Tweede Kamer der Staten-Generaal
|
|
- Pepijn van den Broek
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies IMr. 41 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 21 augustus 1985 Hierbij bied ik u aan een nota ter beantwoording van de door de bijzondere commissie ISMO aan mij gestelde vragen over de Nota ter zake van omkering van de bewijslast bij fiscale aangelegenheden in internationale verhoudingen (17050, nr. 38). De Staatssecretaris van Financiën, H. E. Koning Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41 1
2 Antwoorden op vragen naar aanleiding van de Nota ter zake van omkering van de bewijslast bij fiscale aangelegenheden in internationale verhoudingen 1. Wat betreft mogelijke wijzigingen in de fiscale regelgeving op het gebied van versterking van de positie van de belastingdienst bij fiscale aangelegenheden in internationale verhoudingen is het onderzoek naar een mogelijke aanscherping van artikel 47 AWR momenteel mijn enige onderzoek. 2. De opdracht van de Coördinatiegroep tax-havens (neergelegd in de aanschrijving aan de belastingdienst van 12 juni 1984, nr ) luidt als volgt: «De Coördinatiegroep tax-havens heeft tot taak aan de hand van concrete gevallen een beleid te ontwikkelen en de aanslagregelende praktijk te ondersteunen met betrekking tot het met behulp van de bestaande wetgeving bestrijden van het ontgaan van belasting door Nederlandse belastingplichtigen door middel van tax-havens. De Coördinatiegroep legt het beleid, dat zij aan de hand van de voorgelegde zaken heeft ontwikkeld aan de dienstleiding voor. Voor zover het daarbij gaat om aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de Directeur-Generaal voor Fiscale Zaken worden deze aan hem doorgeleid. Het gefiatteerde beleid wordt voor zover mogelijk door middel van aanschrijvingen, dienstvergaderingen e.d. aan de dienst bekend gemaakt. De Coördinatiegroep zal in nauw overleg met de desbetreffende inspecteur de te volgen aanpak van de voorgelegde zaken vaststellen. Gevallen, waarvan de Coördinatiegroep meent dat bestrijding een nadere afweging op het niveau van de dienstleiding c.q. de Directeur-Generaal voor Fiscale Zaken vereist, worden, voor de bestrijding ter hand wordt genomen, aan deze voorgelegd. De Coördinatiegroep zal, zo daar aanleiding toe bestaat, suggesties doen ter zake van maatregelen in de wetgevende sfeer. De Coördinatiegroep brengt regelmatig van haar bevindingen verslag uit aan de dienstleiding c.q. de Directeur-Generaal voor Fiscale Zaken.» De Coördinatiegroep zal naar verwachting een aantal jaren bezig zijn. Zoals uit de opdracht blijkt ligt het niet in de bedoeling een rapport uit te brengen. Wel wordt regelmatig verslag uitgebracht aan de dienstleiding (de Directeur-Generaal der Belastingen) en de Directeur-Generaal voor Fiscale Zaken. Ik ben voornemens telkenjare in de memorie van toelichting bij begrotingshoofdstuk IX B verslag te doen van de vorderingen en de (tussentijdse) bevindingen van de Coördinatiegroep. Zoals uit de opdracht aan de Coördinatiegroep blijkt heeft de groep de mogelijkheid om suggesties in de wetgevende sfeer aan mij voor te leggen. Vervolgens zal ik deze suggesties nader beoordelen. 3. De commissie ziet het juist waar zij constateert dat mijn afwijzende oordeel over omkering van de bewijslast in internationale verhoudingen tevens omvat alle varianten waarin deze beleidskeuze kan worden uitgewerkt. Dit oordeel omvat dus ook de twee aan de commissie gesuggereerde varianten te weten: - het opnemen in de wet van een fictieve gelieerdheid, onder bepaalde omstandigheden, tussen in Nederland gevestigde ondernemingen en rechtpersonen gevestigd in een tax-haven; - invoering van een bepaling dat de belastingplichtige, in bepaalde omstandigheden, aannemelijk moet maken dat at arm's length is gehandeld. Aan deze varianten kleven dezelfde bezwaren als die welke kleven aan iedere regeling ter zake van omkering van de bewijslast: overkill, administratieve belasting, toeneming procedures, definiëring begrip tax-haven, omleiding via hoogbelastend land. Ter zake van het opnemen in de wet Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41?
3 van een fictieve gelieerdheid tussen een in Nederland gevestigde onderneming en een rechtspersoon in een tax-haven, waarmee in belangrijke mate transacties worden verricht dan wel financiële relaties worden onderhouden, geldt bovendien nog het volgende. Zelfs indien een dergelijke regeling de mogelijkheid zou bevatten dat de belastingplichtige het bewijs mag leveren dat er van gelieerdheid geen sprake is acht ik zulk een regeling niet acceptabel. Het zal voor de belastingplichtige immers in het algemeen niet mogelijk zijn om te bewijzen dat er geen gelieerdheid bestaat. De gesuggereerde bepaling heeft daarnaast niet zonder meer tot gevolg dat de belastingheffing van de Nederlandse belastingplichtige op een andere wijze zal plaatsvinden dan zonder zulk een bepaling. Gelieerdheid impliceert immers slechts de mogelijkheid dat niet at arm's length is gehandeld. Dat daadwerkelijk tussen partijen onzakelijk is gehandeld, staat daarmee echter nog geenszins vast. Dat gelieerdheid verondersteld mag worden, vergemakkelijkt weliswaar de positie van de inspecteur, doch ontslaat hem niet van de verplichting aannemelijk te maken in hoeverre daadwerkelijk niet at arm's length is gehandeld voordat hij tot een hogere aanslag kan komen dan welke voortvloeit uit de aangifte van de belastingplichtige. De waarde van de gesuggereerde bepaling is dus mijns inziens gering. Dit geldt evenzeer voor de suggestie om een bepaling in te voeren, die de belastingplichtige de bewijslast oplegt om bij transacties met lichamen in tax-havens die aldaar aan een offshore tarief zijn onderworpen aannemelijk te maken dat at arm's length is gehandeld. Evenals thans reeds het geval is bij de omkering van de bewijslast ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen zal de inspecteur, zo hij wenst af te wijken van de aangifte van de belastingplichtige omdat naar zijn oordeel de belastingplichtige er niet in is geslaagd te bewijzen dat at arm's length is gehandeld, moeten kunnen waarmaken dat de door hem voorgestane afwijking van de aangifte niet willekeurig is, doch berust op een redelijke schatting. Een redelijke schatting is echter moeilijk te maken indien de feitelijke gegevens daarvoor ontbreken. Een ander aspect in dit verband is dat, naar ik aanneem, de inspecteur zal moeten bewijzen dat is gehandeld met een buitenlandse vennootschap die is onderworpen aan een off-shore tarief. Dit zal voor de inspecteur veelal ondoenlijk zijn. Het geheel overziende concludeer ik dat aan de twee gesuggereerde varianten dezelfde bezwaren kleven die aan iedere regeling van omkering van de bewijslast kleven. Bovendien zouden deze varianten zowel de belastingplichtige als de inspecteur in grote bewijsrechtelijke problemen brengen. 4. De suggestie van prof. Hofstra heeft niet de strekking het probleem van definiëring van het begrip tax-haven te omzeilen. Prof. Hofstra is van oordeel dat uitstrekking van een regeling van omkering van de bewijslast tot verdragslanden afstuit op het verdragsrecht. Hij wijst in dat verband op de veelal in verdragen voorkomende bepalingen ter zake van uitwisseling van inlichtingen. Als een mogelijke oplossing presenteert prof. Hofstra een bepaling van een eventuele regeling van omkering van de bewijslast tot niet-verdragslanden. Hij tekent dan nog aan dat deze oplossing met zich zou brengen dat daarbij definiëring van het begrip tax-haven overbodig wordt. Voorts, dat hij niet direkt kan beoordelen of een zodanige discriminatie internationaal geoorloofd is en, zo ja, of zij wenselijk is. Naar mijn opvatting zouden er vanuit het oogpunt van internationaal belastingrecht geen belemmeringen bestaan om een eventuele regeling van omkering van de bewijslast uit te strekken tot Nederlandse belastingplichtigen die handelingen verrichten met partners gevestigd in verdragslanden. Bepalingen in verdragen verzetten zich daar niet tegen. A fortiori is er geen bezwaar tegen een beperking van een regeling tot niet-verdragslanden. Vervolgens is het echter de vraag of het naar Nederlands recht mogelijk is een onderscheid te maken zoals dat door prof. Hofstra wordt gemaakt. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41 3
4 Gesteld zou immers kunnen worden dat belastingplichtigen die handelingen verrichten met lichamen gevestigd in landen waarmee Nederland geen verdrag heeft gesloten anders zouden worden behandeld dan belastingplichtigen die (dezelfde) handelingen verrichten met lichamen die zijn gevestigd in landen waarmee Nederland wel een verdrag heeft gesloten. De belastingplichtigen die handelingen verrichten met partners gevestigd in niet-verdragslanden zouden immers worden geconfronteerd met omkering van de bewijslast terwijl belastingplichtigen die handelingen verrichten met partners gevestigd in verdragslanden dat niet zouden worden. Zulk een verschillende behandeling van in beginsel in gelijke omstandigheden verkerende belastingplichtigen zou kunnen plaatsvinden indien daar een gegronde reden voor zou zijn. Ik acht het niet uitgesloten dat het ontbreken van inlichtingenuitwisseling in niet-verdragssituaties (en in sommige verdragssituaties) een gegronde reden tot een onderscheid zou kunnen vormen, zowel uit een oogpunt van het tegengaan van concurrentieverstoring als van een evenwichtige belastingheffing. Op dit punt zou ik echter thans geen definitieve uitspraak willen doen. Aan het hanteren van een lijst waarin landen worden aangewezen, die zeker niet als taxhaven worden aangemerkt, kleven naar mijn oordeel dezelfde bezwaren als aan een «positieve» lijst. Alle vragen die zich voordoen bij het definiëren van het begrip tax-haven doen zich hier immers ook voor. 5. Een regeling die het mogelijk maakt om bij de belastingheffing voorbij te zien aan tussengeschoven lichamen die zijn gevestigd in tax-havens is naar mijn oordeel een benadering die niet gevolgd dient te worden. Dergelijke regelingen hebben de neiging bijzonder ingewikkeld te worden vanwege het streven om overkill te voorkomen. De Amerikaanse en Duitse wetgevingen op dit punt spreken - letterlijk - boekdelen. Daarnaast bergen regelingen van deze aard gevaren in zich van extraterritoriale belastingheffing en internationale dubbele belasting. Voor die problemen zijn vaak bijzonder moeilijk bevredigende oplossingen te vinden, temeer daar in verschillende landen veelal verschillend wordt gedacht over welke gevolgen als overkill moet worden beschouwd en welke niet. Een met de zgn. Durchgriff vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt indien de stelling, dat de werkelijke leiding van het tussengeschoven lichaam niet in de tax-haven maar in Nederland is gevestigd, door de rechterwordt gehonoreerd. Uit een oogpunt van internationaal belastingrecht is een dergelijke aanpak beter verdedigbaar omdat deze niet voorbij gaat aan het bestaan van het buitenlandse lichaam. In jurisprudentie van de afgelopen jaren is een aantal gevallen aan de orde geweest, waarin deze benadering met wisselend succes is gevolgd. De problemen die zich in een aantal gevallen hebben voorgedaan sproten vaak voort uit een gebrek aan informatie bij de inspecteur. Wanneer de herziene Belastingregeling voor het Koninkrijk op 1 januari 1986 in werking treedt zal daaraan wat de Antillen betreft, naar ik verwacht, een einde komen. Voorts moge ik in dit verband wijzen op hetgeen in verband met artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in de Nota is vermeld. Wordt overigens door de rechter vastgesteld dat de werkelijke leiding van een tussengeschoven lichaam niet in Nederland is gevestigd, dan brengen de uitgangspunten van het Nederlandse belastingrecht mee dat Nederland geen aanspraak maakt op belastingheffing over de winst van dat lichaam, mits deze maar is vastgesteld op een arm's length basis. De mogelijkheden van het instrument van de richtige heffing bij de bestrijding van het internationaal ontgaan van belastingen in de winstsfeer worden thans door de Coördinatiegroep tax-havens onderzocht. Tot nog toe zijn in een tweetal gevallen machtigingen tot toepassing van de richtige heffingsbepalingen in internationale verhoudingen afgegeven; enkele verzoeken van inspecteurs ter zake zijn nog in behandeling. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41 4
5 6. De intensivering van de uitwisseling van inlichtingen is een zaak die tijd vergt en die, zoals ik ook in de gedachtenwisseling met deze Kamer over wetsontwerp (Internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen) naar voren heb gebracht, niet een zaak is van Nederland alleen, voorzover de personeelsbezetting in Nederland een van de oorzaken is dat de uitwisseling moeizaam verloopt kan ik meedelen dat getracht wordt op korte termijn tot een uitbreiding van het personeel van de daarmee belaste afdeling te komen. Wat de overige door de Commissie genoemde belemmeringen betreft merk ik het volgende op. De meeste verdragen bepalen dat inlichtingen, behoudens in bepaalde aangegeven uitzonderingsgevallen, die door het ene land worden verstrekt in het ontvangende land niet openbaar gemaakt mogen worden. Over het algemeen voorzien de verdragen, als bilaterale regelingen, niet in de mogelijkheid om ontvangen inlichtingen aan andere landen door te geven. Tegen de achtergrond van het wederkerigheidsbeginsel en van de verschillen tussen afzonderlijke verdragen vind ik dit ook begrijpelijk. Voor een uitgebreidere motivering moge ik verwijzen naar mijn opmerkingen over dit onderwerp in de memorie van antwoord op wetsontwerp nr (R 1271) betreffende de herziening van de Belastingregeling voor het koninkrijk bij artikel 1, onderdeel 1 (blz 20). Wat de doorwerking van de EG-richtlijn in nog af te sluiten verdragen betreft wil ik niet nalaten te wijzen op het feit dat de bepalingen van deze richtlijn gaan vóór andersluidende bepalingen in belastingverdragen tussen lid-staten van de EG. In de verhouding tussen de lid-staten kan zich derhalve het hier aangesneden probleem naar mijn mening niet voordoen. Waar het gaat om verdragen met andere landen, is het Nederlandse beleid erop gericht om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij artikel 26 van het OESO Modelverdrag Afgezien van de mogelijkheid van toelating van ambtenaren van het andere land komt deze regeling echter inhoudelijk in grote mate overeen met de regeling van de genoemde richtlijn. Van geval tot geval zal worden bezien of het wenselijk is ook de toelating van ambtenaren uit het andere land in die verdragen te regelen. In de bescherming van bedrijfsgeheimen en de toetsing aan de economische belangen van de aangezochte staat, tenslotte, komt tot uiting dat de belastingheffing, en de uitwisseling van inlichtingen als hulpmiddel daarbij, niet los staat van het overige maatschappelijke leven. De bescherming van bedrijfsgeheimen maakt deel uit van de bescherming van de rechtspositie van de belastingplichtige. Voor een meer uitgebreide beschouwing over deze vragen moge ik verder verwijzen naar de memorie van antwoord op wetsontwerp nr De mogelijkheid dat ambtenaren van het ene land ook in andere landen aanwezig kunnen zijn, kan een belangrijke bijdrage leveren aan de bestrijding van belastingfraude. Het zelfstandig opereren van buitenlandse ambtenaren acht ik echter ongewenst. Het beginsel van de wederkerigheid brengt ook in deze gevallen mee dat de administratieve procedures en de regels voor het verkeer tussen belastingplichtige en belastingdienst van het land waar het onderzoek plaatsvindt van kracht blijven. Daarom is het wenselijk dat een buitenlandse ambtenaar hier steeds optreedt onder leiding van een Nederlandse ambtenaar. De toelating van buitenlandse ambtenaren is een vorm van administratieve bijstand die nog nauwelijks in praktijk wordt gebracht. Acceptatie van dit verschijnsel is belangrijk voor de effectiviteit ervan. 8. Bij mijn onderzoek naar mogelijkheden om artikel 47 AWR aan te scherpen neem ik als randvoorwaarden in acht dat er geen overkill mag ontstaan en dat de bepaling zowel voor de belastingplichtige als voor de inspecteur redelijkerwijs uitvoerbaar moet zijn. Anders geformuleerd: de regeling moet rechtvaardig en doelmatig zijn. Daarnaast moet de regeling uiteraard het beoogde gevolg hebben, te weten een evenwichtiger belas- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41 5
6 tingheffing in de internationale sfeer. Over de inhoud van een eventuele regeling kan ik thans nog geen mededelingen doen. 9. Met betrekking tot de suggestie van het in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 opnemen van een fictiebepaling als artikel 29a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 merk ik het volgende op. Genoemd artikel is in zijn oorspronkelijke vorm ingevoerd met ingang van 1 januari 1970, tegelijk met de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, om te voorkomen dat het voor een Nederlandse belegger aantrekkelijker zou zijn om te beleggen in een buitenlandse beleggingsmaatschappij dan in een binnenlandse beleggingsinstelling in de zin van artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting De binnenlandse beleggingsinstelling heeft immers ter zake van (het merendeel van) haar inkomsten de verplichting deze terstond door te stoten naar de aandeelhouder terwijl uiteraard deze verplichting zich niet uitstrekt tot de buitenlandse beleggingsmaatschappij. Zonder artikel 29a dreigde de situatie te ontstaan dat de aandeelhouder de in de buitenlandse beleggingsmaatschappij opgepotte winst belastingvrij zou genieten bij verkoop van de aandelen, terwijl tussentijds, geen belaste inkomsten zouden zijn genoten. In 1980 is artikel 29a ingrijpend gewijzigd. De strekking van artikel 29a is echter nog steeds dat bij de aandeelhouder het voordeel wordt belast dat ontstaat doordat de buitenlandse beleggingsmaatschappij waarin hij aandelen heeft de beleggingsopbrengsten niet uitkeert maar oppot. Op grond van artikel 29a wordt, kort samengevat, als voordeel uit aandelen in niet in Nederland gevestigde vennootschappen waarvan de bezittingen grotendeels bestaan uit beleggingen ten minste 6% van de waarde van die aandelen bij de belastingplichtige in aanmerking genomen. In dit verband is van belang dat schuldvorderingen van concernfinancieringsmaatschappijen - dat zijn maatschappijen die binneneen concern daadwerkelijk als financieringsmaatschappij werkzaam zijn ten behoeve van de tot concern behorende werkmaatschappijen - geen beleggingskarakter hebben en dus niet kunnen worden aangemerkt als belegging (zie artikel 29a, eerste lid, alsmede het derde lid, letter b). Artikel 13, zevende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bevat de bepaling dat een deelneming in een vennootschap die niet binnen Nederland is gevestigd, aanwezig is indien de belastingplichtige voor tenminste 5% in die vennootschap aandeelhouder is, tenzij aannemelijk is dat de aandelen als belegging worden gehouden. Met de toevoeging ter zake van het beleggen, welke niet geldt voor binnenlandse verhoudingen, wordt de constructie tegengegaan dat door een belastingplichtige aandelen worden ondergebracht in buitenlandse beleggingsmaatschappijen die zijn gevestigd in een land met een gunstig fiscaal klimaat. Zouden deze aandelen rechtstreeks door de belastingplichtige worden gehouden dan zou, indien deze aandelen minder dan 5% van alle aandelen in het lichaam waarin wordt deelgenomen uitmaken, de deelnemingsvrijstelling immers nietvan toepassing zijn. Door ze echter onder te brengen ineen buitenlandse beleggingsmaatschappij, waarvan de belastingplichtige 100% van de aandelen in handen heeft, zou dat, zonder deze toevoeging, wel het geval zijn. Artikel 29a opnemen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is - zo moge uit het vorenstaande blijken - ter zake van concernfinancieringsmaatschappijen zonder betekenis. Voor deelnemingen in buitenlandse beleggingsmaatschappijen is zulk een bepaling overbodig omdat zó zich de situatie van artikel 29a voordoet - de bezittingen van de buitenlandse vennootschap bestaan grotendeels uit beleggingen - de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is. Alsdan wordt dus dividend of gerealiseerde koerswinst ter zake van de buitenlandse deelneming in de heffing van de vennootschapsbelasting betrokken. Dit is een geheel andere situatie dan die welke bestond in de inkomstenbelasting. Aldaar immers was de dankzij het oppotten van de inkomsten behaalde koerswinst op de verkoop van de Tweede Kamer, vergaderjaar , 17050, nr. 41 6
7 aandelen in de buitenlandse vennootschap onbelast en om die reden bestaat artikel 29a. Het geheel overziende meen ik dat er geen reden is de gesuggereerde bepaling over te nemen. 10. De verhouding tussen eigen en vreemd vermogen bij lichamen kan vanuit verschillende invalshoeken worden bezien. Het ontwerp dat uiteindelijk leidde tot de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, stelde een materieel criterium, namelijk de achterstelling van door aandeelhouders verstrekte leningen. De bezwaren tegen dat voorstel waren zo vele en zo fundamenteel dat het voorstel werd ingetrokken. De meeste van die bezwaren zijn naar mijn mening nog steeds geldig. Een andere benadering zou kunnen zijn het voorschrijven van bepaalde vaste verhoudingen, of bepaalde minimale verhoudingen. Deze gedachte is bij de behandeling van de herziening van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (nr ) eveneens aan de orde geweest. Bij die gelegenheid heb ik met nadruk gezegd ook een beperkte maatregel in deze sfeer buitengewoon gevaarlijk, en daarom ongewenst, te vinden. In die mening is nog geen verandering gekomen. 11. De heer Juch merkt op dat hantering van de OESO-richtlijnen, eventueel hier en daar aangevuld met aanschrijvingen aan de belastingdienst, in veel gevallen tot een aanvaardbare oplossing van het probleem intercompany pricing voor fiscus en contribuabele zal leiden. Naar aanleiding van die opmerking wil ik allereerst mededelen dat een Nederlandse vertaling van het door de heer Juch bedoelde OESO-rapport uit 1979 in de belastingdienst is verspreid. Een in 1984 daarop verschenen vervolgrapport van de OESO, dat ook door mij wordt onderschreven, is eveneens in de belastingdienst verspreid. Tegenover de suggestie om de globale richtlijnen van deze rapporten nader uit te werken sta ik in beginsel positief. Wanneer daaraan behoefte blijkt te bestaan zal ik niet aarzelen via aanschrijvingen of anderszins nadere richtlijnen op te stellen. Op het gebied van bepaalde concernactiviteiten heb ik (onder nr ) op 25 april j.l. een aanschrijving aan de belastingdienst gericht. Voor meer gedetailleerde richtlijnen over verrekenprijzen in het algemeen voel ik niets omdat dergelijke richtlijnen nooit voldoende rekening kunnen houden met de omstandigheden van het individuele geval, of door daarmee wel rekening te houden vaak weer van weinig betekenis voor andere gevallen zijn. De Staatssecretaris van Financiën, H. E. Koning Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41 7
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor
Nadere informatieI. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding
Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie
Nadere informatieHet voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.
33 955 Regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 788 Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 241 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 269 Wet van 21 juli 2007, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 00 0 3 88 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 26c 24 583 (R 1564) Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van misbruik
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 381 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde
Nadere informatieOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38029 30 december 2014 Vennootschapsbelasting. Fiscale eenheid. Wijziging van het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M,
Nadere informatieDe Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze
Nadere informatieHoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015
Waarom een VBI of een FBI? De VBI en de FBI zijn faciliteiten die collectief belleggen faciliteren. Fiscaal bezien kan je ruwweg - (collectief) beleggen op twee manieren vormgeven. Een belastingplichtige
Nadere informatieBelastingvoordeel halen door misbruik
Transfer Pricing Levert u goederen en/of diensten binnen uw groep van bedrijven? Dan moet u zakelijk handelen en heeft u te maken met Transfer Pricing. Een onderwerp dat steeds meer in de belangstelling
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 381 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een aftrekverbod voor de aankoopkosten van een deelneming
Nadere informatieWet op de dividendbelasting 1965
Wet op de dividendbelasting 1965 Wet van 23 december 1965, houdende vervanging van het Besluit op de Dividendbelasting 1941 door een nieuwe wettelijke regeling, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2009, 611
Nadere informatieRapport. Datum: 27 mei 1998 Rapportnummer: 1998/191
Rapport Datum: 27 mei 1998 Rapportnummer: 1998/191 2 Klacht Op 26 januari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Bonn (Duitsland) met een klacht over een gedraging van
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-
Nadere informatieDit besluit wijzigt het besluit van 18 februari 2014, nr. BLKB 2014/15M, Staatscourant 2014, nr De wijzigingen zijn de volgende.
Vennootschapsbelasting. Dividendbelasting. Fiscale beleggingsinstelling. Wijziging van het besluit van 18 februari 2014, nr. BLKB 2014/15M, Staatscourant 2014, nr. 5544 Belastingdienst/Directie Vaktechniek
Nadere informatie1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2009 2010 A 32 236 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland)
Nadere informatieTransparante Vennootschap
Transparante Vennootschap Er is een Transparante Vennootschap (hierna: TV) ingevoerd. Een TV is een naamloze vennootschap (hierna NV) of een besloten vennootschap (hierna: BV) die verzcht heeft om voor
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober
Nadere informatieNo.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011
... No.W06.11.0119/III 's-gravenhage, 1 juni 2011 Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 686 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde
Nadere informatieAntwoord van minister De Jager (Financiën) (ontvangen 16 november 2010)
AH 492 2010Z15249 Antwoord van minister De Jager (Financiën) (ontvangen 16 november 2010) 1 Kent u de techniek 1) waarbij inkomsten van bedrijven zoals Google naar Ierland en vervolgens via Nederland naar
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 26b 24 583 (R 1564) Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van misbruik
Nadere informatieHet voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) NOTA VAN WIJZIGING Het
Nadere informatieBesluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland
Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van PM; Gelet op artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
Nadere informatieDirectoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M
Inkomstenbelasting. Keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaal - en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning en belastingvermindering bij keuzerecht Directoraat-generaal
Nadere informatieNo.W06.15.0073/III 's-gravenhage, 1 mei 2015
... No.W06.15.0073/III 's-gravenhage, 1 mei 2015 Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2015, no.2015000453, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering
Nadere informatieA. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.
C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 27 789 Modernisering Successiewetgeving Nr. 19 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 276 Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Belastingwet BES in verband met de implementatie
Nadere informatieFiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats
Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats door Dr. M. van Dun 1997 KLUWER - DEVENTER Inhoudsopgave LUST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN XVI 1 INLEIDING 1 2 DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 936 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland Nr. 4 ADVIES RAAD
Nadere informatieBrondatum:
Keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaal- en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning en belastingvermindering bij keuzerecht Brondatum: 26-04-2013 De keuzeregeling
Nadere informatieHoofdlijnen van het Nederlands belastingrecht
Hoofdlijnen van het Nederlands belastingrecht door Mr. P.M. van Schie Prof. dr. CA. de Kam Mr. J. Lamens Mr. drs. F.J.P.M. Haas Twaalfde herziene druk Kluwer Deventer - 2004 INHOUDSOPGAVE Voorwoord bij
Nadere informatieKapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek
Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek ECLI:NL:RBZWB:2015:3188 Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 479 Wet van 30 november 2016, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen
Nadere informatie1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT
Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2009 2010 32 510 (R 1918) Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Verenigde Mexicaanse Staten inzake de uitwisseling
Nadere informatieArtikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw
Nadere informatieOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M
Nadere informatieNederlandse uitvoeringsvoorschriften inzake het belastingverdrag Nederland-Verenigde Staten van Amerika 1992.
Nederlandse uitvoeringsvoorschriften inzake het belastingverdrag Nederland-Verenigde Staten van Amerika 1992. Directoraat-Generaal Belastingdienst, Cluster fiscaliteit Regeling van 13 januari 2015, nr.
Nadere informatieOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2585 3 februari 2015 Nederlandse uitvoeringsvoorschriften inzake het belastingverdrag Nederland-Verenigde Staten van Amerika
Nadere informatieWij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.
Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van herziening bij aanslagbelastingen (Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst) VOORSTEL
Nadere informatieFiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009
Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie
Nadere informatieTOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM
TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")
Nadere informatieDirecte belastingen, Internationale inlichtingenuitwisseling; Italië. De staatssecretaris van Financiën maakt het volgende bekend.
Directe belastingen, Internationale inlichtingenuitwisseling; Italië Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit Besluit van 21 augustus 2014, nr. DGB 2014-4524 M, De staatssecretaris van
Nadere informatieBesluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen
Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Artikel XII Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 396 Wet van 13 juli 2002 tot wijziging van belastingwetten in verband met dividendstripping en het verlenen van optierechten aan werknemers Wij
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 52d 24 696 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met het oog op het tegengaan van uitholling van de belastinggrondslag en
Nadere informatie1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2012 2013 33 413 Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek India tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 689 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 teneinde beleggingsinstellingen de mogelijkheid te bieden om vastgoed te ontwikkelen
Nadere informatieDividendbelasting. Verzamelbesluit
Dividendbelasting. Verzamelbesluit 1 Dividendbelasting. Verzamelbesluit Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Aspectgebied internationaal belastingrecht Besluit van 16 maart 2007,
Nadere informatie1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2010 2011 32 714 (R1949) Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot wijziging van het Verdrag
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 531 Wet van 18 december 2003 tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Wet inkomstenbelasting
Nadere informatieBelastingverdragen. Toepassing van het zee- en luchtvaartartikel (artikel 8 OESO-modelverdrag)
Belastingverdragen. Toepassing van het zee- en luchtvaartartikel (artikel 8 OESO-modelverdrag) Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Internationale Fiscale Zaken Besluit van 4 april 2008, nr.
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 943 Wijziging van belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale onderhoudswet 2007) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods,
Nadere informatieRapport. Oordeel: Gegrond. Datum: 27 september 2016 Rapportnummer:2016/087
Rapport Rapport over een klacht over de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam om geen gevolg te geven aan het verzoek tot vermindering van de aanslagen WOZ voor de jaren 2008 en
Nadere informatieNaar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken.
t. * * Den Haag, 2 G DÉC. 2018 ) Kenmerk: 2018-0000224190 Motivering van het beroepschrift In cassatie (rolnummer 18/04792) tegen de xz uitspraak van het Gerechtshof Den Haag (het Hof) van 5 oktober 2018,
Nadere informatieOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 7347 18 mei 2010 Internationaal belastingrecht. Nederlandse uitvoeringsvoorschriften; Belastingverdrag Nederland VS 28
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging
Nadere informatieDe directeur-generaal Belastingdienst in Nederland en de Adjunct-administrateur-generaal van de belastingen in België,
Regeling tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en België met betrekking tot een grensoverschrijdende samenwerking inzake de rechtstreekse uitwisseling van fiscale inlichtingen 3 januari 2011 DGB
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 810 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 6 september 2011
Nadere informatieNo.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012
... No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012 Bij Kabinetsmissive van 8 november 2012, no.12.002573, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1987-1988 20365 Algemene fiscaal verdragsbeleid Nr. 6 AANVULLENDE LIJST VAN ANTWOORDEN Ontvangen 9 juni 188 Artikel 1 1 In die gevallen waarin belastingverdragen
Nadere informatieConsultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2
Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Op 29 mei 2017 is een aanpassing van de EU-richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking aangenomen, zodat deze richtlijn zich (ook) richt tegen hybridemismatches
Nadere informatieStaten-Generaal. Den Haag, 13 november De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2007 2008 A 31 275 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staten van Jersey inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met winstcorrecties
Nadere informatieOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting. Vermindering, vrijstelling en teruggaaf van dividendbelasting
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2568 13 februari 2012 Dividendbelasting. Vermindering, vrijstelling en teruggaaf van dividendbelasting 25 januari 2012
Nadere informatie25087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid. 31066 Belastingdienst. Brief van de minister en staatssecretaris van Financiën
25087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid 31066 Belastingdienst Nr. 113 Brief van de minister en staatssecretaris van Financiën Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 27
Nadere informatieNotitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011
Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 Inhoud Voorwoord 9 Lijst van afkortingen 11 1 Het verdragsbeleid op hoofdlijnen 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Kerninzet 14 1.2.1 Hoofddoelen
Nadere informatieChecklist Deelnemingsvrijstelling
Checklist Deelnemingsvrijstelling Wie een (persoonlijke) holding bezit met daarin aandelen in een werkmaatschappij, zal al snel achter het belang van de deelnemingsvrijstelling komen. De deelnemingsvrijstelling
Nadere informatie's-gravenhage (hierna: het Hof) van 1 mei 2009, onder nummer BK 07/00421 - heeft afgewezen.
Rapport 2 h2>klacht Verzoekers klagen erover dat de staatssecretaris van Financiën het verzoek om restitutie van de overdrachtsbelasting - gegrond op de uitspraak van het Gerechtshof 's-gravenhage (hierna:
Nadere informatieBesluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507
Algemene wet inzake rijksbelastingen. Besluit heffingsrente Directoraat-generaal Belastingdienst, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507
Nadere informatieInkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving
Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Geldend op 24-07-2009 - Besluit van 27 maart 2001; CPP 2001/366M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris
Nadere informatieMOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT
MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT Cassatiemiddelen Schending van het recht, in het bijzonder doel en strekking van artikel 16 lid 2 letter c van de Algemene Wet Rijksbelastingen (hierna ook: I6,2,c AWR),
Nadere informatieInvorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars
Invorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars Besluit 31-03-2006 nr CPP06-507 Invorderingswet 1990. Aansprakelijkheid verzekeraars in verband met een inkomensvoorziening, een arbeids- of
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 415 (R1915) Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET
Nadere informatie17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001
Onderwerpen: Korte uitleg heffingssysteem inkomstenbelasting Korte uitleg heffingssysteem vennootschapsbelasting Vrijstellingen en heffingskortingen Aflossen eigenwoningschuld Familielening eigen woning
Nadere informatieArt. 39 Algemene wet inzake rijksbelastingen In de gevallen waarin het volkenrecht, dan wel naar het oordeel van Onze Minister het internationale
Art. 39 Algemene wet inzake rijksbelastingen In de gevallen waarin het volkenrecht, dan wel naar het oordeel van Onze Minister het internationale gebruik, daartoe noopt, wordt vrijstelling van belasting
Nadere informatieDE PENSHONADO REGELING (tekst 2008)
KPMG Tax & Legal Services Kantooradres Kaya Flamboyan 7 Curaçao Nederlandse Antillen Postadres Postbus 3766 Curaçao Nederlandse Antillen Telefoon (599-9) 732-5400 Telefax (599-9) 737-3409 DE PENSHONADO
Nadere informatieInterne rente bij de vaste inrichting
3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne
Nadere informatieAlsnog aftrek voor eerder niet afgetrokken lijfrentepremies? Een. onderzoek naar het niet-toepassen van de hardheidsclausule (artikel 63
Rapport Alsnog aftrek voor eerder niet afgetrokken lijfrentepremies? Een onderzoek naar het niet-toepassen van de hardheidsclausule (artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Oordeel De
Nadere informatieVraag en Antwoord Common Reporting Standard en uw fiscale woon- of vestigingsplaats
Vraag en Antwoord Common Reporting Standard en uw fiscale woon- of vestigingsplaats Wat is de Common Reporting Standard (CRS)? De Nederlandse overheid werkt met veel landen samen om belastingontduiking
Nadere informatieIs de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland
Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland SynVest is als fiscale beleggingsinstelling verplicht om 15% dividendbelasting in te houden op uitgekeerd dividend en dit af te dragen
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 25 816 Regels inzake een regulerende heffing op het gebruik van wegen in de Randstad tijdens spitsuren (Wet op het rekeningrijden) Nr. 8 NOTA VAN
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 33 121 Invoering van een bankenbelasting (Wet bankenbelasting) A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 22 mei 2012 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin
Nadere informatieFiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010
Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie
Nadere informatieRapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208
Rapport Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Randmeren geen uitspraak heeft gedaan op zijn bezwaarschrift van 30 juni 2005 tegen de heffingsrente
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B. M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om
Nadere informatieRapport. Belastingdienst wijst verzoek om ambtshalve vermindering af. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klachten gegrond.
Rapport Belastingdienst wijst verzoek om ambtshalve vermindering af. Op basis van het onderzoek vindt de klachten gegrond. Datum: 12 januari 2015 Rapportnummer: 2015/007 2 SAMENVATTING Verzoekster, een
Nadere informatieNo.W /III 's-gravenhage, 7 september 2015
... No.W06.15.0279/III 's-gravenhage, 7 september 2015 Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2015, no.2015001437, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering
Nadere informatieInternationaal Belastingrecht
Internationaal Belastingrecht prof. mr. dr. A.CG.A.C de Graaf prof. dr. P. Kavelaars prof. dr. A.J.A. Stevens Zesde herziene druk a Wolters Deventer 2012 business INHOUDSOPGAVE Voorwoord / V Lijst van
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 030 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 009 00 3 40 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 00) Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Hieronder zijn
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 552 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017) Nr. 20 DERDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 4 november 2016
Nadere informatieNOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
32 622 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009
Nadere informatie