Voor meer informatie kunt u contact opnemen met HORLINGS Accountants en belastingadviseurs

Transcriptie

1

2 september 2013 Onze vestigingen: Amsterdam Heemstede Jozef Israëlskade 46 Bronsteeweg 10 NL-1072 SB AMSTERDAM NL-2101 AC HEEMSTEDE T +31 (0) T +31 (0) F +31 (0) F +31 (0) Voor meer informatie kunt u contact opnemen met HORLINGS Accountants en belastingadviseurs horlings nl Disclaimer: De inhoud van deze publicatie is bedoeld als algemene informatie en vormt geen advies en is ook niet bedoeld om enig recht of enige verplichting te creëren. Wij raden u aan voor het nemen van beslissingen altijd uw adviseur te raadplegen. Ondanks dat deze publicatie met uiterste zorg is samengesteld aanvaarden uitgever, redactie, auteurs, noch het accountants- en belastingadvieskantoor of Nexia Nederland BV waar deze auteurs werkzaam zijn enige aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden, drukfouten, onvolledigheden of gevolgen (door handelen of nalaten) daarvan. HORLINGS IS A MEMBER OF NEXIA INTERNATIONAL, A WORLDWIDE NETWORK OF INDEPENDENT ACCOUNTING AND CONSULTING FIRMS. 2

3 PRINSJESDAG 2013 Het kabinet-rutte 2 heeft op Prinsjesdag het Belastingpakket voor 2014 gepresenteerd. Hiermee zijn de plannen op fiscaal gebied voor het jaar 2014 bekend gemaakt. Een aantal maatregelen waren al eerder in het begrotingsakkoord aangekondigd. Het op Prinsjesdag gepresenteerde belastingpakket bestaat uit vier wetsvoorstellen, het Belastingplan 2014, de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit 2014, Overige fiscale maatregelen 2014 en de Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente. Het vijfde wetsvoorstel met fiscale maatregelen voor de woningmarkt 2014 is tot op heden niet gepubliceerd. Zodra dat is gebeurd zullen wij ook daarvan een samenvatting maken. Wij hebben de belangrijkste voorstellen van de vier wel gepubliceerde wetsvoorstellen hierna voor u op een rij gezet. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan recent gepubliceerde wetsvoorstellen met betrekking tot de compartimentering bij deelnemingen, de hervorming van de kindregelingen en het formeel verkeer met de belastingdienst. Belangrijke voorgestelde maatregelen zijn: Afbouw van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting Bezuinigingen op de investeringsfaciliteiten Afschaffing van de mogelijkheid gouden handdrukken om te zetten in een periodieke uitkering en Verruiming van de mogelijkheid belastingvrij te schenken voor de eigen woning. Wij merken op dat de coalitiepartijen waarop het kabinet steunt in de Eerste Kamer niet over een meerderheid beschikt en dat op voorhand niet zeker is of de plannen van het kabinet op voldoende steun in de Eerste Kamer kunnen rekenen. Het is nu dan ook niet aan te geven welke maatregelen uiteindelijk alsnog van tafel zullen gaan of gewijzigd zullen worden. In het hierna opgenomen overzicht gaan de wijzigingen op 1 januari 2014 in tenzij anders is aangegeven. 3

4 Inhoudsopgave 1 INKOMSTENBELASTING Tarief en heffingskortingen Hypotheekrenteaftrek eigen woning Vergoedingsvorderingen uit hoofde van huwelijksvermogensrecht Herziening keuzeregeling buitenlandse belastingplichtigen TOESLAGEN Bepaling toetsingsinkomen na overlijden Partnerbegrip voor de toeslagen Aanvraagtermijn toeslagen LOONBELASTING Nieuwe regelgeving m.b.t. ontslagvergoedingen Pseudo-eindheffing hoge lonen Afdrachtvermindering onderwijs De werkkostenregeling Aanpak malafide uitzendondernemingen VENNOOTSCHAPSBELASTING Directeur-grootaandeelhouder in de vrijgestelde beleggingsinstelling Fiscale beleggingsinstelling Toepassing deelnemingsvrijstelling bij wetswijzigingen INNOVATIE EN INVESTERINGSFACILITEITEN Bezuiningen Budget RDA verlaagd, aftrekpercentage omhoog S&O-afdrachtvermindering S&O-verklaring EIA, MIA en Vamil OMZETBELASTING Afschaffen integratieheffing btw Btw - personenalarmering Btw - makelaarsdiensten OVERDRACHTSBELASTING Overdrachtsbelasting en btw bij koop-/aannemingsovereenkomst Overdrachtsbelasting bij verkrijging belang in personenvennootschap SCHENKBELASTING Verruiming eenmalig verhoogde vrijstelling schenkbelasting ANBI Integriteit ANBI s AFGEZONDERD PARTICULIER VERMOGEN (APV) Aanpak constructies met APV s in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting

5 11 AUTO Motorrijtuigenbelasting voor oldtimer MRB en buitenlandse kentekens ACCIJNS HEFFING en INVORDERING Wijziging communicatiemogelijkheden en aanslagtermijnen Tijdelijke versoepeling inkeerregeling Strafbaar stellen opzettelijk niet betalen op aangifte Invoering vergrijpboete voor onjuiste aanvraag voorlopige teruggaaf of opzettelijk onjuist herzieningsverzoek Belastingrente OVERIGE AANDACHTSPUNTEN

6 1 INKOMSTENBELASTING 1.1 Tarief en heffingskortingen Voor het tweede opeenvolgende jaar blijft in 2014 de toepassing van de inflatiecorrectie in de loon- en inkomstenbelasting achterwege in het kader van de noodzakelijk geachte bezuinigingen. Het Belastingplan 2014 voorziet in een verhoging van de algemene heffingskorting in 2014 tot 2100, maar tevens in een geleidelijke afbouw van de algemene heffingskorting vanaf 2014 voor inkomens boven het startbedrag van de tweede tariefschijf ( in 2014). In 2014 bedraagt de afbouw 2% van het inkomen uit werk en woning tot maximaal het startbedrag van de vierde tariefschijf (in als gevolg van het nog niet gepubliceerde wetsvoorstel Wet maatregelen woningmarkt 2014). Hierdoor bedraagt vanaf de vierde tariefschijf de algemene heffingskorting in In 2015 bedraagt de korting 2,1% zonder maximering waardoor de algemene heffingskorting vanaf een inkomen uit werk en woning van ca nihil bedraagt. In 2015 is de korting 3% en bedraagt de algemene heffingskorting vanaf een inkomen van ca nihil. Het maximumbedrag van de arbeidskorting wordt in de komende vier jaar fors verhoogd, in 2014 tot 2097, maar wordt voor hogere inkomens in drie stappen afgebouwd tot uiteindelijk nihil. Vanaf 2017 zal voor inkomens vanaf geen recht op arbeidskorting meer bestaan. 1.2 Hypotheekrenteaftrek eigen woning Het wetsvoorstel Wet maatregelen woningmarkt 2014 waarin de geleidelijke afbouw van het percentage waartegen de eigenwoningrente voor de eigen woning kan worden afgetrokken is op Prinsjesdag nog niet gepubliceerd. In de Troonrede is aangekondigd dat in 2014 de eigenwoningrente tegen maximaal 51,5% kan worden afgetrokken. In de jaren daarna zal dit percentage jaarlijks met 0,5% afnemen totdat het aftrekpercentage over 28 jaar 38% bedraagt. 1.3 Vergoedingsvorderingen uit hoofde van huwelijksvermogensrecht Per 1 januari 2012 is het huwelijksvermogensrecht o.a. met betrekking tot vergoedingsvorderingen tussen echtgenoten gewijzigd. Onder omstandigheden kan de hoogte van de vergoedingsvordering afhankelijk zijn van de waardeontwikkeling van het onderliggende goed dat de ene echtgenoot met geld van de andere echtgenoot heeft verworven of waarmee een schuld met betrekking tot een goed is afgelost. Omdat onduidelijk was of de vergoedingsgerechtigde echtgenoot een fiscaal relevant belang bij het betreffende goed zou krijgen, wordt de eerder in een tweetal besluiten vastgelegde goedkeuring om geen fiscaal belang aanwezig te achten vanaf 2014 voor alle heffingswetten wettelijk vastgelegd. De wetgever vindt het niet wenselijk dat het ontstaan van een vergoedingsrecht wel een fiscaal relevant belang bij het goed zou doen ontstaan. 1.4 Herziening keuzeregeling buitenlandse belastingplichtigen Bepaalde buitenlandse belastingplichtigen kunnen onder voorwaarden voor wat betreft hun persoonlijke en gezinssituatie vanaf 2015 gelijk worden behandeld als een binnenlands belastingplichtige. De huidige regeling waarbij buitenlanders kunnen kiezen voor de regels die gelden voor binnenlandse belastingplichtigen vervalt vanaf De nieuwe regeling is eenvoudiger en geldt alleen nog maar voor buitenlanders woonachtig in de EU, EER, Zwitserland of de BES- eilanden die hun inkomen voor 90% of meer in Nederland verdienen. De voorgestelde regeling geeft kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen dezelfde aftrekposten en heffingskortingen als binnenlandse belastingplichtigen ook wanneer niet 100% van het inkomen in Nederland wordt belast. Ook de negatieve inkomsten uit eigen woning worden in aanmerking genomen. Kunnen deze buitenlanders bepaalde aftrekposten echter reeds effectueren in hun woonstaat, dan bestaat er in Nederland alsnog geen recht op deze aftrekposten. Niet van belang is of deze aftrekposten in de woonstaat daadwerkelijk zijn benut. Buitenlandse belastingplichtigen die een beroep op de regeling doen moeten een woonplaatsverklaring overleggen dat een overzicht bevat van de inkomsten die in het woonland zijn aangegeven. De regeling zal in 2015 in werking treden en wordt nog nader uitgewerkt. 6

7 2 TOESLAGEN 2.1 Bepaling toetsingsinkomen na overlijden Voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van toeslagen hanteert de Belastingdienst/Toeslagen het toetsingsinkomen. Het kabinet stelt voor de regels voor het herleiden van het toetsingsinkomen na het overlijden van een toeslaggerechtigde aan te vullen. Met ingang van 1 januari 2012 is reeds een wetswijziging doorgevoerd om ongewenste effecten in de situatie van een eerstoverleden partner ongedaan te maken. Het kabinet komt thans met een tegemoetkoming voor de situatie van een overledene zonder partner, door voor die gevallen een keuzeregeling te introduceren. Wanneer een toeslaggerechtigde is overleden, zal op verzoek het inkomen van de overledene van het berekeningsjaar vóór het overlijdensjaar als toetsingsinkomen kunnen worden gehanteerd. Deze optie vormt een aanvulling op de al geldende regeling waarin het inkomen in het overlijdensjaar tijdsevenredig wordt herleid. Deze herleiding kan in sommige gevallen erg ongunstig uitvallen. Een voorbeeld is een box 3-inkomen dat in geval van overlijden niet tijdsevenredig wordt herleid in de inkomstenbelasting. Wanneer de toeslaggerechtigde in januari overlijdt, telt dit inkomen bij toepassing van de tijdsevenredigheidsfactor twaalfmaal mee en leidt dit tot een veel hoger herleid inkomen dan in aanmerking zou worden genomen als de toeslaggerechtigde niet zou zijn overleden. Hierdoor kunnen de erfgenamen met een onverwachte terugvordering van toeslagen worden geconfronteerd. In een voorkomend geval kunnen de erfgenamen verzoeken om het toetsingsinkomen van het jaar vóór het overlijdensjaar te hanteren. Wordt dit verzoek niet gedaan, dan vindt herleiding naar jaarinkomen plaats. Voorgesteld wordt de keuzeregeling reeds toepassing te laten vinden op berekeningsjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari Partnerbegrip voor de toeslagen Per 1 januari 2012 is het partnerbegrip voor de inkomstenbelasting en de toeslagen uitgebreid met de zogenaamde samengestelde gezinnen. Onder omstandigheden kan hierbij onbedoeld ook een verplicht partnerschap ontstaan wanneer een minderjarige, niet zijnde pleegkind of bloedverwant in de eerste graad, komt inwonen bij een alleenstaande ouder met kind. Daarom worden minderjarigen met terugwerkende kracht uitgesloten van de partnerschapsbepaling voor samengestelde gezinnen. Ook voor een alleenstaande ouder met een inwonende hulpbehoevende vader of moeder geldt een verplicht partnerschap. Deze situatie wordt alleen aangepast voor de toepassing van de kinderopvangtoeslag, in die zin dat niet langer de eis wordt gesteld dat de hulpbehoevende vader of moeder arbeid moet verrichten om voor de ouder kinderopvangtoeslag mogelijk te maken. Het partnerschap blijft in die situatie wel in stand. 2.3 Aanvraagtermijn toeslagen Een aanvraag voor toeslagen dient in beginsel voor 1 september van het jaar volgend op het toeslagjaar te worden ingediend, maar deze termijn wordt verlengd indien de aangiftetermijn van de aanvrager, zijn partner of een medebewoner pas na die datum verstrijkt. Dit is nu ook het geval als het inkomen van een medebewoner niet meetelt voor de toeslag. Omdat mede daardoor nu onder omstandigheden een uitgebreid onderzoek nodig kan zijn voor de bepaling of een aanvraag tijdig is ingediend, wordt de wet zodanig aangepast dat deze termijnverlenging alleen geldt indien het inkomen van de medebewoner relevant is voor de hoogte van de tegemoetkoming. 3 LOONBELASTING 3.1 Nieuwe regelgeving m.b.t. ontslagvergoedingen Een ontslagvergoeding is in beginsel belast met loon- en inkomstenbelasting. Momenteel is het echter mogelijk om de vergoeding om te zetten in een recht op periodieke uitkeringen (stamrecht). Het stamrecht kan worden ondergebracht bij een verzekeraar, een bank of bij een eigen vennootschap (of stichting). Oorspronkelijk is het stamrecht bedoeld om een periode van geen of minder inkomsten te kunnen overbruggen. Het stamrecht kan leiden tot een fiscaal voordeel. Wanneer de ontslagvergoeding wordt omgezet in een stamrecht, vindt er nog geen belastingheffing plaats. Pas als er een uitkering uit het stamrecht wordt gedaan, is die uitkering belast. De zogenoemde stamrechtvrijstelling leidt hierdoor enerzijds tot een belastinguitstel. Anderzijds kan de stamrechtvrijstelling een tariefsvoordeel betekenen. De individuele uitkeringen zullen mogelijk in een lagere belastingschijf belast worden, dan wanneer de ontslagvergoeding ineens wordt uitgekeerd. In de praktijk wordt het stamrecht vaak gebruikt als aanvulling op het oudedagsinkomen. 7

8 Met ingang van 1 januari 2014 is het niet langer mogelijk om een ontslagvergoeding om te zetten in een stamrecht. De vergoeding zal in alle gevallen dus ineens uitgekeerd worden en meteen belast zijn naar het progressieve tarief van de loon- en inkomstenbelasting. Deze maatregel geldt voor alle ontslagvergoedingen die na 31 december 2013 worden uitgekeerd. In sommige gevallen kan de belastingheffing nog iets beperkt worden, door gebruik te maken van de mogelijkheid tot middeling. Alsdan worden de inkomens over drie jaren gemiddeld en wordt vervolgens (opnieuw) een belastingheffing berekend. Dit kan leiden tot een tariefsvoordeel. Bestaande stamrechten worden gerespecteerd. Wel wordt de mogelijkheid geboden om het stamrecht in één keer te laten uitkeren. Deze uitkering is dan regulier belast met loon- en inkomstenbelasting. Er zal echter geen boete of revisierente verschuldigd zijn. De revisierente is een fictieve rentevergoeding aan de Belastingdienst ter grootte van 20% van de waarde van het stamrecht. Deze wordt normaal in rekening gebracht als het stamrecht onregelmatig wordt gewikkeld. Als de uitkering ineens in 2014 plaatsvindt, zal slechts 80% van de uitkering aan belastingheffing onderworpen zijn. Uiteraard kan het stamrecht ook regulier worden afgewikkeld in de vorm van een of meerdere reeksen periodieke uitkeringen. Deze uitkeringen moeten dan wel voldoen aan de voorwaarden, zoals deze onder de huidige wetgeving nog gelden. 3.2 Pseudo-eindheffing hoge lonen In 2013 zou de werkgever éénmalig een pseudo-eindheffing van 16% verschuldigd zijn over het loon van een werknemer voor zover dat fiscale loon (uit tegenwoordige dienstbetrekking) een bedrag van in 2012 overschrijdt. Deze regeling wordt met één jaar verlengd. Dit betekent dat werkgevers ook in % eindheffing moeten betalen over de hoge lonen van Afdrachtvermindering onderwijs De afdrachtvermindering onderwijs wordt met ingang van 1 januari 2014 afgeschaft en vervangen door de subsidieregeling praktijkleren. Het beoogde doel van de regeling is werkgevers te stimuleren om praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen aan te bieden. De subsidie is een compensatie voor de kosten die een werkgever maakt voor begeleiding van de deelnemer. De werkgever maakt zelf de afweging aan welke type werknemers behoefte is en aan wie een leerwerkplek beschikbaar wordt gesteld. De volgende groepen komen globaal weergegeven voor de subsidie in aanmerking: Deelnemers aan een mbo-opleiding die de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) betreft; Studenten die een hbo-opleiding volgen in de techniek of landbouw, bestaande uit een combinatie van leren en werken. De werkcomponent moet onderdeel uitmaken van de opleiding; Promovendi die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een instituut van de KNAW of NWO; Werknemers van een privaatrechtelijke rechtspersoon of TNO die promotieonderzoek doen of een opleiding tot technologisch ontwerper volgen. Een werkgever ontvangt subsidie naar verhouding van de periode dat hij begeleiding heeft verzorgd. Er hoeft dus geen sprake te zijn van een volledig jaar begeleiding om in aanmerking te komen voor subsidie. Na afloop van een studiejaar wordt het totale beschikbare subsidiebedrag pro rata onder alle aanvragers die aan de voorwaarden voldoen verdeeld. Na 15 september van enig kalenderjaar wordt per sector het beschikbare bedrag verdeeld, waarbij de maximale subsidie 2700 bedraagt. Dit komt vrijwel overeen met het bedrag dat met de afdrachtvermindering onderwijs kon worden geclaimd per kalenderjaar. 3.4 De werkkostenregeling Zoals al eerder aangekondigd, zal de verplichte invoering van de werkkostenregeling worden uitgesteld naar 1 januari Over de in maart 2013 aangekondigde wijzigingen van de werkkostenregeling is niets opgenomen in het Belastingplan Aanpak malafide uitzendondernemingen Malafide uitzendondernemingen dragen geen of te weinig loonheffingen af voor hun uitzendkrachten. Om deze fraude tegen te gaan, wordt een niet-gecertificeerde uitzendonderneming straks verplicht om een depot aan te houden bij de Belastingdienst. Voorwaarde is wel dat het depotstelsel eerst wet wordt. De inlener van de uitzendkrachten van een niet-gecertificeerde uitzendonderneming krijgt dan de verplichting om 35% van de 8

9 factuursom op de depotrekening van de betreffende uitzendonderneming te storten. Voldoen de nietgecertificeerde uitzendondernemingen en de inleners niet aan hun verplichtingen dan kan een verzuimboete van maximaal 4920 worden opgelegd. 4 VENNOOTSCHAPSBELASTING 4.1 Directeur-grootaandeelhouder in de vrijgestelde beleggingsinstelling Vanwege wijzigingen in de Wet op het financieel toezicht (Wft) met ingang van 22 juli 2013 zouden de mogelijkheden om gebruik te maken van het regime van de vrijgestelde beleggingsinstelling in de vennootschapsbelasting door directeuren-grootaandeelhouders onbedoeld kunnen worden beperkt. Teneinde mogelijke onduidelijkheid op dit punt te voorkomen, is in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2014 een bepaling opgenomen waarmee de beoogde continuïteit wordt gewaarborgd door in de wet de definitie van wat een beleggingsinstelling is aan te passen en aan te sluiten bij de tot 22 juli 2013 in de Wft gehanteerde omschrijving. 4.2 Fiscale beleggingsinstelling In de Wet Vpb 1969 is een bijzondere regeling opgenomen voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi). Onder voorwaarden komen deze instellingen in aanmerking voor het 0%-tarief. Hierbij geldt o.a. als voorwaarde dat het doel en feitelijke werkzaamheid van de beleggingsinstelling bestaan in het beleggen van vermogen. Als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot de verhuur van vastgoed, bestaat bij vastgoedbeleggingsinstellingen echter in toenemende mate behoefte aan het (ook) kunnen aanbieden van bijkomstige activiteiten, zoals bepaalde facilitaire diensten voor huurders. Toegestaan wordt dat een fbi dergelijke bijkomstige werkzaamheden aanbiedt, voor zover deze rechtstreeks verband houden met het beleggen in vastgoed door de fbi en deze worden ondergebracht in een belaste dochtervennootschap. 4.3 Toepassing deelnemingsvrijstelling bij wetswijzigingen In 2007 is de deelnemingsvrijstelling aangepast en zijn regels ingevoerd onder meer om te voorkomen dat beleggingswinsten waarover geen of nauwelijks belasting is betaald met toepassing van de deelnemingsvrijstelling onbelast naar boven kunnen worden gehaald. Door deze wijzigingen vallen diverse aandelenbelangen niet meer of nu juist wel onder de deelnemingsvrijstelling. De bedoeling van de wetgever was daarbij de zogenaamde compartimenteringsleer van toepassing te laten zijn. Dit houdt in dat winsten behaald door een dochtermaatschappij in een jaar waarin de moedermaatschappij de deelnemingsvrijstelling kan toepassen ook in een jaar waarin de deelnemingsvrijstelling niet meer geldt toch onbelast uit de dochtermaatschappij mogen worden gehaald. Omgekeerd geldt hetzelfde, als de dochtermaatschappij winst behaald in een jaar waarin de moedermaatschappij de deelnemingsvrijstelling niet kan toepassen, kan die winst niet onbelast worden uitgekeerd als in een later jaar de deelnemingsvrijstelling wel van toepassing is. De wetgever vond het bij de wetswijziging per 2007 te ingewikkeld om deze in de rechtspraak ontwikkelde leer ook expliciet in de wet op te nemen. Op 14 juni 2013 oordeelde de Hoge Raad echter dat een wetswijziging direct van toepassing is, tenzij in de wet voor bepaalde situaties overgangsrecht is opgenomen. Nu dit bij de aanpassing van de deelnemingsvrijstelling niet is gebeurd, gelden de nieuwe regels volgens ons hoogste rechtscollege ook voor de eerder behaalde, maar pas na de wetswijziging uitgekeerde winsten. Daarmee ontstaat precies de omgekeerde situatie als de wetgever wenste en expliciet in de parlementaire toelichting bij het wetsvoorstel had duidelijk gemaakt, met een budgettair gat als resultaat. Ter reparatie van deze onbedoelde gevolgen heeft het kabinet besloten om met terugwerkende kracht tot de datum van het arrest van de Hoge Raad deze overgangsregeling alsnog in de wet op te nemen. Per 14 juni 2013 geldt daarmee alsnog de compartimenteringsleer voor die resultaten die door de wetswijziging niet langer of juist wel belast worden. 9

10 5 INNOVATIE EN INVESTERINGSFACILITEITEN 5.1 Bezuiningen In het Regeerakkoord van 29 oktober 2012 is afgesproken om diverse bezuinigingen door te voeren op het gebied van innovatie. In het Belastingplan 2014 worden deze bezuinigingen nader uitgewerkt. Van de fiscale investeringsfaciliteiten wordt in 2014 op de research- en developmentaftrek (RDA) en structureel op de energie-investeringsaftrek (EIA), milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieuinvesteringen (Vamil) bezuinigd. De WBSO blijft in 2014 buiten schot. De komende jaren zullen nog verdere bezuinigingen worden doorgevoerd, maar deze moeten nog nader worden ingevuld. Naast de genoemde faciliteiten worden bij deze verdere bezuinigingen ook de Innovatiebox en de TKI-toeslag voor Topconsortia voor Kennis en Innovatie betrokken. 5.2 Budget RDA verlaagd, aftrekpercentage omhoog Er wordt nog altijd minder gebruik gemaakt van de RDA dan vooraf ingecalculeerd. Dat levert ruimte op om te bezuinigen op deze regeling zonder dat daarvan direct de effecten worden gemerkt. Voor 2014 zal het budget worden verlaagd, waarbij een deel wordt overgeboekt naar de S&O-afdrachtvermindering en een deel daadwerkelijk als bezuiniging wordt ingeboekt. Het aftrekpercentage voor 2014 wordt aan het einde van het jaar definitief vastgesteld. Vooralsnog is de verwachting dat met het verlaagde budget voor 2014 de RDA kan worden verhoogd van 56% (2013) naar circa 60%. 5.3 S&O-afdrachtvermindering De S&O-afdrachtvermindering wordt iets verruimd. Daartoe wordt de eerste schijf verlengd van naar Wel staat daar een verlaging van het tarief in de eerste schijf tegenover, van 38% naar 35%. Voor starters blijft het tarief in de eerste schijf 50%. Deze aanpassing wordt gefinancierd door een vermindering van het budget voor de RDA. Ook mag straks verrekening van de afdrachtvermindering plaatsvinden in andere loontijdvakken dan die eindigen in de periode waarop de S&O-verklaring ziet, mits deze verrekening wel in hetzelfde kalenderjaar plaatsvindt. 5.4 S&O-verklaring Voorgesteld wordt om de vereiste S&O-verklaring voor een geheel kalenderjaar ineens aan te vragen. Nu is de aanvraag beperkt tot zes maanden tenzij sprake is van een onderzoek- of ontwikkelafdeling en tevens het voorgaande jaar een S&O-verklaring is verkregen. 5.5 EIA, MIA en Vamil Er vinden diverse aanpassingen plaats aan de energie-investeringsaftrek, milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. De MIA kan nu door bedrijven onder meer worden geclaimd voor asbestsanering, al dan niet in combinatie met het plaatsen van zonnepanelen, maar niet voor woningen en andere voor bewoning bestemde zaken. Voorgesteld wordt om ook voor de bedrijfsmatige verhuur van woonruimte de MIA bij asbestsanering toe te staan. Ter besparing van administratie- en uitvoeringslasten zal overigens wel het drempelbedrag voor kwalificerende investeringen voor de EIA, MIA en Vamil worden verhoogd van 450 per investering tot per investering. Voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) blijft het drempelbedrag per investering 450, waarbij het totale investeringsbedrag in kwalificerende bedrijfsmiddelen minimaal blijft. Onderzocht zal worden of de MIA en de Vamil op termijn kunnen worden geïntegreerd tot een faciliteit. Bovendien wordt een zogenaamde horizonbepaling geïntroduceerd waarmee de EIA, MIA en Vamil per 1 januari 2019 worden afgeschaft. Voor deze datum zal een evaluatie van deze regelingen plaatsvinden op grond waarvan alsnog kan worden beslist deze regelingen na deze datum te continueren. 6 OMZETBELASTING 6.1 Afschaffen integratieheffing btw Om de woningmarkt verder te stimuleren en de verhuur van onverkochte nieuw gebouwde woningen te versoepelen wordt de integratieheffing in de BTW afgeschaft. De integratieheffing is een correctie op de btwheffing bij zelfvervaardiging van goederen door een voor de BTW (voor een deel) vrijgestelde ondernemer. De 10

11 integratieheffing heeft tot doel het verschil in btw-heffing te neutraliseren tussen zelf vervaardigde goederen en een soortgelijk goed indien dat met BTW belast zou worden geleverd door een andere ondernemer. De integratieheffing wordt door ondernemers als een drempel ervaren voor de verhuur van gebouwde nieuwbouwwoningen in afwachting van de verkoop van deze woningen. De regeling voorziet in een overgangsregeling indien voor deze zelfvervaardigde goederen al vóór 1 januari 2014 recht op aftrek bestond. 6.2 Btw - personenalarmering Het voornemen bestaat om via een wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 de vrijstelling van personenalarmeringsdiensten verricht door voor de BTW vrijgestelde instellingen, zoals instellingen voor de bejaardenzorg, te beperken tot uitsluitend de bewoners van de instelling. Dit vloeit voort uit het feit dat de commerciële aanbieders van deze diensten dit als een concurrentieverstoring ervaren, indien de instellingen dit vrij van BTW kunnen aanbieden aan anderen dan bewoners van de instellingen en de commerciële aanbieders dit belast met BTW moeten doen. 6.3 Btw - makelaarsdiensten Het HvJ EU heeft in 2012 geoordeeld dat bij de verkoop van een onroerende zaak de bemiddelingdienst door een makelaar is vrijgesteld van btw, wanneer die verkoop door middel van een aandelentransactie plaatsvindt. Ondanks dat de BTW-Richtlijn aan de lidstaten de mogelijkheid biedt deze levering van aandelen voor BTWdoeleinden als een levering van het onderliggende goed aan te merken, is er voor gekozen om de gevolgen van dit arrest niet te repareren. 7 OVERDRACHTSBELASTING 7.1 Overdrachtsbelasting en btw bij koop-/aannemingsovereenkomst Als gevolg van een arrest van de Hoge Raad van 22 maart 2013 is bij de nieuwbouw van woningen op basis van koop-/aannemingsovereenkomsten gesloten met één ondernemer, waarbij eerst grond wordt geleverd én daarna nieuwbouw wordt opgeleverd, sprake van één met btw belaste levering. Daarmee is een einde gekomen aan de mogelijkheid om in dergelijke gevallen de grond vrij van btw, maar met overdrachtsbelasting, over te dragen. Voor de heffing van overdrachtsbelasting bij de overdracht van grond bij koop-/aannemingsovereenkomsten voor lopende bouwprojecten wordt een overgangsregeling getroffen. Dit overgangsrecht wordt in een beleidsbesluit vastgelegd. 7.2 Overdrachtsbelasting bij verkrijging belang in personenvennootschap Bij de aankoop van vastgoed is in de regel overdrachtsbelasting verschuldigd. Dit is ook het geval bij de verkrijging van een gedeelte van een onroerende zaak of bij de verkrijging van een lichaam dat voornamelijk ter belegging aangehouden vastgoed bezit. In het laatste geval is echter slechts overdrachtsbelasting verschuldigd als de verkrijger na de transactie ten minste een derde van het belang in dat lichaam bezit. Volgens een arrest uit 2004 kan bij de verkrijging van een belang in een personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (een transparant lichaam zoals een vof) ook een beroep op deze "een derde" regel worden gedaan. Met dit wetsvoorstel wordt na bijna 10 jaar geregeld dat deze regel alleen geldt voor belangen in rechtspersonen en een deelgerechtigdheid in een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten. Voor de verkrijging van een belang bij vastgoed in een ander transparant lichaam geldt vanaf 2014 geen ondergrens meer voor de heffing van overdrachtsbelasting. 8 SCHENKBELASTING 8.1 Verruiming eenmalig verhoogde vrijstelling schenkbelasting De eenmalig verhoogde vrijstelling schenkbelasting voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar voor schenkingen die verband houden met de eigen woning wordt op grond van het Belastingplan 2014 verruimd. Vanaf 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 vindt een tijdelijke verruiming plaats van de vrijstelling schenkbelasting voor schenkingen die gerelateerd zijn aan de verkrijging van een eigen woning (of voor de kosten van verbetering of onderhoud van die woning, ter zake van de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning) dan wel voor de aflossing van een eigenwoningschuld. De 11

12 vrijstelling wordt op een aantal onderdelen verruimd. De vrijstelling voor schenkingen door ouders aan kinderen en die voor overige verkrijgers wordt eenmalig verhoogd tot Deze verhoging geldt voor alle schenkingen die verband houden met de eigen woning. De reeds bestaande vrijstelling wordt met ingang van 1 oktober 2013 zodanig uitgebreid dat ook een schenking die is bestemd voor de aflossing van een restschuld onder de faciliteit wordt gebracht. Deze laatste verruiming is niet tijdelijk maar structureel van aard. Belangrijk is dat de schenkingsvrijstelling niet, zoals de bestaande verhoogde vrijstellingen, beperkt wordt tot schenkingen van ouders aan kinderen. Ook vervalt tijdelijk de voorwaarde dat de verkrijger tussen de 18 en 40 jaar oud moet zijn. Iedereen mag dus van een familielid en ook van een derde vrijgesteld een schenking van ontvangen, mits deze wordt aangewend voor de eigen woning. Als de verkrijger in het verleden al een beroep heeft gedaan op de verhoogde vrijstelling schenkbelasting, moet het bedrag van dat voor vrijstelling in aanmerking komt worden verminderd met het bedrag van die eerder genoten vrijstelling. Omdat laatstbedoelde vrijstellingen alleen zijn toegepast bij schenkingen door ouders aan kinderen, vindt deze vermindering alleen plaats indien die ouders in aanvulling op de reeds eerder door hen gedane schenking die samenhangt met de financiering van de eigen woning of studie van hun kinderen, nogmaals een schenking doen. 9 ANBI 9.1 Integriteit ANBI s Instellingen die zijn aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (ANBI), kunnen gebruik maken van diverse fiscale faciliteiten. Om als ANBI te worden aangemerkt, dienen onder meer bepaalde integriteitsbepalingen te worden nageleefd. Nu al geldt als weigerings- of intrekkingsgrond een onherroepelijke veroordeling in de voorafgaande vier jaar van een bestuurder, feitelijk leidinggevende of gezichtsbepalend persoon van de instelling wegens aanzetten tot haat, geweld of gebruik van geweld. Daaraan wordt toegevoegd een onherroepelijke veroordeling voor het opzettelijk plegen van een misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar worden gebracht. Dit betreft onder meer misdrijven als brandstichting en vernieling van diverse soorten (leiding-) netwerken. Deze bepaling geldt naast de per 1 januari 2014 aangescherpte publicatie-eisen voor ANBI s. 10 AFGEZONDERD PARTICULIER VERMOGEN (APV) 10.1 Aanpak constructies met APV s in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting Met ingang van 1 januari 2010 is het regime voor afgezonderde particuliere vermogens (APV s), zoals bepaalde trusts, stichtingen en andere (buitenlandse) doelvermogens, in werking getreden. Hiermee is een einde gemaakt aan (veelal onbelaste) zwevende doelvermogens. Hoofdregel voor het APV-regime is dat de bezittingen en schulden, alsmede de opbrengsten en uitgaven van (het discretionaire deel van) een APV fiscaal worden toegerekend aan de inbrenger van de vermogensbestanddelen en na zijn overlijden aan diens erfgenamen. Er geldt een uitzondering op deze toerekeningsregel ingeval het APV in de jurisdictie waar deze is gevestigd, wordt betrokken in een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing (de zogenoemde toerekeningsstop). De afgelopen jaren is echter gebleken dat belastingplichtigen (de toerekeningsstop in) het APV-regime (nog steeds) proberen te gebruiken om niet wenselijk geachte fiscale gevolgen te realiseren. De thans voorgestelde antimisbruikwetgeving is gericht tegen het constructies waarbij aan de heffing over het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) wordt beoogd te ontkomen in situaties waarin een aanmerkelijk belang in een beleggingsvennootschap in een APV is ingebracht en de APV nadien aan een reële belastingheffing wordt onderworpen al dan niet nadat de aanmerkelijkbelanghouder is geëmigreerd. Ook situaties van geconstrueerde verliesneming als gevolg van een (fictieve) vervreemding worden bestreden. In de vennootschapsbelasting wordt het APV-regime soms gebruikt om onder de werking van de renteaftrekbeperking gericht tegen winstdrainage uit te komen. Gebleken is dat in de praktijk van de toerekeningsstop gebruik wordt gemaakt om de verbondenheid bij winstdrainage te doorkruisen. Het wetsvoorstel bevat daarom een maatregel om de doorwerking van de toerekeningsstop uit te sluiten voor wat betreft de renteaftrekbeperking gericht tegen winstdrainage. 12

13 11 AUTO 11.1 Motorrijtuigenbelasting voor oldtimer Vanaf 1 januari 2014 geldt een vrijstelling van MRB voor alle motorrijtuigen van 40 jaar en ouder. Het gaat hierbij om benzine-, diesel- en LPG-oldtimers, motorfietsen, bussen, vrachtauto s en kampeerauto s. Daarnaast geldt er vanaf 2014 een overgangsregeling voor personen- en bestelauto s rijdend op benzine, motorfietsen, bussen en vrachtauto s die op 1 januari 2014 ouder dan 26 jaar maar nog geen 40 jaar zijn. Deze voertuigen komen in aanmerking voor een kwarttarief in de MRB met een maximum van 120 per jaar (motoren ongeveer 30 per jaar). Voorwaarde is wel dat er in de maanden december, januari en februari niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt. Voor dieselauto s en auto s met een ingebouwde LPG-installatie geldt geen overgangsregeling. Dat betekent dat voor deze auto s die jonger zijn dan 40 jaar het volle MRB-tarief verschuldigd is MRB en buitenlandse kentekens Om het gebruik van een buitenlands gekentekend motorrijtuig door een ingezetene van Nederland, zonder daarbij MRB te betalen, terug te dringen worden een aantal anti-fraude maatregelen voorgesteld. Zo wordt voorgesteld een zogenoemd "woonplaatsvermoeden" voor de MRB in te voeren. Het "woonplaatsvermoeden" houdt in dat een natuurlijk persoon geacht wordt voor de Wet MRB 1994 ingezetene van Nederland te zijn indien hij is ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie of zich had moeten inschrijven in de GBA. Controle door politie en belastingdienst wordt dan efficiënter. Verder komt bij naheffing van MRB het maximum van 12 maanden te vervallen, zodat de naheffingsaanslag de gehele periode vanaf de datum van aanvang van de belastingplicht beslaat en wordt het mogelijk om een verzuimboete op te leggen. 12 ACCIJNS Het Belastingplan 2014 bevat diverse accijnsverhogingen die op onderdelen afwijken van de eerder in het regeerakkoord opgenomen verhogingen. Bovenop de jaarlijkse inflatiecorrectie komt een verhoging van 3 cent per liter op diesel en 7 cent per liter op LPG/LNG. Voor LNG komt een tijdelijke teruggaafregeling waardoor de accijnsverhoging voor deze biobrandstof feitelijk pas per 2019 effect heeft. De accijns op benzine wordt niet extra verhoogd. De accijnsverhoging voor tabaksproducten met 9 cent per pakje van 19 sigaretten of 40 gram shag wordt uitgesteld naar Voor alle alcoholhoudende dranken wordt een verhoging met 5,75% voorgesteld. Dat is voor bier en wijn aanzienlijk minder dan de in het regeerakkoord voorziene verhoging van 14%. De budgettaire dekking wordt gevonden door de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken, die oorspronkelijk per 2013 zou worden afgeschaft, te verhogen met 38% naar 7,59 cent per liter op limonade en 5,7 cent per liter op onder andere vruchtensappen en mineraalwater. Voor de zogenaamde zelfpersers, bijvoorbeeld café s die zelfgeperste vruchten- of groentesappen serveren, wordt een vrijstelling voor de verbruiksbelasting ingevoerd zodat deze zelfpersers niet zelf als producent van deze sappen de verbruiksbelasting hoeven af te dragen. De grens voor zelfpersers is liter per jaar. De teruggaveregeling voor accijns op minerale oliën die worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit wordt verruimd. Voortaan kan ook voor installaties met een elektrisch vermogen tussen 60 kliowatt en 1 megawatt teruggaaf worden gevraagd als over de opgewekte elektriciteit energiebelasting is verschuldigd. Bij een accijnsverhoging op minerale oliën moet over commerciële voorraden waarover al accijns is afgedragen het verschil met het nieuwe tarief alsnog worden bijbetaald. Daarbij geldt een drempel van 91, die wordt verhoogd tot 250. Met name gebruikers van olietanks waarin voorheen rode diesel werd opgeslagen, hoeven door deze hogere drempel doorgaans bij een accijnsverhoging het verschil niet af te dragen. 13

14 13 HEFFING en INVORDERING 13.1 Wijziging communicatiemogelijkheden en aanslagtermijnen Door de steeds verdere digitalisering en de veranderende werkwijze van de Belastingdienst is het nodig om het elektronische berichtenverkeer van een wettelijke grondslag te voorzien. Dit wordt geregeld in de Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst. Daarmee is het de bedoeling dat op termijn alle correspondentie met de Belastingdienst langs elektronische weg zal plaatsvinden. Dit zal worden vormgegeven door de invoering van een persoonlijk domein, zoals dat al wordt toegepast voor de toeslagen en voor ondernemers. Tegelijk wordt daarbij de werkwijze voor aanslagen gewijzigd en krijgen goedwillende belastingplichtigen eerder zekerheid. Een aanslag zal in de nieuwe situatie in beginsel binnen drie maanden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na indiening van de aangifte worden opgelegd. Nu bedraagt deze termijn drie jaar. Binnen 18 maanden na het indienen van de aangifte kan de belastingplichtige zijn aangifte nog herzien. Heeft de Inspecteur inmiddels een aanslag opgelegd, dan kan via een navorderingsaanslag alsnog worden bijgeheven als de inspecteur over een zogenaamd nieuw feit beschikt. Dit kan tot drie jaar na het indienen van de aangifte. Voor frauderende belastingplichtigen zal de termijn waarbinnen de Belastingdienst alsnog een (navorderings-) aanslag kan opleggen standaard twaalf jaar worden, waar dat nu voor binnenlandse aangelegenheden vijf jaar is Tijdelijke versoepeling inkeerregeling In de aanloop naar de invoering van het nieuwe heffingssysteem, waarbij zwartspaarders en andere belastingontduikers langer de kans op een navorderingsaanslag lopen, is de inkeerregeling tijdelijk versoepeld. Tot 1 juli 2014 kunnen zowel zwartspaarders als andere belastingplichtigen die hebben verzuimd de juiste informatie te verstrekken alsnog aan hun verplichtingen voldoen. Als de Belastingdienst de belastingplichtige nog niet op het spoor was, zal daarbij geen boete worden opgelegd. Ook na 1 juli 2014 kan nog worden ingekeerd, maar dan zal standaard wel een boete worden opgelegd, voor zwartspaarders bedraagt de boete bij vrijwillige inkeer tussen 1 juli 2014 en 1 juli % van de ontdoken box-3-heffing, na 1 juli 2015 is dit 60% van de ontdoken belasting. Bij in box 1 ontdoken belasting, bijvoorbeeld zwart loon of zwarte winst, geldt bij vrijwillige inkeer in de periode van 1 juli 2014 tot 1 juli 2015 een boete van 10%, na 1 juli 2015 is dit 20% Strafbaar stellen opzettelijk niet betalen op aangifte Fraude bij aangiftebelastingen heeft de voortdurende aandacht van de Belastingdienst. Naar het oordeel van het kabinet zijn in het kader van de fraudebestrijding stevige sancties nodig. Op dit moment zijn de als misdrijf kwalificerende strafbare feiten in de AWR het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig doen van aangifte. Bij aangiftebelastingen bestaat naast de aangifteverplichting de verplichting om de verschuldigde belasting op aangifte te betalen en is de betalingsverplichting zelfs van een groter belang dan de aangifteverplichting. Indien de belastingplichtige de aangiftebelasting wel juist aangeeft, maar niet betaalt, zoals bij carrouselfraude, kan hij op dit moment niet strafrechtelijk voor belastingfraude worden vervolgd. Het kabinet vindt dit onwenselijk en stelt daarom voor om de strafrechtelijke bepalingen in de AWR aan te vullen. Het opzettelijk niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betalen wordt ook strafbaar gesteld zodat daarvoor een gevangenisstraf kan worden geëist Invoering vergrijpboete voor onjuiste aanvraag voorlopige teruggaaf of opzettelijk onjuist herzieningsverzoek Voorgesteld wordt om het opzettelijk onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens of inlichtingen aan de belastingdienst in een verzoek om vaststelling van een voorlopige aanslag of herziening van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting met een vergrijpboete te kunnen belasten. Het wetsvoorstel vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst breidt dit uit tot het opzettelijk onjuist doen van onvolledige herzieningsverzoeken met betrekking tot definitieve aanslagen Belastingrente Met het Belastingplan 2012 is de heffingsrente omgevormd tot belastingrente. Het doel hiervan was zoveel mogelijk de uitbetaling van rente door de Belastingdienst te beperken en sparen bij de fiscus te voorkomen. Daarmee werd lenen bij de fiscus door het zo laat mogelijk betalen van belastingen echter niet ontmoedigd, maar eerder gestimuleerd. Nu wordt de nieuwe regeling, zoals overigens in het Regeerakkoord van 29 oktober 14

15 2012 al aangekondigd, zo aangescherpt dat ook het lenen bij de fiscus wordt ontmoedigd, door met name voor de vennootschapsbelasting een aanzienlijke renteverhoging. Voor aanslagen vennootschapsbelasting wordt de rente gekoppeld aan de wettelijke rente voor handelstransacties met een ondergrens van 8%. Voor andere belastingmiddelen en voor de invorderingsrente blijft een koppeling met de wettelijke rente voor niethandelstransacties, met een minimum van 4%. Op dit moment is de belastingrente voor alle belastingen zonder minimum gekoppeld aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties, zijnde 3%. 14 OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Op 3 september jl. is het wetsvoorstel hervorming kindregelingen gepubliceerd. Het wetsvoorstel beoogt het aantal kindregelingen dat thans nog uit 11 regelingen bestaat terug te brengen naar 4 regelingen. Hiermee wordt beoogd het stelsel van kindregelingen effectiever, beter begrijpbaar voor de burger en in de uitvoering eenvoudiger te maken. Overblijven in het kader van inkomensondersteuning de kinderbijslag en het kindgebonden budget en in het kader van bevordering van arbeidsparticipatie de combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag. Afgeschaft worden de ouderschapsverlofkorting, de aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen, de verschillende regelingen voor alleenstaande ouders en de gratis schoolboeken. De tegemoetkoming voor ouders met thuiswonende gehandicapte kinderen en de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten en de regelingen voor alleenstaande ouders (aanvulling op minimuminkomen en de alleenstaande ouderkorting) worden verwerkt in bestaande regelingen met een vergelijkbaar doel. De beoogde inwerkingtreding van de meeste maatregelen is 1 januari Per 1 januari 2014 wordt voor de giftenaftrek in de inkomstenbelasting de mogelijkheid geïntroduceerd om voor periodieke giften gebruik te maken van een onderhandse akte in plaats van een thans nog verplichte notariële akte. Per 2012 is voor 5 jaar de zogenaamde multiplier ingevoerd voor giften aan culturele instellingen. Deze multiplier verhoogt de giftenaftrek die in de aangifte inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting kan worden geclaimd. Omdat deze regeling pas in 2013 door de Europese Commissie is goedgekeurd, wordt de regeling met een jaar verlengd tot en met Op die manier kan ook een in 2013 geschonken periodieke gift die in 5 jaar kan worden afgetrokken, in ieder jaar worden verhoogd met de multiplier. Het afschaffen van de notariële akte voor periodieke giften per 1 januari 2014 komt daarmee echter net te laat. Bij een periodiek culturele gift in 2014 die loopt tot en met 2018 kan in het laatste jaar de multiplier niet worden toegepast. Het wetsvoorstel inzake aanpak fraude en fiscaliteit bevat diverse maatregelen die het toezicht op uitbetaling van toeslagen betreffen. Tevens worden de mogelijkheden om boetes op te leggen verruimd zodat naast de pleger en medepleger ook de doen-pleger, de uitlokker en de medeplichtige kunnen worden beboet. Tevens worden de aansprakelijkheidsregels bij toeslagen aangescherpt. Voor kleinschalige collectieve duurzame opwekking van energie (bijvoorbeeld zonne-energie) die vorm wordt gegeven in een rechtspersoon (zoals een coöperatie en een vereniging van eigenaren) waarmee energiebedrijven contracten kunnen sluiten wordt een verlaagd tarief in de eerste schijf van de energiebelasting op elektriciteit voorgesteld. Nederland sluit met steeds meer landen verdragen over de onderlinge uitwisseling van informatie over belastingplichtigen. Op dit moment verstuurt de Belastingdienst voorafgaand aan de daadwerkelijke uitwisseling een bericht aan de partij die de betreffende informatie aan de fiscus heeft verstrekt, zodat deze indien nodig via een kort geding deze informatieverstrekking door de rechter kan laten tegenhouden. Deze melding vooraf, die nu overigens bij automatische gegevensuitwisseling ook niet plaatsvindt, komt te vervallen. Voor de erfbelasting geldt als hoofdregel dat woningen worden gewaardeerd op de WOZ-waarde. Voor serviceflats geldt echter dat de waarde in het economische verkeer doorgaans lager is dan de WOZwaarde, omdat daarbij vaak aanzienlijke servicekosten worden betaald. Bij de bepaling van de WOZwaarde blijven deze servicekosten buiten beschouwing. Sinds 2010 geldt dat in de praktijk bij overlijden al mag worden uitgegaan van de lagere werkelijke waarde. Dit wordt nu ook in de wet verankerd. 15