Nederlands tijdschrift voor
|
|
- Nathalie Willemsen
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Nederlands tijdschrift voor MetaTaal Betrokkenheid van kinderen bij afasietherapie De evidencebased richtlijn stotteren (3) november
2 Sinds wanneer werk je als logopedist? Ik ben in 2003 afgestudeerd aan de Hogeschool Utrecht. Als logopedist heb ik altijd in de vrije vestiging gewerkt. Tot juli van dit jaar was ik praktijkeigenaar in Amsterdam. Daar heb ik met heel veel plezier gewerkt, maar het werd tijd om een andere weg in te slaan. Waarom ben je logopedist geworden? Toen ik een jaar of 15 was ging ik naar een informatieavond over vervolgopleidingen. Eén van de presentaties die ik bezocht werd gegeven door studenten logopedie. Daarvoor had ik nog nooit van logopedie gehoord. Wat die studenten vertelden over logopedische stoornissen vond ik zo interessant dat ik vanaf dat moment zeker wist dat ik logopedie wilde studeren. MARLOES VAN DER BOOM- ARENDSE FUNCTIE BELEIDSMEDEWERKER WERKSETTING NVLF REGIO NEDERLAND Wat vind je fijn aan je huidige werkplek? Ik vind het geweldig om op een beleidsmatige manier met logopedie bezig te zijn. De ervaring die ik in de praktijk heb opgedaan kan ik goed inzetten. Daarnaast valt er veel te leren en daar ben ik gek op. Waar heb je je recent in verdiept? De afgelopen tijd ben ik mij continu aan het verdiepen in verschillende onderwerpen. Recent heb ik mij onder andere verdiept in: FEES, dementie, preventieve logopedie en het systematisch zoeken naar literatuur. Wat verwacht je voor de toekomst? Ik verwacht dat logopedie een nog belangrijker vak wordt en ik hoop dat ik daar nog lang een bijdrage aan mag leveren. Heb je een boodschap voor de lezers? Laat vooral van je horen bij de vereniging. Het klinkt cliché maar het is zeker waar: samen kunnen we het meeste betekenen voor onze beroepsgroep! v/d redactie JANNEKE DE WAAL-BOGERS HOOFDREDACTEUR Gouden momentjes Ik heb er een gewoonte van gemaakt om aan het einde van de dag voor mezelf te bedenken wat het hoogte puntje van deze dag was. Ik neem daarbij als uitgangspunt dat iedere dag iets positiefs heeft. Het helpt me met het relativeren van pechdagen. Zeker op dagen dat de trein vertraging heeft, de regen met bakken uit de hemel komt of er ICTproblemen zijn en voor mijn gevoel echt alles tegenzit, put ik hier nieuwe energie uit. Door even rustig de tijd te nemen kan ik eigenlijk altijd concluderen dat echt niet alles tegenzit. Ik merk dat ik tijdens het uitoefenen van mijn vak vele gouden momenten meemaak. Het is makkelijk dit uit het oog te verliezen door alle rompslomp die ons vak binnensluipt. Zo was ik laatst met groeiende tegenzin mijn gegevens in het KP-register aan het bijwerken. Ik zat hier al langer tegenaan te hikken met als gevolg dat het me nu extra veel tijd kostte. Ik weet het, niet slim van me. En omdat ik dit wist vertaalde mijn ergernis zich in een bijna overtreffende trap van tegenzin. Maar toen ik bij het doornemen van alle certificaten van de afgelopen paar jaren terugdacht aan alle activiteiten, cursussen, congressen enzovoorts die ik de afgelopen tijd bijwoonde kon ik alleen maar terugdenken aan de mooie momenten. De enthousiaste cursisten, de logopedist die zo blij was dat ik haar kon helpen met een casus, de leerkracht die trots was op de behaalde leerresultaten en natuurlijk alle leuke, smakelijke en hilarische uitspaken van kinderen. Deelt u deze gouden uitspraken met uw collega s, als Asjemenoutje op de berichtenpagina? De redactie ontvangt ze graag op redactie@nvlf.nl. 02 LOGOPEDIE JAARGANG 87
3 Inhoud november 2015 Berichten MetaTaal Evidence beest, wat een feest! Betrokkenheid van kinderen bij afasietherapie De evidence-based richtlijn stotteren bij kinderen, adolescenten en volwassenen (3) Xtra Cursus & Congresinformatie Colofon NUMMER 11, november
4 Hoe weet je welke zorg-apps goed zijn? Online-therapie met behulp van je mobiel wordt steeds populairder en het aantal zorg-apps groeit dus. Maar hoe weet je nou welke app goed is en welke niet? Ga vooral zelf actief op zoek naar informatie over de applicatie, zeggen de kenners. Apps zijn handig, maar wees wel voorzichtig. Schaf niet zomaar een app aan, voordat je je erin hebt verdiept, is het advies van Thom Meens van de Nederlandse Patiënten en Cliënten Federatie (NPCF). WEES KRITISCH Als consument moet je kritisch tegenover het aanbod van de apps staan, zeggen de deskundigen. Zo is het belangrijk om te weten wat een app met je gegevens doet. Is de privacy wel gewaarborgd of deelt de applicatie informatie met andere partijen? Daarnaast moet je weten wie de maker is van de app. Vraag jezelf af of deze betrouwbaar is, en met welk doel de app is gemaakt. Specialisten op het gebied van gezondheid kunnen meer informatie geven over de werking van de applicatie, vult Lucien Engelen van Radboud Reshape Center aan. Maar niet alleen specialisten kunnen je meer informatie geven. Ervaringen van andere gebruikers kunnen ook helpen om de juiste applicatie aan te schaffen. Op reviewwebsites zoals kun je lezen wat anderen van een bepaalde app vinden. KEURMERK Met name in de geestelijke gezondheidszorg en de verslavingszorg is het belangrijk dat een applicatie aan bepaalde eisen voldoet. Van de buitenkant is niet te zien of een app deugt, benadrukt Odile Smeets van het Trimbos-instituut. Een applicatie moet volgens het instituut gebaseerd zijn op effectieve behandelmethoden. Daarom werkt het Trimbos aan het keurmerk Hier zie je welk aanbod op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg is getoetst. Het keurmerk wordt nog niet op grote schaal gebruikt, omdat er veel discussie is in de ggz of zo n keurmerk wel helpt. Bron: Asjemenou! Leerling moet bij de CELF uitleggen wat gastvrij is: dat is van een hotel, een hotel zonder gasten dat is gast-vrij Helga Develing, Logopedist Master SEN Heeft u ook een asjemenou? Schrijf deze dan in maximaal 100 woorden op en stuur hem naar redactie@nvlf.nl Denkt u wel aan het anonimiseren van patiëntgegevens. 404 LOGOPEDIE RECTIFICATIE In het In Memoriam dat gepubliceerd is in de oktober uitgave is helaas foutieve informatie opgenomen. Het Lidcombe Programma werd niet door Durdana Putker in Nederland geïntroduceerd, maar zij voldeed als eerste Nederlandse aan de eisen voor het Lidcombe Consortium Lidmaatschap. JAARGANG 87
5 Federatie Para medisch Platform Nederland opgericht Op 2 oktober 2015 is het Paramedisch Platform Nederland (PPN) formeel een federatie geworden om zo met een sterkere stem de achterban gezamenlijk te vertegenwoordigen naar onder meer politiek en zorgverzekeraars. De Federatie PPN vertegenwoordigt ruim aangesloten individuele leden en in totaal ruim paramedische beroepsbeoefenaren. Leden van het platform zijn Ergotherapie Nederland, Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD), Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten (NVH), Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) en de Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM). Het bestuur van PPN wordt gevormd door de directie/voorzitters van de aangesloten beroepsverenigingen. Het Paramedisch Platform Nederland is in 2013 officieus van start gegaan als overlegorgaan van verschillende paramedische beroepsgroepen. De huidige leden hebben besloten deze samenwerking te formaliseren en hebben gekozen voor de federatie vorm. Het PPN heeft ook een website: MEER PARTICIPATIE EN LEVENSGELUK MET ANDERE AANPAK AUTISME Een levensbrede aanpak van mensen met autisme leidt tot meer participatie en levensgeluk voor deze mensen. Bovendien is een levensbrede aanpak van autisme financieel aantrekkelijk voor de maatschappij als geheel. Dat blijkt uit de maatschappelijke Business Case (mbc) van de werkgroep 'Vanuit autisme bekeken'. ONDERSTEUNING OP MAAT De maatschappelijke Business Case laat zien dat een betere participatie en meer levensgeluk voor mensen met autisme mogelijk is, tegen lagere kosten dan nu. De sleutel daarvoor is ondersteuning op maat vanuit een levensbrede aanpak, ook wel integrale benadering genoemd. De uitkomsten van de mbc zijn gepubliceerd in een handreiking die begin oktober werd aangeboden aan staatssecretaris Van Rijn (VWS) en VNG-voorzitter Jan van Zanen. VERNIEUWINGSAGENDA GEMEENTEN Zij vonden de aandacht voor een levensbrede aanpak een interessante ontwikkeling, omdat daarmee op een andere manier naar maatschappelijke vraagstukken wordt gekeken. Het is een interessante ontwikkeling, die aansluit op de vernieuwingsagenda van gemeenten en op de manier waarop gemeenten moeten, willen en gaan werken: samen met andere partijen naar passende oplossingen zoeken en daarbij ook over je eigen grenzen heen durven kijken en denken. Dat geldt overigens niet alleen voor mensen met autisme, maar ook voor andere kwetsbare mensen. Bron: PATIËNTEN WILLEN GEZONDHEID ONLINE REGELEN Nederlandse patiënten zien voordelen in het opzoeken van informatie over de zorg op het internet. Zij willen online recepten aanvragen, een afspraak maken met de dokter of met de zorgverlener. Van de zorggebruikers vindt een derde het handig om online de eigen medische gegevens te raadplegen. Dit blijkt uit de ehealth-monitor 2015, een onderzoek dat is uitgevoerd door NIVEL en Nictiz, meldt NIVEL. Uit het onderzoek blijkt daarnaast dat bijna twintig procent van de Nederlanders zijn lichamelijke activiteit bijhoudt met een app op de telefoon of een stappenteller. Meer dan een derde van de huisartsen, ruim de helft van de medisch specialisten en twee derde van de psychiaters lieten weten dat er een pilot is gedaan met ehealth. In meer dan zeventig procent van de gevallen werd het gebruik van ehealth na de pilot voortgezet. Er is dus veel interesse in ehealth, maar er zijn nog genoeg punten voor verbetering vatbaar. Het is bijvoorbeeld lastig om patiëntinformatie buiten de eigen praktijk of zorginstelling uit te wisselen. Bovendien zijn er volgens de artsen nog te weinig financiële vergoedingen beschikbaar voor de tijd die nog is om een dienst van ehealth te ontwikkelen. Bron: NUMMER 11, november
6 MetaTaal Een multimodale en metalinguïstische therapieaanpak voor oudere kinderen met TOS auteur rob zwitserlood LOGOPEDIST EN KLINISCH LINGUÏST, SENIOR ONDERZOEKER KONINKLIJKE AURIS GROEP. Een kernprobleem van taalontwikkelingsstoornissen (TOS) is de moeite die kinderen hebben met het verwerven van grammaticale regels. Uit onderzoek naar de grammaticale ontwikkeling van Nederlandstalige kinderen met TOS tussen 6 en 10 jaar bleek dat deze kinderen meer morfologische en syntactische fouten maken dan kinderen zonder taalproblemen (Zwitserlood, 2014). Dit is zelfs het geval wanneer de kinderen met TOS vergeleken worden met kinderen met een normale taalontwikkeling die twee jaar jonger zijn. De zinsbouw van kinderen met TOS is ook overwegend eenvoudiger dan die van leeftijdsgenootjes zonder taalproblemen. De zinnen zijn korter doordat ze minder woordgroepen bevatten, of de woordgroepen bestaan uit minder woorden. Complexe samengestelde zinnen worden minder vaak gebruikt. Bij oudere kinderen met TOS zijn dat bijvoorbeeld zinnen waarbij meerdere onder- en nevenschikkende zinnen aan elkaar gekoppeld zijn, zoals dit voorbeeld uit de TAK Verteltaken, verzameld in het promotieonderzoek: Als hij het meisje hoort huilen, loopt de man terug en zegt sorry, omdat hij zich schuldig voelt. Daarnaast gebruiken de kinderen met TOS ook minder constructies met relatieve bijzinnen: De man die het ijsje gekocht heeft, gooit het gewoon op straat. Hoewel er zeker ontwikkeling is in grammaticale complexiteit en correctheid tussen 6 en 10 jaar, zijn de grammaticale problemen bij kinderen met TOS hardnekkig. 06 In Nederland is de algemene zienswijze dat kinderen met TOS zo vroeg mogelijk gediagnosticeerd en behandeld moeten worden. Daardoor kunnen veel problemen voorkomen worden op het gebied van sociaal-emotionele en leerontwikkeling. De aanname is dat er een taalgevoelige periode bestaat, waardoor interventie op jonge leeftijd het meest effectief zou zijn. Wat deze taalgevoelige periode precies inhoudt en tot wanneer deze periode zou duren, is echter onderwerp van veel debat (Ruben, 1997). Er is maar weinig bewijs voor een dergelijke periode met een sterke afgrenzing in de tijd (Singleton & Ryan, 2004). Mocht zo n afgebakende taalgevoelige periode al bestaan, dan zou die ook nog verlengd kunnen zijn bij kinderen met TOS, die gemiddeld twee jaar achterlopen vergeleken met leeftijdsgenootjes. Het argument van de taalgevoelige periode wordt echter al jarenlang gebruikt in het cluster 2 onderwijs om de meeste logopedie toe te wijzen aan kinderen tot 6 á 7 jaar. Natuurlijk moeten kinderen met TOS op jonge leeftijd worden geïdentificeerd en behandeld. De keerzijde is echter dat oudere kinderen met TOS relatief weinig therapie krijgen. Een mogelijk gevolg van deze praktijk is dat de ontwikkeling van therapiemethoden en materiaal voor oudere kinderen met TOS minder aandacht heeft gekregen. Behandeling bij deze groep is meestal gericht op woordenschatvergroting, verbeteren van communicatieve redzaamheid en het leren omgaan met je taalprobleem. De therapeut heeft maar weinig middelen ter beschikking voor de behandeling van de grammaticale problemen van oudere kinderen met TOS. Wellicht is er dus eerder sprake van handelingsverlegenheid dan dat er overtuigend bewijs is dat taaltraining bij oudere kinderen niet effectief zou zijn. Metalinguïstische taaltherapie De laatste jaren is er, vooral internationaal, meer belangstelling gekomen voor inter LOGOPEDIE JAARGANG 87
7 venties bij oudere kinderen (10+ jaar) en adolescenten met TOS. Bijna al deze studies beschrijven een metalinguïstische aanpak om de taalproblemen te behandelen. Bij deze aanpak wordt gebruik gemaakt van het metalinguïstisch bewustzijn. Dit wordt gedefinieerd als het vermogen om te kunnen abstraheren van de betekenis van taal en zich te richten op de vorm en de functie. De metalinguïstische aanpak houdt in dat kennis over taalvorm en taalgebruik expliciet wordt aangeleerd. Kinderen krijgen meer inzicht in de structuur van taal door het manipuleren van de taalvorm. Hierdoor kunnen ze hun zinsbouw gericht verbeteren. Alle in de literatuur beschreven metalinguïstische aanpakken maken gebruik van visuele ondersteuning om de taalregels aan te leren. IN HET KORT In dit artikel worden twee pilotstudies beschreven naar een metalinguïstische interventie gericht op het verbeteren van de productie van relatieve bijzinnen. De eerste groep bestond uit 12 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 11;2 jaar. De 18 kinderen in de tweede groep waren gemiddeld 12;9 jaar oud. De eerste groep bevatte eentalige kinderen met TOS van cluster 2 school Auris De Taalkring. De kinderen uit de tweede groep hadden naast een TOS ook gedragsproblemen waarvoor ze extra zorg kregen. Deze kinderen bezochten vier verschillende locaties van Auris en Kentalis en werden daar behandeld door vier verschillende logopedisten. Het MetaTaal therapieprogramma omvatte vijf weken geprotocolleerde individuele therapie, tweemaal per week een half uur. De effectiviteit werd onderzocht met een quasi-experimenteel repeated-baseline design. De metingen werden uitgevoerd door logopedisten die niet bij de behandeling betrokken waren. De behandelend logopedist bleef blind voor de testresultaten tot na afloop van het volledige programma. De resultaten geven aan dat de productie van relatieve bijzinnen significant verbeterde, maar op de begripstest was dat niet het geval. Oudere kinderen met TOS blijken te kunnen profiteren van een metalinguïstische aanpak. Metalinguïstische taaltherapie is eigenlijk helemaal niet nieuw. In Nederland kennen we o.a. de Reflecterende Moedertaal Methode (van Uden, 1973), Grammatica in Vorm en Kleur (van Geel, 1973), Matrix voor Windows (Veenker et al., 1995) en de fonologische en leerpsychologische methode voor spelling Taal in Blokjes (Boumans & Karman, 1993). In Nederland is er tot op heden weinig onderzoek gedaan naar de effectiviteit van metalinguïstische interventie. Wellicht is dat de reden dat deze aanpak de laatste jaren minder in de belangstelling heeft gestaan. Internationaal is er meer aandacht geweest voor onderzoek naar effectiviteit van metalinguïstische taaltherapie. Vooral interventies gericht op het aanleren van grammaticale regels zijn onderzocht (Bolderson et al., 2011; Ebbels, 2007, Hirschman, 2000; Levy & Friedmann, 2009). Deze studies geven allemaal hoopvolle resultaten van een metalinguïstische aanpak bij oudere kinderen en adolescenten. Sommige methodes gebruiken veel schriftelijke taal, andere methodes werken vooral met verschillende kleuren en vormen. In dit artikel wordt eerst de MetaTaal pilotstudie beschreven naar metalinguïstische interventie voor oudere kinderen met TOS. Dit onderzoek maakte deel uit van het promotieonderzoek van Zwitserlood (2014). Daarna wordt uitgebreid ingegaan op de MetaTaal vervolgstudie, die het jaar daarna is uitgevoerd. MetaTaal: de pilotstudie Voor een pilotstudie naar de effectiviteit van metalinguïstische taaltherapie voor oudere kinderen met TOS is als behandeldoel de productie van relatieve bijzinnen gekozen. Uit het grammaticaal ontwikkelingsprofiel van kinderen met TOS van 6-10 jaar (Zwitserlood, 2014) bleek dat kinderen van 10 jaar nog moeite hadden met deze zinsconstructies. In de MetaTaal pilotstudie werden Legoblokjes gebruikt om woordsoorten en grammaticale functies te verduidelijken. De twaalf kinderen met TOS leerden letterlijk zinnen te bouwen met de blokjes. Het manipuleren van het driedimensionale materiaal, en daarmee het inschakelen van de motorische en tactiel/ kinesthetische modaliteit, werd gezien als een meerwaarde boven het werken in het platte vlak met alleen tweedimensionale vormen en kleuren. Schriftelijke taal werd gebruikt in de therapie, maar vormde geen wezenlijk onderdeel van de aanpak. In deze quasi-experimentele studie was er geen controlegroep, maar werden de kinderen met zichzelf vergeleken. Dit deden we door gebruik te maken van een repeated baseline design. Voorafgaand aan de therapie werden er drie maandelijkse nulmetingen gedaan. Direct na de therapieperiode volgde een nameting en drie maanden later werden de tests weer herhaald (retentiemeting). De kinderen werden vijf weken lang tweemaal per week 30 minuten individueel behandeld met een uitgeschreven lessenreeks. Dit behandelprotocol werd strikt gevolgd. Na afloop van de therapieperiode werd een significante vooruitgang gevonden in de productie van relatieve bijzinnen (Zwitserlood, Wijnen, van Weerdenburg, & Verhoeven, 2015). De kinderen vonden het heel leuk om met het materiaal te werken en bleven de hele periode gemotiveerd voor de therapie. Het begrip van relatieve bijzinnen verbeterde echter niet. Wellicht was de interventieperiode te kort om ook resultaat op begripsniveau te bereiken. Een tweede mogelijkheid is dat de begripstaak te moeilijk was. De aangeboden zinnen waren vrij lang en de kinderen moesten bij ieder item kiezen uit vier afbeeldingen. Daarmee werd er een groot beroep op de verwerkingscapaciteit gedaan. De pilotstudie liet in ieder geval zien dat oudere kinderen met TOS in een relatief korte tijd vooruitgang kunnen boeken op de productie van complexe grammaticale zinsconstructies. MetaTaal: de vervolgstudie De eerste MetaTaal pilotstudie werd uitgevoerd in een zeer gecontroleerde setting. Alle twaalf kinderen bezochten dezelfde cluster 2 school en de interventie werd gegeven door één logopedist. Alle behandelingen werden onder schooltijd volgens protocol gegeven en er was geen uitval wegens ziekte van de logopedist of de kinderen. Een volgende stap in het vergroten van het bewijs voor de effectiviteit van een interven NUMMER 11, november
8 Gemiddeld Standaarddeviatie Range Leeftijd (jaren; maanden) 12;9 1;11 9;7 15;11 Non-verbaal IQ Woordbegrip quotiënt (PPVT-NL) Tekstbegrip quotiënt (CELF-4-NL) Woorddefinities quotiënt (CELF-4-NL) Woordcategorieën quotiënt (CELF-4-NL) Zinnen formuleren quotiënt (CELF-4-NL) Zinnen herhalen quotiënt (CELF-4-NL) Cijfers herhalen quotiënt (CELF-4-NL) TABEL 1. Gemiddelden en standaarddeviaties van leeftijd, non-verbaal IQ, PPVT-NL (Dunn & Dunn, 2005) en CELF-4-NL (Kort, Schittekatte, & Compaan, 2008) scores van de 18 participanten. 08 EN DAN den vanwege gedragsproblemen, ook konden profiteren van metalinguïstische therapie. De kinderen hadden allemaal extra zorg in de vorm van opvang in een naschoolse behandelgroep, individuele therapie of gezinsbegeleiding. Mochten deze kinderen ook kunnen profiteren van de metalinguïstische therapie, dan zou daarmee het behandelaanbod voor deze groep kinderen verder uitgebreid kunnen worden. Participanten De onderzoeksgroep bestond uit 19 kinderen met een diagnose TOS en een AWBZ indicatie voor behandeling van gedragsproblemen. Alle ouders en de kinderen van 12 jaar en ouder hebben schriftelijke informatie gekregen over het onderzoek en schriftelijk toestemming gegeven. De leerlingen bezochten het primair onderwijs (PO) of voortgezet onderwijs (VO) op cluster 2 scholen van Auris en Kentalis in Utrecht, Amersfoort, Arnhem en Nijmegen. Alle leerlingen hadden het Nederlands als moedertaal en een De effectstudies naar MetaTaal voor oudere kinderen met TOS zijn een eerste stap in het onderzoeken van effectieve interventies voor deze groep kinderen. Inmiddels zijn er ook al vervolgstappen gezet in de ontwikkeling van MetaTaal. In samenwerking met logopediestudenten van de Hogeschool Utrecht zijn er uitbreidingen gemaakt bij het MetaTaal pakket. Daarmee kunnen ook andere typen samengestelde zinnen, zoals omdat- en als/ dan-constructies worden geoefend volgens een metalinguïstische aanpak. De verwachting is dat het MetaTaal pakket in het najaar 2015 op de markt komt. Logopedisten kunnen dan via een eendaagse cursus bij Auris de beschikking krijgen over het pakket zodat ze ermee aan de slag kunnen gaan. Voor meer informatie over de MetaTaal cursussen: tie is het toepassen van de interventie in meerdere settingen. In de MetaTaal vervolgstudie is daarom een grotere groep kinderen met TOS behandeld op vier verschillende locaties van Auris en Kentalis door vier verschillende logopedisten. Deze tweede studie volgde hetzelfde repeated baseline design. Ook het behandelprogramma en de tests waren identiek aan die van de pilotstudie. De baseline metingen, de nameting en de retentiemeting werden afgenomen door vier andere logopedisten, die niet bij de behandeling betrokken waren en het behandelprogramma niet kenden. De kinderen die meededen aan deze vervolgstudie waren gemiddeld bijna twee jaar ouder dan de kinderen in de eerste pilotstudie. Zes kinderen waren 13 jaar of ouder. Voor deze vervolgstudie was subsidie verkregen vanuit de Programmaraad Verbindend Vernieuwen. Een voorwaarde voor deze subsidie was dat kinderen naast een TOS ook een zorgindicatie moesten hebben. De onderzoeksvraag was of kinderen met TOS, die naast een cluster 2 indicatie een AWBZ indicatie hadnon-verbaal IQ van 70 of hoger. De beschrijvende gegevens van de onderzoeksgroep staan in Tabel 1. Eén jongen viel af na de eerste behandelweek, omdat het programma voor hem te moeilijk bleek. Deze jongen had de laagste IQ score en begreep niet dat de Legoblokjes woordsoorten symboliseerden, waar zinnen mee gebouwd moesten worden. De uiteindelijke onderzoeksgroep bevatte tien jongens en acht meisjes. Tijdens de interventieperiode werden dertien kinderen op de schoollocaties behandeld en vijf kinderen kregen de MetaTaal therapie op de naschoolse behandelgroepen. Methode De MetaTaal vervolgstudie had ook een quasi-experimenteel repeated baseline design, waarbij de kinderen vergeleken worden met zichzelf. Net als in de pilotstudie, kregen de kinderen na de interventieperiode geen therapie, of therapie waarbij het doel uit de interventie verder niet aan bod kwam. De testbatterij bestond uit speciaal geconstrueerde productie-, nazeg- en begripstaken om vooruitgang in productie en begrip van relatieve bijzinnen te meten. Van alle tests waren gebalanceerde A en B versies gemaakt om een leereffect zoveel mogelijk te vermijden. Uit de pilotstudie MetaTaal (Zwitserlood et al., 2015) was gebleken dat er geen leereffect optrad door het herhaald afnemen van deze A en B versies. Na de nulmetingen kregen alle kinderen vijf weken individuele therapie (tweemaal per week 30 minuten) volgens het in de MetaTaal pilotstudie gebruikte behandelprogramma. Ook ditmaal werd het programma door de logopedisten strikt gevolgd. De onderzoeker had tussentijds telefonisch en via contact met de behan LOGOPEDIE JAARGANG 87
9 delaars over voortgang en therapietrouw. De behandelend logopedist bleef blind voor de testresultaten van de kinderen tot na de afloop van het volledige programma. Alle kinderen hebben alle behandelingen gevolgd en alle tests gedaan, waardoor er geen ontbrekende data zijn. Bij de statistische analyses van de testscores op de vijf meetmomenten is rekening gehouden met de kleine groepsgrootte en het herhaald afnemen van statistische toetsen. In Zwitserlood et al. (2015) staat de gekozen analysemethode uitgebreid beschreven. FIGUUR 1. Nevenschikking. FIGUUR 2. Nevenschikking met reductie. FIGUUR 3. Relatieve bijzin die betrekking heeft op het lijdend voorwerp van de hoofdzin. FIGUUR 4. Relatieve bijzin die betrekking heeft op het onderwerp van de hoofdzin (ingebed). De MetaTaal interventie MetaTaal is gebaseerd op het werk van Kirsten Thyme, een Deense logopedist die in de vroege jaren 70 Legoblokjes gebruikte om ernstig slechthorende kinderen grammaticale regels aan te leren. Zij baseerde zich weer op de Signal-Methode van Freunthaller (1936), ontwikkeld voor doven. Van Geel (1973) bewerkte Thyme s methode Grammatica in Vorm en Kleur voor het Nederlands. Een tijd lang was de aanpak populair onder logopedisten, en Lego Nederland verkocht zelfs speciaal samengestelde pakketjes Lego waarmee de zinsstructuren gemaakt konden worden. De effectiviteit van de aanpak is echter nooit onderzocht. Het idee van Thyme was dat de Legoblokjes gebruikt konden worden als een soort opstapje om kinderen inzicht te geven in de zinsstructuur, waarna de methode ook weer losgelaten kon worden. De methode behandelde dan ook alleen eenvoudige grammaticale constructies op woordgroepen zinsniveau. Voor de MetaTaal interventiestudie werd de methode uitgebreid met blokjes voor verbindingswoorden. Met Lego boogstenen (bruggetjes) konden de kinderen zinnen aan elkaar verbinden. Voor de interventie is een behandelprogramma ontwikkeld met verschillende werkvormen, spelletjes en materiaal. In dit programma werd allereerst de betekenis en functies van de blokjes aangeleerd. De volgende stap bestond uit het bouwen van enkelvoudige zinnen. Daarna werden de Legobruggetjes geïntroduceerd door nevenschikkende zinnen zonder (Figuur 1) en met reductie (Figuur 2) te maken. Wanneer dat vlot lukte, werd gestart met het maken van eenvoudige relatieve bijzinnen (Figuur 3). De laatste stap in het programma was het produceren van ingebedde relatieve bijzinnen (Figuur 4). Deze zinnen waren langer en complexer. De kinderen leerden niet de taalkundige termen onderschikking en relatieve bijzin, maar spraken over bruggetjeszinnen en dubbele bruggetjeszinnen. De kinderen leerden zinnen te bouwen met de Legoblokjes van links naar rechts. Bij het zinstype nevenschikking met reductie (Figuur 2) kregen ze de uitleg dat blokjes voor woorden die al genoemd waren ook weggehaald konden worden. Bij het type relatieve bijzin in Figuur 3 leerden de kinderen dat een onderschikkende zin lager wordt gebouwd dan de hoofdzin. Het bruggetje werd dan een kwartslag naar beneden gekanteld. Daarbij leerden ze ook dat het vervoegde werkwoord in een bijzin achteraan staat. De laatste stap in het therapieprogramma bestond uit het bouwen van ingebedde relatieve bijzinnen (Figuur 4). Hierin leerden de kinderen dat een hoofdzin onderbroken kan worden door een bijzin. Om vanuit de ingebedde bijzin weer terug te komen op het niveau van de hoofdzin, werd een Legobruggetje met een hoeksteentje gebruikt, waarvoor de naam kommabruggetje werd gebruikt. Bij de lessenreeks werd gebruik gemaakt van identificatieoefeningen (herkennen van woordsoorten en zinstypen), uitleg geven over de functie en betekenis van relatieve bijzinnen, zelf zinnen bouwen met Lego, vergelijken van zinstypen, en produceren van relatieve bijzinnen met behulp van praatplaten, memory en kwartetspel. NUMMER 11, november
10 (1) Testleider: Eén jongen koopt een lolly en één jongen koopt een ijsje. Welke jongen zou jij willen zijn? Begin je antwoord met: Ik kies de jongen. Kind: die de lolly koopt. KADER 1. Voorbeeld 1. (2) Testleider: Er is een chauffeur. / Hij draagt een hoed. / Hij zit in de auto. Begin je zin met: De chauffeur. Kind: die een hoed draagt, zit in de auto. (of: die in de auto zit, draagt een hoed) KADER 2. Voorbeeld 2. Stefanie dorst drinkt water die heeft (3) Testleider: Begin je zin met: Stefanie. Kind: die dorst heeft, drinkt water. zinnen waren zo geconstrueerd dat er maar één mogelijkheid was om een grammaticale zin te vormen (zie voorbeeld 3 in kader 3). Relatieve bijzinnen naspreken De zinnen nazegtest bestond uit zinnen van 12 woorden en bevatte beide typen relatieve bijzinnen. Ook bij deze test werden de antwoorden goedgekeurd als het betrekkelijk voornaamwoord of bijwoord gerealiseerd werd en het vervoegde werkwoord van de bijzin in finale positie stond. Relatieve bijzinnen begrip Als laatste test werd een meerkeuze begripstest afgenomen. Bij dit onderdeel werden zinnen met relatieve bijzinnen aangeboden waarbij de kinderen moesten kiezen uit vier afbeeldingen (Figuur 5). KADER 3. Voorbeeld 3. De onderzoeksinstrumenten Gestandaardiseerde taaltesten bevatten te weinig items met relatieve bijzinnen om vooruitgang in begrip en productie van deze zinnen te kunnen meten. Daarnaast zijn deze tests niet bedoeld om in een korte tijd vaker af te nemen. Daarom zijn er voor deze studie speciale begrips- en productietests ontwikkeld. Testitems werden als goed gescoord wanneer de kinderen een betrekkelijk voornaamwoord (die, dat) of een betrekkelijk bijwoord (waar) realiseerden en het vervoegde werkwoord van de bijzin in finale positie stond. Allerlei grammaticale fouten (weglatingen, vervoegingsfouten, gebruik van die in plaats van dat ) werden genegeerd en niet fout gerekend. Alle tests kenden een uitgebreide instructie met een aantal oefenitems. De vijf verschillende tests worden hieronder kort besproken. Relatieve bijzinnen afmaken De relatieve bijzinnen uit Figuur 3 werden uitgelokt met een zinnen aanvultest, gebaseerd op Novogrodsky & Friedmann (2006). Van deze test was zowel een versie voor jongens als een versie voor meisjes gemaakt (zie voorbeeld 1 in kader 1). Op de test Relatieve bijzinnen afmaken veranderden de scores niet significant tussen de vijf meetmomenten. Op het onderdeel Relatieve bijzinnen compositie werd een toename in scores gevonden tussen T1 en T2, en een significante vooruitgang na afloop van therapie (T4), die stabiel bleef op de retentiemeting (T5). Op de test Relatieve bijzinnen reconstructie namen de scores toe tussen T2 en T3, maar was er ook groei na therapie (T4), die behouden bleef op de rewerden voorgelezen door de testleider, waarbij de testleider de woorden aanwees. De kinderen moesten daarna één zin maken van de drie losse zinnetjes. De dikgedrukte werkwoorden moesten allemaal worden gebruikt, maar het gebruik van het voegwoord en was niet toegestaan. Relatieve bijzinnen reconstructie Deze test was gebaseerd op de test Zinnen Samenstellen van de CELF-4-NL (Kort, Schittekatte, & Compaan, 2008). In deze test werden beide typen relatieve bijzinnen afwisselend uitgelokt door gebruik te maken van (groepjes) woorden in tekstvakjes. De (1) Resultaten In Tabel 2 worden de maximale scores, gemiddelden en standaarddeviaties op de vijf meetmomenten gepresenteerd. (2) 10 LOGOPEDIE Relatieve bijzinnen compositie De ingebedde relatieve bijzinnen (zie Figuur 4) werden uitgelokt met een test waarbij ook eenvoudige geschreven taal werd gebruikt (zie voorbeeld 2 in kader 2). De korte zinnen (3) (4) FIGUUR 5. Voorbeelditem begripstaak: De jongen die naar de kinderen wijst, draagt een pet. JAARGANG 87
11 Tests 1, 2 Max Voormetingen Nameting Retentie T1 T2 T3 T4 T5 M (SD) M (SD) M (SD) M (SD) M (SD) RB afmaken a (2.58) RB compositie a (3.99) 7.83 a (2.41) 6.33 b (4.34) 8.28 a (1.90) 6.56 b (4.22) 8.56 a (2.28) 8.28 c (3.30) 8.72 a (1.87) 8.56 c (3.05) RB reconstructie a (3.68) RB naspreken a (2.83) RB begrip a,b (2.87) 9.44 a (3.75) a (2.78) a (1.95) b (4.06) a (3.45) b,c (1.92) c (2.83) a (3.52) b (2.41) c (3.40) b (2.21) c (2.38) 1 RB = relatieve bijzin. 2 Gemiddelde scores met dezelfde subscripts (a, b, c) verschillen niet significant. Alle significante verschillen zijn p <.008. TABEL 2. Maximumscores (Max), gemiddelde scores (M) en standaarddeviaties (SD) van de ruwe scores op de vijf tests op de vijf verschillende meetmomenten (T1-T5). tentiemeting (T5). Op de zinsrepetitietest Relatieve bijzinnen naspreken werd alleen vooruitgang gevonden op de retentiemeting. Ten slotte, op het onderdeel Relatieve bijzinnen begrip werd geen effect van therapie op het begrip gevonden direct na therapie, maar wel een klein effect tussen de nameting en de retentiemeting. Ter illustratie zijn in Figuur 6 de lijngrafieken van de vijf subtests van zowel de pilotstudie als de vervolgstudie weergegeven. Daarin is duidelijk te zien dat het scoreverloop op de tests in zowel de pilotgroep als in de vervolgstudie vergelijkbaar is. Discussie In de eerste MetaTaal pilotstudie gingen de kinderen niet vooruit tijdens de drie baseline metingen, maar werd er direct na therapie een positief effect gevonden op twee van de drie productietests. Deze groei bleef ook aanwezig bij de retentiemeting drie maanden later. Op de relatieve bijzinnen begripstaak gingen de kinderen niet vooruit. De resultaten van de MetaTaal vervolgstudie geven grotendeels hetzelfde beeld. De kinderen uit de vervolgstudie, die gemiddeld ouder waren dan de kinderen in de pilotstudie, behaalden overwegend hogere scores op de verschillende subtests. NUMMER 11, november 2015 Op de eerste subtest Relatieve bijzinnen afmaken zagen we, net als in de pilotstudie, hoge scores op alle meetmomenten. Er lijkt daarmee sprake te zijn van een plafondeffect. De zinnen in deze test waren mogelijk te kort om de verwerkingscapaciteit van oudere kinderen met TOS voldoende op de proef te stellen. De kinderen maakten wel substitutiefouten in het betrekkelijk voornaamwoord (die/dat verwisselingen), maar die werden niet als fout gescoord. In tegenstelling tot de pilotstudie zagen we in de vervolgstudie op de andere twee productietests soms toenames in scores tijdens de baselinemetingen (zie Tabel 2). Net als in de pilotstudie gingen de kinderen in de vervolgstudie op deze tests ook vooruit direct na therapie en deze groei bleef bestaan bij de retentiemeting. In beide MetaTaal studies zagen we de grootste groei bij de subtest Relatieve bijzinnen compositie. Een intrigerend resultaat werd gevonden bij de zinsrepetitietest Relatieve bijzinnen naspreken. In beide studies gingen de kinderen pas vooruit bij de retentiemeting. Op deze test werd er geen direct therapieresultaat gemeten, maar de groei lijkt verder door te zetten na afronding van de therapie. Ten slotte werd in beide studies een vergelijkbaar patroon gezien op de test Relatieve bijzinnen begrip. Op dit onderdeel fluctueerden de scores op de vijf testmomenten, met vrij marginale verschillen tussen de testafnames. In ieder geval leidde vijf weken productietraining niet tot verbetering van het begrip. De begripstest was mogelijk te moeilijk. De zinnen waren ook relatief lang en werden ook niet herhaald tijdens de afname. De kinderen moesten een keus maken uit vier complexe afbeeldingen. Daarmee deed deze test een groot beroep op hun verwerkingscapaciteit. Een andere verklaring voor het niet vinden van effect op de begripstest is dat dit onderdeel altijd als laatste werd afgenomen en dat vermoeidheid mogelijk een rol speelde. Behalve de testscores zijn ook de houding van de kinderen en het tijdsverloop bij de testafnames informatief. De logopedisten die de tests afnamen, rapporteerden dat de sessies na de interventieperiode sneller verliepen, dat de kinderen zekerder waren en zichzelf ook vaker verbeterden. Ook werd gemeld dat de kinderen minder grammaticale fouten maakten (o.a. die/dat verwisselingen) dan voor de interventie. Deze gegevens zijn echter observationeel en kunnen niet met harde cijfers gestaafd worden. In beide studies vonden de kinderen het leuk om met het MetaTaal programma te werken. De oudste leerlingen vonden het werken met Lego aanvankelijk een beetje kinderachtig, maar toen uitgelegd werd dat ze moeilijke dingen met de Lego gingen doen en niet zomaar wat bouwen, verviel dat bezwaar. De gevonden effectgroottes bij de analyses lagen overwegend tussen.40 en.50 en geven een medium effect aan. Daarmee zijn de resultaten als klinisch relevant te beschouwen. Suggesties en klinische implicaties Voor een volgende MetaTaal interventiestudie is het raadzaam om de tests kritisch te bekijken en de moeilijkheidsgraad eventu 11
12 eel verder te verhogen, om een mogelijke plafondeffect te kunnen vermijden. Een tweede optie is hanteren van uitgebreider scoresysteem, waarin ook het aantal en de soort fouten per respons meegewogen kan worden. Een derde overweging is om de eerste baseline test te gebruiken om kinderen al dan niet te includeren. De kinderen die bij aanvang hoog scoren, hebben waarschijnlijk geen interventie voor dat therapiedoel nodig. Mogelijk heeft de MetaTaal interventie ook een effect op het begrijpen van teksten. Relatieve bijzinnen zijn niet hoogfrequent in spontane taal, maar komen wel veel voor in schriftelijke taal. Door de interventie is het bewustzijn van de structuur van zinnen en de functies van betrekkelijke voornaamwoorden vergroot. Dit zou een positief effect op het begrijpend lezen kunnen hebben. Daarom kan het interessant zijn om een test voor leesbegrip op te nemen in de testbatterij. Een lastig aspect bij onderzoek naar effectiviteit van taaltherapie is het verkrijgen van bewijs van transfer naar de spontane taal. Met de huidige testbatterij was dat effect niet vast te stellen. Het analyseren van de grammaticale complexiteit in pre- en posttherapie verzamelde samples van spontane taal biedt helaas geen goede oplossing. In spontane taal kunnen kinderen ervoor kiezen om bepaalde complexe zinsconstructies niet te gebruiken. Dat betekent nog niet dat ze die constructies niet zouden kunnen produceren. Een test waarbij grammaticaliteitsoordelen gegeven moeten worden over complexe zinsconstructies kan mogelijk een waardevolle aanvulling zijn bij vervolgonderzoek. De MetaTaal aanpak blijkt geschikt voor grammaticale doelen bij oudere kinderen met TOS. Wellicht is het materiaal ook in te zetten in groepsbehandelingen of zelfs in een klassikale setting. Uit beide pilotstudies blijkt dat kinderen over voldoende cognitieve mogelijkheden moeten beschikken om de koppeling tussen blokjes en woordsoorten te kunnen maken. In hoeverre het materiaal ook geschikt is voor jongere kinderen met TOS (met eenvoudigere grammaticale doelen) vraagt om verder onderzoek. Ook kinderen met TOS die gedragsproblemen hebben, kunnen profiteren van metalinguïstische interventie. Door te werken aan complexe zinsbouw worden de uitingsmogelijkheden van oudere kinderen vergroot. Daardoor zijn zij beter in staat om hun boodschap te verwoorden. Ze kunnen meer verbanden leggen en zijn daarmee ook een interessantere gesprekspartner voor de ander. Huidige aannames over ineffectiviteit van taaltherapie voor oudere kinderen en adolescenten met TOS zouden dan ook bijgesteld moeten worden. Met dank aan Alle medewerkers, ouders en leerlingen van de Auris locaties Fortaal, De Taalkring en Prof. Groenschool, de Kentalis locaties Open Cirkel, De Winde, Marwindt en Martinus van Beekschool die hebben bijgedragen aan dit onderzoek. Auteur Dr. Rob Zwitserlood is logopedist en klinisch linguïst en werkt als stafmedewerker en senior onderzoeker bij de Koninklijke Auris Groep. Zijn interesse ligt vooral op het gebied van taalontwikkelingsstoornissen. Daarnaast is hij betrokken bij het onderwijs aan de masteropleiding Logopediewetenschap aan de Universiteit Utrecht. Contact Rob Zwitserlood, Koninklijke Auris Groep: LITERATUURLIJST > Bolderson, S., Dosanjh, C., Milligan, C., Pring, T., & Chiat, S. (2011). Colourful semantics: A clinical investigation. Child Language Teaching and Therapy, 27, > Boumans, T. S. Y., & Karman, S. (1993). Psycholinguïstische methode voor lees- en spellingproblemen. Logopedie en Foniatrie, 4, > Dunn, Lloyd M. & Dunn, Leota M. (2005). Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL, Nederlandse versie door Liesbeth Schlichting. Harcourt Assessment B.V., Amsterdam. > Ebbels, S. H. (2007). Teaching grammar to school-aged children with specific language impairment using Shape Coding. Child Language Teaching and Therapy, 23, > Ebbels, S. H., Van der Lely, H. K. J., & Dockrell, J. E. (2007). Intervention for verb argument structure in children with persistent SLI: A randomized control trial. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 50, > Freunthaller, A. (1936). Die Signal-Methode. Zeitschrift für Heilpädagogik, Wien. > Hirschman, M. (2000). Language repair via metalinguistic means. International Journal of Language and Communication Disorders, 35, > Kort, W., Schittekatte, M., & Compaan, E. (2008) CELF-4-NL: Clinical Evaluation of Language Fundamentals-vierde-editie. Amsterdam: Pearson Assessment and Information B.V. > Levy, H., & Friedmann, N. (2009). Treatment of syntactic movement in syntactic SLI: A case study. First Language, 29, > Novogrodsky, R., & Friedmann, N. (2006). The production of relative clauses in syntactic SLI: A window to the nature of the impairment. International Journal of Speech- Language Pathology, 8(4), > Ruben, R.J. (1997). A time frame of critical/sensitive periods of language development, Acta Otolaryngology, 117, > Singleton, D. & Ryan, L. (2004). Language acquisition: The age factor. 2nd Edition. Second Language Acquisition 9. Clevedon: Multilingual Matters Ltd. > Van Geel, C. A. A. (1973). Terreinverkenning van de therapie bij vertraagde spraak- en taalontwikkeling. Toepassing van Grammatica in vorm en kleur. Hoensbroek: Studiecentrum Hoensbroeck, Opleiding Logopedie. > Van Uden, A. (1973). Taalverwerving door taalarme kinderen: beknopte psycholinguïstiek als inleiding op een reflecterende methode van taalverwerving door gehoorgestoorde en taalarme kinderen: een leerboek met probleemstelling. Rotterdam: Universitaire Pers. > Veenker, H., van Geert-Waegeman, L., Schonewille, J., Wilmink, R., & van Geert, P. (1995). Matrix voor Windows: basispakket zinsbouw voor het basis- en speciaal onderwijs en voor NT2. Nijmegen: Berkhout. > Zwitserlood, R. (2014). Language Growth in Dutch School-Age Children with Specific Language Impairment, (dissertatie Universiteit Utrecht), LOT Dissertation Series, No 356. Utrecht. > Zwitserlood, R., Wijnen, F., van Weerdenburg, M., & Verhoeven, L. (2015). MetaTaal : enhancing complex syntax in children with specific language impairment-a metalinguistic and multimodal approach. International Journal of Language and Communication Disorders, 50(3), LOGOPEDIE JAARGANG 87
13 RelBijzin Afmaken RelBijzin Compositie Pilot Vervolgstudie 2 1 Pilot Vervolgstudie 0 T1 T2 T3 T4 T5 Meetmoment 0 T1 T2 T3 T4 T5 Meetmoment RelBijzin Reconstructie RelBijzin Herhalen 12 woorden Pilot Vervolgstudie 2 Pilot Vervolgstudie 0 0 T1 T2 T3 T4 T5 Meetmoment T1 T2 T3 T4 T5 Meetmoment RelBijzin Begrip Pilot Vervolgstudie T1 T2 T3 T4 T5 Meetmoment FIGUUR 6. Scoreverloop op de vijf meetmomenten van de vijf subtests in de MetaTaal pilotstudie en vervolgstudie. NUMMER 11, november
14 Evidence beest, wat Verslag symposium 7 september 2015 AUTEURS ESTHER VAN NIEL, LYDEKE FRANSEN Op 7 september 2015 aanvaardde Ellen Gerrits haar benoeming tot hoogleraar Logopediewetenschap, door haar inaugurale rede, getiteld Van logopedische praktijk naar logopediewetenschap, uit te spreken. Ter gelegenheid hiervan vond voorafgaand aan de oratie het symposium Evidence beest, wat een feest! Ontwikkelingen in Evidence Based Logopedie plaats. Dit symposium werd georganiseerd door de Hogeschool Utrecht, Universiteit Utrecht en de NVLF. Het symposium gaf een dwarsdoorsnede van actueel wetenschappelijk onderzoek naar effecten van logopedische behandeling en de ontwikkelingen die het komende decennium voor verdere professionalisering zullen zorgen. Prof. dr. James Law (Newcastle University) en dr. Carole Pound (Bournemouth University) verzorgden beiden een keynote-lezing. Naast deze gevestigde namen kregen ook junior logopedie-onderzoekers, zogenaamde rising stars, het podium. Hieronder volgt een verslag van de verschillende presentaties van deze dag. Een samenvatting en de dia s van de lezingen kunt u vinden op Ontwikkelingen in de evidence based logopedie Kennis en ervaring van de logopedist Klinische besluitvorming 14 LOGOPEDIE Theo de Koning, bestuursvoorzitter NVLF, opende het symposium samen met dr. Lizet van Ewijk namens de Hogeschool Utrecht, en prof. dr. Frank Wijnen namens de Universiteit Utrecht. De leerstoel Logopediewetenschap is tot stand gekomen door de samenwerking tussen de NVLF, de HU en de UU. Het doel dat de drie organisaties met de leerstoel voor ogen hebben, is het combineren van wetenschappelijk onderzoek, opleiding en beroepspraktijk, om op die manier het begrip evidence based handelen handen en voeten te geven. Lizet illustreerde het evidence based handelen met een duidelijke afbeelding in haar aansluitende welkomstwoord (afbeelding 1). Ook wees ze op de levensgrote afbeelding van het Evidence Beest, waarmee de bezoekers op de foto konden. Ellen Gerrits gebruikt dit beest als metafoor voor het evidence based handelen dat in ons werkveld zo belangrijk is, maar nog wel eens gevreesd wordt. Taalontwikkeling en taalontwikkelingsstoornissen Hierna was direct het woord aan de eerste keynote-spreker: prof. dr James Law (Newcastle University). Hij sprak over de invloed van taal en taalachterstand op de sociale, economische en psychische status van het individu. Op basis van meerdere grote cohortstudies die in Engeland zijn uitgevoerd, onderbouwde hij dat taalproblemen leiden tot achterstand in de algemene ontwikkeling, en op langere termijn tot ongelijkheid in economische en sociale status (geletterdheid, psychische gezondheid en arbeid). Hier ligt een grote rol voor taaltherapie, zeker wanneer we kunnen aantonen dat taaltherapie Kennis en ervaring van de logopedist Waarden en voorkeuren van de client AFBEELDING 1. Model evidence based logopedie dia Lizet van Ewijk effect heeft. In Engeland is hiervoor de What Works database opgericht. Hierin worden therapiemethoden en hun evidentie ervoor verzameld. Zie: James gaf aan dat logopedisten zich meer en meer richten op taalstoornissen, maar dat we ons moeten realiseren dat we ook bij mensen met een taalachterstand een verschil kunnen maken, en dat we met de resultaten van een langdurige cohortstudie, zoals in Engeland is uitgevoerd, bij een bredere politieke agenda kunnen aanhaken. Gerda Bruinsma MSc (Hogeschool Utrecht) introduceerde haar promotieonderzoek naar het effect van taaltherapie bij kleuters. Ook zij voert een cohortstudie uit en onderzoekt bij 220 kleuters, die extra onderwijsondersteuning krijgen voor hun taalontwikkelingsstoornis (TOS), welke factoren van invloed zijn op de vooruitgang in taalvaardigheid. Daarbij worden kind-, school- en therapiefactoren onderscheiden, zoals ernst van de taalontwikkelingsstoornis, nietverbaal IQ, één- of meertalige achtergrond, frequentie van de logopedie, ouderbetrokkenheid en de extra ondersteuning die het kind krijgt binnen het onderwijs. Gerda ging verder in op de relatie tussen JAARGANG 87
15 een feest! non-verbaal IQ en een taalontwikkelingsstoornis en betrok hierin data van haar eigen studie. Uit de behaalde quotiënt-scores op afgenomen Nederlandse taaltesten (Peabody, Schlichting Test voor Taalbegrip en Schlichting Test voor Taalproductie onderdelen WO & ZO) blijkt dat de kinderen in haar cohort het meest uitvallen op morfosyntaxis (het gemiddelde ZQ is lager dan de Q-scores op de andere testen). Gerda vond een significante samenhang tussen alle voorgenoemde Nederlandse taaltesten en het SON-IQ. Deze mate van samenhang had zij niet verwacht op basis van door haar bestudeerde literatuur. Gerda gaf aan dat er in de literatuur discussie bestaat over de afbakening van S-TOS op basis van het non-verbaal IQ. Sommige auteurs hanteren een ondergrens van Q70, terwijl andere auteurs kiezen voor een ondergrens van Q85. Dit maakt het onduidelijk of haar resultaten te vergelijken zijn met internationale studies. Daarnaast maakt dit het lastig om te bepalen hoever het non-verbaal IQ van kinderen met S-TOS afwijkt van zich normaal ontwikkelende kinderen. De uitkomsten van studies hiernaar hangen immers samen met de inclusiecriteria voor de onderzochte groep S-TOS kinderen: er wordt een groter verschil gevonden bij een afkapwaarde van Q70 dan bij Q85. In een recente meta-analyse (Gallinat & Spaulding, 2014) werd hiervoor gecontroleerd en bleek het verschil in non-verbaal IQ tussen kinderen met TOS en zich normaal ontwikkelende kinderen ongeveer 10 quotiëntpunten. Gerda pleitte ervoor voorzichtig te zijn met het hanteren van een harde non-verbale IQ grens: uit onderzoek blijkt namelijk dat ook kinderen met een laag non-verbaal IQ kunnen profiteren van taaltherapie. NUMMER 11, november 2015 Prof. dr. Ellen Gerrits is sinds 2010 lector Logopedie aan de Hogeschool Utrecht. In 2014 werd zij hoogleraar Logopediewetenschap. Ze is spraaktaalpatholoog en logopedist. De leerstoel is ondergebracht bij het departement Moderne Talen van de faculteit Geesteswetenschappen. Dr. Rob Zwitserlood en dr. Maartje Kouwenberg (Koninklijke Auris) betraden hierna het podium, en vertelden over hun praktijkgericht onderzoek naar methodes voor het leren van woorden en zinnen door kinderen met TOS. Maartje bracht verslag uit van het onderzoek naar het didactisch model Met woorden in de weer. Deze aanpak heeft als doel het uitbreiden van de woordenschat en wordt bij Auris gebruikt in het onderwijs aan kinderen met een taalstoornis. Auris heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze aanpak voor kinderen met een TOS. Maartje besprak onderzoek uit 2014 bij twee klassen groep 7/8. De kinderen kregen doelwoorden aangeleerd volgens Met woorden in de weer en daarnaast werden 20 controlewoorden terloops aangeboden. In de ene klas moesten de kinderen de doelwoorden ook nog herhaald naspreken als extra interventiestrategie. Op een voor-, na- en retentiemeting werd gekeken naar de leerwinst in de passieve woordenschat van deze woorden. Uit de resultaten bleek dat de kinderen meer doelwoorden leerden (met Met woorden in de weer ) dan controlewoorden (terloops aangeboden). Het herhaald uitspreken van de woorden zorgde niet voor een hogere leerwinst. Er werd gezien dat de leerlingen op de nameting meer zelfstandig naamwoorden hadden geleerd dan werkwoorden, maar dit effect was niet meer zichtbaar op de retentiemeting. Opvallend was dat er geen verband was tussen de leerwinst en de passieve woordenschat en/of het non-verbaal IQ. Dus kinderen met een grotere passieve woordenschat of een hoger non-verbaal IQ hebben niet noodzakelijkerwijs een hogere leerwinst. Rob ging in op MetaTaal, een metalinguïstische taal therapie voor oudere kinderen om grammaticale structuren te leren. MetaTaal is een multimodale benadering: er wordt visuele en tactiele informatie overgebracht om het leren te stimuleren. Deze ondersteuning gebeurt door het gebruik van legoblokjes. Kinderen bouwen met deze blokjes letterlijk zinnen en leren op die manier expliciet de zinsstructuur. Rob onderzocht het effect van MetaTaal op het begrip en de productie van relatieve bijzinnen. Uit de resultaten blijkt dat op het gebied van de productie vooruitgang zichtbaar is, ook op de retentiemeting na 3 maanden. Hiermee is bewezen dat het trainen van grammatica bij oudere kinderen resultaat heeft. Meer informatie over deze studies is te vinden in het artikel van Zwitserlood in de novemberuitgave van het Nederlands Tijdschrift voor Logopedie Verworven taal-en slikstoornissen Na deze presentaties gericht op kindertaalontwikkeling volgde een voordracht gericht op een ander onderdeel van het logopedisch beroep: dysfagie. Kersverse logopedisten Isil Düdükcü, Carlijn de 15
Metalinguïstische taaltherapie voor oudere kinderen met TOS
Metalinguïstische taaltherapie voor oudere kinderen met TOS Rob Zwitserlood Grammaticaal profiel ( Language growth in Dutch school-age children with SLI ) Grammaticale complexiteit / correctheid: groei
Nadere informatieZINnig Innovatie van taaltherapie voor kinderen met complexe taalproblemen. ZINnige informatie over het project
ZINnig Innovatie van taaltherapie voor kinderen met complexe taalproblemen HU Logopediesymposium 2019 Evidence Beest, wat een feest! Inge Klatte MSc (inge.klatte@hu.nl) Vera van Heugten MA dr. Rob Zwitserlood
Nadere informatiePrak%jkgericht onderzoek bij Auris: Leren van woorden & zinnen door kinderen met TOS
Prak%jkgericht onderzoek bij Auris: Leren van woorden & zinnen door kinderen met TOS Dr. Maartje Kouwenberg & Dr. Rob Zwitserlood Symposium ter ere van ora=e Prof. dr. Ellen Gerrits 7 september 2015 Woordleren
Nadere informatieWat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr Ellen Gerrits, logopedist Congres TaalStaal 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep
Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr, logopedist Congres 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep Over welke kinderen praten we vandaag? Engels: Specific Language Impairment: Is SLI wel zo
Nadere informatie13-04-14. Metataal: multimodale en metalinguïstische taaltherapie voor oudere kinderen met een TOS
Metataal: multimodale en metalinguïstische taaltherapie voor oudere kinderen met een TOS Rob Zwitserlood Simea congres 11-4-2014 Onderdeel promotieproject: Taalgroei bij kinderen met een TOS in de basisschoolleeftijd
Nadere informatieMetalinguïstische taaltherapie voor oudere kinderen met een TOS
Metalinguïstische taaltherapie voor oudere kinderen met een TOS Rob Zwitserlood Alle Taal Centraal 13-11-2014 Onderdeel promotieproject: Taalgroei bij kinderen met TOS in de basisschoolleeftijd 1. Grammaticale
Nadere informatieVan Logopedische praktijk naar Logopediewetenschap! Prof dr Ellen Gerrits Symposium promotie dr Joost Hurkmans 12 februari 2016
Van Logopedische praktijk naar Logopediewetenschap! Prof dr Ellen Gerrits Symposium promotie dr Joost Hurkmans 12 februari 2016 1 Spraak-, Taal-, Stem-, Gehooren Slikstoornissen Klinische expertise Beste
Nadere informatieSimea Congres 2016: MetaTaal
Simea Congres 2016: MetaTaal Simea, Anders Werkt!, Rob Zwitserlood, 14-4-2016 Aanleiding voor de ontwikkeling van MetaTaal Is de behandeling van oudere kinderen met TOS effectief? Aanname cluster 2: oudere
Nadere informatieMetalinguïstische taaltherapie voor oudere kinderen met TOS
Metalinguïstische taaltherapie voor oudere kinderen met TOS Rob Zwitserlood 36e VVL Congres 20-3-2015 Flanders Expo, Gent Vandaag: 2 lezingen over metalinguïstische taaltherapie 1. Ochtend (Sessie 1):
Nadere informatieAantekeningen naar aanleiding van de workshop van Ellen Gerrits tijdens het congres TOS in Utrecht op 18 mei 2017
Aantekeningen naar aanleiding van de workshop van Ellen Gerrits tijdens het congres TOS in Utrecht op 18 mei 2017 Kinderen met TOS zijn slimme kinderen die moeite hebben met praten en vertellen, en met
Nadere informatieMet Woorden in de Weer
Met Woorden in de Weer woordenschatontwikkeling bij kinderen van 10-13 jaar met een taalontwikkelingsstoornis Astrid van Leerdam, Rob Zwitserlood en Ellen Gerrits Kinderen met taalontwikkelingsstoornissen
Nadere informatieKenmerken van peuters met een taalontwikkelingsstoornis
Kenmerken van peuters met een taalontwikkelingsstoornis Maartje Kouwenberg (Auris) & Bernadette Vermeij (NSDSK) Anne Spliet (Pento) en Karin Wiefferink (NSDSK) Inhoud Doel van het onderzoek Achtergrond
Nadere informatieObservationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review
Zoekstrategie JGZ-richtlijn Taalontwikkeling Om de uitgangsvragen op een gestructureerde manier uit te werken zijn deze eerst omgevormd tot PICO uitgangsvragen. Hierbij wordt achtereenvolgens het volgende
Nadere informatieSAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.
Nadere informatieComparison: Kinderen zonder deze risicofactor.
Zoekstrategieën JGZ-richtlijn Taalontwikkeling oekstrategie Om de uitgangsvragen op een gestructureerde manier uit te werken tot beantwoordbare vragen zijn deze eerst omgewerkt tot PICO uitgangsvragen.
Nadere informatiexxxxxxxxxxxxxxx 11/19/2010
Taalonderzoek bij meertalige volwassenen Gerda Bruinsma Paul scoord op de TvK zinsbouwprocutie test net gemiddeld.op de onderdelen TvK woordvoormproductie en TvK Woordenschatproductie 2 scoord hij gemiddeld.
Nadere informatieRapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success
Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success Leercentrum Nijmegen Oberon, november 2012 1 Inleiding Playing for Success heeft, naast het verhogen van de taal- en rekenprestaties van de
Nadere informatie- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?
- Geplaatst in VISUS 4-2017 - EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? Om de verschillen tussen de kennis uit het laatste wetenschappelijk bewijs en de klinische praktijk kleiner te maken is de afgelopen
Nadere informatieEffectstudie KLINc: Kinderen Leren Initiatieven Nemen in communicatie
: Kinderen Leren Initiatieven Nemen in communicatie drs. Margje van der Schuit Interreg Benelux Middengebied 4-BMG-V-I=31 Interventie Start bij sociale en cognitieve competenties Sensomotorische, multimodale
Nadere informatiePeuters met TOS in kaart gebracht
ARTIKELEN Peuters met TOS in kaart gebracht Kenmerken van 2-5 jarige kinderen die een TOS-behandelgroep bezoeken Maartje Kouwenberg, Bernadette Vermeij, Anne Spliet en Karin Wiefferink In dit artikel wordt
Nadere informatieDe ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs
1 De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs Sieneke Goorhuis-Brouwer, KNO, UMCG, Groningen Kees de Bot, Toegepaste Taalwetenschap RUG, Groningen April
Nadere informatieBehandeling van spraak- en taalstoornissen bij kinderen met een cluster 2 indicatie
Behandeling van spraak- en taalstoornissen bij kinderen met een cluster 2 indicatie Beschrijving van frequentie, duur en inhoud Afstudeerproject van: Frederieke Apeldoorn Laura Vinke José Vonhof Opdrachtgevers
Nadere informatieLogopedie in het cluster 2 onderwijs
Logopedie in het cluster 2 onderwijs mw. E. Cox MA (NVLF) mw. E. Kunst-Verberne (NVLF) mw. M. Schulte (NVLF) dhr. R. Nannes (NVLF) 2 Aanleiding position statement Dit position statement gaat over de logopedische
Nadere informatieEffectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties
Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties Van Waelvelde, De Roubaix A, Steppe L, et al. (2017) Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties.
Nadere informatieRICHTLIJN DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN AFASIE
RICHTLIJN DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN AFASIE Samenvatting versie voor mensen met afasie en naasten Afasie is een taalstoornis, geen intelligentiestoornis Juli 2017 1 van 23 Inhoud Inleiding... 3 H1:
Nadere informatiegebaren bij jonge kinderen met TOS
Het gebruik van gebaren bij jonge kinderen met TOS Karin Wiefferink, Maaike Diender, Marthe Wijs, Bernadette Vermeij Vaak wordt in interactie met jonge kinderen met TOS de gesproken taal ondersteund met
Nadere informatieSiméa Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper
Vertelvaardigheid: Kleuters versus kinderen met SLI Siméa 11-04-2013 Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper Inhoud Waar hebben we het over? Achtergrond Onderzoeksvragen Methode Resultaten Discussie
Nadere informatieEvidence-based - Wat een feest! Ellen Gerrits Alle Taal Centraal 2014
Evidence-based - Wat een feest! Alle Taal Centraal 2014 Evidence-based logopedie (EBL) Evidence-based logopedie (EBL) Een klinische beslissing nemen op basis van het best beschikbare bewijs 5 stappen in
Nadere informatieTaalontwikkeling bij kinderen met 22q11.2DS
Taalontwikkeling bij kinderen met 22q11.2DS STUDIEDAG STICHTING 22Q11 19 NOVEMBER 2017 FRANK WIJNEN 1 cognitieve psychologie neuroscience Taal - spraak - communicatie Taal: mentaal systeem dat mensen in
Nadere informatieVerstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen
Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Congres Focus op Onderzoek, 22 juni 2015 Gerda de Kuijper, AVG/senior senior onderzoeker CVBP/UMCG Dederieke Festen AVG/senior onderzoeker
Nadere informatieHoe denkt de vrijgevestigde Friese psycholoog en orthopedagoog hierover?
E-health Hoe denkt de vrijgevestigde Friese psycholoog en orthopedagoog hierover? Een genuanceerde benadering ROS Friesland heeft geïnventariseerd hoe psychologen en orthopedagogen denken over het gebruik
Nadere informatieVoorbeeld adviesrapport MedValue
Voorbeeld adviesrapport MedValue (de werkelijke naam van de innovatie en het ziektebeeld zijn verwijderd omdat anders bedrijfsgevoelige informatie van de klant openbaar wordt) Dit onafhankelijke advies
Nadere informatiePersistent Grammatical Difficulties in Specific Language Impairment I. Duinmeijer
Persistent Grammatical Difficulties in Specific Language Impairment I. Duinmeijer Samenvatting Persistente grammaticale problemen bij kinderen met specifieke taalontwikkelingsstoornissen (SLI). Een gebrek
Nadere informatieOnderbouwd onderwijs aan leerlingen met een TOS
Onderbouwd onderwijs aan leerlingen met een TOS Iris Duinmeijer Senior onderzoeker Koninklijke Auris Groep Presentatie Congres Jeugd in Onderzoek, 24 mei 2018 Onderwijs aan leerlingen met een TOS Instellingen
Nadere informatiePEUTERS MET VERSTAANBAARHEIDSPROBLEMEN: WELKE BEHANDELING WERKT?
PEUTERS MET VERSTAANBAARHEIDSPROBLEMEN: WELKE BEHANDELING WERKT? Simea, april 2019 Presentatie bevat voorlopige resultaten 1 EVEN VOORSTELLEN Marieke van Schuppen Teamleider/gedragswetenschapper Bernadette
Nadere informatieScreening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg
Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit
Nadere informatieHet ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels
Het ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels Judith Rispens J.E.Rispens@uva.nl Margreet van Koert, Patrick Snellings, Nihayra Leona, Maurits van der Molen, & Jurgen Tijms Inhoud ORWELL-project
Nadere informatieOnderzoek Zuid-Afrika
Onderzoek Zuid-Afrika Tweede taalverwerving en tweede taalonderwijs Engels als tweede taal in het basisonderwijs Naam: Kimberly Vermeulen Studentnummer: S1077859 Klas: PLV3B Minor: Internationalisering
Nadere informatieCONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo
Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 h/v de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 h/v de betekenis
Nadere informatieU levert maatwerk, wij ook. Zakelijke taaltrainingen op maat.
Klantbeoordelingen 2015 - zakelijke taaltrainingen januari t/m december 2015, n = 1.247 Klantenwaardering Vraagstelling Uitstekend Goed Voldoende Onvoldoende Slecht Wat vindt u van het gebruikte lesmateriaal?
Nadere informatieLogopedie in het cluster 4 onderwijs
Logopedie in het cluster 4 onderwijs mw. E. Cox MA (NVLF) mw. E. Kunst-Verberne (NVLF) mw. M. Schulte (NVLF) dhr. R. Nannes (NVLF) 2 Aanleiding position statement Dit position statement richt zich op de
Nadere informatieProgrammaboekje. Symposium Evidence beest, wat een feest! Ontwikkelingen in Evidence Based Logopedie
Programmaboekje Symposium Evidence beest, wat een feest! Ontwikkelingen in Evidence Based Logopedie 7 september 2015 Programma WIFI netwerk Leeuwenbergh, code 11aa22bb33 9.00 Ontvangst en registratie 9.30
Nadere informatieDOSSIERVORMING gaat niet om vakjes goed invullen. De RICHTLIJN CAROLINE NOUWELS. VERSLAG Netwerkdag 'Taal in samenhang'
Jaargang 89 # 1 februari 2017 CAROLINE NOUWELS De RICHTLIJN DOSSIERVORMING gaat niet om vakjes goed invullen KENNIS Autonoom communiceren of niet? INTERVIEW Maak kennis met het NVLF-bestuur VERSLAG Netwerkdag
Nadere informatie12/04/2015. Effectieve behandeling van kleuters. morfosyntaxis bij kleuters met S- TOS. Morfosyntaxis. Thijs (4;9 jaar) Problemen in morfosyntaxis
Morfosyntaxis Effectieve behandeling van morfosyntaxis bij kleuters met S- TOS MSc Anouk Bruggink Simea congres 2015 Syntaxis: Zinsbouw van een taal: Woorden in groepen samenvoegen Woorden/groepen woorden
Nadere informatieEffectieve woordenschattherapie bij peuters met S-TOS Siméacongres 11 april Dr. N. Uilenburg Dr. E. Gerrits
Effectieve woordenschattherapie bij peuters met S-TOS Siméacongres 11 april 2013 F. Cohen Tervaert Dr. N. Uilenburg Dr. E. Gerrits Inhoud Woordenschatverwerving Woordenschatinterventie Doel pilot Methode
Nadere informatieVoorwoord. Kwaliteitskringproduct Beschrijvingen bij logopedische onderzoeken KK245 Woerden 2
Voorwoord Geachte collega s. Dit kringproduct geeft een beschrijving van de meest gebruikte logopedische tests. Het beschrijft wat de tests / testonderdelen precies inhouden en hoe de scores geïnterpreteerd
Nadere informatieHeeft vroeg vreemde-talenonderwijs een negatief effect op de Nederlandse taalontwikkeling van kinderen?
Heeft vroeg vreemde-talenonderwijs een negatief effect op de Nederlandse taalontwikkeling van kinderen? Sieneke Goorhuis-Brouwer en Kees de Bot Een toenemend aantal basisscholen in Nederland begint met
Nadere informatieDe Klinisch Linguïst. Specialist in. Taalontwikkelingsstoornissen Verworven taalstoornissen
De Klinisch Linguïst Specialist in Taalontwikkelingsstoornissen Verworven taalstoornissen Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek (VKL) April 2000 Secretariaat: Vereniging voor Klinische Linguïstiek
Nadere informatieDe effectiviteit van het Viertaktmodel voor de passieve woordenschatuitbreiding van kinderen in groep 7 en 8 in het cluster 2 onderwijs
De effectiviteit van het Viertaktmodel voor de passieve woordenschatuitbreiding van kinderen in groep 7 en 8 in het cluster 2 onderwijs NVLF congres 2013 L I E K E K U I P E R S, M S C G E R D A B R U
Nadere informatie17-5-2014 GEFELICITEERD! Evidence-based logopedie. Evidence-based logopedie: 10 jaar! Taakverdeling. Wat ben jij? @hannekekalf
Evidence-based logopedie - wat is er in 10 jaar veranderd? GEFELICITEERD! Dr. Hanneke Kalf hanneke.kalf@radboudumc.nl www.hannekekalf.nl @hannekekalf 15 mei 2014 @hannekekalf Evidence-based logopedie:
Nadere informatieHet leren van Engels bij kinderen met TOS
Het leren van Engels bij kinderen met TOS Siméa congres 15-04-2016 Master Thesis Logopediewetenschap Inge Zoutenbier, MSc Onder begeleiding van: Dr. Rob Zwitserlood In een notendop http://auris.instantmagazine.com/auriscomdigit
Nadere informatieEFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS
EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.
Nadere informatieZelfmanagement bij mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden door verstandelijke beperkingen
Zelfmanagement bij mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden door verstandelijke beperkingen Een speciale uitdaging voor het huisartsenteam en het steunnetwerk Dr. Jany Rademakers, NIVEL Drs. Jeanny
Nadere informatieEen speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots?
Behavioural Science Institute Afdeling Sociale en Cultuurpsychologie Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Terugkoppeling onderzoeksresultaten mei-juni 2016 Sari Nijssen, promovenda
Nadere informatieCONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo
Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 vmbo de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 vmbo de betekenis
Nadere informatieEBP: het nemen van beslissingen
EBP: het nemen van beslissingen EBP platform werkgroep Erica Baarends, Ergotherapie Ingrid Driessen en Xandra Gielen, Creatieve Therapie Saskia Duymelinck, Vepleegkunde Jacques Geraets, Fysiotherapie Michelle
Nadere informatieHoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het
Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve
Nadere informatie7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM
7--3 Sociaal-emotioneel functioneren van kinderen met een auditieve/ communicatieve beperking Emotieherkenning bij kinderen en kinderen met Rosanne van der Zee Meinou de Vries Lizet Ketelaar Rosanne van
Nadere informatieMASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE
FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE 2016-2017 De beïnvloeding van tijdoriëntatie, timemanagement en
Nadere informatieDeel 1 Gebruik van het computerprogramma Behandeldoelen tos. 2 Stappen bij het opstellen van een behandelplan 29
Inhoud Inleiding 15 Deel 1 Gebruik van het computerprogramma Behandeldoelen tos 1 Het computerprogramma 23 1.1 Inleiding 23 1.2 Doel van het computerprogramma Behandeldoelen tos 23 1.3 Doelgroep en gebruikers
Nadere informatieFormuleren voor gevorderden
Formuleren voor gevorderden Het programma Formuleren voor Gevorderden is gemaakt voor leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en voor leerlingen in mbo en hbo voor wie vaardigheden op het
Nadere informatieFormuleren voor gevorderden
Formuleren voor gevorderden Het Muiswerkprogramma Formuleren voor Gevorderden is gemaakt voor leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en voor leerlingen in mbo en hbo voor wie vaardigheden
Nadere informatieVroegsignalering taalontwikkelingsstoornissen Symposium Het jonge kind
Vroegsignalering taalontwikkelingsstoornissen Symposium Het jonge kind 15 december 2016 Drs. F. Sobieraj klinisch linguïst / logopedist Kentalis Een landelijke organisatie gespecialiseerd in diagnostiek,
Nadere informatiePost-hbo opleiding cognitief gedragstherapeutisch
Post-hbo opleiding cognitief gedragstherapeutisch werker Volwassenen en ouderen mensenkennis Van onze klinisch psycholoog heb ik een groep cliënten overgenomen, bij wie ik de instrumenten uit de opleiding
Nadere informatieDoe mee met Schildpad en Aap
Het verhalen oefenboek Symposium Vertel Vaardig! 28 november 2015 Agenda Ontstaan Verhalen oefenboek Narratieve vaardigheden Statistische onderbouwing Informatie Vragen www.verhalenoefenboek.nl Agenda
Nadere informatieStoornis of breder? De stoornis beschrijven De 5 aspecten in een handzaam schema! Casuïstiek Conclusie
Overzicht diagnostisch instrumentarium spraak-taalonderzoek Edith Hofsteede-Botden Rianneke Crielaard Kentalis Sint-Michielsgestel Team Spraak-Taal Overzicht diagnostisch instrumentarium spraak-taalonderzoek
Nadere informatieKick-off project ZINnig
Kick-off project ZINnig Lectoraat Logopedie Participatie door Communicatie Kennismakingsronde Wie ben je? Waar werk je? Wat is je motivatie om mee te doen aan het project? Inhoud project Aanleiding en
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod
Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod U bent niet de enige Een op de tien Nederlanders heeft te maken met een persoonlijkheidsstoornis of heeft trekken hiervan. De Riagg Maastricht is gespecialiseerd
Nadere informatieNeurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme?
Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme? Mirjam Kouijzer, MSc Radboud Universiteit Nijmegen Het programma Controversiële behandelingen Wat is biofeedback? Mijn onderzoek naar de effecten
Nadere informatieStudie-opzet Effectiviteit Logopedie TS Ank Verschoor, team Stichting Dysphatische Ontwikkleling. November 2014. Evidence based.
Evidence based Effectiviteit van logopedie bij specifieke spraak taalontwikkelingsstoornissen (DO, S TOS) De opzet van een klinische studie Ank Verschoor, team Stichting Dysphatische Ontwikkeling met dank
Nadere informatieHet keukentafelgesprek
Het keukentafelgesprek Informatie over het keukentafelgesprek Waarom een keukentafelgesprek? De Wmo heeft andere uitgangspunten dan de AWBZ. De AWBZ kent een recht op zorg. Er zijn landelijke richtlijnen
Nadere informatieInzicht in de behandeling van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen
Inzicht in de behandeling van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen Bernadette Vermeij Rosanne van der Zee Simea congres 10 april 2014 Monitoren Meer zicht krijgen op de doelgroep en in de effectiviteit
Nadere informatieBeschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?
Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht
Nadere informatieIndividuele creatieve therapie als onderdeel van de oncologische revalidatie
Individuele creatieve therapie als onderdeel van de oncologische revalidatie Eveline Bleiker Minisymposium Oncologische Creatieve therapie in ontwikkeling 26 mei 2015 Achtergrond Even voorstellen Creatieve
Nadere informatieAdviesburo Comenius bestaat al ruim 20 jaar en is in Midden Nederland bij ouders, scholen en huisartsen inmiddels een begrip.
1 2 INFORMATIE OVER COMENIUS Adviesburo Comenius bestaat al ruim 20 jaar en is in Midden Nederland bij ouders, scholen en huisartsen inmiddels een begrip. Wij mogen daarom met recht zeggen een ruime ervaring
Nadere informatieEén op de vijf patiënten vindt oefentherapeut zonder verwijzing Factsheet Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg, maart 2009
Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL De gegevens mogen met bronvermelding (Margit K Kooijman, Ilse CS Swinkels, Chantal J Leemrijse. Eén op de vijf patiënten vindt oefentherapeut zonder verwijzing.
Nadere informatieLeeswijzer evidence summaries logopedische behandeling
Leeswijzer evidence summaries logopedische behandeling Inge Zoutenbier, Lotte Versteegde, Jenta Sluijmers, Ingrid Singer en Ellen Gerrits (2016) 1 In opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie
Nadere informatieCursus Evidence-Based Practice voor zorgprofessionals. Utrecht, 14 en 15 oktober 2015. Cochrane
Cursus Evidence-Based Practice voor zorgprofessionals Utrecht, 14 en 15 oktober 2015 Cochrane Achtergrond Iedere zorgprofessional neemt gedurende een werkdag continu beslissingen, bijvoorbeeld over welke
Nadere informatieChange Your Mindset! Petra Helmond & Fenneke Verberg Research & Development, Pluryn
Change Your Mindset! Petra Helmond & Fenneke Verberg Research & Development, Pluryn Doel Change Your Mindset! Korte online interventie om jongeren te leren dat ze de potentie hebben om te veranderen! Theoretische
Nadere informatie30 TIPS VOOR OUDERS EN BEGELEIDERS VAN LEERLINGEN MET LEERPROBLEMEN. Wijs ze op. www.lereniseenmakkie.nl. en de online coach.
30 TIPS VOOR OUDERS EN BEGELEIDERS VAN LEERLINGEN MET LEERPROBLEMEN Wijs ze op en de online coach. Vermijd stressverhoging: dat blokkeert het leren nog meer. Wijs je kind steeds weer op wat het al wel
Nadere informatieTo game or Not to game: games in taaltherapie bij kinderen
To game or Not to game: games in taaltherapie bij kinderen Project DigiTaal: Taalgames in taaltherapie Selectie games Toepassing games Effect games en zoekwebsite Ellen Gerrits, Marjan ter Harmsel, Johanna
Nadere informatieErvaringsdeskundigheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Petri Embregts
Ervaringsdeskundigheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Petri Embregts Inhoud Waarom een kans in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking? Inzetbaarheid en effectiviteit
Nadere informatieFormuleren voor gevorderden
Formuleren voor gevorderden Het Muiswerkprogramma Formuleren voor Gevorderden is gemaakt voor leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en voor leerlingen in mbo en hbo voor wie vaardigheden
Nadere informatieVerstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen
Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Congres Focus op Onderzoek, 22 juni 2015 Gerda de Kuijper, AVG/senior senior onderzoeker CVBP/UMCG Dederieke Festen AVG/senior onderzoeker
Nadere informatieVerslag van dataverzameling in functie van het onderzoek van de NTU naar het schrijfleven van leerlingen
Verslag van dataverzameling in functie van het onderzoek van de NTU naar het schrijfleven van leerlingen Data verzameld in de derde graad van de basisschool en verslag opgesteld door Amber Van Geit Opleiding:
Nadere informatieOnderzoek Zuid-Afrika
Onderzoek Zuid-Afrika Tweede taalverwerving en tweede taalonderwijs Engels als tweede taal in het basisonderwijs Naam: Kimberly Vermeulen Studentnummer: S1077859 Klas: PLV3B Datum: 20-04-2015 Inhoudsopgave
Nadere informatieTherapiekeuze bij verstaanbaarheidsproblemen. Waarom dit onderwerp? Goed nieuws! Therapiekeuze bij verstaanbaarheidsproblemen
Therapiekeuze bij verstaanbaarheidsproblemen Regiodag logopedie 27 mei 2014 Waarom dit onderwerp? Maaike Diender Klinisch linguïst Audiologisch centrum Alkmaar: ACHN Kinderen 2-5 jaar, 2010-2013 Geen spraakproductieprobleem
Nadere informatieDe kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht
De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave
Nadere informatieNVAB-richtlijn blijkt effectief
NVAB-richtlijn blijkt effectief Nieuwenhuijsen onderzocht de kwaliteit van de sociaal-medische begeleiding door bedrijfsartsen van werknemers die verzuimen vanwege overspannenheid, burn-out, depressies
Nadere informatieEn, wat hebben we deze les geleerd?
Feedback Evaluatie Team 5 En, wat hebben we deze les geleerd? FEED BACK in de klas En, wat hebben we deze les geleerd? Leerkracht Marnix wijst naar het doel op het bord. De leerlingen antwoorden in koor:
Nadere informatieDyslexiewijzer. Waarom deze dyslexiewijzer? De rol van de logopedist bij dyslexie
Dyslexiewijzer Dyslexiewijzer Waarom deze dyslexiewijzer? Voordat kinderen met het leesonderwijs in aanraking komen, kunnen ze al verwezen worden naar een logopedist. Zij hebben dan een logopedische stoornis
Nadere informatie1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington
1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington 2. Autisme: Kwalitatieve verschillen op 3 gebieden: taalvaardigheden, sociale vaardigheden en beperkte/
Nadere informatieEvaluatie Pilot Klasse-ergo basisschool De Bolster Amersfoort Ergotherapie Kinderen Amersfoort
Evaluatie Pilot Klasse-ergo basisschool De Bolster Amersfoort Ergotherapie Kinderen Amersfoort Groep: 2 Leerkracht : Arianne van der Laan IB-er: Ria Ruyne Ergotherapeuten: Eelke van Haeften en Viviane
Nadere informatieObserveren en herkennen van kinderen met execu3eve func3eproblemen in de (klas- )prak3jk. Wendy Peerlings
Observeren en herkennen van kinderen met execu3eve func3eproblemen in de (klas- )prak3jk Wendy Peerlings Heb ik die ook? Hoe begin je aan een aanpak hiervoor? Execu3eve func3es?? Maar hij is toch slim?
Nadere informatieMijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd
Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd 1 Joppe (13): Mijn ouders vertelden alle twee verschillende verhalen over waarom ze gingen
Nadere informatieLaat kopzorgen geen probleem worden. Anna-Linde Schermerhorn Productmanager Online Zelfhulp 26 oktober 2015 @Stichting_mirro
Laat kopzorgen geen probleem worden Anna-Linde Schermerhorn Productmanager Online Zelfhulp 26 oktober 2015 @Stichting_mirro Inhoud Stichting mirro Online zelfhulp Observationeel onderzoek online zelfhulp
Nadere informatieHet belangrijkste doel van de studie in hoofdstuk 3 was om onafhankelijke effecten van visuele preview en spellinguitspraak op het leren spellen van
Samenvatting Het is niet eenvoudig om te leren spellen. Om een woord te kunnen spellen moet een ingewikkeld proces worden doorlopen. Als een kind een bepaald woord nooit eerder gelezen of gespeld heeft,
Nadere informatieDe Groeifabriek. Denken met een groeimindset!
De Groeifabriek Denken met een groeimindset! Dr. Petra Helmond & Fenneke Verberg, MSc: Pluryn Research & Development & Universiteit van Amsterdam Prof. Dr. Geertjan Overbeek: Universiteit van Amsterdam
Nadere informatieDiagnostiek en evaluatie in de praktijk
Testinstrumentarium Taalontwikkelingsstoornissen (T-TOS): Diagnostiek en evaluatie in de praktijk Linda Horsels, Jos Keuning & Femke Scheltinga Eerder in dit nummer las u meer over de achtergrond, de inhoud
Nadere informatie