Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar VIII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en van de ontvangsten van hoofdstuk VIII (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen) voor het jaar1990 Nr. 100 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 7 september 1990 De vaste Commissie voor onderwijs en wetenschappen' heeft op 3 juli 1990 mondeling overleg gevoerd met de minister van Onderwijs en Wetenschappen over de Heroriënteringsnota studiefinanciering (kamerstuk21 300, VIII, nr. 78). De commissie brengt van het gevoerde overleg het volgende verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie 1 Samenstelling: Leden: Hermes (CDA), Beinema (CDA), Van Leijenhorst (CDA), voorzitter. Niessen (PvdA). Ginjaar-Maas (VVD), ondervoor zitter, Van der Vlies (SGP), Lankhorst (Groen Links), Franssen (VVD), Jorritsma-Lebbink (VVD), Janmaat-Abee (CDA), Leijnse (PvdA). Nuis (D66). De Cloe (PvdA), Lilipaly (PvdA), Van Gelder (PvdA), Frissen (CDA), Van de Camp (CDA), Tuinstra (CDA), Netelenbos (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), Beijlen-Geerts (PvdA), Huibers (CDA) en Quint-Maagdenberg (PvdA) Plv leden: Boers-Wijnberg (CDA), Van Rooy (CDA). Reitsma (CDA), Apostolou (PvdA), Linschoten (VVD), Schutte (GPV), Willems (Groen Links), Dees (VVD), Korthals (VVD), Mulder-van Dam (CDA), Buurmeijer (PvdA), Ter Veer (D66), Van Gijzel (PvdA), Huys (PvdA), Vermeend (PvdA), Deetman (CDA), Lansink (CDA), Roosen-van Pelt (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Groenman (D66), Leerling (RPF). Van lersel (CDA) en J. H. van den Berg (PvdA). De heer Lansink (C.D.A.) wees erop dat pas na 1987 de financiële problematiek van de Wet studiefinanciering (WSF) manifest werd, vooral veroorzaakt door de grotere aantallen studenten dan was geraamd. In 1988 werden voorstellen tot vereenvoudiging en kostenbeheersing aangekondigd: invoering van de OV-jaarkaart in ruil voor afschaffing van de reiskos tenvergoeding, verlaging van de basisbeurs en privatisering van de aanvullende financiering. In juni 1988 sprak de Kamer zich uit voor behoud van enigerlei vorm van aanvullende financiering, maar privati sering ervan werd niet uitgesloten. Vervolgens werden nieuwe voorstellen voor kostenbeheersing gepresenteerd: opnieuw invoering van de OV-jaarkaart, verschuiving van de leeftijdsgrens van 30 naar 27 jaar, afstemming van de WSF en de Harmonisatiewet (in de vorm van de formule) en opnieuw privatisering van de aanvullende financiering. De tekorten in 1988 en 1989 werden gedeeltelijk opgevangen via vervroegde terugbetaling van openstaande leningen, met het succesvolle aanbod van afbetalingspremies. Is overigens in de thans voorgestelde systematiek ook vervroegde aflossing mogelijk? Deze voorstellen werden door de in 1989 opgetreden kabinetswis seling niet uitgevoerd of ernstig vertraagd. Zo bleef een tijdige behan deling van de OV-jaarkaart in de Eerste Kamer uit. Via een novelle is, conform het regeerakkoord van eind 1989, de uitwonendenmaatregel ongedaan gemaakt, waarna de OV-jaarkaart de Eerste Kamer kon passeren. Per 1 januari 1991 zou deze kaart derhalve kunnen worden ingevoerd, ware het niet dat het beleid van de Nederlandse Spoorwegen onzekerheid heeft veroorzaakt. Kan nu invoering van deze kaart doorgaan F ISSN SOU uitgeverij 's Gravenhage 1990 Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr. 100

2 en welke opbrengst kan daarvan worden verwacht? De heer Lansink had weinig waardering voor het beleid van de NS. Hij meende dat zij een voorbeeld zouden moeten nemen aan de opstelling van het streek vervoer. In het regeerakkoord is herziening van de WSF overeengekomen, om de toegankelijkheid van het onderwijs en de betaalbaarheid van de WSF te waarborgen en te komen tot de noodzakelijke vereenvoudiging van het stelsel. De opzet van de wet zou gehandhaafd moeten worden. Die lijn kon de heer Lansink, zij het met enige moeite, terugvinden in de herorï ënteringsnota. Om de financiële druk het hoofd te bieden, werden in het regeerakkoord naast privatisering van het leningdeel en naast de OV-jaarkaart nog enige wegen aangegeven voor een verantwoord gebruik van de WSF, zoals invoering van een voortgangscontrole, vervanging van de (overigens destijds niet ingevoerde) formule door de formule en verschuiving van de leeftijdsgrens van 30 naar 27 jaar, in de zin van een zachte grens. Deze lijnen zijn alleen in gewij zigde vorm in de heroriënteringsnota terug te vinden. De achtergrond van deze wijzigingen waren de heer Lansink nog niet goed duidelijk, zeker niet gezien de financiële opbrengst van de wijzigingen. Wel achtte hij het begrijpelijk dat het voorstel om voor leerlingen in het voortgezet onderwijs terug te keren naar het kinderbijslagstelsel, niet door de minister is overgenomen, althans als de cijfers kloppen. De heer Lansink was daar niet geheel zeker van, omdat nu andere cijfers zijn verstrekt dan die welke bij de opstelling van het regeerakkoord op tafel lagen. De vertaling van het regeerakkoord in concrete maatregelen zou wellicht minder problematisch zijn geweest indien in de eerste helft van 1990 geen nieuwe overschrijdingen zichtbaar waren geworden, opnieuw vooral veroorzaakt door de grotere toeloop van studenten dan was geraamd. Voor het WO bedroegen de afwijkingen in de jaren 1986, 1987 en 1988 zelfs resp. 4,8, 9,3 en 18,8%. Kennelijk is er geen belemmering voor de toegankelijkheid van de wet. Ook is er de wens (of noodzaak) om de studieduur volledig te gebruiken. Daarnaast kunnen nog worden genoemd het verschijnsel van de tweede studie en sociaalculturele trends, als samentelling en bijverdienen. De Algemene Rekenkamer stelt inmiddels op verzoek van de Kamer een onderzoek in naar de ramingen. Zullen de bevindingen die in oktober a.s. worden verwacht, doorwerken op het wetgevend programma en de financiële meerjarencijfers? Ook is een deel van het nu ontstane tekort een gevolg van het uitblijven van voorziene maatregelen. Het financiële beeld is door bijlage 2 van de nota wat helderder geworden, maar is toch nog onvolledig. Bovendien is nu weer sprake van andere cijfers dan bij de begroting voor 1990, toen voor privatisering en voortgangscontrole tezamen slechts f300 miljoen werd geraamd. In algemene zin spraken de schets van de context, de verwerking van de strekking van het regeerakkoord en de uitgangspunten de heer Lansink aan. Wel plaatste hij een kritische kanttekening bij het late verschijnen van deze nota. Daardoor wordt het nemen van structurele maatregelen opnieuw bemoeilijkt. Ook de inhoudelijke onderbouwing van de nota zou nog aan kracht kunnen winnen. Bovendien komt, gezien de veelheid van maatregelen, de vraag op naar de samenhang, o.a. met het wetsvoorstel hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Het eventuele volumebeleid staat of valt immers met de structuur en de inrichting van het onderwijs, in het bijzonder het hoger onderwijs. Ook de WSF is gebaat met rust. Hij pleitte er dan ook voor dat in één keer tot besluitvorming over een pakket maatregelen kan worden gekomen. Tijd en financiële ruimte ontbreken om, conform de voorstellen van de studentenorganisaties ISO en LSVb, een geheel andere weg in te slaan. De vraag klemt echter wel in hoeverre het overleg met de instellingen en vooral de studentenorganisaties nog tot bijstelling van de voorstellen kan Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr. 100

3 leiden. De studentenorganisaties hebben behoorlijk werk afgeleverd, zodat beraad gewenst blijft, ook wanneer de uitgangsposities ver uit elkaar liggen. Ingaande op de positie van de Kamer in dit geheel wees de heer Lansink er eerst op dat voor invoering van vrijwel alle voorstellen wetswijziging nodig is. Ook wees hij op de eventuele gevolgen van het rapport van de Rekenkamer en op de consequenties voor de begroting-1990 en het beraad over de begroting1991. Tegen die achter grond vond hij dat vandaag al door de fracties duidelijk moet worden gemaakt hoe zij in grote lijnen over de voorstellen denken. Dat laat de mogelijkheid onverlet om in de loop van het wetgevend proces, met behoud van de financiële taakstelling, alsnog wijzigingen aan te brengen. Hij achtte het terecht dat in de heroriënteringsnota de structuur van de WSF wordt gehandhaafd. Essentiële uitgangspunten zijn het op peil houden van het budget, vergroting van de leningfaciliteit (met als onbetwiste keerzijde de soms te grote studieschulden) en het opvangen van negatieve effecten voor studenten uit lagere inkomensgroepen. Hij was daarmee tevreden en had dan ook inhoudelijk waardering voor de bondige nota die in belangrijke mate is gebaseerd op strekking en inhoud van het regeerakkoord. Het resultaat is een combinatie van op zichzelf verdedigbare en soms wellicht te ingrijpende maatregelen, overigens onder erkenning van het feit dat de structurele opbrengst van f 700 miljoen in 1995 nog ver blijft onder de totale taakstelling van f 1,1 miljard. Een structurele ombuiging van ruim f 1 miljard wordt pas na 1995 bereikt en dan nog alleen met hulp van de minister van Financiën. De heer Lansink stelde vast dat vrij veel maatregelen kritische reacties hebben opgeroepen. Desondanks vond hij deze maatregelen passend. Het systeem van gemengde financiering (een gedeelde verantwoorde lijkheid van overheid, ouders en studenten) blijft immers bestaan. Gezien de medeverantwoordelijkheid van zijn fractie voor een gezonde overheidskas stemde hij in met privatisering van het leningdeel via de Informatiseringsbank, al is de juridische structuur nog onduidelijk en zal er een nadere onderbouwing van het voorstel op dit punt moeten komen, en met de bevriezing van de basisbeurs, met compensatie via de aanvul lende financiering voor studenten uit lagere inkomensgroepen. Voorts stemde hij in met de toerekening van marktconforme rente over de studieschuld, vanaf de opbouw van deze schuld, en de geleidelijke verhoging van collegegelden. Wel meende hij dat nader moet worden bezien of niet te grote schuldposities gaan ontstaan die als drempel zouden kunnen werken. Ook was voor hem nog onduidelijk hoe een en ander uitwerkt op de middeninkomens. Is met het oog hierop een maximum studieschuld, of een verbeterde schuldlimitering mogelijk? Of is het mogelijk de leningfaciliteit pas in de loop van de studie te laten toenemen? In de eerste drie jaar zou dan de aanvullende beurs uiteraard wat hoger moeten zijn. De afstemming van de studiefinanciering met de kinderbijslag en de sociale uitkeringen, alsmede met het jongerendossier, bleef hij van groot belang achten. Hij vond het opvallend dat hierop in de nota niet is ingegaan. Wanneer zal daar aandacht aan worden gegeven? Nu duidelijk is dat de overschrijdingen van de meerjarenramingen grotendeels veroorzaakt zijn door een groter aantal studenten, dan wel een groter aantal studenten-jaren, ligt, zo meende hij, een verantwoord volumebeleid in de rede. In het regeerakkoord is daarbij voor de formule gekozen. In de nota krijgt het volumebeleid vorm langs drie wegen: doorwerking van een zwaardere financiële belasting, de harde grens van 27 jaar (hetgeen niet strookt met de geest van het regeerak koord) en de cursusduur formule, hetgeen anders kan uitvallen dan de formule. In een aantal gevallen zal de formule cursusduur tot problemen leiden. Is de minister bereid op dit punt Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr. 100

4 een andere weg te volgen, ten einde problemen met de toegankelijkheid te voorkomen? Met het streven naar vereenvoudiging van de indexering kon de heer Lansink geheel instemmen. Ook ging hij akkoord met het voornemen tot meer private investering in het voigen van hoger onderwijs, hoewel hij de uitwerking ervan in de nota nog onduidelijk vond. Verruiming van de bijverdienmogelijkheden kon eveneens op zijn instemming rekenen, maar studenten moeten dan wel voldoende tijd hebben daarvan gebruik te maken. Met het voornemen inzake reparaties stemde hij in. Hetzelfde deed hij met het voornemen inzake een collectieve ziektekostenverze kering, al betwijfelde hij of deze inderdaad budgettair neutraal kan worden ingevoerd. Bij de maatregel inzake de landelijke auditorenvoor ziening wees hij erop dat hierbij direct de vraag naar de criteria om de hoek komt kijken. Deze voorziening dient niet uitsluitend te gelden voor degenen die in ISO of LSVb-verband werken. Afrondend stelde heer Lansink dat aan een aantal bijstellingen niet te ontkomen valt. Sommige staan echter op gespannen voet met het regeerakkoord, terwijl daarbij ook twijfels over de toegankelijkheid rijzen. Zo pleitte hij voor een anderssoortige verzachting van de harde leeftijds grens van 27 jaar, waarbij zijn gedachten vooral uitgingen naar de positie van een aantal kwetsbare groepen (allochtonen en vrouwen). Voorts had hij begrepen dat de formule beter aansluit op de combinatie van WSF en Harmonisatiewet dan de cursusduur formule en wees hij op het vraagstuk van een te grote belasting van sommige lagere inkomens en middeninkomens en dat van de schuldlimitering. Hij drong erop aan dat deze punten nogmaals onder de loep worden genomen. Hij besefte dat een en ander tot een mindere opbrengst zal leiden, maar hij zag mogelijkheden ter compensatie door bestrijding van oneigenlijk gebruik, waarbij o.a. gedacht kan worden aan omkering van de bewijslast voor uit en thuiswonend. Verder wees hij op de aanbeveling in het rapport-ln 't Veld inzake voortgangscontrole. Al met al uitte de heer Lansink waardering voor de heroriënte ringsnota. Wel vroeg hij een betere aansluiting bij de lijnen van het regeerakkoord, waarbij hij overigens de financiële taakstelling volledig aanvaardde. Overleg met de VSNU en de studentenorganisaties blijft van betekenis. In het bijzonder drong hij erop aan dat nader aandacht wordt gegeven aan de opbouw van de studieschuld en de schuldlimitering, de formule versus de cursusduur formule en de leeftijdsgrens van 27 jaar. De heer Vermeend (P.v.d.A.) herinnerde eraan dat bij de invoering van de WSF werd uitgegaan van een totaal uitgavenniveau (rekening houdend met prijsstijgingen) van f3,5 miljard. Bij het ongewijzigd laten van de WSF zou dit niveau echter in 1995 al tot f4,5 miljard oplopen. In het regeerakkoord zijn dan ook voorstellen gedaan ter beperking van de WSF-problematiek, leidend tot bezuinigingen tot een totaalbedrag van f 650 miljoen in Bij de voorbereiding van de begroting-1991 is evenwel gebleken dat de WSF-problematiek alweer f440 miljoen groter is dan bij het regeerakkoord is aangenomen, in het bijzonder veroorzaakt door nieuwe ramingen van de te verwachten studentenaantallen. Mede met het oog hierop is de Rekenkamer op verzoek van de Kamer een onderzoek gestart. Daarnaast is nu de heroriënteringsnota verschenen. De in die nota voorgestelde maatregelen sluiten grotendeels aan bij die in het regeerakkoord, maar er zijn ook afwijkingen te signaleren. De heer Vermeend ging vervolgens in op een aantal voorgestelde maatregelen, in de eerste plaats de verzelfstandiging van de leningen. Hij maakte de minister er een compliment voor dat deze er nu zal komen. Hij kon instemmen met de wijze waarop deze zal plaatsvinden, zeker omdat er enige controlemogelijkheden voor de Kamer blijven. Wel blijven er nog Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr. 100

5 vragen over de wijze waarop de terugbetaling zal plaatsvinden. Hij meende dat in ieder geval een wettelijke regeling voor de inning zal moeten worden getroffen, waarbij de criteria duidelijk worden vastgelegd. Ook zou hij te zijner tijd graag de voor en nadelen van inning door de belastingdienst naast elkaar gezet zien. Ten aanzien van de periode waarin studiefinanciering wordt verstrekt, is in het regeerakkoord bewust gekozen voor de formule. De minister heeft nu een andere maatregel voorgesteld, vooral uit budget taire overwegingen, namelijk cursusduur De heer Vermeend had daar wel enig begrip voor, maar zag ook problemen op dit punt. Zo komt de formele cursusduur niet altijd overeen met de materiële cursusduur. In ieder geval zal er dus voor moeten worden gezorgd dat de materiële cursusduur niet langer is dan de formele cursusduur. Op welke wijze kan dit worden bereikt? Hij was geneigd de voorkeur te geven aan de formule cursusduur Wat zouden daar de financiële consequenties van zijn? Het belangrijkste punt vond de heer Vermeend het voorstel tot invoering van marktconforme rente vanaf het begin van de studie. Uit de bijlagen blijkt immers dat deze maatregel in een aantal gevallen zal leiden tot een aanmerkelijke verhoging van de schuldenlast van de student. Hij vreesde dat dit in de praktijk een drempel zal opwerpen. Bij de opstelling van het regeerakkoord is dan ook overwogen dat, indien tot renteberekening wordt overgegaan (waar wel iets voor te zeggen valt) tegelijkertijd moet worden voorkomen dat studerenden uit lagere inkomensgroepen worden geconfronteerd met een aanzienlijke verhoging van de schuldenlast. Met het oog hierop is in het regeerakkoord gekozen voor een vorm van schuldlimitering. In de heroriënteringsnota is daar echter geen regeling voor getroffen. De heer Vermeend drong erop aan dat dit alsnog gebeurt. Er zijn daarbij verschillende mogelijkheden: schuldlimitering zoals voorgesteld in het regeerakkoord, het later (bij voorbeeld in het derde jaar) laten ingaan van de renteberekening en een wat hogere aanvullende beurs in de eerste jaren van de studie, waarte genover in latere jaren het leningdeel wat hoger kan worden gesteld. In dit verband herinnerde hij eraan indertijd eens de gedachte te hebben geopperd om, ten einde tot een eerlijke verdeling van schulden lasten te komen, een deel van de basisbeurs door iedereen terug te laten betalen. Hem was echter later gebleken dat daardoor geen eerlijke verdeling van schuldenlasten tot stand zal komen. In de praktijk zullen financieel draagkrachtige ouders immers vaak besluiten de studieschuld voor hun kind in èén keer af te lossen. Met het oog hierop is in het regeerakkoord de suggestie van schuldlimitering opgenomen, ten einde in ieder geval een drempel voor kinderen uit gezinnen met lagere inkomens te voorkomen. Op zichzelf is ook een stelsel denkbaar waarbij de ongelijkheid tussen studenten, in die zin dat de ene wel en de andere niet hoeft te lenen, niet voorkomt. De fractie van Groen Links heeft een dergelijk stelsel voorgesteld, maar dit stelsel zal ruim f 1 miljard méér kosten dan waarvan in het regeerakkoord is uitgegaan. Dit leek de heer Vermeend niet haalbaar, ook gezien andere prioriteiten, bijvoorbeeld op het vlak van de gezondheidszorg. Die prioriteiten worden trouwens door Groen Links onderschreven. Hij vond het voorstel van die kant dan ook al te gemakkelijk. Bovendien herinnerde hij eraan ook in voorgaande jaren steeds te hebben gesteld dat het stelsel van studiefinanciering in totaal niet meer dan f 3,3 miljard zou dienen te kosten, terwijl na de nu voorge stelde maatregelen het stelsel desondanks in 1995 f4 miljard zal vergen. Ten aanzien van de leeftijdsgrens van 27 jaar vroeg de heer Vermeend waarom in de heroriënteringsnota gedeeltelijk is afgeweken van het regeerakkoord. Ook gelet op de budgettaire problematiek leek het hem heel goed mogelijk om toch vast te houden aan het regeerakkoord. De regeling die nu wordt voorgesteld, kan vooral tot problemen leiden voor Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr. 100

6 degenen die een deeltijdopleiding volgen, zoals de deeltijd-lerarenop leiding. Weliswaar wordt in de nota ook gezegd dat nog een aantal mogeïijke oplossingen wordt overwogen, vooral in de sfeer van tweede kans-onderwijs en voorzieningen bij volwasseneneducatie, maar een en ander is nog onvoldoende uitgewerkt. Al met al ging zijn voorkeur dan ook uit naar een verzachting van de maatregel die in de nota is voorge steld. Hij had in de nota een vorm van voortgangscontrole gemist, terwijl daar uitdrukkelijk in het regeerakkoord over wordt gesproken. Hij besefte dat aan een voortgangscontrole veel haken en ogen zitten, maar toch drong hij erop aan dat nadere voorstellen hierover worden gedaan. Ten aanzien van de problematiek van de middeninkomens opperde hij de suggestie om een vorm van leenfaciliteit in te voeren. Wel wilde hij dit afhankelijk stellen van de budgettaire consequenties. Hij vroeg of daar duidelijkheid over kan worden gegeven. Ter dekking van de extra WSF-uitgaven was in het regeerakkoord o.a. voorzien in het schrappen van studiefinanciering voor het voortgezet onderwijs. Dit is niet overgenomen in de heroriënteringsnota, omdat dit (zo wordt gesteld) macro alleen maar tot hogere kosten zou leiden. In het regeerakkoord was evenwel nog een opbrengst van ongeveer f 45 miljoen berekend. Dat bedrag zou dan aangewend kunnen worden voor een aantal wensen, zoals inzake de leeftijdsgrens van 27 jaar. De heer Vermeend verzocht de minister een en ander nog eens nauwkeurig te bezien en te bespreken met de minister van Sociale Zaken en Werkgele genheid, ten einde na te gaan of de in de heroriënteringsnota gemaakte berekening werkelijk juist is. In dit verband wees hij er ook op dat de terugbetaling van studieschuld gekoppeld is aan het belastbaar inkomen. Er zijn echter allerlei mogelijk heden om dat belastbaar inkomen laag te houden, zoals hoge hypotheek lasten of een lijfrentepolis. Hij deed dan ook de suggestie om de koppeling aan het belastbaar inkomen opnieuw te bezien, mede in overleg met de bewindslieden van Financiën. Hij had met waardering in de stukken gelezen dat de minister openstaat voor open overleg, ook met de studentenorganisaties en de instellingen, mits zij rekening willen houden rnet de budgettaire randvoorwaarden. In dit verband had hij er bewondering voor dat de beide studentenorganisaties in zeer korte tijd notities met op zichzelf interessante voorstellen hebben weten te vervaardigen. Wel had hij een aantal bezwaren tegen deze voorstellen. Zo zou het voorstel tot belas tingverhoging belangrijke technische en internationale complicaties hebben, terwijl er ook strijd met de Grondwet zou ontstaan. Niettemin meende hij dat ook over deze stukken open overleg gevoerd dient te kunnen worden. Voor de heer Franssen (V.V.D.) stond de vraag of voor de WSF een bezuinigingstaakstelling moet gelden, niet ter discussie. Immers, bij de invoering van de WSF is ervan uitgegaan dat de jaarlijkse kosten ongeveer f3,3 miljard zouden bedragen, terwijl die kosten bij ongewijzigd beleid in 1995 al f4,6 miljard zullen zijn. Oorzaken hiervoor zijn: toename van de aantallen studenten, toename van het aantal dat de maximale inschrijvingsduur benut, toename van het aantal dat oplei dingen stapelt (MBO-HBO en HBO-WO) en toename van het aantal dat een dubbele studie wil volgen. Nu al maanden geleden de heroriënte ringsnota is aangekondigd, had hij verwacht dat nader op deze oorzaken zou worden ingegaan en zou worden aangegeven hoe daar naar het oordeel van de regering op gereageerd zou moeten worden. Een systeem van studiefinanciering is bedoeld om de toegang te garanderen tot het postleerplichtig onderwijs voor alle groepen uit de bevolking die daar kwalitatief toe in staat zijn. Een zo groot mogelijke deelname aan dit Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

7 onderwijs is van belang voor de Nederlandse economie, zowel in absolute als relatieve zin. De heer Franssen stelde vast dat het begrip «toegankelijkheid» als rode draad in de nota wordt gebruikt. De betekenis van dit begrip (zowel in absolute als relatieve zin) wordt echter niet uitgewerkt. Ook bedrei gingen en uitdagingen van die toegankelijkheid die uit onderzoek zijn gebleken, worden niet aangegeven. Uit OESO-gegevens blijkt dat de deelname aan hoger onderwijs in Nederland zeer hoog is, internationaal gezien. Onderzoek heeft geleerd dat niet zozeer de hoogte van het te lenen bedrag een negatieve drempel voor de toegankelijkheid vormt, maar de hoogte van de na afloop van de studie terug te betalen schuld. In het verleden is dan ook schuldlimitering als een goed middel gehan teerd. Hij had met het oog hierop verwacht dat in de heroriënteringsnota was aangegeven waarom op dit punt is afgeweken van hetgeen in het regeerakkoord is neergelegd. Ook had hij een duidelijker argumentatie verwacht waarom de gedachte van de commissie-ln 't Veld om bij de terugbetalingsregeling rekening te houden met de studieresultaten, niet wordt gevolgd. Voorts is uit onderzoek gebleken dat de hoogte van het collegegeld eerder een drempelverhogend effect heeft dan de hoogte van de aanvullende financiering. Echter, ook dat element is, als mogelijke bedreiging voor de toegankelijkheid, niet in de nota behandeld De heer Franssen vond dan ook dat de nota die al maanden geleden met zoveel aplomb is aangekondigd, meer het karakter van een pamflet heeft dan van een doorwrochte heroriëntering op de werking van het hoger onderwijsbestel. De studiefinanciering staat immers niet op zichzelf, maar moet altijd worden bezien in relatie met de werking van dat bestel. Op zichzelf is het verheugend dat er méér wordt gestudeerd in Nederland. Minder verheugend is dat veel studenten de maximale studieduur gebruiken. Ook universiteiten c.q. docenten halen studenten er nogal eens toe over die maximale duur te gebruiken. De herprogram mering in het wetenschappelijk onderwijs blijkt niet goed te werken, zoals blijkt uit het desbetreffende OESO-rapport. Nu is in het HOOP een discussie aangekondigd over de samenhang tussen massaliteit en kwaliteit, zowel onderwijskundig als wat betreft de wetenschapsbeoefening en het gebruik maken van (en investeren in) de wetenschappelijke infrastructuur. Gedacht wordt daarbij aan meer diffe rentiatie in studieduur. De heer Franssen sprak de hoop uit dat dit een differentiatie in brede zin zal zijn, waarbij naast de herstructurering van de tweede fase van HAVO/VWO ook aandacht wordt gegeven aan de problematiek van de toegang tot het hoger onderwijs, de werking van de propedeuse, de versterking van de mogelijkheden om in Nederland wetenschappelijk toptalent tot ontwikkeling te laten komen en de werking van het hoger onderwijs-bestel in relatie tot de omringende landen. Daarom achtte hij een differentiatie in het totale hoger onderwijs-bestel, onder meer ten aanzien van de studieduur, van het grootste belang. Daarom beschouwde hij ook een benadering van bij voorbeeld zes jaar studeren met vijf jaar studiefinanciering, of het terug brengen van de zes jaar tot vijf jaar, als een slag in de lucht. Hij was niet op voorhand tegen een maatregel waarbij na de cursusduur nog èén jaar extra studiefinanciering wordt verstrekt, maar hij kon deze niet goed rijmen met de beleidslijn in o.a. het HOOP om tot een verdergaande differentiatie van de studieduur in het hoger onderwijs te komen, mede gezien de opmerkingen van de OESO-examiners. Hij meende dat eerst deze differentiatie dient te worden aangepakt, alvorens tot een reële beperking in de sfeer van de studiefinanciering te komen. In de praktijk blijken veel studies met een cursusduur van vier jaar pas in vijf jaar of nog langer te kunnen worden afgerond, zonder dat de desbetreffende studenten er met de pet naar gooien. Anderzijds kennen veel studies een lagere studielast dan bij de herprogrammering als uitgangspunt is Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr. 100

8 gekozen. Hij vond dan ook dat eerst op dit vlak tot zorgvuldige analyses moet worden gekomen. Overigens zal de differentiatie van de studieduur in het hoger onderwijs zowel voor het HBO als voor het WO moeten gelden en niet uitsluitend gekoppeld moeten zijn aan de vooropleiding van studenten. Het is immers bekend dat een aantal studenten in het WO in feite in het HBO thuishoren, terwijl ook een aantal studenten in het HBO eigenlijk een MBO-studie zouden moeten volgen. In het kader van het HOOP is al gevraagd serieus hiernaar te kijken en hij had dan ook verwacht in de heroriënteringsnota althans enige opmerkingen hierover aan te treffen. Bovendien is in het HOOP aangegeven dat een aantal WO-opleidingen in feite een HBO-karakter heeft. Al met al zag hij dan ook voldoende aanleiding voor een herstructurering en een differentiatie, ten einde het gehele hoger onderwijs beter te laten functioneren. Dan kan op langere termijn aanzienlijk op de studiefinancieringsuitgaven worden bespaard. Hij had overigens begrip voor de actuele financiële problematiek, maar invoering van de OV-jaarkaart en verzelfstandiging van de studieleningen leveren al een behoorlijke besparing op. Hij betwijfelde zeer of ook de overige maatregelen doorgevoerd dienen te worden, zonder dat de door hem geschetste analyse is gemaakt. Hij had in de nota trouwens ook niet aangetroffen wat de gevolgen voor de universiteiten zullen zijn als de voorgestelde maatregelen worden ingevoerd, bijvoorbeeld op het vlak van de programmering van studies en de inzet van personeel. Samenvattend stelde de heer Franssen dat eerst een heroriëntatie nodig is op de werking van het gehele hoger onderwijs-bestel. In dat kader zal mede de werking van een stelsel van studiefinanciering moeten worden beoordeeld. De nu uitgebrachte nota verdient, zo vond hij, niet de titel «heroriënteringsnota». Hij beschouwde deze nota veeleer als een vrij goedkoop propagandistisch stuk, vooral gericht op het binnenhalen van bezuinigingen. Hij wilde dan ook op grond van dit stuk geen ingrepen in het studiefinancieringsstelsel accepteren, afgezien van de maatregelen waar hij al eerder mee had ingestemd, namelijk de OV-jaarkaart en de verzelfstandiging van de studieleningen. De heer Korthals (V.V.D.) wilde zijn opmerkingen maken aan de hand van drie stellingen: - In de heroriënteringsnota is aan de financiële beheersbaarheid de allesoverheersende prioriteit gegeven. Daardoor worden uitgangspunten als ouderonafhankelijkheid en de relatie tussen de studiefinanciering en de vroeger geldende kinderbijslagregeling steeds verder uitgehold. - De financiële problemen worden vooral op de middeninkomens en op de studenten zelf afgewenteld. - Het stelsel van studiefinanciering wordt nauwelijks verbeterd, zodat voortdurend aanpassingen nodig zullen blijven en geen rust op het onderwijsfront zal optreden. De studiefinancieringsuitgaven worden bepaald door vele onzekere factoren, zoals aantallen studenten, de omvang van het beroep op een uitwonendenbeurs en de omvang van het beroep op de aanvullende financiering. Hij stelde vast dat het ministerie er tot dusverre niet in geslaagd is met goede ramingen over de aantallen studenten te komen. Indien de uitgaven voor studiefinanciering toenemen als gevolg van grotere aantallen studenten, zijn deze uitgaven zonder meer gerecht vaardigd en behoort daarmee bij de opstelling van de begroting rekening te worden gehouden. Er bestaat echter ook een verband tussen de studiefinanciering en regelingen van sociale wetgeving. Op sommige punten is sprake van communicerende vaten. Zo is het waarschijnlijk dat een groter beroep op studiefinancieringsgelden leidt tot een kleiner beroep op RWW-uitkeringen. In dat geval zou het, zo vond de heer Korthals, redelijk zijn indien gelden van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overgeheveld zouden worden naar die van Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr. 100

9 Onderwijs en Wetenschappen. Hij herinnerde er overigens aan al eerder om een notitie over deze relatie te hebben gevraagd. Hi] drong daar nogmaals met klem op aan. Met verruiming van bijverdienmogelijkheden kon hij op zichzelf instemmen, maar in het verband van de heronentermgsnota lijkt het vooral bedoeld te zijn als doekje voor het bloeden. Bovendien moet er, zo stelt de nota, sneller gestudeerd worden. Daarnaast vroeg hij of het gevaar aanwezig is dat uitkeringsgerechtigden zich laten inschrijven als student om gebruik te maken van de bijverdienmogelijkheden, ten einde op die manier op een hoger netto inkomen uit te komen. Van het studiefinancieringsstelsel kan zowel misbruik als oneigenlijk gebruik worden gemaakt. Zo is het vaststellen van de uitwonendheid een zwakke stee. De beleidsvoornemens die op dit punt in de nota zijn aangegeven, zijn niet concreet ingevuld. Daardoor is een goede beoor deling van deze voornemens nog niet mogelijk. Bovendien vreesde de heer Korthals een omvangrijke administratieve rompslomp bij invoering van deze voornemens. Bevriezing van de basisbeurs en hogere collegegelden zullen het beroep op aanvullende financiering alleen maar doen toenemen. Het systeem van de aanvullende financiering achtte hij de belangrijkste oorzaak van de ondoorzichtigheid en de ingewikkeldheid van het hele stelsel. Vooral met het oog hierop is een duur apparaat nodig, moeten hoge kosten voor wetshandhaving worden gemaakt en ontstaan veel misverstanden en geschillen over toepassing van de WSF. Daarnaast zullen er, zo verwachtte hij, veel problemen blijven die te maken hebben met weigerachtige ouders. Hij pleitte er dan ook voor de aanvullende financiering gaandeweg af te schaffen. Zolang die blijft bestaan, kunnen de problemen van het studiefinancieringsstelsel niet fundamenteel worden aangepakt. De voorgestelde verzelfstandiging van het leningendeel betekent in feite alleen een debudgettering, geen privatisering zoals nog in het regeerakkoord is gesteld. De afwijking van het regeerakkoord wordt verder niet gemotiveerd. Kan verder inderdaad worden verwacht dat de Informatiseringsbank de haar toebedachte extra taken per 1 januari a.s. kan gaan uitvoeren? Van toetsing op studievoortgang, zoals opgenomen in het regeerak koord, is in de heroriënterïngsnota niets terug te vinden. De financiële prikkel wordt uitsluitend bij de instellingen gelegd, niet bij studenten. Studenten kunnen vijf jaar blijven studeren zonder enig resultaat te halen. Zelfs het halen van het propedeutisch examen is, strikt genomen, niet geheel nodig. De heer Korthals stelde dat de voorstellen van de heroriënteringsnota leiden tot lastenverzwaring voor bepaalde groepen. Verhoging van het collegegeld wordt alleen gecompenseerd voor studenten met een aanvul lende beurs. Zij krijgen de verhoging dus zelfs als gift. Studenten zonder een aanvullende beurs kunnen de verhoging lenen en moeten deze dus uiteindelijk zelf betalen. Het niet meer indexeren heeft hetzelfde resultaat. Het indertijd vastgelegde beginsel dat de inkomenseffecten zouden worden beperkt, wordt derhalve nu geweld aangedaan. Vereenvoudiging van het stelsel zou uitgangspunt moeten zijn, zo meende de heer Korthals, maar op dat vlak ontbreekt het aan duidelijke voorstellen. Gevolg is dat ook in de toekomst voortdurend aanpassingen nodig zullen zijn, terwijl in het OESO-rapport juist is aangegeven dat er behoefte is aan een rustperiode waarin de al doorgevoerde verande ringen en de veranderingen waartoe al is besloten, gestabiliseerd kunnen worden. Zo heeft de invoering van de OV-jaarkaart al veel onrust veroor zaakt. Welke besparingen zal dit nu uiteindelijk opleveren? Is het finan ciële resultaat alle ellende wel waard? Indertijd is toegezegd een deel van de opbrengst van de OV-jaarkaart Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr. 100

10 (uiteindelijk geraamd op f 100 miljoen per jaar) aan het hoger onderwijs ten goede te laten komen, voor internationalisering van het onderwijs, postgraduate schools e.d. In de heroriëneringsnota wordt echter zonder verdere motivering gesteld dat dit niet meer haalbaar is en dat nog slechts f 35 miljoen per jaar kan terugvloeien naar het hoger onderwijs. En dat terwijl ook in het regeerakkoord is vastgelegd dat de opbrengst van deze maatregel dient te worden aangewend voor prioriteiten binnen het hoger onderwijs. De stelling in de heroriënteringsnota dat in het regeerakkoord een voornemen tot verzachting van de indertijd voorgenomen grens van 27 jaar overeen is gekomen, leek de heer Korthals niet juist. In het regeerak koord wordt immers gesproken over invoering van een flexibele leeftijds grens van 27 jaar en daarmee werd bedoeld dat indien een studie vóór het 27ste jaar is aangevangen, gedurende de hele studietijd studiefinan ciering geldt. Die regeling geldt ook nu nog, zij het dat nu de leeftijds grens 30 jaar is. De heroriënteringsnota gaat dus niet uit van een zachte, maar van een harde grens bij 27 jaar. Wel kunnen de betrokken studenten na die grens gaan lenen. Dat betekent in de praktijk een verdere belemmering voor de toegang voor «tweede kansers», in het bijzonder vrouwen. Afrondend constateerde de heer Korthals dat er nog veel onduidelijke punten zijn. De aanpak van de studiefinancieringsproblematiek lijkt te geschieden ten koste van bepaalde groeperingen, waaronder de studenten zelf. De keuzen worden niet door principiële, maar door finan ciële overwegingen ingegeven. In ieder geval is overhaaste besluit vorming ongewenst. Aanvankelijk leek het mogelijk om met de P.v.d.A.-fractie tot een gemeenschappelijke standpuntbepaling te komen. Inmiddels is echter gebleken dat deze fractie akkoord gaat met een nog belangrijker plaats voor de aanvullende financiering, met bevriezing van de basisbeurs en met de nu voorgestelde renteberekening. De heer Korthals moest helaas vaststellen dat de P.v.d.A.-fractie zich daarmee laat spannen voor het karretje van het C.D.A.. Ten slotte vroeg hij een schriftelijke reactie van de minister op de voorstellen van de zijde van ISO en LSVb. De heer IMuis (D66) vroeg eerst of al iets nieuws te melden valt over de invoering van de OV-jaarkaart. Daarnaast wees hij er voorafgaand aan zijn betoog over de heroriënteringsnota op, dat degenen die na hun 27ste verjaardag met een studie beginnen in feite niet besproken worden in de nota. Wel wordt in de begeleidende brief van 14 juni jl. door de minister opgemerkt dat deze groep voortaan tegen marginale kosten zal moeten studeren, hetgeen betekent dat de kosten hoog zullen zijn. Voorts is kennelijk door het kabinet het besluit genomen om de tegemoetkoming studiekosten voor deze groep af te schaffen. Hij zou het op prijs stellen indien de minister binnenkort in een notitie een samen hangend beeld zou geven van de positie waarin deze groep voortaan komt te verkeren. Uitgangspunt daarbij zou moeten zijn dat deze groep niet tussen wal en schip mag vallen. Uit de heroriënteringsnota blijkt dat er meer studerenden zijn dan was verwacht. Op zichzelf is dat positief. De kosten van studiefinanciering zouden, zo was aanvankelijk geraamd, f 3,5 miljard per jaar bedragen. Bij ongewijzigd beleid zal dat f4,5 miljard worden. In de nota is aangegeven dat de kosten f 4 miljard zullen mogen bedragen. De resterende f 500 miljoen zal in feite moeten worden opgebracht door de individuele studenten. De verdeling van de extra lasten, veroorzaakt door de grotere aantallen studerenden, is een kwestie van politieke afweging die zorgvuldig moet geschieden, terwijl ook alle relevante gegevens bekend moeten zijn. In dit verband herinnerde de heer Nuis eraan al vaker te hebben Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

11 gewezen op de mogelijkheid van communicerende vaten: een groter beroep op studiefinanciering zal waarschijnlijk een kleiner beroep op kinderbijslag of sociale uitkeringen inhouden. Nu is in de heroriënte ringsnota wel vermeld dat dergelijke volume-overwegingen een rol hebben gespeeld. Echter, niet duidelijk wordt wat die rol dan is geweest. Het rapport van de Rekenkamer zal ook op dit punt ingaan, maar dat rapport is nog niet beschikbaar. Pas als dit rapport en het door de minister toegezegde rapport beschikbaar zijn, is een eindoordeel mogelijk over de vraag in hoeverre de extra kosten op de individuele studenten mogen worden verhaald. De heer Nuis meende dan ook dat besluitvorming op hoofdlijnen vandaag nog niet aan de orde kan zijn, ondanks het feit dat de minister daar in de studentenkamer op heeft gezinspeeld. Ook leek het de heer Nuis niet mogelijk om na het reces steeds afzonderlijk een beslissing te nemen over de onderscheiden maatregelen. Deze hangen immers nauw met elkaar samen. Naar aanleiding van de opmerking in de nota over een integraal jonge renbeleid wees hij erop dat daar nooit iets van terecht komt als er niet eens een begin wordt gemaakt met de discussie daarover. Beschouwt de minister een geïntegreerd systeem voor alle jongeren nog steeds als een gewenst einddoel? Zo ja, hoe zal dat dan worden aangepakt? Ook leek het de heer Nuis niet terecht dat de (o.a. door de studentenorganisaties) aangedragen alternatieven op de lange baan worden geschoven. Hij drong erop aan dat wordt nagegaan welke suggesties wellicht al spoedig van nut kunnen zijn. Zo leek hem veel te zeggen voor fiscalisering van de ouderbijdrage, nu de individualisering en daarmee de mogelijke conflictstof steeds verder toeneemt. Waarom zou die fiscalisering eigenlijk zo ingrijpend zijn dat er niet eens verder over gedacht zou moeten worden, zoals in de nota wordt gezegd? Voor de gedachte van een soort academicibelasting, bedoeld om tot solidariteit bij de terube taling van leningen te komen, voelde hij daarentegen niet veel. Dan zou immers een student die kans ziet om bij te verdienen, meebetalen ten behoeve van degene die dat niet doet. Dat leek hem zeer onbillijk. Bovendien zag hij bij zo'n systeem eigenlijk geen reden om een jongere die met behulp van een uitkering een handel opzet waarmee hij tien jaar later rijk wordt, niet in die solidariteit te betrekken. Daarmee zou men overigens weer terecht zijn bij de algemene solidariteit. Waardering had de heer Nuis voor de geleidelijkheid die de minister wil betrachten bij invoering van de diverse maatregelen. Mede daarom had hij er ook begrip voor dat de minister enige haast wil maken met invoering van de maatregelen, omdat het daarna nog geruime tijd duurt voordat ze substantiële bedragen opleveren. Niettemin zag hij daarin geen reden om mogelijke alternatieven niet nader onder de loep te nemen. De heroriënteringsnota heeft, zo was zijn indruk, niet zozeer als uitgangspunten behoud van toegankelijkheid en zelfstandigheid. Hij meende dat de betaalbaarheid, volgens de normen van het kabinet, voorop staat, waarbij dan wel behoud van toegankelijkheid en zelfstan digheid zoveel mogelijk worden ontzien. Daaruit vloeit voort dat bezuini gingen noodzakelijk zijn. Deze wil het kabinet vooral bereiken door enerzijds debudgettering en anderzijds vergroting van de private finan ciering, waarbij het belangrijkste gevolg is een sterke toename van de studieschuld. Daarbij dient niet alleen gelet te worden op gemiddelden, zoals in de bijlagen bij de heroriënteringsnota wordt gedaan, maar ook op meer bijzondere gevallen. Globaal genomen zal verhoging van de studieschuld zeker leiden tot ontmoediging, in ieder geval voor studies die als langdurig en moeilijk worden gezien, of voor studies waarbij het onzeker is hoe de kansen op de arbeidsmarkt liggen na voltooiing ervan. Ook zal het moeilijk worden om nog goede studenten te vinden voor bestuursfuncties. Voorlopig kon de heer Nuis dan ook niet akkoord gaan Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

12 met de maatregelen die zullen leiden tot vergroting van de studieschuld. Eerst zal er duidelijkheid moeten komen over het precieze cumulatieve effect van al die maatregelen tezamen. Schuldlimitering kan wellicht een oplossing bieden, maar hij vreesde dat dan de voor ogen staande opbrengst niet zal worden gehaald. Vooral de cursusduur maatregel leek hem aanvechtbaar, zolang er nog geen garantie is dat de feitelijke studieduur gelijk is aan de cursusduur. In ieder geval zal, indien dit soort maatregelen wordt genomen, moeten worden gekomen tot differentiatie in de studieduur. Bij de beoordeling van de feitelijk noodzakelijke studieduur zal ook nog gelet moeten worden op de persoonlijke ontwikkeling, zoals de commissie-rauwenhoff onlangs nog heeft gesteld. Waarom heeft de Kamer trouwens nog niet het rapport van de inspectie gekregen dat blijkens kranteberichten al is verschenen? Stapelen van studies is maatschappelijk zeker niet altijd ondoelmatig. Sommige combinaties van studies zijn niet alleen nuttig, maar soms zelfs maatschappelijk noodzakelijk. Voor gemotiveerde uitzonderingen zal dus in ieder geval ruimte moeten zijn, zo meende de heer Nuis. In verband met de leeftijdsgrens van 27 jaar wees hij nog op een recente brief van het Universitair Asylfonds, waarin wordt gezegd dat studentenvluchtelingen gemiddeld 25 jaar zijn en dat 30% van hen al ouder is dan 27 jaar. Het zou wel zeer schrijnend zijn als juist deze groep buiten de boot zou worden gezet. In principe stemde hij in met de verzelfstandiging van de leningen, al nam hij zich voor hierover bij de behandeling van het wetsontwerp nog wel een aantal vragen te stellen. Is het overigens de bedoeling in een later stadium toch nog tot privatisering te komen? Waarom is het struc turele besparingsbedrag op dit punt lager dan in de jaren 1991/1995? Met verruiming van de bijverdienmogelijkheden kon hij instemmen, al vroeg hij zich af of veel studenten daarvan zouden kunnen profiteren. Ook met de gedachte van de collectieve ziektekostenverzekering kon hij akkoord gaan. Concluderend meende de heer Nuis dat door invoering van de in de nota voorgestelde maatregelen de uitgangspunten van toegankelijkheid en ouderonafhankelijkheid in de knel komen. Het benadrukken van de eigen verantwoordelijkheid van studerenden vond hij op zichzelf terecht, maar de voorgestelde maatregelen leiden tot onaanvaardbaar hoge studieschulden voor bepaalde categorieën. Ook hij vond trouwens de term «heroriëntering» niet passend voor de nota; het gaat immers in feite alleen om bezuinigingen. De heroriënteringsnota was de heer Lankhorst (Groen Links) niet meegevallen. Het is een typische bezuinigingsnota geworden. In het regeerakkoord waren daar al indicaties voor te vinden, maar desondanks vond hij het een teleurstellend stuk, zeker voor een kabinet van C.D.A. en P.v.d.A.. Hij beaamde dat er ook andere prioriteiten zijn, o.a. binnen de onderwijsbegroting, zoals de basisvorming die veel meer dan de studiefi nanciering ten goede zal komen aan kinderen uit lagere inkomens groepen. Anderzijds moet ook worden bedacht dat de collectieve lastendruk geen vast gegeven is. Over de hoogte daarvan kunnen politieke afspraken worden gemaakt. Datzelfde geldt voor bijvoorbeeld een belastingoperatie als Oort. Trouwens, ook als wordt uitgegaan van bepaalde financiële kaders, zou zeker van P.v.d.A.-zijde een grondige evaluatie van de WSF mogen worden verwacht, waarbij wordt nagegaan of andere en wellicht eerlijker keuzen kunnen worden gemaakt. Die keuzen stond de P.v.d.A.-fractie bovendien in voorgaande jaren wél voor. Overigens heeft het, zo meende de heer Lankhorst, weinig zin om in wetten op te nemen dat ze na een aantal jaren geëvalueerd moeten worden (zoals ook is gedaan in de WSF) als tussentijds pogingen worden Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

13 gedaan om de wet ingrijpend te wijzigen. Weliswaar wordt in de nota gezegd dat wordt vastgehouden aan de doelstellingen van toeganke lijkheid en ouderonafhankelijkheid, waarbij vooral voor de doelstelling van toegankelijkheid wordt gekozen, maar in de praktijk komt de toegan kelijkheid toch in de knel door de hoge studieschulden die studenten moeten opbouwen. Dat geeft in ieder geval een belangrijke psycholo gische drempel. Daarnaast betwijfelde de heer Lankhorst of er, gezien de haast waar door sommigen op wordt aangedrongen en gezien de wijze waarop overleg is gevoerd met o.a. de studentenorganisaties, nog wel van redelijk en open overleg sprake kan zijn. Daarbij is ook de meerwaarde van het democratisch stelsel in het geding: er moet niet alleen een meerderheid in de Kamer worden gevonden, maar ook een maatschap pelijk draagvlak worden verkregen. Bij tal van andere onderwijsmaatre gelen wordt vaak lang en indringend overleg met betrokkenen gevoerd, maar bij de studiefinanciering moet kennelijk een bijzonder hoog tempo worden aangehouden, terwijl het om zeer grote bedragen gaat. Hij vroeg de minister dan ook dringend open overleg met ISO en LSVb te voeren, waarbij ook de financiële kaders althans enigszins aan de orde moeten kunnen komen. Daarnaast zal gelet moeten worden op het komende rapport van de Algemene Rekenkamer, de gevolgen van een en ander voor de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de samenhang met het jongerendossier. Daar zijn vooral door de minister-president de laatste jaren vele mooie woorden over gesproken, maar die samenhang wordt nu wel bijzonder gemakkelijk overboord gezet. De geraamde structurele opbrengst van f 70 miljoen voor de cursusduur maatregel leek de heer Lankhorst aan de lage kant. Verder was ook hem niet duidelijk waarom de structurele opbrengst van de verzelfstandiging van de leningen lager ligt dan de opbrengst in de komende jaren. Bevriezing van de basisbeurs vond hij onlogisch. De stelling dat het accentueren van de private investering het motief is voor de introductie van rente tijdens de studie, beschouwde hij als goedpra terij van de simpele wens om meer geld binnen te krijgen. Dergelijke opmerkingen zouden, wat hem betreft, voortaan achterwege gelaten kunnen worden. De voorgestelde leeftijdsgrens van 27 jaar vond hij geheel onaanvaardbaar, zeker gezien de groepen die daarvan de dupe zouden worden. Ook het tegengaan van stapelen vond hij nogal merkwaardig, in het licht van een eerdere uitspraak van de minister dat stapeling juist van belang is voor jongeren die afkomstig zijn uit huishoudens waar studeren aan een universiteit niet bepaald een traditie is. Verruiming van bijverdienmogelijkheden lijkt op het eerste gezicht wel aardig, maar daarnaast wordt gestreefd naar een sneller afstuderen, zodat er dan weinig tijd meer zal zijn voor bijverdienen. Principieel bezwaar had hij ertegen dat voor herstructurering van de verschillende studies als ingang de studiefinanciering is gekozen. Vervolgens wees de heer Lankhorst op de door Groen Links uitge brachte notitie «Valt er nog wat te ritselen?» waarin een aantal concrete voorstellen is gedaan. In die notitie wordt een aantal bezuinigingen aanvaard, maar andere van de hand gewezen. In het bijzonder vindt Groen Links het onaanvaardbaar dat een deel van de studenten met hoge studieschulden wordt opgescheept en een ander deel met geen enkele schuld. Met het oog hierop is voorgesteld een studiefinancieringsfonds te vormen, waarin de huidige bijdragen van de overheid en de ouders worden gestort. Daarnaast zullen er dan bijdragen moeten komen van degenen die hun studie hebben voltooid, waarbij verschillende mogelijk heden denkbaar zijn, o.a. een academicibelasting. Uiteraard is er een nog eenvoudiger mogelijkheid, namelijk verhoging van de inkomstenbe Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

14 lasting, maar daarover valt met het kabinet waarschijnlijk helemaal niet te praten. De heer Schutte (G.P.V.) merkte op dat de laatste jaren de aandacht vooral is uitgegaan naar de steeds nieuwe financiële gaten in de studiefi nanciering. Het valt te betreuren dat er nog geen evaluatie is van de werking van de WSF. Daardoor is op dit moment nog onduidelijk wat de effecten van de wet zijn op de toegankelijkheid, op het besteedbaar inkomen van studenten en hun ouders e.d. Wel zijn een aantal oorzaken van de financiële gaten bekend. Zo is het aantal studerenden groter dan was verwacht, hetgeen op zichzelf verheugend is. Opmerkelijk is echter dat meer aanvullende financiering nodig blijkt, juist in een periode waarin de gemiddelde koopkracht is gestegen. Mag hieruit dan de conclusie worden getrokken dat vooral studenten uit lagere inkomensgroepen de weg naar het hoger onderwijs hebben gevonden? Opmerkelijk vond de heer Schutte ook dat het aantal uitwonenden is toegenomen. Komt dit wellicht door het vrij grote verschil tussen een beurs voor een thuiswo nende en een beurs voor een uitwonende? In dit verband pleitte hij ervoor dat nader wordt gekeken naar de noodzaak van uitwonendheid en het aantonen daarvan. Hij vroeg zich af of het wel goed is als kiezen voor de duurste vorm aantrekkelijk is. Twee uitgangspunten van de heroriënteringsnota (toegankelijkheid en betaalbaarheid voor de overheid) zijn moeilijk met elkaar te verenigen. Hij onderschreef dan ook de min of meer verhulde erkenning in de nota dat de financiële onafhankelijkheid van de student van minder belang is dan toegankelijkheid en betaalbaarheid In verband hiermee stemde hij in met de bevriezing van de basisbeurs, waarbij hij wel vroeg of duidelijk is wat de betekenis hiervan voor de marginale druk zal zijn. Ook vroeg hij wat de mededeling in de nota dat de opbrengst van deze maatregel deel uitmaakt van een zgn. staartpost, betekent voor de financiële relatie tussen het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en dat van Finaniën. Verzelfstandiging van leningen is goedkoper dan volledige privati sering, waar eerder aan is gedacht. De heer Schutte had daarbij de indruk gekregen dat dit verschil min of meer als een opbrengst wordt ingeboekt. Hij vroeg zich af of dat wel juist is. Verzelfstandiging is goedkoper omdat daar een overheidsgarantie aan verbonden is, maar op termijn kan de prijs van die garantie zichtbaar worden. Is daarmee wel rekening gehouden? Per saldo zal het totale leningbedrag voor veel studenten toenemen, na invoering van de voorgestelde maatregelen, vooral omdat van het begin af aan rente zal moeten worden betaald. Hij vond het nogal gezocht dat daarbij wordt gezegd dat dit bedoeld is om de eigen verantwoorde lijkheid van de student te benadrukken. Anderzijds blijft het huidige terugbetalingsregime in tact. Zal daarom het aantal ex-studenten dat niet of slechts gedeeltelijk de studieschuld kan terugbetalen, niet sterk groeien? Hij vond het opmerkelijk dat met die mogelijkheid in het geheel geen rekening wordt gehouden. Hem leek daarom enige vorm van schuldlimitering onvermijdelijk. Bovendien wees hij erop dat in het kader van het nu nog geldende studiefinancieringsstelsel de renteopbrengsten behoren te worden aangewend voor verbetering van het stelsel. Daar had hij in de heroriënteringsnota niets meer over gelezen. Aanvaardbaar vond hij het voorstel om het zesde studiejaar door betrokkene zelf te laten betalen, dan wel te laten lenen. Het moet immers uit de lengte of uit de breedte komen, als de instroom breder wordt. In het algemeen zag hij ook goede mogelijkheden om tot enige verkorting van de studieduur te komen. Alleen bij stapeling kunnen problemen ontstaan, terwijl stapeling in bepaalde situaties zeer wel gerechtvaardigd kan zijn. Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

15 De leeftijdsgrens van 27 jaar werd bepaald niet door hem toegejuicht, maar hij kon er wel mee instemmen, zij het dat hij de reeds voor bepaalde groepen gevraagde aandacht onderstreepte. Ook verhoging van het collegegeld vond hij in de huidige omstandigheden niet onlogisch. Datzelfde geldt, zo meende hij, voor verruiming van de bijver dienmogelijkheden, waarbij hij aantekende dat deze verruiming wel erg royaal is. In bepaalde gevallen kan dan studeren financieel aantrekkelijker worden dan fulltime werken. De heer Schutte erkende dat aan een academicibelasting bezwaren kleven, maar anderzijds zijn er ook voordelen aan verbonden. In ieder geval zag hij wel een inhoudelijke rechtvaardiging voor zo'n belasting. De vraag is echter of een en ander ook juridisch mogelijk is. Hij drong erop aan dat op dit punt een nadere afweging wordt gemaakt. Samenvattend merkte hij op dat veel effecten van de nu voorgestelde maatregelen nog onduidelijk zijn. Wel is duidelijk dat afscheid wordt genomen van de doelstelling van ouderonafhankelijkheid. Ook is duidelijk dat tot bezuinigingen zal moeten worden gekomen. Een aantal op dat punt voorgestelde maatregelen konden op zijn steun rekenen, maar bij andere had hij vraagtekens gezet. In het bijzonder de rentetoerekening vanaf het begin van de studie vond hij bezwaarlijk. Antwoord van de minister van Onderwijs en Wetenschappen De minister stelde voorop dat het huidige studiefinancieringsstelsel is ontspoord, niet alleen wat betreft de bedoelingen van het stelsel, maar ook en vooral wat betreft het beslag dat het stelsel legt op financiële middelen. Aanvankelijk werd uitgegaan van een totaalbedrag van f 2,6 a f 2,8 miljard dat nodig zou zijn voor het stelsel. Later is dat bedrag verhoogd tot ongeveer f 3,3 miljard. Thans gaat het al om f 4,5 miljard. Er valt dan ook niet te ontkomen aan nieuwe keuzen, gegeven de financiële schaarste op de onderwijsbegroting en het feit dat elders nog zeer grote problemen aanwezig zijn, niet alleen binnen de onderwijsbegroting zelf (bij voorbeeld bij de basiseducatie waar nog steeds wachtlijsten aanwezig zijn) maar ook daarbuiten. De in de heroriënteringsnota gemaakte keuzen zijn, zo meende de minister, evenwichtig. Ze sluiten namelijk goed aan bij de doelstellingen van het stelsel, in het bijzonder de doelstelling om studeren mogelijk te maken voor mensen die dat zonder studiefinanciering niet kunnen en de doelstelling van betaalbaarheid op langere termijn. Overigens wordt met de nu voorgestelde maatregelen het benodigde bedrag lang niet bereikt, maar impliciet is de afspraak gemaakt dat het nog ontbrekende bedrag aan de onderwijsbegroting wordt toegevoegd. Er kan dus niet worden gesteld dat een verdere groei van het aantal studenten automatisch een vermindering van het per student beschikbare bedrag betekent. Dit betekent trouwens ook voor de komende jaren rust op dit front. Er is dus wel sprake van versobering, maar met behoud van de essentie van het stelsel, namelijk de toegankelijkheid: degenen wier ouders niet in staat zijn de kosten op te brengen, blijven in de gelegenheid om te studeren. Voor die versobering zijn twee hoofdlijnen gekozen. De eerste is dat ouders die daartoe in staat zijn, méér gaan betalen. In dit verband merkte de minister in reactie op de vraag naar de relatie met het voorheen geldende kinderbijslagstelsel op, dat op dit moment het bedrag voor drie keer kinderbijslag iets hoger ligt dan de studiefinanciering voor thuiswo nende kinderen; voor uitwonende kinderen is het bedrag van de studiefi nanciering hoger dan drie keer kinderbijslag. De tweede hoofdlijn is dat er meer geleend zal moeten gaan worden. Daarbij worden de bevriezing van de basisbeurs en de verhoging van het collegegeld voor kinderen uit de laagste inkomensgroepen volledig gecompenseerd in de aanvullende Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

16 beurs. Daarnaast zal voortaan vanaf het begin van de studie rente moeten worden betaald op leningen. Een gevolg hiervan is inderdaad een hogere studieschuld, maar op dat punt heeft het kabinet overwogen dat studeren nog steeds de beste private investering is. Het acht het dan ook gerechtvaardigd om een grotere terugbetaling van geleende bedragen te verlangen, mits dat niet leidt tot additionele drempels. Nader ingaand op deze twee hoofdlijnen bestreed de minister eerst de stelling dat middengroepen in de knel zouden komen bij de hoofdlijn om ouders méér te laten betalen. Hij meende dat dit alleen marginaal het geval zou kunnen zijn; gezien de regelingen op dit punt worden de middengroepen zeker niet te zwaar belast. Bovendien wordt ook voor middengroepen een compensatie geboden voor het hogere collegegeld, zij het door middel van een lening. Hij verklaarde zich echter bereid de suggestie van de heer Vermeend inzake een vorm van leenfaciliteit nader te bezien. Vervolgens wees de bewindsman erop dat het bij studieleningen niet gaat om leningen zoals een hypotheek of een persoonlijke lening. De terugbetaling van studieschulden is immers gelimiteerd, zoals blijkt uit tabel 3 waar de maximale bedragen per maand worden genoemd, gerelateerd aan het belastbaar inkomen. Die terugbetalingsregeling vond hij uiterst redelijk. Ze betekent in ieder geval bepaald niet dat studenten na hun afstuderen nog vele jaren op bijstandsniveau worden gehouden in verband met de aflossing van studieschulden. Wanneer de studieschuld hoger wordt, zal uiteraard ook meer terugbetaald moeten worden, maar anderzijds is de mogelijkheid om meer te lenen ook een belangrijke faciliteit, vooral omdat het door de schuldlimitering om een bijzonder soort lening gaat. Bovendien is de lening na een periode van 15 jaar van de baan. In dit verband zei de minister dat drie onderzoeken hebben geleerd dat het draagkrachtrisico bij studieleningen op ongeveer 5% zal liggen. Overigens zijn die berekeningen met enige onzekerheden omgeven. Bovendien is er een directe relatie tussen het draagkrachtrisico en de economische ontwikkeling. Het draagkrachtrisico neemt toe indien de economische ontwikkeling gaat in de richting van nivellering of wanneer er sprake is van een lage economische groei. Juist met het oog hierop zou privatisering duurder uitvallen; de banken zouden immers een extra rente-opslag berekenen in verband met dit draagkrachtrisico. Daarbij zou het, zo is uit gesprekken gebleken, gaan om zeker 1%, hetgeen een structurele extra uitgaaf van f 100 miljoen zou betekenen. Daarnaast geeft verzelfstandiging, in vergelijking tot privatisering, lagere uitvoe ringskosten, hetgeen wordt geschat op een structureel bedrag van f 60 miljoen. Een belangrijke reden om af te wijken van hetgeen in het regeerak koord is opgenomen is gelegen in de autonome ontwikkeling. Naar verwachting zal het aantal studenten in 1990 veel hoger liggen dan waarvan in de begroting-1990 en bij de opstelling van het regeerakkoord is uitgegaan. Die ontwikkeling is ook nog niet voorzien in het rapport dat begin 1990 is uitgebracht over de risico's in de onderwijsbegroting. Met het oog op die toename zal naar raming in 1995 f440 miljoen extra nodig zijn voor studiefinanciering. Invoering van het voornemen uit het regeerakkoord om studiefinan ciering voor het voortgezet onderwijs te schrappen, zou (zo hebben nadere berekeningen geleerd) niet leiden tot een bezuiniging, maar juist tot een extra uitgaaf van ongeveer f 10 miljoen per jaar. De belangrijkste reden hiervoor is dat de kinderbijslag voor thuiswonende kinderen van 18 jaar en ouder iets hoger ligt dan het bedrag aan studiefinanciering. Bij de vervanging van de in het regeerakkoord voorgestelde formule door de in de nota voorgestelde cursusduur maatregel is vooral overwogen dat het op grond van onderwijskundige Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

17 redenen noodzakelijk is te komen tot een afstemming van de cursusduur en de studieduur. Internationaal gezien is het vrij uniek dat het in Nederland langzamerhand als vanzelfsprekend wordt beschouwd dat de studieduur langer is dan de cursusduur. In feite is daar geen enkele goede reden voor aan te geven, ook niet gezien de al doorgevoerde herprogrammering. Bovendien is al in 1982 wetgeving tot stand gekomen op grond waarvan studielast kan worden getoetst. Uit het inspectie-rapport blijkt dat daar in de praktijk niets van terecht komt. Overigens beaamde de bewindsman dat dit rapport ook aan de Kamer had moeten worden toegezonden, zeker nu daarover persberichten zijn uitgegeven. Al met al meende hij dan ook dat het nodig is om de aanpassing van het hoger onderwijsbestel in Nederland aan de moderne tijd nu te voltooien. Het hoger onderwijsbestel is de afgelopen jaren sterk geëvolueerd, mede omdat het steeds meer deelnemers is gaan omvatten. Op zichzelf is dat een gunstige ontwikkeling, maar dat betekent ook dat het stelsel van hoger onderwijs dan op een andere wijze vorm moet worden gegeven. Die gedachte is overigens zeker niet nieuw; ze is de afgelopen tientallen jaren voortdurend aan de orde gekomen. Thans gaat het om het slot daarvan, waarbij in het bijzonder bij het universitair onderwijs moet worden gekomen tot een betere afstemming tussen cursusduur en studieduur Daarbij gaat het, zo betoogde de minister, in de eerste plaats om integraal onderzoek van de studielast, in overleg met de universiteiten. Daarnaast is de tijdsbesteding van studenten een belangrijk element. Afgezien van de technische wetenschappen blijkt namelijk de tijd die studenten moeten besteden aan hun studieprogramma, maar beperkt te zijn. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat dit direct te maken heeft met de structurering van de studies. Er blijken aanzienlijke systematische verschillen te zijn in de tijdsbesteding bij dezelfde studierichting aan verschillende universiteiten. Hij ging er dan ook van uit dat in de komende jaren zal worden gekomen tot een betere afstemming tussen cursusduur en studieduur. Daarop is in de brief van 14 juni jl. ook nader ingegaan, waarbij is aange geven dat in overleg met de betrokken organisaties in het HBO en WO de opbouw en de cursusduur van het gehele hoger onderwijs zullen worden bezien. Met het oog hierop dient dan óók in het studiefinancie ringsstelsel te worden bepaald dat in beginsel studiefinanciering wordt gegeven voor de periode van de cursusduur, met nog een algemene uitloop van een jaar, bijvoorbeeld voor die gevallen waarin na een prope deuse een andere studierichting is gekozen. Daar kan dan opnieuw een uitloop van een jaar bij komen, maar dat is dan een individuele uitloop, dus gericht op de persoon. Vervolgens ging de minister in op het voorstel inzake de leeftijdsgrens van 27 jaar, dat eveneens afwijkt van hetgeen in het regeerakkoord is neergelegd. Bij dat voorstel is er impliciet van uitgegaan dat mensen van 27 jaar en ouder het initiële onderwijs hebben verlaten. Hij gaf toe dat de grens van 27 jaar betrekkelijk arbitrair is, maar er moet ergens een grens getrokken worden. Dit betekent uiteraard niet dat mensen van 27 jaar en ouder in het geheel niet meer aan onderwijs kunnen deelnemen. De samenleving heeft juist grote behoefte aan wederkerend leren, terwijl ook mogelijkheden van tweede kans-onderwijs opengehouden moeten worden. In dit verband wees hij op een misverstand over deeltijd onderwijs. Studiefinanciering betreft namelijk geen deeltijd-onderwijs, zodat de grote aantallen deeltijders van 27 jaar en ouder in het HBO op geen enkele wijze worden getroffen door de nu voorgestelde maatre gelen. Wel zal deze groep te maken krijgen, zoals in de brief van 14 juni jl. uiteen is gezet, met een hoger collegegeld, maar er is geen relatie met de studiefinanciering. Voorts is inderdaad de TSD-regeling opgeheven (tegemoetkoming studiekosten deeltijd) omdat er daarbij sprake was van Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

18 een doublure met de recent aangepaste bijzondere bijstandsregeling. Er is op dit punt gekozen voor overheveling naar die bijzondere bijstandsre geling, mede uit decentralisatie-overwegingen en op grond van de overweging dat bij de bijzondere bijstandsregeling beter kan worden ingespeeld op individuele omstandigheden. Overigens zegde hij de door de heer Nuis ter zake van de groep van 27 jaar en ouder gevraagde notitie toe. Voorts merkte hij in dit verband nog op al eerder aan het Universitair Asylfonds te hebben bericht bereid te zijn tot vergroting van dit fonds, opdat degenen die de status van vluchteling hebben en 27 jaar en ouder zijn, geen problemen zullen ondervinden van de nu voorgestelde maatre gelen. De bewindsman ging hierna in op een aantal meer specifieke vragen. Tussentijdse aflossing van de studieschuld blijft mogelijk, zonder boete. Het is niet de bedoeling opnieuw een premie te geven bij vervroegde aflossing. Hij gaf toe dat de heroriënteringsnota vrij laat is verschenen. Hij had zelf ook liever gezien dat deze eerder had kunnen verschijnen. Overigens is in de regeringsverklaring aangegeven dat deze nota in het voorjaar van 1990 zou verschijnen, zodat de nota niet té laat is verschenen. Het onderzoek van de Rekenkamer zag hij vooral als een onderzoek naar de totstandkommg van de ramingen. Als zodanig wilde hij het betrekken bij de verdere ontwikkeling van de ramingsmethodiek, waar de Kamer eerder over is ingelicht. In dit verband herinnerde hij aan zijn eerder gedane toezegging om de SEC-nota die is betrokken bij de voorbereiding van de begroting-1991, aan de Kamerte doen toekomen. Deze nota gaat specifiek in op de vraag of sprake is van communice rende vaten, d.w.z. of door het grotere beroep op studiefinanciering een daling van de aanspraken op een RWW-uitkering optreedt en hoe de situatie zou zijn geweest als het tot nu toe geldende studiefinancierings stelsel in stand zou blijven. Ook hierbij zal het rapport van de Reken kamer worden betrokken. De bewindsman zei zich in algemene zin zeer aangesproken te voelen door de gedachte van voortgangscontrole, maar bijvoorbeeld in het rapport «Leren loont» van de commissie-ln 't Veld zijn toch nog weinig aanknopingspunten te vinden om tot concrete voorstellen te komen. Met invoering van de in de heroriënteringsnota voorgestelde maatregelen kan ook zeker niet worden gewacht totdat een vorm van voortgangscontrole aanwezig is, want dan zou de budgettaire problematiek alleen maar verergeren. Ten aanzien van de OV-jaarkaart beperkte hij zich tot de mededeling dat hij gaarne bereid was tegemoet te komen aan de vanmiddag in de Kamer geuite wens om uiterlijk morgen een nadere toelichting te geven op de brief ter zake van 29 juni jl., waarin is aangegeven dat enig uitstel van de definitieve beslissing over de OV-jaarkaart nodig is. Bij de collectieve ziektekostenverzekering is inderdaad budgettaire neutraliteit inzet. Hij ging ervan uit dat dit ook haalbaar is, want niet te verwachten valt dat alleen door de introductie van een dergelijke collec tieve verzekering de medische consumptie van studenten in belangrijke mate zal stijgen. Op dit moment is ook maar een gering percentage (ongeveer vier) van de studenten onverzekerd. Er is sprake van een afstemming met het jongerendossier, waarbij de minister overigens liever zou spreken van een afstemming met het sluitende dossier van de jongerenaanpak. Wel gaat het om zeer verschil lende groepen, zodat het ook zeker niet de bedoeling is tot allerlei onder linge koppelingen te komen. De heroriënteringsnota studiefinanciering en de sluitende jongerenaanpak, in het bijzonder door middel van het Jeugdwerkgarantieplan, bijten elkaar dan ook niet. Bij de komende Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

19 wetgeving zal aandacht worden gegeven aan de samenhang met het jongerendossier. De criteria voor de landelijke auditorenvoorziening moeten nog nader worden ontwikkeld, maar in principe zal deze voorziening niet uitsluitend gelden voor degenen die in ISO of LSVb-verband werken. Het zal wel moeten gaan om landelijke activiteiten met een duidelijke maatschappe lijke betekenis; anders is een beroep op overheidsfinanciën niet terecht. De minister had zich van het begin af aan volledig bereid verklaard tot overleg met o.a. de studentenorganisaties over de verdere uitwerking van de heroriënteringsnota, met behoud van de financiële taakstelling. Die bereidheid had hij nog steeds. Hij stelde zich voor daar in de komende maanden nader inhoud aan te geven, in overleg met de studentenorgani saties. Aan verzelfstandiging van de leningen is, zo meende hij, onlosmakelijk verbonden een wettelijke regeling voor de terugbetaling van studiele ningen. Daarbij kan de belastingdienst een rol spelen, maar inning op een andere wijze is ook denkbaar. Bovendien zal vastgelegd moeten worden dat de overheid bij studieleningen een preferente crediteur is, om te voorkomen dat bij financiële moeilijkheden studieleningen pas worden terugbetaald nadat allerlei andere schulden zijn afbetaald. Hoewel de minister de al uitgesproken waardering voor de voorstellen van de studentenorganisaties onderschreef, wees hij erop dat deze toch nog weinig aanknopingspunten bieden. Ze betekenen immers een betrek kelijk groot beslag op financiële middelen, waarmee buiten de grenzen van de financiële taakstellingen wordt getreden. Bovendien zitten er de nodige haken en ogen aan bepaalde voorstellen. Zo wordt de academi cusbelasting ten tonele gevoerd, waar ook Groen Links voor heeft gepleit, maar over een dergelijke belasting zijn al de nodige studies verschenen waarin steeds is aangegeven dat deze op den duur tot niets zal leiden. Zo is het mogelijk om een academicusbelasting te ontgaan door het inkomen op een bepaalde manier te structureren. Bovendien zal een dergelijke belasting er in de praktijk toe leiden dat studenten zoveel mogelijk afzien van leningen, of pogen hun studie vooral in het buitenland te volgen, opdat zij buiten het gehele stelsel komen te vallen. Dan zouden de lasten disproportioneel terechtkomen bij degenen die nog wel lenen, maar daarbij gaat het dan waarschijnlijk om de «slechtere risico's», dus vooral om degenen die later waarschijnlijk niet of minder in staat zullen zijn de leningen terug te betalen. Daardoor moet de acade micusbelasting weer hoger worden, met als gevolg dat nóg meer mensen proberen erbuiten te blijven, enz. Een dergelijke belasting is, zo is uit de studies gebleken, nog wel denkbaar als het zeer beperkte leningen betreft, of bijvoorbeeld in het kader van betaald educatief verlof. Betreft het echter substantiële bedragen, dan leidt een en ander tot niets. Nu zou nog gesteld kunnen worden dat iedere afgestudeerde onder een soort van academicusbelasting zou moeten gaan vallen, dus ook degenen die geen geld hebben geleend en die in het algemeen bij hun ouders hebben moeten aankloppen. De bewindsman zag daar echter geen enkele rationele rechtvaardiging voor. Bovendien vond hij het onlogisch om pas na voltooiing van de studie een bijdrage te vragen, omdat dan de relatie met het inkomen van de ouders nauwelijks meer aanwezig is. Die relatie is er nog wel tijdens de studie en een aantal maatregelen is er nu ook juist op gericht om de eigen bijdrage bij een hoog ouderlijk inkomen te vergroten en studenten uit lagere inkomens groepen te ontzien. De stellingen van de heer Franssen over de factoren die invloed hebben op de deelname aan hoger onderwijs, achtte de bewindsman te globaal om te kunnen onderschrijven, waarbij hij zich baseerde op onderzoek. De hoogte van studieschulden kan wel voor kinderen uit lagere inkomensgroepen belemmerend werken, maar dat geldt vrijwel niet voor kinderen uit hogere inkomensgroepen. Juist daarom zal Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

20 genuanceerd aandacht moeten worden gegeven aan schuldlimitering. De belangrijkste factor om aan hoger onderwijs te gaan deelnemen is nog steeds verwacht «meerinkomen». In een periode van redelijke econo mische groei, zoals die er nu is, zullen dan ook naar verwachting steeds meer mensen gaan studeren, omdat zij daar een hoog individueel rendement in de zin van verbetering van de eigen maatschappelijke positie van verwachten. Met het oog hierop is het ook gerechtvaardigd om de substantiële extra financiële lasten gedeeltelijk te «verrekenen» met het private rendement. Voor de stelling van de heer Franssen dat een aantal studenten in het WO in feite thuishoren in het HBO, geven de visitaties geen enkele aanleiding. Overigens vond de minister wel dat een strikte beoordeling nodig blijft, aan de hand van de uitkomsten van de visitaties. Ingaande op de opmerkingen over stapelen van studies beaamde hij dat stapelen zeker niet altijd afgewezen zou moeten worden. Wel wordt bij stapelen nog vaak gedacht aan een verschijnsel dat zich in de jaren vijftig en zestig voordeed: iemand die de MULO had gehaald, studeerde uiteindelijk toch nog aan een TH af. Daarbij ging het dus om een zeer sterk sociaal georiënteerde stapeling. Ook thans is er nog wel sprake van een sociale component, maar niet meer geldt dat stapelen zich vrijwel uitsluitend bij kinderen uit lagere inkomensgroepen voordoet. Bovendien blijft stapelen met studiefinanciering in een aantal gevallen mogelijk, bij voorbeeld MBO/HBO. Stapelen met studiefinanciering van HBO/WO ligt echter niet voor de hand, nu het noodzakelijk is om afwegingen te maken. Ook bij HBO/WO wordt een tweede studie overigens niet uitge sloten, maar die behoort dan te liggen in de sfeer van de volwassenene ducatie. In die sfeer is er trouwens eerder behoefte aan meer dan aan minder scholing, maar dat gaat dan buiten de studiefinanciering om. De door de heer Lankhorst aangereikte oplossing (verhoging van de collectieve lastendruk, bijvoorbeeld door verhoging van de inkomstenbe lasting) vond de bewindsman te gemakkelijk. Die oplossing zou voor ieder financieel probleem kunnen worden bepleit. niet alleen op onder wijsgebied (bijvoorbeeld de basiseducatie), maar ook daarbuiten, bij voorbeeld voor de volksgezondheid. Hij wilde zich aan de bij het regeer akkoord vastgestelde grenzen houden. In antwoord op de vraag over de zgn. staartpost wees hij erop dat het hier gaat om een vermindering van het beslag op overheidsuitgaven. Deze is volledig ingeboekt als een vermindering op de onderwijsbe groting. Samenvattend stelde hij vast dat een kamermeerderheid vandaag groen licht heeft gegeven voor tien voorgestelde maatregelen: herbe stemming opbrengst OV-kaart, bevriezing basisbeurs, vereenvoudiging indexering, verzelfstandiging leningen, verhoging collegegeld, verruiming bijverdienmogelijkheid, bewijs van uitwonendheid, reparaties, collectieve ziektekostenvoorziening en landelijke auditorenvoorziening. Hij nam zich voor op deze punten zo spoedig mogelijk wetsvoorstellen aan de Kamer voor te leggen. Het is nodig serieus de beheersing van de onderwijsuit gaven ter hand te nemen en met het oog hierop zullen op korte termijn maatregelen moeten worden genomen. Ten aanzien van drie voorgestelde maatregelen zijn zeer dringende vragen gesteld: de kwestie van de schuldopbouw, de maatregel cursusduur+ 1+1 en de leeftijdsgrens van 27 jaar. Ook ten aanzien van die punten wilde de minister zo spoedig mogelijk wetsvoorstellen indienen, maar hij stelde zich voor daar een aantal van de vandaag gemaakte opmerkingen in te verwerken. De opbouw van een hoge studieschuld wordt, zo blijkt uit onderzoek, vooral in de eerste jaren als een belemmering gevoeld. Hij wilde dan ook bezien of het mogelijk is in het eerste jaar een hogere aanvullende beurs te verstrekken, waardoor minder behoeft te worden geleend, en dit in latere jaren te compenseren. Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22887 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met verlaging van de basisbeurs voor studerenden in het middelbaar beroepsonderwijs

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1991-199 300 VIII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk VIII (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen) voor het jaar199

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 929 Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering tot en

Nadere informatie

Toegankelijkheid hoger onderwijs en de rol van studiefinanciering

Toegankelijkheid hoger onderwijs en de rol van studiefinanciering Toegankelijkheid hoger onderwijs en de rol van studiefinanciering Achtergrondnotitie van de HBO-raad n.a.v. ideeën over een leenstelsel Den Haag, 3 september 2012 Inleiding In het recente debat over mogelijk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 31 322 Kinderopvang Nr. 137 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 397 Vernieuwing studiefinanciering Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 24 724 Studiefinanciering Nr. 133 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 11 september 2014 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 249 Voorstel van wet van het lid Lansink tot wijziging van onder meer de Wet op de studiefinanciering in verband met de leeftijd waarop aanspraak

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 20400 Lasopleidingen Nr. 5 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 1 september 1988 De vaste commissie voor Onderwijs en Wetenschappen 1

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 20863 Studiefinanciering Nr. 11 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 14februari 1990 De vaste commissie voor Onderwijs en Wetenschappen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 23 929 Voornemens met betrekking tot de AOW-toeslag Nr. 2 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Den Haag, Dit advies, gedateerd 13 juni 2013, nr. W05.13.0145, bied ik U hierbij aan.

Den Haag, Dit advies, gedateerd 13 juni 2013, nr. W05.13.0145, bied ik U hierbij aan. Nr. WJZ/521469 (10291) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 21 800 VIII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk VIII (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen) voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 414 Intrekking van de Wet tegemoetkoming studiekosten en vervanging door de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wet tegemoetkoming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 035 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de introductie van een nieuw stelsel van studiefinanciering in het

Nadere informatie

No.W05.13.0145/I 's-gravenhage, 13 juni 2013

No.W05.13.0145/I 's-gravenhage, 13 juni 2013 ... No.W05.13.0145/I 's-gravenhage, 13 juni 2013 Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2013, no. 13.001016, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 376 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met het onder de prestatiebeurs brengen van de reisvoorziening Nr. 3 MEMORIE VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 Herziening van het stelsel van sociale zekerheid BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 330 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met de overgang van studerenden van de ziekenfondsverzekering naar de particuliere

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 juni 2010 Betreft kinderopvangtoeslag vanaf 2011

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 juni 2010 Betreft kinderopvangtoeslag vanaf 2011 a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 933 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale

Nadere informatie

Uw brief van Ons kenmerk Behandelend ambtenaar Zoetermeer

Uw brief van Ons kenmerk Behandelend ambtenaar Zoetermeer OC enw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen Europaweg 4 Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer Telefoon (079)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 24 249 Voorstel van wet van het lid Lansink tot wijziging van ondermeer de Wet op de studiefinanciering in verband met de leeftijd waarop aanspraak

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 978 Aanpassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in verband met de verlaging van het wettelijke

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 163 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering onder meer in verband met correctie op de berekening van de aanvullende beurs, alsmede van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 452 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 22126 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IXA (Nationale Schuld) voor het jaar 1991 (wijziging samenhangende

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 9a 24 138 Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet

Nadere informatie

Eindexamen havo maatschappijwetenschappen 2014-I

Eindexamen havo maatschappijwetenschappen 2014-I Opgave 1 Besluitvorming rondom studiefinanciering Bij deze opgave horen de teksten 1 en 2 en figuur 1 uit het bronnenboekje. Inleiding Tijdens de regeringstermijn van kabinet-rutte 1 (oktober 2010 tot

Nadere informatie

2 Aflossing studieschuld bij leenstelsel

2 Aflossing studieschuld bij leenstelsel CPB Notitie Aan: Ministerie OCW Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Marcel Lever Datum: 7 juni 2013 Betreft: Aflossing studieschuld

Nadere informatie

27926 Huurbeleid. Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 11 oktober 2016

27926 Huurbeleid. Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 11 oktober 2016 27926 Huurbeleid Nr. 269 Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 11 oktober 2016 De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Wonen en Rijksdienst

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 263 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met onder meer niet-indexering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 21 889 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering ertoe strekkend om in het hoger onderwijs na de cursusduur + 1 jaar de studiefïnanciering

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Hoger Onderwijs & Studiefinanciering Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375

Nadere informatie

Aflossing studieschuld bij sociaal leenstelsel Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aflossing studieschuld bij sociaal leenstelsel Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap CPB Notitie 7 juni 2013 Aflossing studieschuld bij sociaal leenstelsel Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. CPB Notitie Aan: Ministerie OCW Centraal Planbureau

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 200 20 32 798 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 705 Besluit van 20 september 2010 tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met

Nadere informatie

VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008

VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008 31 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008 Nr. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld d.d. Binnen de vaste

Nadere informatie

Toelichting Toeslagenverordening WWB gemeente Rijssen-Holten 2013

Toelichting Toeslagenverordening WWB gemeente Rijssen-Holten 2013 Toelichting Toeslagenverordening WWB gemeente Rijssen-Holten 2013 Algemene toelichting De gemeenteraad dient op grond van artikel 8 eerste lid onder c juncto artikel 30 van de Wet werk en bijstand (WWB)

Nadere informatie

Op de definitieve toekenningsbeschikking van de toeslagen staat het volgende vermeld:

Op de definitieve toekenningsbeschikking van de toeslagen staat het volgende vermeld: Rapport 2 p class="c2">rapport De Belastingdienst/Toeslagen: Hoe definitief is definitief? Datum: 10 april 2012 Rapportnr.:2012/059 Aanleiding onderzoek De Nationale ombudsman ontving medio 2011 een aantal

Nadere informatie

Datum 11 september 2014 Betreft antwoorden vragen over brief inzake maatregelen ter versterking van de handhaving van de studiefinanciering

Datum 11 september 2014 Betreft antwoorden vragen over brief inzake maatregelen ter versterking van de handhaving van de studiefinanciering >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Hoger Onderwijs en Studiefinanciering IPC 2250 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus

Nadere informatie

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad ÜT? R>2 3 Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad Aan de minister van onderwijs en wetenschappen, de heer drs. W.J. Deetman, Postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer. Nassaulaan 6 2514 JS 's-gravenhage

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving Afdeling Wetgeving Staatsinrichting en Bestuur Turfmarkt

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 22187 Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid IMr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAIM SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Optimalisering verlof na geboorte kind

Optimalisering verlof na geboorte kind ADVIES 18/01 Februari 2018 Optimalisering verlof na geboorte kind SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Briefadvies Nadere bevindingen optimalisering verlof na geboorte kind Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Opdracht Geschiedenis Algemene beschouwing

Opdracht Geschiedenis Algemene beschouwing Opdracht Geschiedenis Algemene beschouwing Opdracht door een scholier 1621 woorden 25 november 4,9 13 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Inhoudsopgave Inleiding Onderwijs Milieu Gezondheidszorg Conclusie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 321 Wijziging van de Les- en cursusgeldwet en van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met het eerder laten ingaan van de lesgeldplicht

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Wetgeving en Juridische Zaken Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de huurtoeslag in verband met het laten vervallen van de bepaling dat de eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met het percentage van de netto-bijstandsontwikkeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI) 29 544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 570 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 21888 Wijziging van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs, de Wet op het hoger beroepsonderwijs en de Wet op de studiefinanciering, in verband

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

2016D50910 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D50910 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D50910 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG De vaste commissie voor Financiën heeft in aanvulling op de reeds door de Tweede Kamer gevraagde brief aan de Staatssecretaris van Financiën, op

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 20 202 32 798 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget G VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 431 Besluit van 5 november 2018, houdende wijziging van het Besluit percentages drempelen toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.minocw.nl

Nadere informatie

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17 EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2016/17 34 446 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering

Nadere informatie

Uit de toelichting op het aangenomen amendement blijkt dat met woonkosten, naast huur, ook gedoeld wordt op kosten eigen woning.

Uit de toelichting op het aangenomen amendement blijkt dat met woonkosten, naast huur, ook gedoeld wordt op kosten eigen woning. Parlementaire geschiedenis Verhoging beslagvrije voet met woonkosten (art. 475d lid 5 onder b Rv) Belangrijke passages 1 Van 1 april 1991 tot 1 januari 1996 1 Van 1 januari 1996 tot 29 juni 1996 6 Van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 33 525 Het niet indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet per 1 juli 2013 B MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 27

Nadere informatie

De voorzitter van de commissie Wolbert. Adjunct-griffier van de commissie Arends

De voorzitter van de commissie Wolbert. Adjunct-griffier van de commissie Arends 24 724 Studiefinanciering Nr. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld d.d. Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 681 Verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22966 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering en van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, ïn verband met het meten

Nadere informatie

Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 33680 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in de masterfase in het sociaal leenstelsel, het verlengen van de terugbetalingsperiode

Nadere informatie

Bijlage studiefinanciering en terugbetalen

Bijlage studiefinanciering en terugbetalen Bijlage studiefinanciering en terugbetalen In deze bijlage worden de huidige en de voorgestelde nieuwe wijze van terugbetalen naast elkaar gezet. Aangegeven wordt op welke wijze studenten in beide systemen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23400 VIII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk VIII (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen) voor

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 317 Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet werk en bijstand in verband met het verstrekken van een uitkering aan mantelzorgers

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/2005/30013 (3764) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 321 Wijziging van de Les- en cursusgeldwet en van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met het eerder laten ingaan van de lesplicht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 649 Besluit van 1 december 2006 tot wijziging van het Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag en het Samenloopbesluit kinderbijslag Wij Beatrix,

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.minocw.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 680 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in de masterfase

Nadere informatie

Datum 31 januari Betreft Nota van wijziging Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW (33046)

Datum 31 januari Betreft Nota van wijziging Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW (33046) > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 33 327 Wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal Tweede Kamer der Staten Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 Rijksbegroting voor het jaar 1988 20 200 Hoofdstuk VIII Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen Nr. 127 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 33 453 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 031 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 21452 Jeugdbeleid en Onderwijsbeleid Nr. 3 LIJSTVAN VRAGEN Vastgesteld 15 mei 1990 De bijzondere Commissie voor het jeugdwelzijnsbeleid 1 en de

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum Betreft Kinderopvangtoeslag vanaf 2012

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum Betreft Kinderopvangtoeslag vanaf 2012 > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 287 Interdepartementaal Beleidsonderzoek: Uitvoering Inkomensafhankelijke Regelingen Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE

Nadere informatie

Onderzoek Afschaffen stufi

Onderzoek Afschaffen stufi Onderzoek Afschaffen stufi 30 Mei 2014 Over het onderzoek Aan dit online onderzoek, gehouden van 29 tot en met 30 mei, deden 1648 jongeren mee. Hiervan waren er 574 scholier en 951 student. De uitslag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 874 Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang Nr. 47 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 34 035 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de introductie van een nieuw stelsel van studiefinanciering in het

Nadere informatie

Resolutie: Failliet Indieners: Veronique Roerink en Martijn Wiggers Voorjaarscongres 2013, 20 & 21 april, Sint-Michielsgestel

Resolutie: Failliet Indieners: Veronique Roerink en Martijn Wiggers Voorjaarscongres 2013, 20 & 21 april, Sint-Michielsgestel Resolutie: Failliet Indieners: Veronique Roerink en Martijn Wiggers Voorjaarscongres 2013, 20 & 21 april, Sint-Michielsgestel Inleiding December 2012 heeft minister Opstelten een brief naar de Tweede Kamer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1987-1988 19790 Sectorvorming en vernieuwing in het middelbare beroepsonderwijs Nr. 24 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de

Nadere informatie

2016D22881 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D22881 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D22881 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG De vaste commissie voor Financiën heeft op 2 juni 2016 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over zijn brief

Nadere informatie

No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012

No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012 ... No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012 Bij Kabinetsmissive van 8 november 2012, no.12.002573, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 514 Wijziging van de Participatiewet, de Wet tegemoetkomingen loondomein, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 34 035 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de introductie van een nieuw stelsel van studiefinanciering in het

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT EN EFFICIËNTIE VAN HET HOGER ONDER- WIJS: BELEIDSMATIGE ONTWIKKELINGEN

EFFECTIVITEIT EN EFFICIËNTIE VAN HET HOGER ONDER- WIJS: BELEIDSMATIGE ONTWIKKELINGEN 1. EFFECTIVITEIT EN EFFICIËNTIE VAN HET HOGER ONDER- WIJS: BELEIDSMATIGE ONTWIKKELINGEN De minister heeft in 1995 de instellingen voor Hoger Onderwijs 500 miljoen gulden in het vooruitzicht gesteld om

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 756 Invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren alsmede wijziging van enige wetten met betrekking tot de nadere herziening

Nadere informatie

handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Subsidieregeling tweede graden hbo en wo Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van... (datum), nr. HO&S/2010/228578, houdende subsidiëring van tweede bachelor- en mastergraden

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG De vaste commissie voor Financiën heeft op 13 juli 2016 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over zijn

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 1 juni 2018 Betreft Vormgeving abonnementstarief

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 1 juni 2018 Betreft Vormgeving abonnementstarief > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum

Nadere informatie

De heren Rog en Omtzigt, leden van de Tweede Kamer voor het CDA

De heren Rog en Omtzigt, leden van de Tweede Kamer voor het CDA CPB Notitie Aan: De heren Rog en Omtzigt, leden van de Tweede Kamer voor het CDA Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Karen van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1999 2000 Nr. 49d 26 498 Wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de evaluatie van de bijstandsverlening aan zelfstandigen BRIEF VAN DE MINISTER

Nadere informatie

Wat weet jij over het leenstelsel?!

Wat weet jij over het leenstelsel?! Resultaten onderzoek Wat weet jij over het leenstelsel? 13-01-2015 Wat weet jij over het leenstelsel? In 2015 staan er ingrijpende veranderingen voor de deur die de toegankelijkheid van het onderwijs onder

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/2006/46484 (1743) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering

Nadere informatie