Met mijn beschikking van 13 november 2017, kenmerk SP/86529/2017, heb ik de uitvoeringskosten voor SectorplanPlus gesubsidieerd.

Transcriptie

1 > Retouradres Postbus EJ Den Haag Het bestuur van Cooperatief Samenwerkende Regio s Zorg en Welzijn U.a. Ierlandlaan HG Zoetermeer Bezoekadres: Parnassusplein VX DEN HAAG T F Contactpersoon Dienst Uitvoering Subsidies Instellingen (DUS-I) T (keuze VWS) Datum Betreft Subsidieverlening SectorplanPlus eerste tijdvak Relatienummer Subsidienummer Geacht bestuur, Met uw nader gespecificeerde aanvraag van 8 december 2017 en de nadere onderbouwing van 13 december 2017 heeft u in vervolg op uw eerste aanvraag van 24 augustus 2017 een aanvraag voor een subsidie Opleidingen in het kader van Sectorplanplus, uit te voeren in de periode van 24 augustus 2017 tot 1 maart 2020, ingediend. Bij brief van 14 december 2017, met kenmerk SP/88266/2017, heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. Met deze beschikking beslis ik op uw aanvraag. Verplichtingennummers Bijlagen Uw brieven Met mijn beschikking van 13 november 2017, kenmerk SP/86529/2017, heb ik de uitvoeringskosten voor SectorplanPlus gesubsidieerd. Besluit Met dit besluit verleen ik een projectsubsidie voor een bedrag van ten hoogste 80 miljoen voor opleidingsactiviteiten voor het eerste tijdvak in het kader van SectorplanPlus. Het betreft activiteiten binnen het tijdvak van 24 augustus 2017 tot 1 maart Het gaat hierbij om subsidie voor de volgende activiteiten: A) Kwalificerend Beroepsonderwijs: mbo beroepsbegeleidende leerweg (BBL) B) Kwalificerend Beroepsonderwijs: hbo duaal C) Training en opleiding: lang (minimaal 16 dagen) D) Training en ontwikkeling: middellang (5 tot 16 dagen) E) Training en ontwikkeling: kortdurend (tot 5 dagen) In de aanvraag heeft u bedragen inzake co-financiering opgenomen. De cofinanciering beschouw ik voor u als aanvrager van de subsidie als bijdrage derden. Pagina 1 van 23

2 Achtergrond Reeds bij besluit van 13 november 2017 is aangekondigd dat ik voornemens ben om opleidingssubsidies te verlenen in het kader van SectorplanPlus, voor de duur van vier jaar, waarbij de subsidie in tijdvakken beschikbaar wordt gesteld. Middels deze beschikking verleen ik subsidie voor het eerste tijdvak van deze projectsubsidie, die loopt van 24 augustus 2017 tot 1 maart Zoals in de beschikking van 13 november 2017 is vermeld, was ik voornemens om voor het eerste tijdvak een subsidie te verlenen van ten hoogste 30 miljoen. Gelet op het grote enthousiasme waarmee door arbeidsorganisaties op het voornemen is gereageerd, wordt met deze beschikking voor het eerste tijdvak een subsidie verleend van ten hoogste 80 miljoen. Daartoe haal ik 50 miljoen van de voor latere tijdvakken gereserveerde middelen naar voren. Daarnaast wordt in deze beschikking de beschikking van 13 november 2017 aangevuld en waar nodig verduidelijkt. Op verzoek wordt in deze beschikking nogmaals, net als in de beschikking van 13 november 2017, het kader zoals dat geldt voor deze subsidie opgenomen. Met deze subsidie beoog ik arbeidsorganisaties in zorg en welzijn te stimuleren om opleidingsinspanningen te verrichten die gericht zijn op: 1) nieuwe instroom, 2) met ontslag bedreigde medewerkers, 3) opscholing van huidig personeel, zodat ruimte ontstaat voor nieuw personeel, en 4) opleiden van praktijk/werkbegeleiders. De voor het eerste tijdvak beschikbare 80 miljoen verdeel ik conform de systematiek zoals beschreven onder paragraaf E2. Daarmee wordt de bijdrage over de activiteiten A tot en met E zoals weergegeven in onderstaande tabel: Activiteit Verleend A. Mbo bbl opleidingen (p*q) x 1.250,- = ,- B. Hbo duale opleidingen (p*q) x 1.250,- = ,- C. Trainingen en opleidingen > ,- dagen D. Trainingen en opleidngen 5 tot ,- 16 dagen E. Trainingen en opleidingen tot ,- dagen Totaal ,- De subsidie vindt zijn grondslag in artikel 1.2 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Het betreft een gemengd verantwoordingsregime. Activiteiten A en B vallen onder het regime van artikel 1.5 onder b. De activiteiten C, D en E vallen onder het regime van artikel 1.5 onder d. De subsidie is bestemd voor de activiteiten zoals vermeld in het activiteitenplan en voorzien in de begroting. De activiteiten in het activiteitenplan passen binnen de hoofdlijnen van mijn beleid omtrent de Arbeidsmarkt in de sector zorg en welzijn, zoals uiteengezet in de arbeidsmarktagenda 2023 Aan het werk voor ouderen die uitgewerkt wordt in Regionale Actieplannen Aanpak Tekorten (RAAT). Pagina 2 van 23

3 De activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, moeten uiterlijk op 1 maart 2020 zijn verricht. Niet-bestede en niet conform de voorwaarden bestede middelen worden teruggevorderd. Deze beschikking zal met een bijlage met de aanvragen van meer dan ,- worden aangemeld bij de Europese Commissie. Definities - Activiteitenplan: het overzicht van de activiteiten zoals opgenomen in de aanvraag en bedoeld in artikel 3.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. - Administratieve Organisatie en Interne Controle (AO/IC): document waarin door de penvoerder is vastgelegd hoe de administratieve organisatie en interne controleprocessen zijn ingericht met betrekking tot de uitvoering en verantwoording van het activiteitenplan. - Arbeidsmarktagenda 2023: De agenda zoals 12 juli 2017 aan de Tweede Kamer aangeboden door de staatssecretaris van VWS (TK , , nr. 276). - Arbeidsorganisatie: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die economische activiteiten uitoefent en werknemers in dienst heeft. - Begroting: het overzicht van uitgaven en inkomsten zoals opgenomen in de aanvraag en bedoeld in artikel 3.5 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. - Deelnemer: Een werknemer die deelneemt aan een voor de arbeidsorganisatie subsidiabele opleidingsactiviteit. - Doelgroep: arbeidsorganisaties actief in de sector zorg- en welzijn waarvan de activiteiten geheel of gedeeltelijk bekostigd worden uit hoofde van de Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Jeugdwet of de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). - Kleine onderneming: een arbeidsorganisatie waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen niet overschrijdt, zoals vastgelegd in de laatst beschikbare jaarrekening. - Met ontslag bedreigde werknemer: een situatie waarin voor de werknemer en werkgever concreet zicht is op het niet vrijwillig beëindigen van het lopende dienstverband, anders dan door pensionering. 1 1 De definitie van met ontslag bedreigde werknemer is verduidelijkt. Een werknemer werd immers pas als zodanig aangemerkt wanneer sprake was van een sociaal plan. Nu in de arbeidsmarktagenda is opgenomen dat geprobeerd moet worden deze fase te voorkomen, is de definitie verduidelijkt. Hiermee is sprake van een verruiming van de definitie. Pagina 3 van 23

4 - Middelgrote onderneming: een arbeidsorganisatie waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen en/of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen niet overschrijdt, zoals vastgelegd in de laatst beschikbare jaarrekening. - Minister: minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). - Opleidingsactiviteiten: de activiteiten A t/m E, zoals beschreven in deze beschikking. - Opleidingsproject: samenhangend geheel van opleidingsactiviteiten dat door een onder de doelgroep vallende arbeidsorganisatie wordt uitgevoerd binnen één regio binnen één tijdvak. - Penvoerder: de rechtspersoon RegioCoöp die ten behoeve van de regionale werkgeversorganisaties en arbeidsorganisaties bij VWS voor het totaal van alle activiteiten die vallen onder SectorplanPlus de aanvraag indient. - Projectovereenkomst: Een geformaliseerde afspraak over uitvoering en verantwoording van een of meerdere opleidingsprojecten tussen een uitvoerder en een regionale werkgeversorganisatie. - Regionaal Actieplan Aanpak Tekorten (RAAT): Regionaal Actieplan waarin, in aansluiting op de afspraken die zijn gemaakt in de Arbeidsmarktagenda 2023, nadere regionale afspraken worden vastgelegd welke zijn afgestemd tussen in ieder geval (vertegenwoordigers) van arbeidsorganisaties en onderwijsinstellingen in de betreffende regio om te komen tot een integrale arbeidsmarktaanpak voor zorg en welzijn. - Regio: Een geografische afgebakende eenheid gebaseerd op de indeling van RegioPlus in 28 arbeidsmarktregio s voor zorg en welzijn. - Regionale werkgeversorganisatie: regionale organisatie voor arbeidsorganisaties in zorg en welzijn, aangesloten bij samenwerkingsverband RegioPlus en tevens deelnemer in RegioCoöp (coöperatieve organisatie). - Tijdvak: een bij beschikking door VWS vastgestelde periode van maximaal 30 maanden, waarbinnen arbeidsorganisaties de opleidingsactiviteiten vallend onder een opleidingsproject kunnen (doen) uitvoeren. - Uitvoerder: arbeidsorganisatie die een opleidingsproject uitvoert of doet uitvoeren in het kader van deze aanvraag. - Uitvoeringsovereenkomst: overeenkomst tussen een regionale werkgeversorganisatie en RegioCoöp ten behoeve van de uitvoering van het activiteitenplan. Pagina 4 van 23

5 - Verpleeghuiszorg: verpleeghuiszorg bevindt zich binnen de sector Verpleging en Verzorging van de Wlz en richt zich daarbinnen op cliënten met een ZZP-indicatie 4/10 die geclusterd wonen. - Werknemer: persoon die op grond van een arbeidsovereenkomst, dan wel een aanstelling in openbare dienst, arbeid verricht. A. Motivering bij het besluit A1. Context Oplopende tekorten Tot en met 2022 stijgt de werkgelegenheid in zorg en welzijn met bijna personen. Als we nu niets extra doen, kan het tekort aan zorgprofessionals oplopen tot tussen en personen. Deze opgave vraagt een enorme inzet op het aantrekken van nieuwe mensen voor de sector. Het gaat om mensen die eerder wel in de zorg werkten (herintreders) of mensen uit andere sectoren of branches binnen zorg en welzijn waarvoor minder werk is (zijinstromers), zoals mensen met een welzijnsachtergrond. Tegelijkertijd, en minstens zo belangrijk, is het behoud van mensen voor de sector. Daartoe is gerichte actie nodig om het tekort aan personeel in zorg en welzijn te kunnen ondervangen. Anders kijken, anders leren, anders werken Om de geformuleerde ambitie binnen bereik te kunnen brengen is het nodig om buiten de gebaande paden en bestaande functies te denken. Het gaat dan ook nadrukkelijk niet enkel om meer personeel. Minstens zo belangrijk is inzetten op de juiste zorgverlener op de juiste plek. Dat betekent ook optimaal gebruik maken van talenten op alle niveaus. Persoonsgerichte zorg en lerende organisaties komen daarbij meer centraal te staan. Bij een toenemende en veranderende zorgvraag en een minder snel stijgend arbeidsaanbod is het van belang in te zetten op vermindering van zorgvraag (preventie, voorzorg) en verhoging van de arbeidsproductiviteit. Dit vraagt om een maximale inzet op ontwikkelingen en implementeren van nieuwe technologie, innovatie en e-health. Gericht op de werkvloer, ter ondersteuning van cliënt en professionals. De arbeidsmarktagenda 2023 In de brief aan de Tweede Kamer van 12 juli 2017 is de Arbeidsmarktagenda 2023 gepresenteerd. Gekoppeld aan deze arbeidsmarktagenda zijn door ActiZ, BTN, CNV, FNV, de MBO-raad, NVZ en het Ministerie van VWS samen 14 bestuurlijke afspraken gemaakt. Zij nemen hiermee gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de enorme personele opgave waar de zorg voor staat. Het is een agenda van, voor en door betrokken partijen, waarin zij vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid gezamenlijk werken aan oplossingen. Het is goed om te merken dat veel andere partijen ook willen aansluiten. En dat kan. De komende periode wordt deze agenda verbreed naar andere branches in zorg en welzijn. Met het gebruik van SectorplanPlus onderschrijven deelnemers de bestuurlijke afspraken in de Arbeidsmarktagenda 2023, nemen zij verantwoordelijkheid om die afspraken te realiseren en zijn daarop aanspreekbaar. Pagina 5 van 23

6 Regionale actieplannen aanpak tekorten Zonder een gedegen implementatieplan zijn bestuurlijke afspraken papieren tijgers. De gemaakte bestuurlijke afspraken in de Arbeidsmarktagenda 2023 zijn daarom nadrukkelijk het startpunt van het arbeidsmarktbeleid in de komende jaren. In het verlengde van de Arbeidsmarktagenda 2023 werken 14 regionale werkgeversorganisaties, aangesloten bij RegioPlus, samen met andere partijen, aan Regionale Actieplannen Aanpak Tekorten (hierna: regionale actieplannen of RAAT). In deze regionale actieplannen formuleren partijen op bestuurlijk niveau ambities gericht op tenminste: - Verder verhogen van de instroom van het aantal studenten dat kiest voor een zorgopleiding. - Verhogen van opleidingsrendement. - Samenwerking in de voorbereiding, ontwikkeling en implementatie van nieuwe innovatieve opleidingsmogelijkheden (opleiden voor de regio). - Investeren in een aantrekkelijke werkomgeving en werkklimaat. In RAAT moeten arbeidsorganisaties, onderwijspartijen en zorginkopers zo concreet mogelijke afspraken maken en acties in gang zetten waarmee bovenstaande ambities gerealiseerd worden. In totaal komen er 28 regionale actieplannen, één per arbeidsmarktregio. Per werkgeversorganisatie kan sprake zijn van één of meerdere arbeidsmarktregio s. SectorplanPlus biedt de financiële ruimte voor organisaties om werk te maken van die afspraken. SectorplanPlus biedt maximale inhoudelijke ruimte om de beschikbare middelen in te zetten voor onderwijsvernieuwing, innovatieve opleidingsvormen, vernieuwende stageconcepten, vernieuwende begeleidingsvormen enzoverder. Van arbeidsorganisaties verwachten wij dat zij het bestuurlijk leiderschap nemen in deze opgave en bij de totstandkoming en doorontwikkeling van de regionale actieplannen. Met het gebruik maken van SectorplanPlus onderschrijven deelnemers de relevante RAAT en nemen verantwoordelijkheid om samen op te leiden voor de regio, mensen te behouden voor de regio en te werken aan een optimale inzet van zorgprofessionals. Duurzame aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt Een gewenste duurzame aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt is niet nieuw. In die zin lopen al langer verschillende initiatieven. Uitgangspunt is dat bij de regionale totstandkoming van de RAAT waar mogelijk verbinding wordt gezocht met deze initiatieven. Het gaat daarbij in het bijzonder om het Zorgpact en het Regionaal Investeringsfonds mbo (RIF) van OCW. Het Zorgpact stimuleert op regionaal niveau de vernieuwende samenwerking tussen opleidingen, zorginstellingen en gemeenten. Het RIF heeft als doel de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren, en met vernieuwend mbo-onderwijs in te spelen op de regionale behoefte van de arbeidsmarkt. Pagina 6 van 23

7 VWS faciliteert VWS steunt partijen met middelen voor loopbaanoriëntatie en begeleiding, met middelen voor bij- en nascholing en met activiteiten gericht op het verbeteren van het beeld van werken in de zorg. Voor opleidingsprojecten onder SectorplanPlus is in totaal 320 miljoen beschikbaar. Doel Het doel van deze subsidie is arbeidsorganisaties te stimuleren meer opleidingstrajecten aan te bieden aan de in deze beschikking genoemde doelgroepen. Door de opzet van de administratie en de AO/IC kan op instellingsniveau inzicht worden verschaft in de begrote en gerealiseerde opleidingstrajecten. Verantwoording vindt plaats op medewerkersniveau. Het SectorplanPlus is één van de financieringsinstrumenten die de brede arbeidsmarktaanpak van VWS ondersteunen. Die brede arbeidsmarktaaanpak en de instrumenten die daaraan bijdragen wordt integraal geëvalueerd met een ex durante en ex post evaluatie, zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van art. 4.2 Beroepen Opleidingen en Arbeidsmarkt. B. De Aanvraag B1. Structuur Uw aanvraag leidt op hoofdlijnen tot de volgende structuur. De penvoerder - Heeft de projectsubsidie ingediend en is integraal aanspreekpunt voor VWS en verantwoordelijk voor de uitvoering van het activiteitenplan en de verantwoording daarvan aan VWS. - stelt een AO/IC op. Deze wordt door de penvoerder vastgesteld en voorzien van een rapport van feitelijke bevindingen uiterlijk binnen 6 maanden na verzenddatum en ter goedkeuring voorgelegd aan VWS. - heeft voor het eerste tijdvak namens arbeidsorganisaties een aanvraag ingediend bij VWS met daarin een overzicht van opleidingsprojecten per arbeidsorganisatie voor dat tijdvak. - levert uiterlijk 10 werkdagen voorafgaand aan ieder tijdvak namens arbeidsorganisaties een aanvraag in bij VWS met daarin een overzicht van opleidingsprojecten per arbeidsorganisatie voor dat tijdvak. - sluit uitvoeringsovereenkomsten met de regionale werkgeversorganisaties, die op hun beurt in het kader van dit project weer alle uitvoerders binnen hun werkgebied vallende regio s vertegenwoordigen. - faciliteert een digitale omgeving waarbinnen de projectadministratie gevoerd kan worden door de uitvoerders. - voert een integrale controle uit op de gedeclareerde opleidingprojecten van uitvoerders en draagt zorg voor de monitoring en voortgangsbewaking. - dient bij VWS periodiek tussentijdse voortgangsverslagen in en tussentijdse beoordelingsverslagen van de accountant op afgeronde dossiers. - dient namens arbeidsorganisaties en mede namens regionale werkgeversorganisaties de aanvraag tot vaststelling in bij VWS. Pagina 7 van 23

8 Regionale werkgeversorganisatie - bundelt de opleidingsprojecten van arbeidsorganisaties vallend onder de doelgroep en levert deze aan bij penvoerder. - sluit projectovereenkomsten af met arbeidsorganisaties (daarmee worden arbeidsorganisaties uitvoerder). - bewaakt de uitvoering van de opleidingsprojecten bij de uitvoerders. - ondersteunt uitvoerders bij het gebruik van het webportaal. - rapporteert periodiek aan de penvoerder. Bij uitvoering van deze taken heeft de regionale werkgeversorganisatie geen beleidsvrijheid. Het format voor de projectovereenkomsten wordt door RegioPlus aangeleverd. Het verdelen van de subsidiegelden vindt plaats overeenkomstig de projectovereenkomsten. Waar nodig vindt (her)verdeling door VWS plaats. De arbeidsorganisatie / uitvoerder - stelt een opleidingsproject op dat aansluit op het RAAT en dient deze in bij de regionale werkgeversorganisatie. Van arbeidsorganisaties in de verpleeghuiszorg geldt vanaf het tweede tijdvak dat het zorgkantoor akkoord moet gaan met het opleidingsproject voordat het opleidingsproject wordt ingediend. Dat akkoord vindt plaats in de gesprekken tussen zorgkantoor en aanbieder over het kwaliteitsplan, zodat het opleidingsproject in verhouding tot dat beleid kan worden besproken. - sluit een projectovereenkomst af met een of meerdere regionale werkgeversorganisatie(s) (daarmee worden arbeidsorganisaties uitvoerder). - verantwoordt alle activiteiten in het centrale webportaal van de penvoerder conform de gestelde eisen in het AO/IC. - committeert zich aan het Regionale Actieplan Aanpak Tekorten (RAAT) en de bestuurlijke afspraken uit de Arbeidsmarktagenda De specifieke bestuurlijke afspraak uit de Arbeidsmarktagenda 2023 voor de Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT) geldt enkel voor uitvoerders uit die branche. C. Staatssteun Ik heb uw aanvraag zorgvuldig beoordeeld op risico s van mogelijke ongeoorloofde staatssteun. Mijn bevindingen zet ik hieronder uiteen. C1. Staatssteuntoets Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan: - de steun wordt verleend aan een onderneming (elke entiteit die diensten of producten aanbiedt op een markt); - de steun wordt met staatsmiddelen bekostigd; - de staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen; - de maatregel is selectief; - de maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU. Pagina 8 van 23

9 Bij subsidiëring van activiteiten A t/m E wordt aan de cumulatieve criteria voor staatssteun voldaan. In beginsel is er hierbij dus sprake van staatssteun aan arbeidsorganisaties. Er kan evenwel sprake zijn van verenigbare staatssteun omdat er sprake is van opleidingssteun, mits deze voldoet aan de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (ook wel de algemene groepsvrijstelling genoemd, hierna: de AGVV). Het gaat daarbij om de volgende voorwaarden: - Ten eerste mag de steun, op grond van artikel 4, eerste lid, onder n, van de AGVV niet meer dan bedragen per opleidingsproject. - Ten tweede mag op grond van artikel 31, vierde lid, van de AGVV, de steunintensiteit nooit boven 50% van de in aanmerking komende kosten uitkomen (voor middelgrote en kleine ondernemingen geldt een percentage van 60% respectievelijk 70%; de steunintensiteit kan voorts oplopen met 10% (tot een maximum van 70%) bij opleidingen aan werknemers met een handicap. - Ten derde moeten de in aanmerking komende kosten voor subsidie beperkt worden tot de soorten kosten die genoemd worden in artikel 31, derde lid, van de AGVV. - Ten vierde moet de verleende steun op grond van artikel 5 van de AGVV transparant zijn en moet sprake zijn van een stimulerend effect in de zin van artikel 6, tweede lid van de AGVV. - Ten vijfde mag geen subsidie worden verstrekt aan ondernemingen die in financiële moeilijkheden verkeren als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01). - Ten zesde mogen subsidieaanvragers jegens wie een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard niet in aanmerking komen voor subsidie. - Ten slotte moet de volledige tekst van de steunmaatregel op nationaal niveau worden gepubliceerd en moeten de in bijlage III van de AGVV bedoelde gegevens van elke individuele steunverlening boven de ,- (aan een arbeidsorganisatie) worden gepubliceerd op grond van artikel 9 van de AGVV. Aan deze voorwaarden wordt bij de verlening van deze subsidie voldaan. C2. Maximum subsidiabele kosten opleidingsprojecten Voor opleidingsprojecten, zoals omschreven in bovenstaande definitie, wordt niet meer dan verstrekt. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde zoals vermeld onder artikel 4, eerste lid, onder n, van de AGVV. Pagina 9 van 23

10 C3. In aanmerking komende kosten in overeenstemming met AGVV De kosten gemoeid met de activiteiten A t/m E vallen onder de in aanmerking komende kosten voor subsidie zoals genoemd in artikel 31, derde lid, van de AGVV. Het gaat hierbij namelijk om: a) de personeelskosten van de opleiders, voor de uren dat de opleiders aan de opleiding deelnemen; b) rechtstreeks met het opleidingsproject verband houdende operationele kosten van opleiders en deelnemers aan de opleiding, zoals reiskosten, materiaal en benodigdheden die rechtstreeks met het project verband houden, de afschrijving van werktuigen en uitrusting voor zover deze uitsluitend voor het opleidingsproject worden gebruikt; c) kosten van adviesdiensten met betrekking tot het opleidingsproject; d) de personeelskosten van de deelnemers aan de opleiding en algemene indirecte kosten (administratieve kosten, huur, algemene vaste kosten), voor de uren dat de deelnemers de opleiding bijwonen. Accommodatiekosten zijn uitgesloten, met uitzondering van de minimaal noodzakelijke accommodatiekosten voor aan de opleiding deelnemende werknemers met een handicap. C4. Subsidie in lijn met steunintensiteiten Daarnaast komt de gevraagde subsidie voor de opleidingsprojecten niet uit boven de steunintensiteit zoals omschreven in artikel 31, vierde lid, van de AGVV. De steunintensiteit voor activiteiten C, D en E bedraagt ten hoogste 50%, respectievelijk 60% of 70% voor middelgrote en kleine ondernemingen, van de in aanmerking komende kosten. Voor activiteiten A en B geldt dat er sprake kan zijn van samenloop met de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II en de Regeling Praktijkleren. Op basis van de bij aanvraag door RegioCoöp aangeleverde standaardkosten voor deze activiteiten kan de maximale cumulatieve vergoeding vanuit de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II, de Regeling praktijkleren en SectorplanPlus, nooit boven de drempel van 50% komen. Hierdoor wordt voldaan aan de vereisten als genoemd in artikel 31, vierde lid, van de AGVV. Opleidingsprojecten worden tot maximaal 2 miljoen gesubsidieerd. Subsidiegelden die door een werkgever worden ontvangen op grond van (een) andere regeling(en) worden niet meegerekend bij voornoemd maximum bedrag dat op grond van deze subsidie wordt ontvangen. Het gaat hierbij immers om een opleidingsproject dat valt binnen deze regeling met zijn eigen specifieke maximum. In totaliteit kan derhalve op grond van de verschillende regelingen meer dan het bedrag van 2 miljoen aan subsidie worden verkregen. Wel wordt rekening gehouden met opeenstapeling van subsidiegelden die dezelfde kosten ondervangen. Deze kosten mogen immers niet voor meer dan 50% (respectievelijk 60% en 70%) door de overheid worden gesubsideerd. Door de onderliggende berekening bij de standaardbedragen bij activiteiten A en B (zie hieronder) wordt hieraan bij deze activiteiten in ieder geval voldaan. Wanneer een arbeidsorgansiatie subsidie ontvangt vanuit de subsidieregeling Kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg (KPZ) kan geen subsidie worden ontvangen in het kader van SectorplanPlus, voor zover de subsidie vanuit de KPZ ziet op dezelfde subsidiabele kosten. Pagina 10 van 23

11 C5. Transparante steun met een stimulerend effect Aan de ondernemingen als genoemd in de aanvraag wordt steun verleend voor de in de aanvraag genoemde opleidingsprojecten. De volgende gegevens zijn bij de aanvraag per opleidingsproject vermeld: 1. de naam en grootte van de arbeidsorganisatie; 2. een beschrijving van het opleidingsproject, bestaande uit het aantal activiteiten uitgesplitst per type activiteit (A t/m E); 3. de begin- en einddatum van het tijdvak; 4. de locatie van het opleidingsproject, bestaande uit de naam van de arbeidsmarktregio waar het opleidingsproject is ingediend bij de regionale werkgeversorganisatie; 5. overzicht van projectkosten, bestaande uit het onder 2 genoemde, vermenigvuldigd met de daarvoor geldende normbedragen (activiteiten A en B) en geschatte kosten (activiteiten C, D, E). Al deze projecten zijn aangevangen na aanvraag van de subsidie. Hiermee wordt voldaan aan art. 5 en art. 6 van de AGVV. C6. Eigen verantwoordelijkheid ondernemingen Voorafgaand aan de subsidieverlening is de steun aan de ondernemingen in de aanvraag gecontroleerd op verenigbaarheid met de AGVV. De ondernemingen zijn er zelf verantwoordelijk voor dat aan de staatssteunregels blijft worden voldaan gedurende de subsidieperiode. C7. Geen ondernemingen in nood of jegens wie een uitstaand bevel tot terugvordering uitstaat De steun die op grond van deze beschikking wordt verstrekt wordt niet verstrekt aan ondernemingen die in financiële moeilijkheden verkeren als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01) of ondernemingen jegens wie een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard. D. Reikwijdte, subsidiabele activiteiten en subsidiabele kosten voor activiteiten A t/m E, zoals vermeld in de beschikking van 13 november 2017 D1. Reikwijdte In de beschikking van 13 november 2017 is vastgesteld dat arbeidsorganisaties, vallend onder de definitie van de doelgroep, via een regionale werkgeversorganisatie subsidieaanvragen voor opleidingsprojecten kunnen indienen bestaande uit opleidingsactiviteiten gericht op: - Nieuwe instroom: werknemers die bij aanvang van de opleidingsactiviteit maximaal een jaar in dienst zijn bij de arbeidsorganisatie (activiteiten A t/m E). Pagina 11 van 23

12 - Met ontslag bedreigde werknemer: een situatie waarin voor de werknemer en werkgever concreet zicht is op het niet vrijwillig beëindigen van het lopende dienstverband, anders dan door pensionering (activiteiten A t/m E). - Werknemers die worden opgeschoold middels een kwalificerende beroepsopleiding, om ruimte te creëren voor nieuwe instroom. Naast de in de eerdere beschikking genoemde opleidingsactiviteiten kunnen arbeidsorganisaties vallend onder de definitie van de doelgroep via een regionale werkgeversorganisatie opleidingsprojecten indienen bestaande uit opleidingsactiviteiten gericht op: - Het opleiden van praktijk-/werkbegeleiders. D2. Subsidiabele activiteiten In de beschikking van 13 november 2017 is daarnaast aangegeven dat de volgende activiteiten in aanmerking komen voor subsidie: A) Kwalificerend Beroepsonderwijs: mbo beroepsbegeleidende leerweg (bbl) B) Kwalificerend Beroepsonderwijs: hbo duaal C) Training en Opleiding: lang (minimaal 16 dagen) D) Training en ontwikkeling: middellang (5 tot 16 dagen) E) Training en ontwikkeling: kortdurend (tot 5 dagen) Onder D en E worden tevens begrepen de activiteiten die tot doel hebben om bestaande werkervaring te certificeren. Onder C worden tevens begrepen kwalificerende opleidingen niet zijnde mbo beroepsbegeleidende leerweg (mbo bbl), mbo beroepsopleidende leerweg (mbo bol), hbo duaal en hbo voltijd. In aanvulling op hetgeen in de beschikking van 13 november 2017 is opgenomen, wordt onder C tevens begrepen kwalificerende opleidingen hbo deeltijd, voor zover sprake is van een werknemer die de opleiding doet. Daarnaast zijn de periodes voor training en ontwikkeling: middellang (5 tot 16 dagen) en training en ontwikkeling: kortdurend (tot 5 dagen) verduidelijkt. D3. Kwalificerende opleidingen Voor kwalificerende opleidingen onder activiteiten A en B uit het activiteitenplan wordt een impuls gegeven aan het stimuleren van in ieder geval: - de kwalificerende opleidingen mbo (bbl) en hbo (duaal) voor zorg en welzijn zoals gedefinieerd in de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II, alsmede de niveau 5 (Associate Degree) variant van deze opleidingen; - voor zover deze gericht zijn op zorgtaken de kwalificatie(dossier)s o dienstverlening, o entree, o sociaal werk, o sociaal-cultureel werker en o sociaal-maatschappelijk dienstverlener; - de gecombineerde opleiding Verzorgende-IG (VIG) en maatschappelijke zorg; - de opleiding tot praktijkondersteuner huisartsen (somatiek, ggz en jeugd); en Pagina 12 van 23

13 - de opleiding tot praktijkopleider in de zorg mbo-niveau 4 (crebo 25487, en equivalenten) en praktijkopleider in de zorg hbo-niveau. Voor kwalificerende beroepsopleidingen vallend onder C geldt dat ze moeten zijn gericht op de hierboven genoemde opleidingen. D4. Subsidiabele kosten en hoogte subsidie Activiteiten A en B In het kader van activiteiten A en B heb ik in mijn beschikking van 13 november 2017 aangegeven dat er wordt gesubsidieerd op basis van daadwerkelijk gerealiseerde prestatie-eenheden. Op basis van de door u aangeleverde standaardberekening voor de kosten van activiteiten A en B, hanteer ik een vaste vergoeding in de kosten met een maximum bijdrage per deelname (één deelnemer aan één opleiding) voor een periode van maximaal 2 jaar. Deze tegemoetkoming stel ik vast op 1.250,- per half jaar met een maximum van 5.000,-. Sprake is van een standaardberekening voor de kosten van activiteiten A en B. Opgelet moet worden dat bij een samenloop van meerdere subsidies, bijvoorbeeld het Stagefonds, niet boven de grens van een bijdrage van 50% (respectievelijk 60% en 70%) van de kosten aan steun mag worden gekomen. De standaardbereking is gemaakt op het niveau van de werknemer. Zoals in de aanvraag is aangetoond blijkt uit de standaardberekening dat met de gehanteerde bedragen de grens van 50% (respectievelijk 60% en 70%) van de kosten niet kan worden overschreden. Hiermee wordt voldaan aan de vereisten in het kader van staatssteun. Zoals volgt uit de beschikking van 13 november 2017 in combinatie met de standaardberekening, kan voor de activiteiten A en B subsidie worden aangevraagd wanneer sprake is van een arbeidscontract van minimaal 24 uur. De werkgever komt alleen in aanmerking voor subsidie wanneer een werknemer minimaal zes maanden een opleiding heeft gevolgd. Wanneer de werknemer na zes maanden stopt met de opleiding, heeft de werkgever recht op subsidie voor het aantal maanden dat een opleiding is gevolgd, hetgeen impliceert dat het forfaitaire bedrag pro rata wordt toegekend. Activiteit C, D en E In het kader van activiteiten C, D, en E geldt dat sprake is van subsidie op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten vanaf de aanvraagdatum van de subsidie, ter uitvoering van de subsidiabele activiteiten. Op basis van de door RegioCoöp bij aanvraag aangeleverde standaardberekening voor de kosten per dagdeel voor activiteiten C, D en E geldt voor deze activiteiten bij ondernemingen die niet vallen onder de definitie van kleine of middelgrote onderneming een subsidiepercentage van maximaal 50% van deze standaardkosten per dagdeel. Voor middelgrote ondernemingen geldt een subsidiepercentage van maximaal 60% van deze standaardkosten per dagdeel. Voor kleine ondernemingen geldt een subsidiepercentage van maximaal 70% van deze standaardkosten per dagdeel. In alle gevallen is sprake van een maximale vergoeding van respectievelijk 2.000,- (activiteit C); 750,- (activiteit D) en 250,- (activiteit E) per traject. Onder werkelijke kosten wordt verstaan: kosten van de subsidieontvanger voor zover die samenhangen met de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit. Pagina 13 van 23

14 De activiteiten zoals opgenomen in het activiteitenplan voldoen aan de voorwaarden zoals hierboven genoemd. De activiteiten vallen binnen de reikwijdte, het betreft subsidiabele activiteiten en waar nodig voldoen ze aan de voorwaarden van kwalificerende opleidingen. E. Financiële overwegingen E1. Beschikbaar bedrag activiteiten A t/m E Anders dan in de beschikking van 13 november 2017 is vermeld, loopt het eerste tijdvak tot en met februari Voor dit tijdvak is voorts, zoals hierboven vermeld, 80 miljoen beschikbaar. E2. Overtekening bij tijdvak 1 Uit de aanvraag van 13 december 2017 blijkt dat in totaal door 1263 instellingen voor ruim 115 miljoen aan aanvragen is ingediend voor het eerste tijdvak. De aanvragen zullen in de loop van december en januari nog nader worden geanalyseerd, waaruit kan volgen dat het definitieve aanvraagbedrag lager zal blijken te zijn. Zoals hierboven beschreven, is voor het eerste tijdvak 80 miljoen beschikbaar, hetgeen betekent dat (vooralsnog) niet alle aanvragen volledig gehonoreerd kunnen worden. Ik ga hier als volgt mee om. Bij alle aanvragen dient u het subsidiabele bedrag tot te honoreren. Dit impliceert dat een bedrag van ruim 66,5 mln. resteert voor verdeling over de aanvragen groter dan Dit bedrag zal op een ten opzichte van de ingediende aanvragen evenredige wijze over de resterende 667 instellingen met een aanvraag groter dan worden verdeeld. E3. Verdeelsleutel budget over de regio s vanaf tijdvak 2 Het budget voor de activiteiten A t/m E uit het activiteitenplan wordt per tijdvak via een vaste verdeelsleutel beschikbaar gesteld. Het per tijdvak beschikbare bedrag wordt verdeeld naar rato van het aantal inwoners per regio (75%) en het aantal inwoners >75 jaar (25%) van het beschikbare bedrag dat zorgbreed beschikbaar wordt gesteld. Voor het bedrag dat specifiek beschikbaar wordt gesteld voor de verpleeghuiszorg geldt als verdeelsleutel het aantal ouderen (>75 jaar). Voor 2017 en 2018 geldt de peildatum 1 januari Voor 2019 geldt de peildatum 1 januari In 2020 geldt de peildatum 1 januari 2018, enzoverder. Deze verdeelsleutel wordt gebaseerd op gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Als blijkt dat de beschikbare middelen in een bepaald tijdvak in een of meerdere regio s niet volledig worden uitgeput, dan wordt het resterende bedrag middels de bovengenoemde verdeelsleutel verdeeld over de regio s waar meer maatregelen kunnen worden gerealiseerd dan dat er bij eerste toepassing van de verdeelsleutel middelen beschikbaar zijn voor die regio( s). Dit proces wordt zo mogelijk herhaald totdat volledige benutting een feit is. U bent als penvoerder niet gemachtigd af te wijken van deze verdeelsystematiek. In geval deze verdeelsystematiek leidt tot onderuitputting in een tijdvak, wordt dit gemeld bij VWS en komt het resterende bedrag beschikbaar voor nog te starten tijdvakken. E4. Overtekening vanaf tijdvak 2 Wanneer bij volgende tijdvakken eveneens sprake is van een overtekening Pagina 14 van 23

15 geldt na toepassing van de verdeelsleutel over de regio s in beginsel dezelfde procedure als toegepast in tijdvak 1. Aanvragen tot dient u volledig te honoreren. Het resterende budget per regio dient u ten opzichte van de ingediende aanvragen op evenredige wijze te verdelen over de instellingen met een hogere aanvraag. Het hierboven beschreven proces vanaf tijdvak 2 moet leiden tot een aanvraag gespecificeerd naar de activiteiten A tot en met E. E5. Begroting Bij de begroting ga ik uit van onderstaande door u ingediende cijfers: F. Verplichtingen U moet voldoen aan de verplichtingen in de wet- en regelgeving die van toepassing zijn op de subsidie en aan al hetgeen in deze beschikking is opgenomen. F1. Wet- en regelgeving De volgende regelgeving is in ieder geval van toepassing op de subsidie: Kaderwet VWS-subsidies; Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS; Algemene wet bestuursrecht, in het bijzonder titel 4.2 Subsidies; de Europese staatssteunregels, in het bijzonder de algemene groepsvrijstellingsverordening. De regelgeving kunt u raadplegen via Pagina 15 van 23

16 U bent zelf verantwoordelijk voor de naleving hiervan en de eventuele gevolgen bij niet-naleving. F2. Administratie- en rapportageverplichtingen De penvoerder houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot de uitvoering van het activiteitenplan. De uitwerking hiervan wordt neergelegd in een Administratie Organisatie en Interne Controle (AO/IC), die ter goedkeuring wordt voorgelegd aan VWS. Naast de in uw aanvraag opgenomen maandelijkse overzichten met de actuele stand van zaken voor wat betreft de realisaties, dient de penvoerder periodiek tussentijdse voortgangsverslagen in en tussentijdse beoordelingsverslagen van de accountant op afgeronde dossiers. De rapportage dient aan te sluiten op het activiteitenplan en geeft inzicht in de begroting versus realisatie van activiteiten A t/m E per tijdvak. Voor de tussenrapportages en de volledige eindverantwoording van alle tranches tesamen gelden de volgende data: Rapportage Periode Deadline indiening 1 e voortgangsverslag t/m juni e voortgangsverslag t/m juni e voortgangsverslag t/m juni 2021 Aanvraag vaststelling t/m juni 2022 Op basis van het jaarlijkse voortgangsverslag besluit ik over de volgende bevoorschotting. F3. Meldingsplicht Een van de verplichtingen waar u voorts aan moet voldoen betreft de meldingsplicht. U moet direct melding doen van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de subsidie. Daarvan is in ieder geval sprake als voor u aannemelijk is dat: de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of niet, niet tijdig of niet geheel zal worden voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. Daarnaast bent u verplicht een melding te maken wanneer door herverdeling van gelden een arbeidsorganisatie alsnog boven de euro aan subsidie ontvangt. Uw melding, voorzien van toelichting en relevante stukken, doet u schriftelijk bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) onder vermelding van het subsidienummer Als u twijfelt of u iets moet melden, verzoek ik u contact op te nemen met uw contactpersoon. Pagina 16 van 23

17 G. Verantwoording en vaststelling Middels een door RegioPlus opgestelde Administratieve Organisatie / Interne Controle (hierna: AO/IC) zullen de eisen die, middels deze beschikking en het controleprotocol aan de verantwoording en vaststelling worden gesteld nader worden uitgewerkt. De AO/IC zal zo worden ingericht dat voldaan wordt aan de vereisten van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Hieronder wordt reeds een aantal verantwoordings- en vaststellingsvereisten achter elkaar gezet. Daar het in het onderhavige besluit gaat om een gemengd verantwoordingsregime, dienen bij de aanvraag tot vaststelling verschillende formulieren te worden ingediend. Voor de activiteiten A en B dient bij de definitieve vaststelling een assurance rapport te zijn opgemaakt met bijbehorend verantwoordingsformulier. Voor de activiteiten C, D en E is sprake van een assurance rapport en een controleverklaring. Hierbij dient tevens te zijn voldaan aan de verplichtingen als opgenomen in de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS en aan de verplichtingen als opgenomen in de beschikking van 13 november en de onderhavige beschikking. In aanvulling hierop dient voor de activiteiten A tot en met E een rapport van feitelijke bevindingen te worden opgemaakt, waarbij de opzet, het bestaan en de werking van de AO/IC door een accountant wordt gecontroleerd. Bij dit rapport van feitelijke bevindingen dient tevens te worden vastgesteld dat aan de overige voorwaarden van deze beschikking en de relevante verplichtingen van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is voldaan. Activiteiten A en B Voor de activiteiten A en B, zoals hiervoor omschreven, geldt het verantwoordingsregime zoals in artikel 1.5, onder b, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Het gaat hierbij om meetbare prestatie-eenheden, waarbij de subsidie wordt vastgesteld op een bedrag per gerealiseerde prestatieeenheid. De hoogte hiervan is reeds omschreven in de beschikking van 13 november, onderdeel C4. Verantwoording Voor de vaststelling van de subsidie dient u het formulier subsidievaststelling inclusief de verantwoording over de gerealiseerde prestatie-eenheden, een assurance rapport en een rapport van feitelijke bevindingen in. Aan de hand hiervan toont u aan dat, op de bij het besluit tot verlening van de subsidie bepaalde wijze, de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. De rapporten zijn opgesteld door een accountant met inachtneming van het accountantsprotocol SectorplanPlus, dat later wordt verspreid. De modelformulieren A en C in dit accountantsprotocol zijn van toepassing. Hoe ziet het rapport van feitelijke bevindingen eruit? Het rapport van feitelijke bevindingen bevat een overzicht van de opzet, het bestaan en de werking van de AO/IC. Binnen een half jaar na deze beschikking wordt de opzet, het bestaan en de werking van de AO/IC getoetst via een rapport van feitelijke bevindingen. Bij de 1 e voortgangsrapportage, zoals beschreven in paragraaf F2, wordt in juni 2019 via een rapport van feitelijke bevindingen inzicht verschaft in de algehele realisatie tot dat moment inclusief de werking van de AO/IC. Bij de definitieve vaststelling over de totale periode tot ultimo 2021 Pagina 17 van 23

18 worden een controleverklaring, assurance rapport en een rapport van feitelijke bevindingen opgemaakt. Bij dit rapport van feitelijke bevindingen dient tevens te worden vastgesteld dat aan de overige voorwaarden van deze beschikking en de relevante verplichtingen van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is voldaan. In aanvulling hierop dient te worden beschreven hoe de eisen voortvloeiend uit de Algemene Verordening inzake Gegevensbescherming 2018 worden nageleefd. Het formulier inclusief bijlagen zendt u binnen 22 weken na afloop van het eerste tijdvak aan de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen. Dit kan digitaal via het subsidieportaal VWS; of op papier via de post of mail. Dit betekent dat het formulier inclusief bijlagen uiterlijk op 2 augustus 2020 moet zijn ingediend. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport t.a.v. Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen, team VWS Postbus BA Den Haag VWSsubsidies@minVWS.nl U dient in ieder geval de volgende bijlagen bij het formulier te voegen: o het formulier o het assurancerapport van een accountant o het rapport van feitelijke bevindingen van een accountant Activiteiten C, D en E Op de activiteiten C, D en E is het verantwoordingsregime van artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing. Op grond hiervan dient een controleverklaring te worden ingediend. Voor de activiteiten C, D en E geldt, gegeven de maximale vergoeding van de werkelijke kosten per prestatie-eenheid, dat aanvullend een assurance rapport opgemaakt dient te worden Verantwoording Voor de vaststelling van de subsidie dient u een activiteitenverslag en een financieel verslag in. Aan de hand hiervan toont u aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. Ook legt u daarmee rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden kosten en opbrengsten. Omdat bij de activiteiten C, D en E sprake is van een maximale vergoeding van de werkelijke kosten per medewerker is, dient u tevens een assurance rapport in. Hoe ziet het activiteitenverslag eruit? Het activiteitenverslag, in relatie tot het assurance rapport, bevat een overzicht van de werkzaamheden (p x q) waarvoor subsidie is verleend en van de daarmee bereikte resultaten. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie ervan. Pagina 18 van 23

19 Tevens dient u een opgave van de prestatie eenheden voorzien van een assurance rapport in te dienen. Voor het hierbij af te geven assurance rapport is het modelformulier A in het nog te verspreiden accountantsprotocol van toepassing. Hoe ziet het financieel verslag eruit? Aan de hand van het financieel verslag geeft u een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de werkelijke kosten en opbrengsten per gerealiseerde activiteit, inclusief een toelichting per post (voor zover van toepassing). Het financieel verslag voor de activiteiten C, D en E gaat vergezeld van een controleverklaring en bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie ervan. Het financieel verslag is opgesteld door een accountant, met inachtneming van het nog te verspreiden accountantsprotocol SectorplanPlus. De modelformulieren B en C in dit accountantsprotocol zijn van toepassing. Hoe ziet het rapport van feitelijke bevindingen eruit? Het rapport van feitelijke bevindingen bevat een overzicht van de opzet, het bestaan en de werking van de AO/IC. Binnen een half jaar na deze beschikking wordt de opzet, het bestaan en de werking van de AO/IC getoetst via een rapport van feitelijke bevindingen. Bij de 1 e voortgangsrapportage, zoals beschreven in paragraaf F2, wordt in juni 2019 via een rapport van feitelijke bevindingen inzicht verschaft in de algehele realisatie tot dat moment inclusief de werking van de AO/IC. Bij de definitieve vaststelling over de totale periode tot ultimo 2021 worden een controleverklaring, assurance rapport en een rapport van feitelijke bevindingen opgemaakt. Bij dit rapport van feitelijke bevindingen dient tevens te worden vastgesteld dat aan de overige voorwaarden van deze beschikking en de relevante verplichtingen van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is voldaan. In aanvulling hierop dient te worden beschreven hoe de eisen voortvloeiend uit de Algemene Verordening inzake Gegevensbescherming 2018 worden nageleefd. Het formulier inclusief bijlagen zendt u binnen 22 weken na afloop van het eerste tijdvak aan de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen. Dit kan digitaal via het subsidieportaal VWS; of op papier via de post of mail. Dit betekent dat het formulier inclusief bijlagen uiterlijk op 2 augustus 2020 moet zijn ingediend. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport t.a.v. Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen, team VWS Postbus BA Den Haag VWSsubsidies@minVWS.nl U dient in ieder geval de volgende bijlagen bij het formulier te voegen: o het activiteitenverslag o het financieel verslag o de controleverklaring van een accountant o het assurancerapport van een accountant o het rapport van feitelijke bevindingen van een accountant Pagina 19 van 23

20 Administratieplicht 1. U houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot uitvoering van SectorplanPlus. In dit verband wordt u met nadruk gewezen op de administratievoorschriften zoals deze zijn bepaald in artikel 5.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Deze administratie bestaat ten minste uit een projectadministratie, waaronder begrepen een financiële administratie en een administratie van de deelnemers per activiteit waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, juist en volledig zijn vastgelegd en ten behoeve van de vaststelling van de mate van subsidiabiliteit zijn te verifiëren met bewijsstukken. Deze administratie is voor controle beschikbaar op één locatie. 2. De administratie geeft inzicht in de begrote en gerealiseerde activiteiten. De financiële administratie geeft inzicht in de gemaakte subsidiabele kosten, de inkomsten en de wijze waarop de inkomsten en uitgaven aan de activiteiten van SectorplanPlus worden toegerekend, zodat de realisatie en rechtmatigheid hiervan verifieerbaar is bij een boekenonderzoek dan wel review. 3. Het is van belang dat de externe accountant reeds in een vroeg stadium wordt betrokken. Ik verwacht dat u als hoofdaanvrager bij aanvang kennis neemt van in het protocol gestelde eisen. 4. U werkt de eisen voor de financiële administratie en administratie van de deelnemers uit in een beschrijving van de Administratieve Organisatie / Interne Controle. 5. De administratie biedt desgevraagd inzicht in de gedane uitgaven en de verworven inkomsten in samenhang met andere subsidieregelingen met oog op de maximale toegestane cofinanciering. 6. Aan deze subsidie is verder de verplichting verbonden dat u desgevraagd aan ambtenaren van mijn ministerie inzage verstrekt in de bijgehouden administratie en alle inlichtingen verstrekt die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om een juist inzicht te verkrijgen in de uitvoering van het projectplan en de besteding van de subsidie. Daarnaast bent u verplicht er zorg voor te dragen dat uw accountant medewerking verleent aan een review door ambtenaren van mijn ministerie. U ontvangt hiervoor geen kostenvergoeding. Eventuele kosten vallen onder de toegewezen overhead. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende 10 jaren na de vaststelling van de subsidie bewaard. Tussentijdse controle 1. Uiterlijk binnen zes maanden na de verzenddatum van deze beschikking, dient u het door u vastgestelde rapport van de accountant met zijn bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar de opzet en het bestaan van de AO/IC in de vorm van een rapport van feitelijke bevindingen te sturen naar VWS. Bij de 1 e voortgangsrapportage, zoals beschreven in paragraaf E2, wordt in juni 2019 via een rapport van feitelijke bevindingen inzicht verschaft in de algehele realisatie tot dat moment inclusief de werking van de AO/IC. 2. Iedere verantwoordingsperiodes als beschreven in paragraaf F2, - oftewel ieder jaar - wordt afgesloten met een controleverklaring en assurance rapport over Pagina 20 van 23