Zedendelinquenten Onderscheiden:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Zedendelinquenten Onderscheiden:"

Transcriptie

1 Zedendelinquenten Onderscheiden: Een Globaal Overzicht van de Stand van Zaken met Betrekking tot Subgroepen, Recidiverisico s en Behandelbaarheid van Zedendelinquenten (en Drie Calls voor Verder Onderzoek) Wineke Smid wsmid@hoevenkliniek.nl Utrecht, januari 2014 Projectondersteuning: Edwin Wever ewever@hoevenkliniek.nl Eva de Spa edespa@hoevenkliniek.nl

2 Inhoud Inleiding 3 1. Definities en Prevalenties van seksueel delictgedrag 5 Definities Prevalenties Deelconclusies omtrent definities en prevalenties 2. Typologieën van zedendelinquenten 12 Typologie naar delicttype: -Verkrachters en kindmisbruikers -Subtypen van kindmisbruikers en verkrachters -Kinderporno-downloaders Typologie naar delict route: Het zelfregulatie model Typologie naar recidiverisico Subtypen zedendelinquenten in termen van recidiverisico Deelconclusies omtrent typologieën 3. Behandelbaarheid 23 Knelpunten in het onderzoek naar behandeleffecten Effectiviteit van psychologische behandeling What Works: Risk Need Responsivity Toewijzing aan behandeling Interventies voor specifieke subgroepen Specifieke interventies voor zedendelinquenten Nieuwe ontwikkelingen Deelconclusies omtrent behandeling 4. Assessment van risicofactoren bij zedendelinquenten 32 Assessment in een forensische setting Assessment van dynamische risicofactoren Deelconclusies omtrent assessment 5. Conclusie 36 Algemene conclusies en aanbevelingen voor onderzoek De calls Call 1 39 Call 2 42 Call 3 46 Literatuur 50 p. - Zedendelinquenten Onderscheiden - 2

3 Inleiding Vele professionals in Nederland zetten zich dagelijks in om het aantal slachtoffers van gewelds- en zedendelicten zo ver mogelijk terug te dringen. Professionals in het forensische veld doen dat door hun cliënten zo effectief mogelijk te behandelen en op verantwoorde wijze te laten terugkeren in de samenleving. Behandelaars en behandelinstellingen bouwen daarbij vaak op jarenlange ervaring. Daarnaast is er een actieve internationale forensische onderzoeksgemeenschap, waarin naast Canadezen, Amerikanen en Britten ook Duitsers, Scandinaviërs en Nederlanders een steeds actievere rol vervullen. De afgelopen decennia is belangrijke vooruitgang geboekt in het onderzoek naar onder andere risicotaxatie en essentiële parameters van forensische behandeling (What Works principes, Risk Need Responsivity). Deze belangrijke onderzoeksresultaten vinden zeer geleidelijk hun weg terug naar toepassing in de praktijk. Naast het enorme belang van het verder doorvoeren van de voortschrijdende wetenschappelijke inzichten in de klinische praktijk (de onderzoeksgerichte praktijk), is het van even zo groot belang dat nieuw onderzoek nauw aansluit bij de vragen vanuit die klinische praktijk (praktijkgericht onderzoek). Door te werken aan wetenschappelijk onderbouwde behandelvormen, worden stappen gezet in de richting van effectievere en efficiëntere zorg en een nog veiliger samenleving. Het programma KFZ kan ervoor zorgen dat de inspanningen worden gebundeld, wat enerzijds zorgt voor een grotere slagkracht en anderzijds zorgt voor een groter bereik van de uit de inspanningen voortvloeiende resultaten. Zedendelinquenten vormen een extra ingewikkelde subgroep binnen de forensische cliëntenpopulatie. De emotionele lading rondom seksueel delictgedrag zorgt voor veel ophef en oprechte verontwaardiging, terwijl de feitelijke kennis van zaken doorgaans achter blijft. Juist bij een dergelijk emotioneel en politiek beladen onderwerp is degelijk wetenschappelijk onderzoek van essentieel belang. Uit onderzoek is inmiddels naar voren gekomen dat zedendelinquenten veel gemeenschappelijk hebben met andere delinquenten, maar dat er ook belangrijke verschillen zijn en dat deze groep een eigen onderzoeksgebied waardig is. Ook binnen de KFZ doelstellingen past specifieke aandacht voor de aanpak van zedendelinquenten. KFZ heeft subsidiegelden beschikbaar voor projecten ter verbetering en ontwikkeling van de forensische zorg voor zedendelinquenten. Dit rapport beoogt: 1. globaal inzicht te geven in de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de subgroepering van zedendelinquenten, recidiverisico en behandelingsmogelijkheden 2. globaal inzicht te geven in de wijze waarop de behandelvoortgang en de kans op terugval in delictgedrag zo goed mogelijk kunnen worden vastgesteld en gemonitord (middels diagnostisch instrumentarium of risicotaxatie instrumentarium) 3. globaal aan te geven wat er bekend is ten aanzien van de effectiviteit van interventies voor (subgroepen van) zedendelinquenten 4. een aantal concrete aanbevelingen te geven voor projecten gericht op de verbetering van de forensische zorg aan zedendelinquenten in de vorm van 3 KFZ calls. - Zedendelinquenten Onderscheiden - 3

4 Ter aanvulling op de algemene inleiding wordt in het tweede hoofdstuk eerst een overzicht gegeven van de definities en prevalenties van seksueel delictgedrag in Nederland. In het derde hoofdstuk wordt vervolgens een overzicht gegeven van de meest gangbare subgroeperingen en typologieën van zedendelinquenten inclusief empirische onderbouwing. Daarbij zal tevens de relatie worden gelegd met het recidiverisico van diverse subgroepen. In hoofdstuk vier wordt een overzicht gegeven van het onderzoek naar de behandeling van zedendelinquenten, zowel de toewijzing aan de behandeling, de behandeling zelf en het meten van de vooruitgang gedurende die behandeling komen aan de orde. Vervolgens is er in hoofdstuk 5 onontbeerlijke aandacht voor de assessment van relevante (risico)factoren. In het zesde en laatste hoofdstuk komen de eerdere onderwerpen samen in de formulering van de algemene conclusies en de daaruit voortvloeiende onderzoeksvragen en voorstellen voor de drie KFZ calls. - Zedendelinquenten Onderscheiden - 4

5 1. Definities en prevalenties van seksueel delictgedrag Definities Hands-on of contact seksueel delictgedrag wordt in westerse samenlevingen over het algemeen gedefinieerd als een feitelijke seksuele interactie met iemand die daar geen vrijwillige toestemming (informed consent) voor heeft gegeven. Enerzijds kan dat zijn omdat het slachtoffer niet instemde met de seksuele interactie, anderzijds kan dat zijn omdat het slachtoffer niet in staat was die instemming uit vrije wil te geven. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval als het gaat om kinderen jonger dan de age of consent. Daarnaast kunnen er ook andere redenen zijn waarom een slachtoffer niet in staat werd geacht tot vrijwillige instemming, bijvoorbeeld omdat deze een geestelijke beperking heeft of ten tijde van het delict niet bij bewustzijn was (of zelfs overleden). Ook kan het zo zijn dat een slachtoffer niet in een positie is om vrijwillig in te stemmen, omdat hij of zij in een afhankelijkheidsrelatie met de pleger verkeert, zoals bijvoorbeeld een (stief)vader en dochter, een arts en een patiënt of een leraar en een leerling. Wat precies seksueel delictgedrag is, is geen statische absolute waarheid. Met name de age of consent wisselt sterk tussen rechtsgebieden en in de loop van de tijd. In Nederland is deze age of consent tegenwoordig op 16 jaar, maar in Spanje is dat bijvoorbeeld 13 jaar en in grote delen van de Verenigde Staten is dat 18 jaar. In Canada is de age of consent in 2008 nog verhoogd van 14 naar 16 jaar. Ook wetten met betrekking tot verkrachting zijn aan verandering onderhevig. Zo is bijvoorbeeld verkrachting binnen het huwelijk in het grootste deel van de westerse wereld pas ver in de jaren tachtig van de vorige eeuw strafbaar geworden. Een delict in de Verenigde Staten is dus niet noodzakelijkerwijs een delict in Nederland en een delict in het ene jaar is mogelijk geen delict in het andere jaar. In het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is het strafbaar contact seksueel gedrag terug te vinden bij de misdrijven tegen de zeden, met name de artikelen 242 tot en met 249 (Zie Tabel 1). Het strafbare seksuele gedrag wordt onderverdeeld aan de hand van drie kenmerken: a) het al of niet gebruiken van fysieke dwang of geweld (of het dreigen daarmee), b) het al of niet penetreren van het lichaam van het slachtoffer, en c) de leeftijd van het slachtoffer. Is er sprake van fysieke dwang of (dreiging met) geweld dan spreekt de Nederlandse wet van verkrachting of aanranding, ongeacht de leeftijd van het slachtoffer. Is dat niet het geval, maar was het slachtoffer om andere redenen niet bij machte tot het geven van informed consent, dan gaat het voor de Nederlandse wet om ontucht. Daarbij zijn doorgaans op zijn minst zeer ongelijke verhoudingen en meer of minder subtiele psychologische dwang aanwezig. Bij penetratie van het slachtoffer spreekt men van het seksueel binnendringen van het lichaam, zonder penetratie van ontuchtige handelingen. Vroeger gold alleen penetratie van de vagina of anus met de penis als binnendringing van het lichaam. In de loop der jaren is dit echter steeds ruimer geïnterpreteerd. Tegenwoordig geldt bijvoorbeeld ook het penetreren met vingers of gedwongen orale seks als verkrachting. Zelfs een afgedwongen tongzoen kon tot voor kort juridisch als verkrachting worden aangemerkt (Van Dorst, De Hullu, Splinter-van Kan, Groos & Jörg, 2013). - Zedendelinquenten Onderscheiden - 5

6 Tabel 1. Relevante artikelen uit het Nederlandse Wetboek van Strafrecht met betrekking tot zedendelicten en hun korte omschrijving 239 Tonen van geslachtsdelen op een openbare plaats of aan kinderen onder de Tonen van porno ongevraagd of op een openbare plaats 240a Tonen van porno aan kinderen onder de b Bezit van porno met daarin figurerend kinderen onder de Verkrachting: binnendringen van het lichaam met dwang of geweld 243 Binnendringen van het lichaam, slachtoffer niet in staat tot instemming 244 Binnendringen van het lichaam, slachtoffer onder de Binnendringen van het lichaam, slachtoffer onder de Aanranding: ontuchtige handelingen met dwang of geweld 247 Ontuchtige handelingen, slachtoffer niet in staat tot instemming Strafverhoging bij twee of meer samenwerkende plegers Strafverhoging bij een aan de zorg toevertrouwd slachtoffer Strafverhoging bij zwaar letsel van het slachtoffer Strafverhoging bij dood van het slachtoffer 248a Verleiden tot ontuchtige handelingen van iemand onder de b Gebruik maken van de diensten van een prostituee boven de 16 maar onder de c Aanwezig zijn bij (filmvertoning van) ontucht met iemand onder de d 248e Iemand onder de 16 getuige laten zijn van seksuele handelingen Online groomen van iemand onder de 16 met het doel om ontucht te plegen of KP te vervaardigen 249 Ontucht met aan de zorg toevertrouwd slachtoffer 250 Teweegbrengen van ontucht met iemand onder de 18 Noot: de schuin gedrukte artikelen zijn relatief recente aanvullingen, 2002 tot Zedendelinquenten Onderscheiden - 6

7 Tot slot worden drie verschillende leeftijdscategorieën gehanteerd. Ten eerste kinderen beneden de 12 jaar. Ten tweede kinderen beneden de 16 jaar. En ten derde personen boven de 16 jaar, die om andere redenen dan hun jonge leeftijd niet in staat zijn tot vrijwillige instemming. De seksuele delicten tegen personen boven de 12 jaar waren enige jaren geleden nog zogenaamde klachtdelicten. Dat betekende dat de pleger alleen vervolgd kon worden wanneer het slachtoffer of de voor haar/hem verantwoordelijken, een aanklacht indienden. Sinds 2002 ligt de bevoegdheid tot het instellen van strafvervolging echter geheel in handen van het Openbaar Ministerie. Voldoende is dat de officier van justitie het slachtoffer de gelegenheid geeft zijn of haar mening over eventuele vervolging kenbaar te maken (Kool, 2007). In het verlengde van de strafbare feitelijke fysieke handelingen, is ook het tonen van geslachtsdelen (exhibitionisme) of seksuele afbeeldingen (porno) aan mensen die daar niet om gevraagd hebben of die onder de 16 jaar zijn, verboden. Deze zogenaamde hands-off of non-contact delicten zijn in het wetboek van strafrecht terug te vinden in artikel 239 (schennis) en 240 (porno). De laatste jaren zijn er daarnaast veel ontwikkelingen geweest met betrekking tot kinderpornografisch materiaal (Zie Tabel 2). Het vervaardigen van kinderporno is doorgaans vanzelf een contact delict, daar het gaat om (afbeeldingen van) seksuele handelingen met kinderen beneden de 16 jaar en is als zodanig al sinds lange tijd strafbaar. In 1986 werd naast de productie ook het op voorraad hebben en distribueren/verhandelen van porno met kinderen beneden de 16 jaar verboden, met name om de producenten makkelijker te kunnen bestraffen en het materiaal uit de winkelschappen te kunnen halen. Kinderporno (in de vorm van teensex blaadjes) was tot die tijd in Nederland gewoon bij de benzinepomp verkrijgbaar. De opkomst van het internet in de jaren negentig veroorzaakte, zoals vele grote nieuwe technische ontwikkelingen (denk aan de fotografie en video), een enorme toename in de verspreiding van porno in het algemeen en daarmee ook van kinderporno (Wortley & Smallbone, 2006). In 2006 bestond er een geschat aantal van websites die kinderporno aanboden (Ropelato, 2006). Daardoor ontstond de, nimmer empirisch ondersteunde, verontrustende gedachte dat de toenemende verspreiding en consumptie van kinderporno automatisch zou leiden tot a) meer vraag naar kinderporno en b) meer contact misbruik; enerzijds ter bediening van de markt en anderzijds omdat het consumeren van kinderporno bij de kijker vanzelf zou leiden tot daadwerkelijk contact misbruik van kinderen (Quayle & Taylor, 2003). In 1996 werd daarom het bezit van elke pornografische afbeelding met een kind beneden de 16 jaar strafbaar. In 2002 werd deze leeftijdsgrens opgehoogd naar 18 jaar, of om precies te zijn: iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, daarmee dus ook iedereen includerend die wel 18 is, maar het niet lijkt. Vooral deze verhoging van de leeftijdsgrens heeft geleid tot een grote toename van het aantal kinderporno zaken tussen 2002 en In 2010 werd het vervolgens mogelijk om ook gewiste computerbestanden als bewijsmateriaal te gebruiken, daarmee werd het ooit in bezit gehad hebben van enige pornografische afbeelding met een kind beneden de 18 jaar strafbaar. Deze leeftijdsgrens ligt twee jaar boven de age of consent, zodat tegenwoordig strikt genomen in Nederland het hebben van seks met een 16 of 17 jarige niet strafbaar is, maar het kijken naar een plaatje daarvan wel. Een en ander heeft geleid tot een omvangrijke nieuwe groep zedendelinquenten, die op een aantal belangrijke punten afwijkt van de overige plegers van seksuele delicten. Deze groep kinderpornodownloaders wordt, voor zover mogelijk en met aparte vermelding, meegenomen. - Zedendelinquenten Onderscheiden - 7

8 Tenslotte moet worden opgemerkt dat in 2011 online seksuele handelingen (via de webcam) en sexting (het sturen van seksueel getinte sms jes of ) strafbaar geworden zijn als contact delicten, wat hogere straffen mogelijk maakt. Daarnaast is het zogenaamde grooming, het inpalmen van kinderen dat vooraf kan gaan aan het eigenlijke seksuele delictgedrag, strafbaar geworden als seksueel contact delict (artikel 248e). Deze wetswijziging is zo recent dat over deze Nederlandse plegers nog weinig bekend is, behalve dat gesproken wordt van een toenemend probleem (Van der Hulst & Neve, 2008). In geen enkel ander land is iemand al strafbaar zo vroeg in de aanloop naar het eigenlijke delict, dus internationaal onderzoek biedt op dat punt geen goed vergelijkingsmateriaal. Wel is in de Verenigde Staten het zogenaamde uitlokken geoorloofd, waarbij groomers naar een ontmoetingsplek gelokt worden door een agent die zich voordoet als kind. Wanneer ze aankomen bij de ontmoetingsplek naar aanleiding van de duidelijke afspraak om daar seks te hebben met iemand onder de age of consent, zijn ze strafbaar. Misschien zullen plegers die op die manier opgepakt worden, vergelijkbaar blijken te zijn met de Nederlandse plegers van grooming delicten. Tabel 2. Geschiedenis van wetgeving met betrekking tot kinderporno (KP) 1886: Verbod op de productie van obsceen materiaal 1911: Verbod op het tonen van porno aan kinderen onder de : Verbod op de productie, het op voorraad hebben en de distributie van porno met daarin figurerend kinderen onder de : Verbod op het bezit van enige pornografische afbeelding met daarin figurerend kinderen onder de : Verbod op het bezit van enige pornografische afbeelding met daarin figurerend kinderen onder de : Ook gewiste bestanden kunnen als bewijsmateriaal dienen 2011: Online seksuele handelingen worden strafbaar als hands-on delicten Verbod op online groomen van iemand onder de 16 met het doel om ontucht te plegen of KP te vervaardigen - Zedendelinquenten Onderscheiden - 8

9 Prevalenties Het aantal zedenmisdrijven in Nederland is moeilijk te bepalen. Alleen op indirecte wijze valt een beeld te schetsen van de omvang van seksueel geweld, namelijk uit de periodieke cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (Kalindien, De Heer-De Lange en Van Rosmalen, 2011). De discrepantie tussen het werkelijke aantal delicten en het aantal waarover aangifte wordt gedaan wordt zichtbaar wanneer slachtofferenquêtes worden vergeleken met officiële politiegegevens. Tussen 2005 en 2010 geeft 0,8 tot 1,5 procent van de mensen, omgerekend zo n personen per jaar, aan te zijn geconfronteerd met één of meer ongewenste seksuele contacten. Vrouwen rapporteren ongeveer vijf keer zo vaak slachtofferschap als mannen (2,4 procent van de vrouwen tegenover 0,5 procent van de mannen). Het grootste deel van de voorvallen wordt als vervelend of kwetsend gedrag ervaren. In een deel (ongeveer 15 procent) van de gevallen, gaat het om een verkrachting of aanranding (6.000) of een poging daartoe (24.000) (Frenken, 2002). In de justitiële statistieken zien we van al deze delicten maar een klein deel terug. In de periode werd gemiddeld 11,8 procent van het totale aantal incidenten bij de politie gemeld en van 6 procent werd officieel aangifte gedaan. De aangiftebereidheid is groter wanneer het gaat om een onbekende dader, er meerdere daders zijn, het een voltooid delict is, of wanneer er gebruik is gemaakt van een wapen of geweld met fysiek letsel tot gevolg. De hoogste onderrapportage wordt verondersteld bij intrafamiliar seksueel misbruik. In het geval van verkrachting door een bekende wordt geschat dat minder dan 10 procent van de slachtoffers hier een melding van maakt (Mali, 2007) In de zes jaar van 2005 tot en met 2010 werden in totaal seksuele delicten geregistreerd, dat is gemiddeld per jaar, langzaam maar gestaag afnemend van in 2005 tot in Iets meer dan een kwart (25,9 procent) van deze delicten betreft aanrandingen. In 21,2 procent van de gevallen gaat het om schennis van de eerbaarheid (exhibitionisme), in 18,5 procent gaat het om verkrachting en in 11,7 procent om ontuchtige handelingen met een minderjarige. De resterende 22,6 procent wordt geschaard onder de noemer overige seksuele delicten, waar onder andere het bezit van kinderporno onder valt. Het aantal geregistreerde verdachten tussen 2005 en 2010 bedraagt gemiddeld per jaar, met ook hier een gestage afname van verdachten in 2005 tot verdachten in 2010 (Kalindien et al., 2011). Van deze geregistreerde verdachten is gemiddeld 16,5 procent minderjarig (1.191 per jaar). Vrouwen vormen slechts een klein deel van de geregistreerde verdachten. Door de nieuwe indeling die het CBS heeft ingevoerd, waarbij gewelds- en zedendelicten worden samengevoegd, is moeilijk te achterhalen welk percentage van de verdachten van zedendelicten uit vrouwen bestaat, maar dit percentage ligt zeker onder de 13 procent. Uit internationaal onderzoek valt af te leiden dat ongeveer 5 procent van de zedendelicten gepleegd wordt door vrouwen (Cortoni, Hanson & Coache, 2010), waarbij het merendeel van de vrouwen de delicten pleegt met een mannelijke mededader. Bij sommigen bestaat het vermoeden dat zedendelicten gepleegd door vrouwen meer dan gemiddeld ondergerapporteerd blijven (Giguere & Bumby, 2007), maar voor die stelling is nog geen overtuigende evidentie. Vanwege de nieuwe wetten en de doorwerking daarvan is het moeilijk zicht te krijgen op de ontwikkeling van zedendelicten met betrekking tot het bezit van kinderporno. Het bezit van kinderporno is pas sinds 1996 strafbaar, wat logischerwijze een toename in dergelijke delicten tot gevolg heeft gehad. De verhoging van het - Zedendelinquenten Onderscheiden - 9

10 leeftijdscriterium van 16 naar 18 jaar in 2002 had opnieuw een sterke toename in het aantal zaken tot gevolg. Sinds 2005 is het aantal geregistreerde kinderporno zaken min of meer gelijk gebleven op gemiddeld 432 per jaar (Dettmeijer-Vermeulen, 2011). Het bezit van kinderporno is een delict waarvan het slachtofferschap indirect is: de slachtoffers zijn zich niet direct bewust van hun slachtofferschap bij elke download en doen daarvan geen aangifte. Daarom is voor de vervolging van het bezit van kinderporno actieve opsporing noodzakelijk. Wanneer actief gezocht wordt, levert dat vaak in korte tijd vele nieuwe verdachten op (Algemeen Nederlands Persbureau, 2013). Het stabiliserende aantal zaken lijkt vooral het gevolg van een gebrek aan mankracht voor deze actieve opsporing. Een verhoging van het aantal in kinderporno gespecialiseerde rechercheurs, zal vermoedelijk leiden tot een toename in het aantal geregistreerde kinderporno zaken en daarmee een toename van zedendelicten onder de noemer overig en toename van het totale aantal zedendelicten. De overgang naar een nieuw registratiesysteem voor slachtofferschap tussen 2008 en 2010 bemoeilijkt de interpretatie van de ontwikkeling in de cijfers omtrent slachtofferschap van seksuele delicten. De aangiftebereidheid, het percentage van de ervaren zedendelicten waarvan melding en/of aangifte wordt gedaan, lijkt binnen de verschillende registratiesystemen over de jaren iets toe te nemen. Het absolute aantal geregistreerde zedendelicten neemt echter duidelijk gestaag af in alle categorieën, over de periode is een afname van 28,4 procent te zien. In het verlengde daarvan neemt het aantal geregistreerde verdachten van zedendelicten ook af tussen 2005 en 2010, met 39,1 procent Het percentage van deze verdachten dat minderjarig is, blijft gelijk op ongeveer 16,5 procent (Kalindien et al., 2011). De langzame maar gestage afname van geregistreerde contact zedendelicten komt overeen met internationale gegevens. Het gaat niet om een afname van de aangiftebereidheid, daar dit gelijk lijkt te blijven of zelfs licht lijkt toe te nemen. De ontwikkelingen zouden kunnen wijzen op een werkelijke afname van het aantal contact zedendelicten (Finkelhor & Jones, 2004). Over de oorzaak van die afname zijn legio theorieën in omloop: variërend van het gevolg van het strenge beleid tot hormonale veranderingen teweeggebracht door antidepressiva die de laatste jaren in het milieu terecht zijn gekomen (Finkelhor & Jones, 2006). Geen van deze theorieën wordt tot nog toe door empirische data ondersteund. Het bezit van kinderporno laat, na een initiële toename met de opkomst van het internet en de strafbaarstelling van dat bezit, nu een stabilisatie in het aantal zaken zien, vermoedelijk een plafondeffect van de opsporingscapaciteit. Wel is duidelijk dat de toename in de consumptie/het bezit van kinderporno niet heeft geleid, zoals wel werd gevreesd, tot een toename in contact delict gedrag. Sommige onderzoekers wagen zich zelfs aan de suggestie dat de toenemende beschikbaarheid van kinderporno een kanaliserend effect zou hebben en geleid zou hebben tot een afname van contact misbruik (Diamond, Jozifkova & Weiss, 2010), ook daar is echter geen overtuigende evidentie voor (Kingston & Malamuth, 2011). Deelconclusies omtrent definities en prevalenties Samenvattend kan gesteld worden dat de precieze definities van seksueel delictgedrag niet statisch zijn en ook niet altijd geheel onomstreden. Met name de age of consent wisselt sterk tussen rechtsgebieden en in de loop van de tijd, terwijl ontwikkelingen in de strafbaarstelling van internetdelicten elkaar in hoog tempo opvolgen. Met betrekking tot de prevalentie valt op dat seksueel delictgedrag in het algemeen veel voorkomt, maar - Zedendelinquenten Onderscheiden - 10

11 dat verreweg de meeste seksuele delicten niet tot aangifte, vervolging of veroordeling leiden. Enerzijds lijkt er sprake van een langzame maar gestage afname, van het meest uitgesproken (contact) seksuele delictgedrag (aanranding, verkrachting, kindmisbruik), die al enkele decennia aan de gang is. Anderzijds lijken de definities van wat seksueel delictgedrag is, langzaam breder te worden, of anders gezegd: we worden strenger. Onderzoek naar het hoe en waarom van seksueel delictgedrag zou er goed aan doen rekening te houden met deze verschuivingen in definities. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door ruimere definities te hanteren (seksueel vreemd gedrag) of juist nauwe definities te hanteren die de dingen behelzen waarvan redelijke zekerheid bestaat dat ze voor onafzienbare tijd strafbaar zullen zijn. Een precieze afbakening langs de lijnen van de wet zoals die op dit moment is, levert waarschijnlijk onderzoek op dat snel gedateerd zal zijn. - Zedendelinquenten Onderscheiden - 11

12 2. Typologieën van zedendelinquenten De ontwikkeling van empirisch gefundeerde theorieën om plegers van seksueel delict gedrag te beschrijven, staat feitelijk nog in de kinderschoenen. Seksueel delictgedrag is een complex fenomeen dat door een moeilijk te ontwarren wisselwerking van biologische, culturele, sociale, psychologische en situatieve factoren wordt veroorzaakt. Onder de plegers gaat een zeer heterogene groep schuil van voornamelijk jonge, maar soms ook oudere mannen, en zelfs vrouwen en kinderen blijken soms tot zedendelinquentie in staat. Heterogeniteit kenmerkt ook de motieven die daders tot hun gedrag bewegen, de vorm waarin het zedendelict tot uiting komt en de slachtofferkeuze (Bickley & Beech, 2001; Poloschek, 2003, Woessner, 2010). Om enige ordening aan te brengen in de heterogeniteit onder de plegers van seksuele delicten worden er al sinds de jaren vijftig typologieën opgesteld (Koeck, Van Beek, & de Doncker, 2002). De meeste typologieën zijn gebaseerd op klinische beschrijvingen en niet op empirisch onderzoek. Wel worden vaak min of meer dezelfde basistypen teruggevonden met als primaire bepalende factoren een antisociale levenshouding, een problematische emotieregulatie en een afwijkende seksuele voorkeur. Voordat uitgebreider wordt ingegaan op deze typologieën, moet eerst aandacht besteed worden aan de meest basale indeling van zedendelinquenten, namelijk de indeling in verkrachters en kindmisbruikers. Typologie naar delicttype: verkrachters en kindmisbruikers Zedendelinquenten worden over het algemeen gezien als een zeer heterogene groep (Bickley & Beech, 2001; Poloschek, 2003, Woessner, 2010), met zeer gevarieerde psychologische kenmerken. Tegelijkertijd worden zedendelinquenten in de literatuur veelal onderverdeeld in verkrachters en kindmisbruikers. Soms gebeurt dat door binnen het onderzoek onderscheid te maken tussen die twee groepen (o.a. Jespersen, Lalumiere & Seto, 2009; Ward & Casey, 2010) en soms wordt maar een van die twee groepen bestudeerd (o.a. Knight, 2010; Mandeville-Norden & Beech, 2009; Willis & Ward, 2010). Deze tweedeling is ook terug te vinden in de instrumenten die beschikbaar zijn voor het vaststellen van verdere subtypen zedendelinquenten: deze zijn ofwel specifiek gericht op verkrachters (Massachusetts Treatment Center Rapists Typology, MTC:R; Knight & Prentky, 1990) of op kindmisbruikers (Massachusetts Treatment Center Child Molesters Typology, MTC:CM; Knight & Prentky, 1990). Achter deze basale indeling ligt de overtuiging dat deze twee subroepen in elk geval robuust en betekenisvol van elkaar verschillen, hoe groot de verschillen binnen deze twee subgroepen ook mogen zijn. En inderdaad worden in onderzoek regelmatig verschillen tussen verkrachters en kindmisbruikers gevonden in termen van delictkenmerken (geweld, intrusiviteit, alcohol/drugs gebruik), kenmerken van de pleger (eigen misbruik, psychopathologie, overige criminaliteit) en risicofactoren voor recidive (emotionele identificatie met kinderen, seksuele deviantie). Echter, het meeste onderzoek waarin deze verschillen gevonden worden, gebruiken daarvoor selectieve groepen van beide plegers. Kindmisbruikers worden bijvoorbeeld vaak gedefinieerd als plegers die meer dan 1 kind als slachtoffer hebben, of die slachtoffers buiten de familie hebben, of van wie alle slachtoffers onder de 12 jaar oud zijn. Verkrachters worden vaak gedefinieerd als plegers die meer dan 1 volwassen slachtoffer hebben, die onbekende slachtoffers hebben, of van wie alle slachtoffers boven de 18 jaar oud zijn. Daardoor wordt een substantieel deel van de plegers buiten beschouwing gelaten en zijn - Zedendelinquenten Onderscheiden - 12

13 de resultaten van dergelijk onderzoek maar beperkt generaliseerbaar. Van alle tot gevangenisstraf of tbs veroordeelde zedendelinquenten in Nederland heeft bijvoorbeeld zeker een kwart (zover bekend) uitsluitend slachtoffers binnen de familie gemaakt, zo n 40 procent heeft (zover bekend) niet meer dan 1 slachtoffer gemaakt, en een derde heeft een of meerdere slachtoffers gemaakt tussen de 13 en 18 jaar oud (Smid, ongepubliceerde data). In het veld van de risicotaxatie gelden andere voorwaarden. Om op een bruikbare manier recidive te kunnen voorspellen, moet de hele groep plegers meegenomen worden. Er kunnen geen grote subgroepen buiten beschouwing worden gelaten. Het is opvallend dat de grote hoeveelheid onderzoek op het gebied van risicotaxatie niet geleid heeft tot de ontwikkeling van aparte instrumenten voor verkrachters en kindmisbruikers, sterker nog, het onderscheid tussen beide groepen is in risicotaxatie onderzoek grotendeels losgelaten. Wanneer er binnen een groep plegers wel onderscheid gemaakt wordt tussen verkrachters en kindmisbruikers, maar er geen (grote) subgroepen worden weggelaten, wordt de scheidslijn doorgaans gelegd bij een bepaalde leeftijdsgrens van de slachtoffers. Heeft een pleger slachtoffers onder de age of consent dan hoort hij bij de kindmisbruikers, heeft de pleger slachtoffers boven de age of consent dan hoort hij bij de verkrachters. Hoewel deze opsplitsing voor de hand liggend en duidelijk lijkt, kleven er toch een aantal bezwaren aan. Ten eerste zitten er grote verschillen in de fysieke ontwikkeling van kinderen die dezelfde kalenderleeftijd hebben, vooral rond het begin van de puberteit (Laws, 2003). Ten tweede wordt de leeftijd van de pleger en daarmee het leeftijdsverschil tussen slachtoffer en pleger niet meegenomen. Ten derde heeft een substantiële minderheid van de plegers een slachtoffer in beide categorieën (16 procent in Helmus, 2009), maar doorgaans net niet genoeg om een aparte categorie te vormen, waardoor ze meestal geëxcludeerd worden met als gevolg het verlies van waardevolle informatie. En ten vierde, zoals uitgebreid beschreven in de paragraaf over definities, varieert de age of consent aanzienlijk tussen rechtsgebieden en over de tijd en ligt deze momenteel ergens tussen de 13 en de 18 jaar. Dat heeft grote invloed, want een derde van de plegers heeft slachtoffers tussen de 13 en de 18 jaar. Dus een pleger die in het ene land een verkrachter is, kan in het andere land een kindmisbruiker zijn. En een pleger die zes jaar geleden een verkrachter was, kan nu een kindmisbruiker zijn. De zo basaal lijkende indeling van plegers van zedendelicten in verkrachters en kindmisbruik is dus verre van eenvoudig en eenduidig. Typologie naar delicttype: subtypen van kindmisbruikers en verkrachters Naast het basale onderscheid tussen verkrachters en kindmisbruikers zijn er nog een aantal typologieën die beide groepen in meerdere subtypen onderverdelen. De Massachusetts Treatment Center Child Molester Typology (MTC:CM) en de Rapist Typology (MTC:R) zijn de enige classificatiesystemen die vanuit empirisch wetenschappelijk onderzoek zijn ontwikkeld en waarvan betrouwbaarheid en validiteit enigszins zijn aangetoond (Knight & Prentky, 1990). Ten aanzien van de MTC:CM3 (de derde versie van de MTC:CM) vereist de classificatie een beoordeling van criteria die verdeeld zijn over twee assen. As I bevat fixatie op kinderen (de intensiteit van de pedofiele belangstelling) en sociale competentie (stabiliteit in het werk, relatie, ouderschap en sociale leven). Op As II wordt eerst een onderscheid gemaakt tussen plegers die veel of weinig contact met kinderen onderhouden, zowel in de seksuele als - Zedendelinquenten Onderscheiden - 13

14 in de niet-seksuele zin. Bij plegers met een hoge mate van contact wordt verder onderscheid gemaakt tussen diegenen die een inter-persoonlijke relatie wilden bewerkstelligen en diegenen voor wie de hoge mate van contact uitsluitend seksueel gemotiveerd was. Plegers met een lage mate van contact worden ingedeeld aan de hand van de mate waarin (sadistisch) fysiek letsel aan het kind werd toegebracht. Uiteindelijk leidt het model to maarliefst 27 verschillende typen kindmisbruikers, maar bij toetsing blijkt een groot deel van de categorieën nagenoeg leeg te blijven. Twee belangrijke dimensies zijn bovendien uitgesloten van de basisstructuur van deze typologie, namelijk het geslacht van het slachtoffer en de aanwezigheid van factoren die de controle over het gedrag kunnen ondermijnen (zoals alcohol- en/of druggebruik, psychose, dementie etc.). Daarnaast is de typologie niet bruikbaar voor plegers van intrafamiliair misbruik (incest), hetgeen gezien de omvang van die groep een grote beperking genoemd mag worden. De meest recente versie van de typologie voor verkrachters, de MTC:R4 (Knight, 2010), kent drie typen plegers van seksueel geweld tegen vrouwen die niet meer categoriaal maar dimensionaal worden beoordeeld. In de MTC:R4 wordt het confluentiemodel van Malamuth (2003) geïntegreerd (Knight & Guay, 2006). Fysiek en/of seksueel misbruik in de eigen jeugd van de pleger initieert bij alle drie de onderscheiden paden de route naar seksueel geweld. De drie basisdimensies waarop de typen zich van elkaar onderscheiden zijn 1) affectieve defecten (kil en emotieloos), 2) antisocialiteit (antisociale levensstijl en hoge mate van impulsiviteit) en 3) seksualisering (deviante seksuele interesse en hyperseksualiteit). De trekken op deze dimensies maken de weg vrij naar agressieve, soms ook seksueel sadistische fantasieën, die als voedingsbodem dienen voor daadwerkelijk seksueel geweld naar vrouwen. Empirische ondersteuning voor deze nieuwe typologie laat nog op zich wachten. Maar duidelijk is dat binnen deze typologie een verschuiving plaatsvindt van een taxonomische naar een dimensionele benadering. Typologie naar delicttype: kinderporno-downloaders Naast de klassieke indeling in verkrachters en kindmisbruikers is recentelijk de groep kinderporno-downloaders erbij gekomen. Hoewel deze in de volksmond vaak over één kam geschoren worden met kindmisbruikers, lijkt het hier te gaan om een groep delinquenten met andere kenmerken dan de contact plegers. Het onderzoek naar deze groep is echter nog relatief nieuw en er is nog geen sprake van een body of evidence. Er zijn twee theoretische stromingen in het verklaren van het ontstaan van deze groep plegers. Volgens de eerste theorie, kunnen seksuele internetdelicten worden gezien als een andere uiting van seksueel delictgedrag (Bourke & Hernandez, 2009). Deze opvatting stelt dat internetdelicten vaak één aspect zijn van een patroon van allerlei seksueel delictgedrag en dat, als internet nooit zou hebben bestaan, deze daders andersoortige seksuele delicten zouden hebben gepleegd. De tweede theorie stelt dat kinderporno-downloaders een nieuwe groep van zedendelinquenten vormen en niet zouden bestaan zonder de uitvinding van het internet. Hun delictgedrag zou worden getriggerd door het unieke karakter van het internet, zoals beschikbaarheid van materiaal en de anonimiteit (Seto & Hanson, 2011). Seto en Hanson komen op basis van een aantal meta-analyses tot de voorlopige conclusie dat de grote groep kinderpornodownloaders deels bestaat uit een kleinere groep klassieke kindmisbruikers die hun werkterrein uitgebreid hebben naar het internet, maar dat er daarnaast sprake is van een - Zedendelinquenten Onderscheiden - 14

15 grote groep nieuwe plegers, die duidelijk anders zijn en zich doorgaans lijken te beperken tot downloaden. Onderzoek naar sociaalpsychologische factoren die kenmerkend zijn voor kinderporno-downloaders, is grotendeels gericht op het maken van vergelijkingen met contact zedendelinquenten. Internetdaders laten daarbij enerzijds vaak meer seksuele deviantie zien (duidelijke seksuele interesse of zelfs een voorkeur voor kinderen), maar tonen anderzijds ook meer slachtofferempathie. Daarnaast lijken cognitieve vervormingen ( goedpraters van misbruik) en emotionele identificatie met kinderen bij internetplegers in mindere mate aanwezig dan bij plegers van contact delicten (Babchishin, Hanson & Hermann, 2011). Sommige studies (o.a. Marshall, O Brien, Marshall, Booth & Davis, 2012) vonden dat kinderporno-downloaders eenzamer waren en vaker obsessief-compulsieve trekken hadden, hoewel die verschillen in de metaanalyse van Babchishin et al. niet teruggevonden werden. Ander onderzoek naar kinderpornodelicten richt zich op het onderscheiden van verschillende typen plegers binnen de groep van downloaders, met als doel de opsporing, vervolging, opsluiting en behandeling van kinderporno-downloaders te verbeteren. Lanning (2009) maakte onderscheid tussen situationele en preferentiële internetdaders, die beide weer werden onderverdeeld in meerdere subtypes. Situationele daders zouden daarbij geen specifiek grote seksuele interesse in kinderen vertonen, maar zouden worden gedreven door andere motieven, zoals de behoefte aan macht. Preferentiële daders zouden downloaden vanuit een sterke seksuele interesse voor kinderen. Krone (2004) heeft een meer uitgebreide indeling ontwikkeld en onderscheidt negen verschillende soorten downloaders op een continuüm van de ernst van de delicten. Hoewel deze typologie uitvoerig verschillende internetdelicten beschrijft, biedt het geen informatie over de onderliggende motieven van de daders. Deze twee typologieën zijn net als de meeste andere (o.a. Beech, Elliot, Birgden, & Findlater, 2008; Sullivan & Beech, 2004; Alexy, Burgess, & Baker, 2005) theoriegestuurd en niet getoetst binnen representatieve steekproeven van plegers. Dit gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing beperkt de betrouwbaarheid en validiteit van deze indelingen. Bovendien worden typologieën vaak niet herkend door behandelaars en zijn ze daardoor van beperkte waarde voor therapeutische interventies. In een Nederlandse studie door Van Wijk, Nieuwenhuis en Smeltink (2009) werd deskundigen gevraagd wat voor soorten kinderporno-downloaders zij tegen waren gekomen in de klinische praktijk. Integratie van de soorten daders voorgesteld door de deskundigen, leidde tot drie typen: de nieuwsgierigen, de verzamelaars en de pedofielen. Deze indeling mist echter ook nog empirische onderbouwing. De enige typologie die is gebaseerd op psychologische inzichten én kwantitatief onderzoek, is die van Henry, Mandeville-Horden, Hayes en Egan (2010). Zij introduceerden op basis van empirisch onderzoek een verklarende typologie, bestaande uit drie groepen, namelijk: de normale- (met minimale of geen duidelijke psychologische gebreken), de emotioneel inadequate- en de seksueel deviante plegers. In ander onderzoek (Middleton, Elliott, Mandeville-Norden en Beech, 2006) is geprobeerd om het Pathways model van Ward en Siegert (2002) toe te passen op internetdaders. Uit hun onderzoek kwam naar voren dat van de 72 onderzochte kinderporno-downloaders in totaal 60 procent kon worden ingedeeld bij een van de routes binnen het model. De meerderheid van de steekproef behoorde of tot de route van de intimiteitproblemen of tot de route van de emotionele disregulatie. Hoewel het - Zedendelinquenten Onderscheiden - 15

16 model niet passend bleek te zijn voor een substantieel gedeelte van de plegers, toonde het onderzoek wel welke disfunctionele psychologische mechanismen vaak aanwezig zijn binnen deze groep plegers: namelijk problemen in intieme relaties en gebrekkige coping met negatieve emoties. De zedendelinquenten die via internet directe slachtoffers maken door seksueel chatten of webcam-seks etc., maar die geen fysieke contact delicten buiten het internet plegen, vormen misschien nog weer een aparte groep met andere kenmerken dan de kinderporno-downloaders en de kindmisbruikers. Maar het onderzoek op dat gebied is nog schaars en de bewijzen zijn vooralsnog niet overweldigend (Seto, Wood, Babchishin & Flynn, 2012; Babchishin, 2014). Doorgaans is er sprake van meer overeenkomsten dan verschillen met de downloaders. Typologie naar delict route: het zelfregulatie model Op basis van het zelfregulatiemodel (Ward, Hudson, & Keenan, 1998; Van Beek & Mulder, 2007) worden er meerdere routes naar seksueel misbruik van kinderen en seksueel geweld tegen vrouwen onderkend. Een belangrijk uitgangspunt is dat mensen geacht worden doelgerichte wezens te zijn die door middel van zelfregulatie hun doelen proberen te bereiken. Er worden twee typen doelen verondersteld: vermijdingsdoelen (geen misbruik willen plegen) of toenaderingsdoelen (wel misbruik willen plegen) en drie zelfregulatiestijlen: onderregulatie, verkeerde regulatie en intacte regulatie. De combinatie van doelen en regulatiestijlen leiden tot vier basisroutes naar delict gedrag. De eerste, een combinatie van vermijdingsdoel en onderregulatie, wordt gekenmerkt door een falen van gedragscontrole over seksueel afwijkende verlangens: negatieve emoties en gebrekkige vaardigheden leiden tot verlies van gedragscontrole. Bij de tweede combinatie, vermijdingsdoel met verkeerde regulatie, leiden pogingen om afwijkende gedachten, fantasieën of emoties onder controle te houden paradoxaal genoeg tot een verlies van controle. De derde combinatie is een toenaderingsdoel met onderregulatie, impulsieve delicten wanneer de mogelijkheid zich voordoet, zijn het gevolg. Tot slot is er bij de vierde combinatie sprake van een zelfregulatiestijl die functioneel intact is, er is echter sprake van een toenaderingsdoel waarvan de uitkomst sociaal onaanvaardbaar is. Planmatige delicten zijn het gevolg. Vooral de erkenning van het bestaan van een groep zedendelinquenten die positief staan ten opzichte van hun delictgedrag voorziet in een duidelijke leemte. Om de flexibiliteit van het model te verhogen wordt gesteld dat het mogelijk is dat een individu verschillende aspecten van verschillende delictroutes laat zien op verschillende tijdstippen in zijn delictgeschiedenis. Een vermijdingsdoel kan na een aantal delicten een toenaderingdoel worden, maar ook kan de angst om (opnieuw) gepakt te worden van een oorspronkelijk toenaderingsdoel een vermijdingsdoel maken. Deze descriptieve theorie wordt over het algemeen als een stap voorwaarts gezien in de differentiatie in subgroepen en maakt enige aanpassing van de behandeling op de specifieke behoeften van deze subgroepen mogelijk (Bickley & Beech, 2002; Webster, 2005). Knelpunten zijn, onder andere, dat cognitieve factoren een wel heel belangrijke rol krijgen toebedeeld. Het is maar de vraag of mensen in het algemeen en in geval van seksuele interacties in het bijzonder, altijd van begin tot eind zulke door en door cognitieve wezens blijven. Alle positieve ervaringen in de klinische praktijk ten spijt, ontbreekt het vooralsnog aan evidentie waaruit blijkt dat het zelfregulatiemodel resulteert in een effectievere behandeling. - Zedendelinquenten Onderscheiden - 16

17 Typologie naar recidiverisico In tegenstelling tot wat velen denken, lijken de meeste seksueel delinquenten niet te recidiveren. Hanson en Morton-Bourgon (2009) onderzochten in hun meest recente meta-analyse 118 gepubliceerde en ongepubliceerde studies, uitgevoerd tussen 1972 en 2008 in 16 verschillende landen met in totaal zedendelinquenten. Zij vonden na een gemiddelde follow up periode van 6 jaar 12 procent seksuele recidive en 20 procent recidive wanneer gewelds- en zedendelicten bij elkaar opgeteld werden. Nederlands onderzoek bij 397 veroordeelde zedendelinquenten, uitgestroomd uit detentie of tbs tussen 1996 en 2002, liet na een gemiddelde follow up tijd van 12 jaar 15 procent seksuele recidive zien en 32 procent wanneer gewelds- en zedendelicten bij elkaar opgeteld werden (Smid, Wever, Van Beek, Hoebe, & Kamphuis, 2014). Deze percentages worden over het algemeen als een ondergrens beschouwd in verband met het beperkte percentage zedendelicten waarvan aangifte gedaan wordt. De lange followup periodes in recidive onderzoek kunnen gezien worden als gedeeltelijke compensatie voor het feit dat veel zedendelicten niet aan het licht komen. Wanneer een pleger doorgaat met het delictgedrag, wordt de kans groter dat dat over een langere periode een keer aan het licht komt. In de zeer heterogene groep van zedendelinquenten wisselt het recidiverisico sterk per individu. Het voorkomen van recidive is een belangrijke manier om het aantal slachtoffers van zedendelicten terug te dringen en het is daarvoor van groot belang om te onderscheiden bij wie het risico van recidive het meest aanwezig is. Dat kan het beste worden ingeschat met behulp van actuariële risicotaxatie instrumenten (Hanson & Morton-Bourgon, 2009). Sinds de jaren negentig heeft deze gestructureerde risicotaxatie voor zedendelinquenten internationaal een hoge vlucht genomen en heeft zich ontwikkeld tot verreweg de best empirisch onderbouwde typologie. In Canada, de Verenigde Staten en Engeland zijn diverse instrumenten ontwikkeld, met kleine onderlinge verschillen en grote overeenkomsten. Een van de meest gebruikte is de STATIC-99 (Hanson & Thornton, 2000) of STATIC-99R, de gereviseerde versie met een wat uitgebreidere weging van de leeftijd (Helmus, Thornton, Hanson & Babchishin, 2012). Deze of vergelijkbare instrumenten worden internationaal vaak standaard gebruikt voor afname bij zedendelinquenten die voor de rechtbank verschijnen. Nederland blijft tot nu toe achter bij deze internationale ontwikkelingen. Wel zijn de meest gebruikte instrumenten inmiddels in Nederlands onderzoek gevalideerd (Smid et al., 2014) Een van de belangrijkste voordelen van deze vorm van risicotaxatie is waarschijnlijk dat relatief vaak de conclusie laag-risico getrokken wordt, terwijl bij andere, klinisch gewogen vormen van taxatie, teveel plegers het oordeel hoog-risico toebedeeld krijgen (Wormith, Hogg, & Guzzo, 2012). Daardoor wordt onvoldoende gedifferentieerd en neemt de voorspellende waarde af. - Zedendelinquenten Onderscheiden - 17

18 Tabel 3: Korte beschrijving van de risicofactoren van de Static-99R 1. Leeftijd 2. Relationeel verleden 3. Geweld in het indexdelict 4. Eerdere geweldsdelicten 5. Eerdere seksuele delicten 6. Eerdere criminaliteit 7. Non-contact seksuele delicten 8. Extrafamiliaire slachtoffers 9. Onbekende slachtoffers 10. Mannelijke slachtoffers Instrumenten als de STATIC-99R hebben een statisch en a-theoretisch karakter. Statisch betekent dat de items min of meer vaststaande feiten betreffen, relatief eenvoudig en betrouwbaar te scoren, waar echter niet veel meer aan te verbeteren is. Zo kunnen bijvoorbeeld eerdere delicten en mannelijke slachtoffers niet ongedaan gemaakt worden. Daarbij betreft het items die weliswaar empirisch gefundeerd correleren met recidive, maar waarvan het (onderliggende) causale verband met delictgedrag onduidelijk blijft. Bestudering van de items maakt snel duidelijk dat, naast het bepalen wie behandeling het hardst nodig heeft, er in de klinische zin niet veel mee mogelijk is, omdat de factoren maar beperkt aanknopingspunten voor de behandeling bieden en weinig zicht geven op de ontwikkelingen gedurende de behandeling. Een goede aanvulling vormen daarom bijvoorbeeld de STABLE-2007 (Hanson, Harris, Scott & Helmus, 2007; Eher, Rettenberger, Matthes & Schilling, 2010), de Violence Risk Scale: Sexual Offender version (VRS:SO; Wong, Olver, Nicholaichuk, & Gordon, 2003) en mogelijk de Structured Risk Assessment (SRA; Thornton & Knight, 2013). Deze instrumenten bevatten dynamische factoren die een inmiddels redelijk empirisch onderbouwde samenhang met recidive hebben en de meesten zijn bedoeld om in combinatie met statische risicotaxatie gebruikt te worden. Eerst wordt door middel van het statische instrument het basisrisico bepaald en vervolgens kan door middel van het dynamische instrument fine tuning plaatsvinden en bepaald worden waar de behandelfocus moet komen te liggen. Na verloop van tijd kan de behandeling ook door middel van deze instrumenten worden geëvalueerd. Uit onderzoek blijkt dat de combinatie van basisrisico, gemeten met de STATIC-99, en dynamisch risico, gemeten met de Stable-2007, een (iets) betere voorspelling van recidive geeft dan het basisrisico alleen (Hanson et al., 2007; Matthes, Rettenberger & Eher, 2010). - Zedendelinquenten Onderscheiden - 18

19 Tabel 4: Korte omschrijving van de domeinen en de items van de Stable Domein Sociale Contacten 1. Belangrijke sociale contacten Domein Intimiteitproblemen 2. Vermogen tot het vormen van een stabiele relatie 3. Emotionele identificatie met kinderen 4. Vrouwvijandigheid 5. Sociale afwijzing/eenzaamheid 6. Desinteresse in het welzijn van anderen Domein Algemene Zelfregulatie 7. Impulsief gedrag 8. Ontoereikende probleemoplossingvaardigheden 9. Negatieve emotionaliteit Domein Seksuele Zelfregulatie 10. Seksuele preoccupatie 11. Seks als coping 12. Seksuele deviantie Domein Samenwerking 13. Samenwerking met toezichthouders Wanneer risicofactoren als dynamisch beschouwd kunnen worden, betekent dat overigens nog niet dat het automatisch ook causale factoren zijn, er moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van spurieuze correlaties en meer onderzoek is noodzakelijk om vast te stellen welke causale verbanden en mechanismen ( propensities ) achter de risicofactoren schuilgaan. Als voorbeeld: Een gebrek aan duurzame, intieme relaties met volwassenen kan veroorzaakt worden door een uitgesproken seksuele voorkeur voor kinderen, maar kan ook veroorzaakt worden door een hoge mate van antisocialiteit waardoor relaties herhaaldelijk snel stuklopen. Zeer recente ontwikkelingen laten pogingen zien om vanuit de empirisch ontwikkelde risicotaxatie-instrumenten terug te komen bij een meer inhoudelijke typologie. Dat is bijvoorbeeld gedaan door factor analyses uit te voeren over de STATIC-99 scores van grote aantallen plegers (Brouillette-Alarie, 2013). Bij dergelijke analyses wordt gekeken of de individuele risicofactoren in bepaalde combinaties vaker voorkomen, bij elkaar clusteren, en als zodanig naar bepaalde typen zedendelinquenten verwijzen. Uit dergelijk onderzoek komt vooral een duidelijke antisociaal/impulsieve factor naar voren (Babchishin, 2013). Deze factor is niet alleen gerelateerd aan nieuwe seksuele delicten, maar ook aan geweldsdelicten en algemene criminaliteit. Een tweede factor die naar voren komt, lijkt vooral te verwijzen naar de mannen met een (exclusieve) voorkeur voor kinderen (vaak jongetjes), de klassieke kernpedofiel. Een minder stabiele derde factor blijkt vooralsnog veel moeilijker te interpreteren (Brouillette-Alarie, 2013). Seto en Fernandez (2011) deden een clusteranalyse over de dynamische items van de Stable-2000 van 419 plegers. Zij vonden ook de kernpedofielen als aparte groep met vooral problemen op het gebied van deviante voorkeur, seksuele preoccupatie, emotionele identificatie met kinderen en delict ondersteunende attitudes. Verder vonden ze geen specifiek samenhangende items, maar vooral een laag-, een matig-, en een hoog scorende groep plegers. - Zedendelinquenten Onderscheiden - 19

20 Subtypen zedendelinquenten in termen van recidiverisico Zoals hierboven beschreven is de typologie in termen van recidiverisico correlationeel en a-theoretsich. Risicovolle zedendelinquenten zijn delinquenten die hoog scoren op een (actuarieel) risicotaxatie instrument. Maar het is wel mogelijk om het een en ander met elkaar combineren en te bekijken wat over het algemeen de recidiverisico s zijn van de verschillende inhoudelijke typen zedendelinquenten. Wanneer we op die manier inhoudelijke typologie en risicotypologie met elkaar kruisen, komen we tot de volgende algemene bevindingen. Daarbij moet worden opgemerkt dat binnen de inhoudelijk groepen de risico s per individu kunnen verschillen. De belangrijkste groep met een duidelijk hoog recidive risico zijn de eerder genoemde zogenaamde kernpedofielen : mannen met weinig of geen seksuele interesse in volwassenen, maar met een duidelijke seksuele voorkeur voor kinderen, vaak jongetjes (o.a. De Vogel, De Ruiter, Van Beek, & Mead, 2004). Een groot deel van de werking van de risicotaxatie instrumenten berust op het signaleren van deze subgroep (Hanson, 2013). Een andere groep waarvan we weten dat het recidiverisico erg hoog is, zijn de seksueel deviante zedendelinquenten met een hoge mate van psychopathie (o.a. Hildebrand, De Ruiter, & De Vogel, 2004) dit zijn in praktijk meestal verkrachters en geen kindmisbruikers. Enerzijds worden deze plegers gekenmerkt door afwijkende seksuele interesses (seksuele deviantie) en anderzijds door een enorm gebrek aan inhibitie (psychopathie), dat blijkt een zeer risicovolle combinatie. De antisociale factor voorspelt doorgaans alle vormen van recidive en de seksuele factor is speciaal van invloed op de seksuele recidive. Aan de andere kant van het spectrum zijn er de typen zedendelinquenten die als groep een notoir laag recidiverisico hebben. Ook hier geldt dat binnen de inhoudelijk groepen de risico s per individu kunnen verschillen. Incest plegers, meestal vaders die hun (stief)dochter misbruiken, hebben over het algemeen een laag recidiverisico (Hanson, Morton, & Harris, 2003). Het feit dat het risico van herhaling laag is voor deze groep zegt natuurlijk niets over de ernst van het delict. De gevolgen van incest delicten, die vaak jaren voortduren en gekenmerkt worden door enorme dubbelheid in gevoelens en geheimhouding, kunnen net zo ernstig zijn als van andere vormen van misbruik (Nagtegaal, 2006; Paolucci, Genuis, & Violato, 2001). Maar het risico van recidive is laag. Deze mannen komen vaak niet in dezelfde situatie terug wanneer het delict aan het licht is gekomen en lijken over het algemeen ook niet op zoek te gaan naar een soortgelijke situatie om nieuwe delicten te kunnen plegen. Let wel, mannen die naast hun (stief)dochter ook ander misbruik plegen, bijvoorbeeld met een vriendin van de (stief)dochter, komen in een heel andere risicocategorie terecht. Evenals mannen die bewust relaties aanknopen met vrouwen met jonge kinderen om misbruik te kunnen plegen. Deze worden niet als incest plegers gezien (o.a. Hanson & Thornton, 2000). De laatste tijd is er steeds meer onderzoek waaruit blijkt dat kinderpornodownloaders, die geen seksuele contact delicten gepleegd hebben, een buitengewoon laag risico hebben om contact delicten te gaan plegen. Zoals Seto en Hanson (2011) al voorzichtig concludeerden, lijkt het om een nieuwe groep plegers te gaan, ontstaan met de opkomst van het internet en lijken ze zich grotendeels te beperken tot downloaden. Het weinige onderzoek wat er tot nu toe is (Graf & Dittman, 2011), liet zien dat 0,3 procent van de downloaders over een follow-up periode van vijf jaar recidiveerde met - Zedendelinquenten Onderscheiden - 20

21 een contact delict. Recent onderzoek zoekt naar manieren om het kleine percentage downloaders dat wel neigt naar contact delicten in een vroeg stadium te kunnen onderscheiden van de rest (o.a. Smid, Schepers, Kamphuis, Van Linden & Bartling, in press), maar dat heeft tot nu toe nog geen bruikbare instrumenten opgeleverd. Vrouwen vormen een kleine minderheid van de plegers van zedendelicten (5% in Cortoni, Hanson & Coache, 2010). De recidivepercentages voor die vrouwen liggen erg laag (minder dan 3%). De verklaring daarvoor zou onder andere kunnen liggen in het feit dat vrouwelijke plegers meestal medeplegers zijn van mannelijke plegers die vrijwel altijd de initiatiefnemers zijn. Recidive zou dan betekenen dat ze opnieuw een soortgelijke relatie krijgen met een soortgelijke man. De kans daarop is klaarblijkelijk kleiner dan wanneer het delictgedrag uit eigen behoeften voortkomt. Van vrouwen die alleen en op eigen initiatief kinderen misbruikt hebben, zou het risico hoger liggen. Dat geldt ook voor vrouwen met duidelijk psychopate trekken, wat bijvoorbeeld naar voren kan komen uit het prostitueren van hun eigen kinderen. Jeugdige zedendelinquenten lijken over het algemeen een lager recidiverisico te hebben dan volwassen zedendelinquenten. Hendriks (2006) vindt tussen de 8 en 10 procent seksuele recidive bij behandelde Nederlandse jongeren. Een recente metaanalyse van Caldwell (2010) vindt een overall seksueel recidive percentage van 7 procent. Caldwell tekent daar wel bij aan dat de studies die recidive tijdens de adolescentie meten, op hogere percentages uitkomen dan de studies die afgaan op het volwassen strafblad (inclusief arrestaties). Het lijkt erop dat factoren als leerprocessen, disinhibitie en middelenmisbruik een rol spelen, waarover zich waarschijnlijk later in het leven meer controle ontwikkelt. Verder lijkt het nog nuttig om binnen de groep van jeugdige plegers onderscheid te maken tussen groepsplegers en solo-plegers, waarvan de laatsten als risicovoller naar voren komen waar het seksuele recidive betreft (Hendriks, 2006). Een belangrijk onderscheid is het gegeven dat jeugdige plegers een lager recidiverisico hebben dan volwassen plegers, maar dat een volwassen pleger waarvan bekend is dat hij op jonge leeftijd begonnen is ( early onset ), een hoger recidiverisico heeft dan een pleger die op latere leeftijd begonnen is (Hanson & Thornton, 2003). Van plegers van alleen exhibitionisme gaan de meesten niet over tot seksuele contactdelicten. De meest recente studies vonden 6 tot 9% contact recidives bij exhibitionisten gedurende een follow-up periode van 7 tot 13 jaar (Firestone, Kingston, Wexler, & Bradford, 2006; Greenberg, Firestone, Bradford, & Greenberg, 2002). Naarmate een exhibitionist meer eerdere aanklachten/veroordelingen heeft voor geweld en andere criminaliteit (een antisocialer profiel), lijkt zijn risico op toekomstig contact delict gedrag toe te nemen (Firestone et al., 2006). Echter, over het algemeen vervallen exhibitionisten vooral opnieuw te in het plegen van exhibitionisme (Greenberg, 1998). Wel is gebleken dat plegers van seksuele contact delicten, die daarnaast ook veroordeeld zijn voor exhibitionisme, een verhoogde kans hebben op nieuwe contact delicten. Vandaar dat exhibitionisme wel als risico-item is opgenomen in een aantal risicotaxatie instrumenten (Hanson & Thornton, 2000). Op basis van bovenstaande bevindingen zouden aan inhoudelijke typen zedendelinquenten bepaalde recidiverisico s gekoppeld kunnen worden, maar zuiverder is het om de score op de risicotaxatie leidend te laten zijn. Er bestaan immers binnen deze inhoudelijke typen ook weer subtypen of individuele plegers die beter in een - Zedendelinquenten Onderscheiden - 21

22 andere risicogroep ingedeeld kunnen worden. Uiteindelijk heeft de risicotaxatie zich het meest betrouwbaar getoond. Deelconclusies omtrent typologieën Samengevat kan gesteld worden dat de inhoudelijke typologieën of subgroepen van zedendelinquenten nog niet uitontwikkeld zijn. Er zijn veel suggesties, een aantal types komen in verschillende modellen terug, maar vrijwel niets is empirisch stevig onderbouwd. Daarbij leveren de resulterende types niet automatisch bruikbare implicaties voor de behandeling op. Zelfs het voor de hand liggende onderscheid tussen verkrachters en kindmisbruikers is voor zeker een derde van de plegers niet eenduidig. Wat niet wegneemt dat er zeker typische verkrachters en typische kindmisbruikers zijn te onderscheiden binnen de totale groep plegers. Daarnaast lijken er duidelijke verschillen te zijn tussen kinderporno-downloaders en plegers van seksuele contact delicten. De enige empirisch goed onderbouwde typologie is die gebaseerd op recidiverisico. In de eenvoudige statische versie kan die typologie dienen om te bepalen wie interventie het meest nodig heeft en in de dynamische versie kan die typologie dienen om de behandelfocus te bepalen en het effect van de behandeling te evalueren. Kruising van risico en typologie laat risicovollere subtypen zien, maar afname van een risicotaxatie instrument is betrouwbaarder. - Zedendelinquenten Onderscheiden - 22

23 3. Behandelbaarheid Knelpunten in het onderzoek naar behandeleffecten In Nederland krijgt minder dan de helft van de veroordeelde plegers van zedendelicten een behandeling opgelegd, meestal een ambulante behandeling en ongeveer vijf procent wordt ter beschikking gesteld (tbs) (Brouwers en Smit, 2005). De behandeling van zedendelinquenten is vooral een interventie om nieuw delictgedrag te voorkomen en niet zozeer de behandeling van stoornissen. De effectiviteit van de behandeling laat zich dan ook het liefst vertalen in een afname van de (seksuele) recidive (Brown, 2005; Prentky, 1995). Voor de effectiviteit van forensische behandeling van zedendelinquenten is weinig ondersteuning van hoogstaande empirische kwaliteit. Er is ook geen empirische ondersteuning voor de ineffectiviteit van dergelijke behandelingen. Voldoende goed onderzoek ernaar ontbreekt simpelweg en dat is een belangrijk aandachtspunt voor de nabije toekomst. Toch is deze constatering en aanbeveling, die in elke review/metaanalyse naar het behandeleffect opnieuw gedaan wordt, tot op zekere hoogte een holle frase. Goede evaluatie van de behandeling van zedendelinquenten ontbreekt niet omdat niemand er zin in heeft of omdat niemand weet hoe het eigenlijk zou moeten. Evaluatie van de behandeling van zedendelinquenten is buitengewoon gecompliceerd en problematisch. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de meest essentiële uitkomstmaat van dergelijk onderzoek (seksuele) recidive is, terwijl dat tegelijkertijd de uitkomst is die we koste wat het kost willen voorkomen. Dat maakt het vormen van adequate controlegroepen problematisch. Het is immers buitengewoon onwenselijk om een random groep (hoog-risico) plegers als controlegroep onbehandeld in de maatschappij terug te laten keren, om te kunnen vaststellen of ze vaker recidiveren dan de behandelde plegers. Dat betekent dat de gouden standaard voor behandelevaluatie, de randomized clinical trial (RCT), nagenoeg onmogelijk is, zeker wanneer het gaat om hoog-risico plegers. Dat betekent echter niet dat alle andere dan RCT studies naar behandeleffecten daarmee waardeloos zijn. Een goede manier om de kwaliteit van een studie vast te stellen of de eigen studie vorm te geven, is het gebruik van de richtlijnen van de Collaborative Outcome Data Committee (CODC; 2007a, 2007b), specifiek toegespitst op onderzoek naar behandeling van zedendelinquenten en samengesteld door onderzoekers dit veld. Deze richtlijnen benadrukken met name het controleren van vier factoren bij het doen van een niet gerandomiseerd behandeleffecten onderzoek: (a) risiconiveaus, liefst door het scoren van een actuarieel risicotaxatie instrument voor alle proefpersonen, (b) drop-outs, waarbij de drop-outs in de analyse worden opgenomen bij de behandelde groep (intent-to-treat analysis), (c) follow-up tijd, door het gebruik van vaste follow-up perioden of survival analyse en (d) potentiële confounding variabelen, door daarvoor statistisch te controleren. Onderzoek dat aan deze eisen voldoet is, ook wanneer het geen randomized clinical trial is, goed genoeg om er met enig vertrouwen conclusies uit te kunnen trekken. Effectiviteit van psychologische behandeling Het onderzoek dat gedaan is naar het effect van psychologische behandeling bij zedendelinquenten in termen van recidive is gevarieerd van kwaliteit en resultaat. De meningen zijn verdeeld over de conclusies die eruit getrokken kunnen worden. Sommige reviews/meta-analyses concluderen dat psychologische behandeling het - Zedendelinquenten Onderscheiden - 23

24 recidiverisico vermindert (Gallagher, Wilson, Hirschfield, Coggeshall, Mac enzie, 1999; Hall, 1995; Hanson et al., 2002; sel & Schmucker, 2005), andere reviews/meta-analyses concluderen dat het bewijs daarvoor nog ontbreekt (Furby, Weinrott, & Blackshaw, 1989; Harris, Rice, & Quinsey, 1998; Kenworthy, Adams, Brooks-Gordon, & Fenton, 2004; Rice & Harris, 2003). De conclusies van metaanalyses lijken in hoge mate samen te hangen met hun inclusiecriteria. De grootste meta-analyse van sel en Schmucker (2005; Schmucker sel, 2008) met de breedste inclusiecriteria, vergeleek behandelde en onbehandelde zedendelinquenten uit 69 studies en concludeerde dat met name de cognitief gedragstherapeutische programma s positieve effecten lieten zien. Daartegenover staat de review van Kenworthy et al. (2004) die zich beperkten tot de inclusie van negen methodologisch hoogstaande gerandomiseerde studies en geen behandeleffect vaststelden. In alle reviews wordt opgemerkt dat meer en beter onderzoek nodig is. Hanson, Bourgon, Helmus en Hodgson (2009) probeerden in een van de meest recente meta-analyses een middenweg te vinden door de 23 behandelstudies te includeren die voldeden aan de richtlijnen van de Collaborative Outcome Data Committee (CODC; 2007a, 2007b). Daarbij viel nog steeds 81 procent van alle beschikbare studies buiten de selectie. De resultaten lieten een voorzichtig positief effect van behandeling op recidive zien: 10.9 (behandeld) versus 19.2 (onbehandeld) procent voor seksuele recidive en 22.9 (behandeld) versus 32.0 (onbehandeld) procent voor geweldsrecidive (inclusief zeden). Maar wat veel belangrijker was, was dat de meta-analyse van Hanson et al. (2009) liet zien dat de Risk-Need-Responsivity (RNR) principes (Andrews, Bonta, & Hoge, 1990; Bonta & Andrews, 2007), bekend van interventies bij andere forensische groepen, ook van toepassing bleken te zijn op zedendelinquenten. Behandelprogramma s die aan alle drie de principes voldeden, lieten verreweg de beste resultaten zien. - Zedendelinquenten Onderscheiden - 24

25 Figuur 1: Studies naar behandeleffectiviteit bij zedendelinquenten. Weergegeven is de recidivekans ten opzichte van onbehandelde controles, waarbij naleving van de Risk- Need-Responsivity principes (geen, een, twee of alle drie) weergegeven is in de kleur van de stippen en het aantal proefpersonen in de omvang van de stippen. Overgenomen uit Hanson, Bourgon, Helmus en Hodgson (2009). What Works: Risk Need Responsivity Tot begin jaren 70 van de 20e eeuw lag de nadruk bij de behandeling van delinquenten voornamelijk op de rehabilitatie. Martinson (1974) concludeerde na een evaluatie van 231 behandelingen echter dat behandeling niets toevoegde aan de standaardprocedures van veroordeling en straf ( nothing works ). Daardoor verschoof de focus van rehabilitatie naar straffen. Vanaf de jaren 70 kreeg de cognitieve benadering in de psychologie de overhand en deed de cognitieve gedragstherapie zijn intrede. Vervolgens werd, naar aanleiding van het onderzoek van Furby, Weinrott en Blackshaw (1989) de algemene benadering dat wellicht iets werkte ( something works ). Cognitieve gedragstherapie kwam daarbij consistent als beste behandeling voor zedendelinquenten naar voren (Beech & Fisher, 2004; Lipsey, 1995; Vennard, Hedderman, & Sugg, 1997). Toen het uitgangspunt eenmaal was dat iets werkte, werd het identificeren van wát precies de werkzame elementen van een behandeling vormden ( what works ), belangrijke focus van onderzoek. Vanuit dat uitgangspunt werd het Risk-Need-Responsivity model (RNR-model) ontwikkeld (Andrews, Bonta, & Hoge, 1990). Het model is empirisch goed onderbouwd en richt zich primair op risicomanagement (Andrews & Bonta, 2010; Ward, Melser, & Yates, 2007). De basisprincipes van het RNR-model bestaan eruit dat interventies gestructureerd moeten - Zedendelinquenten Onderscheiden - 25

Sex Offender Risk Assessment in the Netherlands: Towards a Risk Need Responsivity Oriented Approach W.J. Smid

Sex Offender Risk Assessment in the Netherlands: Towards a Risk Need Responsivity Oriented Approach W.J. Smid Sex Offender Risk Assessment in the Netherlands: Towards a Risk Need Responsivity Oriented Approach W.J. Smid SUMMARY Het leidt weinig twijfel dat zedendelicten in onze moderne samenleving worden beschouwd

Nadere informatie

Prof. dr. Jan Hendriks VU/UVA/De Waag. Brussel: 1 december 2016

Prof. dr. Jan Hendriks VU/UVA/De Waag. Brussel: 1 december 2016 Prof. dr. Jan Hendriks VU/UVA/De Waag Brussel: 1 december 2016 Prevalentie (wat betekenen de cijfers?) Recidive (reden tot zorgen?) Risicotaxatie (hoe nu verder?) Behandeling (hoe nu verder?) PREVALENTIE

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

JEUGDIGE ZEDENDELINQUENTEN - DE STAND VAN ZAKENdr. Jan Hendriks. Hoofd Jeugd De Waag Den Haag UVA Adviseur Harreveld

JEUGDIGE ZEDENDELINQUENTEN - DE STAND VAN ZAKENdr. Jan Hendriks. Hoofd Jeugd De Waag Den Haag UVA Adviseur Harreveld JEUGDIGE ZEDENDELINQUENTEN - DE STAND VAN ZAKENdr. Jan Hendriks Hoofd Jeugd De Waag Den Haag UVA Adviseur Harreveld ONDERWERPEN Typologie Recidive Risicotaxatie Behandeling MEISJES ALS DADER Relatief klein

Nadere informatie

Waar moet het heen? Wat is het doel? What works? (Andrews & Bonta, 2010) What works? Hoe kunnen we het risico per individu bepalen?

Waar moet het heen? Wat is het doel? What works? (Andrews & Bonta, 2010) What works? Hoe kunnen we het risico per individu bepalen? Waar moet het heen? Wat is het doel? Wineke Smid wsmid@hoevenkliniek.nl VFS Symposium, Utrecht, Nederland, 22-01-2014 Het terugbrengen van het aantal slachtoffers! What works? What works? (Andrews & Bonta,

Nadere informatie

Onderzoek met de SAPROF

Onderzoek met de SAPROF Onderzoek met de SAPROF De Vries Robbé & De Vogel SAPROF 2 e Editie handleiding, 2012 Betrouwbaarheid en validiteit Retrospectief dossieronderzoek In verschillende internationale instellingen wordt momenteel

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ? Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het beleidsprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de aanpak

Nadere informatie

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Samenvatting. Aard en omvang van geweld Samenvatting Dit rapport doet verslag van het onderzoek naar huiselijk en publiek geweld. Het omvat drie deelonderzoeken, alle gericht op het beschrijven van geweld en geweldplegers. Doelstelling van het

Nadere informatie

Achtergronden en aanpak jeugdige zedendelinquenten

Achtergronden en aanpak jeugdige zedendelinquenten Achtergronden en aanpak jeugdige zedendelinquenten specifiek belicht: de aanpak in het kader van een leerstraf Rutgers Nisso Groep Marianne Jonker unitmanager afdeling jeugd- en zedenprojecten Odette Arts

Nadere informatie

Wetboek van Strafrecht

Wetboek van Strafrecht Wetboek van Strafrecht Titel XIV. Misdrijven tegen de zeden Artikel 239 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft schennis van de eerbaarheid:

Nadere informatie

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter, 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Tweede Kamer der Staten-Generaal t.a.v. de voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mevrouw L. Ypma Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt

Nadere informatie

16. Statistische analyse Meldpunt

16. Statistische analyse Meldpunt 16. Statistische analyse Meldpunt Statistische analyse Meldpunt Inleiding In de periode 19 juli 2010 tot en met 16 maart 2012 ontving de commissie zevenhonderdeenenveertig meldingen van seksueel misbruik.

Nadere informatie

richtlijnen opstellen, al dan niet voor specifieke dadertype/doelgroepen

richtlijnen opstellen, al dan niet voor specifieke dadertype/doelgroepen een overzicht van behandelprogramma s gericht op dynamische risicofactoren (Thornton, 2013) Behandelprogramma: (psycho) therapeutische interventies op cognities, emoties en gedrag richtlijnen opstellen,

Nadere informatie

Praten over pedofiele gevoelens van jongeren

Praten over pedofiele gevoelens van jongeren Praten over pedofiele gevoelens van jongeren tussen noodzaak en taboe Jules Mulder Stop it Now! 9 februari 2016 Pedofilie en pedofiele stoornis Pedofilie intense recidiverende seksuele opwinding (fantasieën,

Nadere informatie

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet SAMENVATTING Achtergrond De laatste jaren is er een toenemende aandacht van de overheid voor de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld. Het kabinet heeft in 2007 het actieplan Kinderen Veilig Thuis

Nadere informatie

#Sex 3.0_update.2017

#Sex 3.0_update.2017 4/23/17 #Sex 3.0_update.2017 Autisme en Dr. Cyril Boonmann seksualiteit Dr. Jeroen Dewinter Seksueel gedrag Seks onder je 25ste II (De Graaf et al. 2012) http://www.rutgers.nl/feiten-en-cijfers/seksuele-gezondheid-en-gedrag/seks-onder-je-25e

Nadere informatie

Seksueel grensoverschrijdend gedrag: wat is normaal?

Seksueel grensoverschrijdend gedrag: wat is normaal? Seksueel grensoverschrijdend gedrag: wat is normaal? Congres Seks over de grens 26 januari 2009 Lou Repetur en Kristin Janssens (MOVISIE) Inhoud 1. Wat is seksueel grensoverschrijdend gedrag? Opvattingen

Nadere informatie

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de Samenvatting Dit onderzoek richt zich op het verband tussen de aanwezigheid van risico- en protectieve factoren en de latere ontwikkeling van delinquent gedrag in een groep risicojongeren. De volgende

Nadere informatie

Seksueel geweld en seksuele grensoverschrijding

Seksueel geweld en seksuele grensoverschrijding Hoofdstuk 7 Willy van Berlo & Denise Twisk Seksueel geweld en seksuele grensoverschrijding We spreken van seksueel geweld als iemand wordt gedwongen iets seksueels te doen wat die persoon niet wilde, of

Nadere informatie

Vera Commandeur Judith Yntema De Waag

Vera Commandeur Judith Yntema De Waag Vera Commandeur Judith Yntema De Waag Signs of Safety & Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag Signs of Safety Gathering Nederland Zwolle, 2 februari 2016 Judith Yntema Vera Commandeur Nooit meer alleen met

Nadere informatie

JONGEREN EN INTERNETVEILIGHEID

JONGEREN EN INTERNETVEILIGHEID JONGEREN EN INTERNETVEILIGHEID Joyce Kerstens 5 maart 2015 JONGEREN - INTERNET - MEDIA Meisje uit Pijnacker pleegt zelfmoord 'om bangalijst' De Oude Klapwijkseweg in Pijnacker. FOTO STREETVIEW. UPDATE

Nadere informatie

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens Contactgegevens Heeft u na het lezen van deze Leidraad vragen of opmerkingen over het LIJ? U kunt dan contact opnemen met het projectteam LIJ via het telefoonnummer: 070 370 72 75. Mailen kan ook naar:

Nadere informatie

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. secondant #2 april 2009 7 Geweldsdelicten tussen - Daling van geweld komt niet uit de verf Crimi-trends

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

Enige belangrijke voorwaarden voor de gewetensvorming Ontwikkeling van de hersenen (1) Organisatie en planning

Enige belangrijke voorwaarden voor de gewetensvorming Ontwikkeling van de hersenen (1) Organisatie en planning gewetensvorming van jeugdige zedendelinquenten Het geweten: een complex fenomeen Nederlands: het geweten; Engels: Con-science: samen weten; De vraag luidt vanzelfsprekend: hoe ontwikkelt zich dit samen-weten?

Nadere informatie

Onderzoeksbulletin. Recidive bij jongeren in de ambulante forensische ggz. Joan van Horn, Jaap van Slageren & Mara Eisenberg

Onderzoeksbulletin. Recidive bij jongeren in de ambulante forensische ggz. Joan van Horn, Jaap van Slageren & Mara Eisenberg Onderzoeksbulletin Recidive bij jongeren in de ambulante forensische ggz Joan van Horn, Jaap van Slageren & Mara Eisenberg Recidive bij jongeren behandeld bij de Waag Eerder dit jaar verscheen het onderzoeksbulletin

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/35287 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/35287 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/35287 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Poortvliet, Rosalinde Title: New perspectives on cardiovascular risk prediction

Nadere informatie

Samenvatting. Aanleiding onderzoek

Samenvatting. Aanleiding onderzoek Samenvatting Aanleiding onderzoek In Nederland kan aan individuen met een psychische stoornis die een ernstig misdrijf hebben gepleegd, de maatregel terbeschikkingstelling (tbs) worden opgelegd. Indien

Nadere informatie

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders An empirical comparison Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) S 209 Nederlandse samenvatting Cyber-delinquenten versus traditionele

Nadere informatie

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in hoeverre de psychosociale ontwikkeling gerelateerd is aan

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

Directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving α Ministerie van Justitie Directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

Risicotaxatie en risicohantering geweld bij jongeren

Risicotaxatie en risicohantering geweld bij jongeren Risicotaxatie en risicohantering geweld bij jongeren dr. Henny Lodewijks hlodewijks@lsg-rentray.nl Kijvelanden conferentie 1-12-2011 SAVRY Historische risicofactoren: 1. Eerder gewelddadig gedrag 2. Eerder

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Factsheet meldingen Vertrouwensinspecteurs Inspectie van het Onderwijs over het schooljaar

Factsheet meldingen Vertrouwensinspecteurs Inspectie van het Onderwijs over het schooljaar Factsheet meldingen Vertrouwensinspecteurs Inspectie van het Onderwijs over het schooljaar 2015-2016 Ouders, leerlingen, docenten, directies en besturen, maar ook vertrouwens kunnen de vertrouwensinspecteur

Nadere informatie

Jeugdige zedendelinquenten een cohortstudie gedurende 12 jaar

Jeugdige zedendelinquenten een cohortstudie gedurende 12 jaar Kinder- en jeugdpsychiatrie Jeugdige zedendelinquenten een cohortstudie gedurende 12 jaar Lucres Nauta-Jansen Tom, 14 jaar 14 jaar Verdacht van plegen van ontuchtige handelingen met 6 jarig buurjongetje

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II Opgave 4 Slachtoffers van criminaliteit Bij deze opgave horen de teksten 9 tot en met 12, figuur 2 en 3 en tabel 1 uit het bronnenboekje. Inleiding Ruim drie miljoen Nederlanders worden jaarlijks het slachtoffer

Nadere informatie

5 Samenvatting en conclusies

5 Samenvatting en conclusies 5 Samenvatting en conclusies In 2008 werden in Nederland bijna 5,2 miljoen mensen het slachtoffer van criminaliteit (cbs 2008). De meeste van deze slachtoffers kregen te maken met diefstal of vernieling,

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Nederlandse samenvatting (Dutch summary) De intergenerationele overdracht van gewelddadig delinquentie De appel valt niet ver van de boom. Dit gezegde illustreert dat ouders en kinderen op elkaar lijken,

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ

P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ Dilemma s bij risicotaxatie Risicotaxatie is een nieuw en modieus thema in de GGZ Veilige zorg is een illusie Hoe veiliger de zorg, hoe minder vrijheid voor

Nadere informatie

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk

Nadere informatie

FORENSISCH AMBULANTE RISICO EVALUATIE FARE

FORENSISCH AMBULANTE RISICO EVALUATIE FARE E T N A L U B M A H C S I S N FORE E R A F E I T A U L A V E O C I S RI G IN R O C S N E T N U P S T H C A D UITLEG EN AAN FORENSISCH AMBULANTE RISICO EVALUATIE FARE Doel Vaststellen recidiverisico en

Nadere informatie

Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ)

Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ) Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ) Mirte Forrer, Jeugdbescherming Regio Amsterdam Claudia van der Put, Universiteit van Amsterdam Jeugdbescherming Ieder kind veilig GGW FFPS

Nadere informatie

MELDCODE HUISELIJK GEWELD

MELDCODE HUISELIJK GEWELD MELDCODE HUISELIJK GEWELD status Definitief 11 februari 2014 pagina 1 van 7 Het bevoegd gezag van SPO de Liemers; overwegende dat SPO De Liemers verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening

Nadere informatie

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID SECONDANT #1 MAART 2011 53 De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID door Maartje Timmermans en Miranda Witvliet De auteurs werken als onderzoeker bij

Nadere informatie

Factsheet Risicofactoren voor kindermishandeling

Factsheet Risicofactoren voor kindermishandeling Factsheet Risicofactoren voor kindermishandeling Risicofactoren voor kindermishandeling Een meta-analytisch onderzoek naar risicofactoren voor seksuele mishandeling, fysieke mishandeling en verwaarlozing

Nadere informatie

Bijlage 1 Gebruikte gegevens

Bijlage 1 Gebruikte gegevens Bijlagen hoofdstuk 7 Tabellen bij Huijbregts en Leertouwer (2007) De invloed van etniciteit en pakkans op de geweldscriminaliteit van minderjarigen. In Van der Laan et al (red) Justitie en Demografie.

Nadere informatie

Annet Kramer Inzet van het strafrecht bij kindermishandeling

Annet Kramer Inzet van het strafrecht bij kindermishandeling Annet Kramer Inzet van het strafrecht bij kindermishandeling Debat Kiezen voor kinderen 26 september 2013 De Balie wie ben ik en waarom sta ik hier? Annet Kramer Landelijk parket, cluster kinderporno en

Nadere informatie

Dynamische risicotaxatie

Dynamische risicotaxatie Dynamische risicotaxatie Wens of werkelijkheid? Martien Philipse Pompestichting, Nijmegen Studiemiddag NVK - WODC, Den Haag 17 november 2006 De eerste wet van risicotaxatie De beste voorspeller van gedrag

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag

Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag Landelijk zorgprogramma voor daders van seksuele delicten in de forensische psychiatrie Versie 3.0 Laatst gewijzigd: 29-07-2014 1 Versiebeheer Versie Datum Wijziging

Nadere informatie

Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht

Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht Met de Jeugdwet komt de verantwoordelijkheid voor de jeugdreclassering en de jeugdhulp 1 bij de gemeenten te liggen. Jeugdreclassering

Nadere informatie

CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen

CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen Achtergrond symposium Criminaliteit heeft grote gevolgen voor samenleving: -Fysieke verwondingen -Psychische klachten -Materiële schade -Kosten:

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Centrum Seksueel Geweld Amsterdam-Amstelland. Jaarcijfers 2017

Centrum Seksueel Geweld Amsterdam-Amstelland. Jaarcijfers 2017 Centrum Seksueel Geweld Amsterdam-Amstelland Jaarcijfers 2017 Eind 2017 is het Centrum Seksueel Geweld (CSG) in de regio Amsterdam- Amstelland twee jaar op weg. Het CSG Amsterdam-Amstelland is één van

Nadere informatie

Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. factsheet bij. Op goede grond. De aanpak van seksueel geweld tegen kinderen

Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. factsheet bij. Op goede grond. De aanpak van seksueel geweld tegen kinderen Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen factsheet bij Op goede grond De aanpak van seksueel geweld tegen kinderen Wat is seksueel geweld tegen kinderen? Op goede grond beslissen

Nadere informatie

Omvang van verschillende sanctiegroepen; volwassen en jeugdige daders met minstens één strafzaak afgedaan in 1997

Omvang van verschillende sanctiegroepen; volwassen en jeugdige daders met minstens één strafzaak afgedaan in 1997 Welke recidive volgt er op de sancties die in Nederland worden opgelegd? Het Nederlandse strafrecht kent een uitgebreid pakket aan straffen en maatregelen, maar we weten niet goed welke uitstroomresultaten

Nadere informatie

Bloody Mary Op zoek naar Bloody Mary - studiedag forensische systeem therapie 6/21/2017

Bloody Mary Op zoek naar Bloody Mary - studiedag forensische systeem therapie 6/21/2017 Bloody Mary Vrouwen als dader Mars versus Venus of een beetje van beiden Anne-Marie Slotboom Universitair hoofddocent strafrecht en criminologie, VU 1 2 o Veel stereotypen over verschillen tussen mannen

Nadere informatie

2016, Annemarie ten Boom (WODC)

2016, Annemarie ten Boom (WODC) Slachtoffers van misdrijven door intimi, kennissen of vreemden. Verschillen in context, ervaringen en behoeften met betrekking tot justitie. Samenvatting. 2016, Annemarie ten Boom (WODC) Een substantieel

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

Proeftuinplan: Meten is weten!

Proeftuinplan: Meten is weten! Proeftuinplan: Meten is weten! Toetsen: hoog, laag, vooraf, achteraf? Werkt het nu wel? Middels een wetenschappelijk onderzoek willen we onderzoeken wat de effecten zijn van het verhogen cq. verlagen van

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Criminaliteit en rechtshandhaving 2013. Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting

Criminaliteit en rechtshandhaving 2013. Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting Criminaliteit en rechtshandhaving Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting In de jaarlijkse publicatie Criminaliteit en rechtshandhaving bundelen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Wetenschappelijk

Nadere informatie

Rapportage. Politie in aanraking met veteranen. Stuurgroep Politie in aanraking met veteranen

Rapportage. Politie in aanraking met veteranen. Stuurgroep Politie in aanraking met veteranen Rapportage Politie in aanraking met veteranen Stuurgroep Politie in aanraking met veteranen Doorn 9 juni 2011 1 Aanleiding en opzet van het onderzoek In de uitvoering van haar taak komt de politie ook

Nadere informatie

De normale seksuele ontwikkeling en zijn grenzen. Dr. Hanneke de Graaf

De normale seksuele ontwikkeling en zijn grenzen. Dr. Hanneke de Graaf De normale seksuele ontwikkeling en zijn grenzen Dr. Hanneke de Graaf Inhoud Seksueel gedrag van jongeren anno 2012 Trends Risicogroepen Wanneer over de grens? Bron: Seks onder je 25 e (2012) Online vragenlijst

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen vwo 2015-II

maatschappijwetenschappen vwo 2015-II Opgave 2 Rondhangen Bij deze opgave horen de teksten 2 en 3 en tabel 1. Inleiding De Kamer ontvangt elk jaar een rapportage van de minister van Justitie over de voortgang van de aanpak van problematische

Nadere informatie

Datum 13 augustus 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Aangiftebereidheid van minderjarige slachtoffers mensenhandel

Datum 13 augustus 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Aangiftebereidheid van minderjarige slachtoffers mensenhandel 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

Stop it Now! over preventie van seksueel misbruik. Jules Mulder Voorzitter Stop it Now!

Stop it Now! over preventie van seksueel misbruik. Jules Mulder Voorzitter Stop it Now! Stop it Now! over preventie van seksueel misbruik Jules Mulder Voorzitter Stop it Now! Monsters USA Nederland Stadsverbod Verbod Martijn Levenslange proeftijd België? Pedoseksualiteit Diagnose pedofilie

Nadere informatie

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Er is een nieuwe groep van jonge, zeer actieve veelplegers die steeds vaker met de politie in aanraking komt / foto: Pallieter de Boer. Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Jongere veelplegers roeren zich

Nadere informatie

Onderzoek lokpubers. Publicatiedatum: 24 juni 2013

Onderzoek lokpubers. Publicatiedatum: 24 juni 2013 Onderzoek lokpubers Publicatiedatum: 24 juni 2013 Over dit onderzoek Aan dit online onderzoek, gehouden van 5 tot 18 oktober 2012, deden 1714 jongeren mee (onder wie 496 middelbare scholieren). De uitslag

Nadere informatie

When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L.

When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L. When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L. Kraanen Samenvatting Criminaliteit is een belangrijk probleem en zorgt

Nadere informatie

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE Seksuele gezondheid (WHO, 2002) Een staat van fysiek, emotioneel en mentaal welbevinden met betrekking tot seksualiteit Het is

Nadere informatie

Seksuele gezondheid in Nederland 2017

Seksuele gezondheid in Nederland 2017 Seksuele gezondheid in Nederland 2017 Samenvatting Seksuele gezondheid in Nederland 2017 is een grootschalig representatief onderzoek naar de seksuele gezondheid van volwassenen van 18 tot 80 jaar in Nederland.

Nadere informatie

Criminele carrières van autochtone en allochtone jongeren

Criminele carrières van autochtone en allochtone jongeren , :1),1";), Criminele carrières van autochtone en allochtone jongeren Een cijfermatige verkenning op grond van een selectie uit bestaande gegevens Marisca Brouwers Peter van der Laan april 1997 Justitie

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

INHOUD PRESENTATIE FARE EERSTE RESULTATEN FARE IN ROM-SYSTEMEN EN EPD IMPLEMENTATIE TRAININGEN FARE VERVOLG

INHOUD PRESENTATIE FARE EERSTE RESULTATEN FARE IN ROM-SYSTEMEN EN EPD IMPLEMENTATIE TRAININGEN FARE VERVOLG INHOUD PRESENTATIE FARE EERSTE RESULTATEN SUBGROEPEN CLIËNTEN VERANDERINGEN IN DYNAMISCHE RISICOFACTOREN FARE IN ROM-SYSTEMEN EN EPD IMPLEMENTATIE TRAININGEN FARE VERVOLG 1 ONTWIKKELING FARE RISICOTAXATIE-INSTRUMENT

Nadere informatie

Directe Hulp bij Huiselijk. U staat er niet alleen voor!

Directe Hulp bij Huiselijk. U staat er niet alleen voor! Directe Hulp bij Huiselijk Geweld U staat er niet alleen voor! U krijgt hulp Wat nu? U bent in contact geweest met de politie of u heeft zelf om hulp gevraagd. Daarom krijgt u nu Directe Hulp bij Huiselijk

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen. Alexis Dewaele, Sabine Hellemans & Ann Buysse - UGent

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen. Alexis Dewaele, Sabine Hellemans & Ann Buysse - UGent SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen OVERZICHT De studie van SGG Sexpert-resultaten Prevalentie Meest ingrijpende gebeurtenis Komt het vaker voor bij holebi s? Wat verklaart SGG

Nadere informatie

Ontucht voor de rechter

Ontucht voor de rechter Ontucht voor de rechter Congres Veilig Verder, 08-12- 16 Ellen van der Staal e.van.der.staal@nationaalrapporteur.nl Inhoud van de presentatie Mandaat van de Nationaal Rapporteur Ontucht voor de rechter:

Nadere informatie

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen FACTSHEET Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen In deze factsheet worden trends en ontwikkelingen ten aanzien van de jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in de provincie Groningen behandeld.

Nadere informatie

Seksuele intimidatie en andere ongewenste omgangsvormen. VSK Seminar NBB, 7 september 2013

Seksuele intimidatie en andere ongewenste omgangsvormen. VSK Seminar NBB, 7 september 2013 Seksuele intimidatie en andere ongewenste omgangsvormen VSK Seminar NBB, 7 september 2013 ? Petra Vervoort Vertrouwenscontactpersoon NBB Eigenaar van De Vertrouwenspersoon, gespecialiseerd in advies, begeleiding,

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Sociale omgeving. 1. Kindermishandeling

Sociale omgeving. 1. Kindermishandeling 1. Kindermishandeling Kindermishandeling is 'elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 31 015 Kindermishandeling Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Protocol machtsmisbruik / meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Protocol machtsmisbruik / meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling geweld en kindermishandeling Doelgroep: Directies, leerkrachten en interne contactpersonen in primair onderwijs In deze protocollen beperken we ons tot een korte beschrijving van de taken die de interne

Nadere informatie

Voorbeeld meldprotocol. Preventie Seksueel Misbruik Vrijwillig Jeugdwerk

Voorbeeld meldprotocol. Preventie Seksueel Misbruik Vrijwillig Jeugdwerk Voorbeeld meldprotocol Preventie Seksueel Misbruik Vrijwillig Jeugdwerk Voorbeeld Meldprotocol Dit protocol beschrijft hoe je moet handelen bij situaties waarin sprake is van (vermoedens van) seksueel

Nadere informatie

Tekst: Judice Ledeboer

Tekst: Judice Ledeboer Op 13 september promoveerde Nikil van Wijk aan de Vrije Universiteit Amsterdam op het proefschrift Domestic violence by and against men and women in Curaçao: A Caribbean study. Zij studeerde Statistiek

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Stop it Now! Jules Mulder, voorzitter Stop it Now! NL Rachel Levi, medewerker Meldpunt KP Overzicht presentatie Waarom dit project Stop it Now! Onderzoeksproject Who are these guys Stop it Now! Nederland

Nadere informatie

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest K.P.M.A. Muis L. van der Geest Samenvatting en conclusies in hoofdpunten In 2008 en 2009 is er sprake van een opvallende daling van het aantal tbs-opleggingen met bevel tot verpleging. Het is onwaarschijnlijk

Nadere informatie

Autisme spectrum stoornissen en delinquentie

Autisme spectrum stoornissen en delinquentie Autisme spectrum stoornissen en delinquentie Lucres Nauta-Jansen onderzoeker kinder- en jeugdpsychiatrie VUmc Casus Ronnie jongen van 14, goed en wel in de puberteit onzedelijke handelingen bij 5-jarig

Nadere informatie