Rijkswet op het Nederlanderschap

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Rijkswet op het Nederlanderschap"

Transcriptie

1 Rijkswet op het Nederlanderschap Kernbeschrijving In De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt de verkrijging, de verlening, het verlies en de vaststelling van de Nederlandse nationaliteit in juridische zin centraal gesteld. Nationaliteit geeft de juridische band weer met een staat. Inleiding Totstandkoming van de Rijkswet op het Nederlanderschap van 1984 Eind 1976 werd door het Ministerie van Justitie een voorontwerp voor een nieuwe Wet op het Nederlanderschap gepubliceerd, die de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap van 1892 zou moeten vervangen (het voorontwerp verscheen in druk als bijlage bij het Personeel Statuut 1977, nr. 2). De considerans van het voorontwerp wees erop, dat herziening van het Nederlandse nationaliteitsrecht noodzakelijk was in verband met de voorgenomen goedkeuring van een drietal verdragen, te weten het verdrag van Straatsburg van 6 mei 1963 betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende de militaire verplichtingen ingeval van meervoudige nationaliteit, de overeenkomst van Bern van 13 september 1973 inzake beperking van het aantal gevallen van staatloosheid en het Verdrag van New York van 30 augustus 1961 inzake beperking der staatloosheid. Voorts wilde men volgens de toelichting de algemene bepalingen betreffende het Nederlanderschap dusdanig redigeren, dat mannen en vrouwen gelijk zouden worden behandeld. Op 23 juni 1981 werd aan de Tweede Kamer als wetsontwerp , R 1181 een ontwerp voor een nieuwe wet op het Nederlanderschap aangeboden. In grote lijnen kwam dit ontwerp met het voorontwerp overeen, op enkele punten waren wijzigingen aangebracht naar aanleiding van in de literatuur geuite kritiek op het voorontwerp. Tegelijk met het ontwerp voor een nieuwe wet op het Nederlanderschap werd een wetsontwerp ter goedkeuring van de genoemde verdragen van Straatsburg, Bern en New York ingediend (wetsontwerp ; R 1180). Op 2 augustus 1982 werd het Voorlopig Verslag over het eerste wetsontwerp vastgesteld. De Memorie van Antwoord werd op 9 augustus 1983 ontvangen, vergezeld van een nota van wijziging. Vervolgens werd het eindverslag vastgesteld op 20 oktober Op 28 november 1983 ontving 13

2 de Tweede Kamer vervolgens de nota naar aanleiding van het eindverslag, alsmede een tweede nota van wijziging. Op 12 december 1983 en op 23 januari 1984 werd een uitgebreide commissievergadering van de Vaste Commissie voor naturalisaties over het wetsontwerp gehouden. Op 22 december 1983 werd nog een derde nota van wijzigingen aan de Kamer gezonden. Op het wetsontwerp werden 35 amendementen ingediend. Op 14 maart 1984 volgde een vierde nota van wijziging. Plenaire vergaderingen over het wetsontwerp hadden plaats op 20, 27 en 28 maart en op 3 april. Op 10 april werd het wetsontwerp, nadat meerdere amendementen waren aanvaard, door de Tweede Kamer geaccepteerd. Het wetsontwerp werd vervolgens op 17 april 1984 aan de Eerste Kamer aangeboden. Het Voorlopig Verslag van de Vaste Commissie voor Justitie van de Eerste Kamer werd vastgesteld op 28 juni 1984, de Memorie van Antwoord daarop werd op 5 september 1984 ontvangen, waarop op 26 september 1984 een blanco Eindverslag volgde. De behandeling in de Eerste Kamer vond plaats op 6 november, 4 december en 18 december Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer kwamen moeilijkheden aan het licht in verband met de voorgestelde regeling voor de nationaliteitsrechtelijke gevolgen van adoptie (art. 5 Wetsontwerp ; R 1181). Derhalve werd op 22 november 1984 met spoed een inhaalwetsontwerp ingediend bij de Tweede Kamer, waarin een nieuwe tekst van art. 5 werd voorgesteld en enkele andere artikelen aan de nieuwe versie van art. 5 werden aangepast (wetsontwerp ; R 1272). Dit wetsontwerp passeerde op 6 december 1984 de Tweede Kamer, waarna het in de Eerste Kamer tegelijk met de wetsontwerpen (R 1180) en (R 1181) werd aangenomen. De goedkeuringswet van de drie genoemde verdragen verscheen als rijkswet van 19 december 1984 in Stb. 1984, 627, de nieuwe Rijkswet op het Nederlanderschap van 19 december 1984 in Stb. 1984, 628, en de wijzigingswet van dezelfde datum in Stb. 1984, 629. Bij KB van 20 december 1984, Stb. 1984, 655, werd het tijdstip van inwerkingtreding van de nieuwe Rijkswet op het Nederlanderschap vastgesteld op 1 januari Gebruik makend van de mogelijkheid van artikelen 24 lid 1 van de nieuwe wet werd bepaald, dat artikelen 17 tot en met 20 pas op een nader te bepalen datum in werking zullen treden. Het uitstellen van de inwerkingtreding van de artikelen was nodig, omdat een aantal wetten aan de in deze artikelen beschreven procedure voor de vaststelling van het Nederlanderschap moesten worden aangepast. Dit gebeurde door wet van 2 juli 1986, Stb. 1986, 373, die op 1 oktober 1986 in werking trad. Op dat tijdstip traden ook de artikelen in werking (KB van 22 augustus 1986, Stb. 1986, 436). Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap van 1984 De eerste wijziging na inwerkingtreding van de rijkswet geschiedde door rijkswet van 12 december 1985, Stb. 1985, 660, en hield verband met het 14

3 verkrijgen van een status aparte door Aruba. De wetswijziging trad in werking op 1 januari 1986 (KB 13 december 1985, Stb. 1985, 661). Een volgende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap had plaats door de Rijkswet inhoudende aanpassing van een aantal rijkswetten aan de eerste en tweede tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassing rijkswetten Awb) van 22 december 1993, Stb. 1993, 692, in werking getreden op 1 januari De door deze wet aangebrachte veranderingen hadden slechts een terminologisch karakter. Aangepast werd de tekst van de artikelen 8 lid 1 onderdeel b, 11, 17 lid 1, 18 lid 2, alsmede 20. Vervolgens werd artikel 5 van de Rijkswet op het Nederlanderschap gewijzigd door de rijkswet van 14 mei 1998, Stb. 1998, 303, in verband met de voorgenomen ratificatie van het Haags Adoptieverdrag van 23 mei Het nieuwe artikel 5 bepaalt dat een kind dat in het buitenland conform het Haags Adoptieverdrag wordt geadopteerd het Nederlanderschap verkrijgt als aan bepaalde eisen is voldaan. Ten minste één van de adoptiefouders moet de Nederlandse nationaliteit bezitten en de voor de adoptie bestaande familierechtelijke betrekkingen van het kind moeten worden verbroken. Als deze betrekkingen in de staat van herkomst niet zijn verbroken, kan de adoptie door de rechter worden omgezet in een adoptie naar Nederlands recht, waardoor het kind de Nederlandse nationaliteit verkrijgt. De op 1 oktober in werking getreden wijzigingen waren nodig in verband met de artikelen van het Haagse verdrag. De tot nu toe meest ingrijpende wijziging van de RWN vond plaats bij rijkswet van 21 december 2000, Stb. 2000, 618. Door die rijkswet werden ten dele zeer ingrijpende wijzigingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap gerealiseerd. Twintig van de achtentwintig artikelen werden gewijzigd, terwijl twee artikelen (15A en 16A) werden toegevoegd. De wijzigingen zijn in werking getreden op 1 april 2003, met uitzondering van overgangsbepaling artikel V lid 2, die op 1 februari 2001 in werking trad (zie Stb. 2001, 2). Op grond van bedoelde overgangsbepaling hebben sommige personen, die in het recente verleden hun Nederlanderschap hadden verloren door de werking van artikel 15 onderdeel c RWN hun Nederlanderschap met terugwerkende kracht weer teruggekregen. Het gaat om personen, aan wie na 1 januari 1990 een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap dan wel een reisdocument in de zin van de Paspoortwet is verstrekt. De parlementaire geschiedenis van de rijkswet van 21 december 2000 was lang. Reeds op 25 februari 1993 werd een wetsontwerp ter wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap naar de Tweede Kamer gezonden (Voorstel van Rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap, wetsontwerp (R 1461). Dat een wetsontwerp ter wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap zou worden ingediend, was destijds reeds geruime tijd bekend. Sinds december 1991 werd aan een vreemdeling, die door naturalisatie het Nederlanderschap wil verwerven, niet meer de eis gesteld, dat hij al het mogelijke moet doen om zijn oude nationaliteit te verliezen, hoewel dit nog 15

4 wel uitdrukkelijk in artikel 9 lid 1 onderdeel b RWN werd gesteld. De Staatssecretaris van Justitie had zulks per circulaire van 20 december 1991 uitdrukkelijk meegedeeld aan alle bij een naturalisatie betrokken autoriteiten. Hij kondigde toen ook aan, dat een wetsontwerp ter schrapping van artikel 9 lid 1 onderdeel b, alsmede van de daarmee samenhangende bepaling van artikel 15 onderdeel d RWN binnen afzienbare tijd zou worden ingediend bij de Tweede Kamer. De voorbereiding van het beloofde wetsontwerp nam echter aanzienlijk meer tijd in beslag dan men aanvankelijk had gedacht. Dit had diverse redenen. In de eerste plaats was het niet honderd procent zeker, of een schrapping van artikel 9 lid 1 onderdeel b RWN volledig in overeenstemming was met volkenrechtelijke verplichtingen die voor Nederland bestaan, daar ons land partij is bij het op 6 mei 1963 totstandgekomen Verdrag van Straatsburg betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit. Ook de Raad van State had aarzelingen op dit punt. Bovendien ontstond een discussie over de vraag, of een schrapping van artikel 9 lid 1 onderdeel b niet gevolgen zou moeten hebben voor de verliesbepalingen betreffende het Nederlanderschap. Het zou immers eigenaardig zijn, dat een vreemdeling tot Nederlander zou kunnen worden genaturaliseerd met behoud van zijn oude nationaliteit, doch een Nederlander die vrijwillig een andere nationaliteit verwerft steeds zijn Nederlanderschap verliest. Ook in deze discussie heeft de Raad van State een belangrijke rol gespeeld (zie MvT, , p. 1-2). De Raad van State heeft over het wetsontwerp twee adviezen uitgebracht. Het eerste advies dateerde van 11 maart De opmerkingen van de Raad waren dermate ingrijpend, dat het wetsontwerp drastisch werd gewijzigd. Besloten werd derhalve om het herziene ontwerp nog eens aan de Raad van State voor te leggen. De Raad adviseerde daarna opnieuw op 12 januari Het ministerie van Justitie had bovendien besloten om nog enkele andere wijzigingen mee te nemen in het wetsontwerp ter schrapping van artikel 9 lid 1 onderdeel b. Een van deze wijzigingsvoorstellen betrof de nationaliteitsrechtelijke schijnerkenningen. Voorts werd besloten om enkele wijzigingen voor te stellen, die verband hielden met de relatie nationaliteitsrecht/vreemdelingenrecht. Het Voorlopig Verslag over wetsontwerp (R 1461) werd op 26 mei 1993 gepubliceerd. Op 16 september ontving de Tweede Kamer vervolgens een memorie van antwoord, begeleid door een nota van wijziging, die in het onderhavige wetsontwerp enkele uiterst belangrijke wijzigingen aanbracht. Op 15 november 1993 werd reeds het Eindverslag vastgesteld, waarin naar aanleiding van de memorie van antwoord nog diverse vragen werden opgeworpen. Vervolgens werd op 20 januari 1994 een nota naar aanleiding van het eindverslag ontvangen, tezamen met een tweede nota van wijziging. Een derde nota van wijziging werd op 8 november 1994 door de Tweede Kamer ontvangen. Over het wetsontwerp werd ook een voorlopig verslag uitgebracht door de Staten van Aruba. Vervolgens werd van regeringszijde een nota naar aanleiding van dat voorlopig verslag opgesteld. 16

5 Eind 1994 en begin 1995 werden diverse amendementen ingediend. Na een schriftelijk overleg tussen de Vaste Commissie voor Justitie en de Staatssecretaris van Justitie, waarvan de tekst op 21 februari 1995 werd vastgesteld, werden sommige amendementen betreffende artikel 9 lid 1 onderdeel b nog eens gewijzigd. De algemene beraadslaging in de Tweede Kamer vond plaats op 16 februari en 22 februari Op 1 maart 1995 werd over het wetsvoorstel gestemd. Nadat enkele amendementen werden aangenomen, ging de Kamer met het wetsvoorstel akkoord. Vervolgens stuitte het wetsontwerp echter op moeilijkheden in de Eerste Kamer. Zulks bleek reeds uit het Voorlopig Verslag van de Vaste Commissie voor Justitie van 8 mei De regering reageerde door memorie van antwoord d.d. 6 oktober Een nader voorlopig verslag volgde op 15 november De besluitvorming omtrent dit wetsvoorstel werd bemoeilijkt door de relatie van dit wetsontwerp met wetsontwerp (waarin eveneens diverse wijzigingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap werden voorgesteld; de zogenaamde tweede tranche) en het destijds nog aanhangige wetsontwerp , waarin de goedkeuring van het tweede protocol van wijziging (d.d. 2 februari 1993) van het Verdrag van Straatsburg betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit van 1963 werd voorgesteld. Zie over de relatie tussen de drie wetsontwerpen het verslag van een algemeen overleg met de Tweede Kamer, vastgesteld op 1 november Wetsontwerp (R 1461) werd maart 1998 ingetrokken in verband met de indiening van wetsontwerp (R 1609) op 14 februari Het voorstel tot stilzwijgende goedkeuring van het op 2 februari 1993 totstandgekomen wijzigingsprotocol van 2 februari 1993 van het Verdrag van Straatsburg 1963 werd op 12 april 1995 bij de Tweede Kamer ingediend (wetsontwerp ). Op 23 mei 1995 werd evenwel om een voorstel voor uitdrukkelijke goedkeuring gevraagd. Het desbetreffende voorstel van rijkswet werd op 3 augustus 1995 aan de Kamer verzonden. De Vaste Commissie voor buitenlandse zaken stelde op 17 oktober 1995 een verslag op. Na het zo-even reeds vermelde verslag van een algemeen overleg d.d. 1 november 1995 over de relatie tussen wetsontwerp (R 1461), dat de Tweede Kamer reeds was gepasseerd, en het onderhavige wetsontwerp volgde op 16 januari 1996 een nota naar aanleiding van het verslag. De Tweede Kamer ging op 23 februari 1996 akkoord met de voorgenomen ratificatie van het wijzigingsprotocol, de Eerste Kamer gaf zijn fiat op 14 mei De goedkeuringswet d.d. 15 mei 1996 verscheen in Stb. 1996, 281. Het protocol werd vervolgens op 19 juli 1996 door het Koninkrijk der Nederlanden geratificeerd en trad op 20 augustus 1996 in werking. Op 28 januari 1994 bereikte de Tweede Kamer een tweede voorstel van rijkswet houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (wetsontwerp (R 1496)). Strekking van dit tweede wetsontwerp was in de eerste plaats om de behandeling van naturalisatieverzoeken te 17

6 versnellen door de mogelijkheden van verwerving van het Nederlanderschap door middel van optie in plaats van naturalisatie aanzienlijk uit te breiden. Onder meer aan sommige oud-nederlanders zou een dergelijk optierecht worden gegeven, alsmede aan reeds vijftien jaar in ons land verblijvende buitenlanders, die door de lengte van hun verblijf hier te lande geacht mogen worden in grote mate in Nederland te zijn ingeburgerd. Bovendien werd in deze zogenaamde tweede tranche aandacht besteed aan de nationaliteitsrechtelijke positie van de minderjarige kinderen, hun wettelijk vertegenwoordigers en jongvolwassenen. Ook de nationaliteitsrechtelijke gevolgen van het verstrekken van onjuiste gegevens en van frauduleus handelen werden verduidelijkt. Het wetsvoorstel stelde wijzigingen voor van de artikelen 2, 6, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 21, 22 en 28 Rijkswet op het Nederlanderschap. De Tweede Kamer stelde ook over dit wetsontwerp een voorlopig verslag vast, dat werd gedateerd op 12 april Op 9 januari 1995 bereikte de Tweede Kamer een memorie van antwoord, alsmede een uitvoerige nota van wijziging. Een eindverslag volgde op 17 maart De nota naar aanleiding van het eindverslag verscheen op 1 juni 1995, tezamen met een tweede nota van wijziging. Verdere nota's van wijziging of verbetering verschenen op 21 juni 1995, 1 augustus 1995, 18 augustus 1995, en 5 september In september werden diverse amendementen ontvangen. De algemene beraadslaging in eerste termijn vond plaats op 26 september en 28 september Een algemeen overleg volgde op 27 november 1995, dat niet uitsluitend was gewijd aan het onderhavige wetsontwerp, maar ook aan de bij schrijven van 25 augustus 1995 (wetsontwerp (R 1496), nr. 22) aangekondigde naturalisatietoets op inburgering. Op 14 december 1995 ontving de Tweede Kamer een brief van de staatssecretaris, waarin diverse punten van het wetsvoorstel nog nader werden gemotiveerd. De mondelinge behandeling van het onderhavige wetsontwerp werd daarna aangehouden, totdat er duidelijkheid over zou bestaan, of de Eerste Kamer akkoord zou gaan met wetsontwerp (R 1461). Ook met betrekking tot dit wetsontwerp was dus sprake van een impasse. Evenals wetsontwerp (R 1461) werd wetsontwerp (R 1496) maart 1998 ingetrokken in verband met de indiening van wetsontwerp (R 1609) op 14 februari Inmiddels was op 23 juli 1996 een voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ingediend (wetsontwerp (R 1578)) in verband met de voorgenomen ratificatie van het Haags Adoptieverdrag van 23 mei De desbetreffende wijziging is op 1 oktober 1998 in werking getreden. Het boven reeds vermelde wetsontwerp (R 1609) dat op 14 februari 1998 naar de Tweede Kamer werd gezonden bevatte met wijzigingen elementen van de wetsontwerpen (R 1461) en (R 1496). Op 12 juni 1998 verscheen een uitvoerig verslag van de Vaste Kamercommissie voor Justitie over dit wetsontwerp. Op 13 november 1998 ontving 18

7 de Tweede Kamer een nota naar aanleiding van het verslag, begeleid door een nota van wijziging. De behandeling van het wetsontwerp werd vervolgens vertraagd vanwege de wens van de kamer om bij de beraadslagingen over het wetsontwerp tevens de voorgenomen goedkeuring van het Europees Verdrag inzake nationaliteit uit 1997 te betrekken. Het desbetreffende wetsontwerp (R 1647) was op 27 januari 2000 ingediend. Direct na het indienen van wetsontwerp (R 1647) werd in de Tweede Kamer mondeling beraadslaagd over wetsontwerp (R 1609). Na aanneming van diverse amendementen werd het wetsontwerp op 14 maart 2000 door een meerderheid van de Tweede Kamer aangenomen. Vervolgens ging op 19 december 2000 ook de Eerste Kamer met beide wetsontwerpen akkoord. De wet van 21 december 2000 ter goedkeuring van de ratificatie van het Europees Verdrag inzake nationaliteit verscheen in Stb. 2000, 619. Ratificatie vond plaats op 21 maart 2001; het verdrag trad voor Nederland in werking op 1 juli De Rijkswet ter wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap van 21 december 2000 verscheen in Stb. 2000, 618. Nog voordat de rijkswet van 21 december 2000 in werking trad werd deze rijkswet en de Rijkswet op het Nederlanderschap 1985 opnieuw gewijzigd door rijkswet van 18 april 2002, Stb. 2002, 222, die eveneens in werking trad op 1 april Door laatstbedoelde rijkswet werden diverse kleine onduidelijkheden en inconsistenties gecorrigeerd. Op 28 juni 2002 werd wetsontwerp (R 1725) ingediend inhoudende een voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht adoptie. Dit wetsontwerp leidde tot de rijkswet van 3 juli 2003, Stb. 2003, 284, die op 1 januari 2004 in werking trad (zie KB van 5 november 2003, Stb. 2003, 456). Het oude art. 5 werd opgesplitst in drie aparte artikelen 5, 5a en 5c terwijl een art. 5b werd toegevoegd betreffende het nationaliteitsgevolg van een buitenlandse adoptie die wordt erkend of omgezet op grond van de Wet conflictenrecht adoptie van 3 juli 2003, Stb. 2003, 283. Een volgende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap werd gerealiseerd door rijkswet van 6 juli 2004, Stb. 2004, 335, die op 1 januari 2005 in werking trad (zie KB van 30 november 2004, Stb. 2004, 622). Gewijzigd werden art. 1 en 27. Bovendien werden wijzigingen aangebracht in de overgangsartikelen van de rijkswet van 21 december 2000 en in de wet betreffende de positie van Molukkers. De volgende wet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap is de rijkswet van 27 juni 2008, Stb. 2008, 270. De wijzigingen traden in werking op 1 maart Deze wijzigingswet voerde een verplichting tot het 19

8 afleggen van een verklaring van verbondenheid in voor optanten en naturalisandi. Voorts heeft de erkenning van een nog niet zevenjarig kind door een Nederlandse man weer nationaliteitsgevolg van rechtswege; de erkenning van een oudere minderjarige heeft slechts nationaliteitsgevolg indien door middel van een DNA-rapport wordt aangetoond, dat de erkennende man de biologische vader van het kind is. In 2010 werd de Rijkswet op het Nederlanderschap tweemaal gewijzigd, n.l. door de rijkswet van 17 juni 2010, Stb. 2010, 242, met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke kwesties, en vervolgens door de rijkswet van 7 juli 2010, Stb. 2010, 339, tot wijziging van verschillende rijkswetten in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel ( Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen). Rijkswet van 19 december 1984, Stb. 1984, 628, houdende vaststelling van nieuwe, algemene bepalingen omtrent het Nederlanderschap ter vervanging van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap van 12 december 1892, Stb. 1892, 268, zoals laatstelijk gewijzigd bij rijkswet van 7 juli 2010, Stb. 2010, 339 (inwerkingtreding 10 oktober 2010). Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat er mede in verband met de bekrachtiging van het op 30 augustus 1961 te New York tot stand gekomen Verdrag tot beperking der staatloosheid (Trb. 1967, 124), het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende de militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en de op 13 september 1973 te Bern tot stand gekomen Overeenkomst inzake beperking van het aantal gevallen van staatloosheid (Trb. 1974, 32), aanleiding bestaat de wet van 12 december 1892, Stb. 1892, 268 op het Nederlanderschap en het ingezetenschap aan een algehele herziening te onderwerpen en ter vervanging van die wet nieuwe, algemene bepalingen omtrent het Nederlanderschap vast te stellen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: 20

9 Artikel 1 HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen Artikel 1 1. In deze Rijkswet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. Onze Minister: Onze Minister van Justitie in zijn hoedanigheid van minister van het Koninkrijk; b. meerderjarige: hij die de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt of voordien in het huwelijk is getreden; c. moeder: de vrouw die het kind ter wereld heeft gebracht; d. vader: de man tot wie het kind, anders dan door adoptie, in de eerste graad in opgaande lijn in familierechtelijke betrekking staat; e. vreemdeling: hij die de Nederlandse nationaliteit niet bezit; f. staatloze: een persoon die door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd; g. toelating: instemming door het bevoegd gezag met het bestendig verblijf van de vreemdeling in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba; h. hoofdverblijf: de plaats waar een persoon zijn feitelijke woonstede heeft. 2. Behoudens voor de toepassing van artikel 15A, onder a, van deze rijkswet wordt mede verstaan onder: a. echtgenoot: de partner in een in Nederland geregistreerd partnerschap alsmede de partner in een buiten Nederland geregistreerd partnerschap dat op grond van de artikelen 2 en 3 van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap wordt erkend, en b. huwelijk: het in Nederland geregistreerd partnerschap alsmede het buiten Nederland geregistreerd partnerschap dat op grond van de artikelen 2 en 3 van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap wordt erkend. Algemeen Door de rijkswet van 21 december 2000, Stb. 2000, 618 (inwerkingtreding op 1 april 2003), is art. 1 uitgebreid met definities van de begrippen toelating (art. 1 lid 1 onderdeel g) en hoofdverblijf (art. 1 lid 1 onderdeel h). Dezelfde rijkswet wijzigde de definitie van staatloze in lid 1 onderdeel f en voegde aan art. 1 een tweede lid toe betreffende het geregistreerd partnerschap. Tot 1 april 2003 luidde de definitie van staatloze: hij die geen nationaliteit heeft of wiens nationaliteit niet kan worden vastgesteld. 21

10 Artikel 1 Door rijkswet van 6 juli 2004, Stb. 2004, 335 (in werking getreden op 1 januari 2005), werd art. 1 lid 1 sub a daarmee in overeenstemming gebracht. Dezelfde rijkswet wijzigde lid 2. In dat tweede lid werd oorspronkelijk slechts de partner in een in Nederland geregistreerd partnerschap met een echtgenoot gelijkgesteld. In verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap wordt voortaan ook een in het buitenland gesloten geregistreerd partnerschap met een huwelijk gelijkgesteld (en dientengevolge de partner met een echtgenoot), indien het desbetreffende geregistreerde partnerschap op grond van art. 2 en 3 Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap in Nederland wordt erkend. Lid 1, onderdeel a In de oorspronkelijke tekst van art. 1 lid 1 sub a was Onze Minister gedefinieerd als Onze Minister van Justitie van het Koninkrijk. Sinds 22 juli 2002 werden de aan de Minister van Justitie toegekende bevoegdheden in de RWN evenwel uitgeoefend door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De rijkswet van 17 juni 2010, Stb. 2010, 242, bepaalt dat het nationaliteitsrecht als vanouds valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie. Zoals de MvT behorende bij deze wet vermeld: Het Nederlanderschap is ingevolge artikel 3 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden een Koninkrijksaangelegenheid. Lid 1, onderdeel c De door art. 1 lid 1, onderdeel c, gegeven omschrijving van moeder als vrouw, die het kind ter wereld heeft gebracht, heeft ten doel om duidelijk te stellen, dat voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap steeds mater semper certa est geldt, ook als op de familierechtelijke betrekkingen tussen een vrouw en het uit haar geboren kind geen Nederlands recht van toepassing is. Lid 1, onderdeel e Vreemdeling in de zin van de onderhavige wet is in art. 1, lid 1, onderdeel e, anders gedefinieerd dan bijvoorbeeld in art. 1 onderdeel m Vreemdelingenwet In de laatstgenoemde bepaling worden behalve Nederlanders ook personen die als Nederlanders worden behandeld (zoals Molukkers ingevolge de Wet positie Molukkers van 9 september 1976, Stb. 1976, 468) buiten het begrip vreemdeling gehouden. Lid 1, onderdeel g De redactie van art. 1 onder g werd gewijzigd in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen en de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlands staatsbestel. Dat ge- 22

11 Artikel 1 beurde door de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen (Raron) van 7 juli 2010, Stb. 2010, 339. Parlementaire behandeling Lid 1, onderdeel b De wenselijkheid om in de Rijkswet op het Nederlanderschap een zelfstandige definitie van meerderjarige op te nemen was mede gebaseerd op het feit, dat op deze wijze gegarandeerd werd dat in het Koninkrijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba in nationaliteitsrechtelijke aangelegenheden eenzelfde meerderjarigheidsgrens wordt gehanteerd. MvT, , nr. 3, p. 8; vergelijk een opmerking in het VV, p. 33 Lid 1, onderdeel f Of iemand een andere nationaliteit bezit, wordt dus vastgesteld aan de hand van de nationaliteitsrechtelijke regelingen van het desbetreffende land. Als de vraag opkomt of een bepaald persoon staatloos is of een bepaalde vreemde nationaliteit bezit, is het zinvol om in beginsel de autoriteiten van dat land te horen. Het ligt voor de hand om artikel 1 onderdeel f, dusdanig uit te leggen dat het niet kunnen achterhalen van de juiste uitleg van (buitenlands) recht en derhalve van de precieze inhoud van buitenlands recht kan leiden tot de conclusie dat iemand staatloos is (vergelijk de Staatscommissie voor internationaal Privaatrecht, Bijlage II bij Kamerstuk (R 1181), nr. 4, p. 36). In het voorlopig verslag op wetsontwerp (p. 10) werd de vraag gesteld, of het niet wenselijk was om het kunnen vaststellen van de nationaliteit aan een zekere termijn te binden. Op die manier zou rechtsonzekerheid van een persoon na bepaalde termijn wegvallen. In de nota naar aanleiding van het eindverslag op wetsontwerp (p. 12) heeft de minister opgemerkt, dat de constatering dat iemands nationaliteit niet kan worden vastgesteld, niet tot na het verstrijken van een redelijke termijn mag worden uitgesteld. Lid 1, onderdeel g In het eindverslag op wetsontwerp (p. 7 en 8) werd de kwestie aangesneden van het mogelijk terugwerken van de beschikking waarbij een vergunning tot verblijf wordt verleend. Gevraagd werd of het wel wenselijk is, dat daardoor bij de berekening van de termijn van vijf jaren ook de periode zou moeten worden meegeteld, waarin de vreemdeling bijvoorbeeld procedeerde over zijn toelatingsverzoek ofwel gedurende de gedoogdenperiode: Immers, gedurende de periode dat de vreemdeling procedeert, zijn integratieactiviteiten niet toegestaan en gedurende de gedoogdenperiode zijn slechts beperkte integratie-activiteiten toegestaan. Betrokkenen moeten 23

12 Artikel 1 in deze periode nog altijd rekening houden met terugkeer naar het land van herkomst. Het lijkt niet juist gelet op de gedachte achter de vijf-jaren eis en de aard van het verblijf deze periode te laten meetellen. EV, , p. 7 en 8 De nota naar aanleiding van het eindverslag op wetsontwerp (p. 8 en 9) reageert hierop als volgt: De termijn voor naturalisatie vangt aan op het moment dat aan alle voorwaarden voor een vergunning tot verblijf is voldaan. De datum waarop aan alle voorwaarden is voldaan is de datum waarop de overheid het verblijf aanvaardt. In de beschikking tot afgifte van een verblijfsvergunning wordt die datum genoemd. Het komt vaak voor dat de vergunning enige tijd na die datum wordt afgegeven. De tijd die een vreemdeling in procedure doorbrengt voordat hij aan alle voorwaarden voldoet, wordt dus niet meegeteld. De vreemdelingenwet regelt in de artikelen 9 tot en met 10 welke vreemdelingen legaal in Nederland verblijven. Hieronder vallen ook vreemdelingen met een vergunning op basis van artikel 9a; zij zijn niet meer in procedure, en beschikken over een geldig verblijfsdocument, een verblijfsdocument dat wordt afgegeven onder de voorwaarde dat indien de situatie in het land van herkomst zich in positieve zin wijzigt, betrokkene alsnog Nederland dient te verlaten. Ook dit document is geldig vanaf de datum, waarop naar door de overheid is vastgesteld aan de voorwaarden is voldaan. Wijzigt de situatie zich niet, dan kan betrokkene na drie jaar een vergunning ex artikel 9 Vreemdelingenwet ontvangen. Na vijf jaar verblijf op basis van artikel 9a en artikel 9 komt de betrokkene, als ook aan de overige voorwaarden is voldaan, in aanmerking voor een vergunning tot vestiging. Hij heeft namelijk voldaan aan de gestelde voorwaarde van vijf jaar legaal verblijf. Daarom ligt het in de rede de termijnen voor naturalisatie ook te laten aanvangen op het moment dat het verblijfsrecht ex artikel 9a werd vastgesteld. wetsontwerp , p. 8 en 9 Vgl. ook de MvA op wetsontwerp , p. 11 in antwoord op de vraag, wanneer nu precies het moment van toelating is, indien over het wel of niet toelaten van een persoon onenigheid heeft bestaan tussen overheid en het desbetreffende individu: Wij omschreven de toelating in de memorie van toelichting als een rechtshandeling, meer in het bijzonder een verklaring met beoogde vreemdelingenrechtelijke rechtsgevolgen. Indien nu het bevoegd gezag instemt met het bestendig verblijf van de vreemdeling, zal het ook moeten bepalen vanaf welk moment de vreemdeling is toegelaten: het gezag zal in zijn beschikking het tijdstip moeten vaststellen waarop de vreemdeling naar het oordeel van dat gezag voldeed aan de vereisten voor toelating. De beschikking strekkende tot toelating kan dus terugwerkende kracht hebben. 24

13 Artikel 2 Niet de datum van uitreiking van de beschikking noch ook de datum waarop de vergunning van verblijf wordt verleend, is bepalend: van belang is enkel de in de beschikking genoemde datum waarop de vreemdeling aan alle voorwaarden voor toelating voldeed. Daarom willen wij dan ook vasthouden aan het uitgangspunt dat bij het bepalen van het moment waarop de toelating ingaat, ook dat deel van de procedure-periode als toelatingsperiode meetelt, dat valt na de in de beschikking genoemde ingangsdatum van de toelating. Dit is het geval, indien op enig moment gedurende de procedure wordt vastgesteld dat aan de vreemdeling ten onrechte de toelating in een eerder stadium is geweigerd." MvA wetsontwerp , p. 11 Lid 1, onderdeel h "De in de memorie van toelichting voorkomende woorden feitelijke woonstede zijn slechts gebezigd om de strikt feitelijke inhoud van het begrip hoofdverblijf aan te geven. Feitelijke woonstede heeft iemand daar waar zijn slaapplaats is, waar zich zijn meubilair bevindt en waar hij de rechten van bewoner uitoefent. Het voorgestelde wettelijke criterium is het begrip hoofdverblijf, een begrip dat overigens ook in het vreemdelingenrecht voorkomt. Hoofdverblijf is een feitelijk begrip en heeft niet op dezelfde wijze als het begrip woonplaats een juridische connotatie; een afhankelijke woonplaats levert dan ook geen hoofdverblijf op. MvA, Jurisprudentie Lid 1, onderdeel f Vgl. in verband met de definitie van staatloze HR 7 april 1989, NJ 1990, 791 (m.nt. GRdG) naar aanleiding van interpretatieverschillen tussen de Nederlandse en Surinaamse autoriteiten over art. 5 lid 2 Toescheidingsovereenkomst Nederland-Suriname. Artikel 2 1. Tenzij de wet anders bepaalt, hebben de verkrijging en het verlies van het Nederlanderschap geen terugwerkende kracht. 2. Behoudens in de bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen gevallen worden verklaringen en verzoeken in persoon afgelegd en ingediend. 3. Tenzij anders bepaald, worden verklaringen en verzoeken van minderjarigen door hun wettelijke vertegenwoordigers afgelegd en ingediend. 4. Het kind, mits het de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, en zijn wettelijke vertegenwoordiger worden op hun verzoek in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen omtrent de verkrijging of medeverkrijging, of verlening of medeverlening van het Nederlanderschap. Indien de vertegenwoordiging van het kind van rechtswege is opgedra- 25

14 Artikel 2 gen aan één der ouders kan de andere ouder eenzelfde verzoek doen. Indien het kind dat de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt bedenkingen heeft tegen de verkrijging of medeverkrijging, of tegen de verlening of medeverlening, of indien zowel het kind als zijn wettelijk vertegenwoordiger of de in dit lid bedoelde andere ouder bedenkingen hebben tegen de medeverkrijging of medeverlening, deelt het kind daarin niet. 5. De verklaring van verbondenheid wordt door minderjarigen van zestien jaar en ouder zelfstandig afgelegd. Tenzij anders bepaald kunnen zij daarin niet worden vertegenwoordigd. Algemeen Nog voor de inwerkingtreding van de door de rijkswet van 21 december 2000 (op 1 april 2003) gerealiseerde wijziging van art. 2 werd door rijkswet van 18 april 2002, Stb. 2002, 222, een nieuw tweede lid ingevoegd onder vernummering van de overige leden. Deze wetswijziging trad eveneens in werking op 1 april Art. 2 werd opnieuw gewijzigd door rijkswet van 27 juni 2008, Stb. 2008, 270. Gewijzigd werden de leden 3 en 4. Toegevoegd werd een vijfde lid. Lid 2 Dit lid wordt uitgewerkt door art. 3 Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap van 15 april 2002, Stb. 2002, 231. Lid 4 Zie voor nadere regelgeving onder meer art. 10 en 36 Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap van 15 april 2002, Stb. 2002, 231. Parlementaire behandeling Lid 1 Dit artikellid beoogt aan te geven, dat het verlies en de verkrijging van het Nederlanderschap op zichzelf in beginsel geen terugwerkende kracht heeft. Het artikel sluit niet uit, dat aan het feit van verkrijging of verlies van het Nederlanderschap rechtsgevolgen kunnen zijn verbonden die wel terugwerkende kracht hebben. vgl. MvA, (R 1181), p. 17 Lid 3 "Wie wettelijk vertegenwoordiger is, wordt bepaald door het Nederlandse recht inclusief de regels van internationaal privaatrecht." MvT, , nr. 3, p. 3 26

15 Artikel 3 HOOFDSTUK 2 Verkrijging van het Nederlanderschap van rechtswege Artikel 3 1. Nederlander is het kind waarvan ten tijde van zijn geboorte de vader of de moeder Nederlander is, alsmede het kind van een Nederlander die voordien is overleden. 2. Het op het grondgebied van Nederland, onderscheidenlijk Aruba, Curaçao of Sint Maarten, of aan boord van een in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten te boek gesteld zeeschip of luchtvaartuig, gevonden kind wordt aangemerkt als het kind van een Nederlander tenzij binnen vijf jaren, te rekenen vanaf de dag waarop het is gevonden, blijkt dat het kind door geboorte een vreemde nationaliteit bezit. 3. Nederlander is het kind van een vader of moeder die ten tijde van de geboorte van het kind zijn of haar hoofdverblijf heeft in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten en die zelf geboren is als kind van een vader of moeder die ten tijde van zijn of haar geboorte in een van die landen hoofdverblijf had, mits het kind ten tijde van zijn geboorte zijn hoofdverblijf heeft in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten. Algemeen Lid 2 en 3 Door de op 1 januari 1986 in werking getreden rijkswet van 12 december 1985, Stb. 1985, 660, werd de oorspronkelijke redactie van de leden 2 en 3 gewijzigd wegens de verkrijging van status aparte door Aruba. De redactie van art. 3, tweede en derde lid werd gewijzigd in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen en de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlands staatsbestel. Dat gebeurde door de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen (Raron) van 7 juli 2010, Stb. 2010, 339. Lid 3 De redactie van lid 3 werd herzien bij rijkswet van 21 december 2000, Stb. 2000, 618 (inwerkingtreding op 1 april 2003). In de huidige tekst lid 3 is de eerste vermelding van het woord hoofdverblijf een vervanging van het daar tot 2003 gebruikte woord woonplaats. De tweede vermelding is een codificeren van de beschikking van de Hoge Raad van 20 november 1992, NJ 1993, 284 (m.nt. GRdG). Voorts is thans de gelijke behandeling van geslachten ook doorgetrokken naar de grootoudergeneratie. Ook werd per 1 april 2003 aan het slot van lid 3 de zinsnede mits het kind ten tijde van zijn geboorte zijn hoofdverblijf heeft in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba toegevoegd. 27

16 Artikel 3 Overgangsrecht Overgangsrecht 1985 De optierechten van art. 6 zijn op 1 januari 1985 met onmiddellijke werking (zie terminologie van MvT, wetsontwerp , p. 19) van kracht geworden. De voorwaarden die vervuld moeten zijn, wil iemand een optierecht ex art. 6 hebben, kunnen zich derhalve ook reeds voor 1985 hebben afgespeeld. Overgangsrecht 2003 De optierechten van het op 1 april 2003 in werking getreden nieuwe art. 6 hebben vanaf die datum onmiddellijke werking. De voorwaarden die vervuld moeten zijn, wil iemand een optierecht ex art. 6 hebben, kunnen zich echter ook reeds voor 2003 hebben afgespeeld. Wat betreft de vormvereisten geldt dat voor 2003 afgelegde optieverklaringen vormvrij waren. Zie daarover de circulaire van de Staatssecretaris van Justitie van 3 augustus 1994, kenmerk: /94/, inhoudende een vernieuwde handleiding voor de toepassing van de rijkswet op het Nederlanderschap (ad art. 6 (oud)) stelde over de optieprocedure oude stijl (tot 1 april 2003) het volgende: Overigens moet er uitdrukkelijk op worden gewezen dat volgens de geldende wet opties vormvrij zijn; dit betekent dat ook andersoortige schriftelijke verklaringen en een mondelinge wilsuiting opties zijn! Niettemin verdient het i.v.m. bewijsrechtelijke problematiek de voorkeur om aan te dringen op het uitbrengen van de optie d.m.v. het standaard-formulier. Parlementaire behandeling De ratio van artikel 3, derde lid, is dat een kind dat in het Koninkrijk zijn hoofdverblijf heeft, en wiens ouders althans een van hen en grootouders althans een van hen eveneens in het Koninkrijk hun hoofdverblijf hebben respectievelijk hadden, zo'n sterke band met het Koninkrijk heeft dat het de Nederlandse nationaliteit dient te verkrijgen, ongeacht waar het geboren is. Indien het niet in Nederland zijn hoofdverblijf heeft, wordt die band niet aangenomen, zelfs als het kind in Nederland geboren is. Voor de toepassing van dit lid van artikel 3 heeft een kind zijn hoofdverblijf daar waar zijn beide ouders hun gewone verblijfplaats hebben. Hebben de ouders ieder een andere verblijfplaats, dan heeft het kind zijn hoofdverblijf bij de ouder die het verzorgt. Het in het buitenland geboren kind van een vader die als tweede generatie in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba hoofdverblijf heeft, dat door zijn in het buitenland wonende moeder bij en na de geboorte wordt verzorgd, verkrijgt het Nederlanderschap niet; ( ). Kamerstukken II 1998/99, , R 1609, nr. 5, p. 9, 10 (NV) 28

17 Artikel 3 Naar Nederlands recht dient deze vraag beantwoord te worden aan de hand van het nationale recht van de vader. Alle rechtsstelsels kennen de regel dat in beginsel de echtgenoot van de moeder rechtens de vader van het kind is. Om de hoofdvraag naar de wettelijke staat van het kind te kunnen beantwoorden dient derhalve eerst de voorvraag beantwoord te worden, namelijk of het huwelijk tussen de moeder van het kind en de beoogde vader naar Nederlands recht geldig is. Ingevolge artikel 7 van de Wet conflictenrecht huwelijk, dat gebaseerd is op artikel 12 van het Haags Huwelijksverdrag van 1978 (Trb. 1987, 137), wordt de geldigheid van een huwelijk zelfstandig beoordeeld, ongeacht het recht dat de hoofdvraag beheerst. ( ) Nu er niet sprake is van een geldig huwelijk, bestaan er in beginsel ook geen familierechtelijke betrekkingen tussen de tweede generatie vreemdeling en het kind. Verkrijging van het Nederlanderschap op grond van artikel 3, derde lid, is dan ook niet aan de orde. Overigens wordt een in het buitenland gesloten huwelijk in Nederland in de regel erkend indien het ter plaatse van de huwelijkssluiting rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden (artikel 5 Wet conflictenrecht huwelijk). Dit is slechts anders als er sprake is van strijd met de openbare orde. Zulks is bijvoorbeeld het geval als het een kindhuwelijk of een schijnhuwelijk betreft. Hieruit kan worden afgeleid dat in de meeste gevallen een in het buitenland gesloten huwelijk voor erkenning in aanmerking komt. Kamerstukken II 1998/99, , R 1609, nr. 5, p. 10 (NV) Jurisprudentie Met betrekking tot art. 3 lid 3 RWN (oud): [C] en [D] voldoen immers aan de ratio van artikel 3 lid 3 RWN (oud) dat de derde in Nederland wonende generatie van rechtswege het Nederlanderschap behoort te verkrijgen, omdat die derde generatie in Nederland wonende kinderen van vreemdelingen geacht wordt per definitie een sterke band met Nederland te hebben. Ook blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit niets, dat de wetgever voor de verkrijging van het Nederlanderschap door geboorte en erkenning destijds een absoluut onderscheid heeft willen maken tussen prenataal en postnataal erkende derde generatie kinderen, absoluut in die zin dat prenataal erkende kinderen van de derde generatie altijd direct maar postnataal erkende kinderen nooit van rechtswege het Nederlanderschap zouden kunnen verkrijgen. Een dergelijk absoluut onderscheid maakt de Staat met haar standpunt in deze procedure in feite wel, maar acht de rechtbank in ieder geval jegens [C] en [D] en hun ouders in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd. Wel gerechtvaardigd acht de rechtbank een onderscheid in tijdstip van verkrijging van het Nederlanderschap, omdat dat tijdstip van erkenning in de risicosfeer en binnen de mogelijkheden van de 29

18 Artikel 4 (aanstaande) ouders ligt. Van een postnatale schijnerkenning door [A] is in dit geval niets gesteld of gebleken. Rb. s-gravenhage 8 april 2008, 65809/ HA RK (LJN BE8783): Artikel 4 1. In afwijking van artikel 3 wordt Nederlander het kind van een persoon wiens vaderschap gerechtelijk wordt vastgesteld, indien het kind op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was en de vader op de in de volgende zin bedoelde dag Nederlander is, of, indien deze is overleden, op de dag van overlijden Nederlander was. Betreft het een Nederlandse uitspraak dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap op de eerste dag na een periode van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in eerste aanleg of, indien binnen deze periode hoger beroep is ingesteld, van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in hoger beroep, dan wel, indien binnen deze laatste periode beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie. Betreft het een buitenlandse rechterlijke uitspraak dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap op de dag waarop deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen. 2. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte en voor de leeftijd van zeven jaar door een Nederlander wordt erkend. 3. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die zonder erkenning door wettiging het kind wordt van een Nederlander. 4. Door erkenning wordt ook Nederlander de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte wordt erkend door een Nederlander, die zijn biologische vaderschap bij of binnen de termijn van één jaar na de erkenning aantoont. 5. Kinderen van de minderjarige vreemdeling die op grond van het eerste, derde of vierde lid het Nederlanderschap verkrijgt, delen in die verkrijging. 6. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het in het vierde lid bedoelde bewijs. Algemeen Art. 4 is ingevoegd bij wet van 21 december 2000, Stb. 2000, 618 (inwerkingtreding op 1 april 2003). Een corresponderende bepaling kwam voor 2003 niet voor. Het nieuwe lid 1 werd nog voor de inwerkingtreding gewijzigd door rijkswet van 18 april 2002, Stb. 2002, 222. Deze wijziging trad ook in werking op 1 april Het oude art. 4 betrof het automatische nationaliteitsrechtelijke gevolg van erkenning en wettiging. Dat rechtsgevolg verviel wat betreft erkenningen die na de geboorte van een kind hebben plaatsgevonden vervallen 30

19 Artikel 4 per 1 april In plaats daarvan werd art. 6 uitgebreid met een optierecht voor de desbetreffende kinderen. De leden 2 tot en met 6 zijn ingevoegd door rijkswet van 27 juni 2008, Stb. 2008, 270, en traden op 1 maart 2009 in werking. Deze leden voeren het nationaliteitsgevolg van erkenning onder bepaalde voorwaarden weer in. Overgangsrecht Overgangsrecht 1985 Art. 4 in de redactie van 1985 gold slechts voor erkenningen en wettigingen, die na 1 januari 1985 hebben plaatsgevonden. Op erkenningen die voor die datum hebben plaatsgevonden, dient art. 1 onderdeel a Wet op het Nederlanderschap en ingezetenschap te worden toegepast. Zie voor een voorbeeld van toepassing van de oude wetgeving HR 4 december 1992, NJ 1993, 272 (m.nt. GRdG). Overgangsrecht 2003 Door de invoering van een geheel nieuw art. 4 verviel per 1 april 2003 het nationaliteitsgevolg van (postnatale) erkenning en van wettiging. Van april 2003 tot 1 maart 2009 hadden door een Nederlander postnataal erkende of gewettigde minderjarige kinderen een optierecht op het Nederlanderschap ex art. 6 lid 1 onderdeel c, nadat zij gedurende drie jaren verzorging en opvoeding hebben genoten van hun erkenner. Overgangsrecht 2009 Voor niet-nederlandse kinderen die sinds 1 april 2003 door een Nederlandse man zijn erkend, voorziet de op 1 maart 2009 in werking getreden wet in een overgangsregeling. Indien het kind op het moment van erkenning nog niet de leeftijd van zeven jaar had bereikt, verwerft het kind de Nederlandse nationaliteit door bevestiging van een daartoe strekkende optieverklaring. Was het kind ten tijde van de optieverklaring al ouder dan zeven jaar, dan wordt het Nederlanderschap uitsluitend verworven indien bij het afleggen van de optieverklaring bewijs van de biologische waarheid van het vaderschap wordt geleverd middels een DNA-rapport. Uiteraard moet het bedoelde rapport weer afkomstig zijn van een geaccrediteerd instituut. Was het kind naar buitenlands recht gewettigd en wordt die wettiging naar Nederlands recht erkend, dan wordt het Nederlanderschap verworven door bevestiging van een optieverklaring zonder dat bewijs van de biologische waarheid van de afstammingsrelatie hoeft te worden geleverd. De wetgever meende dat de kans op schijnwettigingen te verwaarlozen is. De onderhavige optierechten zijn overigens niet in de tijd beperkt. Ook als het kind inmiddels meerderjarig is, kan worden geopteerd. 31

20 Artikel 4 Parlementaire behandeling Een erkenning door een Nederlander die voor de geboorte van een kind heeft plaatsgevonden kon ex art. 3 lid 1 of zelfs ex art. 3 lid 3 ook tussen 1 april 2003 en 1 maart 2009 nationaliteitsgevolg hebben: Indien een man na de geboorte van het kind door erkenning of wettiging zonder erkenning in familierechtelijke zin de vader van een kind wordt, werkt deze familierechtelijke band niet terug tot de geboorte van het kind. Van dat kind kan dan ook niet worden gezegd dat het ten tijde van zijn geboorte in juridische zin een vader had, zodat in dat geval aan de woonplaats van de erkenner geen nationaliteitsrechtelijke gevolgen verbonden kunnen worden. Alleen een erkenning vóór of bij de geboorte zal de nationaliteitsrechtelijke gevolgen van artikel 3, derde lid, meebrengen. Mutatis mutandis geldt dit niet terugwerken ook voor de vraag of de grootvader ten tijde van de geboorte van de ouder van het kind in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba hoofdverblijf had. Ook dan alleen zal de erkenning of wettiging zonder erkenning in dit geval de erkenning van de vader of moeder door de grootvader, indien die vóór of bij de geboorte van de ouder is geschied, de situatie scheppen die in artikel 3, derde lid, laatste zinsdeel is bedoeld. MvA, , p. 12 Jurisprudentie Sedert 1 april 2003 wordt ingevolge het huidige art. 4 lid 1 van de Rijkswet wèl Nederlander - zij het niet met terugwerkende kracht - de minderjarige vreemdeling die het kind is van een Nederlander wiens vaderschap gerechtelijk wordt vastgesteld (zie art. 1:207 van het Nederlandse BW; het Arubaanse burgerlijk recht kent geen vergelijkbare procedure). Klaarblijkelijk heeft de Rijkswetgever in de door art. 1:207 BW gestelde eis van het verwekkerschap voldoende waarborg gelegen geacht tegen eventueel gebruik van de procedure van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap teneinde op oneigenlijke gronden een minderjarige vreemdeling Nederlander te laten worden. Dit een en ander brengt mee dat de wijziging van de Rijkswet waardoor een minderjarige vreemdeling die door een Nederlander wordt erkend niet langer van rechtswege Nederlander wordt, haar doel voorbijschiet in gevallen waarin de erkenner in rechte aantoont dat hij de verwekker van het kind is, en dat de Rijkswet ten aanzien van de nationaliteitsgevolgen een niet te rechtvaardigen verschil in behandeling maakt tussen een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en een postnatale erkenning met gerechtelijk bewijs van verwekkerschap. Terecht heeft het hof dan ook onder verwijzing naar art. 26 IVBPR een postnatale erkenning in combinatie met gerechtelijk bewijs van het verwekkerschap met het oog op de toepassing van art. 4 van de Rijkswet gelijkgesteld met een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en op die basis 32

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 242 Rijkswet van 17 juni 2010, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 270 Wet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 813 (R 1873) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 23029(R1461) Wijzigïng van de Rijkswet op het Nederlanderschap Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 222 Rijkswet van 18 april 2002 tot aanpassing van enige onderdelen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet van 21 december

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 618 Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23 594 (R 1496) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten

Nadere informatie

Rijkswet op het Nederlanderschap

Rijkswet op het Nederlanderschap This document was produced from http://wetten.overheid.nl/bwbr0003738/geldigheidsdatum_22-10-2012 (accessed 18/12/2012) Rijkswet op het Nederlanderschap (Tekst geldend op: 22-10-2012) Rijkswet van 19 december

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 113 Besluit van 27 februari 2003, ter bekendmaking van de tekst van de Rijkswet op het Nederlanderschap Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 039 (R 1702) Aanpassing van enige onderdelen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 12889 28 juni 2012 Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 juni 2012, nr. WBN 2012/3,

Nadere informatie

14 Nederlands nationaliteitsrecht

14 Nederlands nationaliteitsrecht MONOGRAFIEËN PRIVAATRECHT Prof. mr. G.R. de Groot Prof. mr. M. Tratnik 14 Nederlands nationaliteitsrecht Vierde druk p. Kluwer a Wolters Kluwer business Kluwer - Deventer - 2010 INHOUDSOPGAVE Lijst van

Nadere informatie

1 of 12. Rijkswet op het Nederlanderschap. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen. (Tekst geldend op: 09-02-2015)

1 of 12. Rijkswet op het Nederlanderschap. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen. (Tekst geldend op: 09-02-2015) 1 of 12 Rijkswet op het Nederlanderschap (Tekst geldend op: 09-02-2015) Rijkswet van 19 december 1984, houdende vaststelling van nieuwe, algemene bepalingen omtrent het Nederlanderschap ter vervanging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 25 891 (R 1609) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 9463 22 juni 2010 Besluit van de Minister van Justitie van 10 juni 2010, nr. WBN 2010/5, houdende wijziging van de Handleiding

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 33 852 (R2023) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige

Nadere informatie

Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2005/6)

Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2005/6) JU Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2005/6) Aan: De Burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken) i.a.a.: De Minister van Buitenlandse Zaken de Gevolmachtigde Minister van Aruba de Gevolmachtigde

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 34 356 (R2064) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale

Nadere informatie

2017 no. 56 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2017 no. 56 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2017 no. 56 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA RIJKSWET van 10 februari 2017, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van

Nadere informatie

Gew. bij S.B. 1983 no. 104.

Gew. bij S.B. 1983 no. 104. WET van 24 november 1975, tot regeling van het Surinamerschap en het Ingezetenschap (S.B.1975 no.4), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij S.B. 1983 no. 104, S.B. 1984 no. 55, S.B.

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22956 8 augustus 2014 Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 5 augustus 2014, nummer WBN 2014/5,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 8570 28 maart 2013 Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 12 maart 2013, nummer WBN-CM 2013/1,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 5889 5 maart 2013 Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 27 februari 2013, nummer WBN-A 2013/1,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 891 (R 1609) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 147 Besluit van 4 april 2003 tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de uitvoering van de Wet conflictenrecht afstamming,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 417 Besluit van 20 oktober 2008, houdende de vereisten gesteld aan het vaderschapsonderzoek in verband met erkenning bedoeld in artikel 4, vierde

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 153 Wet van 14 maart 2002, houdende regeling van het conflictenrecht inzake de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming (Wet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 480 Wet van 25 november 2013 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner

Nadere informatie

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Staat, de vader en de moeder.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Staat, de vader en de moeder. Hoge Raad 10 juli 2009 [Rijkswet op het Nederlanderschap, artikel 3 lid 3] Nationaliteitsrecht. Vaststelling van Nederlanderschap (art. 17 RWN) van minderjarige kind dat vóór 1 april 2003 postnataal door

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 13805 8 september 2010 Besluit van de Minister van Justitie van het Koninkrijk van 27 augustus 2010, nr. WBN-A 2010/2,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 675 Regeling van het conflictenrecht inzake de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming (Wet conflictenrecht afstamming) Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 990 (R 1647) Goedkeuring van het op 6 november 1997 te Straatsburg totstandgekomen Europees Verdrag inzake nationaliteit, en voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2005/6)

Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2005/6) JU Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2005/6) Aan De Burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken) i.a.a. De Minister van Buitenlandse Zaken de Gevolmachtigde Minister van Aruba de Gevolmachtigde Minister

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2011 No. 10 Besluit van de 28 ste april 2011 tot afkondiging van het Besluit van 13 december 2010 houdende wijziging van het Besluit optie- en naturalisatiegelden

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 161 Wet van 10 april 1997 tot wijziging van de artikelen 5 en 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmede van enige andere

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 239 Besluit van 25 mei 2004 tot wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen en verlies van het Nederlanderschap bij terroristische activiteiten Allen, die deze zullen zien of horen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 415 (R1915) Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 74 Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2554 15 februari 2011 {Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 februari 2011, nr.

Nadere informatie

De Arubaanse en de Curaçaose verwekker en de nationaliteit van het door hen postnataal erkende kind

De Arubaanse en de Curaçaose verwekker en de nationaliteit van het door hen postnataal erkende kind De Arubaanse en de Curaçaose verwekker en de nationaliteit van het door hen postnataal erkende kind Prof. mr. A.J.M. Nuytinck HR 26 januari 2007, LJN: AZ1624, NJ 2007, 73, Arubaanse zaak, alsmede HR 26

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1999 2000 Nr. 348 26 672 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 38 Wet van 23 januari 1997 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de herziening van de voorlopige maatregelen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 9 Wet van 21 december 2000 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de openstelling van het huwelijk voor personen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36934 24 december 2014 Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 12 december 2014, nummer WBN 2014/8,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 488 Wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huwelijksleeftijd, de huwelijksbeletselen, de nietigverklaring

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10795 17 april 2015 Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 3 april 2015, nummer WBN 2015/4, houdende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 584 (R 1811) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10233 30 juni 2010 Besluit van de Minister van Justitie van 22 juni 2010, nummer WBN 2010/8, houdende wijziging van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 496 Besluit van 28 november 2013, houdende aanpassing van algemene maatregelen van rijksbestuur in verband met de Wet basisregistratie personen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 15596 7 oktober 2010 Regeling van 29 september 2010, nr. 5668860/10/6 tot wijzing van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten Generaal

Eerste Kamer der Staten Generaal Eerste Kamer der Staten Generaal Vergaderjaar 1986-1987 Nr. 55 15 417 Verlaging van de leeftijd waarop volgens het Burgerlijk Wetboek de meerderjarigheid wordt bereikt tot achttien jaren en wijziging in

Nadere informatie

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1975 Nr. 132

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1975 Nr. 132 28 (1975) Nr. 1 TRACTATENBLAD VANHET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1975 Nr. 132 A. TITEL Toescheidingsov er eenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname;

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 495 Besluit van 24 oktober 2011, houdende wijziging van het reglement van orde voor de ministerraad in verband met de opheffing van de Nederlandse

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 813 (R 1873) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 890 Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering van een kwalificatieplicht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 032 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders

Nadere informatie

Nederlanderschap door erkenning of wettiging per 1.3.2009

Nederlanderschap door erkenning of wettiging per 1.3.2009 DD-NR Regelingen en voorzieningen CODE 6.6.2.44 Nederlanderschap door erkenning of wettiging per 1.3.2009 tekst + toelichting bronnen Staatscourant 2008, nr. 233, d.d. 1.12.2008, TBN 2008/8 Met dit Tussentijds

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2014 No. 1 Besluit van 18 december 2013 tot afkondiging van het Besluit van 28 november 2013 houdende aanpassing van algemene maatregelen van rijksbestuur in

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 16080 11 juni 2014 Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 27 mei 2014, nummer WBN-A 2014/2, houdende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 334 Wet van 6 juli 2004, houdende regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 440 (R 1990) Wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 8423 3 april 2014 Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 26 maart 2014, nummer WBN 2014/1, houdende

Nadere informatie

Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname

Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (Tekst geldend op: 30-03-2014) Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (authentiek: nl) Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 584 (R 1811) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 531 Besluit van 29 oktober 2002 tot wijziging van het Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels voor geslachtsnaamswijziging (Stb. 463) Wij

Nadere informatie

2017 no. 6 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2017 no. 6 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2017 no. 6 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA RIJKSWET van 23 augustus 2016, houdende bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) (Stb. 2016, 320)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 16 25 872 (R1606) Herstel van gebreken en leemten in de Rijksoctrooiwet en de Rijksoctrooiwet 1995 alsmede het laten vervallen van de verplichte

Nadere informatie

VOORSTEL VAN RIJKSWET. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

VOORSTEL VAN RIJKSWET. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. 34 358 (R2065) Wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd Nr. 2 Herdruk 1 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14167 Wijziging in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, strekkende tot invoering ten behoeve van minderjarige moeders

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 358 (R2065) Wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod

Nadere informatie

Is een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde ongeregistreerde ouders mogelijk?

Is een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde ongeregistreerde ouders mogelijk? Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Is een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde en ongeregistreerde ouders mogelijk? A.J.M. Nuytinck Published

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 53 Rijkswet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 420 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 14556 22 september 2010 Besluit van de Minister van Justitie van het Koninkrijk van 8 september 2010, nr. WBN-A 2010/3,

Nadere informatie

Consultatieversie. Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding

Consultatieversie. Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding Wijziging van de wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 14797 30 september 2010 Besluit van de Minister van Justitie van 14 september 2010, nummer WBN 2010/12, houdende wijziging

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden JE MAINTIENDRAI 232 Wet van 22 april 1999, houdende regels inzake het treffen van voorzieningen ten behoeve van remigratie (Remigratiewet) Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 430 Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 282 Wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES Nr. 6 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van

Nadere informatie

vader. 1 Wettekst geconsolideerd door Dr. H.A. Ahmadali en N.C. Luk, LL.M., op basis van de laatste geconsolideerde

vader. 1 Wettekst geconsolideerd door Dr. H.A. Ahmadali en N.C. Luk, LL.M., op basis van de laatste geconsolideerde WET van 24 november 1975, tot regeling van het Surinamerschap en het Ingezetenschap (Gouvernementsblad 1975 no. 171; S.B.1975 no.4), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij S.B. 1983

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 221 Rijkswet van 8 mei 2003 tot wijziging van de rijkswet van 20 december 1989, houdende regeling van pensioenen en uitkeringen aan Gouverneurs

Nadere informatie

Erkenning van kinderen in het buitenland door een Nederlander. Prof. Dr. Gerard-René de Groot 29 november 2012

Erkenning van kinderen in het buitenland door een Nederlander. Prof. Dr. Gerard-René de Groot 29 november 2012 Erkenning van kinderen in het buitenland door een Nederlander Prof. Dr. Gerard-René de Groot 29 november 2012 Erkenning in het buitenland Opmerkingen over de relatie tussen IPR en nationaliteitsrecht Nationaliteitsrecht

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2017 No. 16 Besluit van 27 februari 2017 tot afkondiging van de Rijkswet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312 Rapport Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) incorrecte informatie heeft verschaft in de brochure en op de

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 79 26 862 Wijziging van de regeling in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het naamrecht, de voorkoming van schijnhuwelijken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 975 (R 1821) Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 84 6 januari 2016 Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 3 december 2015, nummer WBN 2015/8, houdende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616 ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-05-2013 Datum publicatie 07-05-2013 Zaaknummer C-09-319096 - HA RK 08-916 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. TWEEDE KAMER DER STATEN- 2 GENERAAL Vergaderjaar 2011-2012 33 086 Wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 17447 28 augustus 2012 Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 augustus 2012, nummer

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 475 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven

Nadere informatie

TOELATINGSBELEID CURACAO 2016

TOELATINGSBELEID CURACAO 2016 TOELATINGSBELEID CURACAO 2016 Beleid inzake de toepassing van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (P.B. 1996, no.17), zoals gewijzigd, en Het Toelatingsbesluit (P.B. 1985, o. 57), zoals gewijzigd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5150

ECLI:NL:RBDHA:2017:5150 ECLI:NL:RBDHA:2017:5150 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11052017 Datum publicatie 24052017 Zaaknummer C/09/501371 / HA RK 15544 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2016 No. 48 Besluit van 13 september 2016 tot afkondiging van de Rijkswet van 23 augustus 2016 houdende bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 790 Wet van 18 november 2010 tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 95 Wet van 7 maart 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht BES met het

Nadere informatie

Verruiming spreekrecht in rechtszaal van kracht

Verruiming spreekrecht in rechtszaal van kracht Regelingen en voorzieningen CODE 6.5.6.28 Verruiming spreekrecht in rechtszaal 1.9.2012 van kracht tekst bronnen Nieuwsbericht ministerie van Veiligheid en Justitie 10.7.2012; www.rijksoverheid.nl Wet

Nadere informatie