HOOFDSTUK 2. WIE WERKT IN DE JEUGDZORG IN NEDERLAND?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HOOFDSTUK 2. WIE WERKT IN DE JEUGDZORG IN NEDERLAND?"

Transcriptie

1 HOOFDSTUK 2. WIE WERKT IN DE JEUGDZORG IN NEDERLAND? Een overzicht van objectieve persoons- en werkgebonden kenmerken van residentiële jeugdzorgwerkers in de Justitiële en Provinciale Jeugdzorg en medewerkers van Bureau Jeugdzorg

2 Samenvatting Deze studie richt zich op de objectieve persoons- en werkgebonden kenmerken (N = 1.952) van de residentiële jeugdzorgwerkers in de Justitiële Jeugdzorg en Provinciale Jeugdzorg en de medewerkers van Bureau Jeugdzorg. In de residentiële jeugdzorg zijn de data verzameld door middel van een dossieronderzoek. Bij Bureau Jeugdzorg zijn de data verzameld door middel van vragenlijsten ingevuld door de jeugdzorgwerkers werkzaam bij Bureau Jeugdzorg. De personeelsopbouw zijn wat betreft leeftijd en ervaring kwalitatief evenwichtig. Een aanzienlijk deel van de residentiële jeugdzorgwerkers werkt zonder een relevante gerichte beroepsopleiding te hebben gevolgd. Ook is er in de Provinciale Jeugdzorg relatief weinig mogelijkheid om door te stromen naar een hogere functie. Mogelijkheden om de kwaliteit van het personeelsbestand verder te verbeteren zijn het bieden van carrièreperspectief om jeugdzorgwerkers langer te binden en het opleiden van de jeugdzorgwerkers, voornamelijk in de residentiële jeugdzorg. Inleiding Inleiding In dit hoofdstuk wordt geschetst wie er in de jeugdzorg werkt in Nederland anno 28. Het betreft hier de justitiële en de provinciaal georganiseerde residentiële jeugdzorg en Bureau Jeugdzorg. De objectieve persoons- en werkgebonden kenmerken van de jeugdzorgwerkers binnen deze sectoren wordt in kaart gebracht. Onder de residentiële zorg verstaan we jeugdzorg in 24-uurs instellingen ten behoeve van de jeugdige en zijn gezin, al dan niet in combinatie met ambulante hulp (Groen, 24). Verschillende vormen van residentiële hulp zijn te onderscheiden, namelijk in justitiële opvangen behandelinrichtingen, zelfstandigheidtraining, voorzieningen voor crisisopvang, observatiehuizen, tehuizen voor opvoeding en verzorging en gezinshuizen (Klomp, 25). Al deze vormen van residentiële jeugdzorg en de Bureaus Jeugdzorg worden in dit onderzoek meegenomen. In Nederland werkten in 28 ruim 3. mensen in de jeugdzorg, waarvan 72,8% (21.84) in een sociaal agogische (cliëntgebonden) functie (Smeets, Albers-Haye, & van der Windt, 21; Movisie, 21). Voor gedetailleerde cijfers van de residentiële jeugdzorg (Justitiële Jeugdzorg en Provinciale Jeugdzorg) moeten we iets verder terug in de tijd, omdat recentere gegevens niet bekend zijn. In 22 werkten er mensen in de justitiële residentiële jeugdzorg (Ministerie van Justitie, 22). In 27 werkten 1.18 medewerkers in de justitiële rijksinrichtingen (DJI, 27). Hoeveel medewerkers er werkzaam zijn in de particuliere justitiële inrichtingen is niet precies bekend. Op grond van de uitbreiding van de residentiële justitiële plaatsen (DJI, 27) van 2.3 in 22 naar in 27 (toename met 21%) lijkt het aannemelijk dat het aantal jeugdzorgwerkers in de gehele Justitiële Jeugdzorg ook met een dergelijk percentage is toegenomen naar ongeveer 2.2.

3 Het aantal jeugdzorgwerkers werkzaam in de provinciale jeugdzorg werd in 24 geschat op 4.16 (Groen, 24). Het aantal residentiële plaatsen in de provinciale jeugdzorg is in de periode na 24 zeker niet gestegen, maar eerder afgenomen. Precieze cijfers zijn, nadat de Stichting Registratie Jeugdhulpverlening (SRJV) in 23 is opgeheven en derhalve gestopt met de registratie van deze gegevens, niet meer voorhanden. Een schatting op grond van bovenstaande ontwikkelingen wijst er op dat er ongeveer 2.2 jeugdzorgwerkers werkzaam zijn in de Justitiële Jeugdzorg en ongeveer 3.8 in de Provinciale Jeugdzorg. In totaal zijn er anno 28 ongeveer 6. jeugdzorgwerkers werkzaam in de Justitiële Jeugdzorg en de Provinciale Jeugdzorg samen. In 28 is er tot een splitsing besloten tussen strafrechtelijk en civielrechtelijk geplaatste jeugdigen. Jongeren die geen misdaad hebben gepleegd worden niet meer gezamenlijk behandeld met jongeren die wel een veroordeling op hun naam hebben. Om de civielrechtelijk geplaatste jeugdigen een geschikte behandelplek te bieden is de variant Jeugdzorg plus in het leven geroepen (Boendermaker, 28; Programmabureau Jeugdzorg plus, 28). De bedoeling was dat er met ingang van 21 geen straf- en civielrechtelijk geplaatste jeugdigen meer gezamenlijk worden behandeld. De inrichting van Jeugdzorg plus betekent een transitie van een aantal plaatsen voor jeugdigen van de Justitiële Jeugdzorg naar de Provinciale Jeugdzorg. Deze ontwikkeling heeft na de periode van dataverzameling van deze studie tot een verschuiving in het aantal plaatsen voor jeugdigen en ook in het aantal groepsleiders per sector geleid. De Justitiële Jeugdzorg is door deze ontwikkeling gekrompen, terwijl de Provinciale Jeugdzorg een toename heeft gekend, van zowel behandelplaatsen alsook het aantal groepsleiders. In Nederland bestaan vijftien Bureaus Jeugdzorg verdeeld over de twaalf provincies, aangevuld met drie grootstedelijke gebieden (Amsterdam, Rotterdam, Haaglanden). Bij de Bureaus Jeugdzorg werkten in medewerkers (7.685 FTE), van wie 32% (N=2.936) als gezinsvoogd, 2% (N=1.835) als medewerker toegang en indicatie, 8% (N=734) als jeugdreclasseerder en 5% (N=459) als AMK medewerker (MO groep jeugdzorg, 21). De overige medewerkers van Bureau Jeugdzorg werkten in een niet direct cliëntgebonden functie. In dit deelonderzoek zijn kenmerken van jeugdzorgwerkers verzameld aan de hand van de Kwadranten A en B van het Kwadrantenmodel van Beutler (24) (zie ook hoofdstuk 1). Het Kwadrantenmodel verdeelt de kenmerken van jeugdzorgwerkers langs twee dimensies. Bij de eerste dimensie gaat het om kenmerken van jeugdzorgwerkers die a) persoonsgebonden zijn en b) werkgerelateerd zijn. Daarnaast wordt in het Kwadrantenmodel met behulp van een tweede dimensie onderscheid gemaakt tussen kenmerken die a) objectief vast te stellen zijn door middel van meten of registreren en b) kenmerken die minder objectief vast te stellen zijn, waarvan slechts een indicatie te geven is. Deze worden, in dit proefschrift, subjectieve kenmerken genoemd. Het Kwadrantenmodel bestaat uit vier kwadranten waarin alle kenmerken van een jeugdzorgwerker beschreven kunnen worden. In deze studie worden de objectieve persoons- (kwadrant A) en werkgebonden (kwadrant B) kenmerken beschreven.

4 Van de objectief persoonsgebonden kenmerken zijn de leeftijd, de sekse en de etniciteit van de jeugdzorgwerkers beschreven. Een te prefereren leeftijdsopbouw bestaat uit zowel jonge als oudere medewerkers (Gomez-Meija, 29; Van Aalten, Schoemakers, Thomas, Volleberg- Hoeth, 1999). Als bij een organisatie voornamelijk oudere medewerkers werkzaam zijn, bestaat het gevaar dat er onvoldoende opvolgers zijn voor de oudere medewerkers. Bij organisaties waar vooral jongere en oudere medewerkers werkzaam zijn, is meestal de productiviteit niet optimaal doordat jongeren nog moeten worden ingewerkt en de ouderen bezig zijn de loopbaan af te bouwen. Een ideale organisatie heeft een uitgebalanceerde leeftijdsopbouw, met een ongeveer een kwart jongeren (tussen 2-25 jaar), de helft tussen de 25 en 5 jaar en een kwart ouderen (> 5 jaar) (Gomez-Meija, 29; Van Aalten, Schoemakers, Thomas, Volleberg-Hoeth, 1999). In Nederland zijn in de sector zorg en welzijn voornamelijk vrouwen werkzaam (De Schipper, Tavecchio, & Van IJzendoorn, 28). In de jeugdzorg is 73,1% van het personeel van het vrouwelijk geslacht (Movisie, 21). Van de residentiële jeugdzorg en van Bureau Jeugdzorg is dat vooralsnog niet precies bekend. Een dergelijke scheve man-vrouw verhouding kan volgens Delfos (24) een aantal nadelen hebben. Zonder dat hier duidelijke empirische evidentie voor is, speculeert Delfos dat kinderen mogelijk een eenzijdig rolmodel aangeboden krijgen. Onderzoek in de kinderopvang (Ahnert, 26; Ahnert, Pinquart, & Lamb, 26) laat zien dat meisjes vaker een veilige relatie ontwikkelen met de leidsters dan de jongens. Volgens Grossman, D'Augelli en Salter (26) zijn mannen op een andere manier sensitief dan vrouwen. Ze dagen kinderen veel meer uit dan vrouwen. Ofschoon er geen empirische evidentie bestaat dat sekse van invloed is op effectiviteit van de jeugdzorg lijkt het voor de hand liggend dat in opvoedkundige situaties een evenredige man vrouw verdeling na te streven is. Jeugdigen maken dan zowel ervaringen mee met mannen en vrouwen en bovendien is een evenredige sekseverdeling een betere afspiegeling van de samenleving. Niet westers allochtone jongeren zijn sterk oververtegenwoordigd in de verschillende vormen van jeugdzorg. In de algemene populatie nam hun aandeel toe van 15 procent tot 17 procent in de periode van Hun aandeel in de verschillende vormen van hulpverlening was aanzienlijk hoger. Bij de zwaarste vormen van hulpverlening is hun oververtegenwoordiging het hoogst: 27 procent bij de residentiële hulp, 22 procent bij de pleegzorg (tegen 18% in 1995), bij de geïndiceerde ambulante hulpverlening 21 procent (Forum, 27; Van Lieshout, Van der Meij, & De Pree, 27; Vollebergh, 22). Het lijkt voor de hand te liggen om te streven naar een evenredige verdeling tussen allochtone jongeren en hun begeleiders. Allochtone jeugdigen en hun begeleiders met een (niet-westerse) allochtone achtergrond worden echter vaak ten onrechte als één groep beschouwd. In feite kan er niet gesproken worden van de allochtone jeugdige aangezien er vele etnische groepen bestaan en binnen deze groepen ook weer verschillende groepen te onderscheiden zijn (Noorda, Kuiper, & Reubsaet, 22).

5 Van de objectief werkgebonden kenmerken zijn de ervaring, aard en omvang van het arbeidscontract en de opleidingsgebonden kenmerken geïnventariseerd. In Hoofdstuk 1 is beschreven dat stabiliteit van de organisatie geldt als een van de kenmerk van goede werkomstandigheden. Adequaat opgeleide en getrainde jeugdzorgwerkers is een onderdeel van de professionaliteit van de jeugdzorgwerkers (Hoofdstuk 1). Recentelijk is kritiek geuit (Inspectie Jeugdzorg, 26, 27) op de kwaliteit van het personeel en het personeelsbeleid in vooral justitiële jeugdinrichtingen. Het opleidingsniveau schoot te kort, het verzuim en verloop onder jeugdzorgwerkers waren hoog. De tekorten op het gebied van deskundigheid droegen sterk bij, naar het oordeel van de inspectie, aan de veiligheidsrisico s voor jeugdigen en medewerkers (Inspectie Jeugdzorg, 26, 27). Nederland kent geen centrale registratie van jeugdzorgwerkers in een landelijke database, zoals in Engeland (National Minimum Dataset for Social Care; NMDS-SC; waarin onder andere de objectieve gegevens, waaronder het opleidingsniveau van de jeugdzorgwerkers, wordt geregistreerd. Over de Nederlandse situatie brengt Movisie jaarlijks een factsheet jeugdzorg uit, met daarin opgenomen de gegevens van de totale jeugdzorg, maar niet uitgesplitst naar verschillende sectoren en functies. Het ontbreekt op dit moment aan gedetailleerde informatie over de objectief persoons- en werkgebonden kenmerken van residentiële jeugdzorgwerkers in de Provinciale Jeugdzorg, Justitiële Jeugdzorg en medewerkers van Bureau Jeugdzorg. Onderzoek naar personeelsbestand in de residentiële jeugdzorg In de afgelopen jaren zijn enkele onderzoeken uitgevoerd, waarin onder andere het personeelsbestand van de residentiële jeugdzorginstellingen in kaart is gebracht (Brandjes, Nass, van der Ploeg & Defares, 1982; Clarijs & Jumelet, 1996; Ligthart & de Keyser, 1992; Van der Ploeg & Scholte, 1988, 1992, 1998, 22) (zie Tabel 1). Bij de Bureaus Jeugdzorg is dergelijk onderzoek niet gedaan. In 1982 is een onderzoek uitgevoerd naar arbeidsbevrediging en verloop onder groepsleiding (Brandjes, Nass, Van der Ploeg, & Defares, 1982). De landelijke steekproef bestond uit 199 groepsleiders (64% mannen en 36% vrouwen). Gegevens zijn verzameld door het afnemen van vragenlijsten. De gemiddelde leeftijd was toen 29,3 (vrouwen 27,5 jaar en mannen 3,3 jaar). Van der Ploeg en Scholte (1988) deden onderzoek onder 75 groepsleiders (43% vrouwen en 57% mannen) uit 8 tehuizen en 19 leefgroepen naar arbeidstevredenheid van de groepsleiding. De leefgroepen bevonden zich in drie verschillende typen tehuizen: behandelingshuizen, tehuizen voor normale jeugd en vakinternaten. Gegevens bij groepsleiding werd verzameld door middel van interviews. De gemiddelde leeftijd was op dat moment ongeveer 3 jaar. In 1992 deden Van der Ploeg en Scholte onderzoek onder 255 groepsleiders (46% vrouwen en 54 % mannen) uit alle 17 Bijzonder Jeugdwerk centra in Nederland. Het betrof

6 vakinternaten, residentiële centra en kamertrainingscentra. Data werden verzameld door middel van vragenlijsten die door de groepsleiding werden ingevuld. De gemiddelde leeftijd van de groepsleiding was 33,1 jaar. In 1992 deden Ligthart en De Keyser onderzoek naar attitudes en kennis van groepsopvoeders over HIV-infectie en AIDS bij pupillen. Aan dat onderzoek deden 12 groepsleiders uit verschillende residentiële instellingen mee, 7 mannen en 5 vrouwen. Tijdens een studiedag voor groepsleiders werden 9 vragenlijsten uitgereikt, waarvan er 66 werden teruggestuurd. Vervolgens werden eveneens 9 vragenlijsten verspreid onder groepsopvoeders van 8 verschillende residentiële instellingen (Observatie/opvang, behandelingstehuizen, vakinternaten, medische kindertehuizen, rijksinrichtingen en kinderpsychiatrie) verdeeld over het westen, midden en oosten van Nederland. Daarvan werden er 65 ingevuld geretourneerd. De uiteindelijke steekproef bedroeg 12 groepsleiders. De vragenlijst bevatte onder andere vragen over persoonskenmerken van de groepsleiding. De gemiddelde leeftijd was 32,5 jaar. Mannen waren gemiddeld 34,9 jaar en vrouwen 29,2 jaar. In 1996 deden Clarijs en Jumelet onderzoek naar ervaringen van (on)macht onder groepsleiders. Aan dat onderzoek deden 194 groepsleiders mee. Onderzoekers deelden vragenlijsten uit op een congres voor groepsleiding, waarvan er 194 werden geretourneerd. De leeftijden variëren van 21 tot boven de 4 jaar. In totaal 27% van de groepsleiders was tussen de 26 en 3 jaar. Er wordt geen melding gemaakt van de gemiddelde leeftijd: 29% van de groepsleiders was van het mannelijke geslacht. Van der Ploeg en Scholte deden in 1998 onderzoek naar de arbeidssatisfactie onder groepsleiders. In totaal 234 groepsleiders (65% vrouwen; 35% mannen) namen deel aan dit onderzoek. Ze werden gerekruteerd uit deelnemers aan een congres waarin de rol van de groepsleiding centraal stond. In totaal 5 vragenlijsten werden verstuurd aan de deelnemers, waarvan 234 bruikbare vragenlijsten werden geretourneerd. De gemiddelde leeftijd was toen 33,4 jaar. In 22 (van der Ploeg en Scholte) werd een soortgelijk onderzoek uitgevoerd onder 3 groepsleiders in verschillende residentiële voorzieningen. Groepsleiding vulde een vragenlijst in over arbeidssatisfactie, plus een aantal objectief persoons- en werkgebonden kenmerken van zichzelf. De gemiddelde leeftijd van de groepsleiding was 3,5 jaar (range 2-57), mannen waren gemiddeld drie jaar ouder dan vrouwen. Er werken drie keer zoveel vrouwelijke groepsleiding dan mannelijke. De representativiteit van de beschreven onderzoeken is onvoldoende gewaarborgd doordat de groep van deelnemende typen tehuizen per onderzoek vaak onduidelijk is. Door het verschil tussen de typen tehuizen en de onduidelijkheid is het vergelijken van de onderzoeken moeilijk. Ook de kleine steekproeven waarop de uitkomsten zijn gebaseerd roepen vragen op over de representativiteit van de studies. Alle onderzoeken baseren zich op resultaten verkregen bij een relatief kleine steekproef vergeleken met de totale populatie van ongeveer 6.

7 jeugdzorgwerkers: N ( X =197, range = 75-3). Bovendien betreft het bijna altijd gelegenheidssteekproeven. We zullen de uitkomsten derhalve met enige voorzichtigheid moeten interpreteren. Deze onderzoeken geven echter wel een voorzichtige indicatie van een aantal trends en ontwikkelingen over de kenmerken van jeugdzorgwerkers. De jeugdzorgwerkers zijn iets ouder geworden. De gemiddelde leeftijd van de jeugdzorgwerkers in de residentiële jeugdzorg is gestegen van 29,3 jaar (Brandjes, et al., 1982) tot 33,4 jaar (van der Ploeg & Scholte, 1998). In 22 (van der Ploeg & Scholte) zijn de jeugdzorgwerkers met gemiddeld 3,5 jaar weer iets jonger. Mannen zijn gemiddeld ongeveer drie à vier jaar ouder dan de vrouwelijke jeugdzorgwerkers. De man-vrouw verhouding vertoont een sterk wisselend beeld. Het is moeilijk om op basis van bovenstaande onderzoeken een trend te ontdekken wat betreft de sekseverdeling van residentiële jeugdzorgwerkers. Tabel 1 Overzichtsstudies van objectieve kenmerken van residentiële jeugdzorgwerkers. Brandjes et.al., 1982 N=199 Van der Ploeg & Scholte, 1988 N=75 Van der Ploeg & Scholte, 1992 N=256 Ligthart & de Keyser, 1992 N=12 Clarijs & Jumelet, 1996 N=194 Van der Ploeg & Scholte, 1998 N=234 Van der Ploeg & Scholte, 22 N=3 Persoonsgebonden kenmerken Gem. leeftijd 29,3 3,6 33,1 32, ,4 3,5 Gem. leeftijd mannen 3,3 31, , Gem. leeftijd vrouwen 27,5 28, , Sekse Mannen 64% 57% 54% 58% 29% 35% 67% Vrouwen 36% 43% 46% 42% 71% 65% 33% Werkgebonden kenmerken Jaren bij werkgever 3, ,4 6, Jaren in functie -- 2,8 2, ,6 3,5 Totale werkervaring 1,5 6,5 8, 7, ,5 Omvang dienstverband 36 uur < -- 73% 51% uur -- 15% 29% uur -- 12% 2% < 16 uur -- % % Opleidingsgebonden kenmerken MBO 5% 25% 26% 2% 26% 23% 12% HBO 24% 58% 59% 71% 68% 7% 85% WO % % % 4% % 5% 3% Ongeschoold 26% 16% 9% 4% 6% 2% % In opleiding % % % % % % % Rond de jaren 9 (Van der Ploeg & Scholte, 1988, 1992) bleven jeugdzorgwerkers iets korter dan 3 jaar gemiddeld in hun huidige functie. Tien jaar later (Van der Ploeg & Scholte, 1998, 22) blijven de jeugdzorgwerkers gemiddeld 3,5 jaar werkzaam als jeugdzorgwerker. Tussen 1988 (Van der Ploeg & Scholte) en 1992 (Van der Ploeg & Scholte) zijn meer jeugdzorgwerkers parttime gaan werken. In 1988 werkt 73% van de werkers 36 uur of meer in de jeugdzorg. In 1992 is dat percentage gezakt naar 51%. Er is een trend waarneembaar op het gebied van scholing. In begin jaren 8 (Brandjes et al.) is ongeveer een kwart van alle jeugdzorgwerkers ongeschoold werkzaam. De meest recente onderzoeken (Van der Ploeg & Scholte, 1998, 22) wijzen er op dat nagenoeg alle jeugdzorgwerkers een gerichte beroepsopleiding hebben gevolgd. Ook is het opleidingsniveau

8 gestegen. Het merendeel van de jeugdzorgwerkers heeft in 22 (Van der Ploeg & Scholte) een HBO opleiding gevolgd. Deze studie Adequate kennis over de opbouw van het personeelsbestand in de jeugdzorg ontbreekt op dit moment. Er is geen recent en uitvoerig onderzoek over dit onderwerp bekend. Dit legitimeert een grootschalig onderzoek naar deze kenmerken. Dit onderzoek richt zich op het in kaart brengen van de objectieve kenmerken van de jeugdzorgwerkers residentiële jeugdzorg (Provinciale Jeugdzorg en Justitiële Jeugdzorg) en Bureau Jeugdzorg in Nederland in 28. Methode Om te inventariseren welke persoonsgebonden, werkgebonden en opleidingsgebonden kenmerken de jeugdzorgwerkers in Nederland bezitten, is een uitgebreid dossieronderzoek gehouden in de Provinciale Jeugdzorg en Justitiële Jeugdzorg. De gegevens bij Bureau Jeugdzorg zijn verzameld middels vragenlijsten. Participanten Alle 56 jeugdzorgorganisaties (Tabel 2; Appendix A, B) op het gebied van de residentiële Justitiële Jeugdzorg en Provinciale Jeugdzorg in Nederland zijn benaderd om deel te nemen aan het onderzoek. Daarvan hebben 18 organisaties (5 uit de Justitiële Jeugdzorg en 13 uit de Provinciale Jeugdzorg) meegedaan. Organisaties die niet wilden deelnemen hadden als reden drukte binnen de organisatie of bedenkingen in verband met de privacy van de jeugdzorgwerkers. Van residentiële jeugdzorgwerkers in deze sectoren zijn de objectieve kenmerken verzameld. Van het totaal aantal residentiële jeugdzorgwerkers (Groen, 24) hebben we 28% in dit onderzoek betrokken (Tabel 2). Daarnaast is, om het onderzoek te verbreden en de resultaten te kunnen vergelijkingen, een van de Bureaus Jeugdzorg benaderd om deel te nemen aan dit onderzoek. In totaal 366 medewerkers van dit Bureau Jeugdzorg zijn benaderd om deel te nemen. Dit zijn alle medewerkers werkzaam in het primaire proces van dit Bureau Jeugdzorg. Van 261 (71,3%) van deze medewerkers zijn de gegevens verzameld. In totaal zijn van jeugdzorgwerkers de objectieve kenmerken verzameld. Tabel 2. Responsoverzicht Uitgenodigde organisaties Aantal deelnemende organisaties Totaal werkzaam in sector (Groen, 24) Aantal jeugdzorgwerkers in dit onderzoek Justitiële Jeugdzorg ,5% ,6% Provinciale Jeugdzorg ,2% ,5% Bureau

9 Jeugdzorg 4,4% Totaal ,1% 16,3% De deelnemende organisaties liggen verspreid over Nederland. Zes deelnemende organisaties zijn afkomstig uit regio Zuid, vijf uit regio Midden en acht organisaties zijn afkomstig uit regio Noord 1 (Ministerie OC&W, 28) 2. Instrumenten De kenmerken die zijn verzameld, staan vermeld in Tabel 3. Deze zijn gebaseerd op de Kwadranten A en B van het Kwadrantenmodel van Beutler et al. (24). In Kwadrant B is bij de werkgebonden kenmerken apart aandacht besteed aan de opleidingsgebonden kenmerken. Bij deze opleidingsgebonden kenmerken gaat het om het opleidingsniveau, de opleidingsrichting en of deze richting kan worden aangemerkt als een relevante beroepsgerichte opleiding. Een opleiding wordt als relevant aangemerkt als het gaat om een afgeronde MBO of HBO opleiding op sociaalagogisch terrein. Ook een wetenschappelijke opleiding in een van de gedragswetenschappen merken we aan als een relevante beroepsgerichte opleiding. Naast de gerichte beroepsopleidingen is er een categorie gemaakt van jeugdzorgwerkers met een opleiding die niet binnen de criteria voor gerichte beroepsopleiding vallen, maar wel onderdelen bevatten die opleiden voor benodigde competenties, zoals didactische vaardigheden en omgaan met groepen en dergelijke, voor de jeugdzorg. Hierbij is te denken aan bijvoorbeeld een lerarenopleiding, of een opleiding tot verpleegkundige. Voor een compleet overzicht van de opleidingen in deze categorie wordt verwezen naar Appendix C. In de residentiële jeugdzorg zijn de kenmerken als checklist gebruikt om de dossiers te analyseren. Bij Bureau Jeugdzorg is deze uitgewerkt tot een vragenlijst (Appendix E). 1 Indeling is gedaan aan de hand van de vakantieregio s van het ministerie van O,C&W. 2 Bepalend voor de indeling in regio s is de plaats waar het hoofdkantoor van de betreffende organisatie gevestigd is.

10 Tabel 3 De persoons- werk- en opleidingsgebonden kenmerken Persoonsgebonden Werkgebonden kenmerken kenmerken leeftijd functie sekse functieniveau nationaliteit ervaring etniciteit aard dienstverband omvang dienstverband werksoort werkvorm Opleidingsgebonden kenmerken opleidingsniveau opleidingsrichting relevante beroepsopleiding Procedure In de residentiële organisaties die hebben deelgenomen werd een contactpersoon benoemd. Met deze contactpersoon zijn de afspraken gemaakt over de uitvoering van het onderzoek. Gegevens zijn verkregen uit personeelsregistratiesystemen en uit individuele personeelsdossiers. Voorafgaand aan het onderzoek zijn alle onderzoekers geïnstrueerd. Om te komen tot een adequate interbeoordelaarbetrouwbaarheid is net zolang geoefend tot een adequate betrouwbaarheid werd bereikt (kappa >.8). Bij Bureau Jeugdzorg zijn tijdens teamvergaderingen door de respondenten vragenlijsten ingevuld. Resultaten In deze paragraaf worden achtereenvolgens de persoonsgebonden, werkgebonden en opleidingsgebonden kenmerken van de jeugdzorgwerkers beschreven. De persoonsgebonden kenmerken Leeftijd De gemiddelde leeftijd van alle jeugdzorgwerkers is ruim 35,6 jaar (SD = 9,2) (minimum 2, maximum 66). De gemiddelde leeftijd van de mannelijke jeugdzorgwerkers ligt met 38,2 jaar significant (t(195) = 1,446, p <,1) hoger dan bij de vrouwelijke jeugdzorgwerkers (33,9 jaar). De leeftijd van de jeugdzorgwerkers kent een behoorlijke spreiding. De meeste jeugdzorgwerkers zijn tussen de 24 en 41 jaar. De modus ligt op 28 jaar. Het aantal 2 tot en met 23 jarigen is relatief laag, net als de leeftijden boven 6. De gemiddelde leeftijd van de jeugdzorgwerkers in de justitiële jeugdzorg ligt met 37,2 jaar (SD = 8,531) significant (t(1689) = 5,511, p <,1) hoger dan bij de jeugdzorgwerkers in de provinciale jeugdzorg (34,7 jaar, SD = 9,45). De medewerkers van Bureau Jeugdzorg zijn gemiddeld 35,9 jaar. Dit wijkt niet significant af van beide andere sectoren.

11 Sekse Van de jeugdzorgwerkers is 4% van het mannelijke geslacht. In de Provinciale Jeugdzorg werken 34,3% mannelijke jeugdzorgwerkers, in de Justitiële Jeugdzorg werken meer mannen (56,6%) dan vrouwen. Bij Bureau Jeugdzorg is 23% van de jeugdzorgwerkers van het mannelijk geslacht. De verschillen tussen de drie sectoren zijn significant (F(2, 195) = 63,194, p <,1) 3. Nationaliteit en etniciteit Bijna 98% van alle jeugdzorgwerkers heeft een Nederlands paspoort. Van 473 (24,2%) jeugdzorgwerkers is de etnische achtergrond achterhaald 4. Van deze groep heeft 8,5% van de jeugdzorgwerkers een niet-westerse achtergrond. In de Justitiële Jeugdzorg heeft 13,8% van de jeugdzorgwerkers een niet-westerse achtergrond. In de Provinciale Jeugdzorg is dat 1,4% en bij Bureau Jeugdzorg 4,7%. De verschillen tussen Justitiële Jeugdzorg en Bureau Jeugdzorg zijn significant (F(2, 195) = 3,75, p =,19) 5. Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn niet significant (X 2 (2, N=473) = 3,34, p =,192). Werkgebonden kenmerken Functie en functieniveau van de jeugdzorgwerkers In Tabel 4 is te zien dat van de totale steekproef 48,7% (N=95) van jeugdzorgwerkers in de functie pedagogisch medewerker B en 24,8% (N=485) in de functie van groepsleider werken. Bij Bureau Jeugdzorg werken voornamelijk jeugdbeschermers (N=144), medewerkers centrale toegang (N=73), ook jeugdreclasseerders (N=26) en medewerkers van het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK) (N=18). Bij Bureau Jeugdzorg werken alle functionarissen in een schaal 1 functie. In de Provinciale Jeugdzorg werkt 92,5% in een schaal 7 functie, in de Justitiële Jeugdzorg is dat percentage 75,1%. Het aantal medewerkers in een schaal 8 6 functie is in de Justitiële Jeugdzorg significant hoger dan in de Provinciale Jeugdzorg (t(1689) = 8,737, p<,1). Ook werken er significant meer mannen in een hogere schaal dan vrouwen (t(195) = 4,256, p<,1). 3 De Post Hoc test (Bonferoni) bevestigt dat de leeftijden van de jeugdzorgwerkers binnen de drie sectoren significant van elkaar verschillen. 4 Om de etniciteit van de jeugdzorgwerkers vast te stellen is gezocht naar gegevens over het geboorteland van de ouders. Is een van de ouders in een niet-westers land geboren dan wordt de persoon aangeduid als (niet-westers) allochtoon (CBS, 28). 5 Getoetst met behulp van de Bonferoni Post Hoc test 6 De CAO jeugdzorg (27-28) kent de differentiatie tussen pedagogisch medewerker A en B. Pedagogisch medewerker A is een meer coördinerende functie (schaal 8) waar vaak een HBO opleiding voor wordt gevraagd. Pedagogisch medewerker B is een uitvoerende functie op MBO niveau (schaal 7). PM A is ook een salarisschaal hoger (schaal 8) ingeschaald dan PM B (schaal 7). Voor de Justitiële Jeugdzorg is ook sprake van functiedifferentiatie en doorgroeimogelijkheden van jeugdzorgwerker naar senior jeugdzorgwerker. Groepsleider is een MBO functie en wordt ingeschaald in schaal 7 met een doorgroeimogelijkheid naar senior groepsleider in schaal 8 (

12 Tabel 4. Functie en functieniveau van de jeugdzorgwerkers Aard organisatie Justitiële Jeugdzorg Provinciale Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg Totaal Sekse Kenmerken AMK medewerker % Gezinshuisouder % Groepsleider ,9% Senior 89 Groepsleider 64,5% Jeugdbeschermer % Jeugdreclasseerder % Medewerker Centrale Toegang % PM A % PM B 18 64,3% PM C % totaal 358 Schaal ,1% Schaal ,9% Schaal 1 % Totaal 358 Functieniveau Functie Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Totaal % % ,1% 49 35,5% % % % % 1 35,7% % ,1% 49 17,9% % 274 % % % % % % 28 % ,2% ,8% % 632 % 8 22,9% 2 1,5% % % % % 37 46,8% ,1% 2 5,% ,8% 37 1,2% % 363 % 27 77,1% 17 89,5% % % % % 42 53,2% 68 65,9% 2 5,% ,% 42 6,% % 696 % % % % % ,5% 79 7,5% % ,5% % % % 38 26,4% 14 53,8% 7 9,6% % % % 6 % % ,5% % % % 16 73,6% 12 46,2% 66 9,4% % % % 21 % % % % % % % % 261 % % ,1% ,1% ,4% Werksoort en werkvorm waar jeugdzorgwerkers werkzaam zijn In Tabel 5 is te zien dat de meeste jeugdzorgwerkers (ruim 66%) werkzaam zijn in leefgroepen op een instituutsterrein. Bijna 2% is werkzaam in een leefgroep in een woonwijk, bijna 7% van de jeugdzorgwerkers is werkzaam in de crisisopvang, 4,5% in zelfstandigheidtraining en 2% werkt als gezinshuisouder. De medewerkers van Bureau Jeugdzorg werken allen ambulant. Tabel 5. Werksoort waar jeugdzorgwerkers werkzaam zijn. Aard organisatie Sekse Justitiële Jeugdzorg Provinciale Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Werksoort Instituut 34 95,9% Wijk % Zelfstandigheidtraining % Crisisopvang 18 5,% Gezinshuis % Ambulant % Totaal ,4% % % 1 3,6% % % ,6% % % 28 4,4% % % ,3% 65 18,% 2 5,5% 18 5,% 8 2,2% % ,3% ,6% 56 8,2% 68 9,9% 27 3,9% % ,7% ,5% 76 7,3% 86 8,2% 35 3,3% % 1.59 % % % % % 6 6 % % % % % % % % % % ,8% 65 8,3% 2 2,6% 36 4,6% 8 1,% 6 7,7% ,% ,8% 56 4,8% 78 6,7% 27 2,3% 21 17,3% ,% % 76 3,9% 114 5,9% 35 1,8% ,5% 1.952

13 De sekseverdeling verschilt sterk per werksoort. In leefgroepen op een instituutsterrein is de verhouding ongeveer gelijk, al werken in de Justitiële Jeugdzorg iets meer mannen. Bij leefgroepen in een woonwijk, die overigens alleen in de Provinciale Jeugdzorg voorkomen, werken aanzienlijk meer vrouwen dan mannen. Deze verhouding ligt op 8% 2%. Ook in de crisisopvang, de zelfstandigheidtraining en in gezinshuizen in de Provinciale Jeugdzorg werken aanzienlijk meer vrouwen dan mannen. In de Justitiële Jeugdzorg werken iets meer mannen in de crisisopvang dan vrouwen. De overige werksoorten komen in de Justitiële Jeugdzorg niet voor. In Tabel 6 is te zien dat bijna 87% van alle jeugdzorgwerkers werkzaam zijn in behandelgroepen en 13% zijn werkzaam in opvanggroepen. In de Justitiële Jeugdzorg zijn 77% van de jeugdzorgwerkers werkzaam in behandelgroepen en 23% in opvanggroepen. In de Provinciale Jeugdzorg is een kleine 92% van de jeugdzorgwerkers werkzaam in behandelgroepen en ruim 8% in opvanggroepen. Tabel 6 Werkvormen waar residentiële jeugdzorgwerkers werkzaam zijn Aard organisatie Sekse Justitiële Jeugdzorg Provinciale Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Werkvormen Behandeling ,7% ,7% ,3% ,% ,5% ,4%,%,%,% ,9% 796 7,9% ,4% Opvang 68 22,3% 53 23,3% ,7% 18 5,% 73 1,5% 91 8,6%,%,%,% 86 11,8% ,2% ,5% Ambulant,%,%,%,%,%,% ,3% 21 17,9% ,1% Totaal Missing Totaal Ervaring van de jeugdzorgwerkers Gemiddeld zijn de jeugdzorgwerkers 4,7 jaar werkzaam in de huidige functie en 5,1 jaar bij de huidige werkgever (Tabel 7). Hierbij is sprake van grote spreiding en van uitschieters; 18% is 1 jaar of langer werkzaam in de huidige functie en 1% is 12 jaar of langer werkzaam bij dezelfde werkgever. Tabel 7 Ervaringsjaren van de jeugdzorgwerkers N Minimum Maximum Mean Std. Deviation Jaren in functie ,74 4,975 Jaren bij werkgever ,6 5,283 Jaren in jeugdzorg ,68 5,913 Jaren in Zorg & Welzijn ,54 6,118 Provinciale Jeugdzorg: Jaren in ,43 5,56 functie Justitiele Jeugdzorg: Jaren in ,21 5,536 functie Bureau Jeugdzorg: Jaren in functie ,24 3,787

14 Bijna de helft van alle medewerkers werkt twee jaar of korter in hun huidige functie. Het aantal vrouwen dat in deze categorie valt is hoger dan het aantal mannen. In totaal 41% van de mannelijke jeugdzorgwerkers werkt langer dan zes jaar in de huidige functie, bij de vrouwelijke jeugdzorgwerkers is dat percentage 35%. Iets meer dan de helft (51,51%) van de jeugdzorgwerkers in de Provinciale Jeugdzorg heeft minder dan 2 jaar ervaring, in de Justitiële Jeugdzorg is dat 27,9%. De modus met betrekking tot de werkervaring ligt bij de Provinciale Jeugdzorg (52%) bij -2 jaar en bij de Justitiële Jeugdzorg (31%) bij 6-8 jaar. Jeugdzorgwerkers in de Justitiële Jeugdzorg hebben (zie Tabel 7) gemiddeld 7,2 jaar (Sd 5,54, range 29) werkervaring in de huidige functie tegen 4,5 jaar (SD 5,6, range 34) in de Provinciale Jeugdzorg en 4,2 bij Bureau Jeugdzorg. Deze verschillen zijn significant (F(2, 1256) = 23,241, p <,1) tussen enerzijds de Justitiële Jeugdzorg en anderzijds Provinciale Jeugdzorg en Bureau Jeugdzorg. Aard en omvang arbeidscontract Het merendeel (78%) van de jeugdzorgwerkers heeft een vast contract (Tabel 8). In totaal 295 (2,2%) jeugdzorgwerkers hebben een tijdelijk contract en 27 (1,8%) jeugdzorgwerkers hebben een oproepcontract. Bij Bureau Jeugdzorg hebben significant meer jeugdzorgwerkers een vast contract dan in de Justitiële Jeugdzorg (F(2, 1461) = 7,564, p<,1) en de Provinciale Jeugdzorg (F(2, 1461) = 7,564, p <,1). In de Provinciale Jeugdzorg hebben significant meer jeugdzorgwerkers een vast contract dan in de Justitiële Jeugdzorg (F(2, 1461) = 7,564, p <.5). Ruim 4% van de jeugdzorgwerkers werkt voltijds (dat wil zeggen 36 uur of meer per week). Bijna 6% van de jeugdzorgwerkers werkt in deeltijd dienstverband. Van degenen die in deeltijd werken heeft 36% een contract tussen de 3 en 36 uur per week. Dit betekent dat ongeveer 24% van de jeugdzorgwerkers minder dan 3 uur per week werkt en ongeveer 1% van de jeugdzorgwerkers werkt 24 uur of minder.

15 Tabel 8. Aard en omvang arbeidscontracten van de jeugdzorgwerkers Aard organisatie Sekse Justitiële Jeugdzorg Provinciale Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Aard arbeidscontract Omvang arbeidscontract Vast 15 54,1% (71,9%) Tijdelijk 41 53,2% (28,1%) Oproep % (%) Totaal ,9% 89 45,9% (71,2%) 36 46,8% (28,8%) % (%) ,1% 194 (71,6%) 77 (28,4%) % (%) ,4% (83,%) 43 23,4% (15,9%) 3 11,5% (1,1%) 27 28,9% 5 69,1% (75,3%) ,6% (21,2%) 23 88,5% (3,5%) ,1% 724 (77,5%) 184 (19,7%) 26 (2,8%) ,2% (9,%) 6 17,6% (1,%) % (%) 6 23,3% ,8% (85,4%) 28 82,4% (14,1%) 1 (,5%) ,7% 223 (86,4%) 34 (13,2%) 1 (,4%) ,6% (8,5%) 9 3,5% (18,9%) 3 11,1% (,6%) ,5% ,4% (76,8%) 25 69,5% (2,8%) 24 88,9% (1,8%) ,5% 1141 (78,%) 295 (2,2%) 27 (1,8%) 1463 () () () () () () () () () () () () Missing Totaal of meer ,4% (73,5%) 81 39,3% (22,8%) 9 15,8% (2,5%) 4 36,4% (1,1%) < 16 % (%) 9 25,6% (33,1%) 125 6,7% (46,%) 48 84,2% (17,6%) 7 63,6% (2,6^) 2 (,7%) ,%) 26 (32,9%) 57 (9,1%) 11 (1,8%) 2 (,3%) ,8% (53,7%) 82 2,6% (3,4%) 26 18,7% (9,6%) 1 16,9% (3,7%) 7 12,1% (2,6%) ,2% (2,3%) ,4% (47,6%) ,3% (17,%) 49 83,1% (7,4%) 51 87,9% (7,7%) 28 (3,%) 398 (42,6%) 139 (14,9%) 59 (6,3%) 58 (6,2%) 41 44,1% (68,3%) 9 17,6% (15,%) 9 13,6% (15,%) 1 2,1% (1,7%) % (%) 52 55,9% (26,3%) 42 82,4% (21,2%) 57 86,4% (28,8%) 46 97,9% (23,2%) 1 (,5%) 93 (36,%) 51 (19,8%) 66 (25,6%) 47 (18,2%) 1 (,4%) ,7% (65,3%) ,3% (25,1%) 44 16,8% (6,4%) 15 12,8% (2,2%) 7 11,5% (1,%) ,3% (24,4%) ,7% (42,6%) ,2% (19,2%) 12 87,2% (9,%) 54 88,5% (4,8%) 724 (39,8%) 655 (36,%) 262 (14,4%) 117 (6,4%) 61 (3,4%) Totaal ,6% () ,4% () 627 () 27 28,9% () ,1% () 934 () 6 23,3% () ,7% () 258 () ,7% () ,3% () 1819 () Missing Totaal In totaal 65% van de mannen werkt in voltijd dienstverband tegen ongeveer 25% van de vrouwelijke jeugdzorgwerkers. De modus bij de vrouwen ligt met 45% van de vrouwen op een dienstverband tussen de 3 en 36 uur. In totaal 1% van de mannen heeft een kleiner dienstverband (minder dan 3 uur per week) en voor de vrouwelijke jeugdzorgwerkers is dat 29%. In de Justitiële Jeugdzorg werkt 56% van de jeugdzorgwerkers in voltijd dienstverband en in de Provinciale Jeugdzorg is dat 3%. Opleidingsgebonden kenmerken Bijna 72% van de jeugdzorgwerkers bezat een relevante beroepsgerichte opleiding (Tabel 9). De verschillen tussen de 18 deelnemende organisaties was behoorlijk groot. De organisatie met het laagste percentage relevant opgeleide jeugdzorgwerkers was 38%, het hoogste percentage was 95% (SD =.16). Voor de vrouwelijke jeugdzorgwerkers was dat respectievelijk 77,6% in de Provinciale Jeugdzorg en 72,4% in de Justitiële Jeugdzorg. Van de mannelijke jeugdzorgwerkers had in de Provinciale Jeugdzorg 42,3% en in de Justitiële Jeugdzorg 58,8% een relevante beroepsgerichte opleiding. Bij Bureau Jeugdzorg had ruim 95% van de jeugdzorgwerkers een relevante beroepsgerichte opleiding afgerond. In totaal 89 (7,4%) jeugdzorgmedewerkers hadden

16 een opleiding gevolgd die is aangemerkt als gedeeltelijk relevant (Zie Appendix C). In totaal 47 (3,9%) jeugdzorgwerkers waren in opleiding en 26 (17%) jeugdzorgwerkers werkten zonder een relevante beroepsopleiding. Tabel 9 Opleidingsgebonden kenmerken van jeugdzorgwerkers Aard organisatie Sekse Justitiële Jeugdzorg Provinciale Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Beroepsgerichte opleiding Opleidingsniveau* Ja 87 58,8% 92 72,4% ,1% 11 42,3% ,6% 44 65,1% 57 95,% ,5% ,1% ,8% ,6% ,7% Gedeeltelijk 18 12,2% 1 7,9% 28 1,2% 25 1,5% 3 6,9% 55 8,1% 2 3,3% 4 2,% 6 2,3% 45 1,1% 44 5,8% 89 7,4% Nee 38 25,7% 21 16,5% 59 21,5% 91 38,1% 52 11,9% ,2% 1 1,7% 3 1,5% 4 1,6% 13 29,1% 76 1,% 26 17,% In opleiding 5 3,4% 4 3,1% 9 3,3% 22 9,2% 16 3,7% 38 5,6% % % % 27 6,% 2 2,6% 47 3,9% Totaal Missing Totaal MBO ,1% 5,% 59,8% 58,4% 32,2% 38,2% % % % 49,% 24,9% 31,7% HBO ,9% 5,% 4,2% 41,6% 67,8% 61,8% 93,9% 95,3% 51,% 73,2% 66,9% WO % % % % % % % 6,1% 4,7% % 1,9% 1,4% Totaal *Opleidingsniveau is weergegeven voor alle jeugdzorgwerkers met een relevante beroepsgerichte opleiding (N=867). In de Justitiële Jeugdzorg en de Provinciale Jeugdzorg gezamenlijk heeft ongeveer driekwart van de vrouwen een relevante beroepsopleiding. Bij de mannen ligt dat percentage op bijna 6% in de Justitiële Jeugdzorg en 42,3% in de Provinciale Jeugdzorg. Het opleidingsniveau is bij vrouwen significant hoger (t(865) = 7,25, p <,1) dan bij mannen. Er is geen significant verschil gevonden tussen de Provinciale Jeugdzorg en de Justitiële Jeugdzorg. Van de mannen met een relevante beroepsopleiding heeft 49% een MBO opleiding en 51% een HBO opleiding. Vrouwen met een relevante opleiding heeft dat voor 75% op HBO en voor 25% op MBO gevolgd. De meest voorkomende relevante beroepsgerichte opleidingen zijn HBO Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH, N = 31), MBO Sociaal Pedagogisch Werk (SPW, N = 223) en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD, N = 174). Deze drie opleidingen zijn samen goed voor ruim 8% van alle relevante beroepsopleidingen. Voor een volledig overzicht van de relevante beroepsopleidingen wordt verwezen naar Appendix D.

17 Discussie De persoonsgebonden kenmerken Leeftijden De leeftijdsopbouw lijkt adequaat te zijn op landelijk niveau want er is sprake van een adequate verdeling van jonge jeugdzorgwerkers, jeugdzorgwerkers van middelbare leeftijd en van oudere jeugdzorgwerkers. Een goede leeftijdsopbouw bestaat uit immers zowel jonge als oudere medewerkers (Gomez-Meija, 29; Van Aalten, Schoemakers, Thomas, Volleberg-Hoeth, 1999). Mannelijke jeugdzorgwerkers zijn 4,3 jaar ouder dan de vrouwen. Het verschil in leeftijd lijkt in vergelijking met de in de inleiding beschreven studies groter te zijn geworden. De gemiddelde leeftijd van de jeugdzorgwerker in dit onderzoek is ongeveer 6,5 jaar ouder dan die in de studie van Brandjes et al., (1982). Sekseverdeling Dit onderzoek wijst er op dat de meerderheid (6%) van de jeugdzorgwerkers van het vrouwelijke geslacht is. Per sector vallen verschillen op. Dit onderzoek laat zien dat er in de Justitiële Jeugdzorg meer mannen dan vrouwen werken. In de Provinciale Jeugdzorg en bij Bureau Jeugdzorg werken respectievelijk 66% en 77% vrouwelijke jeugdzorgwerkers. Er zijn werksoorten (zoals residentiële jeugdzorg in de wijk en gezinshuizen) waar vrouwen sterk oververtegenwoordigd zijn. Het lijkt erop dat naarmate de jeugdzorg een meer extramuraal karakter heeft, het aandeel vrouwelijke jeugdzorgwerkers groter is. De sekseverdeling binnen de residentiële jeugdzorg is aanmerkelijk gelijker verdeeld dan in een aantal andere sectoren binnen Zorg & Welzijn (De Schipper, Tavecchio, & Van IJzendoorn, 28). De sekseverdeling bij Bureau Jeugdzorg komt overeen met die van de totale jeugdzorg (Movisie, 21). Er bestaan, voor zover bekend, geen studies die aantonen dat sekseverschillen van hulpverleners van invloed zijn op de kwaliteit en effectiviteit van de jeugdzorg. Het lijkt voor de hand te liggen om in opvoedkundige situaties te streven naar een evenredige man vrouw verdeling, zodat jeugdigen bijvoorbeeld ervaringen kunnen opdoen met beide seksen, maar er bestaat nauwelijks of geen empirische evidentie die het belang van een evenredige sekseverdeling ondersteunt. Etniciteit Over de etniciteit van de jeugdzorgwerkers zijn moeilijker conclusies te trekken doordat slechts van een klein deel (24,4% N = 243) van de respondenten deze gegevens terug te vinden waren in het dossier. In de Justitiële Jeugdzorg heeft 13,8% een niet westers allochtone achtergrond, in de Provinciale Jeugdzorg 1,4% en bij Bureau Jeugdzorg 4,7%. Deze cijfers geven aan dat ook personen met een niet westerse achtergrond werkzaam zijn in de jeugdzorg. Dit kan een belangrijk gegeven zijn omdat de jeugdigen die verblijven in deze instellingen meer dan

18 gemiddeld van niet-westerse allochtone afkomst zijn (Van Lieshout et. al, 27). Bovendien mag verwacht worden dat het personeelsbestand in de jeugdzorg ook in dit opzicht een afspiegeling is van de Nederlandse samenleving. In dit onderzoek is gevonden dat meer mannen dan vrouwen met een niet-westerse allochtone afkomst werkzaam zijn als jeugdzorgwerker in de residentiële jeugdzorg. De werkgebonden kenmerken van jeugdzorgwerkers In de Provinciale Jeugdzorg werkt het merendeel van de respondenten in de functie pedagogisch medewerker B (5,7%) en A (4%). In de Justitiële Jeugdzorg is dat de functie groepsleider (27,9%) en senior groepsleider (7,9%). In de Justitiële Jeugdzorg heeft een vergaande functiedifferentiatie plaatsgevonden, waarbij jeugdzorgwerkers de mogelijkheid kregen om door te stromen naar de functie van senior groepsleider. Een kwart van de jeugdzorgwerkers in de Justitiële Jeugdzorg vervult een senior functie. In de Provinciale Jeugdzorg is het percentage jeugdzorgwerkers dat een schaal 8 functie bekleedt met 7,5% aanmerkelijk lager. In de Provinciale Jeugdzorg hebben pedagogisch medewerkers aanmerkelijk minder kans om door te stromen naar een hogere functie dan in de Justitiële Jeugdzorg. De werkervaring van de jeugdzorgwerkers is gemiddeld 5 jaar in de huidige functie en 5,3 jaar bij de huidige werkgever. De spreiding hierbij is echter wel groot, 5% van alle jeugdzorgwerkers is twee jaar of korter werkzaam in de huidige functie. Dit wijst erop dat, aangezien er geen uitbreiding van functies is geweest, er een verloop is van zo n 25% van de jeugdzorgwerkers per jaar. Dit kan nadelig zijn voor de kwaliteit van de jeugdzorg vanwege een tekort aan kennis en ervaring van de nieuwe medewerkers. Daarnaast kost het inwerken van nieuwe medewerkers veel tijd en energie van de zittende jeugdzorgwerkers. Een aantal indicatoren voor de stabiliteit van het personeelsbestand is aangetroffen in dit onderzoek. Enerzijds lijkt het verloop en de instroom van nieuwe medewerkers vrij groot. Daar staat tegenover dat ongeveer 4% van de jeugdzorgwerkers 6 jaar of langer werkzaam is in de huidige functie. Ruim driekwart van de jeugdzorgwerkers werkt in vast dienstverband, ruim 2% heeft een tijdelijk contract en een klein deel van de jeugdzorgwerkers werkt als oproepkracht. In totaal 4% van alle jeugdzorgwerkers werkt fulltime, 6% werkt in deeltijd. Van de deeltijders werkt het merendeel tussen de 3 en 36 uur. In de Justitiële Jeugdzorg wordt meer fulltime gewerkt dan in de Provinciale Jeugdzorg. Dat kan te maken hebben met het gegeven dat er in de Justitiële Jeugdzorg procentueel meer mannen werken dan in de Provinciale Jeugdzorg. In totaal 65% van de mannen werkt fulltime tegen 24% van de vrouwen: 29% van de vrouwen werkt minder dan 3 uur tegen slechts 9% van de mannen. Ook in de omvang van het dienstverband is dit patroon tussen mannen en vrouwen terug te zien. De stabiliteit van het personeelsbestand wordt gevormd door de relatief grote groep jeugdzorgwerkers met veel ervaring, het grote percentage vaste arbeidscontracten en het

19 gegeven dat veruit de meerderheid van de jeugdzorgwerkers een arbeidscontract heeft voor minimaal 3 uur per week. De stabiliteit van het personeelsbestand wordt bedreigd door het grote aantal jeugdzorgwerkers dat nog maar kort (minder dan 2 jaar) werkzaam is in de jeugdzorg. Aandachtspunt is om deze jeugdzorgwerkers te binden aan de jeugdzorg en hun functie. Er lijkt een samenhang tussen de loopbaanmogelijkheden die door middel van functiedifferentiatie in de Justitiële Jeugdzorg geboden worden, de langere ervaring en het groter aantal mannen dat werkzaam is in de Justitiële Jeugdzorg. De gevonden verschillen tussen de Justitiële Jeugdzorg en de Provinciale Jeugdzorg zijn opvallend. Het is aan te bevelen dat de organisaties in de Provinciale Jeugdzorg en mogelijk ook de werkgeversorganisatie (Jeugdzorg Nederland) zich nader oriënteren op mogelijkheden voor verdergaande functiedifferentiatie teneinde jeugdzorgwerkers in deze sector betere carrièremogelijkheden te bieden. Dat maakt het werk mogelijk aantrekkelijker en functiedifferentiatie kan er mogelijk voor zorgen dat medewerkers langer bij de werkgever en in de functie van jeugdzorgwerker werkzaam blijven. Opleidingsgebonden kenmerken van de jeugdzorgwerkers Ongeveer 28% van alle jeugdzorgwerkers in dit onderzoek bezit geen relevante beroepsopleiding (dit is vergelijkbaar met onderzoek van Prismant, 29). Van die 28% heeft 7,4% een opleiding gevolgd die conform de criteria van dit onderzoek niet als relevant kan worden aangemerkt, maar waarin wel bepaalde relevante competenties behaald kunnen zijn. Daarnaast is een kleine 4% van de jeugdzorgwerkers op het moment van het onderzoek in opleiding. Dat is weinig in vergelijking met het grote aantal jeugdzorgwerkers zonder een gerichte beroepsopleiding. De mannelijke jeugdzorgwerkers hebben vaker geen relevante beroepsopleiding dan de vrouwen. In de Provinciale Jeugdzorg is 49% van de in het onderzoek betrokken mannen niet in het bezit van een relevante beroepsgerichte opleiding; in de Justitiële Jeugdzorg is dat 38%. Bij Bureau Jeugdzorg heeft bijna iedereen een relevante beroepsopleiding gevolgd. Het aantal jeugdzorgwerkers zonder een relevante beroepsopleiding is met 28% als hoog te beschouwen. Het is plausibel om te veronderstellen dat het lage percentage, vooral mannelijke, jeugdzorgwerkers met een relevante beroepsopleiding de kwaliteit van de jeugdzorg niet ten goede komt. Het lijkt daarom van belang om bij nieuw aangenomen jeugdzorgwerkers, die niet in het bezit zijn van een relevante beroepsopleiding, direct een opleidingstraject te starten. Verder valt op dat vrouwen veel vaker een HBO opleiding hebben dan mannelijke jeugdzorgwerkers. In totaal 75% van alle vrouwelijke jeugdzorgwerkers heeft een relevante beroepsopleiding op HBO-niveau gevolgd tegen 51% van de mannen. We kunnen concluderen dat vrouwen over het algemeen hoger opgeleid zijn dan voor de functie die zij vervullen dan strikt noodzakelijk is en mannen zijn daarvoor gemiddeld lager opgeleid. Opmerkelijk is vervolgens dat mannen vaker een schaal 8 functie bekleden dan vrouwen. In schaal 7 functies is de man - vrouw verhouding 41% - 59%, in schaal 8 functies is de verhouding precies andersom (58% - 42%). De

20 combinatie van een aanmerkelijk hoger opleidingsniveau, gecombineerd met een lagere vertegenwoordiging in de hogere functies wijst op het fenomeen van het glazen plafond dat ook hier mogelijk een rol kan spelen. Met de term glazen plafond wordt bedoeld dat vrouwen met de juiste kwaliteiten en opleiding niet in dezelfde mate als mannen doorstromen naar hogere functies (Meinen, Van Leeuwaarde, & Van Diepen, 22). In een post hoc analyse, waarbij een logistische regressieanalyse is uitgevoerd, gecontroleerd voor leeftijd, ervaring bij werkgever, ervaring in de jeugdzorg, ervaring in zorg en welzijn en de aard van het arbeidscontract, bleek sekse echter geen significante voorspeller van inschaling meer te zijn. Alleen de ervaring bij de werkgever bleek significant te zijn. Een langere ervaring bij de huidige werkgever hing samen met een hogere inschaling (Odds Ratio = 1,31). Eerdere onderzoeken (Brandjes, Nass, van der Ploeg, & Defares, 1982; Clarijs & Jumelet, 1996; Ligthart & de Keyser, 1992; Van der Ploeg & Scholte, 1988, 1992, 1998, 22) wijzen op een trend dat steeds meer jeugdzorgwerkers een relevante beroepsopleiding hebben en dat het opleidingsniveau stijgt. In 22 (van der Ploeg & Scholte, 22) heeft meer dan 8% van de residentiële jeugdzorgwerkers een HBO diploma op zak. Dit onderzoek wijst uit dat ongeveer 28% van de jeugdzorgwerkers geen relevante beroepsopleiding heeft gevolgd. De respons en generaliseerbaarheid van de resultaten Het aantal jeugdzorgwerkers (N = 1.952) waar dit onderzoek zich op baseert, is aanmerkelijk groter dan de onderzoeken die in het recente verleden zijn uitgevoerd. Dit is het omvangrijkste onderzoek dat voor zover bekend in Nederland is uitgevoerd naar de objectieve kenmerken van residentiële jeugdzorgwerkers. Door deze grote steekproefomvang kunnen we een betere schatting van de scores bij de totale populatie geven (Howitt & Cramer, 27). Een groot gedeelte van het veld van de residentiële jeugdzorg (Provinciale Jeugdzorg en Justitiële Jeugdzorg) heeft deelgenomen aan dit onderzoek. Ook is er voldoende geografische spreiding bereikt. De argumenten om niet mee te doen waren drukte en privacy van de medewerkers. De redenen om niet deel te nemen aan dit onderzoek waren van dien aard dat hiervan geen effect wordt verwacht op de verdelingen van de beschreven kenmerken. Dit geldt overigens niet voor de Bureaus Jeugdzorg, er is een Bureau Jeugdzorg benaderd en er is geen sprake van landelijke spreiding. De brancherapportage van de MOgroep Jeugdzorg geeft geen gedetailleerde informatie over de objectieve kenmerken van de jeugdzorgwerkers bij Bureau Jeugdzorg. De in dit onderzoek gevonden gegevens zijn vergeleken met het onderzoek van Stams et al. (21) waar een aselecte steekproef is getrokken van medewerkers bij alle 15 Bureaus Jeugdzorg. De objectieve kenmerken van jeugdzorgwerkers wijken wat betreft leeftijd, sekse, opleidingsniveau en ervaring niet significant af met de in deze studie gevonden resultaten. Geconcludeerd kan worden dat minder dan 3% van de jeugdzorgwerkers bij Bureau Jeugdzorg van het mannelijk geslacht is, dat de gemiddelde leeftijd van de jeugdzorgwerker ruim boven de

HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE

HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE Inleiding Dit proefschrift staat in het teken van de professionaliteit van de jeugdzorgwerker in de Provinciale residentiële Jeugdzorg, de Justitiële residentiële

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

Subsidiënt: Ministerie van VWS

Subsidiënt: Ministerie van VWS De gegevens in deze factsheet mogen met bronvermelding (E.E.M. Maurits, A.J.E. de Veer & A.L. Francke. Ruim de helft van de interne oproepkrachten in de verpleging en verzorging vindt voordelen van flexibel

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO Uitgevoerd door ABF Research in opdracht van SOM Aanleiding De arbeidsmarkt voor mbo-personeel is dynamisch. Nieuw personeel stroomt in en ander personeel

Nadere informatie

Factsheet Jeugdzorg. Datum MOVISIE

Factsheet Jeugdzorg. Datum MOVISIE Factsheet Jeugdzorg Datum MOVISIE Utrecht, november 2010 MOVISIE Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling MOVISIE is hét landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling.

Nadere informatie

Herintreders op de arbeidsmarkt

Herintreders op de arbeidsmarkt Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari 2014 D.T.P. Van Hassel R.J. Kenens 2 CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari 2014 D.T.P. van Hassel R.J. Kenens

Nadere informatie

Diversiteit in het po, vo en mbo

Diversiteit in het po, vo en mbo Diversiteit in het, en 1. Inleiding In het onderwijs wordt het belang van een divers samengesteld personeelsbestand onderkend. 1 Omdat de school een maatschappelijke instelling is, is het wenselijk dat

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 217 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk op

Nadere informatie

Studenten aan lerarenopleidingen

Studenten aan lerarenopleidingen Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Cijfers en Kengetallen Brede Jeugdzorg

Cijfers en Kengetallen Brede Jeugdzorg Cijfers en Kengetallen Brede Jeugdzorg juli 2011 Jeugdzorg: Goed Werk is een project van en voor de jeugdzorg en richt zich o.a. op het versterken van de arbeidsmarktinformatie over de jeugdzorg. In dit

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Subsidiënt: Ministerie van VWS. Zorgverleners werken liever met interne oproepkrachten dan met personeel van buitenaf

Subsidiënt: Ministerie van VWS. Zorgverleners werken liever met interne oproepkrachten dan met personeel van buitenaf De gegevens in deze factsheet mogen met bronvermelding (E.E.M. Maurits, A.J.E. de Veer & A.L. Francke. Zorgverleners werken liever met interne dan met personeel van buitenaf. Utrecht: NIVEL, 2013) worden

Nadere informatie

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007 LelyStadsGeluiden De mening van de jongeren gepeild School en werk 007 In 007 hebben.37 jongeren meegewerkt aan de jongerenenquête. Het onderzoek had als doel om in kaart te brengen wat jongeren doen,

Nadere informatie

Resultaten WO-monitor 2013

Resultaten WO-monitor 2013 Resultaten WO-monitor 2013 Samenvatting: De WO-Monitor is een vragenlijst die wordt afgenomen onder recent afgestudeerden (1-1,5 jaar na afstuderen) van de universiteiten in Nederland. De WO-monitor wordt

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Meerdere keren zonder werk

Meerdere keren zonder werk Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook

Nadere informatie

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015 Peiling Flexibel werken in de techniek 2015 Peiling Flexibel werken in de techniek 2015 Inleiding Voor goede bedrijfsresultaten is het voor bedrijven van belang om te kunnen beschikken over voldoende goede,

Nadere informatie

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijs 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Resultaten Karin Jettinghoff en Jo Scheeren, SBO Januari 2010 2 1. Inleiding Tot voor kort

Nadere informatie

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Overwerken in Nederland Ingrid Beckers en Clemens Siermann In 4 werkte 37 procent de werknemers in Nederland regelmatig over. Bijna een derde het overwerk is onbetaald. Overwerk komt het meeste voor onder

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 73847 27 december 2017 Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming

Nadere informatie

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven 1 Onderzoek en Business Intelligence Deze feitenkaart bevat de resultaten van de jaarlijkse Oktobertelling onder

Nadere informatie

5 Starters op de markt voor koopwoningen

5 Starters op de markt voor koopwoningen 5 Starters op de markt voor koopwoningen In het derde kwartaal van 2008 is een aantal aanvullende vragen gesteld aan personen die op dit moment een woning huren en zich oriënteren op een koopwoning. Dit

Nadere informatie

Sociaal jaarverslag 2012

Sociaal jaarverslag 2012 Sociaal jaarverslag 2012 Sociaal jaarverslag 2012 Inhoud Voorwoord... 4 Kengetallen Personeel 2012 Kerncijfers Sociaal Jaarverslag 2012 en 2011... 6 Omvang formatie en personeelsbezetting... 7 Overige

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. In

Nadere informatie

Hepatitis C in penitentiaire inrichtingen Een onderzoek naar prevalentie

Hepatitis C in penitentiaire inrichtingen Een onderzoek naar prevalentie Hepatitis C in penitentiaire inrichtingen Een onderzoek naar prevalentie C.J. Leemrijse M.Bongers M. Nielen W. Devillé ISBN 978-90-6905-995-2 http://www.nivel.nl nivel@nivel.nl Telefoon 030 2 729 700 Fax

Nadere informatie

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Inspectie Jeugdzorg Utrecht, april 2013 Samenvatting Eind december 2012 heeft de Inspectie Jeugdzorg via een digitale vragenlijst een inventariserend onderzoek

Nadere informatie

Beroepskrachten missen in hun opleiding aandacht voor kindermishandeling

Beroepskrachten missen in hun opleiding aandacht voor kindermishandeling Beroepskrachten missen in hun opleiding aandacht voor kindermishandeling Van de twaalfhonderd beroepskrachten die reageerden op een enquête van het Tijdschrift Kindermishandeling vermoedde liefst 83 procent

Nadere informatie

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs, Studenten sector Onderwijs vallen vaker uit... 2 Veel uitval bij 2 e graads hbo... 3 Meer uitval van pabo studenten met mbo-achtergrond... 5 Steeds meer mannen vallen uit bij pabo... 7 Studenten met niet-westerse

Nadere informatie

Monitor. alcohol en middelen

Monitor. alcohol en middelen Gemeente Utrecht, Volksgezondheid Monitor www.utrecht.nl/gggd alcohol en middelen www.utrecht.nl/volksgezondheid Thema 3 Gebruik van de verslavingszorg in Utrecht - 2012 1 Colofon Uitgave Gemeente Utrecht,

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk

Nadere informatie

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD)

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) 2013. De gehele publicatie is na te lezen op de website

Nadere informatie

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007 Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 2e kwartaal 2007 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien

Nadere informatie

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK LAAGGELETTERDHEID IN LAAK Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN OPDRACHT

Nadere informatie

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs. ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs april 2016 1

Nadere informatie

Arbeidsmarktanalyse Elektrotechnische detailhandel Chantal Nijhuis/Wilco Brinkman april en oktober 2014

Arbeidsmarktanalyse Elektrotechnische detailhandel Chantal Nijhuis/Wilco Brinkman april en oktober 2014 Arbeidsmarktanalyse Elektrotechnische detailhandel 2014 Chantal Nijhuis/Wilco Brinkman april en oktober 2014 1 Inhoud Blok 1: Werkgelegenheid in de sector Blok 2: Kenmerken van werknemers Blok 3: Kenmerken

Nadere informatie

FACTSHEET PLEEGZORG 2012

FACTSHEET PLEEGZORG 2012 FACTSHEET PLEEGZORG 2012 In Nederland worden veel kinderen door familieleden of bekenden opgevoed wanneer dat door omstandigheden in de thuissituatie niet mogelijk is. Bij deze informele zorg is geen jeugdzorg-

Nadere informatie

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Sociaaleconomische trends 213 Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Harry Bierings en Bart Loog juli 213, 2 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 1 De afgelopen

Nadere informatie

JEUGD WERKLOOSHEID 1-METING Onderzoek naar de perceptie van jeugdwerkloosheid onder jongeren in opdracht van het Ministerie VWS - Jeugd en Gezin

JEUGD WERKLOOSHEID 1-METING Onderzoek naar de perceptie van jeugdwerkloosheid onder jongeren in opdracht van het Ministerie VWS - Jeugd en Gezin JEUGD WERKLOOSHEID 1-METING Onderzoek naar de perceptie van jeugdwerkloosheid onder jongeren in opdracht van het Ministerie VWS - Jeugd en Gezin FERNANDO MC DOUGAL MSC ODETTE VLEK MSC AMSTERDAM, AUGUSTUS

Nadere informatie

Factsheet gemeente Westland

Factsheet gemeente Westland In deze factsheet wordt ingegaan op verschillende indicatoren voor het aantal jeugdigen uit uw gemeente dat in de afgelopen jaren gebruik heeft gemaakt van ondersteuning en zorg voor jeugd. Dit wordt per

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN

Nadere informatie

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave ijs arbeid data zorg onderwijs zekerheid etenschap rg welzijn mobiliteit jn beleids- Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave Bewegingsonderwijs

Nadere informatie

Jeugdzorg in Gelderland april 2009

Jeugdzorg in Gelderland april 2009 Jeugdzorg in Gelderland april 2009 Inleiding Voor u ligt de eerste factsheet jeugdzorg 2009. De factsheet is gebaseerd op de actuele beleidsinformatie afkomstig van Bureau Jeugdzorg Gelderland (t/m vierde

Nadere informatie

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ] Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [12-3-2018 ] 1. Inleiding Op 14 oktober 2015 heeft Tweede Kamerlid Straus een motie ingediend om een indicator voor de tevredenheid van werkgevers

Nadere informatie

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29% 26 DISCRIMINATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vóórkomen en melden van discriminatie in Leiden en de bekendheid van en het contact met het Bureau Discriminatiezaken. Daarnaast komt aan de orde

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013 Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs

Nadere informatie

Jeugdzorg Plus. Plaatsings- en uitstroomgegevens Vijf zorggebieden. Leeswijzer. 1 Zorggebied Noord-West: de provincies Noord-Holland en Utrecht

Jeugdzorg Plus. Plaatsings- en uitstroomgegevens Vijf zorggebieden. Leeswijzer. 1 Zorggebied Noord-West: de provincies Noord-Holland en Utrecht Jeugdzorg Plus Plaatsings- en uitstroomgegevens 2018 In deze factsheet geven we u een beeld van het aantal plaatsingen in Jeugdzorg Plus instellingen in 2018, cliëntgegevens en uitstroomgegevens. De cijfers

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN (in de eerste lijn)

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN (in de eerste lijn) CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN (in de eerste lijn) Peiling 1 januari 2012 D.T.P. VAN HASSEL R.J. KENENS NOVEMBER 2013 CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN BEROEPEN IN DE GEZONDHEIDSZORG CIJFERS

Nadere informatie

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Aanleiding Sinds 2006 publiceert de Gemeente Helmond jaarlijks gedetailleerde gegevens over de werkloosheid in Helmond. De werkloosheid in Helmond

Nadere informatie

Figuur 11 Bekendheid van het energielabel (n=494) Let u bij het kopen van een woning op het energieverbruik van de woning?

Figuur 11 Bekendheid van het energielabel (n=494) Let u bij het kopen van een woning op het energieverbruik van de woning? 5 Het energielabel In het tweede kwartaal van 2008 is een aantal aanvullende vragen gesteld aan de respondenten. Deze vragen gingen over het energielabel. De resultaten van deze vragen worden in dit hoofdstuk

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari Hingstman, L. Kenens, R.J.

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari Hingstman, L. Kenens, R.J. CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari 2008 Hingstman, L. Kenens, R.J. oktober 2009 INLEIDING In 2002 is het NIVEL in opdracht van de toenmalige Vereniging Bewegingsleer Cesar

Nadere informatie

Personeelsmonitor 2011 Samenvatting

Personeelsmonitor 2011 Samenvatting Jaarlijks brengt het A+O fonds Gemeenten de Personeelsmonitor uit. Dit rapport geeft de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van HRM en arbeidsmarktontwikkelingen bij gemeenten weer. In deze samenvatting

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Onderzoek Inwonerspanel Jongerenonderzoek: alcohol

Onderzoek Inwonerspanel Jongerenonderzoek: alcohol 1 (19) Onderzoek Inwonerspanel Auteur Tineke Brouwers Respons onderzoek Op 5 december kregen de panelleden van 12 tot en met 18 jaar (280 personen) een e-mail met de vraag of zij digitaal een vragenlijst

Nadere informatie

Eén op de vijf patiënten vindt oefentherapeut zonder verwijzing Factsheet Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg, maart 2009

Eén op de vijf patiënten vindt oefentherapeut zonder verwijzing Factsheet Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg, maart 2009 Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL De gegevens mogen met bronvermelding (Margit K Kooijman, Ilse CS Swinkels, Chantal J Leemrijse. Eén op de vijf patiënten vindt oefentherapeut zonder verwijzing.

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Wie werken er in het christelijk en reformatorisch onderwijs?

Wie werken er in het christelijk en reformatorisch onderwijs? Artikel pag. 5-8 Wie werken er in het christelijk en reformatorisch onderwijs? Opzet en verantwoording van het onderzoek In de afgelopen maanden heeft een projectgroep vanuit de redactie van DRS Magazine

Nadere informatie

Instroom en inschrijvingen

Instroom en inschrijvingen Instroom en inschrijvingen Minder studenten beginnen aan opleidingen in de sector Onderwijs... 2 Instroom pabo keldert in 2015 maar herstelt zich deels in 2016... 3 Minder mbo ers naar sector Onderwijs...

Nadere informatie

VROUWELIJKE PARTNERS IN DE TOP ADVOCATUUR

VROUWELIJKE PARTNERS IN DE TOP ADVOCATUUR VROUWELIJKE PARTNERS IN DE TOP ADVOCATUUR FEITEN EN CIJFERS Onderzoeksgegevens Onder wie: partners van de 30 grootste advocatenkantoren in Nederland Gezocht: 3 vrouwelijke en 3 mannelijke partners per

Nadere informatie

Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten

Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten Postprint 1.0 Version Journal website Pubmed link DOI http://www.vvocm.nl/algemeen/vakblad-beweegreden Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten D.T.P. VAN HASSEL; R.J. KENENS Marktwerking

Nadere informatie

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus'

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus' Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus' Aansluiting mbo-opleidingen op de arbeidsmarkt gev16-0731mr/bes_alg 1 1. Inleiding Aanleiding en achtergrond onderzoek Op 14 oktober 2015 heeft Tweede Kamerlid

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

Samenvatting Benchmark O&O beleid gemeenten. Tweede meting werkgevers en werknemers

Samenvatting Benchmark O&O beleid gemeenten. Tweede meting werkgevers en werknemers Samenvatting Benchmark O&O beleid gemeenten Tweede meting werkgevers en werknemers 2 Inleiding In deze brochure vindt u de belangrijkste resultaten van de benchmark Opleiden en Ontwikkelen. De benchmark

Nadere informatie

Kiezersonderzoek 2017 Onderzoek naar stemgedrag van gemeentepanelleden

Kiezersonderzoek 2017 Onderzoek naar stemgedrag van gemeentepanelleden Kiezersonderzoek 2017 Onderzoek naar stemgedrag van gemeentepanelleden Bestuursstaf Advies en ondersteuning Venlo, juli 2017 Onderzoek & Statistiek 2 Samenvatting In maart 2018 vinden er in Venlo gemeenteraadsverkiezingen

Nadere informatie

resultaten Vacature-enquête

resultaten Vacature-enquête resultaten Vacature-enquête voorjaar 2014 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Vacatures maart 2014 4 3. Vacatures per sector 5 4. Conclusies 11 Bijlage 1 Tabellen 12 Kenmerk: Project: 81110 Juni 2014 1. Inleiding

Nadere informatie

Aantal medewerkers West-Brabant

Aantal medewerkers West-Brabant Regio West-Brabant 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn West-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio West-Brabant. Waar mogelijk

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking, G. Waverijn & M. Rijken, NIVEL, januari

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

VROUWEN EN MANNEN BIJ AKZO NEDERLAND

VROUWEN EN MANNEN BIJ AKZO NEDERLAND VROUWEN EN MANNEN BIJ AKZO NEDERLAND Aanbevelingen van de Commissie Gelijke Behandeling van de Centrale Ondernemingsraad Akzo Nederland 31 augustus 1995, Kea Tijdens, Universiteit van Amsterdam 1. Inleiding

Nadere informatie

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Ingrid Beckers Ruim de helft van de werkzame beroepsbevolking werkte in 22 op onregelmatige tijden. Werken in de avonduren en op zaterdag komt het meeste voor.

Nadere informatie

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2002

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2002 Arbeidsinspectie Kantoor Den Haag Directie Concernbeleid Team Monitoring en Beleidsinformatie De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2002 Een onderzoek naar de verschillen in beloning en mobiliteit tussen

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003 CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003 R.J. Kenens L. Hingstman Februari 2004 NIVEL Postbus 1568, 3500 BN UTRECHT Telefoon: 030-27 29 700 www.nivel.nl Pagina 2 van 6 INLEIDING In

Nadere informatie

Feiten en cijfers 2010 Branche WMD

Feiten en cijfers 2010 Branche WMD Feiten en cijfers 2010 Branche WMD Ieder jaar maakt FCB de zogenoemde factsheets. Deze bestaat uit cijfers over de branche in een bepaald jaar. De cijfers over 2010 worden met de ontwikkelingen ook in

Nadere informatie

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten BIJLAGEN Wel of niet aan het werk Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten Patricia van Echtelt Stella Hof Bijlage A Multivariate analyses... 2

Nadere informatie

Ouders op de arbeidsmarkt

Ouders op de arbeidsmarkt Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk

Nadere informatie

M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB

M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB A.M.J. te Peele Zoetermeer, 24 december 2004 Beperkte groei werkgelegenheid MKB in 1999-2002 De werkgelegenheid in het MKB is in 2002 met 3% toegenomen

Nadere informatie

Resultaten WO-monitor 2011

Resultaten WO-monitor 2011 Resultaten WO-monitor 2011 - kan met recht een werelduniversiteit genoemd worden, kijkend naar het afkomst van studenten. - Gemiddeld zijn Wageningers actiever dan de studenten in andere ederlandse studiesteden/andere

Nadere informatie

Veranderen van opleiding

Veranderen van opleiding Totale switch na stijging weer op 20 procent... 3 Switchers pabo oorzaak stijging in 2012 en 2013... 4 Meer switch van mbo ers in sector Onderwijs in 2013... 5 Bij tweedegraads lerarenopleidingen meer

Nadere informatie