Jurisprudentiebulletin

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Jurisprudentiebulletin"

Transcriptie

1 2011, aflevering 12 Nummers: Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel: JBS 2011, nr. 246 Rb. Breda 1 december 2011 LJN: BU6753 Kosten rechtsbijstand, overeenkomstig het in civiele procedures gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken. En ook kosten rechtsbijstand: eigen bijdrage gefinancierde rechtsbijstand. JBS 2011, nr. 247 Rb. s-hertogenbosch 8 december 2011 LJN: BU7241 Smaadschrift 500 immateriële schadevergoeding. Afwijzing kosten eerder gevoerd kort geding. JBS 2011, nr. 248 Rb. Almelo 9 december 2011 LJN: BV0364 De enkele omstandigheid dat meer personen gelijktijdig slachtoffer zijn geworden van hetzelfde onrechtmatig handelen, heeft geen invloed op de omvang van de individueel geleden schade. JBS 2011, nr. 249 Rb. Haarlem (politierechter) 9 december 2011 LJN: BW4027 Toewijzing vordering benadeelde partij, maar geen schadevergoedingsmaatregel (waarom?), maar verplichting tot schadevergoeding in termijnen tevens als bijzondere voorwaarde. JBS 2011, nr. 250 Hoge Raad 13 december 2011 LJN: BQ0834 Nu het de benadeelde partij ingevolge art. 334 lid 1 Sv niet is toegestaan ter onderbouwing van haar vordering getuigen aan te brengen, staan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM, in het bijzonder de equality of arms, eraan in de weg dat wel aan de verdachte de bevoegdheid zou toekomen met betrekking tot deze vordering getuigen aan te brengen. JBS 2011, nr. 251 Hoge Raad 13 december 2011 LJN: BU7712 Toewijzing van de vordering bp. is geen veroordeling in de zin van art. 457 lid 1 Sv. Er kan daarom geen herziening van worden gevraagd. JBS 2011, nr. 252 Hoge Raad 13 december 2011 LJN: BT8760 Gelet op art. 24 van de Faillissementswet waarin is bepaald dat de boedel niet aansprakelijk is voor verbintenissen van de schuldenaar, na de faillietverklaring ontstaan, is het onjuist dat door het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr inbreuk wordt gemaakt op de rechten van de schuldeisers in het faillissement van de verdachte. JBS 2011, nr. 253 Hoge Raad 20 december 2012 LJN: BR0448 Het hof heeft ambthalve een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Dat het slachtoffer geen vordering tot schadevergoeding heeft ingediend betekent (i.c.) niet dat het slachtoffer geen prijs stelt op schadevergoeding. JBS 2011, nr. 254 Rb. Arnhem 21 december 2011 LJN: BU8846 De reiskosten van de benadeelde partij komen voor vergoeding in aanmerking, aangezien het hier kosten betreffen die hij als wettelijk vertegenwoordiger heeft gemaakt ten behoeve van de minderjarige slachtoffers. (Vervolg op blz. 2)

2 JBS 2011, nr. 255 Rb. Maastricht 23 december 2011 LJN: BU9184 Nu het slachtoffer ten tijde van haar verhoor bij de rechter commissaris heeft aangegeven dat zij het geldbedrag alsnog wil ontvangen, legt de Rb. ondanks dat zij zich niet als benadeelde partij heeft gevoegd de schadevergoedingsmaatregel voor het verduisterde bedrag op. JBS 2011, nr. 256 Hof s-hertogenbosch 28 december 2011 LJN: BV0119 Het hof overweegt dat een belangrijk doel van de strafrechtspleging is dat zaken efficiënt en tijdig worden afgedaan. Gelet op de zijdens verdachte inhoudelijke en gedetailleerde betwisting van (onderdelen van) de vordering van de benadeelde en de onvoldoende mate van onderbouwing van deze posten, zou de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Wet Tijdelijk huisverbod: JBS 2011, nr. 25 Rb. Utrecht 2 december 2011 LJN: BW8429 Bestraffing van handelen in strijd met een ex art. 9 Wth gegeven tijdelijk huisverbod en ernstige bedreigingen. het toestaan van bijwonen van het verhoor door een medewerker van zonder overleg met of toestemming van de verdediging geeft geen blijk van vooringenomenheid. JBS 2011, nr. 261 Rb 's-gravenhage (sector bestuursrecht, MK) 14 december 2011 LJN BV0439 Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven is af te leiden dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat een uitkering uit het Schadefonds ter zake van inkomensschade in haar geheel op de bijstandsuitkering wordt gekort. Voor zover in concreto grond bestaat voor een uitkering zowel krachtens de ene als overeenkomstig de andere regeling -hetgeen met name het geval kan zijn bij derving van inkomsten ten gevolge van een geweldsdelict- zal in overleg tussen het fonds en het bij de zaak betrokken gemeentebestuur moeten worden beslist. In casu heeft dat overleg (nog) niet plaatsgevonden. JBS 2011, nr. 262 Rb. s-hertogenbosch 28 december 2011 LJN: BU9341 Contactverbod opgelegd na grooming via computer en telefoon t.a.v. 11 jarige. Nationale ombudsman: JBS 2011, nr. 258 NO 19 december 2011 Rapport: 2011/361 Een schadebemiddelaar van het OM mag niet buiten de raadsman om met de (vader van) de minderjarige verdachte contact opnemen. Overige onderwerpen: JBS 2011, nr. 259 Rb. Rotterdam 2 december 2011 LJN: BU6600 Wrakingsverzoek afgewezen. De beslissing de ter zitting verschenen benadeelde partij ondanks een daartoe strekkend verzoek van de verdediging niet aan te merken als een ter zitting verschenen getuige in de zin van artikel 287 lid 1 Sv is niet onbegrijpelijk. JBS 2011, nr. 260 Rb. Utrecht 20 december 2011 LJN: BU8638 Wrakingsverzoek tegen R-C afgewezen. De R- C mag ingrijpen bij het opnieuw stellen van een herhaalde vraag en de bejegening van de raadsman zo is dat emoties bij de getuige (slachtoffer) oplopen. Ook in samenhang met 2

3 Colofon In het Jurisprudentiebulletin van Slachtofferhulp Nederland (JBS) wordt jurisprudentie verzameld die van belang kan zijn voor de juridische dienstverlening aan slachtoffers. De opgenomen uitspraken worden onderverdeeld in rubrieken. Binnen de rubrieken zijn de uitspraken chronologisch gerangschikt. De uitspraken worden over het algemeen sterk verkort weergegeven. Aanvullingen en weglatingen door de redactie worden zo: [cursief] weergegeven. Sommige uitspraken zijn door de redactie van (kort) commentaar voorzien. De uitspraken betreffen merendeels strafzaken van de meervoudige kamers. Indien dat anders is, wordt dat vermeld. Het JBS verschijnt in beginsel maandelijks en is te vinden via: erzorg/jurisprudentiebulletin/ U kunt het JBS via toegestuurd krijgen door een berichtje te sturen aan JBS@slachtofferhulp.nl. De redactie heeft altijd belangstelling voor (niet gepubliceerde) uitspraken die in het JBS zouden kunnen worden opgenomen. Redactie: mr. A.H. Sas Contact: JBS@slachtofferhulp.nl Zie ook: 3

4 Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel 246. Rechtbank Breda 1 december 2011 LJN: BU6753 Kosten rechtsbijstand, overeenkomstig het in civiele procedures gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken. En ook kosten rechtsbijstand: eigen bijdrage gefinancierde rechtsbijstand. Art. 592a Sv. [De rechtbank:] [Gewapende overval, met name art. 310 en art. 312 Sr] 7 De benadeelde partijen De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van ,= en 5.000,= aan kosten voor rechtsbijstand voor feit 1. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden tot heden begroot op 2.682,= ter zake van kosten rechtsbijstand, overeenkomstig het in civiele procedures gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken (3 punten à 894,= per punt) wegens opstellen en indienen voegingsformulier en het bijwonen van de zittingen). De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit standaardtarief af te wijken. Voorts wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. De benadeelde partij H. [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van ,= voor feit 1. Tijdens de zitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Zijn eigen bijdrage hiervoor bedraagt 50,=. De rechtbank zal dit bedrag ter zake rechtsbijstandskosten toewijzen en veroordeelt verdachte in de nog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af. De benadeelde partij G. [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van ,76 en 5.000,= aan kosten voor rechtsbijstand voor feit 1. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden tot heden begroot op 894,= ter zake van kosten rechtsbijstand, overeenkomstig het in civiele procedures gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken (1 punt wegens opstellen en indienen voegingsformulier). De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit standaardtarief af te wijken. Voorts wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten Rechtbank s-hertogenbosch 8 december 2011 LJN: BU7241 Smaadschrift 500 immateriële schadevergoeding. Afwijzing kosten eerder gevoerd kort geding. Art. 361 Sv; art. 241 Rv. [De rechtbank:] [Smaadschrift art. 261 Sr] [Door het schrijven van een boek over een moordzaak heeft verdachte zich op onderdelen schuldig gemaakt aan smaadschrift. In zijn gedrevenheid als gevolg van een sterke betrokkenheid bij de maatschappelijke positie van Filippijnse vrouwen is verdachte door het schrijven van enkele passages over de schreef gegaan. De rechtbank heeft overwogen dat van verdachte niet kan worden gezegd dat hij te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat de beschuldiging dat de vermeende moordenaar zijn vrouw heeft vermoord waar was en dat het algemeen belang deze beschuldiging eiste: het beroep op de rechtvaardigingsgrond van artikel 261, derde lid Sr faalt. De rechtbank ontslaat verdachte toch van alle rechtsvervolging wat betreft de passage over de vermeende moord op de Filippijnse echtgenote omdat het recht op vrijheid van meningsuiting ex artikel

5 van het EVRM zwaarder weegt dan het feit dat verdachte onnodig grievend is geweest jegens de vermeende moordenaar op dit punt. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.] De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]. De benadeelde partij heeft om een immateriële schadevergoeding verzocht ten bedrage van 2750,00. Daartoe heeft de benadeelde partij aangevoerd dat door het verschijnen van het boek vrienden en kennissen met benadeelde hebben gebroken en dat het daarnaast voor benadeelde onmogelijk is geworden nieuwe sociale contacten aan te gaan. Ook zou zijn positie op de arbeidsmarkt zijn bemoeilijkt en krijgt hij op sollicitaties geen enkele reactie meer. De officier van justitie acht de gevorderde immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag van 500,- en heeft gevorderd de benadeelde voor het overige nietontvankelijk te verklaring in diens vordering. De verdediging heeft in verband met de bepleite vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren in diens vordering. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd, dat de door haar geschetste omstandigheden het rechtstreeks gevolg zijn van het verschijnen van het boek. Niet valt uit te sluiten dat een en ander deels ook is veroorzaakt door de publiciteit rond de strafzaak tegen benadeelde. Bovendien heeft benadeelde niet met nadere stukken onderbouwd dat de door hem gestelde gevolgen inderdaad zijn opgetreden. Het zorgvuldig vaststellen van de totale omvang van de rechtstreekse schade zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Om die reden acht de rechtbank 500,00 toewijsbaar als rechtstreeks door het bewezen feit toegebrachte schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot aan de dag der algehele voldoening en zal de rechtbank voor het overige de vordering van de immateriële schade niet ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de advocaatkosten van de gevoerde kort geding procedure afwijzen. Artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering belet toewijzing van deze kosten. De proceskosten worden in een civiele procedure forfaitair vastgesteld. In dat stelsel is er geen recht op vergoeding van daadwerkelijke kosten, indien die hoger zijn dan de forfaitair bepaalde kosten. Er is derhalve ook geen plaats voor toewijzing van die extra kosten in het kader van een civiele vordering van de benadeelde partij in een strafzaak. Met betrekking tot de kosten van de gerechtsdeurwaarder zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade Rechtbank Almelo 9 december 2011 LJN: BV0364 De enkele omstandigheid dat meer personen gelijktijdig slachtoffer zijn geworden van hetzelfde onrechtmatig handelen, heeft geen invloed op de omvang van de individueel geleden schade. [De rechtbank:] [Overval art. 310 en art. 312 Sr] Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van 9.343,21, vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde. Het betreft een schadevergoeding van 6.693,21 voor geld dat wordt vermist, 150,- voor het verschuldigde eigen risico met betrekking tot een schadeuitkering en 2.500,- voor immateriële schade. De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich ieder met een vordering tot schadevergoeding voor immateriële schade ten bedrage van 2.500,- vermeerderd met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde. 5

6 De raadsman heeft gesteld dat het in de onderhavige zaak gaat om gedeeld leed, wat een matigende invloed heeft op de omvang van de per benadeelde partij geleden immateriële schade. Onder verwijzing naar een vonnis van de rechtbank Almelo van 22 december 2010 (LJN: BO8227) meent hij dat een vergoeding van 1.750,- per persoon voor immateriële schade volstaat. Met betrekking tot de gevorderde materiële schade acht de raadsman een bedrag van 5.150,- voor toewijzing vatbaar. De rechtbank is het daar niet mee eens. Zonder nadere uitleg, welke niet is gegeven, heeft de enkele omstandigheid dat meerdere personen gelijktijdig slachtoffer zijn geworden van hetzelfde onrechtmatig handelen, geen invloed op de omvang van de individueel geleden schade. Onder die omstandigheden kan van eventuele matiging van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding evenmin sprake zijn, te meer daar niet is gesteld of gebleken dat toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Het vonnis van de rechtbank Almelo, waarnaar de raadsman heeft verwezen, maakt dat niet anders. Ten aanzien van de materiële schade ziet de rechtbank geen aanleiding uit te gaan van een ander bedrag dan door aangever is verzocht. Aangever heeft dit bedrag voldoende onderbouwd Rechtbank Haarlem (politierechter) 9 december 2011 LJN: BW4027 Toewijzing vordering benadeelde partij, maar geen schadevergoedingsmaatregel (waarom?), maar verplichting tot schadevergoeding in termijnen tevens als bijzondere voorwaarde. Art. 361 Sv; art. 14c lid 2 onder 1 Sr. [De politierechter:] [Oplichting art. 326 Sr] 7.1. Hoofdstraf In het bijzonder overweegt de politierechter dat verdachte op brutale wijze een familie nagenoeg het gehele spaarsaldo afhandig heeft gemaakt, en daarmee deze familie enorm heeft benadeeld. Verdachte is in het verleden meermalen voor oplichting veroordeeld tot werkstraffen en voorwaardelijke gevangenisstraffen. Het grote aantal veroordelingen voor oplichting baart de politierechter zorg. Daarom is de politierechter van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De politierechter acht in dit geval echter in de eerste plaats herstel van de rechtmatige toestand van belang. Verdachte zal de aangeefster zo snel als redelijkerwijs mogelijk schadeloos moeten stellen, en de verdachte genereert een eigen inkomen zodat terugbetaling mogelijk moet zijn. Het betalen van een schadevergoeding wordt evenwel bemoeilijkt als de verdachte een vrijheidsstraf of een taakstraf moet ondergaan, omdat verdachte alsdan geen inkomen kan genereren. Daarom zal de politierechter bepalen dat de vrijheidsbenemende straf vooralsnog niet ten uitvoer wordt gelegd en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar. Om herstel van de rechtmatige toestand te waarborgen zal daarnaast als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijk op te leggen straf de verplichting worden verbonden dat verdachte voor het einde van voornoemde proeftijd de door het slachtoffer [slachtoffer/getuige 1] geleden schade van zal voldoen. De politierechter zal bepalen dat deze betalingsverplichting desgewenst in termijnen kan worden voldaan Vordering benadeelde partij [slachtoffer/getuige 1] De benadeelde partij [slachtoffer/getuige 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van 4.888,09 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit: - overgeboekte gelden d.d. 21 december 2009, te weten 4.484,00; - wettelijke rente (4%), te weten 254,09; - kosten rechtsbijstand beklagprocedure bij het Hof, te weten 50,00 en - kosten rechtsbijstand (verhaal), te weten 100,

7 De politierechter is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag van 4.484,00 eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december De politierechter zal voornoemde wettelijke rente in de periode van 21 december 2009 tot en met 21 mei 2011 vaststellen op 254,00. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op 150, Beslissing veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaar; bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien: - verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; - verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat zij voor het einde van de proeftijd de door het slachtoffer [slachtoffer/getuige 1] geleden schade, te weten een bedrag van 4.888,00, zal voldoen al dan niet in acht (8) drie maandelijkse termijnen van 611,00, op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Visser onder vermelding van zaaknummer [zaaknummer] en daarvan betalingsbewijzen zal doen toekomen aan de officier van justitie in dit arrondissement; wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer/getuige 1] geleden schade tot een bedrag van 4.484,00 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer/getuige 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2009; stelt voornoemde wettelijke rente in de periode van 21 december 2009 tot en met 21 mei 2011 vast op 254,00; veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op 150,00 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken; bepaalt dat verdachte voornoemde bedragen, samen groot 4.888,00, al dan niet in acht (8) drie maandelijkse termijnen dient te voldoen op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Visser onder vermelding van zaaknummer [zaaknummer] Hoge Raad 13 december 2011 LJN: BQ0834 Nu het de benadeelde partij ingevolge art. 334 lid 1 Sv niet is toegestaan ter onderbouwing van haar vordering getuigen aan te brengen, staan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM, in het bijzonder de equality of arms, eraan in de weg dat wel aan de verdachte de bevoegdheid zou toekomen met betrekking tot deze vordering getuigen aan te brengen. Art. 334 lid 1 Sv. [De Hoge Raad:] 2. Beoordeling van het derde middel 2.1. Het middel klaagt onder meer dat het Hof het verzoek van de verdediging om de meegebrachte getuige [getuige] te horen omtrent de vordering van de benadeelde partij, ten onrechte heeft afgewezen, althans deze beslissing onbegrijpelijk heeft gemotiveerd Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in: "Ik verzoek u als getuige te horen [getuige]. Hij kan verklaren over afspraken die zijn gemaakt tussen [getuige] en [slachtoffer]. [Getuige] zou ten opzichte van mijn cliënt acties moeten ondernemen, omdat hij een schuld had bij [slachtoffer]. Hij kan 7

8 verklaren over hoe de zaak heeft kunnen plaatsvinden, de persoonlijke omstandigheden van mijn cliënt en de vordering van de benadeelde partij. Er is een vordering van de benadeelde partij. Ik heb in eerste aanleg ook bepleit dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij en [getuige] kan dat bevestigen. Het horen van [getuige] gaat dus om de vordering van de benadeelde partij. (...) De voorzitter hervat het onderzoek en deelt mede als beslissing van het hof dat het verzoek om [getuige] als getuige te horen wordt afgewezen. Het betreft een meegebrachte getuige zodat het verdedigingscriterium dient te worden gehanteerd. [getuige] was bij de tenlastegelegde feiten niet aanwezig, zodat niet kan worden gezegd dat hij over de tenlastegelegde feiten kan verklaren. De verdediging heeft dit ook niet gesteld. Naar het oordeel van het hof valt redelijkerwijs aan te nemen dat door afwijzing van het verzoek de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad. Indien de vordering van de benadeelde partij wordt betwist is dat wellicht een reden die vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering dan niet van eenvoudige aard is, maar niet om daarover een getuige te horen. Het hof wijst het verzoek af." 2.3. Art. 334, eerste lid, Sv luidt: "De benadeelde partij kan ter terechtzitting tot het bewijs van de ten gevolge van het strafbare feit geleden schade stukken overleggen, doch geen getuigen of deskundigen aanbrengen." 2.4. De nota naar aanleiding van het eindverslag bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 23 december 1992, Stb 1993, 29, tot aanvulling van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet voorlopige regeling schadefonds geweldsmisdrijven en andere wetten met voorzieningen ten behoeve van slachtoffers van strafbare feiten, waarbij art. 334 Sv is ingevoerd, houdt onder meer in: "De leden van de CDA-fractie waren van mening dat de vraag of de vordering van de benadeelde partij eenvoudig van aard is en derhalve ontvankelijk, mede afhankelijk is van de bevoegdheden van de benadeelde partij. Zij constateerden dat de benadeelde partij geen zelfstandige bevoegdheid heeft getuigen of deskundigen op te roepen, maar dat zij wel de officier van justitie kan verzoeken een getuige of deskundige in het voorbereidend onderzoek of ter terechtzitting op te roepen en te horen. Het antwoord op de vraag van deze leden of de benadeelde partij bij de rechter-commissaris in beroep kan gaan tegen de weigering van de officier van justitie getuigen te horen, luidt ontkennend. Deze leden bepleitten een versterking van de rechtspositie van de benadeelde partij ten aanzien van het horen van getuigen. In de eerste plaats omdat het met behulp van getuigen eenvoudiger is te voldoen aan het ontvankelijkheidscriterium. In de tweede plaats omdat bij ontvankelijkheid van de vordering een civiele procedure wordt uitgespaard. Zij waren van mening dat een beroepsmogelijkheid voor de benadeelde partij tegen een weigering van de officier van justitie getuigen te horen, te verenigen is met het uitgangspunt van het wetsvoorstel dat het strafproces niet mag worden overschaduwd door de civiele vordering. De rechter-commissaris kan hiervoor waken. Ook de leden van de D66-fractie waren van mening dat de benadeelde partij de bevoegdheid moet hebben getuigen en deskundigen aan te brengen. Naar aanleiding van de beschouwingen van deze leden heb ik mijn voorstel om de benadeelde partij deze bevoegdheid te ontzeggen heroverwogen. Ik heb een voorstel om de benadeelde partij de bevoegdheid te geven maximaal twee getuigen ter terechtzitting mee te brengen ter staving van haar vordering tot schadevergoeding, om advies voorgelegd aan de Raad van State en aan de commissie die tot taak heeft de beleidsmatige en praktische consequenties van dit wetsvoorstel in kaart te brengen. Laatstgenoemde commissie heeft echter het voorstel om de volgende redenen ontraden. In de eerste plaats is de verwachting van deze commissie dat de benadeelde partij veelvuldig gebruik zal maken van deze bevoegdheid, met als gevolg dat in een belangrijk aantal zaken de zitting onvoorzien langer gaat duren of dat de zaak moet worden aangehouden, mede omdat de verdachte als het ware wordt uitgenodigd tegenbewijs te leveren. In de tweede plaats wijst deze commissie erop dat als de benadeelde partij conform dit voorstel de bevoegdheid krijgt getuigen op te roepen, er eveneens een voorziening zal moeten worden getroffen op basis waarvan de verdachte een dergelijk recht 8

9 krijgt teneinde zich te kunnen verdedigen tegen de vordering van de benadeelde partij. Mede gelet hierop vraagt de commissie zich af of het voorstel wel verenigbaar is met het uitgangspunt van het wetsvoorstel dat de behandeling van de strafzaak niet mag worden overschaduwd door de behandeling van de civiele vordering. In de derde plaats vreest de commissie dat de rechter de benadeelde partij niet ontvankelijk zal verklaren omdat een vordering die moet worden bewezen met behulp van getuigen niet eenvoudig van aard is en derhalve niet voldoet aan het criterium van het voorgestelde artikel 361, derde lid. Tenslotte merkt de commissie op dat de consequenties van het voorstel in termen van procesorde en werklast niet moeten worden onderschat. Deze bezwaren van de commissie komen in belangrijke mate overeen met de argumenten van de Commissie wettelijke voorzieningen slachtoffers in het strafproces (Commissie-Terwee) om indertijd niet in dit voorstel te voorzien. Ik acht de bezwaren van deze beide commissies bij nader inzien overtuigend en zie derhalve thans van dit voorstel af. Daar komt bij dat, zoals de Raad van State in zijn advies opmerkt, niet valt in te zien waarom de benadeelde partij wel de bevoegdheid zou kunnen krijgen om getuigen mee te brengen ter terechtzitting en niet deskundigen. Een uitbreiding van deze bevoegdheid tot het meebrengen van deskundigen zal echter de bezwaren van bovengenoemde commissies alleen maar vergroten." (Kamerstukken II , , nr. 9, p. 1-2) 2.5. Voor zover het middel klaagt dat het Hof het verzoek tot het horen van de getuige over de vordering van de benadeelde partij heeft afgewezen, geldt het volgende. Nu het de benadeelde partij ingevolge art. 334, eerst lid, Sv niet is toegestaan ter onderbouwing van haar vordering getuigen aan te brengen, staan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM, in het bijzonder de equality of arms, eraan in de weg dat wel aan de verdachte de bevoegdheid zou toekomen met betrekking tot deze vordering getuigen aan te brengen. Dat is, blijkens de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis, ook de opvatting van de wetgever geweest. De klacht faalt. [A-G Vellinga:] 15. Het derde middel richt zich tegen de afwijzing van het verzoek tot het horen van de door de verdediging in hoger beroep meegebrachte getuige [getuige]. 16. Blijkens het proces-verbaal in hoger beroep van 27 mei 2010 heeft de raadsman met betrekking tot de getuige [getuige] het volgende aangevoerd: "Ik verzoek u als getuige te horen [getuige]. Hij kan verklaren over afspraken die zijn gemaakt tussen [getuige] en [slachtoffer]. [Getuige] zou ten opzichte van mijn cliënt acties moeten ondernemen, omdat hij een schuld had bij [slachtoffer]. Hij kan verklaren over hoe de zaak heeft kunnen plaatsvinden, de persoonlijke omstandigheden van mijn cliënt en de vordering van de benadeelde partij. Er is een vordering van de benadeelde partij. Ik heb in eerste aanleg ook bepleit dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij en [getuige] kan dat bevestigen. Het horen van [getuige] gaat dus om de vordering van de benadeelde partij." 17. Het Hof heeft naar aanleiding van voormeld verzoek het volgende overwogen: "De voorzitter hervat het onderzoek en deelt mede als beslissing van het hof dat het verzoek om [getuige] als getuige te horen wordt afgewezen. Het betreft een meegebrachte getuige zodat het verdedigingscriterium dient te worden gehanteerd. [Getuige] was bij de tenlastegelegde feiten niet aanwezig, zodat niet kan worden gezegd dat hij over de tenlastegelegde feiten kan verklaren. De verdediging heeft dit ook niet gesteld. Naar het oordeel van het hof valt redelijkerwijs aan te nemen dat door afwijzing van het verzoek de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad. Indien de vordering van de benadeelde partij wordt betwist is dat wellicht een reden die vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering dan niet van eenvoudige aard is, maar niet om daarover een getuige te horen. Het hof wijst het verzoek af." 18. Voor zover het Hof het verzoek tot het horen van de getuige aldus heeft opgevat dat hij zou kunnen verklaren over de toe- 9

10 dracht van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft het Hof gelet op het bepaalde in art. 287, tweede lid, jo. art. 288, eerste lid en onder c, Sv de juiste maatstaf toegepast. Voorts getuigt het oordeel van het Hof niet van onjuiste toepassing van die maatstaf en is het niet onbegrijpelijk. 19. In aanmerking genomen dat verdachtes raadsman heeft gesteld dat het verzoek tot het horen van de getuige ging om de vordering van de benadeelde partij heeft het Hof er aan kunnen voorbijgaan dat de getuige, zoals door verdachtes raadsman is gesteld doch niet is toegelicht, ook zou kunnen verklaren omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. 20. Voor zover het Hof het verzoek tot het horen van de getuige overeenkomstig hetgeen verdachtes raadsman heeft gesteld aldus heeft opgevat dat het gaat om het horen van de getuige met het oog op de vordering van de benadeelde partij getuigt de afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuige evenmin van een onjuiste rechtsopvatting en is deze niet onbegrijpelijk. Nu het de benadeelde partij niet is toegestaan ter onderbouwing van haar vordering getuigen aan te brengen (art. 334 lid 1 Sv)(1), staan de eisen van een eerlijk proces (art. 6 lid 1 EVRM) er uit een oogpunt van equality of arms(2) immers aan in de weg dat de verdachte deze bevoegdheid voor zover het gaat om de vordering van de benadeelde partij wel zou toekomen. 21. Tegen deze achtergrond heeft het Hof terecht geoordeeld dat indien de vordering van de benadeelde partij zou worden betwist, dat wellicht een reden zou kunnen zijn die vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering dan niet van eenvoudige aard zou zijn. Zoals de Hoge Raad overwoog in zijn arrest van 15 september 2006, NJ 2007, 484(3) moet art. 361 lid 3 Sv in het licht van art. 6 lid 1 EVRM aldus worden uitgelegd dat zij de strafrechter tot niet-ontvankelijkverklaring verplicht indien hij niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van de vordering, onderscheidenlijk tot verweer tegen de vordering kunnen aanvoeren en, voorzover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. Dat laatste is door of namens verdachte ter terechtzitting van het Hof niet gesteld, ook niet nadat het verzoek tot het horen van de getuige was afgewezen. Daarom kan daarover in cassatie niet meer worden geklaagd. 22. Het middel faalt Hoge Raad 13 december 2011 LJN: BU Toewijzing van de vordering bp. is geen veroordeling in de zin van art. 457 lid 1 Sv. Er kan daarom geen herziening van worden gevraagd. 2. Onder "een minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457 lid 1 aanhef en onder 2 Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder valt niet de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie. [De Hoge Raad:] 3. Beoordeling van de aanvrage 3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2 van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot nietontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling De Rechtbank heeft de aanvrager in de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht onder meer veroordeeld voor het medeplegen van brandstichting in een snookercentrum dat in eigendom toebehoorde aan [betrokkene]. De aanvrage houdt in de kern in dat de aanvrager dit feit heeft begaan tezamen en in vereniging met [betrokkene]. De aanvrager betoogt dat de rechter daarom ten onrechte de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene] heeft toe- 10

11 gewezen en een schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd Voor zover de aanvrage is gericht tegen de toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene], zal de aanvrage niet tot herziening kunnen leiden, reeds omdat die beslissing niet is een einduitspraak houdende veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv en derhalve van een dergelijke beslissing geen herziening kan worden gevraagd Voor zover de aanvrage bedoelt te stellen dat het aangevoerde zou hebben geleid tot enige andere beslissing dan de opgelegde schadevergoedingsmaatregel, geldt dat onder "eene minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder 2, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder valt niet de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie Hetgeen in de aanvrage is aangevoerd, kan derhalve niet tot gevolg hebben dat, ware de Rechtbank daarmee bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot nietontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling De aanvrage dient daarom nietontvankelijk te worden verklaard Hoge Raad 13 december 2011 LJN: BT8760 Gelet op art. 24 van de Faillissementswet waarin is bepaald dat de boedel niet aansprakelijk is voor verbintenissen van de schuldenaar, na de faillietverklaring ontstaan, is het onjuist dat door het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr inbreuk wordt gemaakt op de rechten van de schuldeisers in het faillissement van de verdachte. Art. 36f Sr; art.24 Fw. [De Hoge Raad:] 2. Beoordeling van het middel 2.1. Het middel komt op tegen de door het Hof aan de verdachte opgelegde schadevergoedingsmaatregelen Het Hof heeft aan de verdachte een aantal betalingsverplichtingen in de zin van art. 36f Sr opgelegd. Dienaangaande heeft het Hof het volgende overwogen: "De verdediging is van mening dat het niet opportuun is in deze zaak om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu daarmee in het lopende faillissement de gelijkheid van de schuldeisers omzeild kan worden. (...) Het hof overweegt hieromtrent als volgt. (...) De schadevergoedingsmaatregel is een zelfstandige strafrechtelijke maatregel die beoogt een door een strafbaar feit benadeelde te versterken in zijn positie tot herstel van de rechtmatige toestand. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag om de benadeelde de inspanningen om dat herstel te bereiken zoveel als mogelijk is uit handen te nemen. Die inspanningen worden door het opleggen van de maatregel in handen gelegd van het openbaar ministerie (de Staat), waarbij deze mede gebonden is aan de speciale regelgeving met betrekking tot een gefailleerde. Reeds daarom kan niet worden gezegd dat het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel niet opportuun is en evenmin dat het opleggen als vanzelfsprekend neerkomt op een verkapte straf. (...)" 2.3. Het middel steunt onder meer op de opvatting dat door het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr inbreuk wordt gemaakt op de rechten van de schuldeisers in het faillissement van de verdachte. Die opvatting is onjuist, gelet op art. 24 van de Faillissementswet waarin is bepaald dat de boedel niet aansprakelijk is voor verbintenissen van de schuldenaar, na de faillietverklaring ontstaan, dan voor zover deze ten gevolge daarvan is gebaat. [A-G Jörg:] 1. Het gerechtshof te 's-hertogenbosch heeft bij arrest van 24 december 2009 het vonnis van de rechtbank alleen vernietigd ten aanzien van de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen. Het hof heeft ver- 11

12 zoeker ten behoeve van zes slachtoffers de volgende betalingsverplichtingen in de zin van art. 36f Sr opgelegd: t.b.v. [slachtoffer 1], subsidiair 56 dagen hechtenis (feit 1); t.b.v. [slachtoffer 2], subsidiair 56 dagen hechtenis (feit 1); t.b.v. [slachtoffer 3], subsidiair 56 dagen hechtenis (feit 2); t.b.v. [slachtoffer 4], subsidiair 15 dagen hechtenis (feit 3); t.b.v. [slachtoffer 5], subsidiair 82 dagen hechtenis (feit 4); t.b.v. [slachtoffer 6], subsidiair 100 dagen hechtenis (feit 5). 2. Namens verzoeker heeft mr. R.P. Adema, advocaat te Apeldoorn, een middel van cassatie voorgesteld. 3. Het middel klaagt dat het hof ten onrechte de zes schadevergoedingsmaatregelen ten laste van verzoeker heeft opgelegd, althans dat het een op dat punt gevoerd verweer op ontoereikende gronden heeft verworpen. 4. Het hof heeft in de bestreden uitspraak dienaangaande het volgende overwogen: "De verdediging is van mening dat het niet opportuun is in deze zaak om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu daarmee in het lopende faillissement de gelijkheid van de schuldeisers omzeild kan worden. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat, nu verdachte vanwege het faillissement geen mogelijkheid heeft om een op te leggen betalingsverplichting na te komen, oplegging van een dergelijke maatregel neerkomt op een verkapte straf. De verdediging bepleit daarom dat het hof zal afzien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het gestelde faillissement is bij de beoordeling van een individuele vordering benadeelde partij een bepalend gegeven. Dat bepalende karakter heeft het naar het oordeel van het hof niet bij de vraag of wel of niet een schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd. De schadevergoedingsmaatregel is een zelfstandige strafrechtelijke maatregel die beoogt een door een strafbaar feit benadeelde te versterken in zijn positie tot herstel van de rechtmatige toestand. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag om de benadeelde de inspanningen om dat herstel te bereiken zoveel als mogelijk is uit handen te nemen. Die inspanningen worden door het opleggen van de maatregel in handen gelegd van het openbaar ministerie (de Staat), waarbij deze mede gebonden is aan de speciale regelgeving met betrekking tot een gefailleerde. Reeds daarom kan niet worden gezegd dat het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel niet opportuun is en evenmin dat het opleggen als vanzelfsprekend neerkomt op een verkapte straf. Het verweer van de verdediging wordt verworpen en omdat verdachte op zich naar burgerlijk recht jegens [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht zal het hof de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot de hieronder te vermelden bedragen. De rechtbank heeft de vervangende hechtenis bepaald op een totaal van ruim 5 jaar. Dat is wettelijk echter niet toegestaan. Wanneer, zoals in deze, sprake is van samenloop als bedoeld in artikel 57 van het wetboek van strafrecht mag de vervangende hechtenis ingevolge de artikelen 60a en 24c van dat wetboek ten hoogste één jaar bedragen." 5. Art. 26 Faillissementswet (1: art. 26 Faillissementswet luidt: "Rechtsvorderingen, die voldoening ener verbintenis uit de boedel ten doel hebben, kunnen gedurende het faillissement ook tegen de gefailleerde op geen andere wijze ingesteld worden, dan door aanmelding (bij de curator, NJ) ter verificatie.") staat aan indiening van een civiele vordering als benadeelde partij bij de strafrechter jegens een gefailleerde in de weg: een benadeelde partij dient zich dan tot de curator te wenden. In de onderhavige zaak is (in het in zoverre bevestigde vonnis) vastgesteld dat verzoeker op 21 maart 2007 persoonlijk failliet is verklaard. Ten tijde van de strafzaak was dit faillissement niet opgeheven. Het hof heeft dan ook terecht de beslissing van de rechtbank, dat de benadeelde partijen niet in hun vorderingen kunnen worden ontvangen, bevestigd. 6. Het middel berust op de opvatting dat verzoekers faillissement ook aan oplegging van de schadevergoedingsmaatregelen in de weg staat. Die opvatting is onjuist. Niets verzet zich ertegen dat naast 12

13 de executiemogelijkheden die een faillissement biedt, er extra hulp komt die het strafrecht een slachtoffer van een strafbaar feit bij de mogelijkheid tot schadevergoeding heeft te bieden. In zoverre is er geen verschil met de situatie dat de strafrechter de vordering van de benadeelde partij toewijst en daarnaast een schadevergoedingsmaatregel oplegt. Of de benadeelde partij nu wel of niet een civielrechtelijke titel tot executie heeft, is voor de vraag of een schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd niet relevant.(2: Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Knigge bij HR 6 januari 2009, LJN BG4980, in welke zaak uw Raad met 81 RO volstond.) 7. De wetgever heeft bij de introductie van art. 36f Sr bewust gekozen voor een ruime kring van begunstigden, los van de vraag of zij zich als benadeelde partij hebben gevoegd of hebben kunnen voegen. De voegingsprocedure voor de benadeelde partij is immers met name vanwege proces-economische redenen geïntroduceerd en laat zich leiden door een civielrechtelijke beoordeling, terwijl de schadevergoedingsmaatregel een strafrechtelijke sanctie betreft die zowel de belangen van het slachtoffer kan dienen als ook de gebruikelijke sanctiedoeleinden.(3: Kamerstukken Tweede Kamer, , , nr. 3, p. 18 ( 3.3) en p ( 3.6).) De schadevergoedingsmaatregel laat zich enkel voor de aard en de omvang - dus inhoudelijk en niet procedureel - beperken door het civiele recht: de maatregel mag alleen worden opgelegd als de verdachte voor die door het strafbare feit veroorzaakte schade jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht verantwoordelijk is. Dat aan die voorwaarden in de onderhavige zaak jegens de zes slachtoffers is voldaan, heeft het hof op niet onjuiste en toereikende wijze vastgesteld. 8. De in rechte toegekende schadevergoeding betreft bovendien (kort gezegd) een rechtsvordering die pas bij onherroepelijkheid van de strafrechtelijke beslissing ontstaat. Daarmee wordt geen voldoening van een verbintenis uit de boedel beoogd, zodat ook om die reden art. 26 van de Faillissementswet niet aan oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in de weg staat. De oplegging van de schadevergoedingsmaatregel heeft aldus niets van doen met het eventueel omzeilen van de gelijkheid tussen schuldeisers bij een faillissement, welke opvatting ook besloten ligt in de overweging van het hof. 9. Voor zover de steller van het middel nog een beroep doet op verzoekers gebrek aan draagkracht vanwege het faillissement, betreft het een stelling die mede een feitelijke beoordeling vergt. Daarover kan dus niet eerst in cassatie worden geklaagd. In hoger beroep is, gezien het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 december 2009, enkel aangevoerd dat oplegging van de schadevergoedingsmaatregel niet opportuun is en dat het leidt tot de onwettige en onwenselijke mogelijkheid van preferente vorderingen. Het hof heeft in de bestreden uitspraak toereikend gemotiveerd waarom het niet meegaat in deze namens verzoeker gevoerde verweren. 10. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering Hoge Raad 20 december 2012 LJN: BR0448 Het hof heeft ambthalve een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Dat het slachtoffer geen vordering tot schadevergoeding heeft ingediend betekent (i.c.) niet dat het slachtoffer geen prijs stelt op schadevergoeding. Art. 36f Sr. [De Hoge Raad:] 5. Beoordeling van het derde middel 5.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd "ambtshalve" een schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd In het bestreden arrest heeft het Hof ten aanzien van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel het volgende overwogen: "Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] Aangever [slachtoffer] heeft zich niet als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Het hof acht termen aanwezig ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zijnde een voorschot op de door aangever [slachtoffer] geleden 13

14 immateriële schade. Aangever heeft immers bij de politie verklaard dat hij door de bedreigingen van verdachte heel erg bang is geworden en dat hij zijn laatste beetje zelfvertrouwen is verloren. Hij is zijn gevoel van eigenwaarde kwijtgeraakt en werd compleet geleefd door verdachte. Getuige [betrokkene 3] heeft aangegeven dat aangever een erg kwetsbaar persoon is, die door het handelen van verdachte erg aangetast is in zijn basisveiligheid. Daarmee is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat aangever rechtstreeks schade heeft geleden door het onder primair bewezenverklaarde feit. Verdachte is bovendien naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Het hof acht, gelet op de omstandigheden van het geval, in het bijzonder het psychische leed dat verdachte aan aangever heeft toegebracht, het toekennen van een voorschot op de immateriële schade door middel van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op zijn plaats. De als voorschot toe te kennen immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op 500,00." 5.3. Het middel neemt tot uitgangspunt dat het slachtoffer geen prijs stelde op een schadevergoeding. Voor die feitelijke stelling is in het verhandelde ter terechtzitting geen grondslag te vinden. Daarop stuit het middel af. [A-G Silvis:] 16. Het derde middel klaagt dat het hof ten onrechte ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd, althans dat die beslissing ontoereikend en/of onbegrijpelijk is gemotiveerd. 17. Het arrest houdt daaromtrent in: "Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] Aangever [slachtoffer] heeft zich niet als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Het hof acht termen aanwezig ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zijnde een voorschot op de door aangever [slachtoffer] geleden immateriële schade. Aangever heeft immers bij de politie verklaard dat hij door de bedreigingen van verdachte heel erg bang is geworden en dat hij zijn laatste beetje zelfvertrouwen is verloren. Hij is zijn gevoel van eigenwaarde kwijtgeraakt en werd compleet geleefd door verdachte. Getuige [betrokkene 3] heeft aangegeven dat aangever een erg kwetsbaar persoon is, die door het handelen van verdachte erg aangetast is in zijn basisveiligheid. Daarmee is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat aangever rechtstreeks schade heeft geleden door het onder primair bewezenverklaarde feit. Verdachte is bovendien naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Het hof acht, gelet op de omstandigheden van het geval, in het bijzonder het psychische leed dat verdachte aan aangever heeft toegebracht, het toekennen van een voorschot op de immateriële schade door middel van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op zijn plaats. De als voorschot toe te kennen immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op 500,00." 18. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat nu het slachtoffer zich in hoger beroep niet alsnog had gevoegd als benadeelde partij, hij kennelijk geen prijs stelde op een schadevergoeding van verdachte. De steller van het middel leidt vervolgens uit de wetsgeschiedenis af dat in een dergelijk geval de rechter moet afzien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. Die wetsgeschiedenis houdt echter enkel in dat de wetgever 'ervan uitgaat' dat de rechter in een dergelijk geval af zal zien van oplegging van die maatregel, maar houdt daarnaast in dat de wetgever op grond van de praktische overweging dat het slachtoffer anders tegen zijn wil geconfronteerd kan worden met een schadevergoeding van de dader, geen wettelijke uitzondering heeft willen maken op het beginsel dat de rechter vrij is in zijn straftoemeting (9: Kamerstukken II, , , nr. 3, p. 8). Maar daargelaten dat (dus) geen rechtsregel de rechter verbiedt om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen als het slachtoffer geen prijs stelt op schadevergoeding van de verdachte, dwingt de omstandigheid dat het slachtoffer ook na een gesprek met slachtofferhulp en terwijl hij op de hoogte was van de zitting in hoger beroep, zich in hoger beroep niet heeft gevoegd als benadeelde partij, mijns inziens niet tot de gevolgtrekking dat het slachtoffer geen prijs stelde op die 14

15 schadevergoeding. Het is immers ook mogelijk dat het slachtoffer zich niet heeft gevoegd vanwege de angst voor een confrontatie met verdachte of de vrees dat het zich voegen een aanzienlijke psychische en administratieve belasting met zich mee zou brengen. Gelet daarop en nu het hof niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden, geeft de oplegging door het hof van de schadevergoedingsmaatregel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk Rechtbank Arnhem 21 december 2011 LJN: BU8846 Rechtstreekse schade. De reiskosten van de benadeelde partij komen voor vergoeding in aanmerking, aangezien het hier kosten betreffen die hij als wettelijk vertegenwoordiger heeft gemaakt ten behoeve van de minderjarige slachtoffers. Art. 361 lid 2 sub b Sv [De rechtbank:] [Ontucht art. 247 Sr.] Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft verzocht dat de vorderingen van de benadeelde partijen beide geheel worden toegewezen. De officier van justitie heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen respectievelijk 23 dagen hechtenis. De materiële reiskosten van de vader van de slachtoffers, die in de ingediende vordering zijn opgenomen bij de kosten van [slachtoffer1], dienen als verplaatste schade ook vergoed te worden door de verdachte. Het standpunt van de verdediging De materiële reiskosten betreffen verplaatste kosten en kunnen niet gevorderd worden in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank De rechtbank wijst de vordering van [slachtoffer1] toe tot een bedrag van 574,85. De materiële schade, te weten de kosten voor kleding en de reiskosten van [benadeelde partij] worden geheel toegekend voor het totaalbedrag van 74,85. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de reiskosten van [benadeelde partij] voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien het hier kosten betreffen die hij als wettelijk vertegenwoordiger heeft gemaakt ten behoeve van de slachtoffers [slachtoffer1] en [slachtoffer2] Rechtbank Maastricht 23 december 2011 LJN: BU9184 Nu het slachtoffer ten tijde van haar verhoor bij de rechter commissaris heeft aangegeven dat zij het geldbedrag alsnog wil ontvangen, legt de Rb. ondanks dat zij zich niet als benadeelde partij heeft gevoegd de schadevergoedingsmaatregel voor het verduisterde bedrag op. Art. 36f Sr. [De rechtbank:] [Verduistering art. 321 Sr] 7 Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank ziet alle aanleiding om bij de bestraffing van verdachte te betrekken dat hij het belangrijkste slachtoffer van zijn handelen, de weduwe van de vrachtwagenchauffeur, schadeloos dient te stellen. Haar is door toedoen van verdachte een bedrag van ,-- onthouden en de rechtbank acht het op zijn plaats dat het betreffende bedrag alsnog door verdachte aan de weduwe wordt betaald. De weduwe heeft zich in het strafproces niet gesteld als benadeelde partij. Nu zij echter ten tijde van haar verhoor bij de rechter commissaris heeft aangegeven dat zij het geldbedrag alsnog wil ontvangen, neemt de rechtbank aan dat zulks het gevolg is van onwetendheid over deze mogelijkheid, maar niet omdat zij het geld niet meer zou willen hebben. 15

16 De rechtbank kan zelfstandig de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, ook als daarom niet gevraagd is. Nu verdachte ter zake van de hiervoor onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door die strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte alsnog ,- dient te betalen aan de weduwe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze uitspraak. Voor het geval verdachte dit bedrag niet betaalt stelt de rechtbank het aantal dagen hechtenis dat verdachte moet ondergaan op 353 dagen, met dien verstande dat het ondergaan hiervan de betalingsverplichting niet opheft Hof s-hertogenbosch 28 december 2011 LJN: BV0119 Het hof overweegt dat een belangrijk doel van de strafrechtspleging is dat zaken efficiënt en tijdig worden afgedaan. Gelet op de zijdens verdachte inhoudelijke en gedetailleerde betwisting van (onderdelen van) de vordering van de benadeelde en de onvoldoende mate van onderbouwing van deze posten, zou de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Art. 361 lid 3 Sv. [Het hof:] [Doodslag art. 287Sr.;doorrijden na ongeval art. 7 WVW] Vordering van de benadeelde partijen De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van 9.172,96. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van 182,55. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, met uitzondering van de kostenpost affectieschade. Derhalve wordt in hoger beroep door [benadeelde 1] een bedrag gevorderd van 4.172,96. De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van 2.518,17. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van 466,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering is degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit gerechtigd om zich als benadeelde partij te voegen in het strafproces. Wanneer deze persoon ten gevolge van het strafbare feit is overleden, kunnen de directe nabestaanden zich voegen ter zake van hun onder algemene titel verkregen vordering tot schadevergoeding. Daarbij gaat het om zaakschade. Tevens kunnen zich voegen personen genoemd in artikel 6:108 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Hierbij gaat het om personen die een vordering kunnen hebben ter zake van schade wegens het derven van het levensonderhoud. Ten slotte kan zich op grond van artikel 6:108 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek voegen degene te wiens laste de kosten van lijkbezorging zijn gekomen. Voorts neemt het hof in aanmerking dat een belangrijk doel van de strafrechtspleging is dat zaken efficiënt en tijdig worden afgedaan en dat vorderingen van benadeelde partijen geen onevenredige belasting van het strafgeding mogen opleveren. Ten aanzien van de diverse kostenposten die door de benadeelde partijen zijn opgevoerd is het hof van oordeel dat een deel daarvan, bezien van uit de hiervoor weergegeven wettelijke bepalingen, geen rechtstreekse schade vormen en dat deze posten in deze strafprocedure niet kunnen worden gevorderd maar dat de benadeelde partijen zich daarvoor tot de burgerlijke rechter moeten wenden. Ten aanzien van de wellicht wel voor vergoeding in aanmerking komende kosten, is het hof van oordeel dat, gelet op de zijdens verdachte inhoudelijke en gedetailleerde betwisting daarvan en de onvoldoende mate van onderbouwing van deze posten, de behandeling van de vorderin- 16

17 gen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partijen kunnen daarom thans in hun vorderingen niet worden ontvangen en kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Wet tijdelijk huisverbod 257. Rechtbank Utrecht 2 december 2011 LJN: BW8429 Bestraffing van handelen in strijd met een ex art. 9 Wth gegeven tijdelijk huisverbod en ernstige bedreigingen. Art. 11 Wth. [De rechtbank:] 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. op 4 juli 2011 te [woonplaats], als uithuisgeplaatste opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een door of namens de burgemeester op 24 juni 2011 opgelegd verlengd huisverbod (op grond van artikel 9 lid 1 Wet Tijdelijk Huisverbod) voor de periode van 27 juni 2011 tot en met 15 juli 2011, betreffende de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats], door deze woning te betreden en in die woning aanwezig te zijn en contact op te nemen met [A] en [B], die in die woning wonen en zijn vermeld in voornoemd verlengd huisverbod; 2. op 4 juli 2011 te [woonplaats], [A] (zijn moeder) en [B] (zijn zus) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [A] en [verdachte] dreigend de woorden toegevoegd: Als je mij de huissleutels niet geeft, maak ik jullie dood. 3. op 6 augustus 2011 te [woonplaats], [A] en [verdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen en aldaar opzettelijk dreigend een mes nabij zijn eigen keel gehouden en (daarbij) voornoemde [A] en [verdachte] dreigend de woorden toegevoegd: Ik maak jullie dood. en Ik maak mezelf dood en Iedereen gaat dood en De kat gaat als eerste dood. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd, waarbij tevens bijzondere voorwaarden moeten worden gesteld, zoals een verplicht reclasseringscontact alsmede een contact- en locatieverbod ter bescherming van de moeder, zussen en het broertje van verdachte. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank een proeftijd van 2 jaar verbinden. De rechtbank merkt op dat zij geen meerwaarde ziet in het opleggen van een meldingsgebod, noch in behandeling van verdachte als bijzondere voorwaarden, nu verdachte elke medewerking aan het tot stand komen van een reclasseringsrapportage en een psychologisch rapport eerder al heeft geweigerd en zich ook overigens niet meewerkend heeft opgesteld in de richting van de reclassering. Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: feit 1 : Handelen in strijd met een met toepassing van artikel 9, lid 1 Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod; feit 2 en 3: telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van honderdtachtig (180) dagen, waarvan zestig (60) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; Nationale ombudsman 258. Nationale ombudsman 19 december 2011 Rapport: 2011/361 Een schadebemiddelaar van het OM mag niet buiten de raadsman om met de (vader van) de minderjarige verdachte contact opnemen. Artikel 40, lid 2 onder b sub II van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind; art. 489 Sv. 17

18 [De Nationale ombudsman:] [Verzoeker is advocaat van beroep. Door de kinderrechter was hij op 25 mei 2011 als advocaat toegevoegd aan de minderjarige jongen X. Op 31 mei 2011 nam een schadebemiddelaarster van het Openbaar Ministerie te Middelburg telefonisch contact op met verzoeker, met de vraag of zijn minderjarige cliënt de door hem toegebrachte schade wenste te vergoeden. Verzoeker gaf aan dat hij hier nog geen antwoord op kon geven, omdat hij het dossier nog niet had ontvangen waardoor hij zijn cliënt nog niet van juridisch advies had kunnen voorzien. Op dezelfde dag nam de schadebemiddelaarster telefonisch contact op met de vader van de minderjarige cliënt van verzoeker en legde hem dezelfde vraag voor. De vader stemde in met vergoeding van de schade. Verzoeker klaagt er dan ook over dat ondanks zijn kort daarvoor gedane mededeling aan de schadebemiddelaarster van het Openbaar Ministerie dat hij inhoudelijk nog geen antwoord kon geven op haar vraag, zij rechtstreeks telefonisch contact heeft opgenomen met de vader van zijn minderjarige cliënt en hem dezelfde vraag heeft voorgelegd. Zowel de Nationale ombudsman als de Kinderombudsman zijn zich er van bewust dat met name in jeugdzaken korte doorlooptijden zeer wenselijk zijn. Dit mag echter geen afbreuk doen aan het belang en het recht van een jeugdige op rechtsbijstand door een advocaat. De schadebemiddelaarster ondermijnde het recht op rechtsbijstand van de minderjarige X. door buiten hem en zijn advocaat om contact op te nemen met zijn ouders, te meer nu zijn advocaat bekend was en deze niet zozeer onwelwillend was om te reageren maar dat nog niet kon omdat hij nog niet beschikte over het dossier. De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman zijn dan ook van oordeel dat door buiten verzoeker om contact op te nemen met de vader van X in strijd is gehandeld met het vereiste van fair play en dat de rechten van X op grond van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind zijn geschaad. Een van de pijlers van ons rechtsbestel is het beginsel van fair play. Dit beginsel houdt voor overheidsinstanties onder meer in dat zij burgers de mogelijkheid geven om hun procedurele kansen te benutten. Om procedurele kansen te kunnen benutten hebben burgers onder bepaalde omstandigheden recht op rechtsbijstand van een advocaat in het kader van een strafproces. Het recht van een verdachte op rechtsbijstand wordt beschouwd als een van de grondslagen van een eerlijk proces. Dit recht is in de Grondwet en in internationale verdragen vastgelegd. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.] Overige onderwerpen 259. Rechtbank Rotterdam 2 december 2011 LJN: BU6600 Wrakingsverzoek afgewezen. De beslissing de ter zitting verschenen benadeelde partij ondanks een daartoe strekkend verzoek van de verdediging niet aan te merken als een ter zitting verschenen getuige in de zin van artikel 287 lid 1 Sv is niet onbegrijpelijk. Art. 287 lid 1 Sv. [De wrakingskamer:] 3.7 De enkele omstandigheid dat de rechters op het verzoek van de verdediging om de getuige [X] andermaal en in volle omvang ter zitting te mogen horen, hebben beslist op de wijze als hiervoor onder overweging is geciteerd, levert naar het oordeel van de rechtbank niet een zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechters jegens hem een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is. In dit verband wordt overwogen dat de met een beroep op jurisprudentie onderbouwde stelling van verzoeker dat een op de zitting aanwezige (en in goede gezondheid verkerende) persoon op verzoek van de verdediging steeds als getuige moet worden gehoord, in zijn algemeenheid onjuist is. Het moet immers gaan om een ter zitting als getuige verschenen persoon. De beslissing de ter zitting aanwezige persoon, genaamd [X] - die voor de zitting was opgeroepen en aldaar was verschenen als benadeelde partij - ondanks een daartoe strekkend verzoek van de verdediging niet aan te 18

19 merken als een ter zitting verschenen getuige in de zin van artikel 287, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, is niet onbegrijpelijk en is daarom evenmin een zwaarwegende aanwijzing als onder 3.3 bedoeld. 3.8 De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen Rechtbank Utrecht 20 december 2011 LJN: BU8638 Wrakingsverzoek tegen R-C afgewezen. De R-C mag ingrijpen bij het opnieuw stellen van een herhaalde vraag en de bejegening van de raadsman zo was dat emoties bij de getuige (slachtoffer) opliepen. Ook in samenhang met het toestaan van bijwonen door een medewerker van zonder overleg met of toestemming van de verdediging geeft geen blijk van vooringenomenheid. Art. 187b en art. 187s Sv. [De wrakingskamer:] 2. Het verzoek tot wraking Mr. Boumanjal heeft aangevoerd dat hij vanwege de houding van mr. [X] en het verloop van het getuigenverhoor, waar mr. [X] de getuige herhaaldelijk had gemaand om geen antwoord te geven op zijn vragen, het verhoor heeft verlaten. Kort erna heeft hij telefonisch aan de griffier bericht dat hij mr. [X] wraakt. De beslissing van mr. [X] om daarna, ondanks dat zij telefonisch door hem was gewraakt, het getuigenverhoor door te zetten, althans buiten medeweten en afwezigheid van de verdediging af te ronden, is een onbegrijpelijke beslissing. In samenhang bezien met de houding van mr. [X] tijdens het verhoor en haar eerdere beslissing om aan een medewerker van Slachtofferhulp toegang te verlenen tot het verhoor zonder overleg dan wel medeweten van de verdediging, is de vrees van [verzoeker] dat mr. [X] jegens hem een vooringenomenheid koestert in ieder geval naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd. 4.7 De rechtbank is uit de stukken gebleken dat op het moment dat mr. Boumanjal het getuigenverhoor heeft verlaten, mr. [X] het verhoor had beëindigd. Tijdens het nakijken van de getuigenverklaring is mr. [X] door de griffier er van op de hoogte gesteld dat mr. Boumanjal telefonisch had meegedeeld dat hij haar zou gaan wraken en dat een schriftelijke toelichting zou volgen. Uit het proces-verbaal leidt de rechtbank af dat mr. [X] om uur is aangevangen met het voorlezen aan de getuige van de afgelegde verklaring. Op dat moment was er nog geen wrakingsverzoek bij de rechtbank binnengekomen. Vast staat dat het wrakingsverzoek kort daarna om uur per fax bij de rechtbank is binnengekomen. Mr. [X] heeft pas na het voorlezen van de verklaring aan de getuige kennis genomen van dat schriftelijke wrakingsverzoek. 4.8 Het feit dat mr. [X] voor aanvang van het voorlezen van de verklaring bekend was met het feit dat mr. Boumanjal haar telefonisch had gewraakt dan wel zou gaan wraken en zij desondanks met het voorlezen is aangevangen, geeft naar het oordeel van de rechtbank nog geen blijk van een schending van de regels omtrent de wraking van rechters. Op het moment dat mr. [X] met het voorlezen was aangevangen,was er immers nog geen schriftelijk wrakingsverzoek ingediend. De beslissing om in afwachting van een eventueel wrakingsverzoek de noodzakelijke handelingen af te ronden, kan noch afzonderlijk, noch in onderlinge samenhang bezien met de gang van zaken tijdens het verhoor, tot de conclusie leiden dat sprake is geweest van vooringenomenheid. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het de taak van een rechter-commissaris is om het verhoor van een getuige ordelijk te laten verlopen en toe te zien op het welzijn van de getuige. Uitgaande van de feitelijke weergave van het verhoor van de getuige had naar het oordeel van de rechtbank mr. [X] als rechter-commissaris de bevoegdheid op grond van artikel 187b van het Wetboek van strafvordering in te grijpen, nu een herhaaldelijk gestelde vraag opnieuw werd gesteld en de bejegening van de getuige door mr. Boumanjal zodanig was dat de emoties bij de getuige opliepen. 4.9 Ook in onderlinge samenhang bezien met de omstandigheid dat mr. [X] voorafgaand aan het getuigenverhoor zonder overleg met en instemming van mr. Boumanjal toestemming heeft verleend voor het bijwonen van het verhoor door een 19

20 medewerker van Slachtofferhulp, geeft geen blijk van (schijn van) vooringenomenheid. Gelet op het bepaalde in artikel 187c van het Wetboek van strafvordering kan de rechter-commissaris tot bijwoning van het verhoor van een getuige bijzondere toegang verlenen. Er is geen wettelijke grondslag die mr. [X] verplicht om vooraf met mr. Boumanjal te overleggen dan wel om diens toestemming te verzoeken. Ook dit aspect kan dan ook niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden Het voorgaande betekent dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen Rechtbank 's-gravenhage (sector bestuursrecht, MK) 14 december 2011 LJN BV0439 Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven is af te leiden dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat een uitkering uit het Schadefonds ter zake van inkomensschade in haar geheel op de bijstandsuitkering wordt gekort. Voor zover in concreto grond bestaat voor een uitkering zowel krachtens de ene als overeenkomstig de andere regeling hetgeen met name het geval kan zijn bij derving van inkomsten ten gevolge van een geweldsdelict- zal in overleg tussen het fonds en het bij de zaak betrokken gemeentebestuur moeten worden beslist. In casu heeft dat overleg (nog) niet plaatsgevonden. [De rechtbank:] [A], wonende te [plaats], eiser (gemachtigde: mr. M.S. Kerkhof-Pöttger), en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. I Procesverloop II Overwegingen 1.1 Eiser ontving sinds 12 mei 2008 een bijstandsuitkering, in aanvulling op aanvankelijk een Ziektewetuitkering, vanaf 11 april 2010 een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGAuitkering) In de periode daarvoor was hij werkzaam als bedrijfsleider bij een grandcafé. Op 13 april 2008 is hij na afloop van een werkdag op het moment dat hij zijn woning wilde binnengaan slachtoffer geworden van een gewapende overval. Daarbij is hij bedreigd met een vuurwapen en meermalen met een mes gestoken Op 29 maart 2010 heeft eiser in verband daarmee een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (het Schadefonds). Hij heeft daarbij opgegeven dat hij vanaf 13 april 2008 arbeidsongeschikt is en als gevolg hiervan schade heeft geleden wegens verlies van arbeidsvermogen. Bij brief van 18 juni 2010 heeft de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven aan eiser bericht dat hij in aanmerking komt voor een uitkering ten bedrage van 8.387,00. Deze uitkering bestaat uit een bedrag van 2.750,00 wegens immateriële schade (smartengeld), 179,00 voor schade in verband met beveiligings- en telefoonkosten, en een bedrag van 4.640,00 wegens verlies van arbeidsvermogen. De schade ter zake van verlies van arbeidsvermogen is op basis van door eiser overgelegde stukken van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) vastgesteld op 40,00 per week gedurende een periode van 116 weken. De toekenning van de uitkering wegens verlies van arbeidsvermogen heeft geleid tot verweerders besluit van 8 september Verweerder heeft hierbij aangenomen dat het hier gaat om inkomsten uit een andere uitkering of voorziening Bij besluit van 21 september 2010 heeft het UWV aan eiser een toeslag toegekend op grond van de Toeslagenwet (Tw). Verweerder heeft geconstateerd dat eiser over de periode van 1 juli 2010 tot 1 oktober 2010 recht heeft op een eenmalige nabetaling van 308,64 in het kader van de Tw en heeft na herberekening vastgesteld dat eiser over deze periode van 1 juli 2010 tot en met 30 september 2010 een bedrag van 293,20 te veel aan bijstand heeft ontvangen dat met zijn uitkering zal worden verrekend Bij genoemde besluiten van 22 november 2010 heeft verweerder de verrekening waartoe hij bij zijn besluit van

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2006:AW3559

ECLI:NL:HR:2006:AW3559 ECLI:NL:HR:2006:AW3559 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-10-2006 Datum publicatie 02-07-2008 Zaaknummer 01447/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AW3559

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHARN:2007:208 ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284 ECLI:NL:RBDHA:2014:1284 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 04-02-2014 Datum publicatie 04-02-2014 Zaaknummer 09/715710-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM parketnummer: X uitspraak: 21 juli 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis ECLI:NL:GHARL:2015:10200 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 01-12-2015 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer 21-001318-15 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:3394, Niet ontvankelijk

Nadere informatie

De positie van het slachtoffer in het strafproces. 3.2. De benadeelde. 3.3. Nabestaanden. 3.4. Splitsing van de vordering door de benadeelde

De positie van het slachtoffer in het strafproces. 3.2. De benadeelde. 3.3. Nabestaanden. 3.4. Splitsing van de vordering door de benadeelde 3. Schadevergoeding (voegen) 3.2. De benadeelde Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2554

ECLI:NL:RBROT:2017:2554 ECLI:NL:RBROT:2017:2554 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-04-2017 Datum publicatie 06-04-2017 Zaaknummer 10/740353-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2017:1898 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-02-2017 Datum publicatie 24-05-2017 Zaaknummer 23-002215-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116 ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116 Instantie Datum uitspraak 27-01-2011 Datum publicatie 13-04-2011 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-000016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-03-2016 Datum publicatie 19-04-2016 Zaaknummer 23-002670-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBROT:2016:10161 ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Jurisprudentiebulletin

Jurisprudentiebulletin 2012, aflevering 3 (Jurisprudentie Hoge Raad, tweede helft van 2012) Nummers: 47 57 Inhoudsopgave: JBS 2012, nr. 47 HR 11 september 2012 LJN: BX4442 Kosten rechtsbijstand. Door een bp. gemaakte kosten

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960 ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 20-07-2004 Datum publicatie 03-08-2004 Zaaknummer 21-005715-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 42 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof.mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Autoverzekering. Verzwijging

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ECLI:NL:GHDHA:2015:80 Uitspraak Rolnummer: 22-002584-14 Parketnummers: 10-750263-13, 22-003524-12 (TUL) en 22-004272-11 (TUL) Datum uitspraak: 27 januari 2015 TEGENSPRAAK Gerechtshof Den Haag meervoudige

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 1 INLEIDING Over de taak van de rechter in het burgerlijk geding bestaat weinig onenigheid. Het is zijn taak om ambtshalve te beoordelen of het recht op

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak. ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790 ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 01-08-2007 Datum publicatie 04-09-2007 Zaaknummer 03-700214-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 Uitspraak Vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM Strafrecht Datum uitspraak : 10 maart 2015 Parketnummer: 15/840083-08 (ontneming) Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215 ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215 Gerechtshof s-hertogenbosch Datum uitspraak: 17-09-2010 Datum publicatie: 17-09-2010 Zaaknummer: 20-003936-09 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Uitspraak

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2014:205 ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S in de zaak tegen de verdachte: ARWM, geboren te curaçao, wonende te Sint Maarten. 1. Onderzoek van de zaak Het onderzoek ter openbare terechtzitting

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:1798

ECLI:NL:GHDHA:2014:1798 ECLI:NL:GHDHA:2014:1798 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-05-2014 Datum publicatie 28-05-2014 Zaaknummer 22-005601-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS in de zaak tegen de verdachte: [verdachte]., geboren op [geboortedatum] 1994 in Curaçao, wonende te [adres]

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:959. Wetboek van Strafvordering 51f

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:959. Wetboek van Strafvordering 51f ECLI:NL:HR:2017:221 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-02-2017 Datum publicatie 14-02-2017 Zaaknummer 14/03452 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:629

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 21-05-2010 Datum publicatie 27-05-2010 Zaaknummer 24-002849-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad

Nadere informatie

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS)

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7582 Instantie Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak 11-09-2002 Datum publicatie 13-09-2002 Zaaknummer 09/900368-02; 09/093214-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 17-02-2011 Zaaknummer 03-702714-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-12-2015 Datum publicatie 16-12-2015 Zaaknummer 23-000433-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158 ECLI:NL:HR:2017:479 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 21-03-2017 Zaaknummer 16/01158 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:167,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556 ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 23-01-2008 Datum publicatie 23-01-2008 Zaaknummer 4817-02, 4379-03 en 1144-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

1 of 10 08-08-12 11:47

1 of 10 08-08-12 11:47 LJN: BG3449, Hoge Raad, 01207/07 E Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: 23-12-2008 23-12-2008 Straf Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Rechtstreekse schade. O.g.v. art. 361.2.b Sv

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 10-04-2017 Zaaknummer 23-000918-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-12-2006 Datum publicatie 11-01-2007 Zaaknummer 15/645076-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792

ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792 ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 23-02-2009 Datum publicatie 26-02-2009 Zaaknummer 24-001873-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

CLI:NL:RBMNE:2014:6501

CLI:NL:RBMNE:2014:6501 CLI:NL:RBMNE:2014:6501 Instantie: Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak: 09-12-2014 Datum publicatie: 09-12-2014 Zaaknummer: 16/711877-11 (ontneming) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 11-12-2003 Datum publicatie 12-12-2003 Zaaknummer 3498-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Vervolging. Getuigenverhoor rechter-commissaris

Vervolging. Getuigenverhoor rechter-commissaris Als u in de strafzaak door een advocaat wordt bijgestaan, is het van belang dat u de advocaat op de hoogte houdt van de voortgang in het onderzoek. Na aangifte zal het politieonderzoek waarschijnlijk nog

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 10-02-2010 Datum publicatie 10-02-2010 Zaaknummer 06/800866-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054

ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054 ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 23-12-2008 Datum publicatie 23-12-2008 Zaaknummer 06-460438/08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag Rapport Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Openbaar Ministerie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835 ECLI:NL:RBGEL:2014:2835 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 29-04-2014 Zaaknummer 05/900024-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835

ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835 ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 08-06-2012 Datum publicatie 08-06-2012 Zaaknummer 19.830044-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ontnemingsbeslissing

ontnemingsbeslissing ontnemingsbeslissing GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00339/16 Uitspraak: : 8 mei 2019 Tegenspraak Beslissing van dit gerecht van 8 mei 2019 gegeven op de vordering van het openbaar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:11567

ECLI:NL:RBNHO:2013:11567 ECLI:NL:RBNHO:2013:11567 Instantie Datum uitspraak 26-11-2013 Datum publicatie 03-12-2013 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 15/710645-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie