Deellocaties A t/m I, met kenmerk /rap03, Status rapport: ersie 1, opgesteld door ATKB, dd. 23 april P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

31 3.7 Inventarisatie naoorlogse grondroerende activiteiten Naar aanleiding van bovenstaande informatie over de naoorlogse ontwikkelingen van de verdachte gebieden binnen het werkgebied is onderstaande inventarisatiekaart opgesteld. Afbeelding 19: inventarisatiekaart naoorlogse grondroerende activiteiten Elster Buitenwaard 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

32 4 GEPLANDE CIIELTECHNISCHE WERKZAAMHEDEN 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk bestaat uit een inventarisatie van de voorgenomen werkzaamheden. Na de inventarisatie van de voorgenomen werkzaamheden zal worden gekeken welke risico s zijn te relateren aan het verdachte gebied. 4.2 Geplande civieltechnische werkzaamheden Het definitief ontwerp gaat uit van: grote oppervlaktes die worden geplagd om vochtig hooiland en nat schraalland te ontwikkelen. Het gaat hierbij om ontgravingen tot maximaal circa 0,50 m. De moerasdelen worden tot circa 1,00 m -mv ontgraven. Daarnaast worden er ook geulen ontgraven tot circa 2,00 tot 2,50 m onder maaiveld. Bij de kribvakken langs de rivier wordt de steenbestorting en een beperkt deel van de ondergrond ontgraven om natuurvriendelijke oevers te creëren. In onderstaande afbeelding is (verkleind) de tekening van het definitieve ontwerp weergegeven. Afbeelding 20: Tekening definitief ontwerp Elster Buitenwaard (voor details wordt verwezen naar het origineel: DO_technisch_elsterbuitenwaard_1-2000_aangepast-DO) In bijlage 4 (losse bijlage) zijn de geplande werkzaamheden binnen het op CE verdachte gebied weergegeven. De bovengenoemde geplande werkzaamheden komen alle binnen deze gebieden voor. 4.3 Niet grondroerende werkzaamheden Werkzaamheden waarbij de grond niet wordt geroerd, zoals ophoogwerkzaamheden, waarbij enkel grond wordt opgebracht, zijn niet van invloed op mogelijk aanwezig CE. Deze werkzaamheden kunnen regulier zonder aanvullende explosieven opsporingswerkzaamheden worden uitgevoerd. 4.4 Grondroerende werkzaamheden binnen verdacht gebied Werkzaamheden waarbij de grond wel wordt geroerd, zoals graafwerkzaamheden in de bodem zijn van invloed op mogelijk aanwezig CE. oor deze werkzaamheden dienen mogelijk aanvullende explosieven opsporingswerkzaamheden te worden uitgevoerd. Civieltechnische werkzaamheden Het plaggen (ontgraving ca. 0,50 m -mv) Ontgraven moerasdelen (ontgraving ca. 1,00 m -mv) Geen invloed op CE Grondroerende werkzaamheden in naoorlogs geroerde grond Grondroerende werkzaamheden in naoorlogs geroerde grond Mogelijk van invloed op CE Grondroerende werkzaamheden binnen verdacht gebied CE Grondroerende werkzaamheden binnen verdacht gebied CE Maximale diepte aan te treffen CE 2,0 m-mv ,0 m-mv P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

33 Ontgraven geulen (ontgraving ca. 2,00 m tot 2,50 m -mv Grondroerende werkzaamheden in naoorlogs geroerde grond Grondroerende werkzaamheden binnen verdacht gebied CE 2,0 m-mv 1945 Kribvakken: onderhoud steenbestorting en ontgraven ondergrond Grondroerende werkzaamheden in naoorlogs geroerde grond Grondroerende werkzaamheden binnen verdacht gebied CE 2,0 m-mv 1945 Tabel 5: Grondroerende werkzaamheden 4.5 Invloedsfactoren Invloedsfactoren zijn factoren van buitenaf die kunnen leiden tot een ongecontroleerde werking van het CE. Tabel 6 toont de werkzaamheden die van invloed zijn op CE in relatie met de invloedsfactoren. Werkzaamheden Het plaggen (ontgraving ca. 0,50 m -mv) Ontgraven moerasdelen (ontgraving ca. 1,00 m -mv) Ontgraven geulen (ontgraving ca. 2,00 m tot 2,50 m -mv Kribvakken: onderhoud steenbestorting en ontgraven ondergrond Invloedsfactoren Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Tabel 6: Invloedsfactoren 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

34 5 GEAARS- EN UITWERKINGSFACTOREN CE 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden eerst de mogelijk aan te treffen CE en vervolgens de gevaars- en uitwerkingsfactoren van deze mogelijk aan te treffen CE besproken. 5.2 Mogelijk aan te treffen CE Klein kaliber munitie (KKM) KKM is munitie die wordt verschoten uit handvuurwapens of mitrailleurs, bijvoorbeeld boordmitrailleurs van vliegtuigen. Over het algemeen gezien vormt verschoten Klein kaliber munitie nauwelijks gevaar. De verschoten kogels bestaan uit metaal zonder explosieve stof, met hooguit een zeer kleine lading als lichtspoor. Dit is een kleine explosieve lading die een fel licht veroorzaakt die door de schutter worden gebruikt bij het richten. Niet verschoten Klein kaliber munitie bevat een kruitlading, de zogenaamde voortdrijvende lading. Deze lading moet de kogel bij het afgaan van het schot voldoende snelheid geven om op afstand doelen te raken of uit te schakelen. De druk die hierbij vrijkomt, is groot en wordt bij normaal gebruik opgevangen door het wapen waarmee de patroon wordt verschoten. Indien een patroon buiten een wapen tot explosie komt, vormen scherfjes afkomstig van de huls en de kogel een risico in de directe omgeving van het explosiepunt. Om een explosie te veroorzaken moet het slaghoedje met voldoende kracht worden geraakt. De kans dat dat gebeurt met machinale graafwerkzaamheden is nihil. Er zijn enkele kalibers - voornamelijk Duitse - die kogels bevatten voorzien van een kleine springstoflading, bijvoorbeeld 13 mm (Du) en 15 mm (Du). Door de kleine afmetingen van dit soort kogels is de gebruikte veiligheidsvoorziening (ontsteker) vaak ernstig aangetast door weersinvloeden. Hierdoor is dit soort munitie gevoelig voor beroering of toucheren. Door de beperkte grootte van klein kaliber munitie is het opsporen technisch nauwelijks mogelijk en resulteert in aanzienlijk onderzoekskosten Geschutmunitie Geschut- en mortiermunitie zijn over het algemeen relatief kleine stalen lichamen, vaak gevuld met springstof en soms met explosief brandende explosieven stoffen, geheel of gedeeltelijk met (witte) fosfor. Brisantgranaten werden gebruikt als artillerie, mortier, en luchtafweergranaat. Blindgangers kunnen hierdoor over het algemeen diep in de bodem ingedrongen zijn. Op basis van het eerder uitgevoerde historische onderzoek blijkt dat in de directe omgeving van het projectgebied diverse soorten Duitse en geallieerde geschut- en mortiermunitie achtergebleven kunnen zijn: brisantgranaten; brisantpantsergranaten; antitankbrisant; pantsergranaten; rookgranaten; springrookgranaten; lichtgranaten. Onderstaand zijn de verschillende type granaten en hun werkingsprincipes besproken. Brisantgranaten Een brisantgranaat heeft een betrekkelijk dunwandig stalen lichaam geheel gevuld met een krachtige springstof. Bij de explosie zal het granaatlichaam in vele kleine scherven verscheuren welke met grote snelheid worden rondgeslingerd en daardoor schade toebrengen. De alvernietigende en versplinterende werking wordt ook wel brisantie genoemd. Brisantgranaten komen voor in vrijwel alle kalibers en nationaliteiten. Binnen 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

35 het projectgebied worden brisantgranaten verwacht tot een kaliber van 15 centimeter Duits en 155 mm Geallieerd. Een brisantgranaat is voorzien van een ontsteker op de kop van het granaat lichaam. Deze ontsteker, ook wel buis genoemd, is bepalend voor het risico dat geldt indien een CE is achtergebleven. Op brisantgranaten worden diverse soorten ontstekers gebruikt, ieder met hun specifieke gevaarsfactoren. Brisantgranaten die werden verschoten om vliegtuigen neer te halen werden veelal voorzien van een ontsteker waarvan het werkingsprincipe berust op tijd. Bij dit type ontsteker werd soms gebruik gemaakt van voorgespannen slagpinveren, waardoor blindgangers uitermate gevoelig kunnen zijn. Het is niet duidelijk waarom een bepaalde granaat zijn werking niet heeft meegekregen en om deze reden kan hij bij de minste beweging alsnog zijn werking meekrijgen. Bij het gebruik tegen grondtroepen werden veelal direct werkende schokontstekers gebruikt. In enkele gevallen werden schokontstekers gebruikt met een kleine vertraging, bijvoorbeeld bij beschietingen van een gebied waar militairen waren ingegraven in verdedigingswerken. In plaats van de scherfwerking moest de schokgolf die ontstaat bij de explosie van de springstoflading schade aanrichten. Over het algemeen kan worden gesteld dat blindgangers van brisantgranaten gevoelig zijn voor bewegen en toucheren. Brisantpantsergranaten Het voornaamste doel van een brisantpantsergranaat is het uitschakelen van (licht) gepantserde doelen, door het pantser eerst te doorboren en vervolgens een springstoflading tot explosie te laten komen. Kenmerkend verschil met een brisantgranaat is het veel steviger uitgevoerde granaatlichaam, de veel kleinere springstoflading en de plaatsing van de ontsteker. Bij een brisantpantsergranaat is de ontsteker in de achterzijde van het projectiel geplaatst. De werking van de ontsteker berust op massatraagheid (schok), waardoor het aantal blindgangers over het algemeen relatief groot is. Als een granaat het doel niet of onvoldoende raakt, functioneert de granaat meestal niet en blijft de granaat als blindganger achter. Tijdens WOII werden dit type granaten soms aan de voorzijde voorzien van een indringingskap en/of een ballistische kap, om de kans op goede indringen te vergroten en de ballistische eigenschappen van de granaat te verbeteren. oornamelijk Duitse en Amerikaanse eenheden maakte gebruik van brisantpantsergranaten. Over het algemeen kan worden gesteld dat blindgangers van brisantpantsergranaten gevoelig zijn voor bewegen en toucheren, waarbij voornamelijk Duitse varianten (7,5 cm, 8,8 cm en 10,5 cm) extreem gevoelig kunnen zijn, als deze zijn voorzien van een bodemontsteker die een voorgespannen slagping bevat. Dat wil zeggen dat de slagpin in de bodemontsteker onder constante veerspanning staat en er maar weinig energie voor nodig is om de granaat alsnog te laten exploderen. Brisantpantsergranaten werden meestal met tanks verschoten (vlakkebaanmunitie), waardoor eventuele blindgangers over het algemeen niet erg diep zijn ingedrongen. oorgespannen slagpinnen zijn niet bij mortieren toegepast. Antitankbrisantgranaten Een antitankbrisantgranaat is een granaat die is voorzien van een springstoflading waarbij het werkingsprincipe berust op basis van het holle lading principe. Dat wil zeggen dat springstoflading op een bijzondere manier is vormgegeven, waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de brisante werking van springstof. Door een holle ruimte in een kegelvorm te fabriceren en deze te bekleden met een materiaal dat verscherfd (veelal koper ) ontstaat door de explosie van de springstoflading een straal van dit materiaal die een zeer grote penetrerende werking tegen gepantserde doelen heeft. Over het algemeen kon gepantserd staal tot een dikte van enkele keren de diameter van de granaat worden doorboord (maximaal tot 7 maal de diameter van de granaat). Het gevaar bij de holle lading is het uitstoten van de straal. Meestal werd dit principe toegepast voor granaten die werden verschoten met geweergranaten, granaatwerpers of raketten, maar bepaalde kalibers geschutmunitie 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

36 hadden ook granaten in het arsenaal die gebaseerd waren op dit principe. Bij mortiermunitie wordt dit principe niet toegepast. Antitankbrisantgranaten zijn meestal voorzien van een bodemontsteker, soms in combinatie met een inrichting op de neus van de granaat. Over het algemeen zijn antitankbrisantgranaten gevoelig voor bewegen en toucheren. Antitankbrisantgranaten werden met tanks verschoten, waardoor eventuele blindgangers over het algemeen niet diep zijn ingedrongen. Pantsergranaten In tegenstelling tot Duitse en Amerikaanse eenheden verschoten Engelse eenheden vaak pantsergranaten in plaats van brisantpantsergranaten. Dit is een zwaar massief projectiel dat met hoge snelheid werd verschoten. Het werkingsprincipe berust uitsluitend op kinetische energie. Het projectiel bevat geen springstoflading, soms een lichtspoorelement dat de schutter moest helpen bij het richten. Dit soort projectielen worden regelmatig in zijn geheel aangetroffen, maar vormen tijdens de uitvoering van projecten geen risico. Ze komen voor in kalibers vanaf 20 mm tot 25 Pr (87 mm). Handgranaten Handgraten zijn over het algemeen relatief kleine lichamen, vaak gevuld met springstof en soms met explosief brandende explosieve stof, geheel of gedeeltelijk gevuld met (witte) fosfor. Bij handgranaten maakt men veelal gebruik van zeer gevoelige ontstekers, bijvoorbeeld ontstekers met voorgespannen slagpinveer, wrijvingsontstekers of chemische ontstekers. Door veroudering kunnen handgranaten soms extra gevoelig worden voor beroering en toucheren. Wanneer een handgranaat gevuld met witte fosfor wordt vrij gegraven, zoals bijvoorbeeld een Britse springrookhandgranaat No.77, kan het CE spontaan tot ontbranding komen als de buitenmantel van het CE beschadigd of aangetast is. Bij handgranaten bestaat de ontsteker vaak uit een slagpin die onder constante veerdruk staat. Een veiligheidspin moet voorkomen dat de slagpin kan inslaan. oor het werpen wordt de slagpin verwijderd en wordt de slagpin alleen nog geblokkeerd door de veiligheidsbeugel die de werper tegenhoudt totdat de handgranaat wordt geworpen. Na het werpen zal een deel van de slagpinveer ervoor zorgen dat de beugel wordt verwijderd en komt de handgranaat tot explosie. Door veroudering zijn veiligheidspinnen vaak aangetast waardoor dit handgranaten voorzien van dit type ontsteker vaak gevoelig geworden kunnen zijn. Geweergranaten Een geweergranaat is een munitieartikel dat speciaal is ontworpen om met behulp van een handvuurwapen, soms in combinatie met een afvuur- c.q. scherpe patroon, te worden verschoten. Het lichaam van de geweergranaat is gevuld met een spring-, een chemische-, een pyrotechnische- of ander soort lading en al dan niet voorzien van een ontsteker met het doel te detoneren, brand te stichten, een rookscherm te leggen, etc., afhankelijk van de soort geweergranaat en haar vulling. De risico zijn vergelijkbaar met die van handgranaten. Meer dan bij handgranaten komen hier antitankbrisantgeweergranaten (holle lading) voor. Antitankbrisantgeweergranaten worden gebruikt voor het buiten werking stellen van licht gepantserde doelen. Met het intreden van de geweergranaat was de infanterist beter opgewassen tegen de inzet van tanks. Een door Duitse eenheden vaak gebruikte geweergranaat is de Antitankbrisant geweergranaat 30. Munitie voor granaatwerpers Munitie voor granaatwerpers zijn munitieartikelen die met een speciaal wapensysteem werden verschoten, gelanceerd of weggeslingerd. Munitie voor granaatwerpers verschilt van geweergranaten in die zin, dat zij een speciaal wapensysteem behoeven om verschoten of gelanceerd te worden. Het gebruik van de speciale afschiet- of lanceerinrichting werd niet direct geaccepteerd in militaire kringen, omdat dit inhield dat de militair een extra wapen moest dragen, meestal ten koste van zijn persoonlijk handvuurwapen. Op het slagveld bleken deze lanceerinrichtingen echter zeer 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

37 doeltreffend te zijn, aangezien hiermee de vuurkracht van een kleine eenheid vergroot werd. Bovendien konden allerlei soorten granaten nauwkeurig gericht en verschoten worden op diverse vijandelijke doelen op uiteenlopende afstand. Duitse infanterie-eenheden maakte vaak gebruikt van zogenaamde Panzerfäusten. Ook deze waren voorzien van een gevechtslading waarbij het werkingsprincipe berust op basis van holle lading. Rookgranaten Een rookgranaat is een granaat die vaak voorafgaande aan grondgevechten werd verschoten om daarmee het zicht van de tegenstander te ontnemen. De rookgranaat is als het ware een transportcontainer voor een aantal rookelementen, die door een zwartbuskruitlading in de granaat boven het doel werden gestoten aan de achterzijde uit de granaat en gelijktijdig tot ontbranding werden gebracht. Door het ontbranden van de zwartbuskruitlading werd de bodemplaat aan de achterzijde van de granaat uit de granaat gedrukt. Het granaatlichaam blijft nagenoeg in takt over en worden nog steeds zeer regelmatig teruggevonden. Soms zijn niet alle rookpotten uitgestoten of heeft de uitstootlading helemaal niet gefunctioneerd. Over het algemeen zullen rookgranaten niet diep indringen in de bovengrond. In rookgranaten wordt over het algemeen hexiet als rookvormer ingezet. Dit is een sas (pyrotechnisch mengsel) van hexachloorethaan en zink, dat bij het ontsteken een dichte rook van zinkchloride geeft. Deze rook wordt nog dichter naarmate ze waterdamp uit de lucht opneemt. Risico s door achtergebleven rookgranaten zijn beperkt, al komen bij het ontbranden van hexiet hoge temperaturen vrij. Rookgranaten komen voor bij zowel geschut- als mortiermunitie, al is het werkingsprincipe bij mortieren meestal anders. Er worden dan niet altijd rookpotten uitgestoten, maar de hexiet is vaak direct in het granaatlichaam opgenomen en de rook stroomt via uitstroomopeningen naar buiten. Een voorbeeld is de 2 inch rookgranaat mortier. Lichtgranaten Een lichtgranaat is een granaat die wordt gebruikt om een bepaald gebied te verlichten. De werking van een lichtgranaat is vergelijkbaar met de werking van een rookgranaat, met dat verschil dat in plaats van een aantal rookpotten 1 lichtelement verbonden aan een parachute wordt uitgestoten. In plaats van een dichte rook ontstaat gedurende langere periode (variërend van circa 20 seconden tot enkele minuten) een intens helder licht. Lichtgranaten komen zowel bij geschut- als mortiermunitie voor. Ook bij lichtgranaten fungeert het granaatlichaam als het ware als een transportcontainer waardoor het granaat lichaam vaak in zijn geheel wordt teruggevonden. Over het algemeen dringen lichtgranaten niet diep in. Bij het ontbranden van het lichtsas komt zal veel warmte en rook vrijkomen. Springrookgranaten Springrookgranaten zijn een bijzonder soort rookgranaten waarvan de werking berust op het ontbranden van witte fosfor. Als witte fosfor in contact komt met zuurstof uit de buitenlucht ontbrandt het spontaan en ontstaat een dichte witte rook. De rook is giftig en werkt irriterend op ogen en luchtwegen. De witte fosfor wordt uit de granaat geslingerd door een springstoflading (verspreidingsspringlading) in de granaat te laten exploderen. Springrookgranaten komen zowel bij geschut- als mortiermunitie voor en kunnen hierdoor vaak diep zijn ingedrongen als de granaat niet functioneert. Ook in geallieerde handgranaten wordt dit werkingsprincipe veel toegepast. Als het (granaat)lichaam door veroudering aangetast is (dit komt voornamelijk voor bij 2 inch mortiergranaten of handgranaten) kunnen blindgangers van springrookgranaten, als deze worden vrij gegraven, spontaan tot ontbranding komen. Door de brandverschijnselen kan na verloop van tijd de verspreidingsspringlading alsnog tot explosie komen waardoor de resterende witte fosfor wordt rondgeslingerd. Dit vorm een wezenlijk risico. Over het algemeen kan worden gesteld dat blindgangers van springrookgranaten gevoelig zijn voor bewegen en toucheren en dat er een risico kan ontstaan als de granaat wordt vrij gegraven waardoor de witte fosfor in contact kan komen met zuurstof uit de 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

38 buitenlucht. Soms worden delen van een granaten aangetroffen waarin nog grote stukken witte fosfor aanwezig is welke nog kunnen ontbranden in contact met zuurstof. Ontstekingsinrichtingen geschutmunitie De functie van een ontsteker is om de granaat op de gewenste plaats of het juiste tijdstip tot uitwerking te laten komen. Het type ontsteker is in de meeste gevallen bepalend voor het risico dat kan optreden. Als een verschoten CE ongewild niet tot explosie is gekomen, spreken we van een blindganger. Er zijn tal van oorzaken waardoor dit niet gebeurde. Dit kunnen zowel menselijke fouten als constructie technische fouten zijn, of gewoon pure pech omdat het CE niet op de juiste wijze het doel heeft geraakt. Bij een blindganger verkeerd de toestand van de ontsteker (meestal) in gewapende toestand, waardoor energie van buitenaf (bewegen of toucheren) de ontsteker en daarmee het CE alsnog tot explosie kan brengen. Bij achtergelaten of gedumpte CE zijn ontstekers meestal niet gewapend, waardoor het risico op het optreden van een ongecontroleerde explosie aanzienlijk kleiner is. Bepaalde ontstekers kunnen in ongewapende toestand door veroudering toch gevoelig worden, doordat veiligheidsvoorzieningen door corrosie zijn aangetast of verdwenen. Na het wapenen van de ontsteker bevindt de slagpin zich direct onder een zeer dunwandig metalen kapje dat door graaf- of andere werkzaamheden eenvoudig te deformeren is. Hierdoor kan de slagpin in het slagpijpje worden gedrukt en kan de granaat alsnog tot explosie komen. Bij normale werking deformeert het metalen kapje bij inslag. Zolang de veiligheid kap geplaatst is, is dit risico aanzienlijk minder groot. Er is een enorme hoeveelheid verschillende ontstekers gebruikt, Zo zijn er op geschutmunitie bijvoorbeeld ontstekers gebruikt waarvan de werking berust op schok, het verlopen van tijd (zowel pyrotechnische en mechanische vertraging), druk etc. De meest gevaarlijke ontstekers zijn die waarvan de werking berust op basis van een voorgespannen slagpin. Iedere ontsteker kent vaak zijn eigen specifieke gevaar factoren. Er kunnen diverse soorten ontstekers op geschutmunitie worden geplaatst. In het kader van de leesbaarheid van de rapportage zijn deze niet toegevoegd. Toebehoren van munitie De omschrijving voor toebehoren van munitie is dat het hier voorwerpen betreft welke toebehoren aan CE en geen explosieve stof bevatten. erder zijn deze niet onder te brengen bij een van de andere hoofdgroepen. Het risico bij het aantreffen van dergelijke toebehoren moet om deze reden voornamelijk worden gezocht in het feit dat er mogelijk in de directe omgeving CE aanwezig zijn. 5.3 Gevaarsfactoren Onder gevaarsfactoren worden factoren verstaan die betrekking hebben op het explosief zelf, waardoor het explosief ongecontroleerd in werking kan treden. Er worden de volgende gevaarsfactoren onderscheiden oorgespannen slagpinveer Ontstekers met voorgespannen slagpinveer zijn extra gevoelig voor trillingen en beweging. oor dit onderzoek is dit relevant ertragingsinrichting oor ontstekers met een (chemische) vertragingsinrichting (afwerpmunitie) geldt dat ze trillingsgevoelig zijn en ze daarom een risico kunnen vormen bij werkzaamheden waarbij grote trillingen worden veroorzaakt (zoals bij heien). oor dit onderzoek is dit niet relevant Antistoringsinrichting (valstrik) alstrikken betreffen CE die worden geplaatst met als doel om door het uitvoeren van een onschuldige handeling tot werking te komen. Een valstrik wordt in de regel in werking gezet door het slachtoffer. Er zijn valstrikken met bijvoorbeeld een drukontsteker of met een trekontsteker. oor dit onderzoek is dit niet relevant. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

39 5.3.4 (Gevoeligheid van) explosieve stoffen Wat explosieve stoffen onderscheidt is de gevoeligheid. Sommige explosieve stoffen kunnen al door een geringe stoot of aanraking ontploffen, bij andere is een ontsteker noodzakelijk. De gevoeligheid van explosieve stoffen in de vorm van springstoffen neemt veelal toe door veroudering. oor dit onderzoek is dit relevant Pyrotechnische of brandladingen Pyrotechnische of brandladingen detoneren doorgaans niet, maar verbranden explosief, waarbij in de regel weinig gasvormige producten ontstaan. oor dit onderzoek is dit relevant Witte fosfor Witte fosfor is zelfontbrandbaar. Wanneer witte fosfor vrijkomt aan de buitenlucht zal het spontaan reageren. Bij contact met de huid ontstaan zeer diepe en ernstige brandwonden. Naast brandwonden kan de toxiciteit van witte fosfor van zowel de stof zelf als van de vrijkomende rook ook schade aan belangrijke organen zoals lever, longen en hart veroorzaken. oor dit onderzoek is dit relevant. 5.4 Uitwerkingsfactoren CE Uitwerkingsfactoren zijn de effecten, die optreden na het in werking treden van een explosief. Er zijn vijf mogelijke uitwerkingsfactoren. Deze worden hieronder besproken Scherfwerking Scherfwerking (fragmentatie) ontstaat door de detonatie van de springstof die het stalen granaatlichaam verscherft en door de drukwerking met een enorme snelheid wordt weggeblazen. Scherfwerking wordt onderscheiden in primaire scherven van het granaatlichaam en secundaire scherven, afkomstig van eventuele infra uit de directe omgeving, zoals puin en glasscherven. Primaire en secundaire scherfwerking kunnen (dodelijk) letsel veroorzaken in de directe omgeving van het detonatiepunt Luchtdruk Dit is een direct gevolg van de snelle uitzetting van de hete, gasvormige reactieproducten die worden gevormd tijdens de explosie. Luchtdruk heeft effect op het menselijk lichaam en kan schade aan infrastructuur toebrengen Schokgolf Een schokgolf is een heftige trilling die ontstaat bij de detonatie en die zich voortzet door de omringende materie. Hoe dichter deze materie, hoe verder de schokgolf zich zal doorzetten. Door de schokgolfwerking kan schade ontstaan aan fundamenten, rioleringen en kabels en leidingen Hitte/brand Bij de detonatie ontstaat een sterke temperatuurtoename. De hete gassen die ontstaan, veroorzaken een vuureffect bij contact met zuurstof in de lucht. De scherven die door de scherfwerking ontstaan zijn roodgloeiend en vormen een risico voor brandgevoelige infrastructuur. Specifiek gevaar ontstaat in de nabijheid van (gas en brandstof) leidingen Rook Bij een explosie komt altijd rook vrij. Rook en springrookmunitie (fosfor) is speciaal ontworpen om rook te produceren. Rook is een aerosol van verbrandingsproducten in lucht. Witte rook bestaat vooral uit waterdamp, zwarte rook vooral uit roet. De koolmonoxide in rook en de in de hete (rook)gassen kan verstikkend zijn. erder komen bij een detonatie giftige dampen vrij die schadelijk zijn voor de mens. 5.5 Gevaars- en uitwerkingsfactoren in relatie tot aan te treffen CE Op basis van de gegevens uit het vooronderzoek kunnen in (de omgeving van) het onderzoeksgebied de volgende CE in de bodem aangetroffen worden: geschutmunitie, Kleinkalibermunitie, hand- en geweergranaten. In onderstaande tabel zijn de gevaars- en uitwerkingsfactoren van geschutmunitie, Kleinkalibermunitie, hand- en geweergranaten weergegeven. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

40 Gevaarsfactor an toepassing Uitwerkingsfactor an toepassing oorgespannen Scherfwerking slagpinveer ertragingsinrichting X Schokgolf Antistoringsinrichting X Luchtdrukwerking (valstrik) Gevoeligheid Hitte/brand explosieve stoffen Pyrotechnische of Ontstaan toxische rook brandladingen Witte fosfor Tabel 7 gevaars- en uitwerkingsfactoren CE 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

41 6 RISICOINENTARISATIE 6.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de risico-inventarisatie weergegeven en tevens worden de te nemen maatregelen besproken. 6.2 Risico-inventarisatie werkzaamheden In de tabel 8 is de risico-inventarisatie weergegeven. Civieltechnische Werkzaamheden Maximale diepte aantreffen CE Mogelijk aan te treffen CE Werkzaamheden van invloed op CE Invloedsfactoren Uitwerkingsfactoren Het plaggen (ontgraving ca. 0,50 m - mv) 2,0 m-mv 1945 Geschutmunitie, Kleinkalibermunitie, handen geweergranaten Grondroerende werkzaamheden binnen ongeroerd verdacht gebied CE Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Scherfwerking, luchtdruk, schokgolf, hitte/brand, rook Ontgraven moerasdelen (ontgraving ca. 1,00 m - mv) 2,0 m-mv 1945 Geschutmunitie, Kleinkalibermunitie, handen geweergranaten Grondroerende werkzaamheden binnen ongeroerd verdacht gebied CE Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Scherfwerking, luchtdruk, schokgolf, hitte/brand, rook Ontgraven geulen (ontgraving ca. 2,00 m tot 2,50 m -mv 2,0 m-mv 1945 Geschutmunitie, Kleinkalibermunitie, handen geweergranaten Grondroerende werkzaamheden binnen ongeroerd verdacht gebied CE Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Scherfwerking, luchtdruk, schokgolf, hitte/brand, rook Kribvakken: onderhoud steenbestorting en ontgraven ondergrond 2,0 m-mv 1945 Geschutmunitie, Kleinkalibermunitie, handen geweergranaten Grondroerende werkzaamheden binnen ongeroerd verdacht gebied CE Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Scherfwerking, luchtdruk, schokgolf, hitte/brand, rook Tabel 8 risico-inventarisatie werkzaamheden 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

42 6.3 Beoordeling van de risico s Op basis van deze risicoanalyse is vervolgens vastgesteld welke van de volgende (standaard)scenario s van toepassing (kunnen) zijn: 1. Er wordt voor het toekomstige gebruik/de geplande werkzaamheden geen uitwerking van de (vermoede) explosieven verwacht; 2. Er wordt voor het toekomstige gebruik/de geplande werkzaamheden wel uitwerking van de (vermoede) explosieven verwacht, maar de uitwerkingsfactoren zijn aanvaardbaar; 3. Er wordt voor het toekomstige gebruik/de geplande werkzaamheden wel uitwerking van de (vermoede) explosieven verwacht, maar de uitwerkingsfactoren zijn door het treffen van effectgerichte maatregelen beheersbaar; 4. Er wordt voor het toekomstige gebruik/de geplande werkzaamheden wel uitwerking van de (vermoede) explosieven verwacht en de effecten zijn niet beheersbaar, maar het project kan (gedeeltelijk) worden aangepast; 5. Er wordt voor het toekomstige gebruik/de geplande werkzaamheden wel uitwerking van de (vermoede) explosieven verwacht, de effecten zijn niet beheersbaar en het project kan niet (gedeeltelijk) worden aangepast. Opsporen van explosieven noodzakelijk. Samenvatting risicoanalyse Er wordt voor het toekomstige gebruik/de geplande werkzaamheden wel uitwerking van de (vermoede) explosieven verwacht, maar de uitwerkingsfactoren zijn door het treffen van effectgerichte maatregelen beheersbaar. Effectgerichte maatregelen bestaan uit het opsporen van explosieven middels het uitvoeren van detectie. In paragraaf 6.7 worden de te nemen maatregelen toegelicht. 6.4 Opsporingstechnieken algemeen Op basis van theoretische kennis, praktijkervaring en locatie specifieke omstandigheden wordt bepaald welke maatregel oftewel onderzoekstechniek (of combinatie van onderzoekstechnieken) ingezet zal worden ten behoeve van de opsporing van mogelijk aanwezige CE. Er zijn verschillende onderzoekstechnieken welke onderstaand worden besproken. In het kader van de opsporing van explosieven wordt veelal geadviseerd om de meetwerkzaamheden op basis van magnetometrie uit te voeren. Bij magnetometrische metingen worden de afwijkingen van het aardmagnetische veld gemeten welke door de CE wordt veroorzaakt. Deze magnetometers zijn passieve meetinstrumenten, en afhankelijk van de grootte van het zoekdoel kan een meetbereik van 4,5 5,0 meter vanaf het maaiveld worden afgegeven. Indien in de directe omgeving hoogspanningsdraden of stroomdraden aanwezig zijn, kunnen deze de magnetometertechniek verstoren. Het is daarom aan te bevelen om in dergelijke gevallen explosievenopsporing uit te laten voeren middels grondradartechniek. Dit geldt specifiek voor het opsporen van afwerpmunitie (in dit geval niet relevant). Kleinere CE worden slecht waargenomen door grondradar en grondradar is daarom een onbetrouwbare detectiemethode hiervoor. oor CE als geschutmunitie, hand- en geweergranaten en munitie voor granaatwerpers is het aannemelijk dat de te verwachten CE zich maximaal 2,00 m -mv bevinden. De detectietechniek kan daar middels een oppervlaktedetectietechniek plaats vinden. 6.5 Opsporingstechnieken civieltechnische werkzaamheden kribben oor de kribben geldt dat de onverdachte kribben regulier, zonder explosievenopsporingswerkzaamheden vooraf, kunnen worden verlaagd. De verdachte kribben dienen door een WSCS-OCE gecertificeerd explosievenopsporingsbedrijf te worden onderzocht. Op deze verdachte kribben dient explosievenopsporing plaats te vinden alvorens te starten met de reguliere kribverlagingswerkzaamheden. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

43 Als opsporingswerkwijze bij de kribben is het mogelijk om onderstaande volgorde aan te houden 14 : 1. Het breuksteen visueel controleren en eventueel aanwezige CE na identificatie veiligstellen in beveiligde opslagunit (TS voorziening tijdelijk veilig stellen situatie); 2. Stortsteen verwijderen door beveiligde graafmachine van het opsporingsbedrijf; 3. Kernmateriaal van de krib detecteren in lagen van 1 meter; 4. Gedetecteerde significante objecten direct benaderen, eventueel identificeren en veiligstellen in beveiligde opslagunit. 5. Ruimen/demonteren door de EODD; 6. rijgave van de krib voor reguliere werkzaamheden. 6.6 Mogelijke gevolgen ongecontroleerde detonatie Bij een ongecontroleerde detonatie zullen, afhankelijk van de diepteligging van het CE, de effecten van scherfwerking en luchtdrukwerking op het maaiveld wijzigen. Hoe dieper de ligging van CE, des te minder scherfwerking en luchtdruk aan het oppervlak ontstaat. Dit geldt ook voor een situatie waarin het CE onder water ligt. De door de explosie ontstane schokgolf plaatst zich in dit geval voort door de bodem en kan schade toebrengen aan bestaande ondergrondse infrastructuur zoals kabels, leidingen, heipalen, funderingen et cetera. Bij een ongecontroleerde detonatie van in de grond ingedrongen CE nemen risico s af. De kans op schade aan bestaande (ondergrondse) infrastructuur blijft echter aanwezig en neemt zelfs toe. Ter bescherming van de gevolgen van een ongecontroleerde detonatie kunnen diverse maatregelen worden genomen. Hierbij moet worden gedacht aan: Scherfwerende dekens plaatsen; Graven van sleuven tussen de werkzaamheden en de ondergrondse infra om zo de eventuele ontploffing c.q. blast op te vangen; Bovengrondse scherfwerende constructies. 6.7 Maatregelen In tabel 9 staan de te nemen maatregelen die eerst toegepast kunnen worden ten behoeve van de mogelijk aanwezig CE, indien daadwerkelijk explosieven worden aangetroffen. De exacte uitvoeringsmethode wordt uiteindelijk bepaald door het WSCS-OCE gecertificeerd explosievenopsporingsbedrijf dat de explosievenopsporingswerkzaamheden gaat verrichten. Civieltechnische Werkzaamheden Maximale diepte aantreffen CE Mogelijk aan te treffen CE Werkzaamheden van invloed op CE Invloedsfactoren Maatregel Het plaggen (ontgraving ca. 0,50 m -mv) Ontgraven moerasdelen (ontgraving ca. 1,00 m -mv) Ontgraven geulen 2,0 m-mv ,0 m-mv ,0 m-mv 1945 Geschutmunitie, Kleinkaliber munitie, hand- en geweergranaten Geschutmunitie, Kleinkaliber munitie, hand- en geweergranaten Geschutmunitie, Grondroerende werkzaamheden binnen ongeroerd verdacht gebied CE Grondroerende werkzaamheden binnen ongeroerd verdacht gebied CE Grondroerende werkzaam- Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Bewegen CE, Oppervlaktedetectie met actieve en passieve meettechnieken. Aansluitend significante objecten benaderen en identificeren. Oppervlaktedetectie met actieve en passieve meettechnieken. Aansluitend significante objecten benaderen en identificeren. Oppervlaktedetectie met 14 Zie advies Rijkswaterstaat in OCE vervolgwerkzaamheden kribverlaging en langs dammen in de Waal d.d , opgesteld door Hans Smulders als adviseur OCE van RWS. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

44 (ontgraving ca. 2,00 m tot 2,50 m -mv Kribvakken: onderhoud steenbestorting en ontgraven ondergrond 2,0 m-mv 1945 Kleinkaliber munitie, hand- en geweergranaten Geschutmunitie, Kleinkaliber munitie, hand- en geweergranaten heden binnen ongeroerd verdacht gebied CE Grondroerende werkzaamheden binnen ongeroerd verdacht gebied CE toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof actieve en passieve meettechnieken. Aansluitend significante objecten benaderen en identificeren. Detectiewerkzaamheden volgens kribprotocol Tabel 9: Maatregelen In onderstaande afbeelding is het detectie-advies weergegeven. Afbeelding 21: Detectieadvies onderzoeksgebied PRA Dit advies is tevens als losse bijlage, bijlage 6 toegevoegd aan dit rapport. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

45 7 CONCLUSIES EN ADIES 7.1 Inleiding Bombs Away B.. heeft voor het project Elster Buitenwaard een Projectgebonden Risico Analyse (PRA) opgesteld. Het betreft een PRA ten behoeve van voorgenomen herinrichtingswerkzaamheden van de Elster Buitenwaard in de gemeente Rhenen (provincie Utrecht). 7.2 Conclusie vooronderzoek en aanvullend onderzoek In 2014 is het ooronderzoek Conventionele Explosieven Elster Buitenwaard opgesteld door Bombs Away B. Ten behoeve van deze PRA is er aanvullend onderzoek uitgevoerd. Op basis van het uitgevoerde historische vooronderzoek en het aanvullende onderzoek zijn de volgende oorlogshandelingen in de Elster Buitenwaard geconstateerd: Aanwezigheid van Duitse militaire eenheden binnen de grenzen van het onderzoeksgebied en in de omgeving hiervan (geschut- en mitrailleurstellingen, loopgraven, mangaten, schuttersputten en munitieopslagplaatsen); Geallieerde artilleriebeschietingen. Aan de hand van de richtlijnen van het WSCS-OCE zijn de op CE-verdachte gebieden vastgesteld. In het onderstaande overzicht is voor het onderzoeksgebied van deze PRA weergegeven welke hoofdsoort CE kan worden aangetroffen inclusief de horizontale en verticale afbakening. Aan te treffen CE Subsoort Hoeveelheden erschijningsvorm Kleinkalibermunitie Tot 2 cm (Duits) Honderdtallen Gedumpt/achtergebleven Hand- en geweergranaten Hand/steel (Duits) Tientallen Gedumpt/achtergebleven Geschutgranaten Tot en met 15 cm (Duits) Tientallen Gedumpt/achtergebleven Geschutgranaten Tot en met 155 mm Tientallen erschoten (geallieerd) Munitie voor granaatwerpers Duits Exemplarisch Gedumpt/achtergebleven Munitietoebehoren Duits Tientallen Gedumpt/achtergebleven Tabel 10: Overzicht CE uit vooronderzoek De verdachte gebieden zijn vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens uit de geraadpleegde bronnen en luchtfoto s. an een aantal oorlogshandelingen waarbij CE zijn ingezet kon de exacte locatie niet worden vastgesteld. Dit had als gevolg dat niet voor alle oorlogshandelingen waarbij CE zijn ingezet een op CE verdacht gebied kon worden vastgesteld. Daarom zijn ook enkele aandachtsgebieden aangegeven. Binnen het aandachtsgebied is het op dit moment niet noodzakelijk om explosieven opsporingswerkzaamheden uit te voeren voorafgaand aan geplande (civieltechnische) werkzaamheden. Indien tijdens de werkzaamheden CE worden aangetroffen, zullen aanvullende explosieven opsporingswerkzaamheden wel noodzakelijk te zijn. In bijlage 2 is hiervoor een voorbeeld standaard protocol toegevoegd. 7.3 Conclusie PRA Op basis van de analyse van het reeds uitgevoerde vooronderzoek en het aanvullende onderzoek kan worden vastgesteld dat in het onderzoeksgebied oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden waardoor CE in de bodem achtergebleven zouden kunnen zijn. Na aanvullend archiefonderzoek en een naoorlogse luchtfoto-analyse kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Delen van het onderzoeksgebied zijn naoorlogs ontgraven voor de kleiwinning; Het is niet bekend tot hoe diep de klei-ontgraving heeft plaatsgevonden; Er is naoorlogs een zandwinplas aangelegd; Het zand uit de zandwinplas is (deels) gebruikt om delen van het onderzoeksgebied op te hogen; 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

46 Het is niet bekend hoe hoog het zand uit de zandwinplas is opgebracht; De kribvakken zijn in de periode verhoogd; Het is niet bekend hoe vaak het onderzoeksgebied in de naoorlogse periode is overstroomd en wat de gevolgen daarvan zijn geweest betreffende de af- en aanvoer van grond. De bevindingen zijn weergegeven in bijlage 5, de inventarisatie van naoorlogs geroerde gronden. 7.4 Opsporings- c.q. detectieadvies Naar aanleiding van de geïnventariseerde naoorlogse activiteiten en de voorgenomen civieltechnische werkzaamheden is in de onderstaande tabel een kort overzicht gegeven van de uit te voeren werkzaamheden op het gebied van explosievenopsporing. Na het detecteren van de verdachte gebieden dienen de gedetecteerde significante objecten te worden benaderd. Niet alle gedetecteerde significante objecten dienen te worden benaderd maar alleen diegene welke binnen de maximale ontgravingsdiepte liggen. Hierbij dient dan wel een extra veilige marge van 50 cm te worden aangehouden om eventuele (diepere) uitschieters op te vangen. Civieltechnische Werkzaamheden Maximale diepte aantreffen CE Mogelijk aan te treffen CE Werkzaamheden van invloed op CE Invloedsfactoren Maatregel Het plaggen (ontgraving ca. 0,50 m -mv) Ontgraven moerasdelen (ontgraving ca. 1,00 m -mv) Ontgraven geulen (ontgraving ca. 2,00 m tot 2,50 m -mv Kribvakken: onderhoud steenbestorting en ontgraven ondergrond 2,0 m-mv ,0 m-mv ,0 m-mv ,0 m-mv 1945 Geschutmunitie, Kleinkaliber munitie, hand- en geweergranaten Geschutmunitie, Kleinkaliber munitie, hand- en geweergranaten Geschutmunitie, Kleinkaliber munitie, hand- en geweergranaten Geschutmunitie, Kleinkaliber munitie, hand- en geweergranaten Grondroerende werkzaamheden binnen ongeroerd verdacht gebied CE Grondroerende werkzaamheden binnen ongeroerd verdacht gebied CE Grondroerende werkzaamheden binnen ongeroerd verdacht gebied CE Grondroerende werkzaamheden binnen ongeroerd verdacht gebied CE Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Bewegen CE, toucheren CE, CE in contact brengen met zuurstof Oppervlaktedetectie met actieve en passieve meettechnieken. Aansluitend significante objecten benaderen en identificeren. Oppervlaktedetectie met actieve en passieve meettechnieken. Aansluitend significante objecten benaderen en identificeren. Oppervlaktedetectie met actieve en passieve meettechnieken. Aansluitend significante objecten benaderen en identificeren. Detectiewerkzaamheden volgens kribprotocol Tabel 11: Detectieadvies Als losse bijlage, bijlage 6, aan deze PRA is een detectieadvieskaart op A1-formaat toegevoegd. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

47 7.5 Explosievenopsporingswerkzaamheden Bovenstaand rapport betreft een niet-bindend advies voor WSCS-OCE gecertificeerde explosievenopsporingsbedrijven 15. De explosievenopsporingswerkzaamheden mogen enkel door een WSCS-OCE gecertificeerd explosievenopsporingsbedrijf worden uitgevoerd. De exacte uitvoeringsmethode voor explosievenopsporingswerkzaamheden wordt uiteindelijk bepaald door het WSCS-OCE gecertificeerd explosievenopsporingsbedrijf dat de opsporingswerkzaamheden gaat verrichten. Hierboven, in tabel 11, wordt oppervlaktedetectie geadviseerd. Hieronder volgt een beschrijving welke opsporingswerkzaamheden (na detectie) nog dienen te worden uitgevoerd. ervolgtraject explosievenopsporing Opstellen projectplan OCE Alvorens er wordt gestart met explosievenopsporing dient er een projectplan OCE te worden opgesteld. Met het indienen van het projectplan OCE informeert het opsporingsbedrijf de gemeente/het bevoegd gezag waarbinnen deze opsporing valt over de aanstaande explosievenopsporing. Hierbij is er een verschil inzake projectplannen voor detectie en projectplannen voor het gehele opsporingstraject. oor projectplannen voor detectie wordt de gemeente geïnformeerd. oor projectplannen voor het gehele opsporingstraject dient er goedkeuring middels een handtekening van de burgemeester worden opgenomen. De opsporingswerkzaamheden mogen dan pas aanvangen na goedkeuring van het projectplan OCE door de burgemeester. Oppervlakte detectie Onder oppervlakte detectie wordt verstaan: het vanaf het maaiveld detecteren van ijzerhoudende objecten. De meest gebruikte techniek hiervoor is magnetometertechniek; dit is een passieve meettechniek welke de verstoring van het aardmagnetisch veld waarneemt. Na het detecteren worden de door de computer opgenomen data geïnterpreteerd (analyse van de meetgegevens) en worden de geselecteerde significante objecten weergegeven in een objectenlijst, voorzien van een x-, y- en z-waarde. Laagsgewijs ontgraven Indien er binnen het onderzoeksgebied verstorende elementen aanwezig zijn welke niet te verwijderen zijn en daarom de metingen verstoren, wordt er ook wel gekozen om laagsgewijs te ontgraven. Hierbij worden door het toepassen van mijn/metaal detectoren lagen van maximaal 20 cm vrijgegeven om door een beveiligde kraan te worden afgegraven. Dit herhaalt zich tot de maximaal te ontgraven diepte bereikt is. Benaderen significante objecten Alle geïnterpreteerde significante objecten dienen te worden benaderd om vast te stellen of het hier gaat om een CE of een ander bodemvreemd materiaal. Significante objecten welke gelegen zijn tot 70 cm -mv worden handmatig (met een schep) onderzocht. Objecten welke dieper dan 70 cm -mv gelegen zijn, worden onderzocht met ondersteuning van een beveiligde (mini)kraan. Deze beveiligde (mini)kraan graaft niet naar de significante objecten, maar maakt het mogelijk voor het personeel van het OCE-bedrijf om veilig te kunnen werken op een grotere diepte. Identificeren en veiligstellen CE Significante objecten welke een CE blijken te zijn, dienen door een senior OCE-deskundige te worden geïdentificeerd. Na de positieve identificatie bepaalt de senior OCE-deskundige of het aangetroffen CE mag worden verplaatst naar een TS (voorziening tijdelijk veiligstellen situatie). De senior OCE-deskundige kan ook bepalen dat het aangetroffen CE ter plekke veilig wordt gesteld. Overdracht CE aan EODD Na het veilig stellen van het CE dient dit te worden gemeld aan de opdrachtgever en de EODD (Explosieven Opruimingsdienst Defensie) (optioneel aan het bevoegd gezag, politie, 15 In het document Kader Conventionele Explosieven (versie 1.1.2), opgesteld door Rijkswaterstaat in september 2016 wordt vermeld op p 19: Rijkswaterstaat zal het detectieonderzoek laten vallen onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend opdrachtnemer (de opdrachtnemer aan wie het werk/project gegund wordt). Hiermee wordt voorkomen dat door de opdrachtnemer achteraf de gehanteerde detectiemethodiek ter discussie wordt gesteld. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

48 brandweer). In goed overleg met de EODD en het bevoegd gezag wordt de aangetroffen CE aangeboden ter ruiming/vernietiging. Proces-verbaal van oplevering Na het overdragen van de CE aan de EODD kan het proces-verbaal van oplevering worden opgesteld. Hiermee wordt het onderzoeksgebied vrijgegeven van CE en kunnen de reguliere werkzaamheden aanvangen. 7.6 ervolgtraject explosievenopsporing kribben/krib-protocol Op de op CE verdachte kribben dient explosievenopsporing plaats te vinden alvorens te starten met de reguliere kribverlagingswerkzaamheden. De opsporingswerkzaamheden worden door het opsporingsbedrijf gemeld aan het bevoegd gezag middels een Projectplan OCE. Dit plan dient te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag van de betreffende gemeente alvorens te starten met de opsporingswerkzaamheden. Als opsporingswerkwijze bij de kribben is het mogelijk om onderstaande volgorde aan te houden. 16 : 1. Het breuksteen visueel controleren en eventueel aanwezige CE na identificatie veiligstellen in beveiligde opslagunit (TS voorziening tijdelijk veilig stellen situatie); 2. Stortsteen verwijderen door beveiligde graafmachine van het opsporingsbedrijf; 3. Kernmateriaal van de krib detecteren in lagen van 1 meter; 4. Gedetecteerde significante objecten direct benaderen, eventueel identificeren en veiligstellen in beveiligde opslagunit. 5. Ruimen/demonteren door de EODD; 6. rijgave van de krib voor reguliere werkzaamheden. 16 Zie advies Rijkswaterstaat in OCE vervolgwerkzaamheden kribverlaging en langs dammen in de Waal d.d , opgesteld door Hans Smulders als adviseur OCE van RWS. 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

49 8 BIJLAGEN 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

50 Bijlage 1 Checklist conform Eindversie methode PRA zoals door de ereniging voor Explosieven Opsporing (EO) aangeboden aan het CCvD-OCE (3EO-CER , november 2013) Projectgebonden Risicoanalyse Checklist Door Bombs Away uitgevoerd 1 aststellen projectgebied In overleg met de opdrachtgever 2 Analyse uitgevoerde vooronderzoek(en) Uitgevoerd conform WSCS-OCE erticale afbakening verdacht gebied Inventarisatie aantal, soort, subsoort en verschijningsvorm van vermoedelijke CE (Contra-)indicaties (naoorlogse ontwikkelingen) 3 aststellen locatie specifieke omstandigheden Aanwezigheid van onder- en bovengrondse kwetsbare infrastructuur Omgevingsfactoren die een detectieonderzoek kunnen verstoren of hinderen Grondwaterpeil en (water)bodemsoort en in geval van waterbodem de waterdiepte Beschikbare informatie over bodemverontreiniging en te verwachten archeologische vondsten Eventuele relevante naoorlogse ontwikkelingen in het projectgebied na datum van de uitvoering van de vooronderzoek(en) 4 Identificatie toekomstig gebruik (definitie van oorgenomen werkzaamheden het project) 5 Identificatie van invloedsfactoren Beweging Grondtrillingen Toucheren van het CE Brand/temperatuur (lucht)druk Blootstellen aan de buitenlucht 6 Studie van gevaarsfactoren oorgespannen slagpinveer ertragingsinrichting Antistoringsinrichting (valstrik) (gevoeligheid van) explosieve stoffen Pyrotechnische of brandladingen Witte fosfor 7 Identificatie van uitwerkingsfactoren Scherfwerking Schokgolf Luchtdrukwerking Hitte/brand 8 Beoordeling van de risico s (scenariostudie) Kans dat CE ongewenst tot uitwerking komen ten gevolge van het project Uitwerkingsfactoren ten gevolge daarvan (onder- en bovengrondse explosies), inclusief de maximale uitwerkingssfeer 9 Conclusie en aanbevelingen Scenario I: geen uitwerking van de (vermoede) CE Scenario II: wel uitwerking van de (vermoede) CE, maar uitwerkingsfactoren aanvaardbaar Scenario III: wel uitwerking van de (vermoede) CE, maar uitwerkingsfactoren beheersbaar met effectgerichte maatregelen Scenario I: wel uitwerking van de (vermoede) CE, de effecten zijn niet beheersbaar, maar het project kan (gedeeltelijk) worden aangepast Scenario : : wel uitwerking van de (vermoede) CE, de effecten zijn niet beheersbaar, geen aanpassing van het project: opsporen CE noodzakelijk 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

51 Bijlage 2 oorbeeld protocol Wat te doen bij het aantreffen van een conventioneel explosief uit WOII. Object laten liggen en niet beroeren. Het werk onmiddellijk staken nabij het verdacht object. Omgeving veiligstellen en vrijhouden van werknemers en derden. Situatie melden bij politie en directie. erdacht object in de gaten houden tot politie arriveert. De politie geeft een melding door aan het EODD. De ruimploeg van de EODD zal vervolgens het conventioneel explosief onschadelijk maken. Indien een conventioneel explosief onschadelijk moet worden gemaakt informeert de politie het bevoegd gezag (gemeente). Indien voor de ruiming van een conventioneel explosief een woongebied moet worden ontruimd dan zal de burgemeester de nodige (nood)maatregelen treffen. In het geval dat er één CE wordt aangetroffen tijdens de (grond)werkzaamheden kan dit worden beschouwd als een incident. Indien er twee of meer CE gevonden worden, adviseren wij om het CE-protocol in werking te stellen. Welke OCE-maatregelen er getroffen dienen te worden is afhankelijk van de soort, hoeveelheid en verschijningsvorm van de CE alsmede de geplande (grond)werkzaamheden. In de onderstaande flowchart zijn de te nemen stappen schematisch weergegeven: 17P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

52 Bijlage 3 Luchtfotodekking P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

53 P068 PRA Elster Buitenwaard eindrapport dd. 13 juli

Inventarisatie OCE dijk tracé Gameren

Inventarisatie OCE dijk tracé Gameren Inventarisatie OCE dijk tracé Gameren Datum: Kenmerk: 2 juni 2016 16P077 definitief rapport 1 Distributielijst - RHDHV - Bombs Away B.V. Opdrachtgever Dhr. R. Van Bruchem RHDHV Opgesteld: Dhr. M.C. Bosma

Nadere informatie

PLS-NGE. Aanwezigheid NGE binnen projectgebied Erftransformatie Zandvoort 31 Gendt. Inleiding

PLS-NGE. Aanwezigheid NGE binnen projectgebied Erftransformatie Zandvoort 31 Gendt. Inleiding PLS-NGE Datum: 6 juli 2015 Kenmerk: 2015-10-83-BR-01 Aan: Mw. E. Luggenhorst Projectbureau Herstructurering glastuinbouw Huissen-Angeren Van: F.G.J. Barink (BeoBOM) Betreft: Aanwezigheid NGE binnen projectgebied

Nadere informatie

Inventarisatie Niet Gesprongen Conventionele Explosieven

Inventarisatie Niet Gesprongen Conventionele Explosieven Inventarisatie Niet Gesprongen Conventionele Explosieven Datum : 14 november 2014 Projectnaam : Spooruitbreiding Utrecht Centraal Leische Rijn Projectnummer : GJZ-B-227105.01.01 Steller : Herman Punte

Nadere informatie

Proces-verbaal van oplevering Opsporen Conventionele Explosieven Lunet aan de Snel

Proces-verbaal van oplevering Opsporen Conventionele Explosieven Lunet aan de Snel Proces-verbaal van oplevering Opsporen Conventionele Explosieven Lunet aan de Snel Datum: 4 december 2015 Projectnr.: 150108 Status: V2.0 definitief Gemeente Houten: Opdrachtgever 1 Armaex B.V.: Directeur¹

Nadere informatie

Inventarisatie Conventionele Explosieven Stroomlijn fase 3 Rijkswaterstaat

Inventarisatie Conventionele Explosieven Stroomlijn fase 3 Rijkswaterstaat Inventarisatie Conventionele Explosieven Stroomlijn fase 3 Rijkswaterstaat Datum: Kenmerk: 21 oktober 2015 15P061 definitief rapport 1 Distributielijst - Krinkels BV - Bombs Away B.V. Opdrachtgever Dhr.

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE EN TEKSTVOORSTEL

INHOUDSOPGAVE EN TEKSTVOORSTEL Notitie : 3VEO-CER.07024.V Voor : CCvD-OCE Van : Commissie Vooronderzoek en risicoanalyse Datum : 28 november 2013 Betreft : definitief voorstel methode PRA Deze notitie bevat een tekstvoorstel voor toevoeging

Nadere informatie

PLS Ceintuurbaan / Nieuwe Aamsestraat te Elst t.b.v. bouw appartementen

PLS Ceintuurbaan / Nieuwe Aamsestraat te Elst t.b.v. bouw appartementen SAMENVATTING PROJECTLEIDER Datum: 9-4-2017 Kenmerk: Aan: Van: Betreft: 17bes00457 GEM Westeraam Gemeente Overbetuwe PLS Ceintuurbaan / Nieuwe Aamsestraat te Elst t.b.v. bouw appartementen Inleiding Naar

Nadere informatie

Figuur 1. Projectgebied, kadastraal bekend als gemeente Elst, sectie K, nummers 1493, 1742, 6859, 6861 en 6863

Figuur 1. Projectgebied, kadastraal bekend als gemeente Elst, sectie K, nummers 1493, 1742, 6859, 6861 en 6863 SAMENVATTING PROJECTLEIDER Datum: 17-04-2017 Kenmerk: Aan: Van: Betreft: 17bes00489 Chantal Akkermans Frederik Stouten PLS Prinses Irenestraat te Elst Inleiding Naar aanleiding van uw verzoek op 27 maart

Nadere informatie

RAPPORTAGE CE ONDERZOEK OOSTELIJKE RONDWEG, SOESTERBERG

RAPPORTAGE CE ONDERZOEK OOSTELIJKE RONDWEG, SOESTERBERG AVG Explosieven Opsporing Nederland De Grens 7-6598 DK Heijen Postbus 160-6590 AD Gennep K.v.K. Venlo 12029421 Tel. : 0485-802020 Fax : 0485-802084 info@explosievenopsporing.com www.explosievenopsporing.com

Nadere informatie

PROCES-VERBAAL VAN OPLEVERING Homoetstraat te Doornenburg

PROCES-VERBAAL VAN OPLEVERING Homoetstraat te Doornenburg AVG Explosieven Opsporing Nederland De Grens 7-6598 DK Heijen Prof. Asserweg 24-5144 NC Waalwijk Postbus 160-6590 AD Gennep K.v.K. Venlo 12029421 Tel. : 0416-700220 oce@avg.eu www.explosievenopsporing.com

Nadere informatie

SAMENVATTING PROJECTLEIDER SAMENVATTING PROJECTLEIDER. Datum: Klik of tik om tekst in te voeren. J. Kraeima (projectleider)

SAMENVATTING PROJECTLEIDER SAMENVATTING PROJECTLEIDER. Datum: Klik of tik om tekst in te voeren. J. Kraeima (projectleider) Datum: 23-12-2016 Kenmerk: Aan: Van: Betreft: Klik of tik om tekst in te voeren. J. Kraeima (projectleider) Gemeente Overbetuwe PLS Spoorkruisingen Elst Noord Inleiding Naar aanleiding van uw verzoek op

Nadere informatie

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 21 juli dhr. T. Meulendijks. dhr. F.G.J. Barink

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 21 juli dhr. T. Meulendijks. dhr. F.G.J. Barink Datum: 21 juli 2017 Kenmerk: Aan: Van: Betreft: 2017-BB-76-01 dhr. T. Meulendijks dhr. F.G.J. Barink PLS-NGE Karbrugsevoetpad 4, Huissen Inleiding Naar aanleiding van uw verzoek op 10 juli j.l. met betrekking

Nadere informatie

Opsporingsgebied: Gedeelte van het Coevorden Vechtkanaal

Opsporingsgebied: Gedeelte van het Coevorden Vechtkanaal Projectnummer: 0513GPR3372.4 Opsporingsgebied: Gedeelte van het Coevorden Vechtkanaal Inhoudsopgave 1 Het onderzoek... 3 1.1 Achtergrond... 3 1.2 Doel van het onderzoek... 3 1.3 Opsporingsgebieden...

Nadere informatie

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 22 november dhr. H. de Baaij. dhr. F.G.J. Barink

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 22 november dhr. H. de Baaij. dhr. F.G.J. Barink Datum: 22 november 2017 Kenmerk: Aan: Van: Betreft: EU17-193 dhr. H. de Baaij dhr. F.G.J. Barink PLS-NGE Martinuskerk Nijmeegsestraat, Gendt Inleiding Naar aanleiding van uw verzoek van 7 november j.l.,

Nadere informatie

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 28 oktober dhr. J. Bongers. dhr. F.G.J. Barink. PLS-NGE Europaplein Zuid

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 28 oktober dhr. J. Bongers. dhr. F.G.J. Barink. PLS-NGE Europaplein Zuid Datum: 28 oktober 2016 Kenmerk: Aan: Van: Betreft: 2016-BB-68 dhr. J. Bongers dhr. F.G.J. Barink PLS-NGE Europaplein Zuid Inleiding Naar aanleiding van uw verzoek op 18 oktober j.l. naar de mogelijke aanwezigheid

Nadere informatie

Eindrapportage Explosievenonderzoek OCE Nederweert Merenveld Gemeente Nederweert

Eindrapportage Explosievenonderzoek OCE Nederweert Merenveld Gemeente Nederweert Eindrapportage Explosievenonderzoek OCE Nederweert Merenveld Gemeente Nederweert INHOUDSOPGAVE pagina 1. INLEIDING 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Probleemstelling 1 1.3 Doelstelling 1 1.4 Opdracht 1 1.5 Verantwoording

Nadere informatie

Projectgebonden Risicoanalyse (PRA)

Projectgebonden Risicoanalyse (PRA) Toelichting concept methode Projectgebonden Risicoanalyse (PRA) Antoon Meijers lid Commissie Vooronderzoek & risicoanalyse VEO Huidige Toestand: Naar aanleiding van een vooronderzoek (cf. WSCS-OCE) is

Nadere informatie

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 28 juli dhr. T. Meulendijks. dhr. F.G.J. Barink. PLS-NGE Hegsestraat 11, Gendt

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 28 juli dhr. T. Meulendijks. dhr. F.G.J. Barink. PLS-NGE Hegsestraat 11, Gendt Datum: 28 juli 2017 Kenmerk: Aan: Van: Betreft: 2017-BB-78-01 dhr. T. Meulendijks dhr. F.G.J. Barink PLS-NGE Hegsestraat 11, Gendt Inleiding Naar aanleiding van uw verzoek op 14 juli j.l. met betrekking

Nadere informatie

Hieronder is uiteengezet wat de meest relevante feiten zijn voor het onderzoeksgebied wat betreft de mogelijke aanwezigheid van CE.

Hieronder is uiteengezet wat de meest relevante feiten zijn voor het onderzoeksgebied wat betreft de mogelijke aanwezigheid van CE. Briefrapportage Saricon bv Aan: Havenbedrijf Rotterdam N.V. Van: Saricon: E.R. Beute, M. van Riel, MA, Datum : 27 augustus 2015 Betreft:, Theemswegtracé Rotterdam Inleiding Sinds 2012 werkt Saricon in

Nadere informatie

Inleiding. Termen en definities en reikwijdte van de PRA

Inleiding. Termen en definities en reikwijdte van de PRA Notitie : 3VEO-VOO.06301.N Voor : werkveld OCE Datum : 16 juli 2013 Betreft : concept methode Projectgebonden Risicoanalyse (PRA) Status : concept ter consultatie, reacties uiterlijk indienen op 30 augustus

Nadere informatie

1. Inleiding. 2. Aanleiding en vraagstelling

1. Inleiding. 2. Aanleiding en vraagstelling Notitie : 3VEO-VOO.05667.V Voor : betrokkenen OCE werkveld Van : secretariaat Datum : 16 april 2013 Betreft : handreiking vooronderzoeken BRL-OCE versus WSCS-OCE 1. Inleiding Op 1 juli 2012 is het Werkveldspecifiek

Nadere informatie

Proces verbaal van oplevering

Proces verbaal van oplevering 2011 Proces verbaal van oplevering Proces verbaal van oplevering Explosievenonderzoek Koningsven Ottersum Projectnummer Leemans S2011.033 Documentnummer S2011.033-01 Opdrachtgever Teunesen Zand en Grint

Nadere informatie

rocetrr Op po en Conwntionele E Plo ienen Project: OCE Langeraar Oost Projec'tnummer: Kenmerk: PvO-001 Datum: 24 mei 2013

rocetrr Op po en Conwntionele E Plo ienen Project: OCE Langeraar Oost Projec'tnummer: Kenmerk: PvO-001 Datum: 24 mei 2013 Proces-verbaal van oplevering Opdrachtgever: Gemeente Nieuwkoop Projec'tnummer: 51 3051 1 Kenmerk: 5130511-PvO-001 Datum: 24 mei 2013.'åe:ú.'' -"-' '*c -.: {S'r 1- l. rocetrr Op po en Conwntionele E Plo

Nadere informatie

1. Door het gehele document zijn tekstuele en redactionele wijzigingen aangebracht.

1. Door het gehele document zijn tekstuele en redactionele wijzigingen aangebracht. Voor : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 30 januari 2014 Notitie : 4SCVE-EVA.07221.N Betreft : toelichting op wijzigingsvoorstellen WSCS-OCE d.d. januari 2014 Op 1 juli 2012 is versie

Nadere informatie

Quickscan Conventionele Explosieven. OWN A15 aansluiting Huissen Bemmel N839. Onderzoekslocatie anno 1944 (bron:

Quickscan Conventionele Explosieven. OWN A15 aansluiting Huissen Bemmel N839. Onderzoekslocatie anno 1944 (bron: Quickscan Conventionele Explosieven OWN A15 aansluiting Huissen Bemmel N839 Onderzoekslocatie anno 1944 (bron: www.topotijdreis.nl) ONDERDEEL VAN ORTAGEO GROEP WWW.ORTAGEO.NL ExploVision B.V. info@explovision.nl

Nadere informatie

KlokBouwOntwikkeling BV T.a.v. dhr D. Lemmers Postbus AA Nijmegen

KlokBouwOntwikkeling BV T.a.v. dhr D. Lemmers Postbus AA Nijmegen KlokBouwOntwikkeling BV T.a.v. dhr D. Lemmers Postbus 40018 6504AA Nijmegen Kenmerk: 2016-BB-41 Rotterdam, 1 september 2016 Betreft: Oosterhout, Overbetuwe, Hoge Wei 1 en 2 Geachte heer Lemmers, Naar aanleiding

Nadere informatie

Briefrapportage. 1. Inleiding. Saricon bv

Briefrapportage. 1. Inleiding. Saricon bv Briefrapportage Saricon bv Aan: Gemeente Rotterdam, S.Y.P.Y. Tjan Van: L.J. van Oudheusden; E.R. Beute Datum : 27-09-2013 Betreft: 1. Inleiding Saricon heeft in opdracht van de gemeente Rotterdam een (beperkt)

Nadere informatie

MEMO. Inleiding. Datum : 21 december 2010 (definitief) Aan : Marcel van Hout. Van : Arjan Matser tel. 026-377 4430

MEMO. Inleiding. Datum : 21 december 2010 (definitief) Aan : Marcel van Hout. Van : Arjan Matser tel. 026-377 4430 Datum : 21 december 2010 (definitief) Aan : Marcel van Hout Van : Arjan Matser tel. 026-377 4430 Betreft : Historisch en na oorlogsonderzoek conventionele explosieven (CE) inclusief werkadvies voor projectlocatie

Nadere informatie

Proces Verbaal van oplevering

Proces Verbaal van oplevering Bodemspecialismen Proces Verbaal van oplevering Projectgebied: Vooraard vallend Heijmans Wegen BV / Bodemspecialismen Graafsebaan 3 5248 JR Rosmalen Opdrachtgever Gemeente Veldhoven Datum rapport Documentnummer

Nadere informatie

Uiterwaarden Rhenen: deelgebied Palmerswaard

Uiterwaarden Rhenen: deelgebied Palmerswaard Projectnummer: Projectgebied: 0215GPR4739.7 Uiterwaarden Rhenen: deelgebied Palmerswaard Inhoudsopgave Samenvatting... 3 1 Inleiding... 4 1.1 Achtergrond... 4 1.2 Projectgebied... 4 1.3 Projectdoel...

Nadere informatie

Onderzoekslocatie: Aanleg A1 locatie Muiden

Onderzoekslocatie: Aanleg A1 locatie Muiden Projectnummer: 0814GPR3606.4 Onderzoekslocatie: Aanleg A1 locatie Muiden Inhoudsopgave 1 Inleiding en doelstellingen... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Historisch vooronderzoek... 3 1.3 Doelstellingen werkprotocol...

Nadere informatie

2 Algemene informatie en voorlichting Algemene informatie explosieven Voorlichting voor aanvang werkzaamheden...

2 Algemene informatie en voorlichting Algemene informatie explosieven Voorlichting voor aanvang werkzaamheden... Inhoudsopgave 1 Inleiding en doelstellingen... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Historisch vooronderzoek... 3 1.3 Doelstellingen werkprotocol... 4 1.4 Onderzoekslocatie... 4 2 Algemene informatie en voorlichting...

Nadere informatie

Projectgebonden Risico Analyse Conventionele Explosieven Sluiscomplex Driel

Projectgebonden Risico Analyse Conventionele Explosieven Sluiscomplex Driel Projectgebonden Risico Analyse Conventionele Explosieven Sluiscomplex Driel Datum: 28 juni 2016 Kenmerk: 16P083 concept rapport 16P083 PRA Sluiscomplex Driel concept rapport d.d 28 juni 2016 1 Distributielijst

Nadere informatie

MEMO. Datum : 9 november Aan : Bart Lagerberg. Van : Clemens Hendriksen Lennert Wigman (CT) Adviseurs Milieu & CE

MEMO. Datum : 9 november Aan : Bart Lagerberg. Van : Clemens Hendriksen Lennert Wigman (CT) Adviseurs Milieu & CE Datum : 9 november 2017 Aan : Bart Lagerberg Van : Clemens Hendriksen Lennert Wigman (CT) Adviseurs Milieu & CE Betreft : Quick scan + naoorlogs onderzoek conventionele explosieven (CE) project nieuwbouw

Nadere informatie

CErrt. Project: Windpark Delfzijl Noord Projectnummer: TVO-00 I 16 april2014. Datum: Toetsing Vooronderzoek CE. Opdrachtgever: KWS lnfra bv

CErrt. Project: Windpark Delfzijl Noord Projectnummer: TVO-00 I 16 april2014. Datum: Toetsing Vooronderzoek CE. Opdrachtgever: KWS lnfra bv Toetsing Vooronderzoek CE Opdrachtgever: KWS lnfra bv Project: Windpark Delfzijl Noord Projectnummer: 51 40526-TVO-00 I 16 april2014 CErrt Opsporen Conventionele Explosieven Status: Definitief WSCS - OCE

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Gezond en Veilig Werken t.a.v. mevrouw Simone Wiers Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Gezond en Veilig Werken t.a.v. mevrouw Simone Wiers Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Gezond en Veilig Werken t.a.v. mevrouw Simone Wiers Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG Meteren, 11 maart 2015 Rijksstraatweg 69 4194 SK METEREN Postbus

Nadere informatie

Projectgebonden Risico Analyse. Arnhemseweg (Zevenaar)

Projectgebonden Risico Analyse. Arnhemseweg (Zevenaar) Projectgebonden Risico Analyse Arnhemseweg (Zevenaar) ONDERDEEL VAN ORTAGEO GROEP WWW.ORTAGEO.NL ExploVision B.V. info@explovision.nl www.explovision.nl Einsteinstraat 12a 7601 PR ALMELO IBAN NL12 RABO

Nadere informatie

Tracébesluit. N50 Ens-Emmeloord. Conventionele Explosieven (CE n) Datum 20 maart 2014

Tracébesluit. N50 Ens-Emmeloord. Conventionele Explosieven (CE n) Datum 20 maart 2014 Tracébesluit N50 Ens-Emmeloord Conventionele Explosieven (CE n) Datum Status definitief Colofon Referentienummer RW1929-28/14-005-909 Uitgegeven door Rijkswaterstaat Midden-Nederland Informatie Telefoon

Nadere informatie

Rapportage van bevindingen Explosievenonderzoek OCE Maasbracht Havenstraat 19 Gemeente Maasgouw

Rapportage van bevindingen Explosievenonderzoek OCE Maasbracht Havenstraat 19 Gemeente Maasgouw Rapportage van bevindingen Explosievenonderzoek OCE Maasbracht Havenstraat 19 Gemeente Maasgouw Rapportage van bevindingen Explosievenonderzoek OCE Maasbracht Havenstraat 19 Gemeente Maasgouw Document

Nadere informatie

Projectnummer: GPR Opsporingsgebied: Bestemmingsplan de Bredius te Muiden

Projectnummer: GPR Opsporingsgebied: Bestemmingsplan de Bredius te Muiden Projectnummer: GPR4909.1 Opsporingsgebied: Bestemmingsplan de Bredius te Muiden Inhoudsopgave 1 Het onderzoek... 3 1.1 Achtergrond... 3 1.2 Doel van het onderzoek... 4 1.3 Opsporingsgebied, onderzoeksdiepte

Nadere informatie

Opsporingsgebied: Uiterwaarden te Rhenen: deelgebied Palmerswaard

Opsporingsgebied: Uiterwaarden te Rhenen: deelgebied Palmerswaard Projectnummer: 1114GPR4739.1 Opsporingsgebied: Uiterwaarden te Rhenen: deelgebied Palmerswaard Rapportage Projectnummer: 1114GPR4739.1 Datum: 27-02-2015 Betreft: Detectieonderzoek naar de mogelijke aanwezigheid

Nadere informatie

Bijlage 13 Opsporing Explosieven

Bijlage 13 Opsporing Explosieven Bijlage 13 Opsporing Explosieven (ontwerp) De Vlierlanden NL.IMRO.0175.wonen2012bp0001-on01 678-720 Projectnummer:0414GPR4383 Opsporingsgebied: Ontwikkelingsgebied Ommen-Oost Rapportage Projectnummer:

Nadere informatie

FAQ Bommenkaart. Aan Van Henriette van Hoek, Datum Herziene versie d.d. 1 november 2017

FAQ Bommenkaart. Aan Van Henriette van Hoek, Datum Herziene versie d.d. 1 november 2017 FAQ Bommenkaart Aan Van Henriette van Hoek, 020-2544154 Datum Herziene versie d.d. 1 november 2017 Hoe kan ik de bommenkaart raadplegen? De bommenkaart is digitaal ontsloten via het dataportaal van gemeente

Nadere informatie

Projectgebonden Risico Analyse Achterweg 3-5 in Ellecom Gemeente Rheden

Projectgebonden Risico Analyse Achterweg 3-5 in Ellecom Gemeente Rheden Projectgebonden Risico Analyse Achterweg 3-5 in Ellecom Gemeente Rheden ONDERDEEL VAN ORTAGEO GROEP WWW.ORTAGEO.NL ExploVision B.V. info@explovision.nl www.explovision.nl Einsteinstraat 12a 7601 PR ALMELO

Nadere informatie

Aanvullend Vooronderzoek Conventionele Explosieven Grote Hondring te Dordrecht

Aanvullend Vooronderzoek Conventionele Explosieven Grote Hondring te Dordrecht Aanvullend Vooronderzoek Conventionele Explosieven Grote Hondring te Dordrecht Postbus 92 Industrieweg 24 www.saricon.nl Tel. +31 (184) 422 538 KvK-nummer: 23.063.102 3360 AB Sliedrecht 2261 HJ Sliedrecht

Nadere informatie

Quickscan Bilthoven Leijenseweg

Quickscan Bilthoven Leijenseweg Quickscan Bilthoven Leijenseweg Bodem en NGCE Datum: 12 april 2012 EDMS: 3081203 Status: definitief 1 Projectnaam: Projectleider GJZ: Projectnummer: Bilthoven Leijenseweg Bart de Moor R-342000.20.10.01.04

Nadere informatie

Rapport. vooronderzoek Langstraat 77 te Hegelsom PG Veghel. Langstraat 77 te Hegelsom B1390

Rapport. vooronderzoek Langstraat 77 te Hegelsom PG Veghel. Langstraat 77 te Hegelsom B1390 Rapport vooronderzoek Langstraat 77 te Hegelsom Bezoekadres Jekschotstraat 1 5465 PG Veghel Telefoon 0413 87068 e-mail info@bodem-inzicht.nl internet www.bodem-inzicht.nl Postcode en plaats Projectnaam

Nadere informatie

Armaex B.V. Projectgebonden risicoanalyse Risicoanalyse CE Dijkversterking zeesluis te IJmuiden

Armaex B.V. Projectgebonden risicoanalyse Risicoanalyse CE Dijkversterking zeesluis te IJmuiden Armaex B.V. Projectgebonden risicoanalyse Risicoanalyse CE Dijkversterking zeesluis te IJmuiden Datum: 20 november 2018 Projectnummer: 180166.0001 Status: V.3.0. Definitief Verantwoordelijk voor rapport:

Nadere informatie

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden 0 SOB Research, 26 juni 2014 1 1. Archeologisch onderzoek 1.1 Inleiding

Nadere informatie

~ : Gemeente Barneveld : Explosive Clearance Group BV : Baron van Nagelstraat : 396-014 : 27-11-2014 : 396-014-ER-01 : Definitief

~ : Gemeente Barneveld : Explosive Clearance Group BV : Baron van Nagelstraat : 396-014 : 27-11-2014 : 396-014-ER-01 : Definitief EXPLOSIVE CLEARAHC.B GROUP Eindrapportage detectie- en benaderonderzoek 'Baron van Nagelstraat 172', gemeente Barneveld. Opdrachtgever Opdrachtnemer Projectnaam ECG Projectnummer ECG Datum rapport Documentcode

Nadere informatie

Versie : 1 : J. Bellemans / J. van Voorst Vader. IDDS Explosieven : Dhr. ing. M. Botermans (bedrijfsleider) Datum :

Versie : 1 : J. Bellemans / J. van Voorst Vader. IDDS Explosieven : Dhr. ing. M. Botermans (bedrijfsleider) Datum : DETECTIERAPPORT Hooghkamer UW6 Voorhout in de gemeente Teylingen Datum : 18 april 2016 Kenmerk : 15110367/JVV/rap1 Status : definitief Versie : 1 Auteur : J. Bellemans / J. van Voorst Vader Opdrachtgever

Nadere informatie

Overzichtskaart onderzoeksgebied Overzicht EODD vondsten in de omgeving van het onderzoeksgebied. T&A Survey BV 0211GPR2431 1

Overzichtskaart onderzoeksgebied Overzicht EODD vondsten in de omgeving van het onderzoeksgebied. T&A Survey BV 0211GPR2431 1 Inhoudsopgave pagina 1 Inleiding en onderzoeksdoel... 2 2.1 Algemeen... 3 2.2 Onderzoeksgebied... 3 2.3 Literatuur- en archiefonderzoek... 3 2.4 Historisch overzicht... 3 2.4.1 Historisch overzicht onderzoeksgebied...

Nadere informatie

WATERBODEMDETECTIE KORNWERDERZAND GEMEENTE SÚDWEST-FRYSLÂN

WATERBODEMDETECTIE KORNWERDERZAND GEMEENTE SÚDWEST-FRYSLÂN WATERBODEMDETECTIE KORNWERDERZAND GEMEENTE SÚDWEST-FRYSLÂN Detectierapportage Pagina 1 van 13 Detectierapportage naar conventionele explosieven Vismigratierivier Kornwerderzand te Gemeente Súdwest-Fryslân

Nadere informatie

Eindrapportage detectie- en benader- onderzoek Kitskensberg, gemeente Roermond.

Eindrapportage detectie- en benader- onderzoek Kitskensberg, gemeente Roermond. Eindrapportage detectie- en benader- onderzoek Kitskensberg, gemeente Roermond. Opdrachtgever Opdrachtnemer Projectnaam ECG : Gemeente Roermond : Explosive Clearance Group BV : Speeltuin Kitskensberg Roermond

Nadere informatie

Advies Bouwlocatie Oranjestraat te Tubbergen, gem. Tubbergen

Advies Bouwlocatie Oranjestraat te Tubbergen, gem. Tubbergen Laagland Archeologie Rapport 38 Advies Bouwlocatie Oranjestraat 10-14 te Tubbergen, gem. Tubbergen December, 2016 Versie 1.0 (concept) In opdracht van: SOM= 7 Colofon Laagland Archeologie Rapport 38 Auteur:

Nadere informatie

DETECTIERAPPORT FIETSBRUG NOORD CUIJK-MOOK

DETECTIERAPPORT FIETSBRUG NOORD CUIJK-MOOK AVG Explosieven Opsporing Nederland Prof. Asserweg 24 5144 NC Waalwijk Postbus 160-6590 AD Gennep K.v.K. Venlo 12029421 Tel. : 0485-802020 Fax : 0485-802084 oce@avg.eu www.explosievenopsporing.com DETECTIERAPPORT

Nadere informatie

Bestemmingsplan de Bredius te Muiden

Bestemmingsplan de Bredius te Muiden Projectnummer: Projectgebied: 0115GPR4909 Bestemmingsplan de Bredius te Muiden Rapportage Projectnummer: 0115GPR4909 Datum: 12-02-2015 Betreft: Projectgebonden risicoanalyse Conventionele Explosieven ter

Nadere informatie

2. QUICKSCAN AANWEZIGHEID CE N Algemene informatie CE n in de bodem

2. QUICKSCAN AANWEZIGHEID CE N Algemene informatie CE n in de bodem 2. QUICKSCAN AANWEZIGHEID CE N 2.1. Algemene informatie CE n in de bodem Ten behoeve van de voorgenomen werkzaamheden zullen er grondroerende werkzaamheden verricht worden. Bij het roeren van de ondergrond

Nadere informatie

Versie : 1 : J. Bellemans / W. Wisselink. : Dhr. F. Schreiner : Postbus 149 : 2215 ZJ Voorhout

Versie : 1 : J. Bellemans / W. Wisselink. : Dhr. F. Schreiner : Postbus 149 : 2215 ZJ Voorhout DETECTIERAPPORT Hooghkamer UW6 Voorhout in de gemeente Teylingen Datum : 4 oktober 2016 Kenmerk : 15110367/WWI/rap2 Status : definitief Versie : 1 Auteur : J. Bellemans / W. Wisselink Opdrachtgever : Gemeente

Nadere informatie

Bodemonderzoek. Volgens protocollen. Bodemonderzoek volgens protocollen

Bodemonderzoek. Volgens protocollen. Bodemonderzoek volgens protocollen Bodemonderzoek Volgens protocollen Bodemonderzoek volgens protocollen 1 Vooronderzoek NEN 5725 Strategie voor het uitvoeren van voor-onderzoek bij Verkennend en Nader Onderzoek Raadplegen archieven en

Nadere informatie

Project Harselaarstunnel te Barneveld

Project Harselaarstunnel te Barneveld Projectnummer: Projectgebied: GPR5307.1 Project Harselaarstunnel te Barneveld Inhoudsopgave Lijst van bijlagen... 2 0 Samenvatting resultaten van de projectgebonden risicoanalyse... 3 1 Inleiding... 6

Nadere informatie

BEPERKT HISTORISCH ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN AANLEG ONDERGRONDSE AANSLUITING HOOGSPANNINGSSTATION TE DINTELOORD

BEPERKT HISTORISCH ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN AANLEG ONDERGRONDSE AANSLUITING HOOGSPANNINGSSTATION TE DINTELOORD BEPERKT HISTORISCH ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN AANLEG ONDERGRONDSE AANSLUITING HOOGSPANNINGSSTATION TE DINTELOORD TENNET TSO BV 4 juni 2012 076346836:0.6 Definitief B01055.000582.0100 Beperkt historisch

Nadere informatie

1 INLEIDING VOORGESCHIEDENIS VERGOEDING VIA GEMEENTEFONDS AANVRAAG SUPPLETIE-UITKERING

1 INLEIDING VOORGESCHIEDENIS VERGOEDING VIA GEMEENTEFONDS AANVRAAG SUPPLETIE-UITKERING Inhoudsopgave 1 INLEIDING...4 1.1 OPBOUW...4 2 VOORGESCHIEDENIS...5 2.1 HISTORISCH VOORONDERZOEK GOUDA...5 2.2 EERDERE SUBSIDIEVERZOEKEN...5 3 VERGOEDING VIA GEMEENTEFONDS...6 3.1 INCIDENTELE GEBRUIKERS...6

Nadere informatie

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/ BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: 110301.001725) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/ Nijkerk Het betreft het plangebied voor het toekomstige

Nadere informatie

Aanvullende notitie. Projectnummer: 1014GPR Projectgebied: Verlegging van een leidingtracé langs de A1 tussen Bunschoten en Amersfoort

Aanvullende notitie. Projectnummer: 1014GPR Projectgebied: Verlegging van een leidingtracé langs de A1 tussen Bunschoten en Amersfoort Aanvullende notitie Projectnummer: 1014GPR4708.1 Projectgebied: Verlegging van een leidingtracé langs de A1 tussen Bunschoten en Amersfoort Inhoudsopgave Lijst van bijlagen... 2 1 Inleiding... 3 1.1 Achtergrond...

Nadere informatie

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen Quickscan Archeologie Bedrijfsunits te Deil Opdrachtgever: Van Es architecten Hazenberg AMZ-publicaties 2009-12 Auteur Datum Versie Status dr. W.K. Vos 24 juli 2009 1.1 Definitief Contactgegevens Hazenberg

Nadere informatie

l llllllll Il lllllll llll lllll llll llllll lllll lllll lllll llll llll

l llllllll Il lllllll llll lllll llll llllll lllll lllll lllll llll llll l llllllll Il lllllll llll lllll llll llllll lllll lllll lllll llll llll Onderwerp Nummer voorstel Datum voorstel Portefeuillehouder( s) Contactpersoon Afdeling Contactpersoon Email Contactpersoon Telefoon

Nadere informatie

BAGGERNETDAG VERDIEPING NIEUWE WATERWEG EN BOTLEK

BAGGERNETDAG VERDIEPING NIEUWE WATERWEG EN BOTLEK BAGGERNETDAG VERDIEPING NIEUWE WATERWEG EN BOTLEK Opsporing Conventionele Explosieven Guido de Jong (HbR) Programma 1. Waar hebben we het over? 2. Historie en vooronderzoek Rotterdam 3. OCE proces Verdieping

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Proces verbaal van oplevering De Beek, Naarden

Proces verbaal van oplevering De Beek, Naarden Proces verbaal van oplevering De Beek, Naarden Postbus 92 Industrieweg 24 www.saricon.nl Tel. +31 (184) 422 538 KvK-nummer: 23.063.102 3360 AB Sliedrecht 2261 HJ Sliedrecht contact@saricon.nl Fax +31 (184)

Nadere informatie

Rapport. Venderstraat 5 te Haler B1416. Bergs Advies BV Leveroyseweg 9A 6093 NE Heythuysen dhr. N. Maes. Definitief

Rapport. Venderstraat 5 te Haler B1416. Bergs Advies BV Leveroyseweg 9A 6093 NE Heythuysen dhr. N. Maes. Definitief Rapport vooronderzoek Venderstraat 5 te Haler Bezoekadres Jekschotstraat 12 Postcode en plaats 5465 PG Veghel Telefoon 0413 287068 e-mail info@bodem-inzicht.nl internet www.bodem-inzicht.nl Projectnaam

Nadere informatie

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Elster Buitenwaard en Palmerswaard Gemeente Rhenen

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Elster Buitenwaard en Palmerswaard Gemeente Rhenen Vooronderzoek Conventionele Explosieven Elster Buitenwaard en Palmerswaard Gemeente Rhenen Datum: Kenmerk: 18 april 2014 14P008 definitief rapport 1 Distributielijst - Armaex B.V. - Bombs Away B.V. Opdrachtgever

Nadere informatie

SAMENVATTING GEOLOGIE / BODEM - BODEMKWALITEIT

SAMENVATTING GEOLOGIE / BODEM - BODEMKWALITEIT SAMENVATTING GEOLOGIE / BODEM - BODEMKWALITEIT Geologie Over het algemeen geldt dat de toplaag van 0,0 tot 0,5 m mv. zal bestaan uit opgebrachte zand/grond dat plaatselijk (licht) puinhoudend is. Ter plaatse

Nadere informatie

Projectgebonden risicoanalyse

Projectgebonden risicoanalyse Projectgebonden risicoanalyse Zevenaar BAT-terrein Opdrachtgever: Projectburo B.V. Figuur 1: Zevenaar BAT-terrein (bron: www.degelderlander.nl). Opsporen Conventionele Explosieven Riel Explosive Advice

Nadere informatie

Onderwerp Onderzoek, opsporing en ruiming explosieven bij gebiedsontwikkeling

Onderwerp Onderzoek, opsporing en ruiming explosieven bij gebiedsontwikkeling Collegevoorstel Inleiding Uit rapporten uit of na de Tweede Wereldoorlog blijkt dat op verschillende plaatsen in de Nederlandse bodem mogelijk nog een aanzienlijke hoeveelheid explosieven (de zogenaamde

Nadere informatie

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas QUICKSCAN ARCHEOLOGIE KLAVER 8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente 8 2017 Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas 20 APRIL 2017 20 APRIL 2017 Contactpersonen KOOS MOL Arcadis Nederland B.V.

Nadere informatie

RAPPORT C11-091-H. Capelle a/d IJssel, 8 juni 2011. Rapportage:

RAPPORT C11-091-H. Capelle a/d IJssel, 8 juni 2011. Rapportage: RAPPORT C11-091-H Historisch bodemonderzoek Driemanssteeweg achter nr. 60, Rotterdam (perceel C 3119). Capelle a/d IJssel, 8 juni 2011 Opdrachtgever: HD Projectrealisatie B.V. T.a.v. de heer L. Buteijn

Nadere informatie

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda *OMWB524761* Postbus 75 5000 AB Tilburg 013 206 01 00 info@omwb.nl http://www.omwb.nl Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda Vooronderzoek

Nadere informatie

Projectgebonden Risicoanalyse naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied "N320 te Culemborg".

Projectgebonden Risicoanalyse naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied N320 te Culemborg. Projectgebonden Risicoanalyse naar het risico op het aantreffen van conventionele eplosieven in het onderzoeksgebied "N320 te Culemborg". 27 juli 2012 285-012-PRA-01 Pagina 2 van 21 Distributielijst: -

Nadere informatie

Actualiserend historisch onderzoek Park Triangel Waddinxveen

Actualiserend historisch onderzoek Park Triangel Waddinxveen aan t.a.v. kopie van Omgevingsdienst Midden-Holland Mw. P. Wolswijk-de Groot GEM Park Triangel, Dhr. C. van Walsem F. van der Sterre datum 17 december 2014 projectnr. kenmerk onderwerp NC14200300-HO N147/NC14200300

Nadere informatie

Rapportage. computerondersteunde oppervlaktedetectie naar Conventionele Explosieven uit de Tweede Wereldoorlog

Rapportage. computerondersteunde oppervlaktedetectie naar Conventionele Explosieven uit de Tweede Wereldoorlog Rapportage computerondersteunde oppervlaktedetectie naar Conventionele Explosieven uit de Tweede Wereldoorlog Locatie: Perceel aan de Ceintuurbaan te Elst Kenmerk S2017.092-R01 Opdrachtgever Opdrachtgever

Nadere informatie

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Notitie Contactpersoon ir. J.M. (Martin) Bloemendal Datum 7 april 2010 Kenmerk N001-4706565BLL-mya-V02-NL Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Tauw

Nadere informatie

EIND- EN TOETSTERMEN BASISKENNIS OCE. Vaststelling door : Examencommissie. Kenmerk : EXA-OCE.008. Versie : (vorige versie )

EIND- EN TOETSTERMEN BASISKENNIS OCE. Vaststelling door : Examencommissie. Kenmerk : EXA-OCE.008. Versie : (vorige versie ) EIND- EN OESERMEN BASISKENNIS OCE Vaststelling door : Examencommissie Kenmerk : EXA-OCE.008 Versie : 2013-01 (vorige versie 2012-01) Vaststellingsdatum : 08-07-2013 Van kracht : 01-10-2013 Status : definitief

Nadere informatie

Proces-verbaal van Oplevering

Proces-verbaal van Oplevering Proces-verbaal van Oplevering NGE-bodemonderzoek Gemeente Bernheze - De Hoef II / fase 3 Opsporen Niet Gesprongen Explosieven Riel Explosive Advice & Services Europe B.V. Alphenseweg 4a, 5133 NE Riel,

Nadere informatie

Adviesdocument 644. Project: Quickscan sluitstukkaden Maasdal; projectlocatie Geulle aan de Maas. Projectcode: 20402MAASL5

Adviesdocument 644. Project: Quickscan sluitstukkaden Maasdal; projectlocatie Geulle aan de Maas. Projectcode: 20402MAASL5 Adviesdocument 644 Project: Quickscan sluitstukkaden Maasdal; projectlocatie Geulle aan de Maas Projectcode: 20402MAASL5 Auteurs: M.H.P.M. Ruijters MA & ir. G.R. Ellenkamp Opdrachtgever: Waterschap Roer

Nadere informatie

Projectgebonden risicoanalyse Conventionele Explosieven Gemeente Assen - project Blauwe As 2 e fase

Projectgebonden risicoanalyse Conventionele Explosieven Gemeente Assen - project Blauwe As 2 e fase Projectgebonden risicoanalyse Conventionele Explosieven Gemeente Assen project Blauwe As 2 e fase Algemene gegevens Opdrachtgever Naam Contactpersoon Afdeling Adres : Gemeente Assen : Dhr. R. Hoekstra

Nadere informatie

Datum: Projectnummer: Status: V.0.1. Concept

Datum: Projectnummer: Status: V.0.1. Concept Datum: 14-8-2017 Projectnummer: 170373 Status: V.0.1. Concept Armaex B.V. Projectgebonden risicoanalyse Korte Loostraat 6-12, te Huissen ARMAEX BV Heliumstraat 15 7463 PL RIJSSEN T 0548 538302 F 0548 538309

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Document: Archeologische Quickscan versie 2 Plangebied: Polderpark, Oudesluis, gemeente Schagen Adviesnummer: 16185 Opsteller: drs. C.M. Soonius (senior archeoloog) & drs. S. Gerritsen (senior archeoloog)

Nadere informatie

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen Delftse Archeologische Notitie 129 Markt 85, Delft Een archeologische begeleiding Jorrit van Horssen Delftse Archeologische Notitie 129 Markt 85, Delft Een archeologische begeleiding Jorrit van Horssen

Nadere informatie

3921 Opsporen van conventionele explosieven 1 INLEIDING 2 CE PROBLEMATIEK: EEN KORTE TERUGBLIK. Arjan D. Hol 1

3921 Opsporen van conventionele explosieven 1 INLEIDING 2 CE PROBLEMATIEK: EEN KORTE TERUGBLIK. Arjan D. Hol 1 Opnemen onder: 3920 Explosieven Arjan D. Hol 1 3921 Opsporen van conventionele explosieven 1 INLEIDING Regelmatig bericht de media over bommen uit de Tweede Wereldoorlog die geruimd worden door de Explosieven

Nadere informatie

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012 Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn Utrecht, 25 november 2012 Inleiding De provincie heeft voornemens om de zuidwestelijke oever van de kruising van de Oude Rijn met

Nadere informatie

4 Archeologisch onderzoek

4 Archeologisch onderzoek 4 Archeologisch onderzoek 99044462 Inhoudsopgave ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK 1 Inleiding... 2 1.1 Algemeen... 2 1.2 Aanleiding en doelstelling... 2 2 Bureauonderzoek... 3 2.1 Werkwijze... 3 2.2 Resultaten

Nadere informatie

OCE NETWERKBIJEENKOMST 8 OKTOBER 2014 De archeologische waarde van Modern Oorlogserfgoed en de samenloop tussen archeologie en opsporen

OCE NETWERKBIJEENKOMST 8 OKTOBER 2014 De archeologische waarde van Modern Oorlogserfgoed en de samenloop tussen archeologie en opsporen OCE NETWERKBIJEENKOMST 8 OKTOBER 2014 De archeologische waarde van Modern Oorlogserfgoed en de samenloop tussen archeologie en opsporen Esther Wieringa Korte introductie SIKB is een netwerkorganisatie

Nadere informatie

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad Quickscan Archeologie Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad Steller Versie Drs. A.A. Kerkhoven Definitief-2 Projectcode 12110029 Datum 04-02-2013 Opdrachtgever Uitvoerder

Nadere informatie

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1. 1. ALGEMENE GEGEVENS Titel Auteur(s) Autorisatie Gemeente Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.0) H.

Nadere informatie

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Fietspad & Rotonde N831 Gemeente Maasdriel

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Fietspad & Rotonde N831 Gemeente Maasdriel Vooronderzoek Conventionele Explosieven Fietspad & Rotonde N831 Gemeente Maasdriel Datum: 14 september 2015 Kenmerk: 15P068 conceptrapport 15P068 VO Fietspad & Rotonde N831 conceptrapport d.d. 14 september

Nadere informatie

BODEMINSPECTIE OP ASBEST aan de Harskamperweg 84 te Harskamp

BODEMINSPECTIE OP ASBEST aan de Harskamperweg 84 te Harskamp BODEMINSPECTIE OP ASBEST aan de Harskamperweg 84 te Harskamp Opdrachtgever : Bart Boon Barneveld BV Adres : Barnseweg 124 Postcode, plaats : 3771 RP Barneveld Contactpersoon : Dhr. H. van Grootheest Telefoonnummer

Nadere informatie

PROCES-VERBAAL VAN OPLEVERING CE ONDERZOEK MOSKEE TAWHIED TE ROERMOND

PROCES-VERBAAL VAN OPLEVERING CE ONDERZOEK MOSKEE TAWHIED TE ROERMOND AVG Explosieven Opsporing Nederland De Grens 7-6598 DK Heijen Postbus 160-6590 AD Gennep K.v.K. Venlo 12029421 Tel. : 0485-802020 Fax : 0485-802084 info@explosievenopsporing.com www.explosievenopsporing.com

Nadere informatie

Proces-Verbaal van Oplevering Explosievenonderzoek Wallen van Sluis te Sluis

Proces-Verbaal van Oplevering Explosievenonderzoek Wallen van Sluis te Sluis Proces-Verbaal van Oplevering Explosievenonderzoek Wallen van Sluis te Sluis Explosievenonderzoek Wallen van Sluis te Sluis I Voorwoord Natuurlijk Een eenvoudig woord met meerdere betekenissen, maar bovenal

Nadere informatie

Vooronderzoek Waterberging te Akersloot

Vooronderzoek Waterberging te Akersloot Vooronderzoek Waterberging te Akersloot Historisch bodemonderzoek Definitief Gemeente Castricum en OGL Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 23 maart 2011 Inhoudsopgave 1 1.1 Inleiding... 4 Algemeen... 4 1.2

Nadere informatie