Raadsmededeling - Openbaar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Raadsmededeling - Openbaar"

Transcriptie

1 Raadsmededeling - Openbaar Nummer : 23/2012 Datum : 31 januari 2012 B&W datum : 7 februari 2012 Portefeuillehouder : H.J. Rijks Onderwerp : Inkomen en vermogen in de Wet maatschappelijke ondersteuning. Aanleiding In verband met wijzigingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de taakstelling zoals opgenomen in de gemeentebegroting 2012 en volgende jaren is door de Raad op 20 december 2011 de nieuwe verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning vastgesteld. In deze verordening geeft de Raad tevens bevoegdheden aan het college om nadere uitvoeringsregels te stellen. Het college heeft deze nadere uitvoeringsregels op 22 december 2011 vastgesteld door middel van vaststelling van de beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalten De Wmo-raad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de inhoud van de verordening en de beleidsregels. De verordening en de beleidsregels zijn op de gebruikelijke wijze gepubliceerd. Vervolgens is in week 3 een vooraankondiging verzonden aan alle cliënten die de individuele voorziening hulp bij het huishouden (eventueel in combinatie met de voorziening regiotaxi ) ontvangen. In deze vooraankondiging is ook aangegeven dat door middel van een huisbezoek onder andere ook de nieuwe toekenningscriteria worden besproken. In dezelfde week heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een uitspraak gedaan over het hanteren van inkomensgrenzen in de Wmo. Daarnaast heeft de CRvB in week 51/2011 een uitspraak gedaan over het innen van een besparingsbijdrage in relatie tot het opleggen van een (wettelijke) eigen bijdrage. Vervolgens hebben het ministerie van VWS en de VNG hierover schriftelijk naar gemeenten gecommuniceerd hoe met deze uitspraken om te gaan. Met deze Raadsmededeling willen wij u graag nader informeren over de gevolgen van de beide uitspraken van de CRvB voor de toetsing van aanvragen voor voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Inhoud mededeling Huidige situatie In de beleidsregels is de mogelijkheid opgenomen om te beoordelen of de ondersteuningsvrager (financieel) zelfredzaam is en daarin het inkomen en het vermogen te betrekken. Dit om uiteindelijk te kunnen bepalen of de ondersteuningsvrager in aanmerking komt voor een individuele voorziening. Door middel van Raadsmededeling nr. 190/2011 B&W van 6 december 2011 hebben wij u al geïnformeerd dat de in eerste instantie te hanteren inkomensgrens van 150% (in het geval van hulp bij het huishouden en woonvoorzieningen) zou worden opgetrokken naar 200% van de van toepassing zijnde bijstandsnormen. Ook hebben wij u geïnformeerd dat wij de vrijlating van het vermogen zouden verruimen naar 300% van de van toepassing zijnde bijstandsnormen en de vrijlating van de overwaarde in de eigen woning naar 200% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Ten aanzien van vervoersvoorzieningen is in de verordening de inkomensgrens van 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnormen opgenomen. Dit in verband met concrete jurisprudentie. Vervolgsituatie Zoals onder Aanleiding al is aangegeven, is er inmiddels een aantal uitspraken ontvangen van de CRvB over het hanteren van inkomensgrenzen in de Wmo. Evenals Aalten hanteren veel gemeenten inmiddels inkomens- en vermogensgrenzen of willen dit gaan doen. Het ministerie van VWS en de

2 VNG ontvangen veel vragen van gemeenten over hoe met deze materie, gebaseerd op artikel 4 lid 2 van de Wmo,om te gaan. Dit artikel is als volgt geformuleerd en bepaalt dat: Bij het bepalen van de voorzieningen houdt het college van burgemeester en wethouders rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. VNG en VWS hebben inmiddels een nieuwsbrief en ledenbrief over dit onderwerp doen uitgaan. Daarin wordt gemeenten geadviseerd om - op basis van de uitspraken van de CRvB - geen aparte inkomens- en vermogensgrenzen te hanteren naast de wettelijke mogelijkheid zoals al wordt geboden door de eigen bijdrage regeling. Ook in Aalten maken wij gebruik van deze eigen bijdrage regeling. Deze wordt uitgevoerd door het CAK. De eigen bijdrage wordt berekend op basis van het van toepassing zijnde inkomen. Inmiddels is in voorbereiding om ook het (inkomen uit) vermogen voor een bepaald percentage mee te nemen in de berekening van de eigen bijdrage. Dit voorstel wordt opgenomen in de aanstaande wetswijziging Wmo in verband met de overheveling van de functie Begeleiding vanuit de AWBZ naar de Wmo. Collegebesluit Op grond van de uitspraken van de CRvB en de adviezen van het ministerie van VWS en de VNG hebben wij besloten om vanaf 1 januari 2012 de in onze beleidsregels opgenomen inkomens- en vermogensgrenzen voorlopig niet toe te passen. Voor wat betreft het begrip relevante vervoersbehoefte, waarbij een aanvraag voor een Regiotaxipas voor minder dan 52 ritten per jaar in principe niet wordt toegekend, wordt voorgesteld dit te blijven handhaven en achteraf te monitoren of de ondersteuningsvrager heeft voldaan aan dit principe. Dit geeft ons tevens de gelegenheid de ontwikkelingen op dit gebied dit jaar te volgen en af te stemmen in de regio. Wel stellen wij voor om ten aanzien van artikel 18, lid 5 van de verordening (het hebben van een auto) wel de inkomensgrens te blijven hanteren van 150% van de van toepassing zijnde normen in de Wwb, aangezien hierover wel concrete jurisprudentie aanwezig is. Het percentage heeft alleen betrekking op artikel 18, lid 5. Hierin wordt gesteld dat het bezit van een auto en de daarmee samenhangende kosten algemeen gebruikelijk wordt geacht. Er wordt dus geen inkomenstoets toegepast in het geval van de regiotaxi (artikel 18, lid 6). Communicatie Het collegebesluit wordt gepubliceerd in Aalten Actueel en op de website. De Wmo raad wordt hierover geïnformeerd. Tijdens het huisbezoek dat in verband met de herindicaties wordt afgelegd wordt de klant op de hoogte gesteld van deze wijzigingen. Daarnaast worden in februari alle eerder aangeschreven klanten schriftelijk van dit collegebesluit op de hoogte gesteld. Vragen van de fracties van de PP, de CU en de PvdA Daarnaast is er namens de fracties van de Progressieve Partij, de Christen Unie en de Partij van de Arbeid een aantal vragen over dit onderwerp gesteld voor het vragenuurtje van de raadsvergadering van 24 januari Een overzicht van de ingekomen vragen treft u als bijlage bij deze raadsmededeling aan. Door bovenstaande Raadsmededeling denken wij dat deze vragen zijn beantwoord en/of dat de beantwoording van deze vragen gelet op de inhoud van deze mededeling voor dit moment niet meer relevant is. Naar aanleiding van vraag 3 van genoemde fracties merken wij op dat wij indien in de toekomst noodzakelijk één en ander nog helderder in onze brief te verwoorden. De volgende stukken zijn voor u bijgevoegd: Vragenlijst van de fracties Progressieve Partij, ChristenUnie en Partij van de Arbeid. De volgende stukken zijn voor u ter inzage gelegd:

3 Vragen voor het vragenuurtje van de raadsvergadering van 24 januari 2012 inzake WMO. Aanleiding. Op 20 december 2011 is de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 vastgesteld. Tijdens de behandeling daarvan heeft is gewezen op het feit dat de staatssecretaris expliciet heeft aangegeven dat het verboden is in de WMO inkomensgrenzen te stellen. Het college heeft aangegeven hier zorgvuldig te bekijken. Op 22 december heeft het College het besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 vastgesteld. Op 20 januari heeft het college de wijzigingen in de WMO op grond van deze verordening en besluit gepubliceerd op de gemeentelijke site. Op 19 januari heeft het College de WMO gerechtigden per brief in kennis gesteld van de heronderzoeken Hulp bij het huishouden en Regiotaxi. Op 19 januari heeft het Ministerie een soort van richtlijn gepubliceerd rond het onderwerp inkomensgrenzen en WMO, mede naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 december 2011 (Edam, besparingsbijdrage). Hierbij de link naar deze richtlijn: 12%29.pdf Vragen. In de informatie aan de klanten wordt aangegeven dat de belangrijkste criteria die de gemeente per hanteert, zijn: bij een inkomen van meer dan 120% van de geldende bijstandsnorm wordt geacht dat de burger zelf in zijn vervoer kan voorzien. indien per jaar niet meer gereisd wordt dan 52 ritten dan wordt geacht dat de burger zelf in zijn vervoer kan voorzien. Vraag 1: Werken deze criteria in de praktijk niet gewoon als inkomensgrenzen en wordt daarmee een hele groep uitgesloten van de voorziening, terwijl dat volgens de wet en de interpretatie daarvan niet toegestaan is? Indien een aanvrager meer vermogen heeft dan de vermelde normen dan wordt hij/zij geacht zelf het probleem op het gebied van vervoer, huishoudelijk hulp en wonen te compenseren. Vraag 2: Is het stellen van vermogensgrenzen niet hetzelfde als inkomensgrenzen die volgens de wet en de interpretatie hiervan niet toegestaan is? Vraag 3: Denkt het College dat de informatie zoals die gegeven is onder het kopje Vermogen c.q. spaargeld duidelijk is voor een gemiddelde WMO gerechtigde?

4 De praktijk. Uitsluiting vervoersvoorziening bij een inkomen van meer dan 120%: Vraag 4: Betekent dit dat boven een inkomen van de norm alleenstaande + maximale toeslag x 120% = 1122,58 geen bijdrage in de vervoersvoorziening wordt verstrekt. Vraag 5: Kunt u aangeven wat de kosten zijn voor iemand die 1 x per maand resp. vanuit centrum Aalten, Bredevoort, Dinxperlo naar de puntbestemmingen Bocholt en Doetinchem reist in de oude en nieuwe situatie? Invoering vermogensgrens: Vraag 6: Klopt het dat een alleenstaande van pakweg 80 jaar met een spaargeld van ,, in een huurhuis, zonder auto, niet meer voor vergoeding in aanmerking zou komen voor huishoudelijke hulp, ook al is de situatie er naar dat betrokkene voor 4 uur geïndiceerd is? Vraag 7: Hoe is de situatie als dezelfde 80 jarige een spaargeldbedrag heeft van , een eigen huis met een waarde van , en een resthypotheek van , en een auto met een waarde van 5.000? Vraag 8: Klopt het dat in beide gevallen betrokkene ook niet in aanmerking komt voor een vergoeding in het aanbrengen van een voorziening als traplift e.d.? Bijlage: brief aan WMO geindiceerden van 19 januari Namens de fracties van: Progressieve Partij: ChristenUnie: Partij van de Arbeid Joop Wikkerink Johan Pennings Petra Hoezen

5

6

7

8

9

10

11

12 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) betreft Inkomensgrenzen in de Wmo uw kenmerk ons kenmerk BAOZW/U Lbr. 12/010 bijlage(n) 1 datum 31 januari 2012 Samenvatting De vraag of gemeenten inkomensgrenzen in de Wmo mogen hanteren is al vanaf de totstandkoming van de Wmo actueel. Doordat er over dit onderdeel de afgelopen jaren weinig jurisprudentie is gekomen, kwam de discussie tot voor kort niet verder. In het afgelopen jaar hebben veel gemeenten hun Wmo verordening aangepast volgens de principes van de Kanteling. Steeds meer gemeenten die de aanvraag beoordelen van een burger met een beperking die problemen ondervindt met zijn zelfredzaamheid en participatie, willen bij de oplossing ook diens eigen (financiële) verantwoordelijkheid en eigen sociale steunsysteem betrekken. Op 19 december 2011 en op 19 januari 2012 heeft de Centrale Raad van Beroep twee uitspraken gedaan in de casus van de gemeente Edam-Volendam (LJN:BU7263) en in de casus van de gemeente Dongen (LJN BV1309). De uitspraak van 19 december betrof een zaak waarbij de gemeente een scootmobiel in bruikleen had toegekend en daarbij een besparingsbijdrage aan de aanvrager had opgelegd. De Centrale Raad heeft uitgesproken dat artikel 4 lid 2 van de Wmo geen ruimte biedt om naast of in plaats van de eigen bijdrage-regeling van artikel 15 nog andere financiële voorwaarden zoals een besparingsbijdrage op te leggen.

13 De uitspraak van 19 januari 2012 ging over de zaak van de gemeente Dongen die had besloten een inkomensgrens voor de regiotaxi te gaan hanteren en daarom de vervoersvoorziening van een gebruiker introk omdat zijn inkomen hoger was dan de inkomensgrens. De Centrale Raad heeft geconcludeerd dat er bij de verstrekking van een vervoersvoorziening in natura, naast de op artikel 15 gebaseerde eigen bijdrage geen ruimte is voor een inkomensgrens. Wat betekenen deze uitspraken van de hoogste rechter voor het Wmo beleid van gemeenten? Mogen gemeenten nu wel of niet een inkomensgrens voor individuele Wmo voorzieningen hanteren? Op verzoek van de leden wijdt de VNG een aparte ledenbrief aan de consequenties van de uitspraken van de Centrale Raad voor het Wmo beleid van gemeenten. Onderwerp Inkomensgrenzen in de Wmo Datum 31 januari

14 Aan de leden informatiecentrum tel. (070) betreft Inkomensgrenzen in de Wmo uw kenmerk ons kenmerk BAOZW/U Lbr. 12/010 bijlage(n) 1 datum 31 januari 2012 Geacht college en gemeenteraad, De vraag of gemeenten inkomensgrenzen in de Wmo mogen hanteren is al vanaf de totstandkoming van de Wmo actueel. De juridische vraag achter deze discussie is de interpretatie van de betekenis van artikel 4 lid 2 van de Wmo mede in relatie tot de artikelen van de Wmo over de eigen bijdrage-regeling. Artikel 4 lid 2 luidt als volgt: Bij het bepalen van de voorzieningen houdt het college van burgemeester en wethouders rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. Doordat er over dit onderdeel de afgelopen jaren weinig jurisprudentie is gekomen, kwam de discussie tot voor kort niet verder. In het afgelopen jaar hebben veel gemeenten hun Wmo verordening aangepast volgens de principes van de Kanteling. Steeds meer gemeenten die de aanvraag beoordelen van een burger met een beperking die problemen ondervindt met zijn zelfredzaamheid en participatie, willen bij de oplossing ook diens eigen (financiële) verantwoordelijkheid en eigen sociale steunsysteem betrekken. Een groeiend aantal gemeenten besloot voor de HH en voor bepaalde vervoersvoorzieningen zoals scootmobielen inkomensgrenzen te hanteren. Een inkomensgrens houdt in dat een aanvrager met een inkomen boven het door de gemeente bepaalde norminkomen geen recht heeft op deze Wmo voorzieningen dan wel de kosten daarvan zelf moet dragen. Recent heeft de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep twee uitspraken gedaan die betrekking hebben op de discussie over de inkomensgrenzen.

15 De eerste is gedaan op 19 december 2011 in de casus van de gemeente Edam-Volendam (LJN:BU7263). Het betrof hier een zaak waarbij de gemeente een scootmobiel in bruikleen had toegekend en daarbij een besparingsbijdrage aan de aanvrager had opgelegd. Een besparingsbijdrage is een bijdrage die wordt gevraagd omdat de toegekende voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt die normaliter uit eigen inkomsten wordt betaald. De Centrale Raad heeft uitgesproken dat artikel 4 lid 2 van de Wmo geen ruimte biedt om naast of in plaats van de eigen bijdrage-regeling van artikel 15 nog andere financiële voorwaarden zoals een besparingsbijdrage op te leggen. De tweede uitspraak is gedaan op 19 januari 2012 in de casus van de gemeente Dongen. De gemeente Dongen had besloten een inkomensgrens voor de regiotaxi te gaan hanteren en had bestaande gebruikers van de regiotaxi toestemming gevraagd om inkomensgegevens bij de Belastingdienst op te vragen. Op grond van die gegevens had de gemeente geconcludeerd dat het inkomen van een gebruiker hoger was dan de inkomensgrens en had de vervoersvoorziening beëindigd. De Centrale Raad heeft geconcludeerd dat er bij de verstrekking van een vervoersvoorziening in natura, naast de op artikel 15 van de Wmo gebaseerde eigen bijdrage, geen ruimte is voor een inkomensgrens. Wat betekenen deze uitspraken van de hoogste rechter voor het Wmo beleid van gemeenten? Maken deze uitspraken werkelijk een eind aan alle juridische discussies over de betekenis van artikel 4 lid 2 van de Wmo? En mogen gemeenten nu wel of niet een inkomensgrens voor individuele Wmo voorzieningen hanteren? Op verzoek van de leden wijdt de VNG een aparte ledenbrief aan de consequenties van de uitspraken van de Centrale Raad voor het Wmo beleid van gemeenten. De reikwijdte van de uitspraken van de Centrale Raad In de zaak van de gemeente Edam Volendam ging het niet om de vraag of de gemeente een Wmo voorziening mag weigeren op grond van het inkomen van de aanvrager. De gemeente Edam Volendam had al een Wmo voorziening verstrekt en de vraag was of de gemeente in plaats van een eigen bijdrage een besparingsbijdrage mocht vragen. De rechter is daarover duidelijk: dat mag niet. De Centrale Raad baseert zijn uitspraak vooral op de interpretatie van de wetsgeschiedenis. Lastig daarbij is dat artikel 4 bij amendement in de Wmo terecht is gekomen. Daarom is er geen uitgebreide uitleg in de Memorie van Toelichting beschikbaar. Daarbij is een definitie van zelfredzaamheid gegeven die ruimte laat voor de stelling dat iemand die voldoende geld (inkomen) heeft en verstandelijke vermogens om zelf de nodige voorzieningen te regelen, niet in aanmerking komt voor een individuele voorziening. Immers: hij is zelfredzaam! Het parlementaire debat over dit amendement maakt duidelijk dat geen rekening mag worden gehouden met het vermogen (daarom is ook het woord capaciteit gebruikt). Ook wordt betoogd dat gemeenten geen inkomenspolitiek mogen voeren, wat dat dan ook moge betekenen. Met het inkomen mag wel rekening worden gehouden. onderwerp Inkomensgrenzen in de Wmo datum 31 januari /08

16 De uitspraak gaf nog geen duidelijk antwoord op de vraag of gemeenten een inkomensgrens mogen hanteren. Ook bleef de vraag onbeantwoord of de Wmo de gemeente verder geen enkele ruimte laat om bij de beoordeling van een Wmo aanvraag voor een voorziening rekening te houden met het inkomen van de aanvrager. In de zaak van de gemeente Dongen gaat de Centrale Raad een stap verder: de gemeente mag naast de eigen bijdrage geen inkomensgrens hanteren, zelfs niet voor het collectief vervoer. De inkomensgrens voor het collectief vervoer was onder de Wvg wel geaccepteerd. Individueel onderzoek en individueel maatwerk gaan boven alles Het verbod op een inkomensgrens voor het collectief vervoer komt niet helemaal uit de lucht vallen. In december 2010 deed de Centrale Raad een belangrijke uitspraak over het hanteren van een inkomensgrens in de Wmo in de zaak tegen de gemeente Ooststellingerwerf (LJN: B /2401 WMO). Deze gemeente had de aanvraag van een bejaarde man voor het collectief vervoer afgewezen op grond van diens inkomen en dit gemotiveerd met het algemeen gebruikelijk zijn van een auto bij een bepaalde inkomensgrens. De man had echter aangegeven vanwege zijn leeftijd geen auto meer te kunnen rijden. De rechter stelde dat de gemeente de aanvraag niet op grond van de inkomensgrens alleen had mogen afwijzen. Ook had de gemeente ten onrechte het collectief vervoer gelijk gesteld met het bezit van een auto. De gemeente had een individueel onderzoek naar de situatie van de aanvrager moeten doen en op die basis tot een passende oplossing moeten komen. Sinds die uitspraak is het duidelijk dat de gemeente bij iedere aanvraag altijd een individueel onderzoek moet doen naar de situatie van de aanvrager en op basis daarvan een individuele afweging moet maken. Een algemene inkomensgrens hanteren voor individuele voorzieningen past per definitie niet bij de opdracht maatwerk te leveren. Het begrip algemeen gebruikelijk Veel gemeenten hebben in hun verordening opgenomen dat het collectief vervoer voor mensen met een inkomen boven een bepaalde grens als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd. Een aantal gemeenten heeft dezelfde redenering toegepast op de HH. Deze redenering berust op een misverstand met betrekking tot de toepassing van het begrip algemeen gebruikelijk. De criteria om een voorziening als algemeen gebruikelijk te benoemen zijn: De voorziening is niet speciaal voor mensen met een handicap bedoeld. De voorziening moet in normale winkels te koop zijn De voorziening moet een prijs hebben die niet zodanig hoog is waardoor de voorziening voor grote groepen mensen onbereikbaar zou worden. Om die reden kan een scootmobiel niet algemeen gebruikelijk zijn want die is alleen bedoeld voor mensen met een beperking. onderwerp Inkomensgrenzen in de Wmo datum 31 januari /08

17 Voor het collectief vervoer geldt in feite hetzelfde. Onder de AAW, de voorloper van de Wvg, bestond alleen een inkomensgrens voor de auto. Boven die grens werd een auto als algemeen gebruikelijk beschouwd. De gemeenten hebben onder de Wvg de inkomensgrens voor de auto uitgebreid naar het collectief vervoer. Maar uit de hierboven geciteerde uitspraak van de Centrale raad van december 2010 blijkt al dat de Centrale Raad het collectief vervoer niet gelijk stelt met de auto. Van het collectief vervoer kan niet worden gesteld dat het bij een bepaald inkomen algemeen gebruikelijk is. Het is speciaal bedoeld voor mensen met een beperking en als mensen zonder beperking er ook mee mogen reizen dan betalen die laatsten een kostendekkend tarief. Mensen met een beperking hebben geen alternatief voor het collectief vervoer als zij geen auto (kunnen) rijden. De HH lijkt op het eerste gezicht wel te voldoen aan deze criteria. Maar de volgende vraag is dan: bij welke inkomensgrens is HH algemeen gebruikelijk? SGBO heeft hiernaar eind 2006 in opdracht van de VNG onderzoek gedaan. SGBO heeft toen allerlei regelingen, wetten, CAO s en jurisprudentie bekeken en heeft geconcludeerd dat inkomensgrenzen met verschillende doelen en op verschillende niveaus worden gehanteerd. Er vallen uit de bestaande praktijk geen objectieve gronden af te leiden waarop de hoogte van een inkomensgrens kan worden gebaseerd. SGBO concludeert in haar onderzoek dat als gemeenten inkomensgrenzen willen hanteren, zij het beste kunnen aansluiten bij de Wmo eigen bijdrage-regeling zelf. In ieder geval is de Wmo niet te vergelijken met Bijstand. De inkomensgrenzen van de (bijzondere) bijstand gelden niet voor de Wmo. Het is niet de bedoeling van de Wmo dat mensen met een beperking met hun inkomen op het niveau van de bijstand uitkomen als ze de voorziening zelf moeten betalen. Zonder inkomensgrens groei van het aantal gebruikers van het collectief vervoer? Gemeenten vrezen dat het aantal gebruikers van het collectief vervoer fors zal stijgen als zij geen inkomensgrens meer mogen hanteren. Daardoor zullen de kosten van het collectief vervoer stijgen en zal dit vervoer uiteindelijk ook voor de Wmo doelgroep met een lager inkomen duurder worden. Op dit moment is niet goed te overzien of deze vrees terecht is. In dit verband wijst de VNG op landelijk onderzoek waaruit blijkt dat 40% van de huidige pashouders niet of nauwelijks gebruik maak van het collectief vervoer. Ook blijkt dat 40% van de pashouders daarnaast ook gebruik maakt van het gewone openbaar vervoer. Het kan dus raadzaam zijn voor gemeenten om nog eens goed te kijken naar de indicatiestelling. En dan is er nog de vraag gesteld of de gemeente voor het collectief vervoer met gedifferentieerde tarieven zou kunnen werken om het systeem meer kostendekkend te maken.. Mensen met een beperking met een hoger inkomen zouden dan een hoger tarief kunnen betalen. Deze vraag kan niet zonder meer bevestigend beantwoord worden. onderwerp Inkomensgrenzen in de Wmo datum 31 januari /08

18 In plattelandsgebieden waar nauwelijks meer gewoon openbaar vervoer bestaat, zijn nietautobezitters met en zonder beperking afhankelijk van het collectief vervoer. Beiden hebben geen alternatief. Toch betalen de mensen met een beperking het OV tarief en mensen zonder beperking het hogere tarief. In dit geval lijkt het rechtvaardiger om bij de toepassing van het hogere tarief rekening te houden met het inkomen van een persoon. In stedelijke gebieden daarentegen hebben mensen zonder beperking het gewone openbaar vervoer als alternatief voor de auto, mensen met een beperking hebben dat niet. Is het dan redelijk om mensen met een beperking en een hoger inkomen een hoger tarief dan het OV-tarief te laten betalen? De VNG zal de ontwikkelingen op dit terrein blijven volgen en signalen van grotere stijgingen van aantallen gebruikers van het collectief vervoer onder de aandacht brengen van het rijk. Geen algemene inkomensgrens voor Wmo voorzieningen, maar wat dan? De Centrale Raad heeft het laatste woord over het vraagstuk van de financiële zelfredzaamheid nog niet gesproken. Zo loopt er bij een rechtbank nog een zaak over een persoon met een beperking die een aangepaste woning in haar woonplaats verliet om samen te gaan wonen met een nieuwe partner in een andere gemeente. Het echtpaar kocht een woning ter waarde van 1 miljoen euro en vroeg de gemeente te kosten van de voor haar handicap noodzakelijke aanpassingen te vergoeden. De gemeente was van oordeel dat iemand die een dergelijk bedrag voor een huis kan uitgeven ook in staat is de aanpassingen daaraan zelf te financieren. Als ook deze zaak voor de Centrale Raad komt zal de uitspraak bijdragen tot meer inzicht in de grenzen van de Wmo. Tot die tijd kan de VNG een tweetal varianten laten zien waaruit gemeenten een keuze kunnen maken. Gemeenten die juridisch geen enkel risico willen lopen adviseren wij te kiezen voor variant 1. De variant 2 is naar de stand van de huidige jurisprudentie veilig, maar de VNG kan niet garanderen dat zaken anders komen te liggen als de Centrale Raad nieuwe uitspraken doet. Voor deze variant zullen wij in overleg treden met het Rijk om de Wmo en het Besluit MO op dit punt te verduidelijken. 1. De juridisch absoluut veilige variant Aan alle aanvragers die vanwege hun beperking in aanmerking komen voor een Wmovoorziening, wordt de voorziening verstrekt onder betaling van een eigen bijdrage volgens de regeling in het Besluit Wmo dan wel betaling van het OV-tarief voor het collectief vervoer. Let er daarbij op dat de eigen bijdrage over de volledige kostprijs van de voorziening wordt berekend. onderwerp Inkomensgrenzen in de Wmo datum 31 januari /08

19 2.. De juridisch tamelijk veilige variant van de omgekeerde toepassing van de eigen bijdrageregeling Deze variant komt er op neer dat personen die op grond van hun inkomen de volledige kostprijs van de voorziening zelf kunnen betalen (en regelen) een voorziening uit de Wmo geweigerd kan worden. Uit de wetgeschiedenis van de Wmo kan worden afgeleid dat voor de bepaling van de draagkracht van de aanvrager kan worden aangeknoopt bij die van de eigen bijdrageregeling in het Besluit maatschappelijke ondersteuning. De eigen bijdrage regeling (zoals opgenomen in H4 van het Besluit) houdt in, dat tot 120% van het sociaal minimum voor een alleenstaande 65+ respectievelijk tot 105% van het sociaal minimum voor een alleenstaande 65- een vastgelegd maximumbedrag (jaarlijks geïndexeerd) geldt. Boven deze inkomensgrens geldt een maximum eigen bijdrage van 15% over het meerdere inkomen. Daarmee zijn de inkomensgrenzen, die in de Wmo gehanteerd mogen worden, al vastgelegd als landelijke norm, die geldt voor het bepalen van de draagkracht bij de individuele toetsing conform het compensatiebeginsel (art. 4 Wmo). De normering beoogt zowel maxima te stellen, als deze te uniformeren en invulling te geven aan draagkrachtprincipes, mede voor de toepassing van het compensatiebeginsel in de Wmo. In de bijlage bij deze ledenbrief wordt een voorbeeldberekening gegeven. De variant laat onverlet dat de gemeente altijd de individuele toets op zowel zelf in staat zijn te organiseren als zelf kan betalen dient toe te passen. Houd daarbij ook rekening met cumulatie van kosten van Wmo en AWBZ-voorzieningen, want het CAK, die de cumulatie van eigen bijdragen bewaakt, komt in deze variant niet voor. De gemeente zal bij toepassing van deze variant aparte afspraken met het CAK moeten maken. Samengevat komt deze variant er op neer dat de gemeente de eigen bijdrage-regeling uit het Besluit niet toepast op het moment dat een persoon de voorziening heeft gekregen, maar deze betrekt bij de beoordeling van de aanvraag. Biedt de Wmo nog andere mogelijkheden voor eigen gemeentelijk beleid? Met de uitspraken van de hoogste rechter lijkt het erop dat artikel 4 lid 2 gemeenten geen ruimte meer biedt om te beoordelen of een aanvrager van een Wmo voorziening deze zelf kan regelen en betalen. De Centrale Raad verbindt dit artikel met de eigen bijdrage-regeling van artikel 15. Maar de rechter heeft nog niets gezegd over artikel 4 lid 1. De kern van dit artikel is : ter compensatie van beperkingen die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, treft het college van B en W voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hen in staat stellen enz. Met andere woorden het gaat erom of een persoon beperkingen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. En de volgende vraag is dan, of hij in staat is de beperkingen te compenseren door een oplossing te organiseren en te betalen. Als die persoon dat kan hoeft er niet gecompenseerd te worden. Maar de vraag is hoe beoordeelt een gemeente of iemand zelf in staat is de oplossing te organiseren en te betalen. onderwerp Inkomensgrenzen in de Wmo datum 31 januari /08

20 De VNG stelt zich, na advisering door juristen, op het standpunt dat wij de gemeenten op dit moment niet willen adviseren om te experimenteren met de ruimte die artikel 4 lid 1 mogelijk nog biedt. Dat betekent niet dat u als gemeente het niet mag proberen, maar de wetgever zal geen tegemoetkoming bieden en u neemt bewust het risico dat het beleid moet worden bijgesteld als een rechterlijke uitspraak dat gebiedt. Overleg VNG en Rijk over de Wmo en het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning De VNG is met het rijk in overleg om de Wmo en het Besluit MO met betrekking tot de eigen bijdrage regeling te verduidelijken en aan te vullen. Het gaat om de volgende zaken: De volledige kostprijs als grens voor de eigen bijdrage In het Besluit Wmo is nog aanvullend de bepaling opgenomen, dat in het geval van het verschaffen in eigendom van een voorziening, gedurende maximaal 3 jaar (39 perioden van 4 weken) een eigen bijdrage dan wel eigen aandeel in de financiële vergoeding in rekening gebracht mag worden. Deze bepaling kan ertoe leiden dat burgers niet de volledige kostprijs voor een voorziening betalen (b.v. bij een grote verbouwing). De toelichting op het Besluit bepaalt anderzijds dat de grens voor het betalen van een eigen bijdrage ligt bij het betalen van de volledige kostprijs. Over de eigen bijdrage voor een voorziening in bruikleen zegt het Besluit niets. Uitgangspunt zou moeten zijn dat de grens voor de eigen bijdrage ligt bij het betalen van de volledige kostprijs of het nu gaat om een voorziening in eigendom dan wel in bruikleen. De omgekeerde toepassing van de eigen bijdrage-regeling in het Besluit MO opnemen Deze variant lijkt niet in strijd met de bestaande jurisprudentie, maar de tekst van het Besluit MO is er niet duidelijk over. Een verduidelijking van het Besluit MO op dit punt is noodzakelijk om gemeenten volledige zekerheid te bieden dat dit is toegestaan. De vermogenstoets Bij de behandeling van de Wmo in de Eerste Kamer is destijds gesproken over het hanteren van een vermogenstoets. Daarop is geantwoord, dat dit niet wenselijk wordt geacht, aangezien het inkomen voldoende maatstaf voor draagkracht wordt geacht. In de Bestuursafspraken (p. 52) is nog het volgende opgenomen: Rijk en VNG spreken af zo spoedig mogelijk te onderzoeken of in de Wmo een vermogenstoets kan worden ingevoerd en of de wettelijke bepaling die rolstoelen uitsluit van een eigen bijdrage kan worden geschrapt. Inmiddels ligt er nu een wetsvoorstel bij de Raad van State, waarin het huidige inkomensbegrip voor eigen bijdragen in de AWBZ en Wmo wordt uitgebreid met een vermogensbestanddeel. Deze vermogensinkomensbijtelling houdt in, dat het inkomen dat relevant is voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage wordt opgehoogd met een percentage (4%) van het belastbaar vermogen (boven vrijstellingsgrens box 3). Het eigen huis blijft buiten beschouwing. onderwerp Inkomensgrenzen in de Wmo datum 31 januari /08

21 De Kanteling en het onderscheid tussen algemeen/collectief en individueel In het licht van de Kanteling zullen gemeenten steeds meer algemene en collectieve Wmo voorzieningen in het leven roepen die voorliggend zijn aan individuele voorzieningen. Artikel 15 lid 1 van de Wmo verbindt de eigen bijdrage aan een individuele voorziening. Daarentegen spreekt artikel 4 lid 1 van voorzieningen die het college moet treffen om burgers met een beperking te compenseren. In de Wmo en in de wetgeschiedenis van de Wmo is niet terug te vinden hoe gemeenten de eigen bijdrage moeten toepassen bij algemene en collectieve voorzieningen. Van de omslag van individueel naar algemeen/collectief wordt meestal gesteld dat deze kostenbesparend is. Maar als er bij een algemene/collectieve voorziening geen eigen bijdrage in de kosten zou mogen worden opgelegd, dan wordt de besparing hoogstwaarschijnlijk weer teniet gedaan. De VNG vindt dat de mogelijkheid van een eigen bijdrage of bijdrage in de kostprijs van algemene en collectieve voorzieningen onderzocht en uitgewerkt moet worden. Daarbij moet er ook aandacht zijn voor de cumulatie van eigen bijdragen of bijdragen in de kostprijs als deze niet via het CAK lopen. Waarschijnlijk zal de Wmo daarvoor moeten worden aangepast. Decentralisatie begeleiding en de eigen bijdrage-regeling Bij de overheveling van de extramurale begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo zal de huidige eigen bijdrage regeling in beginsel ook van toepassing zijn op de begeleiding. Het Transitiebureau begeleiding van VWS en VNG zal voor de eigen bijdrage-regeling voor de begeleiding een handreiking voor gemeenten maken. Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten mr. R.J.J.M. Pans voorzitter directieraad Deze ledenbrief staat ook op onder brieven. onderwerp Inkomensgrenzen in de Wmo datum 31 januari /08

22 Bijlage I Voorbeeldberekening van de omgekeerde toepassing van de eigen bijdrageregeling Tabel: Berekening met gebruikmaking van de CAK-rekenmodule eigen bijdrage Wmo 2011: (Verzamel) inkomen Max periodebijdrage Max bijdrage na Wtcg 4 wk 13x / jaar 4 wk 13x /jaar ,40 330,20 17,02 221, ,40 330,20 17,02 221, * 25,40 330,20 17,02 221, ,20 444,60 22,90 297, ,25 744,25 38,36 498, , ,35 77, , , ,87 110, , , ,88 265, , , ,89 419, ,14 *Het omslagpunt van vast wettelijk minimum naar procentuele aanslag (max 15%) ligt net boven een inkomen van Uitgaande van deze bovengrens van 15% van het (verzamel)inkomen, kan de door de gemeente te hanteren inkomensgrens als volgt berekend worden. Voor de afweging of iemand voor hulp of een voorziening op grond van zijn draagkracht in aanmerking komt of afgewezen kan worden, wordt berekend wat de kosten voor de ondersteuning per 4-wekenperiode of op jaarbasis zijn. Liggen die kosten boven de maximale periodebijdrage of jaarbijdrage, dan gaat dit boven de draagkracht van betrokkene uit. Dan dient de gemeente aan betrokkene ondersteuning te leveren, onder inhouding van de maximaal op te leggen eigen bijdrage of eigen aandeel. Liggen de kosten onder deze maximale bijdrage, dan is betrokkene qua draagkracht in principe in staat om daar zelf in te voorzien, en kan de gemeente na toetsing de aanvraag afwijzen. Bij grensgevallen en bijzondere persoonlijke omstandigheden kan de gemeente ook besluiten wel over te gaan tot toekenning. De inning van de toegestane eigen bijdrage/het eigen aandeel dekt dan in principe toch de kosten van de geleverde ondersteuning van de gemeente tot de kostprijs is opgebracht. onderwerp Inkomensgrenzen in de Wmo datum 31 januari /02

23 BIJLAGE I LJN: BU7263, Centrale Raad van Beroep, 09/5990 WMO Print uitspraak Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Sociale zekerheid Hoger beroep Inkomensgrenzen; besparingsbijdrage; verbindendheid verordening. Onder verwijzing naar de aangehaalde wetsgeschiedenis is de Raad van oordeel dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om artikel 4 lid 2 Wmo, mede in verband met de inkomenseffecten, te interpreteren in het licht van de artikelen 15 en 19 van de Wmo. Deze interpretatie leidt ertoe dat artikel 4 lid 2 Wmo geen ruimte biedt om naast de op artikel 15 van de Wmo gebaseerde bijdrage extra financiële voorwaarden, zoals een besparingsbijdrage op te leggen bij het verstrekken van een voorziening in natura als de scootmobiel. Dat de besparingsbijdrage zijn grondslag vindt in het algemeen gebruikelijk zijn van het bezit van een fiets, doet daar niet aan af. De uitsluitingsgrond algemeen gebruikelijk kan in het kader van de Wmo slechts zien op de in aanmerking komende voorziening zelf en kan, gelet op het voorgaande, geen grondslag bieden voor een bijdrage in verband met een mogelijke besparing van kosten van een andere, wel algemeen gebruikelijke voorziening. Vindplaats(en): JWWB 2012, 15 Rechtspraak.nl RSV 2012, 54 m. nt. mr. C.W.C.A. Bruggeman en mr. H.F. van Rooij USZ 2012, 33 m. nt. M.F. Vermaat Uitspraak 09/5990 WMO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam (hierna: College) tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 22 september 2009, 08/682, (hierna: aangevallen uitspraak) in het geding tussen: [betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene) en het College Datum uitspraak: 19 december 2011

24 I. PROCESVERLOOP Namens het College heeft drs. W. Peters, werkzaam bij Stimulansz te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Namens betrokkene heeft ing. D. Jongejan, werkzaam bij de Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie (hierna: ANGO) een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.R. Norp en E.M. Wever. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door drs. M.M. van der Erve, werkzaam bij de ANGO. II. OVERWEGINGEN 1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden Betrokkene heeft op 6 juli 2007 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel Bij besluit van 7 september 2007 heeft het College betrokkene een scootmobiel in bruikleen toegekend. Voorts heeft het College betrokkene een besparingsbijdrage opgelegd van 345,--. Daarbij is overwogen dat deze bijdrage is vastgesteld omdat de toegekende voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt die uit eigen inkomsten moet worden betaald Betrokkene heeft tegen de oplegging van de besparingsbijdrage bezwaar gemaakt Bij besluit van 12 december 2007 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 7 september 2007 ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met beslissingen over de vergoeding van proceskosten en griffierecht - het beroep van betrokkene tegen het besluit van 12 december 2007 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het besluit van 7 september 2007, voor zover dit ziet op de oplegging van de besparingsbijdrage, herroepen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Wmo geen grondslag biedt voor het opleggen van een besparingsbijdrage als hier aan de orde. 3. Het College heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. 4. De Raad komt tot de volgende beoordeling Wettelijk kader Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, onderdeel 6, van de Wmo wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder maatschappelijke ondersteuning: het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer Artikel 4, eerste lid, van de Wmo, voor zover hier van belang, bepaalt dat ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 6, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, het college van burgemeester en wethouders voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen om een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Wmo houdt het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget. Aan artikel 5, eerste lid, van de Wmo is in de gemeente Volendam-Edam uitvoering gegeven door vaststelling van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2007 (hierna: Verordening).

25 In artikel 1, aanhef en onder k, van de Verordening is bepaald dat in deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening (deels) een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen Artikel 2, derde lid, eerste volzin, van de Verordening luidt als volgt: Indien een individuele voorziening mede inhoudt een algemeen gebruikelijke voorziening, wordt voor het gedeelte dat als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt, een besparingsbijdrage geheven, alvorens de voorziening wordt verstrekt In artikel 4, aanhef en onder a, van het Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Edam-Volendam 2007 (hierna: Besluit Vmo) is bepaald dat de besparingsbijdrage voor een aangepaste fiets, scootmobiel 12 of 15 km/uur en/of een handbike 345,-- bedraagt De Raad staat allereerst voor de vraag of in hetgeen bij of krachtens de Wmo is bepaald grondslag kan worden gevonden voor het opleggen van een besparingsbijdrage. Hetgeen het College in hoger beroep heeft aangevoerd komt erop neer dat die grondslag gelegen is in artikel 4, tweede lid, van de Wmo De Raad stelt vast dat de tekst van artikel 4 van de Wmo is gebaseerd op het amendement van Van Miltenburg c.s. (Kamerstukken II, , nr. 65). De Raad maakt uit het parlementaire debat, dat naar aanleiding van dit amendement is gevoerd, het volgende op. Het aspect rekening houden met de capaciteit van de aanvrager, zoals dat in artikel 4, tweede lid, van het amendement is voorgesteld, is door de staatssecretaris gekoppeld aan de eigenbijdrageregeling. De staatssecretaris heeft in de kamer toegezegd de eigenbijdrageregeling te zullen uitwerken in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), waarmee zij invulling zal geven aan de bedoeling van het amendement (Kamerstukken II, , nr. 98, p ). Deze AMvB is het Besluit maatschappelijke ondersteuning dat in ontwerp aan de Tweede Kamer is toegestuurd en waarin in hoofdstuk IV de regeling voor de eigen bijdrage en de hoogte van de financiële tegemoetkomingen is opgenomen (Kamerstukken II, , nr. 105, nr. 107 en nr. 111 p. 5 en 6). Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris naar aanleiding van vragen over artikel 4, tweede lid, opnieuw verwezen naar de eigenbijdrageregeling en daarbij toegelicht dat deze eigenbijdrageregeling voor gemeenten een richtsnoer zal vormen voor het beoordelen van iemands draagkracht, waarbinnen gemeenten beleidsvrijheid hebben (Kamerstukken I, , nr. C, p. 2-3) De Raad is van oordeel dat de wettelijke grondslag voor het Besluit maatschappelijke ondersteuning, waarin de regels voor de eigen bijdrage bij een verleende individuele voorziening of persoonsgebonden budget en het eigen aandeel bij de hoogte van de financiële tegemoetkoming zijn neergelegd, is gelegen in de artikelen 15 en 19 (in het voorstel van wet artikel 16 geheten) van de Wmo. Aan de artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II, , nr. 3, p. 35 en 36) ontleent de Raad het volgende: De vormgeving van het Wmo-beleid dient plaats te vinden op lokaal niveau in de plaatselijke democratie. Daarvoor moet de gemeente voldoende vrijheid en een adequaat instrumentarium hebben. Het kunnen voeren van een eigenbijdragebeleid maakt daarvan deel uit. De gemeente dient voldoende vrijheid te krijgen om een eigen bijdrage vast te stellen. Het is echter onwenselijk dat gemeenten een inkomensbeleid gaan voeren. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zullen nadere regels worden gesteld. De regering wil daarin kiezen voor een tussenweg: een begrensde gemeentelijke vrijheid. (...) De nadere regels zullen vergelijkbaar zijn met de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg. Met name wordt gedacht aan regels waarbij wordt bepaald dat wat verschuldigd is aan eigen bijdrage en aan eigen aandeel in de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, niet meer bedraagt dan een bepaald deel van het inkomen. Van de zijde van de regering is aan de Tweede kamer verduidelijkt waarom het voeren van inkomensbeleid door gemeenten onwenselijk wordt geacht: De regering acht inkomensbeleid de verantwoordelijkheid van het Rijk. Wanneer meerdere bestuurslagen zich hiermee bezig houden kunnen ongewenste effecten optreden, zoals bijvoorbeeld de armoedeval. De stapeling van eigen bijdragen voor de Wmo en de AWBZ wordt in het voorstel van de regering onmogelijk gemaakt door het hanteren van een anticumulatiebeding. Dat betekent dat een cliënt voor AWBZ en Wmo voorzieningen gezamenlijk nooit meer betaalt dan de maximale inkomensafhankelijke bijdrage voor de AWB. (T.K., , , nr. 29) De Raad leidt uit de onder 4.3 en 4.4 aangehaalde wetsgeschiedenis af dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om artikel 4, tweede lid, van de Wmo, mede in verband met inkomenseffecten, te interpreteren in het licht van de artikelen 15 en 19 van die wet. Deze interpretatie leidt ertoe dat artikel 4, tweede lid, van de Wmo geen ruimte biedt om naast de op artikel 15 van de Wmo gebaseerde bijdrage extra financiële voorwaarden, zoals een besparingsbijdrage, op te leggen bij het verstrekken van een voorziening in natura als de scootmobiel Dat deze besparingsbijdrage zijn grondslag vindt in het algemeen gebruikelijk zijn van het bezit van een fiets, doet daaraan niet af. De uitsluitingsgrond algemeen gebruikelijk kan in het kader van de Wmo slechts zien op de in aanmerking komende

26 voorziening zelf en kan, gelet op het voorgaande, geen grondslag bieden voor een bijdrage in verband met een mogelijke besparing van kosten van een andere, wel algemeen gebruikelijke voorziening Op grond van het voorgaande zijn artikel 1, aanhef en onder k, en artikel 2, derde lid, eerste volzin van de Verordening wegens strijd met de Wmo onverbindend Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 5. De Raad veroordeelt het College tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op 874,-- voor rechtsbijstand. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak; Veroordeelt het College tot vergoeding van de proceskosten in hoger beroep tot een bedrag van 874,--; Bepaalt dat van het College een griffierecht van 447,-- wordt geheven. Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en J.J.A. Kooijman als leden, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december (get.) R.M. van Male. (get.) J. de Jong. HD

27 BIJLAGE II LJN: BV1309, Centrale Raad van Beroep, 10/4441 WMO + 10/5522 WMO + 11/2194 WMO Print uitspraak Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Sociale zekerheid Hoger beroep Beëindiging vervoersvoorziening in de vorm van een regiotaxi. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat op grondslag van het bezwaar een volledige heroverweging van het primaire besluit plaatsvindt, waarbij tijdens de bezwaarfase overgelegde gegevens dienen te worden meegewogen. Geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand te laten. Bevestiging aangevallen uitspraak. Nader besluit. Bij de verstrekking van een vervoersvoorziening in natura is, naast de op artikel 15 van de Wmo gebaseerde eigen bijdrage, geen ruimte voor een inkomensgrens. Beroep gegrond. De Raad ziet voorziet zelf en herroept het primaire besluit waarbij de aan betrokkene beschikbaar gestelde vervoersvoorziening in de vorm van regiotaxi met ingang van 30 juli 2009 is beëindigd. Vindplaats(en): JWWB 2012, 27 Rechtspraak.nl RSV 2012, 73 m. nt. mr. H.F. van Rooij en mr. C.W.C.A. Bruggeman Uitspraak 10/4441 WMO 10/5522 WMO 11/2194 WMO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 23 juli 2010, 09/4797 (hierna: aangevallen uitspraak) in het geding tussen: [Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene) en appellant Datum uitspraak: 18 januari 2012 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.

28 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.G. van Binnendijk. Betrokkene is met voorafgaand bericht niet verschenen. De Raad heeft vervolgens vastgesteld dat het onderzoek niet volledig is geweest en heeft het onderzoek heropend. De nadere behandeling van de zaak ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei Appellant heeft zich opnieuw laten vertegenwoordigen door mr. Van Binnendijk. Betrokkene is met voorafgaand bericht niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1.1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden Betrokkene heeft in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo) op 5 maart 2007 een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening. Bij besluit van 14 maart 2007 heeft appellant betrokkene in aanmerking gebracht voor een collectieve vervoersvoorziening in de vorm van een rolstoeltaxi (regiotaxi) Bij brief van 13 mei 2009 heeft appellant betrokkene op de hoogte gesteld van het feit dat met ingang van 15 mei 2009 voor het gebruik van de regiotaxi een inkomensgrens geldt. Daarbij is aan betrokkene verzocht toestemming te verlenen voor het opvragen van haar inkomensgegevens bij instanties als de Belastingdienst en CAK. Op 17 mei 2009 heeft betrokkene het daartoe bestemde formulier aan appellant retour gezonden en aangegeven niet akkoord te gaan met het opvragen van gegevens bij in- en externe instanties Bij brief van 26 mei 2009 heeft appellant betrokkene verzocht om uiterlijk 10 juni 2009 haar inkomensgegevens te verstrekken. Bij brief van 11 juni 2009 heeft appellant dit verzoek herhaald en betrokkene daarvoor een termijn van een week gegeven. Bij brief van 23 juni 2009 heeft appellant betrokkene een laatste termijn van een week gegund om mee te werken aan het inkomensonderzoek. Daarbij is aangegeven dat indien de inkomensgegevens niet binnen deze termijn zijn overgelegd, er geen heronderzoek kan plaatsvinden en de regiotaxivoorziening zal worden beëindigd Bij besluit van 30 juli 2009 heeft appellant de aan betrokkene beschikbaar gestelde vervoersvoorziening in de vorm van regiotaxi met ingang van 30 juli 2009 beëindigd, op de grond dat betrokkene niet heeft meegewerkt aan het inkomensonderzoek Bij besluit van 2 oktober 2009 heeft appellant het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 30 juli 2009 ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat betrokkene herhaaldelijk heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het inkomensonderzoek, waardoor het recht op een vervoersvoorziening niet kan worden vastgesteld. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het besluit van 2 oktober 2009 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en appellant opdracht gegeven een nieuw besluit te nemen. De opdracht houdt in dat appellant bij het nieuwe besluit op bezwaar de tijdens de bezwaarfase bekend geworden inkomensgegevens van betrokkene dient te betrekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant ten onrechte heeft geweigerd het ter hoorzitting door betrokkene gedane aanbod tot het overleggen van inkomensgegevens te aanvaarden. De rechtbank heeft ten slotte overwogen dat zij de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit op bezwaar niet in stand zal laten, omdat niet zeker is dat de beschikbare inkomensgegevens van betrokkene een compleet beeld zullen geven van het gezinsinkomen. 3. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Daarbij heeft appellant onder meer aangevoerd dat betrokkene zich pas op de hoorzitting van 1 oktober 2009 bereid heeft verklaard de gevraagde gegevens te verstrekken. Appellant stelt zich op het standpunt dat indien pas tijdens de bezwaarfase de gevraagde inlichtingen worden verstrekt dit er niet kan toe leiden dat de gevolgen van het niet voldoen aan de inlichtingenplicht met terugwerkende kracht ongedaan gemaakt worden. Ten slotte heeft appellant gesteld dat, indien de inkomensgegevens van betrokkene wel in aanmerking worden genomen, moet worden geconcludeerd dat betrokkene niet langer in aanmerking komt voor de betreffende voorziening, omdat sprake is van te hoog gezinsinkomen. 4. Bij besluit van 23 augustus 2010 heeft appellant ter uitvoering van de aangevallen uitspraak een nieuw besluit op bezwaar genomen. Daarbij is de vervoersvoorziening van betrokkene met ingang van 7 september 2009 beëindigd, op de grond dat het inkomen van betrokkene en haar echtgenoot 2.377,99 per maand bedraagt, hetgeen hoger is dan de inkomensgrens van 2.134,-- per maand. Bij brief van 26 augustus 2010 heeft betrokkene bij de rechtbank beroep ingesteld tegen dit besluit. 5. Raad komt tot de volgende beoordeling.

29 Ten aanzien van de aangevallen uitspraak 5.1. De beroepsgrond van appellant dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de in de bezwaarfase beschikbaar gekomen inkomensgegevens van betrokkene bij de beoordeling van het bezwaar dienen te worden betrokken, slaagt niet. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) er toe strekt dat op grondslag van het bezwaar een volledige heroverweging van het primaire besluit plaatsvindt, waarbij tijdens de bezwaarfase overgelegde gegevens dienen te worden meegewogen. De uitspraak van de Raad van 15 mei 2001, LJN AJ9842, waarop appellant zich ter onderbouwing van zijn standpunt beroept, ziet op geheel andere feiten en omstandigheden. In die uitspraak heeft de Raad geoordeeld dat feiten en omstandigheden die niet gerelateerd kunnen worden aan de situatie in de periode in geding, bij de heroverweging in beginsel buiten beschouwing kunnen blijven De Raad begrijpt het hoger beroep van appellant voorts aldus dat de rechtbank na vernietiging van het besluit op bezwaar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand had moeten laten. Ook deze grond slaagt niet. Artikel 8:72, derde lid, van de Awb bepaalt dat de rechtbank kan bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven. Het betreft een discretionaire bevoegdheid. De Raad ziet in de omstandigheden van dit geval, waarin uitsluitend de omvang van het geding in bezwaar aan de orde was, geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte van deze bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Het besluit van 23 augustus De Raad merkt het nadere besluit van 23 augustus 2010 aan als een besluit in de zin van artikel 6:18 van de Awb. Nu met dit besluit niet is tegemoetgekomen aan de bezwaren van betrokkene dient de Raad gelet op artikel 6:19 van de Awb, in verbinding met artikel 6:24 van de Awb, dit besluit mede in zijn beoordeling te betrekken. Regelgeving Artikel 4, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, het college van burgemeester en wethouders voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Wmo houdt het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. Blijkens de parlementaire geschiedenis is in de toevoeging van deze laatste zinsnede het draagkrachtprincipe verankerd (Tweede Kamer , , nr. 98, p 58-59) Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget Aan artikel 5, eerste lid, van de Wmo is in de gemeente Dongen uitvoering gegeven door vaststelling van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen 2009 (hierna: Verordening) Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder t, van de Verordening dient in de verordening en de daarop gebaseerde regelgeving onder inkomen te worden verstaan het belastbaar inkomen. Dit is het inkomen waarover inkomstenbelasting en volksverzekeringen verschuldigd is Ingevolge artikel 5.1 van de Verordening kan de door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, te verstrekken voorziening bestaan uit: a. een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening; b. een vervoersvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening; c. een financiële tegemoetkoming.

30 Ingevolge artikel 5.4, eerste lid, van de Verordening wordt, indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,75 maal de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Dongen voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding. In artikel 5.4, tweede lid van de Verordening is bepaald dat onder een met een auto vergelijkbare voorziening mede wordt verstaan de collectieve vervoersvoorziening en het persoonsgebonden budget als bepaald in artikel 5.1 onder c van de Verordening Artikel 5.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Dongen getiteld Inkomensgrens luidt, voor zover van belang, als volgt: Collectief vervoer, een auto, een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten komen niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking (Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2009 artikel 5.4) als het inkomen van de aanvrager meer bedraagt dan: (.) echtpaar 21 tot 65 jaar 1.75 maal norm WWB incl. toeslag en excl. VT (.) 5.5. Gelet op hetgeen betrokkene - onder meer in zijn verweerschrift - over de door de raad van de gemeente Dongen ingevoerde en door appellant gehanteerde inkomensgrens heeft aangevoerd, ziet de Raad aanleiding de rechtsgronden van het beroep van betrokkene tegen het besluit van 23 augustus 2010 aan te vullen. Daarbij gaat het om de vraag of in de Wmo grondslag kan worden gevonden voor de in artikel 5.4 van de Verordening, in verbinding met artikel 5.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Dongen, opgenomen inkomensgrens voor een vervoersvoorziening Zoals de Raad in zijn uitspraak van 19 december 2011, LJN BU7263, heeft vastgesteld is de tekst van artikel 4 van de Wmo gebaseerd op het amendement van Van Miltenburg c.s. (Kamerstukken II, , nr. 65). De Raad heeft uit het parlementaire debat, dat naar aanleiding van dit amendement is gevoerd, het volgende geconcludeerd. Het aspect rekening houden met de capaciteit van de aanvrager, zoals dat in artikel 4, tweede lid, van het amendement is voorgesteld, is door de staatssecretaris gekoppeld aan de eigenbijdrageregeling. De staatssecretaris heeft in de kamer toegezegd de eigenbijdrageregeling te zullen uitwerken in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), waarmee zij invulling zal geven aan de bedoeling van het amendement (Kamerstukken II, , nr. 98, p ). Deze AMvB is het Besluit maatschappelijke ondersteuning dat in ontwerp aan de Tweede Kamer is toegestuurd en waarin in hoofdstuk IV de regeling voor de eigen bijdrage en de hoogte van de financiële tegemoetkomingen is opgenomen (Kamerstukken II, , nr. 105, nr. 107 en nr. 111, p. 5 en 6). Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris naar aanleiding van vragen over artikel 4, tweede lid, opnieuw verwezen naar de eigenbijdrageregeling en daarbij toegelicht dat deze eigenbijdrageregeling voor gemeenten een richtsnoer zal vormen voor het beoordelen van iemands draagkracht, waarbinnen gemeenten beleidsvrijheid hebben (Kamerstukken I, , nr. C, p. 2-3) De Raad heeft in voornoemde uitspraak voorts geconcludeerd dat de wettelijke grondslag voor het Besluit maatschappelijke ondersteuning, waarin de regels voor de eigen bijdrage bij een verleende individuele voorziening of persoonsgebonden budget en het eigen aandeel bij de hoogte van de financiële tegemoetkoming zijn neergelegd, is gelegen in de artikelen 15 en 19 (in het voorstel van wet artikel 16 geheten) van de Wmo. Aan de artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II, , nr. 3, p. 35 en 36) ontleent de Raad het volgende: De vormgeving van het Wmo-beleid dient plaats te vinden op lokaal niveau in de plaatselijke democratie. Daarvoor moet de gemeente voldoende vrijheid en een adequaat instrumentarium hebben. Het kunnen voeren van een eigenbijdragebeleid maakt daarvan deel uit. De gemeente dient voldoende vrijheid te krijgen om een eigen bijdrage vast te stellen. Het is echter onwenselijk dat gemeenten een inkomensbeleid gaan voeren. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zullen nadere regels worden gesteld. De regering wil daarin kiezen voor een tussenweg: een begrensde gemeentelijke vrijheid. (...) De nadere regels zullen vergelijkbaar zijn met de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg. Met name wordt gedacht aan regels waarbij wordt bepaald dat wat verschuldigd is aan eigen bijdrage en aan eigen aandeel in de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, niet meer bedraagt dan een bepaald deel van het inkomen. Van de zijde van de regering is aan de Tweede Kamer verduidelijkt waarom het voeren van inkomensbeleid door gemeenten onwenselijk wordt geacht: De regering acht inkomensbeleid de verantwoordelijkheid van het Rijk. Wanneer meerdere bestuurslagen zich hiermee bezig houden kunnen ongewenste effecten optreden, zoals bijvoorbeeld de armoedeval. De stapeling van eigen bijdragen voor de Wmo en de AWBZ wordt in het voorstel van de regering onmogelijk gemaakt door het hanteren van een anticumulatiebeding. Dat betekent dat een cliënt voor AWBZ en Wmo voorzieningen gezamenlijk nooit meer betaalt dan de maximale inkomensafhankelijke bijdrage voor de AWB. (Kamerstukken II, , , nr. 29) De Raad heeft uit deze wetsgeschiedenis afgeleid dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om artikel 4, tweede lid, van de Wmo, mede in verband met inkomenseffecten, te interpreteren in het licht van de artikelen 15 en 19 van die wet. De Raad is dan ook van oordeel dat bij de verstrekking van een vervoersvoorziening in natura, naast de op artikel 15 van de Wmo gebaseerde eigen

31 bijdrage, geen ruimte is voor een inkomensgrens als neergelegd in artikel 5.4 van de Verordening in verbinding met artikel 5.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Dongen. Hieruit volgt dat het beroep van appellant tegen het besluit van 23 augustus 2010 gegrond dient te worden verklaard. Hieruit volgt tevens dat de Raad de beroepsgronden van betrokkene die zien op het door appellant in het kader van de inkomensgrens gehanteerde inkomensbegrip onbesproken kan en zal laten. De Raad ziet voorts aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onder c, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, door het besluit van 30 juli 2009 waarbij de aan betrokkene beschikbaar gestelde vervoersvoorziening in de vorm van regiotaxi met ingang van 30 juli 2009 is beëindigd te herroepen. 6. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep tegen het besluit van 23 augustus 2010 gegrond; Vernietigt het besluit van 23 augustus 2010; Herroept het besluit van 30 juli 2009; Bepaalt dat van het College een griffierecht van 448,-- wordt geheven. Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.J. de Mooij als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 januari (get.) R.M. van Male. (get.) P.J.M. Crombach. HD

32

33

34

35

uw kenmerk Lbr. 12/010

uw kenmerk Lbr. 12/010 MPGSD2012020612050100 GSD 06.02.2012 01 QQ Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Vereniging van Nederlandse Gemeenten informatiecentrum tel. (070) 373 8020 betreft Inkomensgrenzen in de Wmo

Nadere informatie

De Wmo en inkomensgrenzen (2012)

De Wmo en inkomensgrenzen (2012) De Wmo en inkomensgrenzen (2012) 1. Aanleiding Recent zijn er door de Tweede Kamer en diverse gemeenten vragen gesteld over inkomensgrenzen in de Wmo, mede naar aanleiding van enkele rechterlijke uitspraken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2008:BF6623

ECLI:NL:RBZUT:2008:BF6623 ECLI:NL:RBZUT:2008:BF6623 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 30-09-2008 Datum publicatie 07-10-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 07/1288 WMO Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 april 2008, 07/1916 (hierna: aangevallen uitspraak)

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 april 2008, 07/1916 (hierna: aangevallen uitspraak) LJN: BI6832, Centrale Raad van Beroep, 08/2290 WMO + 08/2317 WMO Datum uitspraak: 29-04-2009 Datum publicatie: 08-06-2009 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

VERGADERING HAMERRAAD d.d. 19 juni 2012 AGENDA NR. III / 4

VERGADERING HAMERRAAD d.d. 19 juni 2012 AGENDA NR. III / 4 VERGADERING HAMERRAAD d.d. 19 juni 2012 AGENDA NR. III / 4 VOORSTEL 1. tot vaststelling van de verordening voorziening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Gennep en intrekking van het raadsbesluit

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BL1684

ECLI:NL:CRVB:2010:BL1684 ECLI:NL:CRVB:2010:BL1684 Instantie Datum uitspraak 20-01-2010 Datum publicatie 02-02-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 09-2323 WMO + 09-2324

Nadere informatie

Eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf en voor de Wmo

Eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf en voor de Wmo Eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf en voor de Wmo De klant betaalt een eigen bijdrage voor de zorg uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) die deze thuis krijgt (zorg zonder verblijf),

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BR3572

ECLI:NL:CRVB:2011:BR3572 ECLI:NL:CRVB:2011:BR3572 Instantie Datum uitspraak 13-07-2011 Datum publicatie 01-08-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-376 WMO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BU2129

ECLI:NL:CRVB:2011:BU2129 ECLI:NL:CRVB:2011:BU2129 Instantie Datum uitspraak 19-10-2011 Datum publicatie 01-11-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 09-4322 WMO Bestuursrecht

Nadere informatie

M.F.L.A. van Oosterhout. Maatschappelijke Aangelegenheden. S.A.J. Terlouw

M.F.L.A. van Oosterhout. Maatschappelijke Aangelegenheden. S.A.J. Terlouw Raadsbrief Made, 10 januari 2012 Registratienr.: Onderwerp: Risico's gemeentelijk inkomensbeleid m.b.t. de Wmo Portefeuillehouder: Ambtelijke coördinatie: Steller: M.F.L.A. van Oosterhout Maatschappelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3436

ECLI:NL:CRVB:2014:3436 ECLI:NL:CRVB:2014:3436 Instantie Datum uitspraak 24-09-2014 Datum publicatie 23-10-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-6389 WMO Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 02-08-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-4212 WVG Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:1532

ECLI:NL:CRVB:2016:1532 ECLI:NL:CRVB:2016:1532 Instantie Datum uitspraak 26-04-2016 Datum publicatie 02-05-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14-4223 WIK Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4664

ECLI:NL:CRVB:2016:4664 ECLI:NL:CRVB:2016:4664 Instantie Datum uitspraak 07122016 Datum publicatie 09122016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/2455 WMO Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Met het amendement van Tweede Kamerlid Van Miltenburg (TK, vergaderjaar , 30131, nr. 65), luidt artikel 4 Wmo als volgt:

Met het amendement van Tweede Kamerlid Van Miltenburg (TK, vergaderjaar , 30131, nr. 65), luidt artikel 4 Wmo als volgt: Bijlage 1 Samenvatting De Wmo-compensatieplicht in de praktijk een onderzoek naar de jurisprudentie ter zake Met het amendement van Tweede Kamerlid Van Miltenburg (TK, vergaderjaar 2005-2006, 30131, nr.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer AWB - 14 _ 1957 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624 ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624 Instantie Datum uitspraak 03-04-2012 Datum publicatie 04-04-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-620 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

Koen van der Aa raad00202 Juni 2012

Koen van der Aa raad00202 Juni 2012 Agendapunt commissie: steller telefoonnummer email Koen van der Aa 0402083524 kda@valkenswaard.nl agendapunt kenmerk datum raadsvergadering onderwerp Opheffing inkomensgrens CVV Medisch. 12raad00202 Juni

Nadere informatie

Voorstel aan de gemeenteraad

Voorstel aan de gemeenteraad Voorstel aan de gemeenteraad datum: portefeuillehouder: F. Pekema Datum vergadering: agendanummer: onderwerp: Inkomensgrenzen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Aan de raad, Inleiding Als

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BK1558

ECLI:NL:CRVB:2009:BK1558 ECLI:NL:CRVB:2009:BK1558 Instantie Datum uitspraak 28-10-2009 Datum publicatie 03-11-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 08-4875 WMO Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:4862

ECLI:NL:CRVB:2015:4862 ECLI:NL:CRVB:2015:4862 Instantie Datum uitspraak 23122015 Datum publicatie 07012016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/6923 WTCG Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179

ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179 ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179 Instantie Datum uitspraak 04-01-2012 Datum publicatie 05-01-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-4246 WMO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:CRVB:2016:4659 ECLI:NL:CRVB:2016:4659 Instantie Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1577 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292 ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292 Instantie Datum uitspraak 27-11-2012 Datum publicatie 28-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-1813 WWB + 11-1953

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:1712

ECLI:NL:CRVB:2013:1712 ECLI:NL:CRVB:2013:1712 Instantie Datum uitspraak 04-09-2013 Datum publicatie 12-09-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-3479 WMO Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ5213

ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ5213 ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ5213 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 04-05-2011 Datum publicatie 20-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10 / 3991 WMO Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849 ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849 Instantie Datum uitspraak 31-01-2012 Datum publicatie 06-02-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-3700 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BP8635

ECLI:NL:CRVB:2011:BP8635 ECLI:NL:CRVB:2011:BP8635 Instantie Datum uitspraak 22-03-2011 Datum publicatie 23-03-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 08-7181 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:2709

ECLI:NL:CRVB:2014:2709 ECLI:NL:CRVB:2014:2709 Instantie Datum uitspraak 06-08-2014 Datum publicatie 13-08-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-3031 WTCG Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3143

ECLI:NL:CRVB:2016:3143 ECLI:NL:CRVB:2016:3143 Instantie Datum uitspraak 23-08-2016 Datum publicatie 29-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/2337 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE --- Zfw

JURISPRUDENTIE --- Zfw vorige home jurisprudentie jur. Zfw Zfw sz-wetten overige wetten zoeken JURISPRUDENTIE --- Zfw LJN: AY4168 Instantie: Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak: 04-07-2006 Soort procedure: hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1551

ECLI:NL:CRVB:2017:1551 ECLI:NL:CRVB:2017:1551 Instantie Datum uitspraak 11-04-2017 Datum publicatie 26-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/1071 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2525

ECLI:NL:RBDHA:2017:2525 ECLI:NL:RBDHA:2017:2525 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 16-03-2017 Datum publicatie 12-05-2017 Zaaknummer 16_6475 Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:228

ECLI:NL:CRVB:2017:228 ECLI:NL:CRVB:2017:228 Instantie Datum uitspraak 11012017 Datum publicatie 24012017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8046 AWBZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1584

ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1584 ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1584 Instantie Datum uitspraak 19-02-2013 Datum publicatie 20-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-3992 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:819

ECLI:NL:CRVB:2014:819 ECLI:NL:CRVB:2014:819 Instantie Datum uitspraak 12-03-2014 Datum publicatie 13-03-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-2179

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3016

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3016 ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3016 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 02-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 09-6342 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246 ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 25-02-2011 Datum publicatie 18-03-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10 / 938 Wmo Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

ECLI:NL:CRVB:2017:1054 ECLI:NL:CRVB:2017:1054 Instantie Datum uitspraak 21-02-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/5477 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:4317

ECLI:NL:CRVB:2015:4317 ECLI:NL:CRVB:2015:4317 Instantie Datum uitspraak 25-11-2015 Datum publicatie 08-12-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/4567 WMO Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BD3530

ECLI:NL:CRVB:2008:BD3530 ECLI:NL:CRVB:2008:BD3530 Instantie Datum uitspraak 14-05-2008 Datum publicatie 10-06-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 06-4655 AWBZ Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213 ECLI:NL:RBOBR:2014:7213 Instantie Datum uitspraak 27-11-2014 Datum publicatie 13-01-2015 Zaaknummer 14 _ 2026 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALM:2008:BE8679

ECLI:NL:RBALM:2008:BE8679 ECLI:NL:RBALM:2008:BE8679 Instantie Rechtbank Almelo Datum uitspraak 07-08-2008 Datum publicatie 19-08-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 07/1349 WMO Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2822

ECLI:NL:CRVB:2017:2822 ECLI:NL:CRVB:2017:2822 Instantie Datum uitspraak 16-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/4369 AWBZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BA5045

ECLI:NL:CRVB:2007:BA5045 ECLI:NL:CRVB:2007:BA5045 Instantie Datum uitspraak 17-04-2007 Datum publicatie 14-05-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 06-965 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

ECLI:NL:CRVB:2016:3651 ECLI:NL:CRVB:2016:3651 Instantie Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 10-10-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/5 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 Instantie Datum uitspraak 22-05-2012 Datum publicatie 29-05-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-1542 WWB + 10-1557

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675 ECLI:NL:RBNNE:2017:2675 Instantie Datum uitspraak 19-06-2017 Datum publicatie 19-07-2017 Zaaknummer LEE 17/863 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:544

ECLI:NL:RBLIM:2017:544 ECLI:NL:RBLIM:2017:544 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 20-01-2017 Datum publicatie 01-02-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB - 15 _ 3736u Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI6866

ECLI:NL:CRVB:2009:BI6866 ECLI:NL:CRVB:2009:BI6866 Instantie Datum uitspraak 06-05-2009 Datum publicatie 08-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-3811 WVG Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 Instantie Datum uitspraak 28-03-2007 Datum publicatie 05-04-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 04-5151 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339 ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 21-05-2012 Datum publicatie 01-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 11-3232 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2006:AY6596

ECLI:NL:CRVB:2006:AY6596 ECLI:NL:CRVB:2006:AY6596 Instantie Datum uitspraak 15-08-2006 Datum publicatie 22-08-2006 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05/4311 WWB + 05/4312

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:6839

ECLI:NL:RBNHO:2016:6839 ECLI:NL:RBNHO:2016:6839 Instantie Datum uitspraak 19-08-2016 Datum publicatie 15-09-2016 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer AWB - 15 _ 3915 en AWB - 15 _ 5014 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:1110

ECLI:NL:RBZWB:2015:1110 ECLI:NL:RBZWB:2015:1110 Instantie Datum uitspraak 12-02-2015 Datum publicatie 09-04-2015 Zaaknummer AWB 14_5786 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:2191

ECLI:NL:CRVB:2014:2191 ECLI:NL:CRVB:2014:2191 Instantie Datum uitspraak 26-06-2014 Datum publicatie 01-07-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-1859 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:1758

ECLI:NL:CRVB:2015:1758 ECLI:NL:CRVB:2015:1758 Instantie Datum uitspraak 02-06-2015 Datum publicatie 09-06-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14-3330 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:246

ECLI:NL:CRVB:2017:246 ECLI:NL:CRVB:2017:246 Instantie Datum uitspraak 10-01-2017 Datum publicatie 30-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/6800 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2389

ECLI:NL:CRVB:2017:2389 ECLI:NL:CRVB:2017:2389 Instantie Datum uitspraak 11-07-2017 Datum publicatie 18-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/5871

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

ECLI:NL:RBNHO:2014:185 ECLI:NL:RBNHO:2014:185 Instantie Datum uitspraak 15-01-2014 Datum publicatie 31-03-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Holland AWB-13_2593 Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2054

ECLI:NL:RBROT:2017:2054 ECLI:NL:RBROT:2017:2054 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 22-03-2017 Zaaknummer ROT 16/2644 en ROT 16/4265 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 november 2011, 11/512 (aangevallen uitspraak)

Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 november 2011, 11/512 (aangevallen uitspraak) LJN: BZ9358, Centrale Raad van Beroep, 11/7248 AWBZ-T Datum uitspraak: 01-05-2013 Datum publicatie: 03-05-2013 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Tussenuitspraak.

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 Instantie Datum uitspraak 02-03-1999 Datum publicatie 11-09-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 98/6295 ABW Bestuursrecht

Nadere informatie

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden Inleiding. Naast de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BM6743

ECLI:NL:CRVB:2010:BM6743 ECLI:NL:CRVB:2010:BM6743 Instantie Datum uitspraak 21-05-2010 Datum publicatie 08-06-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 06-3679 WAO + 09-4841

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

ECLI:NL:CRVB:2017:2833 ECLI:NL:CRVB:2017:2833 Instantie Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8007 ZVW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086 ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086 Instantie Datum uitspraak 07-07-2006 Datum publicatie 18-07-2006 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 03/1299 AOW en 04/1342

Nadere informatie

Voor de overige voorzieningen (rolstoelvoorzieningen, het collectief vervoer en forfaitaire tegemoetkomingen 1 ) wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Voor de overige voorzieningen (rolstoelvoorzieningen, het collectief vervoer en forfaitaire tegemoetkomingen 1 ) wordt geen eigen bijdrage gevraagd. Bijlage 1 bij raadsvoorstel. (RV 2012.015) Voorstel uitbreiding eigen bijdrage regeling De eigen bijdrage is wettelijk geregeld in artikel 15 van de Wmo en het hierop gebaseerde (landelijk geldende) Besluit

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108 ECLI:NL:RBGEL:2017:4108 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 03-08-2017 Datum publicatie 03-08-2017 Zaaknummer AWB - 17 _ 1468 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:1612

ECLI:NL:CRVB:2016:1612 ECLI:NL:CRVB:2016:1612 Instantie Datum uitspraak 03-05-2016 Datum publicatie 09-05-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/6719 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:73. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie

ECLI:NL:CRVB:2017:73. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie ECLI:NL:CRVB:2017:73 Instantie Datum uitspraak 04-01-2017 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1380 WSF Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2145

ECLI:NL:CRVB:2017:2145 ECLI:NL:CRVB:2017:2145 Instantie Datum uitspraak 15-06-2017 Datum publicatie 20-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3245 AW Ambtenarenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 Instantie Datum uitspraak 29-03-2005 Datum publicatie 31-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 02/6235 AOW/ANW e.a. Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2010:BP1128

ECLI:NL:RBBRE:2010:BP1128 ECLI:NL:RBBRE:2010:BP1128 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 29-03-2010 Datum publicatie 20-01-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 09 / 3902 WMO Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:492

ECLI:NL:CRVB:2017:492 ECLI:NL:CRVB:2017:492 Instantie Datum uitspraak 01-02-2017 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3002 WLZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911 ECLI:NL:RBNNE:2016:2911 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 20-07-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 4196 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264 ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264 Instantie Datum uitspraak 10-12-2010 Datum publicatie 14-12-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-3338 WSF Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1803

ECLI:NL:CRVB:2017:1803 ECLI:NL:CRVB:2017:1803 Instantie Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 18-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3344 WMO15 Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:4913

ECLI:NL:CRVB:2015:4913 ECLI:NL:CRVB:2015:4913 Instantie Datum uitspraak 23-12-2015 Datum publicatie 06-01-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/2509 AWBZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1042

ECLI:NL:CRVB:2017:1042 ECLI:NL:CRVB:2017:1042 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 16-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/4262 AWBZ-T Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 Instantie Datum uitspraak 04-06-2009 Datum publicatie 01-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-5093 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:4429

ECLI:NL:CRVB:2014:4429 ECLI:NL:CRVB:2014:4429 Instantie Datum uitspraak 17-12-2014 Datum publicatie 08-01-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-5790 WMO Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2487

ECLI:NL:CRVB:2017:2487 ECLI:NL:CRVB:2017:2487 Instantie Datum uitspraak 18-07-2017 Datum publicatie 24-07-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 17/3961 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2494

ECLI:NL:CRVB:2017:2494 ECLI:NL:CRVB:2017:2494 Instantie Datum uitspraak 11-07-2017 Datum publicatie 24-07-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/2600 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

bijlage(n) 1. fax (0591) Onderwerp: Vragen ex. art. 38 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad

bijlage(n) 1. fax (0591) Onderwerp: Vragen ex. art. 38 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad Raadhuisplein 1 7811 APEmmen Telefoon (0591) 68 55 55 Correspondentieadres: Postbus 30001 7800 RA Emmen '2Ä Aan de raad van de gemeente Emmen Concernstaf ons kenmerk 12.259778 uw brief van/kenmerk bijlage(n)

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1259

ECLI:NL:CRVB:2017:1259 ECLI:NL:CRVB:2017:1259 Instantie Datum uitspraak 05-04-2017 Datum publicatie 06-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 17/605 WMO15-VV Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2656

ECLI:NL:CRVB:2013:2656 ECLI:NL:CRVB:2013:2656 Instantie Datum uitspraak 03-12-2013 Datum publicatie 05-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-3190 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Bijlage. Onderwerp: analyse jurisprudentie compensatieplicht Wmo

Bijlage. Onderwerp: analyse jurisprudentie compensatieplicht Wmo Bijlage Onderwerp: analyse jurisprudentie compensatieplicht Wmo Aanleiding Tijdens het Algemeen Overleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) op 28 juni 2012 heeft mevrouw

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2017:659 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604395/1/A2 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC5947

ECLI:NL:CRVB:2008:BC5947 ECLI:NL:CRVB:2008:BC5947 Instantie Datum uitspraak 29-02-2008 Datum publicatie 06-03-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 06-7122 WTOS Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:872

ECLI:NL:CRVB:2015:872 ECLI:NL:CRVB:2015:872 Instantie Datum uitspraak 24-03-2015 Datum publicatie 25-03-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14-2865 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3351

ECLI:NL:CRVB:2014:3351 ECLI:NL:CRVB:2014:3351 Instantie Datum uitspraak 07-10-2014 Datum publicatie 16-10-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14-1076 WWB-T Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 december 2009, 09/1990 (hierna: aangevallen uitspraak),

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 december 2009, 09/1990 (hierna: aangevallen uitspraak), LJN: BP5058, Centrale Raad van Beroep, 10/596 ZVW Datum uitspraak: 09-02-2011 Datum publicatie: 21-02-2011 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing aanvraag

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 13-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie awb 09-5337 wwb en awb 10-4936

Nadere informatie

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden Inleiding. Naast de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1253

ECLI:NL:CRVB:2017:1253 ECLI:NL:CRVB:2017:1253 Instantie Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 10-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/5687 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BV7437

ECLI:NL:CRVB:2012:BV7437 ECLI:NL:CRVB:2012:BV7437 Instantie Datum uitspraak 29-02-2012 Datum publicatie 01-03-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-517 WMO Bestuursrecht

Nadere informatie